Vrouwenlist iat ie nir SSiï?*»" ken" r gIaMn - s-rlS'sr"'-- nog op 'baar -hart had. Het- diende immers toch tot niets. „Begrijp eens, ik heb onlang-s ge- 'droomd, dat wij beiden in een mooien iwagen zaten en naar de groene ber gen reden. Als diat nog eens gebeu ren kon, hè? Wat zou je er van zeg gen, Katrien Ik zou liet om jou zoo graag willen 1" Zij haalde de schouders op en glim lachte. Wat moest zij daarop ant woorden „Om jouherhaalde hij. „Heere God, wat zou me dat een pleger doen „Droomen ziiu bedrog antwoord de zij. „Maar dikwijls, Katrien, dikwijls komen ze toch uit. Men kan het soms niet weten. Ik heb zoo'n gevoel als het eens zoo was, hè Dan zouden we het ons eens recht gemak kelijk maken in het rijtuigalle menscben zouden het zien, dat de ar me scharenslijper Henner KLey zijn goede oudje naar de bergen reed heel hoog den hemel binnen „Den hemd in 1" Zij keek op naar het woud. Daar was'intusschen die zou reeds weg gegaan. Henner evenwel gang naar de keu ken. Daar hoorde zij hem druk flu's- teren met de weduwvrouw. Slechts eenmaal drong een verstaanbaar woord tot haar door. De oude buur vrouw riep mét haar dun geluid „Hoe is het mogelijk Och Heer Daarna werd het stil. Ja, zeker. Hen ner verborg een gelneim voor haar En daarin had zij gelijk Den anderen dag kwam hij reeds op bet middaguur thuis. Dat was anders zijne gewoonte niet- Want hij was er anders den geheelen dag op uit en aan het werk. „Wat nu, arme man Géén zaken gedaan vandaag vroeg zij. Maar hij stormde op haar toe. Zijne oogen, zijn geheele lichaam straalde werkelijk van vreugde, ongeduld en ingehouden blijdschap. „Denk je dat, Katrien Geen zaken? Ha, ha, haEn bij dat mooie weer Kijk toch eens even naar boven Onze lieve Heer zelf roept ons toe Naar buiten, naar buitenGeen za ken Hij trok haar handen weg van-haar, werk, drukte die, hief het eene been mia bet andere vrooilijk in de hoogte dn stamelde vreugdedronken „Kijk er eis, Katrien, ik zal het je vertellen. Jaar in-, jaar uit is liet mijn wensch geweest je eenmaal naar dé bergen te brengen, naar het bosch en nu vandaag, vandaag zal dat ge beuren 1 Hoor je wel Het oudje daar boven kleedt zich al aanstraks krijg jij je beste pak aan, en mijn zwarte jas is ook al afgeborsteld... en dan... Hoera Dan gaan we er op uit Wat zullen de menschen zich veaba- eenAllemaalMaar ik kan het doenik heb er liet geld voor....... ik, de rijke scharenslijper Ilainrich KLey Zij schudde het hoofd, half lachend, half angstig vragend. Zij wist niet meer, wat zij van de' houding van 'haar man moest dénken. Hij echter -vervolgde gelukkig „Meer dan oen jaar heb ik ge spaard, tot ik zooveel bij -elkander had, dat ik een lot kon koopen. Ik wil het eens beproeven, dacht ik, ter wille van Katrien. Maar zij mag er inïets van weten. En misschien lacht het geluk je wdl toe en win je een Bommetje, en dan wil ik met haar uit rijden gaan naar het frissche, groene woud, opdat zij ook weer eens een maal kan genieten, zooals de andere gnenschenkin-deren. En ik heb gewon nengisterenhonderd mark': Honderd mark Katrien! Kan je je zoo iets vooistellen Zij moest lachen, terwijl tegelijk de tranen haar uit de oogen sprongen. Daarop vlijde zij zich stil tegen haar man, die zélf ternauwernood zijne ontróering kon verbergen over al het geluk dat hun te beurt viel. „Komaan, onzin!" riep hij. „Ver heugen moeten we onsIn twintig jaar je eerste Meirii! Dezen dag moe ten we met een rood kruisje op den kalender aanteekenen „Mijn Meirit herhaalde zij zachtjes. „Mijn Meirit!" Des namiddags precies om drie uur Btond er een net rijtuig met één paard voor de woning van den scharenslij per. Berkengroen was ter zijdle van ide zitplaatsen aangebracht en in een voudige- uniform zat de koetsier, klap pend met de zweep op den bok. De halve straat was op de been. Wonder baarlijke geruchten.van eene buiten gewoon groote erfenisanderen meenden van den hoogsten prijs uit de loterijgingen van mond tot mond. Wat was dat alles snel in zijn werk gegaan Nu zou de scharetafifl ij - persfamilie zeker niet lang meer hier iu net sombere straatje blijven wo nen. Dat begon al dadelijk vandaag wat een blufferijZoo gewonnen, zoo geronnen Hoogmoed komt voor den val Daar bracht men vrouw Katrien uit het huis zij werd gedragen na tuurlijk men zette haar in hei rij tuig en de oude weduwe nam naast haar plaats. Henner ging bij den koetsier op den bok zitten. Het paard werd in gang gezet, en daar ging het, (het sombere straatje uit, de wijde wereld' in Na twintig jaar weer voor de eer ste maal I Door de stad', de oude poort uit, dan een stuk langs een open landweg en einde-lijk het dal in. Toen Katrien weer voor de eerste maal de blauwe bergen voor zich zag oprijzen, toen zij de boschlucht "n- aderode, het ruischen van de berg stroompjes haar in de ooren klonk toen kon zij zicli niet meer gosdhou- den. In plaats van in juichtonen gaf haar 'aart zich in tranen lucht. Menner draaide zich om, drukte haar stilzwijgend de hand een poosje en fluisterde daarop „Niet w-aar, wat is het mooi nier buiten En vandaag vullen wij er eens volop van genieten Het begon reeds duister te worden, toen het scharenslijpersgezm weer langzaam het straatje in kwam rij den. Men tilde vrouw Katrien uit den wagen en droeg haar de won mg bin nen. Zij zag bleek en klaagde over „Het. is van de ongewoonte...... de blijdschap meende zij. „Het begon ook een beetje koel te worden, toen ide zon onderging. Niet eerst in de kamerbreng mij maar naar bed... dat warmt het best 1" Vrouw Katrien was ook nog den -anderen morgen koud en verzocht om maai- in bed te mogen blijven. ,,lk ben toch een erg ondankbaar schepsel, niet waai', Henner? Het was -zoo mooi, zoo moodMisschien al te mooi-Ik ben dat genot niet meer ge woondié luchtHare woor den werden onderbroken dioor een aanval van hoest. „Nliet boos zijn, Hen-narZij reikte hem de band tot afscheid. „Vanavond zal ik wel weer beter zijn Toen Henner dien avond thuiskwam gaf de weduwe hem een wenk, dat hij zwijgen moest. „De dokter is 'luier geweest. Katrien heeft erg de koorts. Op het oogenblik schijnt zij te slapen. Nu zal het den kelijk wel weer in orde koanen." Maar het werd niet beter. Vrouw Katrien zou geen groet meer zenden van baar plaatsje aan het venster naar bet frissche beukenwoud, zij zou den blauwen, kernel daarboven niet meer zien. Zielsaandoeningen, al het ongewo ne, eene hevige verkoudheid, dat al les had' samengewerkt om den toch reeds zoo zwakken levensdraad te ver se beuren. Toen het einde der week was aan gebroken en dé' kerkklokken feestelijk luidden, toen had ook vrouw Katrien haar aardsche dagtaak volbracht. Drie dagen later droeg mén haar grafwaarts. Nu deed- de dappere, stille vrouw nog een tweeden Meirit, naar die berghelling, naar hare laatste rust plaats. Stom, zonder tranen volgde Henner de lijkbaar. De weduwe naast hem. Achter hen de halve straat. Het treu rig lot van den armen man had ietier ontroerd. Laat in den avond, de maan stond reeds hoog aan den hemel, ging Hen ner nog eenmaal naar hét kerkhof, -naar zijne doode vrouw. Voor den verschen grafheuvel zonk hij neder: weenend boorde hij zijn vertrokken gelaat in den schat van bloemen en kransen. „Katrien!" riep hij uit. „Katrien! Hc-or je mij? Zoo was het niet be doeld Ik wilde je eéns een groot ge noegen bereiden, en nuNeem mij meeneem mij mee. Nu kan ook mij geen Mjedmaand meer verh-eu gen!" Humoreske uit het Engelsch door F. HELMY. V mto3MaSJTkoop™» S lid van den raad, legde z'J U6ü'Een onideUring? vroeg hij. Wat bedoel je daannotr juffrouw Al- ■"L'ochf^ert^ondie! rel me- borg tete me®1ku& ar oen portret op den B lwt to het snel op en5 aichtgesla.- Mstje, dat ?»teen we Ik tMh_ «en, maar in de haast wa_, Jk looze verbazing. we hier eYeQ Ter toelidrfmg vvül uw AUen Mr0rSWg— hadaan- begrijp zei Mansfeld op tóon van oud- geleek op zijn to portret zeker T'tMgeWmabeijSn t •SfaSSiw op os- IU begrijp Mansfeld. na te -kind', deftigheid. Als weer met zijn b beueeU ze kistje legde, enniet bet portre-i- wat het w-^—e—w'Mansfeld S-MaWnï len luister terug. nWgeiijk, belte^md; ^^ïr.m^nsoed^tabd. zoo vriendelijk te -oe. gere openbare ^^'ortretten te wonderen en etm d®i £aal bij de StCrou« Mansfeld rag Hem met oen koelen blik aan. eli-u zoe-r - Je verklaring was helaas „oed, zei ™a"[iciBele photogra- geen dat juffrouw Al- «^HarwijVTe ZTlZZA Ik bob bet baar ni!t gTS tk ailren m^g-, dat ie je re'f'S «„tgsjius scherp. ^e%»SSmIrsmaar een ^datblt-^rtretvan mij W!!l'je zult mis.sci^weneeHet por- je eigen oogen vertrou l((K>uw tret ligt nog 'n^'Xemen, wijl Alten kon het er niet. bood- tu haar dadelyk^ntteo staalln schapr 11 te d0? 'ap haar commode, ^s^lfnieuwsjerigheid wilde be- ^&je daUk in^^mervan ©one dame heden na te speu- Zear verstoord _ging -meneer Mans feld naar boven om van kl-e-eren te verwisselen, wljljiij wilde uitgaan. Hij moest bekennen, dat hij er maai' volstrel^f"~gee®, verklaring voor kon vinden, hoe zijn portret in het bezit van juffrouw Alten was geko men een bekentenis, welke bij hem iets zeer brn ten gewoons was. Hij stond zich veel voor op zijn scherp oordeel, zijn strenge onpartij digheid en zijn vastheid in het be trachten zijner plichten, en mevrouw Mansfeld had dajt vaak genoeg moe ten ondervinden. Mansfeld had bijvoorbeeld bepaald dat zijn zoon zou trouwen met de dochter van een der groote mogend heden in 4e plaats. De jonge Albert Mansfeld echter wilde zijn huwelijks aangelegenheden zelf regelen en wierp alle schitterende plannen zijns vaders omver door verliefd te worden op een kleine onderwijzeres, welke hij in 't huis van zijn besten vriend had leeren kennen. Toen Mansfeld zag, dat alle over reding en alle bevelen.niets baatten, zei 'hij ten slotte to-t zijn zoon. dat deze óf aan zijn. wensch moest vol doen óf zijn huis moest verlaten en dan geen verdere hulp van hem be hoefde te verwachten. Albert koos het laatste cn vertrok op zekeijpn dag naar Zuid-AfriüTa. Het verlies van haar eenigen zoon .veroorzaakte mevrouw Mansfeld veel verdriet. Maar al haar smeekingen, tranen en verwijtingen brachten haar man er niet toe, dat hij toegaf, en nadat er eenige tijd was verloopen, sprak ze er maar niet meer over. Toen Mansfeld met zijn toilet, ge reed was, verliet hij zijn kamer. Plotseling bleef hij staan, toen hij een -geopende deur zag. Welke de mon der verzoeking was het, die de deur van juffrouw Alien's kamer zoo uitnoodigend open liet staan en hem de oogen juist op de commode liet vallen, waarin, naar het heette, het veel besproken portreit lag? •Mevrouw Mansfeld had de haar welbekende zwakke zijde va-n haai man getroffen, toen ze zij-n nieuws gierigheid -prikkelde. „Het is in èèn oogenblikje ge beurd1", dacht hij, „Wanneer ik in het kistje kijk en zie, of mijn oudje de waarheid heeft gesproken." Voorzichtig trad hij de kamer bin nen en trok de deur 'half achter zich toe. Brutaalweg opende hij het kist je en ja... daar was het... Hat eerste, waarop zijn blik viel, was... zijn eigen portret. Het was een der portretten, wel ke, zooals zijn vrouw gezegd had, twee jaar geleden waren gemaakt. O schrik, daar kwam iemandLichte voetstappen op de trap verkondig den, dat juffrouw Alten was terug gekomen. Wat moest hij doen? Hij, rente nier en ex-raadslid Mansfeld kon zich toch^niet -als spion in de kamer Van een Tong meisje laten vin-den Hem bleef slechts1 één stroohalm ter redding. Hij moest toepakken Juffrouw Alten trad binnen en deed dé. deur achter zich dicht. Mans feld hoorde, hoe zin de kamer rond liep en "de melodie van een bekend lied neuriede. „Nu doet ze Woed en mantel af", dacht hij. „Na aenige minuten ver laat ze -de kamer en'dan kan ik er ongemerÈE uitkomen. Dat zou waarschijnftjk ook ge beurd zijn, wanneer niet Snap, de kleine hónd van mevroiiw Mansveld met juffrouw Alten in de kamer was gekomen. Snap bezat een uitstekend instinct voor ontdekkingen en bh was nog geen nunuut in de kamer of hij begon een inspectie te houden onder het ledikant. Daar begon hij dadelijk op oorverdoovende wijze te blaffen, terwijl hij tegelijk in h-et rond sprong, zooals honden doen, d^e in een bijzonder beste bui zijn. Mansfeld beantwoordde zijn geblaf met binnensmonds te vloegen en toen hij hoorde, dat juffrouw Alten dich ter bij het ledikant kwam, kroop hij er met_'n vuurrood gezicht en in de war gebracht toilet onderweg. Maak u maar niet bevreesd, ze; hij, toen hij bemerkte, dat ze op het punt stond om te gaan gillen. Hm... u verwondert zich stellig over mijn hoogst zonderling optreden. Maar meneer Mansfeldriep -de jonge -dame met een verwondering, die met wantrouwen -gemengd was. Ilm... ik moet u natuurlijk een verklaring geven en u nederig om vergiffenis 'vragen voor mijn ver achtelijke daad. En nu begon Zijn Edelachtbare in korte, afgebroken zinnen, geheel zon der zijn .gewone schitterende welspre kendheid" een verklaring voor zijn aanwezigheid te geven. Tot zijn groote verlichting keek ze ni-et meer boos, toen hij uitgespro ken had. Ze sprak niet dadelijk, maar opende het noodlottige kistje en nam er nog twee andere photografieën uiï. Zooals n ziet, W-eb ik ook nog portretten van and'er-e leden van nw gezin. Mansfeld keek haar verbaasd aan. Het waren -portretten van zijn vrouw en zijn zoon. Maar wie heeft u die dan toch gegeven, juffrouw Altien? vroeg hij. Albert, antwoordde ze op onge- kunstelden toon en met een betoove- renden bios. Mijn zoonMaar ik begrijp u niet.... ik wist niet.... dat u hem ken de. Hij is in Zuid-Afrika. Hij is immers om mijnentwille daarheen gereisd, zei ze bescheiden. Eenige minuten heersehte er stil zwijgen. Dan is u dus de jonge.... hm.... dame, met wie mijn zoon tegen mijn wil wenscht te trouwen Ja. klonk het zacht. Mansfeld dacht na. Juffrouw Alten beviel hem eigenlijk buitengewoon goed en als hij stijfhoofdig bleef, zou ze natuurlijk het huis verlaten en misschien dit belachelijke avontuur verder vertellen en dan... ja, hij wil de barmhartig zijn. Ik behoef u wel ni-et te zeggen, dat nw bekentenis mij i-n de hoogste mate heeft verra;st. Ik wil gaarne be kennen, dat u in den loop der laat ste maanden volledig mijn achting heeft gewonnen en dat ik u reeds mot... vaderlijk© .gevoelens beschouw. We zullen den jongen zwerver schrij ven, dat hij weer terug moet komen. Intusschen blijft u.... Met een kreet van vreugde vloog juffrouw Alten hem om den hals en gaf hem een kus. Op dit oogenblik werd de deur ge opend. Mevrouw Mansfeld verscheen op don drempel en sloeg van ontzet ting de handen in elkaar. Ze had geen beter oogenblik voor haar komst kunnen kiezen, al had ze ook voor de deur gestaan en door liet sleutel gat gekeken. Maar OttoJuffrouw Alten riep ze. Mansfeld keek zeer verschrikt. Lieve kind, zei hij, ik zal aan Albert schrijven en hem verzoeken -wee? thuis te komen. Juffrouw Alten heeft beloofd zijn vrouw te worden. Zij is in werkelijkheid de jonge da me, om wie wij de dwaze ruzie had den. Mansfeld had een heel kwartier noodig om zijn vrouw duidelijk te maken, hoe de zaak in elkaar zat. Toen ze hem eindelijk begreep, -barstte ze in tranen uit, omarmde juffrouw Alten en verzekerde haar dat ze haai' lief had. Eindelijk gelukte het Mansfeld weg te komen, terwijl hij zich zeiven ge- lukwenschte, dat hij zoo goed uiteen onaangename positie was verlost. Alles goed bezien was hij blij, dat hij een aanleiding had om -zijn zoon te rug te laten komen. Als hij echter had gehoord, wat er tusschen zijn vrouw en zijn aan staande schoondochter voorviel, toen ze hem beneden de huisdeur hoorder sluiten, zou hij misschien hebben be grepen, dat ze over de geheele linie de overwinning hadden behaald. Lieve, jieste mevrouw Mansfeld! riep juffrouw Alten, terwijl ze haar telkens opnieuw omarmde. Hoe ver rukkelijk is het van u, dat u mij als juffrouw van gezelschap hebt aange nomen en dit bri'Wante plan bedacht Het. is werkelijk een volkomen klein blijspel I En je hebt je rol daarin uitste kend gespeeldantwoordde de oude -dame, terwijl ze- de wang van h-et jonge meisje teeder streelde. Weergevonden Het zeestrand bo-o-d een beeld van verwarring en opgewondenheid. De geheele -manschap der reddingsboot was opgeroepen en allen liepen ver ward door elkander. Daar boven was een zwart bewolkte hemel, waaruit de bliksemstralen angstwekkend neersloegendaar voor was de fel bewogen zee, die, door den orkaan gebeukt, haar golven ver het strand opjoeg, en in de verte de flikkerende noodseinen van een schip, dat on verbiddelijk naar het strand werd ge dreven orn daar aan stukken te wor den geslagen. Geen wonder, dat de noodseinen werden gegeven, want het schip was geheel in de macht der woe dende elementen. Geve God, dat wij de bemanning aan land brengen, sprak een dei- mannen aan het strand, aan wiens géliarde trekken men -duidelijk kon zien, dat hij vroeger zedf zeeman ge weest was. In dit onweer is er wei nig -kans op, de menschen te redden. En misschien zijn stem stokte hem in de keel. Maar zeg eens, Olaf, wat dee«rt u zei nu zijn bedaarde buurman. Zoo dikwijls als er hier iets te doen is, spreekt gij uw „misschien" gij kent ipij als uw vriend en kunt dus oprecht tot mij spreken. Hebt gij een bloedverwant op zee, hoopt gij op diens terugkeer Olaf zag om, als vreesde hij ge hoord te worden. Hij was met zijn vriend alleen. Ja, antwoordde hij, mijn eenige broeder nij is naar zee gegaan en bedorven, gelooft aan geen God of eeuwigheid meer. Hoe lang heb ik hem gewaarschuwd, vergeefsdrin ken en vloeken zijn zijn minste mis daden. Ik heb het leven op zee vaar wel gezegd, dat mijn broeder voor tijd en eeuwigheid heeft ongelukkig gemaaktnu kan ik meer doen voor mijn medemensehen en dagelijks bidden. Nu, dat kan nog altijd gebeu ren, troostte de an-dér. Wil ik u zeggen, w-at mij verder drukt, Rudger, ging Olaf voortdik wijls zag ik menschen in gevaar en was onbezorgd voor mijn broeder, nu schijnt de angst mijn hart te beklem men. Daar moet toch iets bijzonders bij zijn. Een vreeselijk gekraak onderbrak het gesprek, het schip was op een klip gestooten, een kanonschot van het land ai gedaan verkondigde, dat men het gevaar bemerkt h-ad, en nu begon een groote werkzaamheid op het strandalle booten werden bemand, om zich niettegenstaande de hoogloo- pende golven te wagen in den storm. Een zware taak was het en de wak kere mannen spanden alle krachten in om het schip te bereiken. Ze wis ten hun doel te naderen en de vier kleine bootjes werden gevuld, maar -zij waren niet in staat de geheele be manning op te nemen. De tocht ging terug onder tallooze gevaren, maar met de hulp des -hemels bracht men hen gelukkig aan land. Olaf, die bij dezen moeilijken ar beid niet stilgestaan had, overzag op het strand het aantal geredden, doch hij, dien hij zocht, was er niet bij. Zijn vriend Rudger wilde hem daarom gerust stellen, maar Olaf zei Gij kunt niet gelooven hoe mijn angst nog toegenomen is. Maar hier was geen toeven geoor loofd angstig hulpgeschrei der ach tergeblevenen en hard gekraak der planken van het schip verkondigden het grootste levensgevaar. Nogmaals zochten de dapperen zich baan te breken door de woedende golven. Plotseling ontstond een vernieuwJ gekraak, een vertwijfelend geschrei, en toen verdwenen de noodllcaten. De golven hadden zich met verdub belde woede op het bnlplooze vaar tuig geworpen de booten voeren de wrakstukken tegemoet en do men schen, d'e met de opgezweepte gol ven om hun leven streden. Vooruit nu, beval de leider. Wij moeten er op af, en redden wat te redden is. De booten gingen zoo snel mogelijk er op los, en weldra waren weier acht mannen opgevischt. Wij waren nog met ons tienen, berichtte een .der geredde schipbreu kelingen. Daar drijft er nog een, riep op dit oogenblik een luide stem uit de tweede boot. Hernieuwde strijd met de golven heit ging om een menschenleven en God hielp ook, deze was spoedig aan de zee ontrukt. Men onderzocht hem en het blijde besluit was hij leeft nog. Waar was de tiende? W5e was hij Olaf sidderde van angst over zijn broeder en wendde zich tot een der geredden. Weet gij, wie er nog ontbreekt Arror Björn, was het antwoord. Barmhartige hemel, help, meer kon Olaf niet uitbrengen. Wat te doen Men keerde naar het strand terug, terwijl Olaf strak over de golven tuurde. Opeens sprong hij op O Maria daar is hij. Hij wees -naar een op zijde drijvend lichaamop hetzelfde oogenblik had hij z;ch in de bruisende golven ge stort, -en met krachtige stoo-ten ging hij op zijn verongelukten broeder af. Ook de mannen Ln de boot zagen dit schouwspel niét rustig aanwel joe gen de golven ben geweldig togen, als wilden zij ten minste dit offer zich n-et laten ontrukken, maar de broederliefde behield de overhand. Al stelden zich duizend gevaren hun in den weg vriend Rudger vuurde steeds met woord en voor beeld tot nieuwen ijver aan, tot de redd'ng volbracht was. Hij boog zich toen over den bewusteloozen Arror en zei lot Olaf: Geen noo3, vriend, hij leeft nog, wij zullen hem redden. De schipbreukelingen werden !n het reddingshuis zorgvuldig verpleegd, en Olaf waakte bij het bed' van zijn te ruggevonden broeder, wiens eerste woorden waren, tot bezinning ko mende Waar ben ik? Waar in de we reld heeft mij de duivel hieenge- jaagd? Zoo was zijn ontwaken ui't 't doodsge'vaar. De duivel heeft in dit geval geen rol gespeeldHot is dé hemel, aap w'-ert gij uwe redding dankt en God heeft ons weer bij elkandetr gebracht! sprak een. ernstige stem naast hem. Nu vatte Olaf de hand zijns broe ders Ja, Arror, God beeft ons teza men gebrachtwilt gij uwe gruwe lijke Godslasteringen nalaten? De andetr richtte z'ch met inspan ning van alle krachten' op en zijn broeder aanstarend, herhaalde hij werktuigelijk - God heeft ons weer bij elkander gebrachten toen sprak hij getrof fen Ja, broeder Olaf, dat wil ik en nog meerik wil bij u blijven en met u arbeiden. En -dat is ook geschied als broeders waren zij te zamen en nog menigen schipbreukeling hebben I zij het leven gered Eesi schoone Wals 'tWas een zoiniderikig schouwspel. Een rijk gemeubelde- zaal. Stoélen én tafels had men ter zij-de geschoven pan -meer ruimte te laten in het m/i-d- en. I Eon -reedls bejaard man, die vroeger dansmeester was, had men in allerijl ontboden. Hij stemde zijn viool en tonAfwl/lp. In -een hoek der zaal een vrouw, die niet zoo jong meer was, leunend op een stoel. Zij had de oogen afgewend en weende bitter. En een dansend paar, een enkel, anders niets. Zij pasten slecht bij elkaiax. Dejon- dame, in den rijken bloei eener weelderige jeugd, was zeer schoon, niettegenstaande hare zonderlinge oogen iets raadselachtigs boden, iets onbestemds, dat den aangename® in druk verminderde, die van haar uit ging. De danser was minstens tien jaar ouder dan zij. Zij-n gelaat bood iets ernstigs en dééd onwillekeurig aan den geleerde denken, die zich met de oplossing bezig houdt van een groot vraagstuk. Een meester in dé danskunst was -hij blijkbaar niet, doch d-e jonge da me bewoog zich in sierlijke bewegin gen met een© onvergelijkelijke gra tie. Zoo zweefden zij door d'e rijke zaal op de maat dér zoetvloeiende inu ziek. Een toevallig toeschouwer zou er niets van verstaan hebben. Eindelijk gaf de danser den be jaarden speelman een wenk. De muziek verstomde en hij geleid de zijn danseres naar een leuning stoel, waarin ze half gebroken neer zonk, den blik strak voor zich uit ge vestigd houdend. Blijkbaar zochten de oogen iets, dat zij niet "vinden kon-den, in een ho-ek der zaal, waar dé deur achter een zwaar gordijn was verborgen. De danser van zooeVen trad op dén wachtenden vioolspeler toe om hem een -stuk op te geven-, dat nog moest gespeeld worden etn dian naderde hij dé reeds hi-eer bejaarde dame, die met den arm leunend op een fauteuil nog steeds beete tranen stortte. Welnu, dokter? vroeg zij. Nog niets, gravin, luidde het antwoord. Dan is er géén succès meer te hopen? Dat heb ik niet gezegd. Mij rest nog steeds een flauwe verwachting, doch ik speel thans mijn laatste troe ven uit. Baron De Saint Marceau verdween den nacht van het schitte rend bal, dat hier werd gegeven. Uwe dochter is steeds bezig met dit balen met die verdwijning. Verder reiken hare gedachten niet meer. Indien de muziek, die haar nog steeds in de ooren suist, en de bewegelijke wals hare gedachten uit den doodslaap ver mogen te wekken, dan is zij gered Doch, gelijk ik reeds zeide, dt is de laatste poging, diie ik weet aan te wenden. En indien allés tegenvalt?vroeg zij met een hartverscheuirenden snik. Dokter Morainville antwo ordde rui et. En dan ging de dame, de moeder, weer driftig voort O, 't is verschrikkelijkZij zijn allen dezelfden, de mannenZij heb ben zelfs geep flauw idéé van wat liefde is, de liefde van een teedar meisje&hartSaint Marceau wist zich bemind, zooaüis slechts een teedere vrouwenziel beminnen kan. Om een nietigheid n-a.ni liij den handschoen op in een- misdadig duel, o-p leven en dood-, en stortte mijn kind in een po-e! van ellende en vertwijfeling. R weet het niet, doch na alles wat 'k reeds lieb beproefd, alles even vruch teloos, blijft mij géén hoop meer over op herstel. Daar weeiklonk nog eens de mu ziek. Eene zachte melodie, die eene lilling joeg over de leden van de jon ge dame. Morainville hield dén blik strak op het meisje gericht. Hij meende iets in haar gelaat te bespeuren, dat een diepen indruk op hem maakte. De m-an der wetenschap sprak ech ter geen woord. Eensklaps sloeg de jonge dame de oogen op en fluisterde een woord tusr schen de bevende lipp en Paullispelde zij, zich even op heffend in haar stoel. Geen woordvoegde d-e genees heer de bevende moeder gebiedend toe, en dan weer op de waanzinnige toetredend, nam hij hare hand in de zijné, en- sp-r-ak zacht, doch mét veel klem in de stem P-aul is vertrokken voor een ver re, verre reis, op bevel v>a-n zijn ko ning, maar Is liij dood'? vroeg in lievigeu angst de jonge dame. Ja, hij is d'ood, siindls jaren reeds - S'nds jardrt klonk het ongeloo- vig uit haar mond. En de muziek dan?Deze zaal?Alles is hier juist, zooals op den avond, toen hij mij verliet, nadat alle overige gasten reeds waren vertrokken Alles herleeft in dit leven, her nam de dokter zacht, cn gij ook ont waakt thans uit een zwaaien winter slaap, evenals de geurende lentebloe men, die gij morgen :n uw tuin o zoo fleurig zult zien bloeien. En op dit gezicht zal uw hart herleven, uw zacht minnend hart Paul 1 Paulsnikte de jonge damé, in haar. stoel terugvallend'. Op dit oogenblik w-eaiddé de genees heer zich to-t dé m-oedea'. - Mevro-uiw, fluisterde hij diep ont roerd, liet wonder is geschied. Gij kunt dien speelman wegzendie® en ook niijihe d-ietasten zijn overbodig gewor den. De tranen, die zoolang weiger den te vloeien, laat die stroomen, overvloedig, ongestoord, en dan zal uw eigen hart u de beste troostwoor den ingeven voor uw arm kind. In har© onuitsprekelijke vreugde vergat de moeder zelfs aan hem te denken, die het groote wonder had gewrocht. Morainville verwijderde zich onge merkt, zonder ook m-aar een enkel woord van dahk te hebben ontvan- m. Den volgenden morgen echter ont ving hij een brief, waarin men met véle woorden blootlegde, hoe erkente lijk me® was, en hem tevens het ver zoek werd gedaan zoo spoedig moge lijk zijn nota in te zenden. De gene-es-heer lachte amper. Nog geen maand geileden had hij zich gelukkig geacht, to-en men hem, dén nagenoeg onbekenden geneesheer bij d'e schatrijke1 familie De Vermont h-ad -ontboden. De h-uisdokter was den v-origen dag plo-tséling gestorven, en diens o-p-volger had men gekozen uit de dokters in de buurt. Dit had den jeugdigen ge-neesheer zeer verheugd, want nu hield hij zich overtuigd, dat zijn lievelingsdroom op het punt stond in vervulling te gaan. Reeds lang had hij uitgezien naar bemiddelde patiënten, want in den strijd des levens had hij meer nood:g dan eenvoudige hongerlijders, die hij hielp uit liefde Gods. Deze menschlie- vende dokter zou zich geschaamd heb ben hün een cent te vragen. En nu was hij zoo schitterend ge slaagd Deze buitengewone genezing zou zijn roem verspreiden door stad en land. Hij zo-u eens rijk zijn, zeer rijk En to oh bloedde zijn hart. Een- jaar later was hij de geltef- -koosdé dokter der groote wereld en weird vooral in alle bopelooze geval len van zielsziekte geraadpleegd. Dat had hij te danken aan de merk waardige kuur, die wij verhaald heh- M. Blanche de Vermont had hij n/iiet weergezien. Do jonge daime was radikaal géne- zen en- had zij,n hulp niet verder noo dig. Dé dokter poogde haar te vergeten in zijn drukken a-rbeidskring. Op zekereln avond keerde -hij -vrij afgemat naar huis, waar hij een schrijven vond met het driugend ver zoek zoo spoedig mogelijk bij deVer- monts aan te komen. Hij trof moeder en dochter aan in me gezellige zaal, die overvloedig alle confort bood. - Wij zijn niet ziek, dokter, sprak de jonge dame, hem glimlachend de hand biedend, doch mijne moeder heeft rust noch duur, daar uwe reke ning nog niet is betaald. Wees zoo goed die morgen in te dienen. En dan wil i-k mij nu reeds van mijne schuld Icwijten op mijne wijze. J_,aa.t mij u iets voorspelen, mijnheer Morain ville. Met deze woorden nam zij plaats aan de piano en speelde de wals, die zoo'n groot wonder gewrocht had. Steeds zweefden den dokter dezö lichtbevallige aria's door het hoofd;, en h et was hém een genoegen te luis teren, met alle aandacht. Mag ik u mijn loon aanbieden, dokter, een loon, waarnaar gij nooit hebt gevraagd? sprak dan eensklaps de jonge dame, zich haastig wendend tot mijnheer Morainville, en hem beide handen biedend. liet duizelde den dokter voor de oogen. Zie mij niet zoo aan, ging dan weer het meisje voort. Eén goed vriend van u, die ook mijn vriend is, verklapte mij het geheim uws harten, dat mij onuitsprekelijk gelukkig maakt De geneesheer stamel dé een paai onverstaanbare woorden. Gij hadt gelijk, dokter,- hernam dé jonge dame, het leven bloeit thans opnieuw voor mij in alle geuren en fleuren. Zeg, wilt gij het leven aan- va arden, dat gij zoo wonderbaar hebf gered Zoo werd, ofschoon Morainville gezworen had, noodt zijne liefde te verklaren, Blanche de Vermont zijne vrouw!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 14