,,U verwondert u zeker over do af
wezigheid van mijn nichtje?"
Hij dacht er niet aan om te vra-
hoe zij clit wist, zoo algemeen ber
kend was haar scherpzinnigheid,
doch stotterde slechts
„Neen... was ik? Ik... hé,., wist
niet, dat miss Braiston hier was,
hé... do,et mij' heel veel genoegen dit
te hoor en."
Ladv Jane's li elder verstand zeLde
haar. "dat als Lilian hem onverschil
lig was, hij niet beweerd zou heb
ben onwetend van haar verblijf daatr
te zijn. Dit toch was de eeaige reden
Vail zijn komst geweest.
En zij had gelijk. Lord Banford
stelde heel veel belang in Lilian. Hij
had een gevoel, alsof 'liij den eind
paal van zijn leven bereikt had en
hein daar nu eene schoone belooning
wachtte. Als hij des morgens in den
spiegel keek, was hij altijd wat ont
moedigd.1; zijn haar was wel wat
heel rossig en als 'hij het voor het
zeggen had gehad, had hij zich zeker
Wat meer kin gawenscht. Maar ook
dit leek niet zoo slecht van voren ge
zien als wel op zijde wat hem in
hoopvolle oogenblikken nog al troost
te. Hij' was nooit geheel zeker of zijn
snor eene aanwinst _w as voor het ge
hoed of niet. Zij krulde op zoo'n
vreemde manier en was te onbeslist
van kleur om indruk te maken
soms was hij half besloten haar maar
te laten afscheren. Hij betreurde het
feit een bril te moeten dragen, maar
er eenmaal de noodzakelijkheid v;
inziende, vond hij, dat het dan maar
een gouden moest zijn, waarvan liet
goud goed in 't oog viel, daar hij
meende, en met recht, dat iedere man
die zijn eigenwaarde op prijs stelt,
op zulke kleinigheden Iet. Over het
geheel leerde hem zijne ondeu-vra-
ding dat hij, wat zijn uiterlijk be
trof. in het geheel nog niet behoefde te
wanhopen, daar hij velen kende,
leelijker dan hij, en die toch meteen
mooi meisje waren getrouwd.
En toen hij verder bedacht, dat hij,
niettegenstaande zijn zes en twintig
jaren nog nooit een meisje had ge-
kusi, met uitzondering van zijne
moeder (die misschien niet meetelde
in dit geval), dat hij een mooien titel
had', zijn bezitting een half graaf
schap waard was en hij vermaard
om de bijna vaderlijke belangstelling
die hij voor het welvaren van zijn
onderhoorigen toonde, dat hij1' aan de
universiteit wel niet bepaald uitge
blonken, doch een geestelijke bewe
ging had gesteund, welke in ernstig
•verzet kwam tegen sommige moder
ne richtingen, dat zijn 'naam bo
ven aan de inieekenlijsten stond en
hij minstens drie bewegingen op so-
ciaai en vooruitstrevend gebied gel
delijk steunde, dat zijn redevoerin
gen welsprekend werden genoemden
slechts aangewend voor de edelste
doeleinden kortom, dat hij van zijn
jeugd af steeds naar het hoogste had
•gestreefd en hij zich niet bewust was
ook maar in eenig opzicht te zijn af
geweken van 't geen een jong En-
gelsch edelman behoort te zijn
toen hij dit alles bedacht en zoo in
Lady Jane's boudoir zat, speciaal
uitgenoodigd om Miss Braiston te
ontmoeten, begon hij' te gloeien van
voldoening en vooi'smaak van het
heerlijke, dat hem wachtte.
Lady Jane, die hem in stilte gade
sloeg, dacht met een huivering van
ontzetting aan een wilden, roekeloo-
zen cowboy, dien Lilian, indien haar
ferme, besturende band niet wastus-
schenbeide gekomen, zou 'hebben ver
kozen boven dit onberispelijke pronk
juweel, die op zijn opgetrokken knie-
en zijn kopje liet baianceeren en tel
kens heimelijk omkeek, als er buiten
een voetstap werd gehoord.
Een gerulmen tijd leed hij echter
eene serie teleurstellingen en zijn
nederigheid een van zijn meest op
den voorgrond tredende eigenschap
pen verbood hem te vragen waar
om Lilian nog niet verscheen.
Lady Jane beschouwde zijn in het
oogvallende gedruktheid met heime
lijk welgevallen.
Het gesprek kwijnde en de thee
werd slap.
Zijn Lordschap had de gewoonte bij
herhaalde tusschenpoozeri ,,hi, hi"
te zoggen, 'tgeen liem bij degenen,
wier plannen hij steunde, de ver
maardheid van een geestig man te
zijn, had bezorgddoch zelfs Lady
Jane moest erkennen, dat hij op den
duur toch wel wat vervelend werd
ook begon zij ongerust te worden
over Lilian's wegblijven. Nooit te vo»
ren toch hadden die eenzame wan
delritjes haar te laat voor het thee-
uurtje doen zijn en vandaag was er
natuurlijk meer dan ooit reden voor
haar om vroeg thuis te zijn.
„Ik denk, hi, hi, dat de streek hier
zeer mooi is, gezien van den rug van
een paard 1"
„Ja", antwoordde Lady Jane, da
delijk de bedoeling van die opmer
king begrijpende. „En men is zelfs
geneigd te vergeten, hoe snel de tijd
vervliegt, als men ten volle van de
mooie natuur geniet."
„Hi, hi."
„Ik ben bang, dat mijn nichtje ver
der is gegaan, dan zij eerst plan had;
zij wist toch hoe laat gij: komen
zoudt."
„O zeide Lord Banford, 'hierdoor
aangemoedigd.
„Houdt gij van lange, eenzame
wandelritten in een mooie omge
ving
,,Ja maar, hi, hi, daartoe behoeft
men niet altijd alleen te zijn, is het
wel
Hij zou zoo iets nooit tot Miss
Braiston zelf hebben durvenzeggen,
in haar afwezigheid was hij, verge
lijkend gesproken, roekeloos. Zijn
gastvrouw echter glimlachte goed
keurend.
„Ja, hot is altijd veel aardiger
iemand bij. zich te hebben, aan wie
men zeggen kan, wat men mooi
vindt. Die arme Lilian heeft er dik
wijls over geklaagd, dat het zoo ver
velend is slechts een rijknecht, die
een halve mijl achter haar rijdt, tot
gezelschap te hebben."
„Hi, hi", lachte zijn Lordschap,
hetgeen zeker een diepe bedoeling
had, en hij was op weg tot iets nog
stoutmoedlgers, toen hij huiten ge
kletter van hoeven hoorde en Lilian
en de rijknecht, naast elkaar, 'voor
bij het raam reden.
Lady Jane keek een beetje ontevre
den, toen zij dit zag, doch zij her
innerde zich bijtijds de bakkebaar
den en de blauwe vlekken.
Na ©enige oogenblikken hoorde zij
voetstappen in het voorbuis en be
trok haai- gelaat nog meer, toen zij
hoorde, dat ook de knecht was bin
nengekomen, wat heel vrijpostig was
voor iemand met zulk een zedig voor
komen.
De deur ging open en Lilian kwam
stralend en blozend, binnen. Lord
Banford zag, dat zij hard gereden
moest hebben, zeker om gauw bij
hem te zijn, en hij voelde een ver
zoek om vei-schooning in den harte-
lijken handdruk, dien zij hem gaf.
Zij scheen heel opgeruimd.
„Je bent laat, lieveling", zeide
haar fantej zeer ingenomen met de
verschijning van haai' nichtje.
„Kom, drink eerst een kopje thee,
voordat je je verkleedt."
„Graag, want ik sterf van dorst.
Het doet mij veel genoegen u hier te
zien. Lord Banford. U kunt u niet
voorstellen hoe tante zich verveel
de zoo alleen met mij, zij heeft erg
naar uw komst verlangd."
Hij' begreep wat d'ie toespraak be
duidde en in zijn vreugde er over,
morstte hij bijna uit het kopje, dat
hij haar aangaf.
„Neen... waarlijk Hi, hi, ik hoop,
dat u veel genoten 'hebt op uw
tochtje
„Onnoemelijk veelHet was de
beste tocht, dien ik ooit gedaan
heb."
„En waar ben je dan geweest Ik
zag je niet op den heuvel vroeg
haar tante.
„Neen. voor ditmaal was de poort
van den gevangenistuin eens niet ge
le! ot en."
En zij lachte hartelijk werkelijk
aanbiddelijk vond haar bewonde
raar. Lady Jane begtreep, dat de
nieuwe rijknecht ongehoorzaam aan
haar hevelen was geweestdoch het
.gaf nu niets zneer.
„Waar ben je dan geweest?" vroeg
zij nog eens, terwijl Lillian een aan
val op 't geroosterde brood deed en
blijkbaar teel pret over haar nieuws
gierigheid had.
,In Wornrington."
„Zoo ver?! Waarom ging je daar
•héén Het is een saaie weg
^Om te trouwen", antwoordde Li
lian vroolijk, met een vollen mond.
Haar tante kreeg een schok, Lord
Banford vond de grap nog al aardig.
„Hi, hi. Wat amusant."
„Ja, grappig, niet?" Lilian knikte
hem eens toe.
Haar vroolijkheid. was onweer
staanbaar, Lady Jane vond echter,
dat zij geen bewijs van goeden smaak
gaf door met zoo iets te schertsen in
de tegenwoordige omstandigheden.
„In ernst, Lilian, wat deed je
daar? vroeg zij dan ook een beetje
streng.
„Wel, trouwen
Zoo'n bekoorlijk, lichtzinnig schep
seltje had Lord Banford nog nooit
ontmoet, doch. terwijl hij in zijnon-
schuld zat te giegelen, maakte zich
een vreeselijke angst van Lady Jane
meester. Zij trachtte echter het ook
als een grap op te nemen en zeide
met een zwakken glimlach
„En met wie trouwde je
,,0, met Williams", antwoordde Li
lian, luchtig haar kopje aangevend
voor meer thee.
Williams was de naam van den
nieuwen rijknecht. Lady Jane om
klemde de leuning van haar stoel,
om een sril van schrik te voorkomen.
Mrs. Barre keek met ontzetting naar
Lilian. Lord Banford wist niet wie
Williams wasdoch hij begon te
voelen, dat er iets niet in orde was.
Lilian babbelde ondertusschen on
bekommerd voort
„Het was zoo grappig!... bij spe
ciale volmacht, weet u. Is u wel
eens getrouwd bij speciale volmacht.
Lord Banford Dan moet u het eens
doen. Het is heel interessant. Je moet
in een klein kamertje gaan, waar
iedereen je nieuwsgierig aankijkt
en... Och. geef mij. a,ls u blieft, het
bVo-orï even aan... Be begrijp niet,
waar mijn man blijfthij zou bin
nen komen, zoo gauw als hij met de
paarden klaar was. Ik ben er zeker
van, dat u hem aardig zult vinden,
maar misschien kent u hem al? U
was altijd over hem tevreden, niet
waar, tantetje? Hij liet mij zijn ge
tuigschriften zien en die waren een
voudig prachtig, zoodot ik het wel
«dorst wagen."
„Lady Jane haalde gejaagd en met
moeite adem.
Die arme Lord Banford was geheel
•en al verbijsterd door de plotselinge
ineenstorting van zijn luchtkasteel
en zat er over te denken, of het met
goed zou zijn zijne gastvrouw op
haar rug te kloppen. Mrs. Barre druk
te haar reeds deelnemend de hand,
hetgeen haar de macht tot. spreken
scheen terug te geven.
„Lilian!" gilde zij; haast, toen de
deur open ging en Williams binnen
trad, met den rug van zijn eene hand
■zijn mond afvegend en met de ande
re de zemelen van zijn jas kloppend.
'Hij lachte gedwongen en trok. bi]
wijze van groet, aan een vette lok
van zijn liaafr.
Lady Jane zonk achterover m Waar
stoel èn steunde:
,Lord Banford... o... jaag dien
dién vreeslijken man weg! Ik... o.
Lilian. Lilian
Lord Banford deed een stap m de
richting van den indringer, doch aar
zelde toen Lilian zeide
„Kom binnen, lieve Jack. -Te kopje
staat al ingeschonken. Laat mij je
even voorstellen Dit is Lord Ban-
f°r Hob aast het er mee, oude jon-
„e'n zeide Jacli. een spottenden blik
°Ve?BeatonTlwoS op; rijn
nam de kleur van zijn
:8n°Gfhien kwelb«gon W
staat om hem ^yP_n„r Williams,
staarde in vbv!mm>= ^bBen ]eegpe-
tonkin,5
verwijderde en toen den andere, be
nevens de vettige pruik en eindelijk
den gezonden gloed op zijn neus en
de gezande blauwe plekken op zijn
wangen. De verf ging er met 'indrogen
zakdoek nog niet geheel afmaar
toch veranderde hij in een knap, dooi
de zon verbrand jongmensch van on
geveer 28 jaar, die alleen erg behoef
te had aan water en zeep.
Lady Jane begreep, dat hij Har-
leigh moest zijn. de ongewenschte
jonge bloedverwant van Lord Olton,
,wien liet gelukt was haai- slimme
maatregelen te verijdelen. De ont
dekking, djat hij geen rijknecht was,
•was natuurlijk een heele opluchting
voor haan*.
Harleigh. nog steeds bezig met <le
verf op zijn gezicht, begon veront
schuldigingen te maken.
,,Ik geloof, Lady Medburn, dat ik
ieis zeer onvergeeflijks heb gedaan.
Ik weet haast niet wat ik zeggen zal
om mij te verontschuldigen."
„Ik geloof, mijnheer, dat gij beter
deedt niiets te zeggen. U zult begrij
pen, dat ik u niet ontvangen kan."
En zij stond met waardigheid op.
Hiertegen kwam Lilian echter op.
„Maar tante, u moet uw nieuwen
neef niet zoo onvriendelijk behande
len", zeide zij vleiend.
Lady Jane keerde zich driftig om:
„Ik wil niets meer met je te maken
hebben, jou.... ondankbaar kindJe
hebt je eigen weg gekozenver
wacht van mij geen sympathie met
je keus Goeden middag Binnen een
half uur zal het rijtuig voor je ge
reed: zijn."
Harleigh bood haar zijn hand tot
afscheid, doch zij snelde hem voor
bij. zonder hem aan te zien en verliet
de kamer.
„Arme tantezeide Lilian. „Het
is een vreeselijke slag voor haair.
Wij zullen baar moeten verlaten. Als
zij een beetje tot zichzelf is gekomen,
en de waarheid weet. zal zij niet
meer zoo boos zijn. Zij was zulk een
strenge cipiei'ster, dat ik het haar op
de een of andere manier moest be
taald zetten."
Lord Banford keek heel treurig en
bedacht plotseling dat hij dien avond
nog in die stad moest terug zijn.
Toen Lady. Jane 's avonds alleen in
haar kamer zat, kwaan er een brief
van Lilian's moeder, dien zij, som
ber gestemd, opende. Hij luidde al
dus
„Lieve Jane. Ik geloof niet, dat je
Lilian zoo zorgvuldig behoeft na te
gaan. Het schijnt dat de jonge Har
leigh met zijn oom verzoend is. Hij
heeft ten minste hun landgoed in
Hampshire gekregen met een flink
inkomen, op voorwaarde, dat hij fat
soenlijk trouwt en daar gaat wonen.
Het zou nu niet kwaad zijn voor Li
lian om hem weer te ontmoeten...."
Zij wierp den brief op den grond.
„En die kleine heks heeft dat al
dien tijd gewetenNooit wil ik weer
iets te doen hebben met andermans
kinderen", riep zij boos. Langzamer
hand' echter kwamen vriendelijker ge
dachten bij haar op en ging zij zit
ten schrijven aan haar nieuwen neef,
Die brief bevatte ook een chèquevoor
een maand salaris en Lilian, die wist
dat haar tante wel gevoel voor hu
mor had, begreep, dat zij, om zoo
iets te doen. veel verleederd moest
zijn.
Over Vleesch- en
Wosf vergiftiging.
In liet weekblad voor dames „De
HuiisvroiLw" schrijft dr. G. A. Ooimar
over bovenstaand onderwerp liet vol
gende belangrijke stuk.
„Eienige dagen geleden vernamen
wij, dat er te Leymui-den enkele per
sonen ongesteld geworden waren door
liet gebruik van worst. -Aanvankelijk
liet het zich met de lijders slecht aan
zien, doch dra kwamen en- berichten
over beterschap. Daarna vermeldde
alien, hoe die ooi-zaak was opgespoord.
Een varken, dat gestorven was, was
opgekocht dioor iemand, die liet dier
voor het gebruik nog wed geschikt
voind en van een deel van 't vleesch
worst gemaakt had. Van deze worst
was door het ongelukkige gezin gege
ten en dra hadden 'de verschijnselen
van vergiftiging zich geopenbaard.
Reeds lang wist men, diat door het,
jabruik van worst uiit slecht bereid of
bedorven Vleesch gemaakt, vergifti
gingsverschijnselen teweeg gebracht
konden woa-den, vergiftigingsver
schijnselen van den meest ernstige n
aard. Man noemde die soort van ver-
giftigoaigen vleeschvergiftiging of met
een "vreemd woord Botuil'isamis.
In 1897 heerschte er echter te Elle
zelles in België een ware epidenre
van vleeschvea-gaftiging en het geluk
te aan den geneesheer van Eronergens
om te ontdekken, op welke wijze liet
vleesch zoo heftige vergiftige eagen-
schappeal verkreeg.
Het bleek, dat een bepaalde microbe
er de oorzaak van was, een microbe,
die evenals zoovele zijner makkers,
helaas, een voor liet ld ven van den
mensch gevaarlijke stof, een heftig
vergif, afzonderde. Doch hoe vergiftig
en gevaarlijk ook de tot dien lijd be
leende stofwiieselingsproduoten dier mi
croben waren., bijna geen enkele stof
evena.ardlei in heftigheid dJat, hetwelk
door de bacillus botulismus veroor
zaakt werd en op heden is er nog geen.
bacteriegif bekend, dal Hel in giftig
heid van het daareven besprokene
wint.
Intussehéri kwam men, nadat de
bacil ontdekt was, tot de wetenschap,
dat niet alle gevallen van vleeschver
giftiging dooi- de bacillus botulismus
veroorzaakt worden, doch dat er nog
eenige andere zij'n, doe! eien gelukkig
niet zóó hevig verloopende ziekte kun
nen doen ontstaan en liet beeld ge.ven
van de worstvergiftiging.
Sedert, de enidemie in Ellczelles
scheidt men dus de vleeschvergifti
ging van de worstvergiftiging. Deze
laatste ontstaat meestal als men
vleesch, dat tot rotting is overgegaan
nog door het met kruiden en azijn te
behandelen, tot worst verwerkt,.
Nu is bedien ten daige de kans, dat
er rottend' vleesch tot worst verwerkt
wordt, misschien geringer dan vroe
ger. Ik schrijf misschien, hoewel dat
mogelijk nog te sterk is uitgedrukt;
doch aanigenoxnlen eens, dat het onmo
gelijk 'is dioor nauwlettend toe'aien van
.de overheid slecht vleesch te gebrui-
I ken, clan nog is er gevaar voor worst-
vergifliging. Eu wel doordat nog langs
anderen wieg 'loet vleesch giftige eigen
schappen. kan vertoornen. Wanneer
daar in de schuur van een boer een
koe tengevolge aan die gleiboorte van
öen kalf is gaan koortsen, zoogenaam
de moer ziekte heeft, dan wordt vaak
om het vleesch nog te kunnen gebrui
ken, het «dier geslacht, ge-noodslacht,
gelijk imen dit noemt.
Wanneer dit, vleesch, zoo verscli mo
gelijk, bereid wordt tot woi-st, en als
zoodanig of op eenige andere wijze ge
bruikt wordt, dan ook fa-eedt er ver
giftiging of zoogenaamd© wors-tvergif-
tiging op. Een vergiftiging, die geluk
kig heel wat mindJer gevaarlijk is dan
de zoo vaak dood©]ijke Vleeschvergif
tiging.
Vleeschvergiftiging
Een slecht woord sedert 1904. Want
in dat jaar trad er te Darmstadt een
•epidemie op, die haar dood'en bij vele
aantallen telde. De te hulp geroepen
geneesheer eilschte onmiddellijk het
vleesch op, waarvan men gegeten had,
•doch eenige lijders hadden geen
vleesch genuttigd en toch bleken zij
onloochenbaar zeker aan vleeschver
giftiging te lijden.
Men stelde een nauwkeurig onder
zoek in en zie ook zondier vleeschge-
bi-uik bleek 't mogelijk, dat er vleesrti-
vergiftigiug ontstond.
Door het gebruik van eene vergiftig
de bo.onensail-ade, die in een kook
school van ingemaakte snijtooonen
vervaardigd was, welke in blikken bus
sen luchtdicht bewaard1 was gewor
den, werden in Janua ri 1904 een twin
tigtal personen meer of minder ern
stig ziek. De boonen uit de bussen
roken wat ranzig, naar kaas, zagen
er echter zeer goecl uit en waren zoo
week als boter. Zonder opnieuw ge
kookt te worden, werd er terstond met
azijn en room boonensalade van ge
maakt. Zonder koorts of hevige spijs-
verterings-sioomiasen traden bij alle
patiënten stoornissen aan liet- zenuw
stelsel op, die zich in dén aanvang 4n
hoofdpijn, duizeligheid, openbaarden.
Later kwam slaperigheid1,- een over
groot© moeheid den lijder kwellen,
terwijl er tal van gezichtsstoornissen
als onduidelijk zien-, de oogen niet
open kunnen houden, zich daarna gin
gen openbaren
Waren tot nu «toe de verschijnselen
niet van zoo lie va geur aard, zij wezen
er op, dat hut gif vast mlaar zeker in
werkte. Hadiden dierproeven niet ge
leerd hoe juist bij de vleeschvergifti
ging er geen idliarah.ee, geen braken
ontstemden, docb dat gif, minder hef
tig inwerkend op den darm dan de
straks te no'emeni igiiftetal bijl wonstvea-gni'-
tiging, juist zoo allerhevigst en ah er-
noodiottïgst inwerkte op de hersenen;
hoe dra spreken onmogelijk werd,
evenals het slikken, longen en 'haai
onregelmatig gingen werken en ein
delijk als een verlossing de dood een
einde maakte aan zoo zeldzaam wre-e
de marteling.
En wie nog mocht twijfelen aan de
juiste ooi-zaak van de verschijnselen,
die werd overtuigd toen het gelukte
am uit resten van de salade de bacil
te kweeken.
Uit ervariaig wist men, door vroege
re dierproeven geleea-d, dJat vooral de
kat, biet steeds zoo vaak ten onrechte,
aflis 'liet taaiste dier beschouwde, we
zen, bijzonder vatbaar was voor het
gif, veel vatbaarder dan de hond, ter
wijl de mus dn dlie. zich wellicht in
tuin of straat te goed doet aan die
weggeworpen overblijfselen uit de zoo
gevaarlijke keuken, bijna ongestraft
het meest besmette die:el zelfs kan vea-
orbereini, terwijl vissollen er geen last
van ondervinden.
En andermaal stemde de dierproef
met het bekende overeen.
De- wetenschap werd, lie,laas, ge
waar, dat vieescJivergiftiging ook zon
der vleesoh kan optreden, en een rij
van dooden wareh te betreuren door
het gebruik van cüe vergiftigde boo
nen.
Gelukkig genas één patiënt. Geluk
kig, omdat dóór zijn behoud tiwee an
deren hoogstwaarschijnlijk mede be
houden werd'em
Men kent namelijk een geneesmid
del, een aniddel dat niet falen kaai, ja
stellig helpen moet. Vergeefs werd 'liet
gezocht bij dien apothekerde herstel
de lijder droeg hel geneesmiddel met
zich om. Had niet het. gif bij hem het
onderspit moeiten -delven in dón strijd,
dien het lichaam aangebonden had
mét de .smetstof, zegevierde het b-loed'
niet over de zoo gevaarlijke stof en
schonk het Lichaam de grootste gaiv-'e,
die het bezitten kan, een goede ge
zondheid, terug
Welnu, -den- lijder werd- bloed ontno
men en hiermee werdien beide andere
zieken ingespoten. Het lichaam van
den herstelden lijder had' tegengiffen
gevoimd, die het gevaarlijke gif wer
keloos maakten.
De wetenschap leerde, dat dit tegen
gif na genezing in overgroot© mate
aanwezig is en nu spoot men dus te
gengif in het lichaam van den ande
ren lijder. En zie, opvallend was de
verbetering in het algemeen welzijn.
De pols werd beter, de ademhaling
ruimer en een verkwikkend© slaap
kwam den lijder sterken. D©hoofdpijn
de gezichtsstooiTiissen verdwenen, en
langzaam genazen de lijders.
Gelukkig heeft men geleerd het ge
vaarlijke gif te clooden. Door verhit
ting van vleesch en groenten tot bo
ven 60 Co .wordt het gift ontleed, het
aller, allergevaarlijkste gif veranderd
in onschadelijke onitledingsproducten.
Waar de bacteriën in de melk kunnen
grioeleWieni giften kunnen; vormen :i® dn s
ook idie gepasteuriseerde melk (dat is
de ©enigen tijd op 65 70 graden- ge
houden melk) vrij van het mogelijk er
in aanwezig geweest zijnde gif.
Het worstgif échter verdraagt veel
hooger temperatuur en waar veel
worst of vleesoh bij het koken binnen
in geenszins tot kookhitte verhit wordt
daar is dus de minste gevaarlijk©
worstvergiftiging alleen door goed en
lang koken te voorkomen. Intusschen,
menig gerecht werd dan misschien on
smakelijk, en d© huismoeders zouden
dan zelf wel alles mogen bereiden.
Goed en streng toezicht van over
heidswege op het vleesch is de beste
waarborg, terwijl liet even opkoken
van alle blikgroenten onze plicht is.
Wij weten. da.t dóór dSt na te laten
ons teven ernstig gevaar kan loopen.'
De Roode Draad.
In een der voornaamste restaurants
van Londen, zat nog laat eien club beie
ren bijeen, die tot de voornaamste
leringen behoordenDe meeste dier
Sieeren wiaten op een so-irée bij familie
Bischiow geweest. Dé familie stond
als „hoog" aangeschreven, en daarom
ging- men gaarne naar haar partijen.
En, veireweg 'dó knapste en vroulijle
ste ondér heai was Percy Bilfort,
iemand die schulden te over laad-maar
die met dó hem aangeboren bean-inne-
lijkheid steeds nieuwe hulpbronnen
wtilst uit te vimden, als zijn© familie
eens een onverbiddelijke bui had,
Well, zei load Belham, daar komt
Dolkins nog, de chef van onzen speui -
dersdienst, die weet altijd wat inte-
uits te vertellen.
Geen wonder, sohertste Percy Bil
fort, want hot is bekend, dat hij over
al zijn neus in steekt.
Kom bij ons zitten, riep lord Pel-
liam, wij hebben goeden wijn, en er
is nog een plaats aan tafel over
Percy, schuif een eindje op. Dolkins
kan naast jou ziften.
De geroepene stemde toe en nam
aan tafel plaats. Zijn smalle, grijze
oogen hadden in één oogwenk den
kring om den tafel opgenomen, maar
hij scheen niettegenstaande die vleien
de uitnoodigiing niet tot spreken ge
neigd te zijn. te stilte met half ge
sloten oogen pr-oefdë hij den bour
gogne, terwijl hij zich tevens in de
kunst oefecnd-e -tea- zijde te zien, zonder
de oogen te bewegen.
Wel, Dolkiihs, waarom zitje daar
zoo saai'? riep men oindeJijk. Heb je
wat onaangenaams ondervonden, of
peins je over een moeilijk geval
Dat laatste doe dk nooit, wanneer
ik in 'gezelschap ben. Ik ben vedl te
blij eens niet te moeten ploeteren.
Is -bet dan zoo verbazend moei
lijk, vroeg een der he eren, eerv -mis
daad op het spoor te komeii Ik heb
dikwijls gehoord, da,t misdadigers
dom zijn.
Niet allen, ik hela er wed gekend,
die zoo slim waren als de hond in liet
sprookje van Andersen. Ik heb een
dief gekend, die langen tijd eenzelfde
praktijk beoefende, maar eindelijk neb
ik hem toch gevangen.
Natuurlijk, gij bereikt altijd uw
doel
Niet altijd maar ais liet. een
diefstal betreft dat is eenmaal mijn
specialiteit- Mijn laatst on dief heb ik
zelfs aan een rooden draad gevan
gen.
Wat? Aan een draad? Vertel,
gauw, vertél verder
De scherpe oogen van- den politie-
ambten-aar haddlen hun loere-nid werk
geen séconde onderbroken, en hij had
bemerkt, dat de hitte in dl© zaai zeer
verschillend op de h-eeren werkte.
Terwijl lord PéLlia-m de juist in de
mode geikonien smalle sportdas fosser
maakte, trachtte Percy Bilfort ©en
paar maai ze n-og vaster aam te t-rek-
ken. Toch wischte hij liiet zweet van
zijn voorhoofd.
De andere heeren riepen een kell-
ner, om in de bijzaal een venster open
te zetten.
Ik vergis me niet, ging Dolkins
voort, dat de heeren ook van de partij
van de familie Bischiow komen
Wij zijn er allemaal geweest.
Waar weet u dat nu weer van
Nu, zei Dolkins, terwijl hij ach
teloos een sigaret opstak, ik kom er
ook vandaan.
Wat? van de Bisdhlow's? Zoo
laat in den nacht?
Ja-, i-k werd per telefoon opgeroe
pen, onuriiididell'l-ijk nadat de gasten
vertrokken waren. Men had bemerkt,
dat er een, juweel was gestolen.
Wat, op het feest? Maar dat is
niet mogelijk Vlug, vertel v-ender
Lady Madfdy mist een edelsteen,
,een robijn,, oen erfstuk van die- familie
en waarvan -de waaide jd'oor kenners
op vier duizend pond geschat wordt.
Een robijn? Waar dtroég ze dien
Hei-aas, op een ongeiwone en on
voorzichtige plaats. Zij had den steen
achter op een zijden ceintuur genaaid
op wat zonderling e ideeën dJe daim es
al niet komen
Ziet ge wel, riep lord Pelliam
triomfeerend uit. Ik heb mijne vrouw
gewaarschuwd, dat zij die modie niet
-moest volgen. Het is modern om op de
ceintuur van achteren een mooie gesp
of steen te steken dus doen de da
mes het en ontdekte lady Maddy
Bischiow het verlies juist héden avond,
lco-rt nadat wij weg waaien?
I-let is een, .goede les voor lady
Maddy, zeide lord Pelhaan. Overigens
weet ik, dat zij een schat van juw-ee-
len bezit, zoodot zij dit verlies wel te
boven zal komen.
Het verlies van diezen steen min
der gemakkelijk. Zij -droeg dezen bij
■voorkeur en- had! ihemi. ook nu eigen
handig bevestigd op de ceintuur. Zij
gebruikte daarvoor sterke zij die, en
naaide hean zoo vast mogelijk. Maai
de -dief moet eien scherp mesje- ge
bruikt hebben, want de draden ay a-ren
alle doorgesneden.
Een nai-e geschiedenis, merkte
een der heeren op. Wij hebbeai allen
met de mooie Madcly gedanst, men
zou allicht, één van ons a-erdenken.
Werkelijk, zeide Dolkins met een
fijn lachje. In haar opgeiwondenhe'il
zeide zij mij het volgendeVóór mij
uit te kleéden, na het vertrek onzer
gasten, dronk ik een kop thee in de
ontvangkamer. Daarbij \ïei liet lepel
tje een kwam tegen de ceintuur. II;
deed ze af, en merkte dadelijk, dat de
steen weg was en wel dat hij rnet een
mesje moest afgesneden zijn.
Ze lovea-hiandigde mij die ceintuur en
ik overtuigde mij. Niets wees er op.
dat 'de steen slecht vastgenaaid was
en zoodoende verloren kon zijn ge
gaan, "Wamt de zijden draden -waren,
zooals gezegd is, doorgesneden. Toch
moest de dii'ef de losgemaakte speld
nog hebben -afgetrokken, want een
Mean stukje van het, goud dJer-sluiting
had zich in de -zijde vastgehaakt, en
was toen losgerukt. Men zag duide
lijk, dat v-an de blauwzijden stof een
draad ontbrak.
Maar, riep Percy Bilfort, terwijl
hij zich o-p zij wendde, dat komt toch
niet uit, lady Maddy droeg een roode
japon.
Juist, zeide Dolkins, terwijl hij
met een vasten greep Percy's das vast
pakte, en dit hier is d© roode draarl,
waaraan ik den dief wilde vangen
Hij had bij deze aa-oorden met de
vrije hand een'revolver te voorschijn
gehaald en hield haar Bilfort voor
oogen, die doodsbleek bleef zitten.
Dolkins, wat beteekent dat Ben
j© gek wat wil je toch riep lord
Pelliam
O, maar een Meinigüieid. 1-Iier 1_s
de robijn'.
Bij dieze Avoordien had hij uit Bil-
fort's das d'eu prachtig schitterenden
steen gehaald, die in d'en dichten
knoop verbolgen was, en nu wendde
hij zich na-ar de deur, waar een
agent waohtte.
Het volgendie oogenblik had Percy
Bilfort handboeien aan en AA-erd hij
door den agent weggevoerd.
Kalm staJi Dolkins de spéld in zijn.
portem-onnaie. De heeren waren te op
gewonden-, .om langer te kunnen blij
ven. zitten .Versclieiiden'eaï van hen gin
gen met Dolkins mee, die intusschen
zijn overjas had aaangetrokken.
Maar vertel mij eettus Dolkins-, hoe
hebt gij kunnen vermoedten, Avié de
dief Avas1
Nu, ik heb mij de lijst -dei- gasten
laten geven, die liedenaiond met de
dame in kwestie gedanst hadden.
Zoodra ik BiJfont daaronder zag,
kreeg ik op hem verdenking', omdat ik
maai- al te' goed Aveet, dat' hij zich
juist op het oogenblik in groote geld
verlegenheid bevond. Toen ik nu met
u allen, die ik weü hier in uw gewo
ne sociëteit vermoedde, za.t te praten,
bemerkte ik, dat Bilfort, niettegen
staande de Avarmte, zijn das vaster
aantrok. Dit alleen zou natuurlijk niet
voidoendJö geAveest zijn, om mij 'zeker
heid te .geven, als ik niet ook' op de
witte das ©en klein rood draadje had
zien liggen, djat uit dón knoop hing.
Mijn berekening Avas nu, da.t hij, als
niieuAveiing in zulke dingen, zeker op
lettend. naai- alle bi j zon-deriieden Anan
mijn verslag zou ta's-teren en mij.-mis-
scluien op een gegeven oogènMik zou
courig&eren en1 ik hiad gelijk. Mét
opzet sprak ik van blauwe stof en
dtr-aad. U 'heeft gezien, dat hij dje/ver-
zoeking, mij tegen- te spreken, niet kon
weerstaan en intusschen had ik mij
overtuigd, dat het vearadert i j ke dvaa.d-
je op zijn das Avea-kelijk het opvallen-
die, rozerood van de ceintuur Avas. En
hier is mijne woning* heer eau Adieu
Uit dsn Kozakkentijd.
Mijn grootvader woonde in hei begin
van -de vorige eeuw op eene boerderij,
ongeveer drie uur noordoostelijk van
Deventer gelegen.
Ten -tijdie van de oA-eriieersching en
de inilij-vd-ng van ons land bij Frank
rijk, ontvingen de boeren uit die streek
no gall eens bezoek van de Fr arische
soldaten. Ofschoon de boeren niet zoo
erg ingenomen Ava-re-n met die inkwar
tiering, waren clé Franschen niiet bij
zonder lastig voor de bewoners van
het platteland.
Moeder heeft onis metermalén \*&rteld):
dat zieke, oud© menisclien en Idndieren
dioor de Franschen bij haai' in die om
geving steeds ontzien werden.
'L Was gebeurd, dat d'eze soldaten
bij grootA-ader aan huis 'het Aviege-
touvv trokken en zich lieél bedaard
hielden, toen zij bemerkten, dat de
bewoonster dier wieg nog maai- en
kele dagen teLdé. Da-1 er a rij gemoede
lijk met de Franschen omgegaan AA-erd
bij grootA-ader aan huis, meen ik te
mogen verklaren uit het fea-t, dat mijn
moeder rich op hoógeai leeftijd nog
enkele Fraaische woorden wist te her
inneren, dat zij als achtjarig meisje
van een ouden snorrebaard geleerd
had.
Anders sprak moeder over de „be
vrijders" van het Fransclie juk, dé ko
zakken. 't Waren meest ruwe, gebaar
de kerels geweest, die maar namen
wat hun aanstond, zonder acht te ge
ven of er iets bleef.
De boeren waren zeer bevreesd voor
deze ruwe krijgslieden, dié maar aitijd
idr-anlk begeeird'en en- dezen nog met
peper kruidden. Tot nu toe had-groot
vader, liocAvel niet moeite, dooi-gebrek
aan dienstvolk, nnet ©en jeugdigen
zoon die boerderij kunnen bewerken,
daar hij die paarden bad behouden.
Wel Avas hij af en- toe gedwongen ge
weest om mét zijne paaa-dien hier* en
'daar hulp te bieden, maar hij Avas
toch steeds in 't bezit gebleven van
zijn leagenidom.
De at.eés ook -hieromtrent was den
gevreesden kozaltken al vooruitgesneld
en zooals bleek, niet ten onrechte. De
eerste troep de beste, die hem op zijn
boerderij kwam overvallen, had al
terstond een zijner beste koeien uit
den stal gehaald, het dier geslacht en
half gaar opgepeuzeld en zoo moest
grootvader eenige zijnen,beste dieren
aan diié woeste soldaten opofferen.
'tEa-g-ste kwam echter nog en slechts
aan zijne kordaatheid én de snelheid
zijner paarden had grootvader- Jiet
waarschijnlijk te danken, dat hij voor
de zijnen behouden bleef.
't- Was in den zomer van 1814, dat
een 'troep diietr ruwe kerels, gedeelte
lijk te paard en voor ©en deel te voet
het ©rvis' a-an grootvader opkwam. Ter
stond werd genomen wat te vinden
was en moesteai de bewoners der hoe
ve hunne legersteden of tenminste het
bödldegoed. aan de gasten afstaan., -voor
zoover düt nog niet vemiekl of verre
gaand verontreinigd avos. D,es anderen
daags trok de troep \rerd'er en groot
vader werd geprest de paarden in te
spannen om de geweren en andere ba
gage der soldateai te vervoer en.
En of grootmoeder smeekte en de
kinderen jammerden, de kozakken
kenden geen medelijden, maar porden
grootvader met hunne lansen tot meer
deren spoed aan en dreven grootmoe
der en -die ldnderen terug. Deze angst
van grootmoeder avos gemakkelijk te
verklaren -doordat een boer uit den om
trek enkele wéken vroeger op gelijke
wijze was medegenomen en tot- dien-
toe -nog niet Av-as teruggekeerd.
Grootvader trachtte dé zijnen wat
hoop te géven, dlie hij zelf echter niet
bezat en poogde lien gerust te stellen
met de verzekea-ing, dat hij al het mo
gelijke zou doen- om spoedig terug te
keeren. De paar.diein weaidien ingespan
nen terwijl voiedier voor die dieren werd
meegenomen -en -die troep vertrok, na
geoogd door de jammerende vrouw en
kinderen van grootvader.
Men trok voort i-n 'de richting van-
het doi-p Wïjhe en diclit bij -dlie plaats,
op de groote heerbaan van Deventer
naar Zwolle, rijpte een plan tot ont
vluchting.
Op tien dijk stond eene herberg en
op de bekende drankzucht derkozalc-
'ken was grootvader's plan gebaseerd.
Door teekens beduidde hij den troep,
dat zijne paarden rust en voeder be
geerden en dat voor hen daar drank
te Verkrijgen was. Dit laatste arooral
was een argument, avaarvoor de ko
zakken zwichtten. Grootvader steldé
dien herbergier op de hoogte van den
toestand en deelde hem zijn plan
medé. Hij zou -den kozakken drank
verschaffen', die grootvader betalen
wilde en daar de kastelein: hean als een
bemiddelden boer kenidie én amedélij-
dén met hem -had', Avas hij hiertoe
aanstonds genegen'.
De kozakken w-aren reeds binnen-
geistO-rrnd en zaten weldra- te drinken
diat h-et eien aaaid had'. Een dier hunnen
was ter bewaldng'bij dletn wagen, ge
bleven, doch weldra wisselde deze zijn