BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1,20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. Natuurhistorische Wandelingen FeuiiIet©SB-. De 'Wreikers Op het Slagveld 24ste Jaargang. MAANDAG 17 SEPTEMBER 1906 No. 7124. DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BÜITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. IN EN OM HAARLEM. CXXIX. Wat moeten we eigenlijk doen om gedurende enkele winter- en ook de voorjaarsmaanden in 't bezit te ko men van bloeiende bolgewassen On der bolgewassen verstaan we in dit geval de gewonehyacinthen, tulpen, narcissen, crocus-sen, enz. De meeste bijzonderheden •moeten we in dit ge val geheel buiten beschouwing laten, •omdat die eensdeels te veel zorgen en te veel .oplettendheid vereischen, anderdeels te duutr zijn oma ze aan te schallen. Wanneer we voor zooiets veel geld uitgeven, en nog niet vol komen zekerheid hebben van te sla gen, dan loopt onze plantenliefheb- berij groot gevaar en bij te-gen-slaan, van onze proeven worden ook min dere uitgaven het volgende jaar met minder enthousiasme uitgegeven. We raden daarom aan in de eerste plaats een prijscourant te vragen van een \goed hloemist-hollenkweeker of han delaar. .Die prijscourant bestudeeiren we, zoodat we na lezing daarvan on ze kennis heel wat vergroot hebben en met een klein beetje meer succes onze keuze kunnen doen.. Gewoonlijk komen in zoo'n prijscourant heel wat soorten en verscheidenheiden voor en de handelaars zijn er ook al lang op bedacht hun klanten met tal van voorlichtingen van dienst te zijn. Bij de meeste planten vindt men dan tevens 'heel wat opgaven, aanwijzin gen, uit de practdjk afkomstig, die dan meestal gebleken zijn, goecL te zijn. Nieuwigheden, zeldzaamheden hebben zoo vaak veel aanlokkelijks, dat men zich licht laat verleiden, die aan te schaffen. Nog eens, dat moet -in ons geval niet, men moet nemen eenvoudige, gewone artikelen oma mee te beginnenartikelen, die als van zelf in bloed komen, leri. niet 'tal van bijzonderheden, die vaak voor den beginner niets dan teleurstelling- baren. Sommige bandelaren komen daar bij nog meer te hulp en stellen collec ties samen voor de kamer, collecties ■voor den tuin. Voor de kamer, d. w. z. om ze in huis te doen bloeden, in potten dus of wel in glazen het aan tal potten is er dan vaak bij opgege ven. Men heeft nu mets anders te doen. dan met zijn beurs .te rade te gaan', ide beschikbare ruimte in huis dn 't oog te honden en te bestellen. Spoedig ontvangt men dan 't ge vraagde .en als men nu een klein beetje verstandig doet, dan neemt men meteen de kinderen er ook bij ©n bespreekt zoo 't een en ander. In een half uurtje wordt de groote- zak uitgepakt, een eax ander bekeken en het aantal potten vastgesteld. Is kleme Wim of Piet erg zoet geweest, •dan wordt.een speciaal potje voor Wem alleen bestemd. Dat is een half uurtje van genot, waarbij de talrijke afbeeldingen in de prijscouranten de fantasie te hulp komen en men al rnet verlangen den bloei tegemoet ziet. e Maar een beetje geduld nog, zoover is 't nog niet, er kunnen voor som mige dingen nog ,wel 4 5 maanden verloopen voordat het zoover is, en h is goed, dat men dat weet. Boven dien is 't ook goed, neen, gebiedend noodzakelijk, da,t er wordt verteld, dat er nog heel wat gebeuren moet,, .vóórdat het zoover -is. In die bollen (er zijn ook wel knollen onder het verschil kan groote broer, die op die H. B. S. is, wel eens duidelijk ma ken), in die" bollen dan zit em heel 'klein stengeldeel, en op dat kleine stengeldeel, juist Tegenover den neus foed te zien als een holte (ten minste rj den hyacinth) zitten dikke, vleezi- UH het Engelsch, van HEADON HILL. 2) Mengde zich dan onder al die be koorlijke eigenschappen iets onzui vers Misschien in het uitoefenen van een macht, die het geld geeft, in een vrijheid zonder grenzen, in •de gewoonte om dadelijk .haar min ste wenschen vervuld te zien? Had ■miss Fermor wellicht iets van dat heerschzuchtige, waaraan weinigen in haar toestand ontsnappen? Was zij misschien ook een bedorven kind Zeker is, diat Marion in veel din gen een zeer bepaalde en persoonlij ke meening had, die door haar tante, die kalme miss Jane Middle ton op een zachte wijze afgekeurd werd. Een maal een besluit genomen hebben de, was het moeilijk, zoo niet onmo gelijk, haar daarvan af te brengen. Hier moet bijgevoegd worden, dat haar besluiten onveranderlijk ge grond waren op wel overlegde motie ven, maar dat ze dan ook in staat ge schubben, bladeren opgevuld met reserve voedsel, met zetmeel, voor raadschuren dus. Aan een van die voorraadschuren en wel de buitenste is ecliter een andere functie opgedra gen, ze is daarbij van vleezig vliezig geworden en zit er gesloten om als een dun leer-en j.asje. Ze behoedt 'de daaronder gelegene voor uitdroging en tevens voor te groote toetreding van vocht -van buiten. Binnen al die voorraadschuren nu zit de knop, of de knoppen, de eigenlijke plant, Waarom, het ons te doen is in 't klein, in miniatuur. Kom, laten we eens royaal zijn voor onze nieuwsgierigen en offeren eens een zoo'n bol op, om dat kleine verlies vergoed te krijgen door een heel wat beter kijk op de dingen. Nemen we maar van dat viertal bij .elkaar beboorend'e tulpen ©en, Eerst het buitenste schilletje, dat bruine er af, nu de eerste voor raadschuur aan kant, dat gaat niet zonder breken, de stukken! bijeen nn de tweede, die -al wat kleiner is, nu een derdeoch wat neemt ons tulpje af en hoe steekt die groengepunte neus niet een sierlijke: bocht zoo net jes boven, thans ver boven alles uit daar verdwijnt de laatste dilcke schub. Niets meer ho.uden we in die hand, dan het stengeltje, dat boven in idat groene puntje eindigt. Bezien we het echter goed', dan zien we, dat dat groene toch nog weer een blad is, dat met den voet benéden den ge- heelen stengel omgeeft. Even daarbo ven snijden we met een fijn penne- maesje dat blad door, vooral niet die per snijdend dan net door liet blad heen, dat nog lang -geen m.M. dik is een weinig heen en weer gebogen, en •daar glijdt het blad' als een mutje er af. Even hooger beneden zien- we een tweede blad...., maar eerst even een teekening van eien bloeiende tulp be keken, zie boven den grond uit steekt de stengel met 1, 2 bladen, nog een of meer kleintjes en daarboven de bloem dat alles hebben we. nu nog in de hand, uitgezondend het onder ste blad'. Nu ook het tweede weggeno men daar die twee kleintjes.... Die behooren hier naast te liggen, zegt de tienjarige zus, die zoo zoetjesaan zich heeft opgeworpen als belieerd- ster van de afzonderlijke deelen der tulp. En wat houden we nu over? E.n de afbeelding, èn het restje zeg gen ons duidelijk genoeg, idat het de bloem moet zijn. Het mooiste is het nu, als het een enkele tulp geweest is, 'die we onder handen niamen, dan verwijderen we achtereenvolgens nog de bloembladen, duidelijk reeds twee kransen van drie blaadjes, ver der de zes meeldraden, reeds duide lijk te onderscheiden en die de oude re broer, die eindelijk ook schik in de zaak begint te krijgen den uitroep ontlokt„wat zijn die al groot I" om te eindigen met het driekante vrucht beginsel met den drie.stra.li|gen stem pel. Nu nog even de deelen gerepe teerd en de kleinen naar bed, om den volgenden middag vooir de noo d-ge potten zorg te dragen en bij ge brek aan goede aarde van den tuin man voor zooveel potten grond ge haald. Een tweede gezellig uurtje wordt besteed aan de plantingeerst een potscherf onder in, om 't verstoppen van 't gaatje te voorkomen, dan wat .aarde er in, totdat de bol of bollen er op kunnen, en nu van boven verder aangevuld, -maar flink stevig. Daar staan zebroer, die zijn eigen bol letje mocht planten, wil ze reeds voor 't raam zetten, maar daar wacht hem ©en teleurstelling, hij moet ook zijn potje nog voor een week of zes mis sen, eerst moeten 'de bolletjes name lijk wortels maken, dat doen ze het best in den donkeren kelder of beter nog in den tuin ingegraven, zoowat de potten met 1 d.M. aarde bedekt. Alweer zes weken verder, 't wordt was om in een plan te volharden, al zou ze er elk ander dan haarzelve door kwetsen. Bijvoorbeeld w.as dat •het geval in de roekelooze onderne ming, waarin ze zich op dit oogen- blik gewikkeld had: een onderne ming, die. naar we weten, niets naar den zin was van haar raadgever, mijnheer John Quayne. Wat er van deze zaak zijn mocht, hier zat ze nn op haar gewone plaats, met scherpe en aandachtige oogen kijkendejna.ar den oneindigen .stroom, die in 'den ^rooten Lonxten- schen slagader gevormd wordt door twee ononderhroken, tegen elkaar in gaande. menigten, Se een naar het westen, de .ander naar het oosten waarin alle uitersten elkaar raak ten, de luxe zich' vermengt met de armoede, de arme en de 'rijke man naast elkaar gaan. Maar niet naar de gelukkigen dezer wereld richtte zich het oog van miss Fermor. In deze gemengde menigte, door de schoone oogen nauwkeurig gadege slagen, zochten, ze in 't bijzonder de schipbreukelingen van het leven mannen met lafge'dragen kleeren, ros sige hoeden, verwarde haren, er ger nog, de „sandwichman", zelfs de bedelaars. Hoe 'aandachtig ook in haar studie verdiept, vond Marion toch nog tijd om. zich niet haar jongen makker ie onderhouden, hem een weinig van buiten reeds koud en guur, Noviem- ber nadertde potten opgegraven, schoongemaakt en, wat zijn die neu zen reeds gegroeid, de oudste, broer haalt de destijds gemaakte teekening van de afzonderlijke deelen nog even weer te voorschijn en thans kan men ze in haar ontwikkeling gadeslaan, •en als 't buiten koud en guur is, kan men reeds vian Kerstmis af in huis genieten. J. STURING. VRAGENBUS. Den Heer v. H. te H. De heester of struik, door U bedoeld, is de Kardi- naalsmuts, eigenaardig hier in Haar lem, verborgen Or anjeld anten ge- heeten, want over eenige weken gaan van dat vreemd! gevormde vruchtje de vier kleppen open en komen de Oranjekleurige zaden te voor schijn. Aan Mej. R. te H. Spaansche pe per is een struikachtig plantje van een tot andentolven voet hoogte met. bloempjes, die veel overeenkomst ver- toonen mot d'iie van den aardappel. De plant behoort dan' ook tot die fa milie der Nachtschaden. Na den bloei ontwikkelt zich het vruchtbeginsel spoedig en is eerst groen. D.e rijpheid wordt aangekondigd door 't begin van een roodkleuriiag, die zelfs als de vrucht wordt afgesneden, verder doorgaat. J. STURING. Een Krij'gisverhaal. Ik herinner mij, wij vluchtten door het ibosch, terwijl rondom ons die ko gels floten- tn de 'afgevallen boomtak ken kraakten, en wij poogden ons een weg te banen dóór -de haag doorn struik en. Het gew'eenvmiir wierd hevi ger, aan den zoom van het woud zag aren 'hier en daar iets roods. Siidoraiw, oen jeugdig soldaat van het eerste (hoe kwam hij eigenlijk bij ons regiment?) vied plotseling neerea slaande mij zwijgend aan met wijd open oogen. Stro-omen bloed vloeiden uit zijn mond. Ja, dat alles herinner ik anij. Ilc herinner mij ook, dat ik hem zag ii.T het struikgewas. Hij was ©en groote forse lie Turk,'hij vuurde op mij, hoewel ik zwak ©n mager was, sprang ik op hem toe, stiet hem het geweer uit de hand en stale hem met zijn eigen bajonet in het lijf. Daar volgde iets, dat op karmien of -kreunen geleek. Dan vluchtte ik ver der. De onzen riepen „hoera gin gen plat op den grond liggen en vuur den Ook ik loste aeüa paar schoten, doch niet voorldat wij buiten in de weid!© waren. Opeens rukten wij allen vooruit, dat wil zeggen, niet wij, maai* de onzen, want ik bleef achter. Dat was vreemd. Nog vreemder was het, .dat plotseling •alles verdvvedn, terwijl het rumoer en, het schieten ophield. Ik hoorde niets, ik zag slechts iets blauws, dat moest .de hemel zijn. Eindelijk ver dween ooik dat. Nog mo-oiit wlas liet mij zoo zonder ling te moede. Ik lig, schijnt het, op •het onderlijf en zie slechts een klein plekje aardé voor mij. Een paar gras halmen, een mier, enkele verdorde blaren, dat is mijne wereld. En dit alles zie ik slechts met één oog, daar ik niet -in staat ben het an dere te openen. Ik ben verschrikkelijk stijf. Ik tracht mij te bewegen, doch het gaat niet. Zoo verloopt de tijd. Ik hoor het piepen der krekels, het gonzen van de bijen. Niets meer. Eindelijk doe ik een>"ge pogingen om mijn rechterarm onder mij uit te trekken en prabeer met heide handen op dien grond steu nend, mij' op te richten. Ik krijg een schok, alsof er een electrische stroom door mijn lichaam gaat, vanaf de knieën tot aan d'e borst en het hoofd. Andermaal val ik neer. Wederom uuistterrii'S, wederom niéts. Ho© kamt -liet dat ik dte sterren zie,1 die zoo helder schitteren aan den don keren Bujlgaarschen hemel? Bevind ik mij misschien -ni:et meer in' d'e teut Waarom heb ik ze verlaten Ik beweeg mij en voel een ondrage lijke pijn in mijine voeten. Ja, ik ben ia: den strijd gewond. Gevaarlijk of niet Ik betast rnijne voeten, waar ze pijn -dóen. De .rechter zoowel ails de linker is met geronnen bloed' bedekt. Nu ik ze aanraak, wordt de pijn he viger helt is als tandpijn1, zoo kna gend. Het suist mij iin dé ooren, mijn hoofd wordt zwaar. Vaag vermoed ik, dat ik aan beidé voeten gewond ben. Hoe is dat toch gebeurd? Hebben de Turken ons .verslagen Ik begin mij te herinneren, wat er gebeurd is, eerst onduidelijk, allengs hélderdér en .ik kom tot het besluit, dat wij niet verslagen zijn geworden. Mc was op dte weide neergevallen. Jongens, daar moeten wij zijn, 'had onze kleine bataallonchef ons toe geroepen Waarom kan ik mij niet oprichten Ik lig hater zeker niet alléénzij heb ben immers zoo geweldig geschoten. Ik wend het hoofd om en zie rond'. Dit gaat nu gemakkelijker, wijl ik, toen ik bij mijn ontwaken, de graishalmp- jes .en de mier ziende, probeerde mij op te richten, en bij diie poging op mijn rug kwam te liggen. Zoo komt hét, dat ik nu ook die ster ren zie. Ik richt mij, op. Dat is een heele toer, wijl mijn beide beenen ge wond zijn. Met tranen in dé oogen, mij door de pijn ontlokt, zit ik over eind. Boven mijde donkerblauwe he mel, waaraan eien paar groote en een paar kleine sterren glinsterenom mij toen iets hoogs en donkers. Dat zijnde struiken. Ik lig in dé strui ken, men heeft mij niét' gevonden. Mijne haren rijzen té beige. Maar hoie kwam ik in het struikge was terecht? 't Wordt iets lichter om mij toen. De groote ster verbleekte, een paar kleinere verdwenen. De maan komt die bevallige sympathie te schenken waar ze niet karig mee was en die 'haar zooveel harten dteeid winnen. Bij vorige gelegenheden had ze hiem .al eens ondervraagd over zijn fami lie, zijn eenvoudige levensgeschiede nis zij had niets vergeten van wat hij haar verteld had van „grootmoe der", die hij ongeluk een klein zwak had voor brandewijnvan oom Tho mas, een arme verminkte, maar een brave man, die "niet bang) was om te werkenbovenal herinnerde Marion ziCh den tee deren toon, waarop hij gesproken had~*Van zijn lieve zuster Suzette. Hoewel de jongen beschei den was. en geen vertrouwelijkheid meedeelde, die hij meende niet te mogen doen, had Marion 'het er toch uitgekregende arme Suzette was „bedrogen" geworden. Zekere g-emaee- ne leeglooper, gebruik makend van hiet overwicht, dat stand1, geboorte en fortuin maken moest op een onwe tend kind, had! niét geaarzeld, wan hoop te brengen in eien liefhebbend hart. Bij deze gedachte werd de edelmoe dige ziel van miss Fermor bewogen, en zonder zoo 't scheen al den om vang begrepen te hebben van de ramp die over de nabestaanden van Billy gekomen was, had haai* °oed ver stand haar de juiste woorden inge geven om haar jongen, fleren vriend te troosten. Vervolgens, practisché en 'n! Vreemd geluid dringt tot naijl door, eeni soort gekreun. Liigt er misschien ha mijne nabijheid ©en, diie evenals ik gewond is Heit kermen kLinlkt zoo dicht bij mij, maar ik zie toch niets' in mijn nabijheid. Mijn God, ik ben tot wezenlijk zélf'n Zacht kreu nen en keraïenHeb ik dan wer kelijk zoo'n pijn? Misschien voel ik liét niet, omdat mijn hoofd zoo zwaar is nis lood', 't Is beter dat ik weer ga liggen en slapen'. Maar zal ik uoig ontwaken Nu ilc tracht weer te gaan liggen, wordt het plokje, waar ik mij bevind, door eene breede heldére streep maan licht bestraald en ik zie, op een paar passen afstand, iets groots en donkers liggen, dat op sommige plekken glin stert. Dat moeten knoopen en snoeren zijn. Een doode of een gekwetste Om het even, ik leg mij neder. Neen, tot lean niet zijn. De onzen zijn met weg. Zij moeten hier zijn. Zij hebben de Turken Verjaagd'. Ho© koant het eichter, dat ik in tot geheel niets hoor, noch praten, noch tot geknetter, van tot houtvuur? Het komt zeker van zw-akte, dat ik niet hooren en zien kan. Ja, dat is het. Zij zijn bepaald 'hier. Hulp hulp Een onstuimig wildé kreet om hulp ontsnapt, aan ir.ijn borst, maar ei vol gt geen antwoord. Luid weergalmt het in het naohteilijk uur. Overigens zwijgt alles, slechts de krekélS pitepen miet gewone bedrijvig heid. Als gxndfe een gekwetste was, dan zou hij -door mijn kermen uitzijn ver-dóoving zijn gewekt. 't Is een doode. Een der onzen of een Turk Ach God, waar bekommer ik mij om? Een weldoende slaan komt mijh ontstoken oogleden slui ten. Ik lig met gesloten oogen, ofschoon ik reéds geruim/en tijd wakker ben. Ik wil mijn oogen niet openen, om dat ik door die geslo ten leden liet zon nelicht bespeur; als ik de oogen open deed, -zouden ze hinder daarvan- heb ben. 't Is ook beter, dat ik mij niét be weegGisteren werd ik gewond: 24c uren zijn verloopen, nog 24 ande re, en ilc zal sterven. Ik moet miji rus tig houden, mij niet verroeren. Ach, kon ilc ook mijn gedachten tot rust dwingenMaar dat gaat niet. Allerlei gedachten en' herinneringen doemen oip -voor mijn getest. Maar hét zal niet lang duren, het zal weldra ge-daan zijn. In de dagbladen zullen een paar regels staan. Onze verliezen zijn onbeduidend. Gewond zooveel, gedood Iwanon, een mindere vrijwil liger. Neen, de familienaam wordtin 't geheel niet vermeld, er zal eenvou dig .staanEén gedood Eén mindere, juist als toen met dien hondIets uit het verleden komt .mij voor den geest. Lang reeds was het géLedén. Ik liep op straat, een troep menschen versperden mij den weg. Men verdlrong zich om iets bloedigs. 'tWas een schoon, klem, zwart hondje, -dat door de tram over reden was. Daar drong dé agent dOor de menigte, pakte het dier bij den r.ek en droeg het weg. De menigte ging uiteen. Zal men ook mij wegdragen)? Ach, hoe schoon is ihiet levenIlc gevoelde mij zoo gelukkigKwelt mij niet, herinneringenLaat mij met rust Het geluk is heen, hoe folterend is die angst, ot, erger dan de pijn. Goddank, het wordt licht. Ik open de oogen', ik zie dezelfde struiken, den zelfden heme], doch nu bij daglicht. En daar is ook mijn buurmanJa, 't iis -een lijk, een Turk! Ilc herken hean. 't Is dezelfde. Voor mij ligt de mensch dien ilc vermoord' héb. Waar om heb ik helm gedo od Daar ligt hij levenloos. Wie is hij Waarschijnlijk heeft hij oolc, evenals ik, eene oudé moedei*. Lang zal zij des avonids voor de deur harer arme lijk© hut zitten en staren naar tot Noordén; haar kostwinner? En i)lc Mc zou gaarne met hem ruiilen, Hoe gélukkig is hij Hij hoort niets meer, hij voelt niets meer, geen angst, de bajonet trof hem juist in 't hart. Daar op de uniform is een groot donker gat; rondom bloed. Dat tob... ik gedaan Ik heb liet niet gewild. Ilc wildé nie mand kwaad doen, toen ilc in den oor log ging. De gedachte, dat ook ik menschen zou dooden, kwam ndiet in mij o-p. Ik wildé sléchts mijn leven voor mijn vaderland wagen Domkop, domkopEn deze bekla genswaardige (hij draagt een Egypti sche uniform) heeft niet de minste schuld. Nooit te voren had hij van Rusland noch Bulgarije gehoord, eer men hem en zijn makkers als haring in een ton op de boot naar Constan- tinopel inscheepte. Men gebood hem te gaan en hij ging. Was hij niet ge gaan, d'an had hij stokslagen beko men, of wel ©en andere pachia- hiad hem -een kogel door het lijf gejaagd. Hij legde een langen, moeilijken weg af van Stamhui naar Rutschuk. Wij overvielen hem, hij verdédigde zich. Doch toen hij bemerkte, dlatwij, vervaarlijke kerels, zijn Engelsch ge weer niet vreesden, werd hij bang. En juist toen hij rechtsomkeert wildé maken, sprong een onbeduidend klein ventje, dat hij met een paar vuist slagen had kunnen neervellen, optorn toe, en stiet hem zijn eigen bajonet in het hart. Ach, waarom moest ik hem doo den? O God ilc versmacht van dorst Dorst! Wie weet wat dit woord wil 'handelende jonge vrouw die zij. was, haxl zij dadelijk op middelen geron nen om in dit onvoorziene ongeluk herstel te brengen. Zij wilde die ar me Suzette ontmoeten, haan* vertrou wen winnen, om haar te troosten, haar een betrekking te bezorgen. Maar plotseling vlogen Suzette en de plannen voor haar na air alle wind streken uit elkaar Marion boog zich levendig uit het venster, het oog ge richt op een punt van het trottoir, aan den overkant. Billy Hier Vlug Dié bang© mijnheer,... daar! daarMet die grijze regenjasKijk... hij gaat voor bij den kapperswinkel... Zie je hem? Herken je hem? Die nagemaakte aristo.... kwam Badger, die niet zoo preoies op zijn woorden lette. Hij is /hetLoop Verlies geen seconde!... Breng hem hier... zeg zegdat een daimé hém wil spre ken.... ovér zakenzaken.... voordee- Iige.... Ik vlieg hem na riep snel de jonge Billy. En de daad bij liet woord voegen de, vloog hij als een wervelwind de trap af, verscheen bijna onmiddellijk op straat, was in drie sprongen aan •den overkanten Marion, hijgend, mét schitterende oogeai, roode wan gen, zag hem met een onuitsprekelijk gevoel van triomf recht op het doel afgaan en zonder aarzeling flinlc een mouw vaai de aangewezen grijze re genjas aanvatten. Hij heeft hemriep ze ver heugd1. Daar zijn we erEindelijk Brave BillyMen zou zeggen, dat hij voor dit werk in dé wieg ge legd is. II. Toen Leslie Armytage op dien ge denk waar d'igen S eptembermor gen zijn armzal-g verblijf verliet, had hij precies twee pence iin den zak en dat bedrag v ertegenwo Ordigd© zijn gehée- le vermogen. Als het toevel hem in dén loop van den diag niet te 'hulp kwam, dan zou hem zelfs het ellen dige arm en-tehuis dien avond gewei gerd worden, en al wat hiem dan zou overschieten zou zijn naar huiten te gaan en de beschutting te zoeken van «enigen korenmolenwant de ge wone manier van slapen onder een brug lachte hem niet erg toe. Nochtans wees niets in het uiterlijk van den jongen man aan, diat het zoover met hem gekomen was en hef moest wel een lange en geduldige studie van den kant van miss Fermor zijn, dte hem in zooverre te hulp lcwam, dat zij dadelijk de teekenen van zijn verval merkte. Zijn Wee ding toonde voorzeker den draad, maar ze was door de schaar van een 1 Ach, zou er dan niemJand ko-i en In zijn groote veldflesch is zeker water. Maar hoe die te bereiken?... Wat zal dat een inspanning kosten! Toch wil ik beproeven er te lcoanen. Ik kruip op tonden en voeten voort, 't Is een afstand' van 2 meters, maar voox* mij ia 'o ineen*oneindig veel meer. Toch geef ilc tot niet op. 't Ia oï mijn keel verschroeit. Zondér wa ter aal: ik nog* eerder sterven. En ik kruip voort, iedere beweging veroorzaakt mij ondragelijke pijn. Eindelijk ben ik er Daan* is de Mesch zij is half vol met watea*Gij redt mij, mijn slachtoffer! Steunend op mijn -elleboog, tracht ik de flesch. los te maken, plotseling verlies ik het evenwicht en val tegen de borst mijns redciiars aan. Een ake lige lijklucht stroomt mij tegen-. Ik dirinlc. 1-Iet watea* is lauw, maas niet bedorven. Bovendien is tot toe reikend voor eenige dagen. Ik heb wel eens gelezen, dat de mensch zondér. voedsel, alleen op water langer dan een week lean leven. En wat zou hot dan nog! Al leef ik nu o,ok nog maar een dag of vijf, zes, wat zal er dan gebeuren Dé onzen: zijn weg, dé Bulgaren zijn verspreidt Wat zal dus mijn lot zijnSter ven 1 Neen, ik wi'l den moed niet laten zinken. Als men mij vindt, ben ik ge red. Dan zal iik vader, moeder en Mascto. weerzien Mijn hoofd duizelt, ilc heb te veel van m-ij-n krachten gevergd. O, die verpestende lijkluchtWat wordt hij a! zwarthoe -zal hij morgen er uit zien En ilc moet hier blijven- lig gen, omdat ilc de kracht -mis mij voort te sleepen. O, ik zal wat rus ten, en dan naar mijn vorig plekje terugkruipen gelukkig waait de wind van den- tegenoveagestélden leant en bevrijdt mij van die akelige dooden- lucht. Afgemat lag* ik daar. De zon ver brandt mijn gezicht en handleln. Ik heb niets om zo te beschutten-, het schemert mij voor de oogen, verward zijn mijn gedachten-, ilc v-eri-Le's het bewustzijn. Ik tob lang geslapen, want bij mijn ontwaken komt de zon reeds op. Haan* groote schijf is bloedrood. 'tZal stikkend worden vandaag. Mijn buui-man, hoe zou totu gaan van-daag Gé ziet er nu -al zoo afzich telijk uit. Ja, 't was v-reeselijk. Zijn haar be gon uit te vallen, zijn huid1, van na tuur dónker, verbleekte en werd geel; zijn -gezicht zwol op, het wem/éldé van wormen. Wat zal de zon vandaag van u maken? 'tls ontzettend, zoo in zijne Na bijheid te liggen. Ik moet in tedJdr gé val voortkruipen. Zal ik het kunnen? Ilc lean nog mijn hand bewegen', de flesch grijpen en drinken. Ilc zal krui pen, al vorder ik slechts twee schre den in het uur. Zoo kruipend gaat de morgen om.- De pijn wordt heviger, doch wat zou dat, ik ben nu aan tot bewuste plek je. Doch niet lang geniét ik de fris- sche lucht, de wind heeft zich ge draaid en opnieuw stroomt mij de benauwde stank tegen. Toen greep vertwijfeling mij aan, en ik weende. Machteloos, als vernietigd lig ik daar. Eensklapsis tot zinsbegoo cheling? Neen, het zijn stemmen Paardenhoeven, menisctonstenameu. Bijna had ilc geroepen, doch ik houd mij in Als het eens Turken zijn? Wat dan? Zij zonden mij villen, mijne ge wonde voeten roosteren En bleef het nog daarbij, maar zij zijn zoo vindingrijk op het gebied'van wreedheden. Maar aiLs 'het dé onzen zijn O. Heer, als het dé onzen waren Ik zal schreeuwenzij zullen -mij hooren. Eensklaps zie ik blauwe uni- arti-st gesneden en door de handen gegaan van een kleermaker van naamze was bestemd om tót het uiterste een goed figu-u-r te maken. Zelfs tot flarden vergaan, zou ze nochtans 'haar arisfocnatischen oor sprong heli ouden h ebben. Zooals de bleeding was, was ook de man. Noch de tegenspoed, noch zelfs volslagen gebrek waren in staat oirn hem 'zekere voorname trekken te ontnemen, zoo als het nobele van tot gelaat, de natuurlijke bevalligheid van beweging en alles wal dén offi cier der cavalerie eigen iis, en wat de minst ingewijde opgemerkt moest hebben, terwijl hij zijn schreden naar het West-End richtte. Niet omdat hij iets in dit kwartier fce doen had, maar uit eenvoudige gewoonte, omdat hij dien hoek van Londen tot bést kende en omdat er geen enkele reden was waarom hij er niet hieen zo-u gaan. Want, Leslie Armytage, wellce ar me verloopen jongen hij mocht schij nen, had. beslist niets op zijn gewe ten, -wat hem moest doen vreezan zijne gelijken te ontmoeten. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 9