BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD mm ¥Ix#mk f 1,20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK, Natuurhistorische Wandelingen De Siaagerhuid 24ste Jaargang MAANDAG 3 SEPTEMBER 1906 No. 7112 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE QROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND, ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. JN 'EN OM HAARLEM. CXXVII. Eern eigenaardige, of Heiver een tweeit'ail eigenaardige botanische kwesties kwamen me 'Zondagmorgen in ito gedochte, toen alk, me «Mn- waarts (begaf en wed langs tUe 'Brou wersvaart. In dien korten afstond), dliiein -men! to-clh- gemakkelijk in een vijftiental miinultien ikiam Idloorïoopen, (kwamen ine niét. minder :dan (drie en tort% mems-cblen, jomlgeire ein oudere üeigen, die allen ©enige uren vroicgetr, (duJinW-aartis (Waren getrokken. Nielt's bijteotodéra, IhJo'oir iilk -zeggen. Neen, maai' (hoor Verton 'Aüflén iwtareai die sticfatog -ingeslagen imelt hetzelfde doel. Ook al weer Beo heed erg niet. üéa Zondaigsimd-dldaigs itirektoen well h'on- toitoni utt 'de isltlajdi, jia zied f si van Am- ëtierdlam uit, -ook óhen met hieitiz/eflifdle doiel, n'aar t 'WieJsten-, maar de Idlulinen, it lis waar, imiaar de menschen, 'die dik (tegenkwam, ze waren niet bp Iran Zondags- uilgeldlostt, ze hadden 'allen eigenaardige mandljies, -enz. bij zacfli. -En is 'cüat nlï zoo bijzonder, dat... Mamldjes, bij gebrek aan een eind touw, had mien axued, Eijn zahdoék de oomen veahondlen, om (heit zoo gemok- (kieiijk'er te kiunnien idiragen; emmers, gewion© (Mikken émlmérs, niet van' die emmertjes. mJooi gesdhiilldiecrid, anet 'Zahdlvoort (of SdlievenlingierL <e;r op; -trommeltjes, ie (kdeiiln voor provisie- troimimel, te igiroot vaar stukkentroim- meü; in één woordi, allerlei mlin of oneer gemakkelijk idra-agwerktuiiig om dein oogst huiisw-aartis' te toteen, dien dé. dluliinieni -hium toad'den opgeleverd, 'i Waren 'die braambessen, die ze wa ren \gaani melken en w-anneler 'all diie menscdien, idjie imle iegienJkwaimen hun ivieoirraaidi 'eens h'aJdldien uitgeschud in diezelfde mand!/ dan had diie nog al groot moéten zijn iom Iden gelheeléii' voorraad te bergen. (Later op dien dlag zag men velen weer (hiun waar langs die straten v-cnitela om! zoo een centje ite verdienen. Hoe (d/La braambessen ine nu een paar kwestieuse iof -ook niét kwes tieus e punten konden 'dkD.etn, aanro-et- ren?.Wel', éen braaimlbes is een samen. gietstbeOJdJe vrucht ien zal', zoo redeneert 'jnleniigeien, wel Worden voortgebracht door een isatmieingéstieüide (bloom, en nieltö nu is mJindlelr waar. De saimen- gestelide Vrucht Wan Ide braambes is niet ontstaan uit een samengesitel'de bto'eim), maar fu/ilt een gewone, enlkél- vouidliige Mo-ean niet vele meeldraden en vele is/tlaanpers, f'die ihieiel ereftiig naast élkaiar op den geaneenschapp©- lijken bloieimboidleim zitten. De boiemen lokken tal Van iinseioten, die door van bloem tof blo-ecu Ite vdiegen, zoo "heel gemakkelijk ih'eit stuifmeel kunnen jolvertonem-gea, id'at op de stempeltjes blijft kfl-eiven, oïn latter oorzaak -te zijn van ide opzwelling 'der kléine besjes, diie lelkaar haai# gaan verdringen. iZoo d!s Idlalt oiok bij de framboos en bij dia aardbei? 0> néén, bij da laatste is 'dat geheel anders. Daar groeien de fiuuclitbegiinsélitjés niét uit, dalt won dien geen eetbare dingen, dat worden kléine tamelijk harde stoenr-rudhtjes', én om ide 'Verspreiding van die steen vrucht jés nu in ide (hiand te werken, Zorgde de natuur, die noodt om hare middelen verlégen Zit, er vooir,, den 'Moémbiodem te 'dóén .o.pzw,ellen en vleezig te doen woeden. De ménsdh, niét teivreiden mielt ide (heeilijké natuur. Feuilleton» ■Uit bet Engedsch van Hall Cain©. 6) Toen ik vroeg, of ik mijn lieveling aden mocht, scheen zij- hevig te schrikken, zei dat het onmogelijk was en dat de doctor alle bezoeken verboden 'had, uitgezonderd die van dén geestelijke. En toen ik haar vtroeg of zij. wist, wat er in den brief van Lucy aan mij etond, werd haar Verlegenheid nog grooter en zij beweende, dat, 'hoewel zij den inhoud niet kende, zij bang was, dat wat er ook in mocht staan, ih'ef wel het beste zou zijn. Is het dus waar vroeg ik. Moet ik begrijpen, dat de ziekte van Lucy ongenezelijk is? Ik deed die vraag op den man af ©n ik verwachtte daarop een beslist antwoord. Hef ergerde mij, dat hét' 'antwoord aarzelend' en onzeker 'luidde. Dat kan ik niet zeggén ik weet, dat niet zeker de doctoirzou dat het best weten. Mijn geduld was op eri mijn ant- aardbeziën éodhit 'dJoior feeilkleu©, door IouisSjng eniz. soOiteu i'e krijgen, mét grooteren bto.eanbédémi, soorten, die een fliinken lhap optovertdleni, waarbij idlacn.' wal veel aan aroma aatuurMjk viealoreu giinig. Nlog lonlianJgs maakten wie Ikenntis met een aarldJbéisoort, die zoo voor de Ihiand) op! gepïiukt, bij 12 oif 13 genomen een pond' wogen; gdng men ze uliltlzoéken, dian! zou men hét belsit kunnen bremgen tot 6 of '7, dus aairdbeiein, van bijna een ons. Zoo'n ivmi'cht mu en er zijn veel méér, is leiige.nlijk ge<en vrucht, 't is leen sdhijnivrucüat en die zijn er meer dJau we denken. Eetn saimenge'stéldé vrucht kan ech ter o;ok nog op een landiere miaaiieir ontstaan, en nl. uit meerdéiiè bloe men, icïie tamelijk idIMilt bij elkaar izititen, idenk (midar eens aan- elzeprop- pen en andere'. Maar bij' ide samengeStellde bloemen) noioiit, dlaar izijn (de vrucihten sitéeds dloipvruohbjes, d. w. iz. de vruéhlten van de zomnefotoeam, of gelijk aan die vrruidhlöjes van dé paardebloem, en die kent ieder toch. -Zoo'n kaars,, diie uitgeblazen" kan woéden1, izoold'at er niét één vmcBitjé meer op zit, en men 'in 'de hand houdt al/Deen de gameenscbappelijkeu blo.em- biQdém. Deze 1'aalMé naam' is eligenfliijk fout, wau(t ook bij' idle enkelvoutdlilge Mioieimen ispreekit men van bloeunbo- idleto ien Idaar mét recht, boldeini van die Ibioem;. Maar hiier, is eenVoiUdig een ((lak, eetn stengel, :die aan «ton top eén massa, dliidhb opeengedrongen Mloeimébjes draagt. AI die bloemetjes brachten één vrudhtlje voort, dat eeirsf eén onlderstand'ig vruchtbejgtiinsel Was. Gmfd'alt htorbiji iruoonlt eienige' w- groieiiiing' -pliaalts grijpt tusscihen- de af- aoaiderlijke vruichtböglnsels, kan men toiler nimmer van een samengestelde vrucüit spreken. We hébben vroeger wel c-enis meer lill gestaan bij zoo'n saaniengeisfélde blioeim, maar omidat ler voor ieder mielt altijd een bloem bij dé Quanid (is ter vergelijking, e-en bioiem, waaraan mien hét besprokene kan toetsten, gaat dat wed ééns 't «ene oor in en U andere weer uit. Bij den verjaardag onzer geliefde Vorstinne echlter, zijn er bLoémen te over, d'am worden hlier en diaiar, met kwisbiige hanld blioiettnien geschikt, -en o,nder idle bloemen Vimlden we altijd1 sameugesteldlbilioemiiigen, h'oofdaallcélijk wiel, 'omdat de familie dér saanienge- stéldb'loémigen zoo grooit is, ©n geen wotodér dlus, dat men -daarbij Meuren vinidlt als rood, wit, blauw of oranije. Denk maar eens aan omlz-e gewone Gioudisbl'oém, een bekende van lallen, een bloem, diie veel op éen paarlto- bloieim gedijkt, maar dat geél van- hier is d'aar diiep 'oranije, en er is nog meer verschil. Een gewone goudsbloem be staat niét ehkiel uli/t Hintbloeanpjes; ze mag zoo dubbed -weizen, al-s men wi'l, bij nauwkeurige beschouwing en vooral a'ls ze wat ver is uitgebloeid, dian- zien w© te hét 'hatft nog tal van kléine touisbloempjes, dlié ons v-örtél- leui, dat ook z-ij eerst gelijk was aan -ee,n maldeli-efje, aan een zonnebloem. Ia-, izonnebloemeu, ook /dat- geel wordt dtkwijls mét Konteginnédag gebruikt tér versiering en ooik bij deze komt id'alt Iduöibelwoaldeln reed's vaaïi voor, ofsöhoou zoo'n groiété lcoek van inéén- gedlronlgen geeü', Idani tlodli niet mooi, ultot dios, ndielt bevallig ,is. 'Anldere OranjéMioiemen -ook tot dé samienge- SttaTdbloeanigen beflvoorend, zijn de woord liet aan duidelijkheid niets te wens eden over. D an. Aio or denzal die doc tor het mij vertellen, al moest' ik het ui;t zijn keel trekken. Al die raadsel achtige geheimzinnighéid is meer dan ik kan dragen, en ik denk dat cok niet liang-err te doen. Met die woorden snelde ik hethui3 uit en trok de deur achter mij dicht. Ik 'had mij in 't hoofd gezet dat Lucy het slachtoffer van een samenzwe ring was, en dat die twee mannen, de doctor en de geestelijke de dira- den da.arvan in h'andien. hielden. Terwijl binnen in mij alles in op stand was, holde ik het kronkelpad af. Voor mijn geestesoog zag ik tel kens als bij het licht van den blik sem mijn lieveling voor mij, eerst met haar mooie schitterende oog-en, tinte-lénd van jeugd, gezondheid, ge luk en liefde, toen in de klauwen van een of ander afschuwelijk monster. Uit mijn dtroomerij-en werd ik op geschrikt door een plotselinge ver schijning. Het was die van een vrouw, die uit het Wapen van Clousedalé' kwam, toen ik -daar voorbij ging. Zij had een jeugdige gestalte, droeg een kleine, donkere ishawl over ha air hoofdzij, zag er sier dig ©n slecht verzorgd; uit. Zij sloop voorzichtig de lierherg uit, bleef plotseling staan, toen ik nadérbij •kwam. en keerde zich toen 'half om dtk-ke, oranjekiéuniig'e ballen, van to Alfrikaneb, ook at niet tot de nationa le bloem verhaven om to mintor lie felijke geur, dié ze versprletid. Ook hij diezelfde batten een dubbel worden. Bij enkele hebben we sflechts één krans vam ltetbloempjes en daJartbte- nen bu'ilsbttoempjes^ D'to touisbttamipje's vengroeténi en warton den Itetbtoietoipj'és gelijk, of schoon ze 'het hreédé 'llint niét zoo ge makkelijk kunnen ontplooien, zoodat dit dan OiOk meestai' teeengefroimmelld den grooten bat helpt Vormen. Maar er zijn er meer, ai is 't ,nu niet i oranje. Daar hebt ge de 'asters, overat bekende, witte, bl'auwe, ro-oide aStei's, die eenvoudige, gem'alkk-edijk te kwceken, eemj.artige Mdemen. Otok zij waren eerst enkel, ja dte (laatste j'axien komen ook 'deze weer op dén voor grond;. iStrufisvedler-astens, de maaim zegt (hieft reédis, hloe die lintjes tot smal le draidlen zijn géwordén. -En de Dah lia's misschien reeds Chrysamühiem- voorwaar genoeg materiaal-, om hét leens even ter harte ite nemen, voior al dat schoons naar to vuilnisbak ver- hni'st. J. STURING. VRAGENBUS. O e n I-I oer v. H. t e H. De mafa- xriJa/-miuéktet, of ko-rtiweg m'al'aria-mrag, diie zoo berucht is geworden, déor den rol, Idie ze speelt bij de overbrenging van -de malaria (wie weet, wat de amldleire muggen en vliégen oiverbren- gem), is gemakkelijk vatn ito gewone steékanug te ondersclreaden, doordat bij haai' in élke houding, die ze aan neemt, 'achterlijf, borststuk en snuif zlidh in elkaniders' -verlengde1 bevteidlen, wat bij de gewone steefcmug niet het geval is. J. STURTNG. „Eien praohtlge coltoctle", zei de ik tot den ouden kapitein WiÉcenS, toen ik weer eens met hem op zijn kamer was, die met éen ongelooflijk aantal herinneringen uit zijn zeemansleven wais veiisLercL Ondier hiet -genot van eén kopje heer lijke koffie, -die niemand -zoo wist Maar te miaken als hij', zaten we daar een uurtje gezellig te zamen. „Eien prachtige collectie, wa-air mle- niiig zoöloog u om benijlden zoumaar 't is toch een eigenaardige liefheb berij." Kapitein Wü/lkens bezat nametlijk eeme uitgebreiidé verzameling van slangienliuiden. Ik wist wél, dat ier nauwelijks eien voorwte-ip op ito gan- •sche wea-eld bestaat, dat die meusch ni'et reeds -tot voorwerp van zijn ver zamelwoede heeft gemaakt, ik had zellfs een kennis, die bro eksknoopen verzamelde en een ander, -die voor wandelstokken van -allerlei soorten en foamiaten een allerlevendigste be langstelling toonde, maar een slan- g enverzamielling was, althans vo or een particulier iets zeer zeldz-aaans en toomde een merkwaardige sy-mpatlhe voor éen diersoort, die anders om al hare eigenschappen van do vroegste tij'dlen af door dien mensch gehaat is. In giroote, zorgvuldig opgestelde kasten bevonden zich, netjes geëtiket teerd en elk van de verschillende soor ten zorgvuldig achter héldere glazen bijeengebracht dé glinistiereanto licha- mjen van de gaschubdle reptielen;, van de nneest vergiftige sooiton, wélke- in dé tropen gedajien tot die onschuldigste rinigslangetjes, dié men in wouden en T'elton von Europa aantreft, Aian die als dacht zij ér over terug te keeren. Op dat oogenblik zag ik bij, het licht van het venster haar gelaat. Ik schrok hevig. Het gelaat léék buiten gewoon véél op dat van Lucy. Toen ik weer keek, was de vrouw ver dwenen. I-k raapte al mijn geestkracht bij één en rjep haar. Haar gestalte ver dween in de duisternis. Wachtriep ik, en ik draaide mij om, om hiaar te volgen. Ik zag de vrouw het hek van Clou- sedale H-all binn-en gaan. Wachtriep ik weer en ik vér- haastte -mijn stap. Toen ik in de laan Was gekomen, was er niets meer te hooren of te zien. Geen geluid weerklonk d'an het kraken van de kale takken boven mijn hoofd. Ik keerde naar het huis terug en bonsde -met de beide vuisten zwaar op de deur._ Zij werd ditmaal door Mrs. Hill zelf geopend. Deze zag er lievig ontsteld uit/ Mrs. Hill, zei ik, hét spijt mij u ruw te moeten behandelen, maar ik vraag u nu Miss Clousedale te mo gen spreken nu, onmiddellijik Zij barstte in schreien uit en 'k stapte het h'uis binnen. Toen merkte ik op, dat liet hleele huis op stelten stond. Dienstboden liepen met kaarsen in de hand dé trappen op en af en dé benedenik'a- IcMmste diertjes af tot -dé reusachtige exemplaren, die in Brazilië en Imdlië Voorkomen, de vreesélijke Pythons en Boia's van to oerwouden. Van laatstgenoemde bezat to kapi tein alleen de huid1, zorgvuldig gepre pareerd, terwijl de kleinere soorten in hun géhleled op spiritus waren gezet. „Hebt u dié all© zelf gevonden of gevangen?" valoieg -ik dem ouden beer die in weerwil van zijn letótötijd! —'hij w-as zeventig jaar oud nog kaars recht liép en ietoren -avond dn ton „Blauwen Zeébond" een Machtigen grog ging drinken, al was het weder ook nog zoo slLecht. „Slechts het kleinste gedeelte er van", erkende Wilkens eerlijk. De meeste en -de mlooisfe exemplaren heb ik aan dé Iiudascliie en Amerikaanse be kust gefkodht. Er zijn idlaar een massa handelaars en ook toovenoars1 en-sllan- genibezweerdiers, doé déze dieren af- ricM'en-, en er op straat voorstellingen mee geven." „Zoo'n verzameling", bego-n ik weer, „zou h'eél wat kunnen verteül'en. Ik weid, dat aan elk stuk de een of ande re geschiiektonis vertoornden is Kapitein Wilkens knikte levendag mét het hoofd. „Zeker", -antwoordde hij, „juist daarom ben ik zoo aan dien -inhoud' van idie kasten, die mijn oude huis houdster o-verigens nog altijd v-eel angst inboezeméni, gehecht, omdat ze mij de bijzonderheden van mijn ge- hioetei levien in iheranneiriing breng-t. Men heeft mij van dé zijde van grooté musea reeds aanzienlijke betoagen gebodleni, indien ik van de Verzame ling afstand wil doen, maar ik kan er niét toe kom/en. Als- ik dood ben, komt ze aan een wetenschappelijke instéUdng, maai* zélf wil ik ze altijd behouden." Hij trad op een- van de laden toe, openldé dienam uit een van de vak ken een; tegeschroimpieldle slangen- huid, -stofte ze zorgvuldig af 'en legde ze Voor mij op tafel. „Hier (hebt u er een, Avaar -eien go- schietdleudis aan verbonden is, diie het vertelden- Wel waard is. Het vangen -van diit dier heteft iemand, van wie ik veel hiéLd-, het leven gekost, en nog wel* onder zeer eigenaardige om standigheden. Wanneer u geduld hebt ine aan te höoreni, zal ik u die ge schiedenis vertélt en." Ik to-on'dle me gaarne bereid te luis teren. „De geschiedenis", begon to kapi tein-, die zich aan deze Slangen-huid laat vastknoo-pen, ligt niet slechts ja ren maar -ettelijke tientallen van ja ren lachiber ons, want ik was toen-nog een jong br-oiekje, pas -stuurman, al haidi -ik o -k al in verschiillento w-e- redidldieeten- den wind' voélen waai'en. Ik bevond me mieit een handel'Sivaarituig aan de kust van B-raziMë én hét lossen en laden kostte ditmaal buitengewoon veel tijd. Daardoor had i'k verscheide ne -dagen niets te doen en gebruikte die om een- vriend te bezoeken, die op eeni-gen afstand van dé kust ©en form bewoonde. Do goede Karl Lassen was ©eu schoolkameraad van mij en ha-d ook na dlien tijd) nog. veel met me om gegaan, tot onze wegen geheel uiteen hepen. Daarna onderhielden w© nog wel eienige co raiespondtentie, maai", dat stuitte, door lang reizend leven ook op allerhande bezwaren, zoodat ik te langen tijd niets v-aai helm gehoord had-, behalve een ko-rt geiledien' ontvan gen brief, dat hij voornemens was zijn geluk in Brazilië te beproeven. Iiij blad daar eén farm gekocht, was gehuwd ©n het ging hem- uitstekend. Hij w-as op weg om een rijk man te w-orden. Nu, Avanneer men in een vreemd werelddeel een vriend in zijn nabij heid weet. dan do-et men al hét mo- gieiijke om hem te ontmoeten. Onder hét woord „nabijheid" verstaat men evenwél in eien diergelijk uitgestrekt land iets anders dan bij -ons, ik had altijd nog eenige dagen te reizen over slechte wégen-, om d:e farm v-an rnijn vriend te bereiken. Maar het w-as een mors in en uit. Waar zal ik haar vinden Daarna stortte de brave, oude ziel haar hart uit. Lucy was het huis uit geloopen. Zij hadden 'haar voortdu rend als een gevangene bewaakt ma.ar zij was ontsnapt. Van d-e afwezigheid van Mrs. Hill bij gelegenheid van mijn bezoek bad zij gebruik gemaakt en Was wegge slopen en nu wist niemand, wat er van haar geworden was. God in dén Hemeldacht ik, en een vreeselijk-e angst begon zich van mij' meester te maken. Het volgend oogehblik stond ik wéér buiten- en snelde naar de poort. Ik meende in de duisternis i-ets langs mij te hooren gaan. Ik bleef staan en strékte mijn armen uit naaa' de •plaats, .van waar het 'geluid- kwam, maar er was niets. Toen hoorde ik een ruischen als van een vrouwenkleed langs het gras, dat in de richting van hét 'huis weg stierf. Het Volgend -oogenblik zag i-k dui delijk, datt zich ©en vrouwenfiguur langs de vensters bewoog, waarach ter flikkerend© lichtjes zich heen en weer bewogen. Ik snelde haar achter na en haalde li-aar in. Juist gooide zij' het luik van een klein raam open en kroep n'aar binnen, toen ik haar .stevig in mijn armen terughield. prachtige landstreek, mét 'heerlijke flora en fauna. In -een prettige stenumng' bereikte ik de uitgebreide farm van Lassens en mijn aankomst werd met groote vreugd begroet. Wie geen anld'ere bu iten heeft dan dé dieren uit het oer woud en op urm afstand van élke he- wooude streek huist, weet wat heftbe- teékent plotseling bezoek te krijgen. Karet -dééd dan oo(k al het mogelijk© om mijn in iéder geval kort ver-blijf op to faami zoo aangenaam mogelijk te maken, Zij-n huisgezin bestond uit zijné jonge miooie Portugeesch©vrouw een Meinen stamhouder en een zus ter v-an zijn vrouw. Gé weet, waarde vriend, dat ik on gehuwd toen gebleven, en als alk be- dénlk, welk eten ongeregeld leven ik gélleiidi héb, vted ik dat maar goed- ook. Een zeeman- weet nooit goied hoe hij miet vrouw en kind te werk moet gaan. Of hij mofet hen jaéen lang al leen laten, öf haar meenemen aan boord en aan alle gevaren bloot stel len. Ik had toen- nog nooit ernstig o ver ©en huwelijk gedacht. Maar toén ik de bekoorlijke Annumzdata ïieéride keunie-n, begon ik anders te -dénken. Voor het eerst van mijn leven be kroop mij de lust mij ook op zulk een fairm te véstigen, tabak of mais of koffie te gaan verbouwen en dé aar dig© Poirtugeesche, aangenomen diat deze d'aartoe bereid was, tot vrouw te nemen. Maar -dat laatste wist ik juist niet. Ik deieid al liét. mogelijke om haar aangenaam te zijn, praatte met haar zooveel ik kón te -mijn gebroken Poirtugeesch, terwijl zij dé woorden-, die dk haar leerdé, allerliefst rad braakte, en bracht ha-ar v-an mijne wandiedingen bloemen mee, die mijn liefde symbolisch moesten uitdrukken. Gp een goédlen dag vond ik buiten een heiei mooi geteekenid' Slangetje, volkomen onschadelijk en bracht het mee naar huis. 't W-as het eerste exemplaalr van de groote aanwinst, diie ik voor mijn verzameflilng hoiopto te maken. lie hoopte dat Annunziata evena-Ls ik vol befwionderi'ng voor het diertje zou zijn, maar ze wendde z; ch af en vluchtte'weg. He vernam nu, dat ihie-t voorwerp van mijn stille vereerimg een ingebo ren afschuw van -slangen had. Daar voor was ze onltoaglijk bang, -als ze maar dlacbt een slang te zien, vlucht te ze, dtoodelijk ontzet, liet huis in. Nu was daarvo or wéL eenige aanlei ding, want vergiftige slangen, wier beet onmiddéHijk den dood tengevol ge hadden, kw-amen dlaar* veel voor. Het was een wonder, dat er niet meer ongelukken gebeurden. Overal had men kans een slang o.p zijn wég te ontmoeten. Hiet was juiist de -angst voor -Slangen, wélke Annunziata het verblijf -in dit land ondraaglijk maakte'. ,,J.e moet er aan wennen", zei.de mieni 'h-aar, maai* dat kon- ze niét. Des avonds vooa* het naa-r bed gaan zocht ze 'allé hoeken van haar kamer -ai en eerst als ze zekerheid had, dalt ner gens -een gevreasd reptiel schuilde, ging ze slapen. Maar zeilfs in haar clroomen ver volgde de slang-envreés haar, zoodat ze ten Slotte niet mstte, voor da-t ze in een hangmat midden in haan* ka men* kon slapen-. Eerst toen had ze eeni-ge rust, méenemto, dat geen der ondieren haar zoo bereiken kon. Ook ik -wias niet erg op dé -slangen, die ik soms op mijn kamen* zag, gesteld. Spinnen, schorpioenen -en- -allerlei gedi'erte kroop daar rood', verlxirg zich in mijn laarzen of in mijn kleederen, dü© steed© duchtig geschud en grondig doorzocht moesten worden, of geen oingewensCMe gasten daarin bun in trek hadden genomen. Maar daar ik steeds dé nood'Lge voorzorgsmaatrege len nam, was ilk overigens in liet ge heel niét bevreesd. Se-deat ik Annunziata door mijn on welkom geschenk zulk ©en d'o-odelij- ken schirik op het lijf gejaagd had, meende i'k te bemerken, dat zij niet - Wie is u? riep -ik, en zij liet een smeekende kreet ho-Qren. Laat mij los laat mij, los Niet -voordat ik weet, wié u is. Laat mij los 1 Wie is u Onze stemmen 'hadden de bedien den bereikt en zij kwamen met hun kaarsen naar buiten gesneld. Toen z&g ik het gelaat van de vrouw die ik in mijn armen hield. Het. was Lucy Lucy, mijn lieve ling, die mijn vrouw zou worden. Lucy Clousedale, de door iedereen zoo zeer beminde, de edele ziel, het edelmoedige hart, dé lieve en mooie knop, die juist van meisje tot vrouw rijpte en nu was zij niets dian een arm, half waanzinnig slachtoffer van een vloek. HOOFDSTUK IV. Den volgenden dag was ik weer in Londen terug, maar vóór mijn vér- trek uit Cumberland, hoorde ik het geh'eel© droevige verhaal van de huishoudster. Tot haar terugkeer uit Londen, had' Lucy nooit geestrijke dranken aangeroerd. Maar Londen had haar zenuwen in de war gebracht. De nieu we omgeving, (het nieuwe leven, onze verloving en ons afscheid had zoo veel van haar zenuwen gevergd, dat zich na haar thuiskomst symptomen zoo vriendelijk tegen mij was als vroeger. Eén- inensch die Slangen- bij zich droeg en blijkbaar genoegen vond in het beschouwen van zullke dieren, wékte misschien evenveel af keer in haar op a(Ls -de dieren. Op de een of andere wijze wais haar ter oor© gekomen, dat dk in mijn va derland zelfs éen -veraaméliing van zulke afsohiUWieüijik© dieren had! aan gelegd, waaraan mijn haat met de zelfde aanhankelijkheid hing als het hart van een jong meisje aan den' tijd" van haar éérst ontwaken voor het genot van' het leven. De gedachte liet haar mogelijk niet met rust, dat zij dé toegenegenheid v-an haar toe- Icomstdgen echtgenoot met een aantal afkeerwekkende 'reptielen zou moeten dieeüien. Om ko-rt te gaan, haar gedrag te genover* mij werd' aanmerkelijk koe ler, tot mijn groot leedwezen natuur lijk. Zij ging mij uit den weg en vér- meed! hot met mij alleen te blijven. Ik gevoelde mij door haar gedrag -diep ongelukkigen dlaf is zeker, hoe zeer ik ook gehecht was aan de dieren, die ik miet zooveel ijver Ver zameld had, wanneer men- mij voor da keuze gesteld lnadL mijne néiiginig-voor slangen of mijn liefde voor* Annun ziata op te gelven, zou ik zonder eieni ge aarzeling mijn slangen er aan gé- geven hebben. Daar er ecliter geen toenadering tus- sdheu ons tot stand kwam tot groo te teleurstelling van mijn vriend lassen en zijn vno-uw, die, zooalis '.k latei* hoo-rto, maar al te graag een paai- van ons gemaakt hadden-, be hoefte dik dit offer niet té brengen en ik 'heb tot op dézen dag mijn verza meling kunnen behouden, maai* geen vrouw gekregen." D© kapitein zweeg een oogenblik en L'iép met groote schreden dé kamer op -en neer. Het schéén- hem 'inspan ning* te kosten zijn© vertélldng ten ein de te brengen. „De geschiedenis is toch zeker neg niiet uit?" vroeg ik hém. „Deze oude, verdroogde hiuld! is toch zeker niet het geschenk, dat u indertijd tot meisje van uwe keuze hebt aangebo den? Want deze is ongetwijfeld af komstig van een monster van min- -stens tiien voet lengte, waarvan unog niet gesproken heeft." „Vergeef mij, beste vriend", zeide Wükens, en steunde met de hand' zwaar op dé eikenhouten tafel, d-e in het middén v-an de kamer stond. „Je tobt gelijk, dé geschiedenis is nog niet uit, maar het einde is zoo treu rig e/n verschrikkelijk, dat het mij steeds eenige zelfoverwinning kost, om mijn hertninerang-em weer wakker te roepen. Hét is mij alsof ik de ver- sehrikkelijke gebeurtenissen nog weer geheel doorleef. Op zekeren dag maakten we een r.:t naar het landgoed van een b©vrien den. plantageëigeaiaar, en tegen den fwond maakten wij ons gereed in vro olijke stemming huiswaarts te keeren. De voor het rijtuig bespannen; vurige paar dien hinnikten van onge duld en blijdschap, dat ze weer naar den -stal gingen en wanen bijna niét te houden. Lassen zat reeds op dén hoogen bok en hield den teugel stevig in die hand. „Opstapp 1, heeren", riep hij ons toe, daar wtj nog bij het rijtuig ston den te praten, en klapte licht mét dé zweep. Annu-nzdiata, diie dicht bij die paard-en stond-, dlöedJ eenige sohrédlen naar hefc rijtuig toe, doch schrikte in het vol gende oogenblik merkbaar en slaakte een luidlen kreet. De paarden schrikten en gingen in •razende vaart voorwaarts. Door ton geweldigen ruk van hun plotseling aantrekken werd' Lasseh van den bok geslingerd. Hij kwam er gélukkig met den schrik af, maar de verschrikte -dieren joegen miet het lichte onbe stuurde rijtuigje achlber zich door d)ik en du-n voort en waren spoedig uit het oog verdwenen. van zenuwziekte voordeden. Toen ha.d de doctor haar voorgeschreven tweemaal daags een ei met brande wijn te gebruiken. De huishoudster was verontwaar digd geweest. Zij had hém aan dén dood van LuCy's vader en grootva der herinnerd en aan den vloek, die over de familie was uitgesproken. De doctor had alleen geglimlacht. Dacht zij dan, dat een verstandig man met -modern© ideeën zich zou laten influënceeren in zijn praktijk door zulke outo-wijven-praatjes De jonge dam© had een opwekkend mid del noodig en zij zou liét hebben. Binnen veertien dagen was Lucy de slavin v-an haar medicijn gewor den. Zij nam haar niet tweemaal daags, maar vier anaal, zes maal, tien maal. Een onleschbare dorst, een brandende begeerte, een niet te verzadigen lust greep haar aam De d'octor begon te spreken over latente alcoholisme in het bloed, en hij begon zijn patiënt te behandelen als was zij krankzinnig. Een aanval van twee dagen was overgegaan in stuipen en toen was mijn lieveling zichzelf weer. De dorst, de koorts, -dé lust was verdwenen, en zij was na dien aan val hevig uitgeput en verzwakt. Maar het vergift was slechts on derdrukt niét uitgeroeid. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 9