BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
mm ¥Ix#mk
f 1,20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK,
Natuurhistorische
Wandelingen
De Siaagerhuid
24ste Jaargang
MAANDAG 3 SEPTEMBER 1906
No. 7112
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE QROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND,
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
JN 'EN OM HAARLEM.
CXXVII.
Eern eigenaardige, of Heiver een
tweeit'ail eigenaardige botanische
kwesties kwamen me 'Zondagmorgen
in ito gedochte, toen alk, me «Mn-
waarts (begaf en wed langs tUe 'Brou
wersvaart. In dien korten afstond),
dliiein -men! to-clh- gemakkelijk in een
vijftiental miinultien ikiam Idloorïoopen,
(kwamen ine niét. minder :dan (drie en
tort% mems-cblen, jomlgeire ein oudere
üeigen, die allen ©enige uren vroicgetr,
(duJinW-aartis (Waren getrokken. Nielt's
bijteotodéra, IhJo'oir iilk -zeggen. Neen,
maai' (hoor Verton 'Aüflén iwtareai die
sticfatog -ingeslagen imelt hetzelfde
doel. Ook al weer Beo heed erg niet.
üéa Zondaigsimd-dldaigs itirektoen well h'on-
toitoni utt 'de isltlajdi, jia zied f si van Am-
ëtierdlam uit, -ook óhen met hieitiz/eflifdle
doiel, n'aar t 'WieJsten-, maar de Idlulinen,
it lis waar, imiaar de menschen, 'die
dik (tegenkwam, ze waren niet bp Iran
Zondags- uilgeldlostt, ze hadden 'allen
eigenaardige mandljies, -enz. bij zacfli.
-En is 'cüat nlï zoo bijzonder, dat...
Mamldjes, bij gebrek aan een eind
touw, had mien axued, Eijn zahdoék de
oomen veahondlen, om (heit zoo gemok-
(kieiijk'er te kiunnien idiragen; emmers,
gewion© (Mikken émlmérs, niet van' die
emmertjes. mJooi gesdhiilldiecrid, anet
'Zahdlvoort (of SdlievenlingierL <e;r op;
-trommeltjes, ie (kdeiiln voor provisie-
troimimel, te igiroot vaar stukkentroim-
meü; in één woordi, allerlei mlin of
oneer gemakkelijk idra-agwerktuiiig om
dein oogst huiisw-aartis' te toteen, dien
dé. dluliinieni -hium toad'den opgeleverd,
'i Waren 'die braambessen, die ze wa
ren \gaani melken en w-anneler 'all diie
menscdien, idjie imle iegienJkwaimen hun
ivieoirraaidi 'eens h'aJdldien uitgeschud in
diezelfde mand!/ dan had diie nog al
groot moéten zijn iom Iden gelheeléii'
voorraad te bergen. (Later op dien dlag
zag men velen weer (hiun waar langs
die straten v-cnitela om! zoo een centje
ite verdienen.
Hoe (d/La braambessen ine nu een
paar kwestieuse iof -ook niét kwes
tieus e punten konden 'dkD.etn, aanro-et-
ren?.Wel', éen braaimlbes is een samen.
gietstbeOJdJe vrucht ien zal', zoo redeneert
'jnleniigeien, wel Worden voortgebracht
door een isatmieingéstieüide (bloom, en
nieltö nu is mJindlelr waar. De saimen-
gestelide Vrucht Wan Ide braambes is
niet ontstaan uit een samengesitel'de
bto'eim), maar fu/ilt een gewone, enlkél-
vouidliige Mo-ean niet vele meeldraden
en vele is/tlaanpers, f'die ihieiel ereftiig
naast élkaiar op den geaneenschapp©-
lijken bloieimboidleim zitten. De boiemen
lokken tal Van iinseioten, die door van
bloem tof blo-ecu Ite vdiegen, zoo "heel
gemakkelijk ih'eit stuifmeel kunnen
jolvertonem-gea, id'at op de stempeltjes
blijft kfl-eiven, oïn latter oorzaak -te zijn
van ide opzwelling 'der kléine besjes,
diie lelkaar haai# gaan verdringen.
iZoo d!s Idlalt oiok bij de framboos en bij
dia aardbei? 0> néén, bij da laatste
is 'dat geheel anders. Daar groeien de
fiuuclitbegiinsélitjés niét uit, dalt won
dien geen eetbare dingen, dat worden
kléine tamelijk harde stoenr-rudhtjes',
én om ide 'Verspreiding van die steen
vrucht jés nu in ide (hiand te werken,
Zorgde de natuur, die noodt om hare
middelen verlégen Zit, er vooir,, den
'Moémbiodem te 'dóén .o.pzw,ellen en
vleezig te doen woeden. De ménsdh,
niét teivreiden mielt ide (heeilijké natuur.
Feuilleton»
■Uit bet Engedsch van Hall Cain©.
6)
Toen ik vroeg, of ik mijn lieveling
aden mocht, scheen zij- hevig te
schrikken, zei dat het onmogelijk
was en dat de doctor alle bezoeken
verboden 'had, uitgezonderd die van
dén geestelijke.
En toen ik haar vtroeg of zij. wist,
wat er in den brief van Lucy aan mij
etond, werd haar Verlegenheid nog
grooter en zij beweende, dat, 'hoewel
zij den inhoud niet kende, zij bang
was, dat wat er ook in mocht staan,
ih'ef wel het beste zou zijn.
Is het dus waar vroeg ik. Moet
ik begrijpen, dat de ziekte van Lucy
ongenezelijk is?
Ik deed die vraag op den man af
©n ik verwachtte daarop een beslist
antwoord. Hef ergerde mij, dat hét'
'antwoord aarzelend' en onzeker
'luidde.
Dat kan ik niet zeggén ik
weet, dat niet zeker de doctoirzou
dat het best weten.
Mijn geduld was op eri mijn ant-
aardbeziën éodhit 'dJoior feeilkleu©, door
IouisSjng eniz. soOiteu i'e krijgen, mét
grooteren bto.eanbédémi, soorten, die
een fliinken lhap optovertdleni, waarbij
idlacn.' wal veel aan aroma aatuurMjk
viealoreu giinig. Nlog lonlianJgs maakten
wie Ikenntis met een aarldJbéisoort, die
zoo voor de Ihiand) op! gepïiukt, bij 12
oif 13 genomen een pond' wogen; gdng
men ze uliltlzoéken, dian! zou men hét
belsit kunnen bremgen tot 6 of '7, dus
aairdbeiein, van bijna een ons.
Zoo'n ivmi'cht mu en er zijn veel
méér, is leiige.nlijk ge<en vrucht, 't is
leen sdhijnivrucüat en die zijn er meer
dJau we denken.
Eetn saimenge'stéldé vrucht kan ech
ter o;ok nog op een landiere miaaiieir
ontstaan, en nl. uit meerdéiiè bloe
men, icïie tamelijk idIMilt bij elkaar
izititen, idenk (midar eens aan- elzeprop-
pen en andere'.
Maar bij' ide samengeStellde bloemen)
noioiit, dlaar izijn (de vrucihten sitéeds
dloipvruohbjes, d. w. iz. de vruéhlten
van de zomnefotoeam, of gelijk aan die
vrruidhlöjes van dé paardebloem, en die
kent ieder toch.
-Zoo'n kaars,, diie uitgeblazen" kan
woéden1, izoold'at er niét één vmcBitjé
meer op zit, en men 'in 'de hand houdt
al/Deen de gameenscbappelijkeu blo.em-
biQdém. Deze 1'aalMé naam' is eligenfliijk
fout, wau(t ook bij' idle enkelvoutdlilge
Mioieimen ispreekit men van bloeunbo-
idleto ien Idaar mét recht, boldeini van
die Ibioem;. Maar hiier, is eenVoiUdig
een ((lak, eetn stengel, :die aan «ton top
eén massa, dliidhb opeengedrongen
Mloeimébjes draagt. AI die bloemetjes
brachten één vrudhtlje voort, dat eeirsf
eén onlderstand'ig vruchtbejgtiinsel Was.
Gmfd'alt htorbiji iruoonlt eienige' w-
groieiiiing' -pliaalts grijpt tusscihen- de af-
aoaiderlijke vruichtböglnsels, kan men
toiler nimmer van een samengestelde
vrucüit spreken.
We hébben vroeger wel c-enis meer
lill gestaan bij zoo'n saaniengeisfélde
blioeim, maar omidat ler voor ieder mielt
altijd een bloem bij dé Quanid (is ter
vergelijking, e-en bioiem, waaraan
mien hét besprokene kan toetsten,
gaat dat wed ééns 't «ene oor in en
U andere weer uit.
Bij den verjaardag onzer geliefde
Vorstinne echlter, zijn er bLoémen te
over, d'am worden hlier en diaiar, met
kwisbiige hanld blioiettnien geschikt, -en
o,nder idle bloemen Vimlden we altijd1
sameugesteldlbilioemiiigen, h'oofdaallcélijk
wiel, 'omdat de familie dér saanienge-
stéldb'loémigen zoo grooit is, ©n geen
wotodér dlus, dat men -daarbij Meuren
vinidlt als rood, wit, blauw of oranije.
Denk maar eens aan omlz-e gewone
Gioudisbl'oém, een bekende van lallen,
een bloem, diie veel op éen paarlto-
bloieim gedijkt, maar dat geél van- hier
is d'aar diiep 'oranije, en er is nog meer
verschil. Een gewone goudsbloem be
staat niét ehkiel uli/t Hintbloeanpjes; ze
mag zoo dubbed -weizen, al-s men wi'l,
bij nauwkeurige beschouwing en
vooral a'ls ze wat ver is uitgebloeid,
dian- zien w© te hét 'hatft nog tal van
kléine touisbloempjes, dlié ons v-örtél-
leui, dat ook z-ij eerst gelijk was aan
-ee,n maldeli-efje, aan een zonnebloem.
Ia-, izonnebloemeu, ook /dat- geel wordt
dtkwijls mét Konteginnédag gebruikt
tér versiering en ooik bij deze komt
id'alt Iduöibelwoaldeln reed's vaaïi voor,
ofsöhoou zoo'n groiété lcoek van inéén-
gedlronlgen geeü', Idani tlodli niet mooi,
ultot dios, ndielt bevallig ,is. 'Anldere
OranjéMioiemen -ook tot dé samienge-
SttaTdbloeanigen beflvoorend, zijn de
woord liet aan duidelijkheid niets te
wens eden over.
D an. Aio or denzal die doc
tor het mij vertellen, al moest' ik het
ui;t zijn keel trekken. Al die raadsel
achtige geheimzinnighéid is meer
dan ik kan dragen, en ik denk dat
cok niet liang-err te doen.
Met die woorden snelde ik hethui3
uit en trok de deur achter mij dicht.
Ik 'had mij in 't hoofd gezet dat Lucy
het slachtoffer van een samenzwe
ring was, en dat die twee mannen,
de doctor en de geestelijke de dira-
den da.arvan in h'andien. hielden.
Terwijl binnen in mij alles in op
stand was, holde ik het kronkelpad
af. Voor mijn geestesoog zag ik tel
kens als bij het licht van den blik
sem mijn lieveling voor mij, eerst
met haar mooie schitterende oog-en,
tinte-lénd van jeugd, gezondheid, ge
luk en liefde, toen in de klauwen van
een of ander afschuwelijk monster.
Uit mijn dtroomerij-en werd ik op
geschrikt door een plotselinge ver
schijning. Het was die van een
vrouw, die uit het Wapen van
Clousedalé' kwam, toen ik -daar
voorbij ging. Zij had een jeugdige
gestalte, droeg een kleine, donkere
ishawl over ha air hoofdzij, zag er
sier dig ©n slecht verzorgd; uit. Zij
sloop voorzichtig de lierherg uit, bleef
plotseling staan, toen ik nadérbij
•kwam. en keerde zich toen 'half om
dtk-ke, oranjekiéuniig'e ballen, van to
Alfrikaneb, ook at niet tot de nationa
le bloem verhaven om to mintor lie
felijke geur, dié ze versprletid. Ook hij
diezelfde batten een dubbel worden.
Bij enkele hebben we sflechts één
krans vam ltetbloempjes en daJartbte-
nen bu'ilsbttoempjes^
D'to touisbttamipje's vengroeténi en
warton den Itetbtoietoipj'és gelijk, of
schoon ze 'het hreédé 'llint niét zoo ge
makkelijk kunnen ontplooien, zoodat
dit dan OiOk meestai' teeengefroimmelld
den grooten bat helpt Vormen. Maar
er zijn er meer, ai is 't ,nu niet i
oranje. Daar hebt ge de 'asters,
overat bekende, witte, bl'auwe, ro-oide
aStei's, die eenvoudige, gem'alkk-edijk te
kwceken, eemj.artige Mdemen. Otok zij
waren eerst enkel, ja dte (laatste j'axien
komen ook 'deze weer op dén voor
grond;. iStrufisvedler-astens, de maaim
zegt (hieft reédis, hloe die lintjes tot smal
le draidlen zijn géwordén. -En de Dah
lia's misschien reeds Chrysamühiem-
voorwaar genoeg materiaal-, om hét
leens even ter harte ite nemen, voior al
dat schoons naar to vuilnisbak ver-
hni'st.
J. STURING.
VRAGENBUS.
O e n I-I oer v. H. t e H. De mafa-
xriJa/-miuéktet, of ko-rtiweg m'al'aria-mrag,
diie zoo berucht is geworden, déor den
rol, Idie ze speelt bij de overbrenging
van -de malaria (wie weet, wat de
amldleire muggen en vliégen oiverbren-
gem), is gemakkelijk vatn ito gewone
steékanug te ondersclreaden, doordat
bij haai' in élke houding, die ze aan
neemt, 'achterlijf, borststuk en snuif
zlidh in elkaniders' -verlengde1 bevteidlen,
wat bij de gewone steefcmug niet het
geval is.
J. STURTNG.
„Eien praohtlge coltoctle", zei de ik
tot den ouden kapitein WiÉcenS, toen
ik weer eens met hem op zijn kamer
was, die met éen ongelooflijk aantal
herinneringen uit zijn zeemansleven
wais veiisLercL
Ondier hiet -genot van eén kopje heer
lijke koffie, -die niemand -zoo wist
Maar te miaken als hij', zaten we daar
een uurtje gezellig te zamen.
„Eien prachtige collectie, wa-air mle-
niiig zoöloog u om benijlden zoumaar
't is toch een eigenaardige liefheb
berij."
Kapitein Wü/lkens bezat nametlijk
eeme uitgebreiidé verzameling van
slangienliuiden. Ik wist wél, dat ier
nauwelijks eien voorwte-ip op ito gan-
•sche wea-eld bestaat, dat die meusch
ni'et reeds -tot voorwerp van zijn ver
zamelwoede heeft gemaakt, ik had
zellfs een kennis, die bro eksknoopen
verzamelde en een ander, -die voor
wandelstokken van -allerlei soorten
en foamiaten een allerlevendigste be
langstelling toonde, maar een slan-
g enverzamielling was, althans vo or een
particulier iets zeer zeldz-aaans en
toomde een merkwaardige sy-mpatlhe
voor éen diersoort, die anders om al
hare eigenschappen van do vroegste
tij'dlen af door dien mensch gehaat is.
In giroote, zorgvuldig opgestelde
kasten bevonden zich, netjes geëtiket
teerd en elk van de verschillende soor
ten zorgvuldig achter héldere glazen
bijeengebracht dé glinistiereanto licha-
mjen van de gaschubdle reptielen;, van
de nneest vergiftige sooiton, wélke- in
dé tropen gedajien tot die onschuldigste
rinigslangetjes, dié men in wouden en
T'elton von Europa aantreft, Aian die
als dacht zij ér over terug te keeren.
Op dat oogenblik zag ik bij, het licht
van het venster haar gelaat. Ik
schrok hevig. Het gelaat léék buiten
gewoon véél op dat van Lucy. Toen
ik weer keek, was de vrouw ver
dwenen.
I-k raapte al mijn geestkracht bij
één en rjep haar. Haar gestalte ver
dween in de duisternis.
Wachtriep ik, en ik draaide
mij om, om hiaar te volgen.
Ik zag de vrouw het hek van Clou-
sedale H-all binn-en gaan.
Wachtriep ik weer en ik vér-
haastte -mijn stap.
Toen ik in de laan Was gekomen,
was er niets meer te hooren of te
zien. Geen geluid weerklonk d'an het
kraken van de kale takken boven
mijn hoofd.
Ik keerde naar het huis terug en
bonsde -met de beide vuisten zwaar
op de deur._ Zij werd ditmaal door
Mrs. Hill zelf geopend. Deze zag er
lievig ontsteld uit/
Mrs. Hill, zei ik, hét spijt mij u
ruw te moeten behandelen, maar ik
vraag u nu Miss Clousedale te mo
gen spreken nu, onmiddellijik
Zij barstte in schreien uit en 'k
stapte het h'uis binnen.
Toen merkte ik op, dat liet hleele
huis op stelten stond. Dienstboden
liepen met kaarsen in de hand dé
trappen op en af en dé benedenik'a-
IcMmste diertjes af tot -dé reusachtige
exemplaren, die in Brazilië en Imdlië
Voorkomen, de vreesélijke Pythons en
Boia's van to oerwouden.
Van laatstgenoemde bezat to kapi
tein alleen de huid1, zorgvuldig gepre
pareerd, terwijl de kleinere soorten in
hun géhleled op spiritus waren gezet.
„Hebt u dié all© zelf gevonden of
gevangen?" valoieg -ik dem ouden beer
die in weerwil van zijn letótötijd! —'hij
w-as zeventig jaar oud nog kaars
recht liép en ietoren -avond dn ton
„Blauwen Zeébond" een Machtigen
grog ging drinken, al was het weder
ook nog zoo slLecht.
„Slechts het kleinste gedeelte er
van", erkende Wilkens eerlijk. De
meeste en -de mlooisfe exemplaren heb
ik aan dé Iiudascliie en Amerikaanse be
kust gefkodht. Er zijn idlaar een massa
handelaars en ook toovenoars1 en-sllan-
genibezweerdiers, doé déze dieren af-
ricM'en-, en er op straat voorstellingen
mee geven."
„Zoo'n verzameling", bego-n ik weer,
„zou h'eél wat kunnen verteül'en. Ik
weid, dat aan elk stuk de een of ande
re geschiiektonis vertoornden is
Kapitein Wilkens knikte levendag
mét het hoofd.
„Zeker", -antwoordde hij, „juist
daarom ben ik zoo aan dien -inhoud'
van idie kasten, die mijn oude huis
houdster o-verigens nog altijd v-eel
angst inboezeméni, gehecht, omdat ze
mij de bijzonderheden van mijn ge-
hioetei levien in iheranneiriing breng-t.
Men heeft mij van dé zijde van grooté
musea reeds aanzienlijke betoagen
gebodleni, indien ik van de Verzame
ling afstand wil doen, maar ik kan
er niét toe kom/en. Als- ik dood ben,
komt ze aan een wetenschappelijke
instéUdng, maai* zélf wil ik ze altijd
behouden."
Hij trad op een- van de laden toe,
openldé dienam uit een van de vak
ken een; tegeschroimpieldle slangen-
huid, -stofte ze zorgvuldig af 'en legde
ze Voor mij op tafel.
„Hier (hebt u er een, Avaar -eien go-
schietdleudis aan verbonden is, diie het
vertelden- Wel waard is. Het vangen
-van diit dier heteft iemand, van wie ik
veel hiéLd-, het leven gekost, en
nog wel* onder zeer eigenaardige om
standigheden. Wanneer u geduld hebt
ine aan te höoreni, zal ik u die ge
schiedenis vertélt en."
Ik to-on'dle me gaarne bereid te luis
teren.
„De geschiedenis", begon to kapi
tein-, die zich aan deze Slangen-huid
laat vastknoo-pen, ligt niet slechts ja
ren maar -ettelijke tientallen van ja
ren lachiber ons, want ik was toen-nog
een jong br-oiekje, pas -stuurman, al
haidi -ik o -k al in verschiillento w-e-
redidldieeten- den wind' voélen waai'en. Ik
bevond me mieit een handel'Sivaarituig
aan de kust van B-raziMë én hét lossen
en laden kostte ditmaal buitengewoon
veel tijd. Daardoor had i'k verscheide
ne -dagen niets te doen en gebruikte
die om een- vriend te bezoeken, die op
eeni-gen afstand van dé kust ©en form
bewoonde. Do goede Karl Lassen was
©eu schoolkameraad van mij en ha-d
ook na dlien tijd) nog. veel met me om
gegaan, tot onze wegen geheel uiteen
hepen. Daarna onderhielden w© nog
wel eienige co raiespondtentie, maai", dat
stuitte, door lang reizend leven ook
op allerhande bezwaren, zoodat ik te
langen tijd niets v-aai helm gehoord
had-, behalve een ko-rt geiledien' ontvan
gen brief, dat hij voornemens was
zijn geluk in Brazilië te beproeven.
Iiij blad daar eén farm gekocht, was
gehuwd ©n het ging hem- uitstekend.
Hij w-as op weg om een rijk man te
w-orden.
Nu, Avanneer men in een vreemd
werelddeel een vriend in zijn nabij
heid weet. dan do-et men al hét mo-
gieiijke om hem te ontmoeten. Onder
hét woord „nabijheid" verstaat men
evenwél in eien diergelijk uitgestrekt
land iets anders dan bij -ons, ik had
altijd nog eenige dagen te reizen over
slechte wégen-, om d:e farm v-an rnijn
vriend te bereiken. Maar het w-as een
mors in en uit.
Waar zal ik haar vinden
Daarna stortte de brave, oude ziel
haar hart uit. Lucy was het huis uit
geloopen. Zij hadden 'haar voortdu
rend als een gevangene bewaakt
ma.ar zij was ontsnapt.
Van d-e afwezigheid van Mrs. Hill
bij gelegenheid van mijn bezoek bad
zij gebruik gemaakt en Was wegge
slopen en nu wist niemand, wat er
van haar geworden was.
God in dén Hemeldacht ik, en
een vreeselijk-e angst begon zich van
mij' meester te maken.
Het volgend oogehblik stond ik
wéér buiten- en snelde naar de poort.
Ik meende in de duisternis i-ets langs
mij te hooren gaan. Ik bleef staan
en strékte mijn armen uit naaa' de
•plaats, .van waar het 'geluid- kwam,
maar er was niets.
Toen hoorde ik een ruischen als
van een vrouwenkleed langs het gras,
dat in de richting van hét 'huis weg
stierf.
Het Volgend -oogenblik zag i-k dui
delijk, datt zich ©en vrouwenfiguur
langs de vensters bewoog, waarach
ter flikkerend© lichtjes zich heen en
weer bewogen.
Ik snelde haar achter na en haalde
li-aar in. Juist gooide zij' het luik van
een klein raam open en kroep n'aar
binnen, toen ik haar .stevig in mijn
armen terughield.
prachtige landstreek, mét 'heerlijke
flora en fauna.
In -een prettige stenumng' bereikte
ik de uitgebreide farm van Lassens
en mijn aankomst werd met groote
vreugd begroet. Wie geen anld'ere bu
iten heeft dan dé dieren uit het oer
woud en op urm afstand van élke he-
wooude streek huist, weet wat heftbe-
teékent plotseling bezoek te krijgen.
Karet -dééd dan oo(k al het mogelijk©
om mijn in iéder geval kort ver-blijf
op to faami zoo aangenaam mogelijk
te maken, Zij-n huisgezin bestond uit
zijné jonge miooie Portugeesch©vrouw
een Meinen stamhouder en een zus
ter v-an zijn vrouw.
Gé weet, waarde vriend, dat ik on
gehuwd toen gebleven, en als alk be-
dénlk, welk eten ongeregeld leven ik
gélleiidi héb, vted ik dat maar goed-
ook. Een zeeman- weet nooit goied hoe
hij miet vrouw en kind te werk moet
gaan. Of hij mofet hen jaéen lang al
leen laten, öf haar meenemen aan
boord en aan alle gevaren bloot stel
len. Ik had toen- nog nooit ernstig
o ver ©en huwelijk gedacht. Maar toén
ik de bekoorlijke Annumzdata ïieéride
keunie-n, begon ik anders te -dénken.
Voor het eerst van mijn leven be
kroop mij de lust mij ook op zulk een
fairm te véstigen, tabak of mais of
koffie te gaan verbouwen en dé aar
dig© Poirtugeesche, aangenomen diat
deze d'aartoe bereid was, tot vrouw te
nemen. Maar -dat laatste wist ik juist
niet. Ik deieid al liét. mogelijke om
haar aangenaam te zijn, praatte met
haar zooveel ik kón te -mijn gebroken
Poirtugeesch, terwijl zij dé woorden-,
die dk haar leerdé, allerliefst rad
braakte, en bracht ha-ar v-an mijne
wandiedingen bloemen mee, die mijn
liefde symbolisch moesten uitdrukken.
Gp een goédlen dag vond ik buiten
een heiei mooi geteekenid' Slangetje,
volkomen onschadelijk en bracht het
mee naar huis. 't W-as het eerste
exemplaalr van de groote aanwinst,
diie ik voor mijn verzameflilng hoiopto
te maken. lie hoopte dat Annunziata
evena-Ls ik vol befwionderi'ng voor het
diertje zou zijn, maar ze wendde z; ch
af en vluchtte'weg.
He vernam nu, dat ihie-t voorwerp
van mijn stille vereerimg een ingebo
ren afschuw van -slangen had. Daar
voor was ze onltoaglijk bang, -als ze
maar dlacbt een slang te zien, vlucht
te ze, dtoodelijk ontzet, liet huis in.
Nu was daarvo or wéL eenige aanlei
ding, want vergiftige slangen, wier
beet onmiddéHijk den dood tengevol
ge hadden, kw-amen dlaar* veel voor.
Het was een wonder, dat er niet meer
ongelukken gebeurden. Overal had
men kans een slang o.p zijn wég te
ontmoeten. Hiet was juiist de -angst
voor -Slangen, wélke Annunziata het
verblijf -in dit land ondraaglijk
maakte'.
,,J.e moet er aan wennen", zei.de
mieni 'h-aar, maai* dat kon- ze niét. Des
avonds vooa* het naa-r bed gaan zocht
ze 'allé hoeken van haar kamer -ai en
eerst als ze zekerheid had, dalt ner
gens -een gevreasd reptiel schuilde,
ging ze slapen.
Maar zeilfs in haar clroomen ver
volgde de slang-envreés haar, zoodat
ze ten Slotte niet mstte, voor da-t ze
in een hangmat midden in haan* ka
men* kon slapen-. Eerst toen had ze
eeni-ge rust, méenemto, dat geen der
ondieren haar zoo bereiken kon. Ook
ik -wias niet erg op dé -slangen, die ik
soms op mijn kamen* zag, gesteld.
Spinnen, schorpioenen -en- -allerlei
gedi'erte kroop daar rood', verlxirg zich
in mijn laarzen of in mijn kleederen,
dü© steed© duchtig geschud en grondig
doorzocht moesten worden, of geen
oingewensCMe gasten daarin bun in
trek hadden genomen. Maar daar ik
steeds dé nood'Lge voorzorgsmaatrege
len nam, was ilk overigens in liet ge
heel niét bevreesd.
Se-deat ik Annunziata door mijn on
welkom geschenk zulk ©en d'o-odelij-
ken schirik op het lijf gejaagd had,
meende i'k te bemerken, dat zij niet
- Wie is u? riep -ik, en zij liet een
smeekende kreet ho-Qren.
Laat mij los laat mij, los
Niet -voordat ik weet, wié u is.
Laat mij los 1
Wie is u
Onze stemmen 'hadden de bedien
den bereikt en zij kwamen met hun
kaarsen naar buiten gesneld.
Toen z&g ik het gelaat van de vrouw
die ik in mijn armen hield.
Het. was Lucy Lucy, mijn lieve
ling, die mijn vrouw zou worden.
Lucy Clousedale, de door iedereen
zoo zeer beminde, de edele ziel, het
edelmoedige hart, dé lieve en mooie
knop, die juist van meisje tot vrouw
rijpte en nu was zij niets dian een
arm, half waanzinnig slachtoffer
van een vloek.
HOOFDSTUK IV.
Den volgenden dag was ik weer in
Londen terug, maar vóór mijn vér-
trek uit Cumberland, hoorde ik het
geh'eel© droevige verhaal van de
huishoudster.
Tot haar terugkeer uit Londen,
had' Lucy nooit geestrijke dranken
aangeroerd. Maar Londen had haar
zenuwen in de war gebracht. De nieu
we omgeving, (het nieuwe leven, onze
verloving en ons afscheid had zoo
veel van haar zenuwen gevergd, dat
zich na haar thuiskomst symptomen
zoo vriendelijk tegen mij was als
vroeger. Eén- inensch die Slangen- bij
zich droeg en blijkbaar genoegen
vond in het beschouwen van zullke
dieren, wékte misschien evenveel af
keer in haar op a(Ls -de dieren.
Op de een of andere wijze wais haar
ter oor© gekomen, dat dk in mijn va
derland zelfs éen -veraaméliing van
zulke afsohiUWieüijik© dieren had! aan
gelegd, waaraan mijn haat met de
zelfde aanhankelijkheid hing als het
hart van een jong meisje aan den'
tijd" van haar éérst ontwaken voor
het genot van' het leven. De gedachte
liet haar mogelijk niet met rust, dat
zij dé toegenegenheid v-an haar toe-
Icomstdgen echtgenoot met een aantal
afkeerwekkende 'reptielen zou moeten
dieeüien.
Om ko-rt te gaan, haar gedrag te
genover* mij werd' aanmerkelijk koe
ler, tot mijn groot leedwezen natuur
lijk. Zij ging mij uit den weg en vér-
meed! hot met mij alleen te blijven.
Ik gevoelde mij door haar gedrag
-diep ongelukkigen dlaf is zeker,
hoe zeer ik ook gehecht was aan de
dieren, die ik miet zooveel ijver Ver
zameld had, wanneer men- mij voor da
keuze gesteld lnadL mijne néiiginig-voor
slangen of mijn liefde voor* Annun
ziata op te gelven, zou ik zonder eieni
ge aarzeling mijn slangen er aan gé-
geven hebben.
Daar er ecliter geen toenadering tus-
sdheu ons tot stand kwam tot groo
te teleurstelling van mijn vriend
lassen en zijn vno-uw, die, zooalis '.k
latei* hoo-rto, maar al te graag een
paai- van ons gemaakt hadden-, be
hoefte dik dit offer niet té brengen en
ik 'heb tot op dézen dag mijn verza
meling kunnen behouden, maai* geen
vrouw gekregen."
D© kapitein zweeg een oogenblik en
L'iép met groote schreden dé kamer
op -en neer. Het schéén- hem 'inspan
ning* te kosten zijn© vertélldng ten ein
de te brengen.
„De geschiedenis is toch zeker neg
niiet uit?" vroeg ik hém. „Deze oude,
verdroogde hiuld! is toch zeker niet
het geschenk, dat u indertijd tot
meisje van uwe keuze hebt aangebo
den? Want deze is ongetwijfeld af
komstig van een monster van min-
-stens tiien voet lengte, waarvan unog
niet gesproken heeft."
„Vergeef mij, beste vriend", zeide
Wükens, en steunde met de hand'
zwaar op dé eikenhouten tafel, d-e
in het middén v-an de kamer stond.
„Je tobt gelijk, dé geschiedenis is nog
niet uit, maar het einde is zoo treu
rig e/n verschrikkelijk, dat het mij
steeds eenige zelfoverwinning kost,
om mijn hertninerang-em weer wakker
te roepen. Hét is mij alsof ik de ver-
sehrikkelijke gebeurtenissen nog weer
geheel doorleef.
Op zekeren dag maakten we een r.:t
naar het landgoed van een b©vrien
den. plantageëigeaiaar, en tegen den
fwond maakten wij ons gereed in
vro olijke stemming huiswaarts te
keeren. De voor het rijtuig bespannen;
vurige paar dien hinnikten van onge
duld en blijdschap, dat ze weer naar
den -stal gingen en wanen bijna niét
te houden. Lassen zat reeds op dén
hoogen bok en hield den teugel stevig
in die hand.
„Opstapp 1, heeren", riep hij ons
toe, daar wtj nog bij het rijtuig ston
den te praten, en klapte licht mét dé
zweep.
Annu-nzdiata, diie dicht bij die paard-en
stond-, dlöedJ eenige sohrédlen naar hefc
rijtuig toe, doch schrikte in het vol
gende oogenblik merkbaar en slaakte
een luidlen kreet.
De paarden schrikten en gingen in
•razende vaart voorwaarts. Door ton
geweldigen ruk van hun plotseling
aantrekken werd' Lasseh van den bok
geslingerd. Hij kwam er gélukkig met
den schrik af, maar de verschrikte
-dieren joegen miet het lichte onbe
stuurde rijtuigje achlber zich door d)ik
en du-n voort en waren spoedig uit
het oog verdwenen.
van zenuwziekte voordeden. Toen
ha.d de doctor haar voorgeschreven
tweemaal daags een ei met brande
wijn te gebruiken.
De huishoudster was verontwaar
digd geweest. Zij had hém aan dén
dood van LuCy's vader en grootva
der herinnerd en aan den vloek, die
over de familie was uitgesproken.
De doctor had alleen geglimlacht.
Dacht zij dan, dat een verstandig
man met -modern© ideeën zich zou
laten influënceeren in zijn praktijk
door zulke outo-wijven-praatjes De
jonge dam© had een opwekkend mid
del noodig en zij zou liét hebben.
Binnen veertien dagen was Lucy
de slavin v-an haar medicijn gewor
den. Zij nam haar niet tweemaal
daags, maar vier anaal, zes maal,
tien maal. Een onleschbare dorst,
een brandende begeerte, een niet te
verzadigen lust greep haar aam
De d'octor begon te spreken over
latente alcoholisme in het bloed, en
hij begon zijn patiënt te behandelen
als was zij krankzinnig. Een aanval
van twee dagen was overgegaan in
stuipen en toen was mijn lieveling
zichzelf weer.
De dorst, de koorts, -dé lust was
verdwenen, en zij was na dien aan
val hevig uitgeput en verzwakt.
Maar het vergift was slechts on
derdrukt niét uitgeroeid.
(Wordt vervolgd).