,,U verwondert u zeker over do af wezigheid van mijn nichtje?" Hij dacht er niet aan om te vra- hoe zij clit wist, zoo algemeen ber kend was haar scherpzinnigheid, doch stotterde slechts „Neen... was ik? Ik... hé,., wist niet, dat miss Braiston hier was, hé... do,et mij' heel veel genoegen dit te hoor en." Ladv Jane's li elder verstand zeLde haar. "dat als Lilian hem onverschil lig was, hij niet beweerd zou heb ben onwetend van haar verblijf daatr te zijn. Dit toch was de eeaige reden Vail zijn komst geweest. En zij had gelijk. Lord Banford stelde heel veel belang in Lilian. Hij had een gevoel, alsof 'liij den eind paal van zijn leven bereikt had en hein daar nu eene schoone belooning wachtte. Als hij des morgens in den spiegel keek, was hij altijd wat ont moedigd.1; zijn haar was wel wat heel rossig en als 'hij het voor het zeggen had gehad, had hij zich zeker Wat meer kin gawenscht. Maar ook dit leek niet zoo slecht van voren ge zien als wel op zijde wat hem in hoopvolle oogenblikken nog al troost te. Hij' was nooit geheel zeker of zijn snor eene aanwinst _w as voor het ge hoed of niet. Zij krulde op zoo'n vreemde manier en was te onbeslist van kleur om indruk te maken soms was hij half besloten haar maar te laten afscheren. Hij betreurde het feit een bril te moeten dragen, maar er eenmaal de noodzakelijkheid v; inziende, vond hij, dat het dan maar een gouden moest zijn, waarvan liet goud goed in 't oog viel, daar hij meende, en met recht, dat iedere man die zijn eigenwaarde op prijs stelt, op zulke kleinigheden Iet. Over het geheel leerde hem zijne ondeu-vra- ding dat hij, wat zijn uiterlijk be trof. in het geheel nog niet behoefde te wanhopen, daar hij velen kende, leelijker dan hij, en die toch meteen mooi meisje waren getrouwd. En toen hij verder bedacht, dat hij, niettegenstaande zijn zes en twintig jaren nog nooit een meisje had ge- kusi, met uitzondering van zijne moeder (die misschien niet meetelde in dit geval), dat hij een mooien titel had', zijn bezitting een half graaf schap waard was en hij vermaard om de bijna vaderlijke belangstelling die hij voor het welvaren van zijn onderhoorigen toonde, dat hij1' aan de universiteit wel niet bepaald uitge blonken, doch een geestelijke bewe ging had gesteund, welke in ernstig •verzet kwam tegen sommige moder ne richtingen, dat zijn 'naam bo ven aan de inieekenlijsten stond en hij minstens drie bewegingen op so- ciaai en vooruitstrevend gebied gel delijk steunde, dat zijn redevoerin gen welsprekend werden genoemden slechts aangewend voor de edelste doeleinden kortom, dat hij van zijn jeugd af steeds naar het hoogste had •gestreefd en hij zich niet bewust was ook maar in eenig opzicht te zijn af geweken van 't geen een jong En- gelsch edelman behoort te zijn toen hij dit alles bedacht en zoo in Lady Jane's boudoir zat, speciaal uitgenoodigd om Miss Braiston te ontmoeten, begon hij' te gloeien van voldoening en vooi'smaak van het heerlijke, dat hem wachtte. Lady Jane, die hem in stilte gade sloeg, dacht met een huivering van ontzetting aan een wilden, roekeloo- zen cowboy, dien Lilian, indien haar ferme, besturende band niet wastus- schenbeide gekomen, zou 'hebben ver kozen boven dit onberispelijke pronk juweel, die op zijn opgetrokken knie- en zijn kopje liet baianceeren en tel kens heimelijk omkeek, als er buiten een voetstap werd gehoord. Een gerulmen tijd leed hij echter eene serie teleurstellingen en zijn nederigheid een van zijn meest op den voorgrond tredende eigenschap pen verbood hem te vragen waar om Lilian nog niet verscheen. Lady Jane beschouwde zijn in het oogvallende gedruktheid met heime lijk welgevallen. Het gesprek kwijnde en de thee werd slap. Zijn Lordschap had de gewoonte bij herhaalde tusschenpoozeri ,,hi, hi" te zoggen, 'tgeen liem bij degenen, wier plannen hij steunde, de ver maardheid van een geestig man te zijn, had bezorgddoch zelfs Lady Jane moest erkennen, dat hij op den duur toch wel wat vervelend werd ook begon zij ongerust te worden over Lilian's wegblijven. Nooit te vo» ren toch hadden die eenzame wan delritjes haar te laat voor het thee- uurtje doen zijn en vandaag was er natuurlijk meer dan ooit reden voor haar om vroeg thuis te zijn. „Ik denk, hi, hi, dat de streek hier zeer mooi is, gezien van den rug van een paard 1" „Ja", antwoordde Lady Jane, da delijk de bedoeling van die opmer king begrijpende. „En men is zelfs geneigd te vergeten, hoe snel de tijd vervliegt, als men ten volle van de mooie natuur geniet." „Hi, hi." „Ik ben bang, dat mijn nichtje ver der is gegaan, dan zij eerst plan had; zij wist toch hoe laat gij: komen zoudt." „O zeide Lord Banford, 'hierdoor aangemoedigd. „Houdt gij van lange, eenzame wandelritten in een mooie omge ving ,,Ja maar, hi, hi, daartoe behoeft men niet altijd alleen te zijn, is het wel Hij zou zoo iets nooit tot Miss Braiston zelf hebben durvenzeggen, in haar afwezigheid was hij, verge lijkend gesproken, roekeloos. Zijn gastvrouw echter glimlachte goed keurend. „Ja, hot is altijd veel aardiger iemand bij. zich te hebben, aan wie men zeggen kan, wat men mooi vindt. Die arme Lilian heeft er dik wijls over geklaagd, dat het zoo ver velend is slechts een rijknecht, die een halve mijl achter haar rijdt, tot gezelschap te hebben." „Hi, hi", lachte zijn Lordschap, hetgeen zeker een diepe bedoeling had, en hij was op weg tot iets nog stoutmoedlgers, toen hij huiten ge kletter van hoeven hoorde en Lilian en de rijknecht, naast elkaar, 'voor bij het raam reden. Lady Jane keek een beetje ontevre den, toen zij dit zag, doch zij her innerde zich bijtijds de bakkebaar den en de blauwe vlekken. Na ©enige oogenblikken hoorde zij voetstappen in het voorbuis en be trok haai- gelaat nog meer, toen zij hoorde, dat ook de knecht was bin nengekomen, wat heel vrijpostig was voor iemand met zulk een zedig voor komen. De deur ging open en Lilian kwam stralend en blozend, binnen. Lord Banford zag, dat zij hard gereden moest hebben, zeker om gauw bij hem te zijn, en hij voelde een ver zoek om vei-schooning in den harte- lijken handdruk, dien zij hem gaf. Zij scheen heel opgeruimd. „Je bent laat, lieveling", zeide haar fantej zeer ingenomen met de verschijning van haai' nichtje. „Kom, drink eerst een kopje thee, voordat je je verkleedt." „Graag, want ik sterf van dorst. Het doet mij veel genoegen u hier te zien. Lord Banford. U kunt u niet voorstellen hoe tante zich verveel de zoo alleen met mij, zij heeft erg naar uw komst verlangd." Hij' begreep wat d'ie toespraak be duidde en in zijn vreugde er over, morstte hij bijna uit het kopje, dat hij haar aangaf. „Neen... waarlijk Hi, hi, ik hoop, dat u veel genoten 'hebt op uw tochtje „Onnoemelijk veelHet was de beste tocht, dien ik ooit gedaan heb." „En waar ben je dan geweest Ik zag je niet op den heuvel vroeg haar tante. „Neen. voor ditmaal was de poort van den gevangenistuin eens niet ge le! ot en." En zij lachte hartelijk werkelijk aanbiddelijk vond haar bewonde raar. Lady Jane begtreep, dat de nieuwe rijknecht ongehoorzaam aan haar hevelen was geweestdoch het .gaf nu niets zneer. „Waar ben je dan geweest?" vroeg zij nog eens, terwijl Lillian een aan val op 't geroosterde brood deed en blijkbaar teel pret over haar nieuws gierigheid had. ,In Wornrington." „Zoo ver?! Waarom ging je daar •héén Het is een saaie weg ^Om te trouwen", antwoordde Li lian vroolijk, met een vollen mond. Haar tante kreeg een schok, Lord Banford vond de grap nog al aardig. „Hi, hi. Wat amusant." „Ja, grappig, niet?" Lilian knikte hem eens toe. Haar vroolijkheid. was onweer staanbaar, Lady Jane vond echter, dat zij geen bewijs van goeden smaak gaf door met zoo iets te schertsen in de tegenwoordige omstandigheden. „In ernst, Lilian, wat deed je daar? vroeg zij dan ook een beetje streng. „Wel, trouwen Zoo'n bekoorlijk, lichtzinnig schep seltje had Lord Banford nog nooit ontmoet, doch. terwijl hij in zijnon- schuld zat te giegelen, maakte zich een vreeselijke angst van Lady Jane meester. Zij trachtte echter het ook als een grap op te nemen en zeide met een zwakken glimlach „En met wie trouwde je ,,0, met Williams", antwoordde Li lian, luchtig haar kopje aangevend voor meer thee. Williams was de naam van den nieuwen rijknecht. Lady Jane om klemde de leuning van haar stoel, om een sril van schrik te voorkomen. Mrs. Barre keek met ontzetting naar Lilian. Lord Banford wist niet wie Williams wasdoch hij begon te voelen, dat er iets niet in orde was. Lilian babbelde ondertusschen on bekommerd voort „Het was zoo grappig!... bij spe ciale volmacht, weet u. Is u wel eens getrouwd bij speciale volmacht. Lord Banford Dan moet u het eens doen. Het is heel interessant. Je moet in een klein kamertje gaan, waar iedereen je nieuwsgierig aankijkt en... Och. geef mij. a,ls u blieft, het bVo-orï even aan... Be begrijp niet, waar mijn man blijfthij zou bin nen komen, zoo gauw als hij met de paarden klaar was. Ik ben er zeker van, dat u hem aardig zult vinden, maar misschien kent u hem al? U was altijd over hem tevreden, niet waar, tantetje? Hij liet mij zijn ge tuigschriften zien en die waren een voudig prachtig, zoodot ik het wel «dorst wagen." „Lady Jane haalde gejaagd en met moeite adem. Die arme Lord Banford was geheel •en al verbijsterd door de plotselinge ineenstorting van zijn luchtkasteel en zat er over te denken, of het met goed zou zijn zijne gastvrouw op haar rug te kloppen. Mrs. Barre druk te haar reeds deelnemend de hand, hetgeen haar de macht tot. spreken scheen terug te geven. „Lilian!" gilde zij; haast, toen de deur open ging en Williams binnen trad, met den rug van zijn eene hand ■zijn mond afvegend en met de ande re de zemelen van zijn jas kloppend. 'Hij lachte gedwongen en trok. bi] wijze van groet, aan een vette lok van zijn liaafr. Lady Jane zonk achterover m Waar stoel èn steunde: ,Lord Banford... o... jaag dien dién vreeslijken man weg! Ik... o. Lilian. Lilian Lord Banford deed een stap m de richting van den indringer, doch aar zelde toen Lilian zeide „Kom binnen, lieve Jack. -Te kopje staat al ingeschonken. Laat mij je even voorstellen Dit is Lord Ban- f°r Hob aast het er mee, oude jon- „e'n zeide Jacli. een spottenden blik °Ve?BeatonTlwoS op; rijn nam de kleur van zijn :8n°Gfhien kwelb«gon W staat om hem ^yP_n„r Williams, staarde in vbv!mm>= ^bBen ]eegpe- tonkin,5 verwijderde en toen den andere, be nevens de vettige pruik en eindelijk den gezonden gloed op zijn neus en de gezande blauwe plekken op zijn wangen. De verf ging er met 'indrogen zakdoek nog niet geheel afmaar toch veranderde hij in een knap, dooi de zon verbrand jongmensch van on geveer 28 jaar, die alleen erg behoef te had aan water en zeep. Lady Jane begreep, dat hij Har- leigh moest zijn. de ongewenschte jonge bloedverwant van Lord Olton, ,wien liet gelukt was haai- slimme maatregelen te verijdelen. De ont dekking, djat hij geen rijknecht was, •was natuurlijk een heele opluchting voor haan*. Harleigh. nog steeds bezig met <le verf op zijn gezicht, begon veront schuldigingen te maken. ,,Ik geloof, Lady Medburn, dat ik ieis zeer onvergeeflijks heb gedaan. Ik weet haast niet wat ik zeggen zal om mij te verontschuldigen." „Ik geloof, mijnheer, dat gij beter deedt niiets te zeggen. U zult begrij pen, dat ik u niet ontvangen kan." En zij stond met waardigheid op. Hiertegen kwam Lilian echter op. „Maar tante, u moet uw nieuwen neef niet zoo onvriendelijk behande len", zeide zij vleiend. Lady Jane keerde zich driftig om: „Ik wil niets meer met je te maken hebben, jou.... ondankbaar kindJe hebt je eigen weg gekozenver wacht van mij geen sympathie met je keus Goeden middag Binnen een half uur zal het rijtuig voor je ge reed: zijn." Harleigh bood haar zijn hand tot afscheid, doch zij snelde hem voor bij. zonder hem aan te zien en verliet de kamer. „Arme tantezeide Lilian. „Het is een vreeselijke slag voor haair. Wij zullen baar moeten verlaten. Als zij een beetje tot zichzelf is gekomen, en de waarheid weet. zal zij niet meer zoo boos zijn. Zij was zulk een strenge cipiei'ster, dat ik het haar op de een of andere manier moest be taald zetten." Lord Banford keek heel treurig en bedacht plotseling dat hij dien avond nog in die stad moest terug zijn. Toen Lady. Jane 's avonds alleen in haar kamer zat, kwaan er een brief van Lilian's moeder, dien zij, som ber gestemd, opende. Hij luidde al dus „Lieve Jane. Ik geloof niet, dat je Lilian zoo zorgvuldig behoeft na te gaan. Het schijnt dat de jonge Har leigh met zijn oom verzoend is. Hij heeft ten minste hun landgoed in Hampshire gekregen met een flink inkomen, op voorwaarde, dat hij fat soenlijk trouwt en daar gaat wonen. Het zou nu niet kwaad zijn voor Li lian om hem weer te ontmoeten...." Zij wierp den brief op den grond. „En die kleine heks heeft dat al dien tijd gewetenNooit wil ik weer iets te doen hebben met andermans kinderen", riep zij boos. Langzamer hand' echter kwamen vriendelijker ge dachten bij haar op en ging zij zit ten schrijven aan haar nieuwen neef, Die brief bevatte ook een chèquevoor een maand salaris en Lilian, die wist dat haar tante wel gevoel voor hu mor had, begreep, dat zij, om zoo iets te doen. veel verleederd moest zijn. Over Vleesch- en Wosf vergiftiging. In liet weekblad voor dames „De HuiisvroiLw" schrijft dr. G. A. Ooimar over bovenstaand onderwerp liet vol gende belangrijke stuk. „Eienige dagen geleden vernamen wij, dat er te Leymui-den enkele per sonen ongesteld geworden waren door liet gebruik van worst. -Aanvankelijk liet het zich met de lijders slecht aan zien, doch dra kwamen en- berichten over beterschap. Daarna vermeldde alien, hoe die ooi-zaak was opgespoord. Een varken, dat gestorven was, was opgekocht dioor iemand, die liet dier voor het gebruik nog wed geschikt voind en van een deel van 't vleesch worst gemaakt had. Van deze worst was door het ongelukkige gezin gege ten en dra hadden 'de verschijnselen van vergiftiging zich geopenbaard. Reeds lang wist men, diat door het, jabruik van worst uiit slecht bereid of bedorven Vleesch gemaakt, vergifti gingsverschijnselen teweeg gebracht konden woa-den, vergiftigingsver schijnselen van den meest ernstige n aard. Man noemde die soort van ver- giftigoaigen vleeschvergiftiging of met een "vreemd woord Botuil'isamis. In 1897 heerschte er echter te Elle zelles in België een ware epidenre van vleeschvea-gaftiging en het geluk te aan den geneesheer van Eronergens om te ontdekken, op welke wijze liet vleesch zoo heftige vergiftige eagen- schappeal verkreeg. Het bleek, dat een bepaalde microbe er de oorzaak van was, een microbe, die evenals zoovele zijner makkers, helaas, een voor liet ld ven van den mensch gevaarlijke stof, een heftig vergif, afzonderde. Doch hoe vergiftig en gevaarlijk ook de tot dien lijd be leende stofwiieselingsproduoten dier mi croben waren., bijna geen enkele stof evena.ardlei in heftigheid dJat, hetwelk door de bacillus botulismus veroor zaakt werd en op heden is er nog geen. bacteriegif bekend, dal Hel in giftig heid van het daareven besprokene wint. Intussehéri kwam men, nadat de bacil ontdekt was, tot de wetenschap, dat niet alle gevallen van vleeschver giftiging dooi- de bacillus botulismus veroorzaakt worden, doch dat er nog eenige andere zij'n, doe! eien gelukkig niet zóó hevig verloopende ziekte kun nen doen ontstaan en liet beeld ge.ven van de worstvergiftiging. Sedert, de enidemie in Ellczelles scheidt men dus de vleeschvergifti ging van de worstvergiftiging. Deze laatste ontstaat meestal als men vleesch, dat tot rotting is overgegaan nog door het met kruiden en azijn te behandelen, tot worst verwerkt,. Nu is bedien ten daige de kans, dat er rottend' vleesch tot worst verwerkt wordt, misschien geringer dan vroe ger. Ik schrijf misschien, hoewel dat mogelijk nog te sterk is uitgedrukt; doch aanigenoxnlen eens, dat het onmo gelijk 'is dioor nauwlettend toe'aien van .de overheid slecht vleesch te gebrui- I ken, clan nog is er gevaar voor worst- vergifliging. Eu wel doordat nog langs anderen wieg 'loet vleesch giftige eigen schappen. kan vertoornen. Wanneer daar in de schuur van een boer een koe tengevolge aan die gleiboorte van öen kalf is gaan koortsen, zoogenaam de moer ziekte heeft, dan wordt vaak om het vleesch nog te kunnen gebrui ken, het «dier geslacht, ge-noodslacht, gelijk imen dit noemt. Wanneer dit, vleesch, zoo verscli mo gelijk, bereid wordt tot woi-st, en als zoodanig of op eenige andere wijze ge bruikt wordt, dan ook fa-eedt er ver giftiging of zoogenaamd© wors-tvergif- tiging op. Een vergiftiging, die geluk kig heel wat mindJer gevaarlijk is dan de zoo vaak dood©]ijke Vleeschvergif tiging. Vleeschvergiftiging Een slecht woord sedert 1904. Want in dat jaar trad er te Darmstadt een •epidemie op, die haar dood'en bij vele aantallen telde. De te hulp geroepen geneesheer eilschte onmiddellijk het vleesch op, waarvan men gegeten had, •doch eenige lijders hadden geen vleesch genuttigd en toch bleken zij onloochenbaar zeker aan vleeschver giftiging te lijden. Men stelde een nauwkeurig onder zoek in en zie ook zondier vleeschge- bi-uik bleek 't mogelijk, dat er vleesrti- vergiftigiug ontstond. Door het gebruik van eene vergiftig de bo.onensail-ade, die in een kook school van ingemaakte snijtooonen vervaardigd was, welke in blikken bus sen luchtdicht bewaard1 was gewor den, werden in Janua ri 1904 een twin tigtal personen meer of minder ern stig ziek. De boonen uit de bussen roken wat ranzig, naar kaas, zagen er echter zeer goecl uit en waren zoo week als boter. Zonder opnieuw ge kookt te worden, werd er terstond met azijn en room boonensalade van ge maakt. Zonder koorts of hevige spijs- verterings-sioomiasen traden bij alle patiënten stoornissen aan liet- zenuw stelsel op, die zich in dén aanvang 4n hoofdpijn, duizeligheid, openbaarden. Later kwam slaperigheid1,- een over groot© moeheid den lijder kwellen, terwijl er tal van gezichtsstoornissen als onduidelijk zien-, de oogen niet open kunnen houden, zich daarna gin gen openbaren Waren tot nu «toe de verschijnselen niet van zoo lie va geur aard, zij wezen er op, dat hut gif vast mlaar zeker in werkte. Hadiden dierproeven niet ge leerd hoe juist bij de vleeschvergifti ging er geen idliarah.ee, geen braken ontstemden, docb dat gif, minder hef tig inwerkend op den darm dan de straks te no'emeni igiiftetal bijl wonstvea-gni'- tiging, juist zoo allerhevigst en ah er- noodiottïgst inwerkte op de hersenen; hoe dra spreken onmogelijk werd, evenals het slikken, longen en 'haai onregelmatig gingen werken en ein delijk als een verlossing de dood een einde maakte aan zoo zeldzaam wre-e de marteling. En wie nog mocht twijfelen aan de juiste ooi-zaak van de verschijnselen, die werd overtuigd toen het gelukte am uit resten van de salade de bacil te kweeken. Uit ervariaig wist men, door vroege re dierproeven geleea-d, dJat vooral de kat, biet steeds zoo vaak ten onrechte, aflis 'liet taaiste dier beschouwde, we zen, bijzonder vatbaar was voor het gif, veel vatbaarder dan de hond, ter wijl de mus dn dlie. zich wellicht in tuin of straat te goed doet aan die weggeworpen overblijfselen uit de zoo gevaarlijke keuken, bijna ongestraft het meest besmette die:el zelfs kan vea- orbereini, terwijl vissollen er geen last van ondervinden. En andermaal stemde de dierproef met het bekende overeen. De- wetenschap werd, lie,laas, ge waar, dat vieescJivergiftiging ook zon der vleesoh kan optreden, en een rij van dooden wareh te betreuren door het gebruik van cüe vergiftigde boo nen. Gelukkig genas één patiënt. Geluk kig, omdat dóór zijn behoud tiwee an deren hoogstwaarschijnlijk mede be houden werd'em Men kent namelijk een geneesmid del, een aniddel dat niet falen kaai, ja stellig helpen moet. Vergeefs werd 'liet gezocht bij dien apothekerde herstel de lijder droeg hel geneesmiddel met zich om. Had niet het. gif bij hem het onderspit moeiten -delven in dón strijd, dien het lichaam aangebonden had mét de .smetstof, zegevierde het b-loed' niet over de zoo gevaarlijke stof en schonk het Lichaam de grootste gaiv-'e, die het bezitten kan, een goede ge zondheid, terug Welnu, -den- lijder werd- bloed ontno men en hiermee werdien beide andere zieken ingespoten. Het lichaam van den herstelden lijder had' tegengiffen gevoimd, die het gevaarlijke gif wer keloos maakten. De wetenschap leerde, dat dit tegen gif na genezing in overgroot© mate aanwezig is en nu spoot men dus te gengif in het lichaam van den ande ren lijder. En zie, opvallend was de verbetering in het algemeen welzijn. De pols werd beter, de ademhaling ruimer en een verkwikkend© slaap kwam den lijder sterken. D©hoofdpijn de gezichtsstooiTiissen verdwenen, en langzaam genazen de lijders. Gelukkig heeft men geleerd het ge vaarlijke gif te clooden. Door verhit ting van vleesch en groenten tot bo ven 60 Co .wordt het gift ontleed, het aller, allergevaarlijkste gif veranderd in onschadelijke onitledingsproducten. Waar de bacteriën in de melk kunnen grioeleWieni giften kunnen; vormen :i® dn s ook idie gepasteuriseerde melk (dat is de ©enigen tijd op 65 70 graden- ge houden melk) vrij van het mogelijk er in aanwezig geweest zijnde gif. Het worstgif échter verdraagt veel hooger temperatuur en waar veel worst of vleesoh bij het koken binnen in geenszins tot kookhitte verhit wordt daar is dus de minste gevaarlijk© worstvergiftiging alleen door goed en lang koken te voorkomen. Intusschen, menig gerecht werd dan misschien on smakelijk, en d© huismoeders zouden dan zelf wel alles mogen bereiden. Goed en streng toezicht van over heidswege op het vleesch is de beste waarborg, terwijl liet even opkoken van alle blikgroenten onze plicht is. Wij weten. da.t dóór dSt na te laten ons teven ernstig gevaar kan loopen.' De Roode Draad. In een der voornaamste restaurants van Londen, zat nog laat eien club beie ren bijeen, die tot de voornaamste leringen behoordenDe meeste dier Sieeren wiaten op een so-irée bij familie Bischiow geweest. Dé familie stond als „hoog" aangeschreven, en daarom ging- men gaarne naar haar partijen. En, veireweg 'dó knapste en vroulijle ste ondér heai was Percy Bilfort, iemand die schulden te over laad-maar die met dó hem aangeboren bean-inne- lijkheid steeds nieuwe hulpbronnen wtilst uit te vimden, als zijn© familie eens een onverbiddelijke bui had, Well, zei load Belham, daar komt Dolkins nog, de chef van onzen speui - dersdienst, die weet altijd wat inte- uits te vertellen. Geen wonder, sohertste Percy Bil fort, want hot is bekend, dat hij over al zijn neus in steekt. Kom bij ons zitten, riep lord Pel- liam, wij hebben goeden wijn, en er is nog een plaats aan tafel over Percy, schuif een eindje op. Dolkins kan naast jou ziften. De geroepene stemde toe en nam aan tafel plaats. Zijn smalle, grijze oogen hadden in één oogwenk den kring om den tafel opgenomen, maar hij scheen niettegenstaande die vleien de uitnoodigiing niet tot spreken ge neigd te zijn. te stilte met half ge sloten oogen pr-oefdë hij den bour gogne, terwijl hij zich tevens in de kunst oefecnd-e -tea- zijde te zien, zonder de oogen te bewegen. Wel, Dolkiihs, waarom zitje daar zoo saai'? riep men oindeJijk. Heb je wat onaangenaams ondervonden, of peins je over een moeilijk geval Dat laatste doe dk nooit, wanneer ik in 'gezelschap ben. Ik ben vedl te blij eens niet te moeten ploeteren. Is -bet dan zoo verbazend moei lijk, vroeg een der he eren, eerv -mis daad op het spoor te komeii Ik heb dikwijls gehoord, da,t misdadigers dom zijn. Niet allen, ik hela er wed gekend, die zoo slim waren als de hond in liet sprookje van Andersen. Ik heb een dief gekend, die langen tijd eenzelfde praktijk beoefende, maar eindelijk neb ik hem toch gevangen. Natuurlijk, gij bereikt altijd uw doel Niet altijd maar ais liet. een diefstal betreft dat is eenmaal mijn specialiteit- Mijn laatst on dief heb ik zelfs aan een rooden draad gevan gen. Wat? Aan een draad? Vertel, gauw, vertél verder De scherpe oogen van- den politie- ambten-aar haddlen hun loere-nid werk geen séconde onderbroken, en hij had bemerkt, dat de hitte in dl© zaai zeer verschillend op de h-eeren werkte. Terwijl lord PéLlia-m de juist in de mode geikonien smalle sportdas fosser maakte, trachtte Percy Bilfort ©en paar maai ze n-og vaster aam te t-rek- ken. Toch wischte hij liiet zweet van zijn voorhoofd. De andere heeren riepen een kell- ner, om in de bijzaal een venster open te zetten. Ik vergis me niet, ging Dolkins voort, dat de heeren ook van de partij van de familie Bischiow komen Wij zijn er allemaal geweest. Waar weet u dat nu weer van Nu, zei Dolkins, terwijl hij ach teloos een sigaret opstak, ik kom er ook vandaan. Wat? van de Bisdhlow's? Zoo laat in den nacht? Ja-, i-k werd per telefoon opgeroe pen, onuriiididell'l-ijk nadat de gasten vertrokken waren. Men had bemerkt, dat er een, juweel was gestolen. Wat, op het feest? Maar dat is niet mogelijk Vlug, vertel v-ender Lady Madfdy mist een edelsteen, ,een robijn,, oen erfstuk van die- familie en waarvan -de waaide jd'oor kenners op vier duizend pond geschat wordt. Een robijn? Waar dtroég ze dien Hei-aas, op een ongeiwone en on voorzichtige plaats. Zij had den steen achter op een zijden ceintuur genaaid op wat zonderling e ideeën dJe daim es al niet komen Ziet ge wel, riep lord Pelliam triomfeerend uit. Ik heb mijne vrouw gewaarschuwd, dat zij die modie niet -moest volgen. Het is modern om op de ceintuur van achteren een mooie gesp of steen te steken dus doen de da mes het en ontdekte lady Maddy Bischiow het verlies juist héden avond, lco-rt nadat wij weg waaien? I-let is een, .goede les voor lady Maddy, zeide lord Pelhaan. Overigens weet ik, dat zij een schat van juw-ee- len bezit, zoodot zij dit verlies wel te boven zal komen. Het verlies van diezen steen min der gemakkelijk. Zij -droeg dezen bij ■voorkeur en- had! ihemi. ook nu eigen handig bevestigd op de ceintuur. Zij gebruikte daarvoor sterke zij die, en naaide hean zoo vast mogelijk. Maai de -dief moet eien scherp mesje- ge bruikt hebben, want de draden ay a-ren alle doorgesneden. Een nai-e geschiedenis, merkte een der heeren op. Wij hebbeai allen met de mooie Madcly gedanst, men zou allicht, één van ons a-erdenken. Werkelijk, zeide Dolkins met een fijn lachje. In haar opgeiwondenhe'il zeide zij mij het volgendeVóór mij uit te kleéden, na het vertrek onzer gasten, dronk ik een kop thee in de ontvangkamer. Daarbij \ïei liet lepel tje een kwam tegen de ceintuur. II; deed ze af, en merkte dadelijk, dat de steen weg was en wel dat hij rnet een mesje moest afgesneden zijn. Ze lovea-hiandigde mij die ceintuur en ik overtuigde mij. Niets wees er op. dat 'de steen slecht vastgenaaid was en zoodoende verloren kon zijn ge gaan, "Wamt de zijden draden -waren, zooals gezegd is, doorgesneden. Toch moest de dii'ef de losgemaakte speld nog hebben -afgetrokken, want een Mean stukje van het, goud dJer-sluiting had zich in de -zijde vastgehaakt, en was toen losgerukt. Men zag duide lijk, dat v-an de blauwzijden stof een draad ontbrak. Maar, riep Percy Bilfort, terwijl hij zich o-p zij wendde, dat komt toch niet uit, lady Maddy droeg een roode japon. Juist, zeide Dolkins, terwijl hij met een vasten greep Percy's das vast pakte, en dit hier is d© roode draarl, waaraan ik den dief wilde vangen Hij had bij deze aa-oorden met de vrije hand een'revolver te voorschijn gehaald en hield haar Bilfort voor oogen, die doodsbleek bleef zitten. Dolkins, wat beteekent dat Ben j© gek wat wil je toch riep lord Pelliam O, maar een Meinigüieid. 1-Iier 1_s de robijn'. Bij dieze Avoordien had hij uit Bil- fort's das d'eu prachtig schitterenden steen gehaald, die in d'en dichten knoop verbolgen was, en nu wendde hij zich na-ar de deur, waar een agent waohtte. Het volgendie oogenblik had Percy Bilfort handboeien aan en AA-erd hij door den agent weggevoerd. Kalm staJi Dolkins de spéld in zijn. portem-onnaie. De heeren waren te op gewonden-, .om langer te kunnen blij ven. zitten .Versclieiiden'eaï van hen gin gen met Dolkins mee, die intusschen zijn overjas had aaangetrokken. Maar vertel mij eettus Dolkins-, hoe hebt gij kunnen vermoedten, Avié de dief Avas1 Nu, ik heb mij de lijst -dei- gasten laten geven, die liedenaiond met de dame in kwestie gedanst hadden. Zoodra ik BiJfont daaronder zag, kreeg ik op hem verdenking', omdat ik maai- al te' goed Aveet, dat' hij zich juist op het oogenblik in groote geld verlegenheid bevond. Toen ik nu met u allen, die ik weü hier in uw gewo ne sociëteit vermoedde, za.t te praten, bemerkte ik, dat Bilfort, niettegen staande de Avarmte, zijn das vaster aantrok. Dit alleen zou natuurlijk niet voidoendJö geAveest zijn, om mij 'zeker heid te .geven, als ik niet ook' op de witte das ©en klein rood draadje had zien liggen, djat uit dón knoop hing. Mijn berekening Avas nu, da.t hij, als niieuAveiing in zulke dingen, zeker op lettend. naai- alle bi j zon-deriieden Anan mijn verslag zou ta's-teren en mij.-mis- scluien op een gegeven oogènMik zou courig&eren en1 ik hiad gelijk. Mét opzet sprak ik van blauwe stof en dtr-aad. U 'heeft gezien, dat hij dje/ver- zoeking, mij tegen- te spreken, niet kon weerstaan en intusschen had ik mij overtuigd, dat het vearadert i j ke dvaa.d- je op zijn das Avea-kelijk het opvallen- die, rozerood van de ceintuur Avas. En hier is mijne woning* heer eau Adieu Uit dsn Kozakkentijd. Mijn grootvader woonde in hei begin van -de vorige eeuw op eene boerderij, ongeveer drie uur noordoostelijk van Deventer gelegen. Ten -tijdie van de oA-eriieersching en de inilij-vd-ng van ons land bij Frank rijk, ontvingen de boeren uit die streek no gall eens bezoek van de Fr arische soldaten. Ofschoon de boeren niet zoo erg ingenomen Ava-re-n met die inkwar tiering, waren clé Franschen niiet bij zonder lastig voor de bewoners van het platteland. Moeder heeft onis metermalén \*&rteld): dat zieke, oud© menisclien en Idndieren dioor de Franschen bij haai' in die om geving steeds ontzien werden. 'L Was gebeurd, dat d'eze soldaten bij grootA-ader aan huis 'het Aviege- touvv trokken en zich lieél bedaard hielden, toen zij bemerkten, dat de bewoonster dier wieg nog maai- en kele dagen teLdé. Da-1 er a rij gemoede lijk met de Franschen omgegaan AA-erd bij grootA-ader aan huis, meen ik te mogen verklaren uit het fea-t, dat mijn moeder rich op hoógeai leeftijd nog enkele Fraaische woorden wist te her inneren, dat zij als achtjarig meisje van een ouden snorrebaard geleerd had. Anders sprak moeder over de „be vrijders" van het Fransclie juk, dé ko zakken. 't Waren meest ruwe, gebaar de kerels geweest, die maar namen wat hun aanstond, zonder acht te ge ven of er iets bleef. De boeren waren zeer bevreesd voor deze ruwe krijgslieden, dié maar aitijd idr-anlk begeeird'en en- dezen nog met peper kruidden. Tot nu toe had-groot vader, liocAvel niet moeite, dooi-gebrek aan dienstvolk, nnet ©en jeugdigen zoon die boerderij kunnen bewerken, daar hij die paarden bad behouden. Wel Avas hij af en- toe gedwongen ge weest om mét zijne paaa-dien hier* en 'daar hulp te bieden, maar hij Avas toch steeds in 't bezit gebleven van zijn leagenidom. De at.eés ook -hieromtrent was den gevreesden kozaltken al vooruitgesneld en zooals bleek, niet ten onrechte. De eerste troep de beste, die hem op zijn boerderij kwam overvallen, had al terstond een zijner beste koeien uit den stal gehaald, het dier geslacht en half gaar opgepeuzeld en zoo moest grootvader eenige zijnen,beste dieren aan diié woeste soldaten opofferen. 'tEa-g-ste kwam echter nog en slechts aan zijne kordaatheid én de snelheid zijner paarden had grootvader- Jiet waarschijnlijk te danken, dat hij voor de zijnen behouden bleef. 't- Was in den zomer van 1814, dat een 'troep diietr ruwe kerels, gedeelte lijk te paard en voor ©en deel te voet het ©rvis' a-an grootvader opkwam. Ter stond werd genomen wat te vinden was en moesteai de bewoners der hoe ve hunne legersteden of tenminste het bödldegoed. aan de gasten afstaan., -voor zoover düt nog niet vemiekl of verre gaand verontreinigd avos. D,es anderen daags trok de troep \rerd'er en groot vader werd geprest de paarden in te spannen om de geweren en andere ba gage der soldateai te vervoer en. En of grootmoeder smeekte en de kinderen jammerden, de kozakken kenden geen medelijden, maar porden grootvader met hunne lansen tot meer deren spoed aan en dreven grootmoe der en -die ldnderen terug. Deze angst van grootmoeder avos gemakkelijk te verklaren -doordat een boer uit den om trek enkele wéken vroeger op gelijke wijze was medegenomen en tot- dien- toe -nog niet Av-as teruggekeerd. Grootvader trachtte dé zijnen wat hoop te géven, dlie hij zelf echter niet bezat en poogde lien gerust te stellen met de verzekea-ing, dat hij al het mo gelijke zou doen- om spoedig terug te keeren. De paar.diein weaidien ingespan nen terwijl voiedier voor die dieren werd meegenomen -en -die troep vertrok, na geoogd door de jammerende vrouw en kinderen van grootvader. Men trok voort i-n 'de richting van- het doi-p Wïjhe en diclit bij -dlie plaats, op de groote heerbaan van Deventer naar Zwolle, rijpte een plan tot ont vluchting. Op tien dijk stond eene herberg en op de bekende drankzucht derkozalc- 'ken was grootvader's plan gebaseerd. Door teekens beduidde hij den troep, dat zijne paarden rust en voeder be geerden en dat voor hen daar drank te Verkrijgen was. Dit laatste arooral was een argument, avaarvoor de ko zakken zwichtten. Grootvader steldé dien herbergier op de hoogte van den toestand en deelde hem zijn plan medé. Hij zou -den kozakken drank verschaffen', die grootvader betalen wilde en daar de kastelein: hean als een bemiddelden boer kenidie én amedélij- dén met hem -had', Avas hij hiertoe aanstonds genegen'. De kozakken w-aren reeds binnen- geistO-rrnd en zaten weldra- te drinken diat h-et eien aaaid had'. Een dier hunnen was ter bewaldng'bij dletn wagen, ge bleven, doch weldra wisselde deze zijn

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 2