BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f120 PER 3 MAANDEN SF iO CENT PER WEEK. iatuurhistorische Wandelingen e Verdwijning van Gerald Rathbone Een Kerstavond Gered, 24ste Jaargang MAANDAG 24 DECEMBER 1906 No. 7207 DE ZATERDAGAVOND HAARLËM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTiËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. •IN EN OM HAARLEM. CXLIII. l>e winter is wei een aangenaam largetojde-, maar dan moet hij aan ei'schillende eischen voldoen, en dan ijh er gewoonlijk nog tal van bijko- .ende omstan-ddglheden die maken dat ij voor de beoordeelaars meer of 'min er aangenaam is. Aangenaam is Ihij vast en zeker, als len midden dn de "Kerstvreugde volop eniet in het warme vertrek en het uiten 'helder vriezend weer is. Het eerlijik geurend sparregroen, idle rein- ritte Kerstrozen naast de andere kin eren der flora doen ons dan den win- Bi* haast vergeten en bes en blad van ulst en mistletoo brengen afwisse- ng, een meer ernstige afwisseling i kleur en vorm, naast al dat jeugdl- e, dartele wit en rood van thya-ointlh u lelietjes der Dalen, van tulp enz. Die mistletoo is -een eigenaardige tant, niet groeiend met wortels in en grond, neen, op andere planten, udere planten laat ze voor haar de ochten en andere voedingsstoffen uit en igrond "ophalen en gebruikt ze, als ie die plek "pas seeren, waar zij haar stel heeft opgeslagen. Die plek is aan tak wel te zien, hij is daar ter laatse veel.dikker, 'eerstens door de eelen, die de mistletoo naar binnen mdt, en ten tweede door eigen op telling, die ook~bij ons lichaam laats grijpt, wanneer vreemde voor- 'erffen dat trachten binnen te drin-: en. En dan het voedsel uit de lucht? O, at is gemakkelijk te zien. Zie maar ms, die langwerpige blaadjes heb- eu nog .een eigenaardige, wel ietwat leekgroene kleur, die ons dadelijk ertelt, dat ze dat zelf kan halen uit e haar omringende atmospheer. Het roen is wel niet zoo donker als dat i den appelboom, den eik, den po lllier of van 'den eschdoorn, die ze 'tot 'aard heeft uitgekozen, toch haalt de lant zelve haar voedsel uit de lucht. in den langen, Jan gen winter ian begin November at tot in het voor- ar toe, moet ze dit geheel alleen oen en gierig is ze niet, ze staat dan eer massa's van het opgenomen© aan b waardplant zelve af. Maar een mensch heeft meer te |oen als alleen, plantjes bekijken; be- udeeren en te leeren liefhebben.1 ijn lichaam vraagt dagelijks voed- en naast dierlijk voedsel is voor a plantaardig- voedsel gebiedend oodzakelijk'. 'Naast aardappelen, erwten en boo- en wil bij wel graag wat groenten, 1 voornamelijk wat bladgroenten. Boerenkool, een echte sterke ver-1 igênwoordigerdie onze winters goed oorstaat, wordt haast als zoodanig iet beschouwd. Tal van inmaak- lethodes hebben ons dan tevens voor- fin van bloemkool, wortelen, doperw- o, boontjes, enz. enz., maar toch zijn ook weer, die al die bus-groenten mogen of ten minste hunkerend Itzien naar de lieve voorjaarszon, die iet hare koesterende stralen de jonge laadjes uit den grond roept, Hoe wordt of liever werd vroeger leer dan thans naar de komst uit- >zien van den brenger of brengster n de eerste molsla. Molsla is een oude bekende, die ï- Feuilleton aar het Bngalseh van Guy Thome). Marjorie, zei hij, laat geen enkel; >ord van mij je iets doen gelooven, dat--.. Maar nu je het mij; zoo drin-; nd vraagt, nu zal ik zeggen, wat op 't hart heb. Maar, denk er aan. ben zelf volstrekt niet overtuigd, ii hetgeen ik nu ga zeggen, het ;s iter een suppositie. i - Vertel het mij, fluisterde zij, en. ifia' stem hokte als ontsnappende lom. - Welnu, luister, zei hij, het valt j heet hard, om hier zelfs maar op zinspelen. Maar zooals je weet, d Rathbone pas kennis gemaakt &t den armen Eustace Charliewood. mag Charliewood wel lijdenjij dit nooit met hem op. Een man be- tiouwt een anderen man uit een1 Bl ander oogpunt dan een meisje, aar natuurlijk kan ik niet beweren, Charliewood volkomen correct - hoe zal ik 't noemen ik weet hoe ik daar tegen jou oveir spre- b zat, Marjori*. meer en meer op den achtergrond ge- raakt. Wat het is? Als in 't voorjaar de natuur herleeft, ontwaken ook de dieren, de insecten, en met deze komx ook de mOl dn de bovenste grondla gen woelen en wroeten om zijn voed sel te zoeken. De zwarte, versche aar&hoopen, die hij opwerpt bedekken al licht hier of daar een paardenbloem, die in dien lossen, tuchtigen grond spoedig gaat uitloopen en zijn blaadjies tracht te. ontplooien. Maar afgesloten van het 'licht, ontwikkelen zich slechts de bladstelen met een meer of minder breed bladrandje. De zoekers of zoeksters gaan die mol&hoopen uit elkaar stooten en snijden de bleekwit- te blaadjes af, om zei thuis af te was- sc.hen en 'aan de vaste klantjes te brengen. „Bitter in den mond, maakt het hart gezond," is een uitdrukking, die hier wel van pas is, want het melksap der paardenbloem is nog al erg bitter. De cichorei-plant kwam haar zoet jesaan verdringen; ook een inheem- sche liet ze zich de cultuur gemakke lijk jwel gevallen. Al lange jaren werd ze in sommige streken van ons vader land met heele H.A. verbouwd en wel meer om de wortels, die na gereinigd te zijn, werden gedroogd, geroosterd en gemalen om1 op die manier het be kende surrogaat voor koffie te leve ren. Die plant bleek in haar jonge blade ren tevens een heerlijke wintergroen te te kunnen leveren. Daartoe wor den de wortels op een warme plaats opgekuild en.laat men de bladeren zich in den donker ontwikkelen. Voor al in België, om Brussel en Gent, waar deze cultuur op hoogen trap van ontwikkeling staat, wist men spoedig door streng doorgevoerde teeltkeuze planten te krijgen, waarvan de bleek gele tot witte bladeren tot een kropje of kooltje gesloten blijven. Dit is het zoogenaamde Brusselsch Witloof, dat ook tegenwoordig nog bij manden vol uit 'België wordt ontvangen. Opmerkelijk is het daarbij, dat dit Witloof of Witlof goedkooper is, dan het losse lof, dat meestal gewoon aan- gedU'id"is~als cicboreilof, ofschoon bij het eerste nog de vracht komt ook. J. STURING. Aan M?vr. v. G. te H. Zooals u ziet, heb ik aan uw verzoek vol daan en in dit nummer een en ander medegedeeld over de groenten, waar van u graag een en ander wildet we ten, D e n He r L. te Z. Dennen heb ben de naalden steeds in bosjes van twee, minder vaak in bosjes van drie of vijf bijeen. Wel komt er een enkele voor. door mij hier nog nooit aange troffen, die de naalden enkel heeft. De kegels hebben steeds op lederen schub en knobbel. Aan me j. S. te A. Zelf lelietjes der dalen in bloei te trekken, zal wel gaan, maar nogal met wat moeite en misschien worden ze niet zoo rfooi. Toch raden we u aan het maar eens te beproeven. Vochtige warmte ach ter een vulkachel doet betrekkelijk spoedig de bloemstengels te Voor schijn komen; zijn die hoog genoeg uit het neusje" te voorschijn gekomen,1 •dan moeten de planten uit 'het don-1 ker in het licht. Het beste is misschien ze op te potten in wat mos, toch kan Ik weet wel wat je meent, zei ze, met een uitdrukking van walging op 't gelaat. Ik begrijp je ga vender. Welnu, wen vóórdat Rathbone verdween, schijnen deze twee man nen elkaar 'dikwijls ontmoet te heb ben en Charliewood. is een man, die' natuurlijk nog al vreemde kennissen heeft, speciaal onder de artiesten van het theater. Marjoirie, ik weet niet, hoe ik je dit alles vender vertellen moet en het is maar beter, dat ik zwijg. Ga verder zei ze weer. Welnu, zei hij als met tegenzin, Rathbone was ongetwijfeld een goe de kerel, maar nog heel jong en geen meisje weet precies hoe jongelui dik wijls leven. Be weet dat Charliewood' Rathbone voorstelde aan zeker meis je. O, Marjorie, ik kan niet verder gaandeze verdachtmakingen zijn mijner onwaardig. Zeer onwaardig, riep zij uit, zich in haar volle lengte oprichtend, maar hiet volgend oogenblik zakte zij weer in en vroeg hem voort te gaan. Hij vertelde haar van zekere ont moetingen, tegelijk opmerkend, dat er niets verkeerds dn geweest kon zijn, handig even dit en dat aanstip pend, en daarna haar aansporende toch vooral niets te geïooVen van het geen hij zelf als mogelijk had opge worpen. Zij luisterde naar Hem en werd aarde ook wel. U moet er echter öm denken, dat dan later, als ze in 't licht staan, een begieting met lauw water noodzakelijk is. J. STURING. door G. voin. Ornpteda. Het is die vier-en-twintigste Decem ber. Baron West&rnhagen verlaat juist zijn© woning. Langzaam zijne hand schoenen aantrekkende, treedt hij uit het' voorhuis op den drempel van de huisdeur. Een oogenblik blijft hij staan en kijkt naar de drukte op straat. Het is als hadden alle men sehen haast, allies rent en jacht, ieder rept zichi om naar huis te komen. Het slaat zes uur van den toren der Marktkerkhelder trillén die Man ken door de fijne winterlucht. De ba ron kijkt onwillekeurig naar omboog, en ziet naar de wijzerplaat, die mat verlicht boven de daken schijnt te zweven. Het is hem als hadden de klokheton'eüi schier iets lichamelijks, iets tastbaars. Middelerwijl is hij met het aantrek ken van zijne handschoenen gereed gekomlen, en juist wil hij den laat- sten knoop dichtmaken, toen het klei ne "ding er afspringt. „Natuurlijk!" bromt baron Western- hagen. „Hoe zou dat haast, anders kunnen bij een ouden jongeheer als ik meent hij daarmee. Ook geldt dat „natuurlijk" voor een goed deel den da.g van boden, want wié zou er op Kerstavond voor hem teen' knoopje aannaaien? Hij treedt behoedzaam op het trot toir en, besluiteloos of hij rechts of 'links zal gaan, laat hij zich tenslotte door hot toeval leidenhij moet uit- Avijken voor een dikken heer, en daar hi; zich hierbij wat naar reehits heeft igewend, zoo gaat hij nu ook den rechter kant op. De'dikke heer, in- plaats zich vriendelijk te toonen, dat meh hem den Aveg vrijlaat, gromt en kijkt grimmig, hij schijnt te vinden, dat de gehieeïe breedt e vain het trottoir h&m toebehoort. Datzelfde vindt ook klaarblijkelijk eene vrouw, .die met leénj denneboom van aanzienlijken omvang onder den arm midden op het trottoir loopt. Met biet voetstuk naar voren schrijdt zij als eene zegsgO'diu voorwaartsleider die haar tegenkomt gaat voor haar uit den Weg, bang voor liet groote achteraan sleepende eind van den boom, dat, teingevolge van den schom melenden gang der vrouw, onophou delijk heen en weer sliert, het plavei sel vegend. De baron beschrijft een grootten bcog. „Men moet vandaag dlei menischen wel wat toegeven", denkt hij, „het is maar ééns in het jaar Kerstmis". Doch terwijl hij zoo uitwijkt, stoot, een beeldjeskoop hem tegen den schouder, du daar de plank vol bustes van den Keizer, die de man op bet hoofd in evenwicht houdt, door deze aanraking bedenkelijk aan het wag gelen geraakt, begint hij te vloeken, in: het Italiaansch natuurlijk. Nu, daarin kan men' zich wat laten zeg gen Niemand toch, die het verstaat. Wé&temhagen slentert langzaam verder. Hij ziet op zijn horfoge: kwart Voor Zeven. Reeds is de drukte wat aan het verminderenbij velen wordt zeker de kerstboom al aangestoken. Hij kijkt maar die vensters van dte te genoverliggende lij huizenprecies die zijn al hier en daar verlicht. Op liietele verdiepingen zijn de gor dijnen neergelaten, daar kam mfen dus niets zienmaar ginds ih dien erker brandt al eén kerstboom. Of zou het d» gaskroon wezen, die zoo helder licht geeft Nieuwsgierig tuurt de baron naar het uitgebouwde venster, ofschoon steeds bleeker en bleeker. Eindeliik zweeg hij en zü bleef hem staan aankijken. Het zou kunnen zijn, fluisterde zij., half tot zichzelf, het zou kunnen zijn, maar ik denk het toch nie± Geen man zou zoo onuitsprekelijk weed, zoo laag kunnen handelen. Ik heb je er toe bewegen dit te vertel len, William, en ik weet, dat je het zelf niet geloofd. Hij kan niet zoo A;erdorven zijn om alles op te offeren •voor een van die menschen. Toen stond Sir William op. Neen, zei hij, natuurlijk niet. Dat voel ik ook, ofschoon ik hem niet ken. Mariorie, geen man ter wereld zou jou kunnen verlaten Aroor een van die vulgaire sirenen van de demi- monde. Zij keek hem een oogenblik aan en barstte toen in een hartstochtelijken tramenvlotad uit. Ik kan niets meefr dragen, Wil liam-, zei ze, tusschen haar snikken door. Ga nu heen. maar tracht hem te vinden. O, tracht hem toch te vin den, HOOFDSTUK X. Een man van de Wereld betaalt een schuld. Het gezelschap in die weelderig in gerichte rookkamer van het groote anders waarlijk de nieUAvsgierigheid niet tot eene zijner hoofdzondiem kan ■getekend worden. Hij blijft staan om zich te vergewissen of .er al dan niet een kerstboom aangestoken is. Hij hukt zich om beter te kunnen zien. Geen twijfel, de lichtpunten zijn te on regelmatig en te verschillend van hoogte, dan dat zij van een kroon luchter zijn konden. Hij verheugt zich over zijne ontdekking. Maar is het toch .eigenlijk niiet al te kinderachtig- eten man met .grijs haan*En de baron lacht zichzelf uit. Iiij gaat verder. Al eenzamer wordt het op straat, en dte enkele menschen die hij nog tegenkomt, haasten, zich blijkbaar naar huis. Westernhagen blijft voor eenAvinkelraam staan. Het is een winkel van gebreide goeddoen, naar bet schijnt hoofdzakelijk voor A-rouwen en kinderen, Andiers toont hij voor dte soort van dingen nooit de minste belangstelling, maar op een -avond' als deze ach, Avat doet een ■arme vrijgezel al niet om dien tijd le kortenDe theaters en uitspannhigs- lokalten zijn gesloten. Nergens te iets te doen, en die menschen, die anders gewoonlijk hunne a-vonden buitenshuis doorbrengen, heden, misschien de eenige maal in liet jaar, blijven zij thuis. Het goed in de uitstalkast ligt ge prijsd. Dat lokt koopers, vooral wan neer er bijzonder goedlcoope -dingen bij zijn. Natuurlijk heeft mten er hier ten daar werkelijk dure zaken tusschen gelegd, en er geen prijs op gezet, om den goéden indruk niet te bedierven. „Wat zoo'-n Aviihkeliier toch slim moet zijndenkt de baron. Lachend leest hij de prijzendameskousen, zes mark vijftig. „Zou dat het dozijn paren wezen?" vraagt hij zich af. „Of het paar Hij heeft er geen flauAV begrip van. Schouderophalend .gaat hij vprd'er. Weer blijft hij voor een winkel staan; er is geen enkele koopér daarbinnen. Een meisje staat 'achter cle toonbank. Zij haalt haar horloge te A'oorschijn eit Kijkt- er op. Z.1J werpt een, vrageu- den biik op haren chef zij zon zoo graag naar huis gaan, naar den kerst boom maar hij bemerkt het niet, hij is bezig zijne- kas op te maken. Men kan liét buiten alles duidelijk zien. Intusschen is het op straat al stiOler e-n stiller geworden:; sléchts in die winkels is no,g leven. Gewoonlijk wordt bij den winkelier pas op Eterstén Kerstdag de kerstboom ontstokener kunnen toch altijd""?!og koopers komen, menschen die iets vier-geten hebben, en idie wil men zich toclx niet graag laten ontsnappen. Baron Westernhagen stapt voort, en, aan het Raadskoffietbuis gekomen, treedt hij binnen en gaat langzaam dé trap op, die naar de eerste Arerdieping voert. Geen mensch op de trap, ten ook, als hij binnentreedt, is er nie mand -ini die zaal. Wie zou er ook op KerstaAmnid1 in het koffiehuis zitten Hij zet zich voor het venster, om ten minste wat op straat tte kunnen zien-. „Keliner Uit een1 hoek duikt eene slaperige gestalte op. „Een kop koffie zegt werktuiglijk dte baron. „Een kop koffie klinkt hiet even vAerktuiglijk terug. Dte eenzame gast neemt eene krant op. De kellwer komt -juist terug. Met een „als 't u blieftzet hij liét be stelde op het marmeren blad van- het tafeltje. Mien hoort in de aangrenzende ka mer htet geluid van twee stemmen. Kort daarop verschijnt de gerokte miet een collega den betaal- kellner. „He bieb de anideretn naar huis laten gaan", zegt de betaalkellner, van tijd tot tijd van terzijde naar den baron ziende. „Wat moesten, ze hüer van avond doien, -niet waar? Het zou -on zin Avezen, ze hier te honden." Westemihagen knikt. Paliace Hotel zag een bleeken. be daarden en zeer gedistingueerden man binnen komen, die dadel-ijk op -een sofa plaats nam. Weet je Avie dat is fluisterde er een tot een ander, terwijl hij de asoh- van zijn sigaar aftikte. Neenwie dan vroeg de aange sprokene. Dat is Sir William Gouldes- brough. O, bedoel je den gróoten geleer de, .Tohnny? J.amen zegt, dat hü nog eens de wereld onderste boven keeren zal. Wat mij betreft mag de wereld wel zoo blijven als ze is, was bet ant woord, en als ik er wiat aan doen kon, dan werden al die uitvinders onscha delijk gemaakt. Ik heb genoeg van uitvindingen. Zij maken hiet leven iveel te gehaast. De goede oude tijd was veel beter, toen het acht uur duurde, vóórdat men van Brighton in. Londen kon zijn, en men ztoh niet ongerust behoefde te mak-en over toe gezonden telegrammen. Misschien heb je gelijk, zei de eerste. Maar de meeste menschen denken er tegenwoordig anders over. In elk geval noemt men Gouldes- brougb. tegenwoordig een der leiders in Engeland. Hij schijnt er zich niet heel ge lukkig over te voelen, hernam zijn vriend. Hij ziet er uit als de levends Mijnheer de baron viert zeker geen Kerstavond in éené familie Neen untwoorddle deze een voudig. „Heeft mijnheer de baron in- het ge heel géén familie?" „NeenTenminste niet hier; ik heb ook weinig familie." „Ach zoozegt de betaalkellner meeAvarig. „Ja, ja., als een mensch oud wordt, dan sterft alles om Item heen." „O, maar zoo mag mijnheer de ba ron niet spreken. Mijnheer is nog in zijne beste jaren." Westemihagen lacht. „Dat is maar wait je de beste jaren noemt", zegt hij Jëuk. Er lieerscht een oogenblik stilte. De betaalkellner voelt behoefte den heer, die op den Kerstavond zoo alleen is, wat te amuseeren, en vraagt „Kent mijnheer de baron den para dij sstoot Hij grijpt n-aar eene biljartkeu. „Neen, wat is dat?" „Onze biljartchampion, Kaser-er uit Hernials ik ben namelijk ook uit Hein als eten landsman -dus van mij - heeft dien stoot uitgevonden." De keliner laat de ballen rollen. Westernhagen staat op, om beter liet bilj-artvlak tel kunnen overzi'en. „Kijk, mijnheer de baron, zoo gaat liet. Hij brengt de drie ballen in eene zekere stelling en drijft >ze dan, op de banden spelend, -de keu terugtrekkend uiteen, zoodlat zij, nia de banden ge raakt te hebben, elkander in zekere volgorde weer treffen, of beiter gezegd, hadden moetén. treffen, Avant liet gelukte hem eerst na het voor den vierden keer beproefd te hebben. De baron lieeft werkelijk met. be ll angstéiling toegezien hij is een kenner „Probeer u ltet .ook eens, mijnheer de baron", zegt dé kéltoter. Anders zou hij nooit zoo familjaar lvfthhen durven ziin. n\aar vandaag, nu mijmhéter zoo atleten as...... Glimlachend néémt Westernhagen eiene keu ter hand. Het gelukt hem ook niet dadelijk, maar toch reeds met dén tAveeden stoot. „Bravo roept die keliner. „Hoe noemide je het ook weer?" vraiaigt de baron. „De paradijsstoot noemt. Kasorer het." „Waaanim1?" „Wél, hij vindt dat zoo'n mooie stoot ih het paradijs thuis hoort." De betaalkellner kijkt op de klok. „Als mijnheer de baron liet toet kwalijk neemt, zou ik nu ook wel weg willen gaan. Wij hebben daar achter hij; wijst -naar hét buffet ook een kerstboom gemaakt heöl eenvoudig, onder ens maar een mensch wil toch ook wel eens wat hebben." „Ga gerust, mijn jongen", zegt de baron-, 'en de kellner is verdwenen. N<a een oogenblik bedenkt de baron zich dat hij nog betalen moet. Hij neemt een thaler uit dien zak en klopt met dien rand op ltet marmeren blad van bet tafeltj,e. „Betalen Geen antwoord. „Betalen Geen antwoordt Hij staat op en laat naast het ledige kopje den tlnaler liggen. „Een mensch wd toch ook wel eens wat hébben Langzaam trekt hij zijne overjas aan en gaat de trappen- af. Als hij het huis uittreedt, ziet hij aan dén over kant 'alle vensters verlicht. Overal branden kerstboonneu. Overal Weemoedig bekijkt de oude jonge heer zijn handschoen, waaraan liet knoopje mankeert. „Niet eens een. knoopje kan men aangezet krijgen- vandaag iemand als ik tenminste niet." Peinzend loopt hij voort. Waar hij ook heen kijkt overal Verlichte ven sters en brandende kerstboomen. Plotseling schiet hém iets te binnen, uit den> oud'en tijd. Iets d-ait voor vele, vele jarén zijne goede moeder eens dood. Je weet toch zeker, dat hij ©eni germate in het ..Rathbone Geheim" gewikkeld is O ja, natuurlijk hij was ver loofd met het meisje, dat hem den bons gaf voor het jonge mensch, dat nu verdwenen is, toet waar? Juist. Let eens op hem. Watztet die arme kerel er 'diep rampzalig uit Op mijn woord, de zweetdrup pels staan hem. op 't voorhoofd. Hij' schijnt wel.... Dat hij te veel gewerkt of te veel gegeten heeft. Hij heeft een Turksoh had noodig, geloof ik. Maar wat ik zeggen wil, Jones, Avat denk je nu- toch van dat geval in Zuid-Afrika Zouden zij zich over tAvee maanden hersteld hebben? Daar wou ik zoo graag -eenige zekerheid: van hebben... Sir William had zooeven de ver trekken der dames Poole verlaten. Hij had om de lift gebeld en stapte d/ie binnen zonder een woord te zeggen togen den bediende, die met een ang stig gelaat keek naar den langen, bleeken man'met de schitterende oogen en hiet vochtige gelaat.- De man, die de lift bediende, merk te een paar'keer op. dat de bezoeker mét de hand naar zijn hals greep en misschien verbeeldde hij het. zich ofschoon dat zijn aard niet was maar het was of hij' onder een deken een trom'hoorde slaan, en hij vroe? tegen hem gezegd neeft. Het was toen hij verklaarde een meisje, dat zii wel gaarne tot sclioonidbchter zou gehad: (hébben, niet te kunnen too uwen, om de eenvoudige reden, dat hij het niet lief had. „Nu lach je er mee", had zijne moe der gezegd, „maar eens zal het je- be rouwen, als ik er niet méér zijn zal. Ik béb, toen ik nog een meisje Avas, een ouden jongeheer gekend, die placht te zeggen„het is hard:, zóó alleen te staan, dat men op Kerst avond met 'den' lceltaer biljart moet speten Die goede, lieve moeder En van- aA-ond Hij 'had met dén keliner biljart gespeeld Den ouden jonggezel komen de tra nen in de oogen. Sédert dén dood zij ner moeder, nu bijna een-en-dertig jaar geleden, de eerste maal diat baron Westernhagen schreit. Op dat oogenblik hoort hij een smeékend stemmetje achter zich. „Mijnheer! Vijf penningen maar, vijf penningen Hij kijkt om.. In een donker hoekje tegen een huis aangedrukt ziet hij een armelijk gekleed kind met eene nuand met noten. „Vijf penningen maar, vijf pennin gen herhaalt het meisje. „Maar kind, liet is immers van avond feest!" bromt onwillekeurig-ba ron Westerribagen. „Vijf penningen maar antwoordt het kleine ding angstig, heel zacht. Daair vat hij plotseling een besluit. „Kom zegt hij, en neemt de kleine bii de band. Eene winkeldeur staat -liaif open in ltet 'huis. Het is de winkel van ae ge breide goederen, Avaarvoor baron Wes- ternluagein daareven Avas blijA'en stil staan. Hij leidt ltet kind er'binnen. „Gééf eiens Meertjes voor dat kind •alles wat hét noodig heeft." De winkelier kijkt iétwat aarzelend den spreker aan. „Gauw maar Ik betaalsnauwt Westernhagen hem ongeduldig toe. „Hierhier en hij werpt een paar goudstukken op de toonbank. Hij is er héél en al opgewonden van gewonden. Nu de AvinkeJier bet geld. ziet. be- ijA ert hij zich van lalles voor dien dag ie halen. I-Iet meisje weet eerst niet hoe zij liet heeft, maar dan begint zij te begrijpen en lacht ondier hare tra nen, die bij den eersten schrik te voorschijn waren gekomen. Stralend staat de oude vrijer er bij, alsof hij zeggen wou Behoef ik nu nog op Kerstavond met dén kélinér biljart te spelen? Baron W esterabagen Avas op dat oogenblik de ve-rgenoegdste man Aran de geheel© stad geAvorden. I. Een troepje van tAvaalf kameelen sukkelde langzaam dooi- d-e smalle, onregelmatige straat van het mijn- Averkerskamp. Toen zij de ruwe hou ten loods hadden bereikt, die als ban kierskantoor diénst deed, sprong een meisje met een lichtrooden zonne hoed, dat in de achterhoede rijdend met een der Arabisch© drijvers ineen levendig gesprek was gewikkeld, uit liet zadel en na haar paard aan de leuning van de waranda te hebben vastgebonden, klopte zijl aan de deur. Binnen in liet kale, ongezellige ver trek zat Chris Julian, de chef ihn het kantoor te midden van een stapel pa pieren te werken. Hij had zijn jas. uitgetrokken, zijn hemdsmouwen op gestroopt en zijn hoogrood gelaat drukte grooten ijver en energie uit. Hij: was een jonge man, forscli ge bouwd, wiens gelaatstrekken verrie den, dat ih'iji reeds vroeg met moeilijk heden des levens te worstelen h:ad ge had. Binnen, zei hij als antwoord op zich af of,die man een ongesteldheid aan het hart zou hebben. Gouldesbrough drukte op het elec- trische belletje op de eikenhouten ta fel voor hem, en een oogenblik later verscheen er een kellner. Breng mij een groot glas bran dewijn met sodawater, zei hij, op kalmen toon. De keliner boog en haastte zicb. Aveg. Omdat de bediende een vreemdeling was, was hij niet op de hoogte met het praatje van den dag dat Sir William Gouldesbrough, de beroem de geleerde, algemeen bekend stond als een "-eibeel-onthouder, die werke lijk een erroote afkeer had van het algemeen gebruik van alcoholische dranken. Toen de brandewijn1, waarin een stukje ijs dreef, binnengebracht werd, nam Sir William een kleine, Avitte ta blet uit een fleschje, dat hij uit sijn zak haalde en liet het in het glas vallen. Het stete, smolt weg en ver dween. Toen bracht hij de tumbler aan rijn lippen, en terwijl hij dat deed, tikte het stukje ijs tegen de kanten -van het glas als een zwak protest. Zenuwen van streék, zei de beursman met een wenk teren zijn vriend1. (Wordt vervolgd}.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 9