HAARLEM'S BaGBLAT» De Verdwijning van Gerald Rathbone Het Kerstfeest vais manheer de Maroise Uit biet Fransch. Dokter idle Marcis© was vrijgezel ge bleven. Hi] lieit nieit na «er zich. op te beroemen. aiLs hij oude vrienden ge trouwd weervond, en op eon half spot tende, half medelijdende wijze verhief hij er zich tegenover hen gaarne op, dat hij zijn leven uitstekend had' in gericht. Werkelijk verrieden de beschikkin gen, diie hij genomen had, om zijn in- nierlijik geluk te bevestigen, een prac- tischen, voiocraichtigen, welberadenen en zelfs een beetje zelfzucht!.gen geest. Hij beoefend© de geneeskunst op het platteland en woonde in hij zijne zuster, diiie gehuwd was met een •groetten landeigenaar op het Plateau1 de Langres. Het was een huishonden zondier kinderen, bijgevolg had de dokter dus miet te vreezen voor het lawaai /van een© woelige kinderbende. •Men zag elkaar slechts aan de maal tijden. Mijnheer de Maroisé had zijne Ver trekken zóó verstandig uitgekozen, dat hij niemand hinderde en dat nie mand hem hinderde. Hij: woionde in ©en paviljoen, dat tegen het huis was gebouwd, maar dat ©ene afzonderlij ke trap bezat. Uit het venster v.an zijne kamer, die op liett Oosten lag, pad hij het uitzicht op een vruchtba ren tuin. eenie weii'de die toit de rivier afliep en op den .achtergrond! amptoï- theatersgewijze de hoogte en dichte ■bosschen dii.e Auberive met een broe den, groenen rand omzoomen. Daar hij zich zóó ingericht had, dat .hij de genoegens van het familieleven genoot zonder er de onaangenaam heden van te gevoelen, kon dokter de Maroise zich er op bero'emen, dat hij verstandig voor de rust en hét geluk van zijn ouden dag gezorgd had'. Hij was flink van gestalte, niet te dik of te mager. had.'nog al zijne haren en al zijne tanden, liep flink en had scherpe oogen en een stevige eetlust, en deze volkomen gezondheid m.aak- dat hij op zijn rijperen leeftijd' een beminnelijk en virooiijk kame raad was. Hij had dus redien, om op een lang en gelukkig leven te reke nen. Maar wie kan alles voorspellen? Alvorens van iemand te zeggen, dat hij gelukkig is geweest, moet men wachten tot hij in zijn graf list.,,Alles ging goed tot zijn zestigste jaar ;toen in hetzelfde jaar, dat de dokter zijn twaalfde lustrum bereikte, stierf zijn zwager plotseling. Hij was de ziel en de grootste werkkracht, van bet huis. Zijne weduwe, die de gewoonte had, orn zich voor alle miateriëele zorgen tot hem te wenden, was door dit plot seling overlijden zeer geschoOït. Hare' gezondheid werd er zóó door aange daan, dat zij hare kamer moest hou den. De" dokter dtooxötorwl irten .feofèn- - slag van deze droevige gebeurtenis, èn toen. zijne zuster, verre van zich met anderen te kunnen bezighouden, zichzelf moest laten verzorgen en be dienen, zag mijnheer die Maroise zich gedwongen eene .huishoudster te ne men. teneinde zoo weinig mogelijk bij' •hare dhr© en heef.seh zuchtige ge woonten betrokken te zijn. Deze huis houdster was eene Bourgondische, die de veertig naderde, met eene hoog rood© kleur en rosachtige plekken als een druivenblad .in September, kroes haar, een hoekig gelaat en kleine, le vendige bruine oogen. Zij maakte zich driftig om niets, had een hoog woord, was handig en geneigd tot tegenspre ken voor het Qvlörige een braaf meis je met zeer gioede manieren. Zij was in dienst .geweest bij den pastoor van Saint-Loup en kon heer lijke gerechten klaar maken. Hare baksels hadden een heerlijk korstje èn wanen bros, wat zij gebraden of geroosterd had, was goed gaar, en zij bad haar gelijke nieit voor gesui kerde gerechten. Hoewel hij spijt had van haaf op vliegend karakter, tastte zij den dok ter. die zeer kieskeurig was, in zijn zwak. Na een jaar stierf de Marofsle's zuster op haar 'beunt, na eene langdu rige ziektè-j Mem begroef haar naast haar man. op het kleine hooggelegen kerkhof op twee pas van die kerk, en 'iie vrijgezel-, die zich zoo bijzonder goed had ingericht om die rest van zijn leiven in eene heerlijke huiselij ke gezelligheid te slijten., was alleen in het groote familiehuis met de holle en verlaten kamers. Toen beg.on mijnheer de Maroise de ijdelheid van zijne schikkingen in te zien. Na langen tijd zijn onbezorgd be staan van. bezadigd man opgehemeld •te hebben, dat hij vergeleek met een. langzame en stralende zonsonder gang, bemerkte hij tot zijn verdriet, dat alle tegenspoeden meer grijze wolken dan purperrood© stralen met zich brengen, en dat de eenzaamheid van den avond des levens bitter en koud is voor lien, die idle gewoonte hebben gehad slechts aan zich zeiven te. denken. Nu de zuster en zwager er niet meer waren om de maaltijden te ver aangenamen met de vrooiijkheid der familiegesprekken, nu zij samen op geroepen waren, voelde mijnheer niet meer denzielfden sterken eetlust. Hij had .eene slechte spijsvertering, hij werd traageens ontdekte hij een begin van jicht in zijne teenen, waar schijnlijk dioor de te smakelijke keu ken van zijne huishoudster Micheli- n e, en hij was Verplicht zich op dieet) te stellen. Een anderen keer, terwijl' hij met ©.enige oude vrienden at, ver wonderd© hij zich, dat hij slechts ten halve de gesprekken van die. disc.hge- nooten hoorde, en bemerkte dat hij hardlioorend werd. Dat vergalde hem het, genoegen der bijeenkomsten en maakte dat hij weer meer thuis zat. Bo.veaidien verkleinde de .groep zijner tijdgenooten. Reeds had hij enkele der vrienden zijner jeugd zien weg gaan, langzamerhand werd de kri-n; zijner eenzaamheid wijder. ien hij had steedis minder lust om rich te mengen in het leven der jongeren, van wier gewoonten, noch vorm aken hij wat begreep, en die hem reeds eien we into als voorzaat beschouwden, hetgeen zijne eigenliefde kwetste. Verlaten en gemelijk geworden in zijn leege huis, geien ander gezelschap h ebbend, dan die kwaadaardige huis houdstar. Met hij de zaken lui hun be loop gaain hij had zelfs geen energie genoeg meer, om aan het familie- ameublement de (herstellingen, died© tijd noodzakelijk maakte, aan te la ten brengen. Toen het dak dreigde in te storten, stelde men zich tevreden niet een emmer onder de lekken van den zol der te zetten, teneinde het regenwa ter op te vangende luiken draadden niet mieer op hunne gebroken heng sels, en, liever dan een slotenmaker te roepen, bepaalde men er zich toe ze gesloten te houden, wat de ka mérs zonder voldoende licht een on huiselijk en somher voorkomen gaf. Te midden van dezen verwaarloos den boel kwam hij, Jean de Maroise. die er zich zoo hoog op beroemd had het leven op de goede manier aange pakt te hebben, er toe, om gelijk Sa lomo tot zich te zeggenOngeluk kig is de eenzame uiensdh, w.ant als hij zal zijn gevallen, zal hij niemand hebben om hem weer op te heffen." Dokter de Maroise, wiens knorrig humeur verdubbelde, had gaarne zijn practijk aan een jonger collega over gedaan. Hij had gewenscht ten minste niet meer dan ©enige oude patiënten te bezoeken, en vloor de rest er zich xue - ie- L;oiraaioir uuxiiS Uiten -ingur-njaaïS-cw- geven. Maar Micheline, de huishoudster, wilde het zoo niet hebben. Zij vond er genoegen en voordeel ito, dutuiijn- hieejr de Maroise voortging de men- chien in het dorp en de omstreken geneesmiddelen toe te dienen. Zij was gevleid de aanzoeken, en soms de geschenken, te ontvangen v.an de lieden, die de zorgen van ha ren meester inriepen. >en die zich eerst tot haar wendden. Er waren thuis sltförmachtige jscènes, als de dokter weigerde de patiënten te bezoeken, aan wiie Micheline, door haar goed liari of door een gril gedreven, hare bescherming toezegde. Eens op ©enen December-dag, den dag vóór Kerstmis, wa.s mijnheer de Maroise op hot kasteel Rouelles ge roepen. Het was snijdend koud, de sneieuw. die gedurende een achttal dagen gevallen was, was hard ge worden en schitterde overal op vel den .en wegen, en Jean de. Maroise, die in een hoekje onder den schoor steenmantel zat gedrongen, de voe ten in zijne pantoffels, de handen uit gestrekt naar een goed en helder brandend vuur, had niets seen lust, om uit te gaan. Hij klaagde ovér zijn jicht, en had alles beproefd om den bod'e weg te zenden naar zijn jongen collega, den nieuwen, dokter te Ro- ehetaillée. Deze onverschilligheid bracht de heerschzuchtige Micheline, die gevoelig was voor die beleefdhe den der kasteelbewoners te Rouelles en die van plan was dat hunne schen kingen zouden voortduren, tot wan hoop. „Zoo zijt gij nu eenmaal, mijnheer de Maroise", riep zij uit, de schouders ophalend „zelfzuchtig in merg en been.... Wanneer ik er aan denk, dat de kasteelbewoners u het gelieele jaar met oplettendheden overladen en dat gij weigert, nu het eens biji toe val voorkomt, 'hun een dienst te be wijzen, dan walg ik er vanM'og.e bét God behagen, dat ik nooit ziek word, g!zoudt mij liever laten ster ven als ©en hond, dan. verandering te brengen in uwe gewoonten „Maar", antwoordde de Maroise, „ik ben ook ziek, voor den duivel !en als ik uitga in dit hondenweer zal ik morgen op bed. moeten blijven." „Ziek? Gij?" smaalde Micheline met een medelijdend gegrinnik., „zwijg toclr, mijnheer, u bent. klein- zeerig, ziedaar alles!..:. Sedert ik u ken, hebt u niets anders dian den ver koudheid en gij zult ons allen den dood aandoen, mij het eerst." „Micheline", bracht hij nog verle gen in het midden, de wegen zijn. slecht en Bichette h'eeft no~ geen win tel-beslag." „Neem mij niet kwalijk, mijnheer, 'imaar .ik denk aan alles.... En ik zend onmiddellijk die merrie naar den hoef smid.... Vóór gij klaar zult zijn met ontbijten zal zij beslagen en gezadeld zijn.... Gij zult niets te do'en hebben dan op te stijgen, en goed in uw man tel gepakt, de maag verwarmd met een ko,p kokende koffie, zult gij er niet over te klagen hebben om tot Rouelles door dit heerlijke, koude weer te mioeten rijden." „Er is geen heerlijke koude", zucht te de do'kter. Maar hij wa.s aan hot eind zijner opmerkingen en voorz'ag. dat hij niet het laatste woord zou hebben. Hij be rustte dus, kleedde zich warm, en na eenl kort ontbijt te 'hebben gehad, 'besteeg hij Bichette, die op de bin nenplaats stond te snuiven en do po o tten hoog optilde. Het weer was werkelijk zleer schoon, hoeweil het erg koud was en als do dokter minder aan zijn hoekje bij het vu'uir gewend was geweest, zou liij' volop genóten hebben vaar dozen hel deren D ecember- achtermiddag. De zon schitterde op de sneeuw en verfde haar met kleurige tintten de wei dien en bosschen waren met ijzel bedekt, de grond, hard geworden door den vorst, klonk vroolijk onder de hoe ven van Bichette, wier neusgaten dampten in do ijzige atmosfeer, en de vluchten van troepen raven sta ken als zwarte Vlokken scherp af te gen den blauwen hemel. De lucht was zoo Maar en helder, dat mien uit de- verte de stemmen der in hot liosch verspreide houthakkers en hot geluid van de bijl hoorde. Maar de dokter was ongevoelig .yooa* die noëzie va.n den winter. Hij meende, dat er twee -schoon© zaken zijn, welks schoonheid het twijfel achtigst is, te weten eten aangename koude eu een schoone. ouderdom. Een maal op den weg naar Rouelles, in gepakt in rijn dubbelen wollen man tel. en met zijne muts over de; ooreil getrokkenverdiepte hij zich opnieuw in droevige beschouwingen over, dé nadoelen van d'e eenzaamheid en clle verveling van oud tg. worvbm. dacht hn, geloof ik, dat ik in den tijd mijner jeugd wijzer zou hebben gedaan met te trouwen. Daar men zich geen vrouwelijk gezel schap kan onthouden, was bet van meer waarde om met eene vrouw vam mijne keuze te leven, dan met eene lastige en grillige huishoudster.... Op het oogeiiblik zou ik op z'n minst va der zijn van een flinken en Stevigen jongen, wiien ik mijn practijk zou kunnen overdoen, en die de steun van mijn ouderdom zou worden terwijl ik nu, op mijn leeftijd, alleen ben en aan den wil van eene dienst bare, die'mij naai' haar .pijpen laat dansen.... Het is waar. dat Micheline al's keukenmeid eenig is, en dat haar gebraad uitmuntend ï;s; maar eenis zal de tijid komen, diat mijn maag ze niet meer kan verteren. "Wat beteei- kont het nu, st'erk van gestel te zijn, ik gevoel, dat ik aftakel.... Op een goeden dag zal ik gedwongen zijn mi]" op m eikrantsoen te .stellenik zal zelfs mijne renten niet meer kunnen innen. En wie zal ze innen, na mij Ik heb zelfs geen neef, om ze aan na te laten.... Ja, ik zou behbeu moeten trouwen en eene familie van kleine de Maroise's hebben moeten stichten. Terwijl hij dit dfoevige lesje van droefheid en berouw Voor zich. opzei', was de dokter te Rouelles, wiaarvau hij de witte schoorsteenen tusschien de spitse torentjes op de daken door zag Tooken, aangekomen. Vijf minuten daarna steeg hij' lang zaam van zijn paard ondier het voor portaal van dat oude heerienhuis, dat tegelijk voor boerderij en woonhuis dient. Tegen zijne verwachting, duurde het bezoek langer dan gewoonlijk. De vrouw des huizes was zenuwziekzat verveelde zich en was er niet rouwig om den dokter bij liaaa- te kunnen houden om met hem over hare wer kelijke of ingebeelde kwalen te spre ken. Zij dwong hem, om met haav_ te lunchenhij maakte niet veel te genwerpingen, want de tocht miet Bichette had hem hongerig gemaakt zoodat het vijf uur sloeg, toen hij' zich weer in den zadel zette. Om vijf uur wordt 'het nacht in De cember, en om een hottenen weg te nemen ,was mijnheer de Maroise al den beuvelacMigen weg opgegaan, di'o dwars door het bosch van Mon- tavoir loopt, toen hij achter zich op d'e straatsteenen een geklos van Mom pen hoorde, daarna riep een luid ruchtige stem hem aan„Heila daar Hij keeide rich verrast om, en werd in de duisternis een grooten jongen gewaar, die huiten adem kwam aan- loopen, .'Dent u niet de dokter?" zeide de jongen, toen hij weer op adem was gekomen. „Ja", antwoordde do Maroise op e©n weinig innemenden toon, „wat is er nu nog „Men zendt mij om u te halen voor vrouw Forgette, die een leelijken slag heeft gekregen." De eerste gedachte van den dokter was te weigeren. „Vriendje", bromdte hij. „het is nacht, de wegen zijn slecht en mijn paard is vermoeid.... Zeg aan vrouw Forgette, dat zij morgen bij' mij komt." „Zij kan niet. mijnheer de Maroi se, zij is t.e ziek." "H.l11' hm!.... wat h'eeft zij. toch?" „Zij verzamelde dood hout in. de Ran de la ManciennO, toen een ltar- vo,llJ0n gafliop den bosch weg afdlaaildeen zich willende bergen, ,s zij in ©en wagenspoor gestruikeld en .heeft de twee wielen over liet lichaam „Drommels'zeide de dokter ont- zet. „Woont ze ver hier vandaan?" „Eten klein kwartiertje, mijnheer, in de Grand' Combe." „Vooruit dan maar", zuchtte hij, „wijs mij den we>g." Jean de Maroise kende Forgette van hooren_ zeggen, het was een ongeluk kig meisje, dat dioor de hosseinen va- gobondeelrde, en er allerlei, twijfelach tige handlwerketo' uitoefende, het gun stigste was bosehvruchten te verza melenaiatrdbeion, framiboiz'en of prui men, dite zij langs de deunen ging verk oopcni, voor het overige eieln wei nig gunstig persoonmaar dit was geen roden om haar bijstaand te wei geren, en zijnie merrie aanzettende, volgde liij al brommende zijnen gids. Na twintig minuten bereikten" /ij den bodem van de vallei Graind' Com be, waar, in een donker© schaduw, groote beuken hunne zwarte kruinen boven een besneeuwde heJilitoig met pas gehakt ho.ut, uitstaken. Bij eOn bocht van biet pad bemerk ten zij een flauw schijnsel, dat door de openingen van een half ingevallen kolenbramdlersbut naak buiten straal de. UIL dteü mmen De dokter, afstijgende, maakte zijn merrie vast aan een boompje, daarna zette de gids een hiorde weg, die dien de om een- tuintje af te sluiten., dat op eien kolenbnaandplaats lag, en zij gingen de hut binnen. Bij bet walmende schijnsel van ©en© kaars, vastgehecht in ©en stuk klei, zag de dokter een nog jonge vrouw, in lompen gekleed, mot verspreid© ha ren rondom ©en aschkteurig gelaat, die rochelend' ademhaalde. i Zij lag uitgestrekt op ©en hoop va.-: renkruid en mos. Vier houthakkers, ifcciegieiloopem op het gerucht vam het •ongeluk, verdrongen zich. rondom de gewonde, op gevaar af haar tö doen stikken, en bleven: daar, zoowel ge dreven door nieuwsgierigheid als deer medelijden. Op den vloer van de hut, .evenwij dig aan hot ziekbed van Forgette, lag een kind van ongeveer anderhalf j aar in ©en teenen bedje te schreeuwen. Mijnheer De Maroise vc%~wijderde met eonie knorrige handbeweging de nieuswgiierigendie tot do deur van d© hut terugweken, daarna, de'arme vrouw naderend, betastte hij zachtjes bet vermagerde lichaam, waarover rlie wielen waren gegaan. Forgette ging gedurende dit lange en nauwkeurige onderzoek door met zwakjes to klagen. Toon do dokter hot hóófd wéér ophief, was1 zijn voorhoofd glefromsd'. „Neem mij nieit kwalijk, mijnheer de dokter",, fluisterde de oudste dier houthakkers, „iis zij ernstig?" „Do beide beeuen zijn gebroken" ■antwoordidë Do Maroise op diemzelfdeai toon, „maar daar zit niet het ge vaar. Zij hoeft inwendige kneuzingen en kam elk oogemblik door het bloed verstikt worden." Zioltoigendlen hebben een scherp ge hoor en do woeste, zwarte oogen vaai Forgette hadden misschien reeds op do lippen van den dokter hot dood- venmis geraden, dat hij w'ittde uitspre ken, want zij zeidie mot een© zwakke stern „Het is afgOloopem, nietwaar? Ik voel hetHet brandt mij daar •in de borstOh, mijn God), 'hief zou mij onverschillig zijn, heen te gaan, als ik niet mijn arme kleine jongen had." Allsof hij hot had bega-open, was do kleine jongen bard begonnen ie schreeuwen. „Wiie zal >er na mii zorg voor hem dragon? Wie zal hem te eten ge ven TerzelfdCriijd vestigden haaie groote oogen zich angstig op de gezichten dei- bij de deur samengeschoolde .hout hakkers, als om er een beweging van rnedielijddn olp te lezenmaar de ver legen Mikken ontweken d,e hiare en hun gellaat bleef koud. Men kan hot toch niet laten sterven van honger V" ging zij met ©en nog droeviger gezicht voort. „Arm klein tje Mijn arm kleintje!O, ik stik Haar hoofd viel terug op het mos, een rood schuim bevochtigde haar lippen, eene smartelijke stuiptrekking verwrong haar gewond lichaam, cn toen was het. uit. ,,'tls afgeloopenmompelde de dokter Langzaam waren de hoiithakk'ers de doode weer genaderd. Zij bezageai haar met eene bijgeloovige uitdruk king in hum wijd opengesperde oogen en zeiden niets. Gnderiussehetti riep liet jongentje In zijn wieg: „Mosdier!" isn schreide. Ondanks zijn voorraad! zelfzucht voelde dokter De Maroise zich aange daan. „Kijk eens", zeide hij, „de moeder is dood, dit. kleine kind kan bier niet wonenVóór weg te gaan zou ik willen, weten wie van u zich met bom zal belasteai. Denk er wdl aan, dat bet niet voor lang zal zijn, en dat men hem zoo ganw mogelijk in het Von- delingenhuis vian .het hospitaal te Langres zal plaatsen." Maai' ondanks dit vooruitzicht, be woog zich niemaand, de blikken ble- veiri neergeslagen en die gezichten, on bewogen. „Daar m'en iden jongen in hiet Von- i delinigenbuis kan plaatseai', merkte een roodharige houthakker met een achterdochtig gezicht op, „zal hetj voirstandiger zijn, bem dadelijk aan j den burgeanedster van de gemeente i terband te stellenAls de menschen 1 van het hospitaal wotön, dat die wees al bij liefderijke mOnisohien onder dak is gebracht, zullen zij zeggen: „Laat hij er blijven, want hij heeft het c-r goed", en zij zullen er zich verder r.iet meer mee bemoeien." ...Wat mij betreft", veile]aarde de oudste dier houthakkers, ik heb al vijf lastposten, die eten voor tien, en ik heb er .al liaist genoeg mee om ze te voeden. Mijne vrouw zou een ledlijk gezicht zetten, als ik haar een zesde ren niet gehuwd, en, naar zij verze kerden, haddiëh zij geaioeg te doen niet ziclizelf goed te onderhouden. Kortom, teder wieigerdO een dergOlij- ken, zwaren last op rich te nemOn. Dokter Die Maroise voelde zich erg verlegen. Hij had haast om weer te rug te gaandadel ijle had hij zich geschaamd om te vertrekken, vóór de za.akmet den kleinen jongen was ge- rogeld. Viermoieid door bet schreien, werd het kind langzamerhand kalmer, sliep in, en een glimlachje plooide nu zijn mondje. Jean die Maroise, verveeld en geprikkeld, onderzocht het machi naal. Hij was verwonderd, het in den besten staat te vonden, wat hot onder zoek van de doode hern naiet hadl doen veirooiderstellien.. Ondanilcs de dKLendiige omgeving, waarin hij was gebaren, was dit klei ne kind goed in orde .en beloofde sterk te wordien. Hij had zwarte oogen als ©en moerbei, krullend haar, een 1-ief mondje en '©en verstandig ge zicht. „Men kan dezen jongen toch ni©t verlaten", zeide de dokter; „liet is eene zaak van menschellijkl. ©id en geweten, Vervlodkt", zeide hij, zich naar de houthakkers ornkeerend, „zoudt gij den moed hebben, dit kind te veriaten?" „Drommels", 'antwoordde de bout- hakker mot. do roode haren op spot- tenden toon, „waarom wilt gij, dat. wij hom zouden voeden, mijnheer do dokter, wij, die arme lieden zijn, wan neer gij zelf, die wat bezit, aarzelt om dein last op u te nemen?" „Welnu", riep de dokter, tot bet- uiterst© gebracht, en zoowel door eigenliefde, als door medelijden' ge dreven, „ik neem hem, ik, en ilk be last er mij: nieo Meteen ging bij recht op de totenen wieg af, nam don kleinen jongen op en wiikkefl.de hem in zijn mantel. „O, datdat is goed, mijnheer De Maroise", rielp de houthakker met dl.- vijf kinderen, „hot doet mij nu zelfs genoegen het ldnd daar te la^ ten." „Dat is ware liefdadigheid", voeg de de andere bouthakker er bij. „en gij rijt een braaf man." „Ja, zulke brave harten ontmoet men niet dikwijls", herhaalden de beidtö jongenen. Zoodra do beslissing van dén: dok ter genomen wias, voelden allen zich als van een zwaren. last ontheveai, all© gezichten ontspanden zich. Te midden van eon koor van vleien de gelukwensohen besteeg mijnbeer De Maroise zijne merrie en zette zich in den zadel, melt het kind in zijn mantel. Nadat het getuid van de stemmen der houthakkers in de duisternis was' weggestorven, .begon de lichte ont stemming, die hunne gelukwensohen bij hem hadden opgewekt, te verdwij nen uit des dokters brein en zijne ge dachten werden lager bij dén grond. De wind! ivia.s Noord1 en mijmliofit De Maroise rilde in zijn© 'lange, dichtgesloten jas. Het kiind, goed verwarmd in* den wollen mantel, was in een vasten slaap gevallenHij sliep als in een leunstoel tusschen den zadélknicup en den buik van den dokter. „Hm, hm", kucht© deze, terwijl hij zijne merrie aanspoorde, „hot. is bar- baarscb koud en deze bengel zat ooi"- zaak zijn, dat ik eieaie zvvarei verkoud heid oploop. Laten wij ons haasten, Bichette Daarna dacht hij zich in zijn toe stand in. „Hot zou mij nog niet kunnen sche ten als ik er alleen maar een© ver koudheid mee opliep, maar hoe zat ik door Mi chef in© ontvangen worden, als zij bet schreeuwen van dit kind' hoort?... Eon mooi Kerstgeschenk'... Zij zal woedend zijn en wij zulten stellig en zeker ruzie krijgenIk geloof, dat ik eene dwaasheid heb gedaan Naarmate de afstand verminderde, verhaastte mijnheer De Maroise min der den draf van Bichette. Toen hij in de verte de klokken boorde, die voor het Kerstfeest luidden., en die lichten van Auberive in het gericht kreeg, vertraagde hij plotseling den stap van zijn dier. Het schoen hem toe, dat ,'hij door tijd te wiinneu, meer sterkte zou verkrijgen, om den eersten aanval van de vertoornde, huishoudster te ontvangen. Hij had er weinig aan om voor zich zelf te hérhalen, dat een man bij hem thuis meester moest zijn, en dat hij Micheline tot red© zou weten te bren gen. In den grond van. die zaak wals hij sléchts een weinig gerustgesteld, zoo zeer was het rijk, dat de ihuisfhoudlster bij hém bad gesticht, o verheer schend geworden'. Hij zocht eén voorwend sel, om in ©ene uitlegging te tredJen, IcWëi'd door éerie onaangename Luste loosheid. 1-Ioe langzaam of Bichette ook ging, zij eindliig.de mét thuis te komen. Als een kind, dat thuis komt, na gespijbeld1 te hébben, stapte dé diokter voorzichtig van zijn paard, en stoot te, steeds het kind dragend, zachtjes met zijn voet dé deur van het koets huis open. Eenmaal bij den stal ge komen, bereikte hij sluipend ©en don kere gang, legde zijn last neer in de nog vrij "warme stookkamer, waarna hij wieer vlug naar de binnenplaats afdaalde, waar hij zijn zweep liet klappen, alsof hij alléén aankwam. Het. waë tijd, want Michëline, die den stap van hst paard gehoord had, liep toe met licht, en riep den jongen, die als staljongen dienst deed. „Zijt gij daar eindelijk, mijnbeer De Maroise?" riep zij met een weinig beminnelijke stem, terwijl de staljon gen de merrie meénam. „Duivéls"'. dacht de dokter, dat te een toon, die niets goeds voorspelt." Daarna ritep hij op zijn verzoenlijk- sten toon „Ja, ik ben> liet, Micheline'. Wie zou er om dezen tijd andiers kunnen! rijn „I-Iet is zeker", .antwoordde de hu-s- boudster scherp, „dat dit een zonder linge tijd is om thuis te komen, als men een verstandig man is.... Uw middagmaal! staat al een heden tijd op u tie wachtenen bet gebraden vleesch zal niets meer waard zijn.. Allo, haast u watIk heb geen lust om doodziek te warden door ouder den blooten- hemel te staan praten. De dokter ging de eetzaal binnen met een benepen gezicht. Een flink vuur brandde in de gang eai dalt gaf hem weer wat moed, ondanks het ijzige awF^en van de huishoudster, die rondom de tafel liep, zich in een weinig goeds voorspellend zwijgen' hullende. Voor de haard gezeten, verwarmd© INaar het Engelseia vaa Guy Thorn-e). Vijf minuten later, nadat 'hij ©en S'garet had aangestoken, stond Goul- öesbrough op en verliet de rookka mer. Hij trok zijn jas aan in de hal' en ging de voordeur uit. Het was nog niet laat, en d.e reus achtige boog eteatrischie lichten, die zich van Hove tot Worthing scheen uit te 'strekken, schitterde als een reusachtige kroon. Het was. een heldere avond. De lucht was 9oherp en droog, en dé ge leerde scheen zich al bedaarder te voelen, toen hij de stoep afging en (Se straat langs Itep. Boven de zee stond helder de volle maan. De lichten voor de Alhambrn Muziekhui schitterden vroolijk en langs het strand wandelden verschil lende paartjes hem ©n weer, waar van een onderdrukt gegons van pra ten en lachen opsteeg. D© pier stak boven het waiter uit als een met juweelen bezette slang. Het was echt Brighton om tien uur, vroolijk, schitterend en geanimeerd!. Sir William logeerde in het. Brigh ton Roy ail Hótel, het andere groote hót.el, dat in den voorgevel torens had en dat ongeveeir een kwart mijl van het Palace Hotel af stond, waar Marjorie en Lady Poolë logeerden. -Hij baande zich een we.g tusschien de menigte, maar zag, noch hoorde iets anders dan het kloppen van zijn eigen hart. Zelfs voor zoon sterken man als hij', was bet laatste uur verschrikke lijk geweest. Nooit te voren in zijn ge he el e leven als een of andere be langrijke théorie in de practijk met succes was toegepast of toen Mar jorie voor 't eerst beloofd had met hem te zulten trouwen of bij een andere groote crisis in zijn leven had hij zich nooit in zoo'n spanning gevoeld als dit laatste uur. Hij verliet het Palace Hótel met de overtuiging, dat hij zijn plannen met het grootste succes had uitgevoerd Hij kwam naar huiten, overtuigd, dat geen half dozijn mannen in Engeland zouden hebben kunnen doen, wathiji gedaan had., en toen de scherpe lucht hom in het gelaat woei als het lem met van een zwaard' wist hij ook, dat géén zes mannen in Engeland, die langs de vroolijke stralen der steden liepen, zoo onuitsprekelijk slecht en valsch waren als hij. Toen hij de terugspringende flazen deuren van zijn eigen hotel doorging en de portiers hem beleefd groetten, spande hij alle krachten in, om zijn. zenuwen tiot kalmte te brengen. Hij wilde zich niet meer her inn e- ren bf er aan denken, wat hij sredaan had en wait het voor hem beteekende. Hij wilde zich alleen verheugen over den loop van zaken, en bij; verdreef de vrees, die zelfs den stechitsten mensch be vangt, sis hrj weet, dat bij.' een hoogst onvergeeflijke zonde heeft bedreven. Hij maakte geen gebruik van de. lift om in zijn zitkamer op de tweedie verdieping t.e komen, hij snelde vlug de trap op die Rchaamsoefeming ge bruikend© als een middel om zijn ge dachten te verbannen. Hij trad zijn eigen kamer binnen, draaide het eleotrisch licht op, trok zijn jas uit en ging met uitgestrekte armen voor liet vuur staan. Ziezoo, dat was voorbij Nu meest er een andere stap .gedaan worden. Hij was reeds éen stap nader tolt- zijn begeerte gekomen, in weerwil van alle hinderpalen, die zich hadden voorgedaan. De brandewijn in het Palace Hótel, waaraan hij niet gewoon was, en het kalmeerend middel hadden zijn zenu wen tot rust gebracht en plotseling begon hii te lachen van triomf en op gewondenheid juist, toen de echo van rijn stem wegstierf, viel zijn oog op de tafel, en zag hii. dat daar een brief lag aan hem geadresseerd. Het adres wa» mat een welbekende hand geschreven. Hij nam den brief op, scheurde de enveloppe open, en las den inhoud. Hij luidde Ik ben hier al sinds ©enige dagen, met het doel Londen te ontvluchten en de gedachten, die Londen mot rich: brengt- Maar liét helpt allemaal niets. Ik zag vandaag, geheel bii toeval in de vreemdelingenlijst van het hótel, dat je hier bent aan gekomen. Ik dacht niet, dat wij. el kaai' ooit weer gaarne zouden o uitmoeten, uitgezon derd door een toeval. Ik hoop van .niet. Sinds ik hier hen., is mijn le- venakwelling nog duizend maal groo- ter geworden en ik hen bot het be sluit gekomlen, dat ik niet meer teven kan. ïk verwijt het je miet al te erg, omdat ais ik mijn geheele teven lang geen doeniet en verkwister geweest was, ik mij nooit aan jou verkocht zou hebben. Van jouw standpunt af heb je mij goed behandeld. Je hebt mij rijkelijk betaald voor de jaren, d'at. ik vuil werk vooto je verricht heb. Voor het geen ik .onlangs deed, heb je mij; fi nancieel geheel vrij, gemaakt, en ik zal sterven, zonder iemand ook maar iets schuldig te zijn, on zonder d'at iemand behalve jij wec-t, dat ik sterf zonder hoop, Verloren en wanhopig. Denk niet, dat ik er jou een verwijt van maak, William Gouklesbr.ough, want dat doe ik niet. Toen ik te Eton was, deed ik nooit iets anders dan pret. maken. Zoo ging het ook in Ox ford later in de stad heb ik dat zelfde leventje volgehouden. Ik ben1 altijd zelf mijn grootste viiand ge weest, en ik heb alle hoop van mijn familie teleurgesteld. Alles was mijn eigeu schuld. Toen raakte ik in jouw netten gevangen, en ik was te zwak orn het "©ld te wei- gdren, dat je bereid waart mij ite be talen voor wat ik voor je deed. Maar nu is alles voorbij. Ik ben' te ver gegaan. Ik heb je geholpen, en ben even schuldig als jij aan het ple gen van een afschuwelijke misdaad. Ik voel, dat ik nu heelemaal geen plaats "in de wereld meer waardig1 ben. Alles wat ik kan zeggen, is, dat •!k heel blij ben te zulten sterven zon der dat iemand weet, wie fle eigen lijk ben. Ik schrijf dézen brief na het diiuer, en laat dezen brief door dén klerk van het hótel naair je kamer brengen. OVier een paar uur maak ik een eind» aan alles, als ik ook nog een paar brieven aan enkele kennissen geschre ven zal hebben. Ik kan niet langer leven, Gouldesbrough, omdat ik dag en nacht vervolgd word door de ge dachte aan dien armlen, jongen man, die jij in ie huis in Regent's Park hebt gelokt- Wat je met hem doen wilt., ik weet het niét- Het einde van je wraak kan ik slechts gissen. Maar liet is alles zoo schandelijk, dat i'kJ blij hen met het leven afgedaan te h'ehben. Ik wensch je goeden dag. Eustace Chariiewood. Terwijl Sir William Gouldesbrough dezen brief las, scheen zijn geheele gestatte lie verstijven. Als een lijk zoo stijf scheen 'hij te worden. Toen plotseling keerde hij zich om wierp den brief in het gloeiende kachelvuux, drukte hem naar bene den met d'e pook, totdat ieder spoor er van verdwenen was. Hij wankelde naar de kamerdeur, opende haar, liep de met een dikken Hopper bedekte 'gang 'op en snel do naar de lift. Hij drukte op den knop en ver naar beneden klonk er een bel. Het volgend oogenblik hoorde men deuren sluiten, het dreunen van d!e hydraulisch© machine 'en dadelijk daarop za.c hij d'e schaduw van liet dak van de lift naar zich toe kmncn De bediende opende d© deur. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 5