BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f120 PER 3 MAANDEN
SF iO CENT PER WEEK.
iatuurhistorische
Wandelingen
e Verdwijning
van Gerald Rathbone
Een Kerstavond
Gered,
24ste Jaargang
MAANDAG 24 DECEMBER 1906
No. 7207
DE ZATERDAGAVOND
HAARLËM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTiËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
•IN EN OM HAARLEM.
CXLIII.
l>e winter is wei een aangenaam
largetojde-, maar dan moet hij aan
ei'schillende eischen voldoen, en dan
ijh er gewoonlijk nog tal van bijko-
.ende omstan-ddglheden die maken dat
ij voor de beoordeelaars meer of 'min
er aangenaam is.
Aangenaam is Ihij vast en zeker, als
len midden dn de "Kerstvreugde volop
eniet in het warme vertrek en het
uiten 'helder vriezend weer is. Het
eerlijik geurend sparregroen, idle rein-
ritte Kerstrozen naast de andere kin
eren der flora doen ons dan den win-
Bi* haast vergeten en bes en blad van
ulst en mistletoo brengen afwisse-
ng, een meer ernstige afwisseling
i kleur en vorm, naast al dat jeugdl-
e, dartele wit en rood van thya-ointlh
u lelietjes der Dalen, van tulp enz.
Die mistletoo is -een eigenaardige
tant, niet groeiend met wortels in
en grond, neen, op andere planten,
udere planten laat ze voor haar de
ochten en andere voedingsstoffen uit
en igrond "ophalen en gebruikt ze, als
ie die plek "pas seeren, waar zij haar
stel heeft opgeslagen. Die plek is aan
tak wel te zien, hij is daar ter
laatse veel.dikker, 'eerstens door de
eelen, die de mistletoo naar binnen
mdt, en ten tweede door eigen op
telling, die ook~bij ons lichaam
laats grijpt, wanneer vreemde voor-
'erffen dat trachten binnen te drin-:
en.
En dan het voedsel uit de lucht? O,
at is gemakkelijk te zien. Zie maar
ms, die langwerpige blaadjes heb-
eu nog .een eigenaardige, wel ietwat
leekgroene kleur, die ons dadelijk
ertelt, dat ze dat zelf kan halen uit
e haar omringende atmospheer. Het
roen is wel niet zoo donker als dat
i den appelboom, den eik, den po
lllier of van 'den eschdoorn, die ze 'tot
'aard heeft uitgekozen, toch haalt de
lant zelve haar voedsel uit de lucht.
in den langen, Jan gen winter
ian begin November at tot in het voor-
ar toe, moet ze dit geheel alleen
oen en gierig is ze niet, ze staat dan
eer massa's van het opgenomen© aan
b waardplant zelve af.
Maar een mensch heeft meer te
|oen als alleen, plantjes bekijken; be-
udeeren en te leeren liefhebben.1
ijn lichaam vraagt dagelijks voed-
en naast dierlijk voedsel is voor
a plantaardig- voedsel gebiedend
oodzakelijk'.
'Naast aardappelen, erwten en boo-
en wil bij wel graag wat groenten,
1 voornamelijk wat bladgroenten.
Boerenkool, een echte sterke ver-1
igênwoordigerdie onze winters goed
oorstaat, wordt haast als zoodanig
iet beschouwd. Tal van inmaak-
lethodes hebben ons dan tevens voor-
fin van bloemkool, wortelen, doperw-
o, boontjes, enz. enz., maar toch zijn
ook weer, die al die bus-groenten
mogen of ten minste hunkerend
Itzien naar de lieve voorjaarszon, die
iet hare koesterende stralen de jonge
laadjes uit den grond roept,
Hoe wordt of liever werd vroeger
leer dan thans naar de komst uit-
>zien van den brenger of brengster
n de eerste molsla.
Molsla is een oude bekende, die
ï-
Feuilleton
aar het Bngalseh van Guy Thome).
Marjorie, zei hij, laat geen enkel;
>ord van mij je iets doen gelooven,
dat--.. Maar nu je het mij; zoo drin-;
nd vraagt, nu zal ik zeggen, wat
op 't hart heb. Maar, denk er aan.
ben zelf volstrekt niet overtuigd,
ii hetgeen ik nu ga zeggen, het ;s
iter een suppositie. i
- Vertel het mij, fluisterde zij, en.
ifia' stem hokte als ontsnappende
lom.
- Welnu, luister, zei hij, het valt
j heet hard, om hier zelfs maar op
zinspelen. Maar zooals je weet,
d Rathbone pas kennis gemaakt
&t den armen Eustace Charliewood.
mag Charliewood wel lijdenjij
dit nooit met hem op. Een man be-
tiouwt een anderen man uit een1
Bl ander oogpunt dan een meisje,
aar natuurlijk kan ik niet beweren,
Charliewood volkomen correct
- hoe zal ik 't noemen ik weet
hoe ik daar tegen jou oveir spre-
b zat, Marjori*.
meer en meer op den achtergrond ge-
raakt. Wat het is? Als in 't voorjaar
de natuur herleeft, ontwaken ook de
dieren, de insecten, en met deze komx
ook de mOl dn de bovenste grondla
gen woelen en wroeten om zijn voed
sel te zoeken.
De zwarte, versche aar&hoopen, die
hij opwerpt bedekken al licht hier of
daar een paardenbloem, die in dien
lossen, tuchtigen grond spoedig gaat
uitloopen en zijn blaadjies tracht te.
ontplooien. Maar afgesloten van het
'licht, ontwikkelen zich slechts de
bladstelen met een meer of minder
breed bladrandje. De zoekers of
zoeksters gaan die mol&hoopen uit
elkaar stooten en snijden de bleekwit-
te blaadjes af, om zei thuis af te was-
sc.hen en 'aan de vaste klantjes te
brengen.
„Bitter in den mond, maakt het hart
gezond," is een uitdrukking, die hier
wel van pas is, want het melksap der
paardenbloem is nog al erg bitter.
De cichorei-plant kwam haar zoet
jesaan verdringen; ook een inheem-
sche liet ze zich de cultuur gemakke
lijk jwel gevallen. Al lange jaren werd
ze in sommige streken van ons vader
land met heele H.A. verbouwd en wel
meer om de wortels, die na gereinigd
te zijn, werden gedroogd, geroosterd
en gemalen om1 op die manier het be
kende surrogaat voor koffie te leve
ren.
Die plant bleek in haar jonge blade
ren tevens een heerlijke wintergroen
te te kunnen leveren. Daartoe wor
den de wortels op een warme plaats
opgekuild en.laat men de bladeren
zich in den donker ontwikkelen. Voor
al in België, om Brussel en Gent,
waar deze cultuur op hoogen trap van
ontwikkeling staat, wist men spoedig
door streng doorgevoerde teeltkeuze
planten te krijgen, waarvan de bleek
gele tot witte bladeren tot een kropje
of kooltje gesloten blijven. Dit is het
zoogenaamde Brusselsch Witloof, dat
ook tegenwoordig nog bij manden vol
uit 'België wordt ontvangen.
Opmerkelijk is het daarbij, dat dit
Witloof of Witlof goedkooper is, dan
het losse lof, dat meestal gewoon aan-
gedU'id"is~als cicboreilof, ofschoon bij
het eerste nog de vracht komt ook.
J. STURING.
Aan M?vr. v. G. te H. Zooals
u ziet, heb ik aan uw verzoek vol
daan en in dit nummer een en ander
medegedeeld over de groenten, waar
van u graag een en ander wildet we
ten,
D e n He r L. te Z. Dennen heb
ben de naalden steeds in bosjes van
twee, minder vaak in bosjes van drie
of vijf bijeen. Wel komt er een enkele
voor. door mij hier nog nooit aange
troffen, die de naalden enkel heeft. De
kegels hebben steeds op lederen schub
en knobbel.
Aan me j. S. te A. Zelf lelietjes
der dalen in bloei te trekken, zal wel
gaan, maar nogal met wat moeite en
misschien worden ze niet zoo rfooi.
Toch raden we u aan het maar eens
te beproeven. Vochtige warmte ach
ter een vulkachel doet betrekkelijk
spoedig de bloemstengels te Voor
schijn komen; zijn die hoog genoeg
uit het neusje" te voorschijn gekomen,1
•dan moeten de planten uit 'het don-1
ker in het licht. Het beste is misschien
ze op te potten in wat mos, toch kan
Ik weet wel wat je meent, zei ze,
met een uitdrukking van walging op
't gelaat. Ik begrijp je ga vender.
Welnu, wen vóórdat Rathbone
verdween, schijnen deze twee man
nen elkaar 'dikwijls ontmoet te heb
ben en Charliewood. is een man, die'
natuurlijk nog al vreemde kennissen
heeft, speciaal onder de artiesten van
het theater. Marjoirie, ik weet niet,
hoe ik je dit alles vender vertellen
moet en het is maar beter, dat ik
zwijg.
Ga verder zei ze weer.
Welnu, zei hij als met tegenzin,
Rathbone was ongetwijfeld een goe
de kerel, maar nog heel jong en geen
meisje weet precies hoe jongelui dik
wijls leven. Be weet dat Charliewood'
Rathbone voorstelde aan zeker meis
je. O, Marjorie, ik kan niet verder
gaandeze verdachtmakingen zijn
mijner onwaardig.
Zeer onwaardig, riep zij uit, zich
in haar volle lengte oprichtend, maar
hiet volgend oogenblik zakte zij weer
in en vroeg hem voort te gaan.
Hij vertelde haar van zekere ont
moetingen, tegelijk opmerkend, dat
er niets verkeerds dn geweest kon
zijn, handig even dit en dat aanstip
pend, en daarna haar aansporende
toch vooral niets te geïooVen van het
geen hij zelf als mogelijk had opge
worpen.
Zij luisterde naar Hem en werd
aarde ook wel. U moet er echter öm
denken, dat dan later, als ze in 't licht
staan, een begieting met lauw water
noodzakelijk is.
J. STURING.
door
G. voin. Ornpteda.
Het is die vier-en-twintigste Decem
ber.
Baron West&rnhagen verlaat juist
zijn© woning. Langzaam zijne hand
schoenen aantrekkende, treedt hij uit
het' voorhuis op den drempel van de
huisdeur. Een oogenblik blijft hij
staan en kijkt naar de drukte op
straat. Het is als hadden alle men
sehen haast, allies rent en jacht, ieder
rept zichi om naar huis te komen.
Het slaat zes uur van den toren
der Marktkerkhelder trillén die Man
ken door de fijne winterlucht. De ba
ron kijkt onwillekeurig naar omboog,
en ziet naar de wijzerplaat, die mat
verlicht boven de daken schijnt te
zweven. Het is hem als hadden de
klokheton'eüi schier iets lichamelijks,
iets tastbaars.
Middelerwijl is hij met het aantrek
ken van zijne handschoenen gereed
gekomlen, en juist wil hij den laat-
sten knoop dichtmaken, toen het klei
ne "ding er afspringt.
„Natuurlijk!" bromt baron Western-
hagen. „Hoe zou dat haast, anders
kunnen bij een ouden jongeheer als
ik meent hij daarmee.
Ook geldt dat „natuurlijk" voor een
goed deel den da.g van boden, want
wié zou er op Kerstavond voor hem
teen' knoopje aannaaien?
Hij treedt behoedzaam op het trot
toir en, besluiteloos of hij rechts of
'links zal gaan, laat hij zich tenslotte
door hot toeval leidenhij moet uit-
Avijken voor een dikken heer, en daar
hi; zich hierbij wat naar reehits heeft
igewend, zoo gaat hij nu ook den
rechter kant op. De'dikke heer, in-
plaats zich vriendelijk te toonen, dat
meh hem den Aveg vrijlaat, gromt en
kijkt grimmig, hij schijnt te vinden,
dat de gehieeïe breedt e vain het trottoir
h&m toebehoort.
Datzelfde vindt ook klaarblijkelijk
eene vrouw, .die met leénj denneboom
van aanzienlijken omvang onder den
arm midden op het trottoir loopt. Met
biet voetstuk naar voren schrijdt zij
als eene zegsgO'diu voorwaartsleider
die haar tegenkomt gaat voor haar
uit den Weg, bang voor liet groote
achteraan sleepende eind van den
boom, dat, teingevolge van den schom
melenden gang der vrouw, onophou
delijk heen en weer sliert, het plavei
sel vegend.
De baron beschrijft een grootten
bcog.
„Men moet vandaag dlei menischen
wel wat toegeven", denkt hij, „het is
maar ééns in het jaar Kerstmis".
Doch terwijl hij zoo uitwijkt, stoot,
een beeldjeskoop hem tegen den
schouder, du daar de plank vol bustes
van den Keizer, die de man op bet
hoofd in evenwicht houdt, door deze
aanraking bedenkelijk aan het wag
gelen geraakt, begint hij te vloeken,
in: het Italiaansch natuurlijk. Nu,
daarin kan men' zich wat laten zeg
gen Niemand toch, die het verstaat.
Wé&temhagen slentert langzaam
verder. Hij ziet op zijn horfoge: kwart
Voor Zeven. Reeds is de drukte wat
aan het verminderenbij velen wordt
zeker de kerstboom al aangestoken.
Hij kijkt maar die vensters van dte te
genoverliggende lij huizenprecies
die zijn al hier en daar verlicht.
Op liietele verdiepingen zijn de gor
dijnen neergelaten, daar kam mfen dus
niets zienmaar ginds ih dien erker
brandt al eén kerstboom. Of zou het
d» gaskroon wezen, die zoo helder
licht geeft
Nieuwsgierig tuurt de baron naar
het uitgebouwde venster, ofschoon
steeds bleeker en bleeker.
Eindeliik zweeg hij en zü bleef hem
staan aankijken.
Het zou kunnen zijn, fluisterde
zij., half tot zichzelf, het zou kunnen
zijn, maar ik denk het toch nie±
Geen man zou zoo onuitsprekelijk
weed, zoo laag kunnen handelen. Ik
heb je er toe bewegen dit te vertel
len, William, en ik weet, dat je het
zelf niet geloofd. Hij kan niet zoo
A;erdorven zijn om alles op te offeren
•voor een van die menschen.
Toen stond Sir William op.
Neen, zei hij, natuurlijk niet.
Dat voel ik ook, ofschoon ik hem niet
ken. Mariorie, geen man ter wereld
zou jou kunnen verlaten Aroor een van
die vulgaire sirenen van de demi-
monde.
Zij keek hem een oogenblik aan en
barstte toen in een hartstochtelijken
tramenvlotad uit.
Ik kan niets meefr dragen, Wil
liam-, zei ze, tusschen haar snikken
door. Ga nu heen. maar tracht hem
te vinden. O, tracht hem toch te vin
den,
HOOFDSTUK X.
Een man van de Wereld
betaalt een schuld.
Het gezelschap in die weelderig in
gerichte rookkamer van het groote
anders waarlijk de nieUAvsgierigheid
niet tot eene zijner hoofdzondiem kan
■getekend worden. Hij blijft staan om
zich te vergewissen of .er al dan niet
een kerstboom aangestoken is. Hij
hukt zich om beter te kunnen zien.
Geen twijfel, de lichtpunten zijn te on
regelmatig en te verschillend van
hoogte, dan dat zij van een kroon
luchter zijn konden. Hij verheugt zich
over zijne ontdekking. Maar is het
toch .eigenlijk niiet al te kinderachtig-
eten man met .grijs haan*En de baron
lacht zichzelf uit.
Iiij gaat verder. Al eenzamer wordt
het op straat, en dte enkele menschen
die hij nog tegenkomt, haasten, zich
blijkbaar naar huis. Westernhagen
blijft voor eenAvinkelraam staan. Het
is een winkel van gebreide goeddoen,
naar bet schijnt hoofdzakelijk voor
A-rouwen en kinderen, Andiers toont
hij voor dte soort van dingen nooit de
minste belangstelling, maar op een
-avond' als deze ach, Avat doet een
■arme vrijgezel al niet om dien tijd le
kortenDe theaters en uitspannhigs-
lokalten zijn gesloten. Nergens te iets
te doen, en die menschen, die anders
gewoonlijk hunne a-vonden buitenshuis
doorbrengen, heden, misschien de
eenige maal in liet jaar, blijven zij
thuis.
Het goed in de uitstalkast ligt ge
prijsd. Dat lokt koopers, vooral wan
neer er bijzonder goedlcoope -dingen
bij zijn. Natuurlijk heeft mten er hier
ten daar werkelijk dure zaken tusschen
gelegd, en er geen prijs op gezet, om
den goéden indruk niet te bedierven.
„Wat zoo'-n Aviihkeliier toch slim
moet zijndenkt de baron. Lachend
leest hij de prijzendameskousen,
zes mark vijftig. „Zou dat het dozijn
paren wezen?" vraagt hij zich af. „Of
het paar Hij heeft er geen flauAV
begrip van.
Schouderophalend .gaat hij vprd'er.
Weer blijft hij voor een winkel staan;
er is geen enkele koopér daarbinnen.
Een meisje staat 'achter cle toonbank.
Zij haalt haar horloge te A'oorschijn
eit Kijkt- er op. Z.1J werpt een, vrageu-
den biik op haren chef zij zon zoo
graag naar huis gaan, naar den kerst
boom maar hij bemerkt het niet, hij
is bezig zijne- kas op te maken. Men
kan liét buiten alles duidelijk zien.
Intusschen is het op straat al stiOler
e-n stiller geworden:; sléchts in die
winkels is no,g leven.
Gewoonlijk wordt bij den winkelier
pas op Eterstén Kerstdag de kerstboom
ontstokener kunnen toch altijd""?!og
koopers komen, menschen die iets
vier-geten hebben, en idie wil men zich
toclx niet graag laten ontsnappen.
Baron Westernhagen stapt voort,
en, aan het Raadskoffietbuis gekomen,
treedt hij binnen en gaat langzaam dé
trap op, die naar de eerste Arerdieping
voert. Geen mensch op de trap, ten
ook, als hij binnentreedt, is er nie
mand -ini die zaal. Wie zou er ook op
KerstaAmnid1 in het koffiehuis zitten
Hij zet zich voor het venster, om
ten minste wat op straat tte kunnen
zien-.
„Keliner
Uit een1 hoek duikt eene slaperige
gestalte op.
„Een kop koffie zegt werktuiglijk
dte baron.
„Een kop koffie klinkt hiet even
vAerktuiglijk terug.
Dte eenzame gast neemt eene krant
op.
De kellwer komt -juist terug. Met
een „als 't u blieftzet hij liét be
stelde op het marmeren blad van- het
tafeltje.
Mien hoort in de aangrenzende ka
mer htet geluid van twee stemmen.
Kort daarop verschijnt de gerokte
miet een collega den betaal-
kellner.
„He bieb de anideretn naar huis laten
gaan", zegt de betaalkellner, van tijd
tot tijd van terzijde naar den baron
ziende. „Wat moesten, ze hüer van
avond doien, -niet waar? Het zou -on
zin Avezen, ze hier te honden."
Westemihagen knikt.
Paliace Hotel zag een bleeken. be
daarden en zeer gedistingueerden
man binnen komen, die dadel-ijk op
-een sofa plaats nam.
Weet je Avie dat is fluisterde er
een tot een ander, terwijl hij de asoh-
van zijn sigaar aftikte.
Neenwie dan vroeg de aange
sprokene.
Dat is Sir William Gouldes-
brough.
O, bedoel je den gróoten geleer
de, .Tohnny?
J.amen zegt, dat hü nog eens
de wereld onderste boven keeren zal.
Wat mij betreft mag de wereld
wel zoo blijven als ze is, was bet ant
woord, en als ik er wiat aan doen kon,
dan werden al die uitvinders onscha
delijk gemaakt. Ik heb genoeg van
uitvindingen. Zij maken hiet leven
iveel te gehaast. De goede oude tijd
was veel beter, toen het acht uur
duurde, vóórdat men van Brighton in.
Londen kon zijn, en men ztoh niet
ongerust behoefde te mak-en over toe
gezonden telegrammen.
Misschien heb je gelijk, zei de
eerste. Maar de meeste menschen
denken er tegenwoordig anders over.
In elk geval noemt men Gouldes-
brougb. tegenwoordig een der leiders
in Engeland.
Hij schijnt er zich niet heel ge
lukkig over te voelen, hernam zijn
vriend. Hij ziet er uit als de levends
Mijnheer de baron viert zeker geen
Kerstavond in éené familie
Neen untwoorddle deze een
voudig.
„Heeft mijnheer de baron in- het ge
heel géén familie?"
„NeenTenminste niet hier; ik heb
ook weinig familie."
„Ach zoozegt de betaalkellner
meeAvarig.
„Ja, ja., als een mensch oud wordt,
dan sterft alles om Item heen."
„O, maar zoo mag mijnheer de ba
ron niet spreken. Mijnheer is nog in
zijne beste jaren."
Westemihagen lacht.
„Dat is maar wait je de beste jaren
noemt", zegt hij Jëuk.
Er lieerscht een oogenblik stilte. De
betaalkellner voelt behoefte den heer,
die op den Kerstavond zoo alleen is,
wat te amuseeren, en vraagt
„Kent mijnheer de baron den para
dij sstoot
Hij grijpt n-aar eene biljartkeu.
„Neen, wat is dat?"
„Onze biljartchampion, Kaser-er uit
Hernials ik ben namelijk ook uit
Hein als eten landsman -dus van mij
- heeft dien stoot uitgevonden."
De keliner laat de ballen rollen.
Westernhagen staat op, om beter
liet bilj-artvlak tel kunnen overzi'en.
„Kijk, mijnheer de baron, zoo gaat
liet.
Hij brengt de drie ballen in eene
zekere stelling en drijft >ze dan, op de
banden spelend, -de keu terugtrekkend
uiteen, zoodlat zij, nia de banden ge
raakt te hebben, elkander in zekere
volgorde weer treffen, of beiter
gezegd, hadden moetén. treffen,
Avant liet gelukte hem eerst na het
voor den vierden keer beproefd te
hebben.
De baron lieeft werkelijk met. be
ll angstéiling toegezien hij is een
kenner
„Probeer u ltet .ook eens, mijnheer
de baron", zegt dé kéltoter.
Anders zou hij nooit zoo familjaar
lvfthhen durven ziin. n\aar vandaag, nu
mijmhéter zoo atleten as......
Glimlachend néémt Westernhagen
eiene keu ter hand. Het gelukt hem
ook niet dadelijk, maar toch reeds
met dén tAveeden stoot.
„Bravo roept die keliner.
„Hoe noemide je het ook weer?"
vraiaigt de baron.
„De paradijsstoot noemt. Kasorer
het."
„Waaanim1?"
„Wél, hij vindt dat zoo'n mooie
stoot ih het paradijs thuis hoort."
De betaalkellner kijkt op de klok.
„Als mijnheer de baron liet toet
kwalijk neemt, zou ik nu ook wel weg
willen gaan. Wij hebben daar achter
hij; wijst -naar hét buffet ook een
kerstboom gemaakt heöl eenvoudig,
onder ens maar een mensch wil
toch ook wel eens wat hebben."
„Ga gerust, mijn jongen", zegt de
baron-, 'en de kellner is verdwenen.
N<a een oogenblik bedenkt de baron
zich dat hij nog betalen moet. Hij
neemt een thaler uit dien zak en klopt
met dien rand op ltet marmeren blad
van bet tafeltj,e.
„Betalen Geen antwoord.
„Betalen Geen antwoordt
Hij staat op en laat naast het ledige
kopje den tlnaler liggen.
„Een mensch wd toch ook wel eens
wat hébben
Langzaam trekt hij zijne overjas
aan en gaat de trappen- af. Als hij het
huis uittreedt, ziet hij aan dén over
kant 'alle vensters verlicht. Overal
branden kerstboonneu. Overal
Weemoedig bekijkt de oude jonge
heer zijn handschoen, waaraan liet
knoopje mankeert.
„Niet eens een. knoopje kan men
aangezet krijgen- vandaag iemand
als ik tenminste niet."
Peinzend loopt hij voort. Waar hij
ook heen kijkt overal Verlichte ven
sters en brandende kerstboomen.
Plotseling schiet hém iets te binnen,
uit den> oud'en tijd. Iets d-ait voor vele,
vele jarén zijne goede moeder eens
dood.
Je weet toch zeker, dat hij ©eni
germate in het ..Rathbone Geheim"
gewikkeld is
O ja, natuurlijk hij was ver
loofd met het meisje, dat hem den
bons gaf voor het jonge mensch, dat
nu verdwenen is, toet waar?
Juist. Let eens op hem. Watztet
die arme kerel er 'diep rampzalig uit
Op mijn woord, de zweetdrup
pels staan hem. op 't voorhoofd. Hij'
schijnt wel....
Dat hij te veel gewerkt of te veel
gegeten heeft. Hij heeft een Turksoh
had noodig, geloof ik. Maar wat ik
zeggen wil, Jones, Avat denk je nu-
toch van dat geval in Zuid-Afrika
Zouden zij zich over tAvee maanden
hersteld hebben? Daar wou ik zoo
graag -eenige zekerheid: van hebben...
Sir William had zooeven de ver
trekken der dames Poole verlaten.
Hij had om de lift gebeld en stapte d/ie
binnen zonder een woord te zeggen
togen den bediende, die met een ang
stig gelaat keek naar den langen,
bleeken man'met de schitterende
oogen en hiet vochtige gelaat.-
De man, die de lift bediende, merk
te een paar'keer op. dat de bezoeker
mét de hand naar zijn hals greep en
misschien verbeeldde hij het. zich
ofschoon dat zijn aard niet was
maar het was of hij' onder een deken
een trom'hoorde slaan, en hij vroe?
tegen hem gezegd neeft. Het was toen
hij verklaarde een meisje, dat zii wel
gaarne tot sclioonidbchter zou gehad:
(hébben, niet te kunnen too uwen, om
de eenvoudige reden, dat hij het niet
lief had.
„Nu lach je er mee", had zijne moe
der gezegd, „maar eens zal het je- be
rouwen, als ik er niet méér zijn zal.
Ik béb, toen ik nog een meisje Avas,
een ouden jongeheer gekend, die
placht te zeggen„het is hard:, zóó
alleen te staan, dat men op Kerst
avond met 'den' lceltaer biljart moet
speten
Die goede, lieve moeder En van-
aA-ond Hij 'had met dén keliner
biljart gespeeld
Den ouden jonggezel komen de tra
nen in de oogen. Sédert dén dood zij
ner moeder, nu bijna een-en-dertig
jaar geleden, de eerste maal diat baron
Westernhagen schreit.
Op dat oogenblik hoort hij een
smeékend stemmetje achter zich.
„Mijnheer! Vijf penningen maar,
vijf penningen
Hij kijkt om.. In een donker hoekje
tegen een huis aangedrukt ziet hij
een armelijk gekleed kind met eene
nuand met noten.
„Vijf penningen maar, vijf pennin
gen herhaalt het meisje.
„Maar kind, liet is immers van
avond feest!" bromt onwillekeurig-ba
ron Westerribagen.
„Vijf penningen maar antwoordt
het kleine ding angstig, heel zacht.
Daair vat hij plotseling een besluit.
„Kom zegt hij, en neemt de kleine
bii de band.
Eene winkeldeur staat -liaif open in
ltet 'huis. Het is de winkel van ae ge
breide goederen, Avaarvoor baron Wes-
ternluagein daareven Avas blijA'en stil
staan.
Hij leidt ltet kind er'binnen.
„Gééf eiens Meertjes voor dat kind
•alles wat hét noodig heeft."
De winkelier kijkt iétwat aarzelend
den spreker aan.
„Gauw maar Ik betaalsnauwt
Westernhagen hem ongeduldig toe.
„Hierhier en hij werpt een paar
goudstukken op de toonbank.
Hij is er héél en al opgewonden van
gewonden.
Nu de AvinkeJier bet geld. ziet. be-
ijA ert hij zich van lalles voor dien dag
ie halen. I-Iet meisje weet eerst niet
hoe zij liet heeft, maar dan begint zij
te begrijpen en lacht ondier hare tra
nen, die bij den eersten schrik te
voorschijn waren gekomen.
Stralend staat de oude vrijer er bij,
alsof hij zeggen wou Behoef ik nu
nog op Kerstavond met dén kélinér
biljart te spelen?
Baron W esterabagen Avas op dat
oogenblik de ve-rgenoegdste man Aran
de geheel© stad geAvorden.
I.
Een troepje van tAvaalf kameelen
sukkelde langzaam dooi- d-e smalle,
onregelmatige straat van het mijn-
Averkerskamp. Toen zij de ruwe hou
ten loods hadden bereikt, die als ban
kierskantoor diénst deed, sprong een
meisje met een lichtrooden zonne
hoed, dat in de achterhoede rijdend
met een der Arabisch© drijvers ineen
levendig gesprek was gewikkeld, uit
liet zadel en na haar paard aan de
leuning van de waranda te hebben
vastgebonden, klopte zijl aan de deur.
Binnen in liet kale, ongezellige ver
trek zat Chris Julian, de chef ihn het
kantoor te midden van een stapel pa
pieren te werken. Hij had zijn jas.
uitgetrokken, zijn hemdsmouwen op
gestroopt en zijn hoogrood gelaat
drukte grooten ijver en energie uit.
Hij: was een jonge man, forscli ge
bouwd, wiens gelaatstrekken verrie
den, dat ih'iji reeds vroeg met moeilijk
heden des levens te worstelen h:ad ge
had.
Binnen, zei hij als antwoord op
zich af of,die man een ongesteldheid
aan het hart zou hebben.
Gouldesbrough drukte op het elec-
trische belletje op de eikenhouten ta
fel voor hem, en een oogenblik later
verscheen er een kellner.
Breng mij een groot glas bran
dewijn met sodawater, zei hij, op
kalmen toon.
De keliner boog en haastte zicb.
Aveg.
Omdat de bediende een vreemdeling
was, was hij niet op de hoogte met
het praatje van den dag dat Sir
William Gouldesbrough, de beroem
de geleerde, algemeen bekend stond
als een "-eibeel-onthouder, die werke
lijk een erroote afkeer had van het
algemeen gebruik van alcoholische
dranken.
Toen de brandewijn1, waarin een
stukje ijs dreef, binnengebracht werd,
nam Sir William een kleine, Avitte ta
blet uit een fleschje, dat hij uit sijn
zak haalde en liet het in het glas
vallen. Het stete, smolt weg en ver
dween.
Toen bracht hij de tumbler aan rijn
lippen, en terwijl hij dat deed, tikte
het stukje ijs tegen de kanten -van het
glas als een zwak protest.
Zenuwen van streék, zei de
beursman met een wenk teren zijn
vriend1.
(Wordt vervolgd}.