"t Is het zwaarste werk, dat ooit twee
mannen ondernamen.
Het bleek, dat hij niet overdreven
had, daar de „Godolphin", geladen
mot stervend en redds gestorflön vee,
slechts langzaam voortkroop. Doch
Grantley vreesde slechts, dat de taak
van den man aan het stuurrad, diens
krachten tboven zou gaan.
Chestors stond' daar te kijken naar
hot kompas en al maakte hij ook rare
bochten, zoo bracht hij hot ver ge
noeg om do groote heuvels van Ange-
loy boven den horizon te zien ver
schijnen. Toen passeerde een schoe
ner en juist, toen Grantley zijne ma
chines deed stoppen, om de ander to
laten passé eren, klom een loods aan
boord.
Hij staarde op de ruïne op den
voorsteven, vandaar op Giteeters, die
hem kalm opnam vanaf do comman
dobrug.
't Lijkt wel oen abattoirWaar
zijn die andoren
Cheaters grijnsde.
Twee zijn er in de machineka
mer.
Twee V Wel almachtig
Hou maar op. Kom maar boven
en neem het stuur overik val om.
Ik heb in geen twaalf uur gegeten
en ik .geloof, dat ik me ergens inwen
dig heb gekwetst.
Do loods stapte op die brug, waar
Grantley zilch bij helm voegde.
Zijn er maar drie man hier aan
boord woog idte loods hem.
.Ia. Waarschijnlijk zijn we reeds
opgegeven als verdronken, ten minste
als de kapitein aan land gekomen is,
waaraan ik niet twijfel.
Toen vertelde hij zijn verhaal etn de
loods stond te kijken.
Ik ben twintig jaar op zee ge
weest, maar zoo iets heb ik nog nooit
gehoord.
Hij bracht het schap in veilige ha
ren. Wat Grantley tegen de eigenaars
zeide, weet niemand, maar zij zagen
er erg verhit uit, toen hij ze verliet
en dien avond was in elke krant een
trouw verslag van een heldhaftigen
machinist te lozen. Waarschijnlijk
was Malone zoo mededeelzaam ge
weest Grantley's vrouw weende toen
zij het las.
Doch er heerschte blijdschap in
Gr antiey's woning, toen hem de be
trekking van eersten machinist op
eene mailboot aangeboden word.
Een Misverstand
Tegenover de vrouw van den rij
ken gezienen architect Hartmann in
baai* salon zat met een nadenkend
gelaat Heinz Kohier.
Deze, eeji jong ingenieur, was aan
gesteld bij den Anatolisohen spoor
weg in Klein-Azië en bevond zich nu
met verlof te Berlijn. Hij bracht de
Kroelen oven- van een broeder van de
vrouw des huizes, die eveneens inge
nieur was bij deuzelfden spoorweg,
en liet zich door de jonge vrouw uit
vragen hoe het dezen gin er.
Heinz werd steeds nudenkender.
Ja, zeide hij opeens zonder ©eni
ge aanleiding en met een zekeren
weemoed in zijn stom, uw broeder is
te benijden, lil het vreemde land
beeft hij een Lieve, zorgzame huis
vrouw naast zich. Niet allen zijn zoo
gelukkig 1
Mevrouw Hartmann luisterde ©enigs
zins verbaasd. De bezoeker doelde'
blijkbaar op iels.
U benijdt hem? vroeg ze. Om
dat hij een zorgzame Duitsche huls-
vrouw in hol vreemde land heeft?
Nu, meneer Kohier, het ligt toch ge
heel en al aan u. om in dezelfde be»-
nijdenswaardige positie te komen.
Heinz zeide in 't eerste ©ogenblik
metsmaar er kwam ineens een
schittering in zijn blauwe oogen en
een vastberaden uitdrukking op zijn
gebruind en krachtig gezicht.
Mevrouw, mag ik u mijn hart
eens luchten
Als u wilt.
Mevrouw, ik ben, zo.oals ik u
reeds zei al twaalf jaren buitens
lands. Eerst heb ik in China spoor
wegen gebouwd, daarna in Zuid-Afri-
ka. In 't hartje van Klein-Azië, te
Konia, heb ik nu eindelijk sedert een
jaar een vaste plaats. In de lange af
wezigheid van mijn vaderland heb
ik echter alle betrekkingen daarmee
verloren, want mijn ouders zijn
reeds lang dood en bloedverwanten,
die me zeer na zijn, zou ik me niet
weten te herinneren... Hij wachtte
even eu vervolgde toen vlugger: Me
vrouw, ik zal kort wezen. Ik heb al
ken verlof genomen, om mij uit
Duitschland een vrouw te halen. U
glimlacht en hebt misschien gelijk.
Naïef, nietwaar?
Volstrekt niet
Toch wel misschien. Dat schijnt
me zelf tenminste zoo toe. Met de
mooiste verwachtingen kwam ik hier
aan. Ik zou wel een gelukkige ont
moeting hebben. Maar in deze zee Yan
buizen, te midden der groote men-
schenmassa's, die hier woelen en ja
gen door de straten, in dit rumoer.
*t welk alles zoo groote tegenstelling
vormt met de plechtige stilte vaai het
Oosten, waar ik vandaan kom, is mij
alles zoo vreemd, verloor ik binnen
weinige uren mijn hoop. Ik, die in do
woeste streken doordrong, geheel al
leen. en er wel terecht kwam, ik lijk
me zelf in deze reuzenstad een iinhet
bosch verdwaald kind toe. Ik kan zon
der overdrijving zeggen, dat ik uw
broeder zeer dankbaar ben voor zijn
recommandatie bij u. Mevrouw, ik
ven-zoek u dringend, help me bij mijn
plan.
Mevrouw Hartmann glimlachte.
Huwelijken tot stand brengen is
altijd een gevaarlijke zaak, meneer
Kohier. Mijn beginsel islaten twee
elkaar vinden, zooals ze zijn... Maar
u verkeert wel in een uitzonderings
toestand. Daarom zal het mij genoe-
fen doen, als ik u eenigszlns helpen
an. Vandaag is het Maandag
Woensdag hebben we een klein par
tijtje. Wees zoo goed ons dan met uw
tegenwoordigheid te verooren.
Mijn hartelijken dank, me
vrouw
Met het oog op uw plannen zal
fk ©enige jonge dames uitnoodigen.
Maar denk er om, ik zal voorloopig
niemand iets van uw verraderlijke
verwhen zeggen.
Heinz stond op.
U weet n'et, hoezeer u mij ver
plicht, mevrouw
Toen de bezoeker vertrokken was,
overleede mevrouw Hartman, welke
jenge dames zij nog kon uitnoodagen,
zonder dat het in het oog vieL Bertha
Graupner Die zou nooit mee gaan
naar Klein Azie. Ook Franzi Leonnar-
d' en Liesje lleyin niet. Misschien
Anna Straube Haar ouders zouden
tot zoo'n huwelijk huls-over-kop nooit
hunne toestemming geven. Dat plotse
linge, dat snelle zou over 't algemeen
een onaangenaam ding zijn, waarop
Heinz KohJers plannen wel eens schip
breuk konden lijden, vreesde zij.
Het is te gekriep ze geërgerd
uit Hoeveel jonge mdisjes verlangen
naar een oprechten man, dien zij zou
den willen volgen tot aan het einde
der wereld En hier komt er nu een,
die het zeker eerlijk en opreclit meent,
en hij kan niemand vindesa
En zij pruttelde voort, maar zij
dacht ondertusschetn voort nu wil
de zij eene ontdekken.
Goed, zei ze, de jonge dames van
mijn beste kennissen komen dus niet
in aanmerking dan zal ik verder
inoeten zoeken. Hoe zou het zijn met
Geertrui Werner
Een lichte blos' kwam op haai* ge
laat. Zij plaatste haar in gedachten
naast Heinz Koihlereen prachtig
paar 1
De moeder van Geertrui was eene
\riendin uit haai' jeugd. De man was
echter ongelukkig geweest in zijn za
ken, en kon nauwelijks voor zijne
vrouw en zichizelven zorgen. De doch
ter moest dius haar eigen, onderhoud
verdienen. Op dit oogenbik was zij
bijja, waar ook?O, juist! Bij
Hérwig en Fontane, liet fotographisch
atelier, ontving zij die bezoekers. Maar
dat behoefde men den gasten niet te
vertellen. Voor dezen zou zij eenvou
dig een verre bloedverwant wezen. En
Geertrui met haar hooge, statige ge
stalte, haar zekerheid in den omgang,
zou wel een goed figuur maken.
En nu week de stemming van er
gernis van mevrouw Hartmann- Zij
overlegde, of zij Geertrui zou schrij
ven, of haar liever persoonlijk zou
opzoeken.
Opeens echter ontsnapte haar een
lichte kreet.
Dat ik nu heelemaal niet om
Kathe Kirchbach dachtK&the
verdient. Heinz Kohier nog eerder dan
Geertrui. Die arme Kathe. Zij moetin
elk geval ook komen.
Kathe Kirchbach had niet veel ge
luk gehad in de wereld. Zij was de
dochter van een ambtenaar, die we
gens ziekte reeds vroeg was gepen-
sionneerd. De moeder had. zij reeds
als kind verloren en den vader ver
loor zij ook jong. En daar nu dade
lijk het karige pensioen uitbleef, en
zelfs nog bleek, dat er schulden waren
stond KÜthe in werkelijkheid op
straat. Maar het jonge meisje verloor
den moed niet en gelukkig waren er
nog vrienden van haai- ouders, die
haar hielpen. Daar zij uitstekend pia
no speelde, verschafte men haar leer
lingen. Omdat zij toch niet zooveel
lessen kreeg, dat zij daarmede den
heeleai dag vulde, en zij ook al niet te
best rond kwam met wat zij er mee
verdiende, bracht zij ook haar talent
om te schilderen in praktijk; zij schil
derde op porselein landschapjes. Een
vervelend en slecht betaald werkje.
Deze Kathe Kirchbach herinnerde
zich mévrouw Hartman plotseling. Zij
besloot zelfs haar dadelijk op te zoe
ken in de Stralauerstraat, waair zij
sedert den dood van h aar vader woon
de. Op den terugweg kon zij dan
even bij Geertrui Wernér aangaan.
In 't kleine gezelschap, dat Woens
dagavond vereenigd was om de tafel
vain den architect Hartmann ging het
in het eerst wat stijf toe. La-ter werd
n.en echter wat vrijer.
Heinz Kohier zat wel een beetje on
rustig op zijn stoei. Hij had twee da
mes omdat er meer dames dan hoe
ren waren. Natuurlijk, dat begreep
hij, had de gastvrouw hem met opzet
tusschen het tweetal gezet. Hij moest
dus tusschen die beiden kiezen.
En dat vond hij zeer moeilijk. Do
dame aan zijn linkerzijde het was
Geertrui Werner had een mooie,
veile figuur. Haar verstandige grijze
oogen keken liem zonder schroom aan.
Zij was over 't geheel zeer beslist en
vastberaden in haar optreden.
De dame aan zijn rechterhand
daarentegen Kathe Kirchbach, de
piano-onderwijzeres was klein en
slank, en bezat een bevallige meisjes
achtige beschroomdheid. Zij had hem
nog niet eens openhartig aangekeken
en het gesprek met haar wilde ook
niet al te best vlotten.
Heinz dacht: Als ik de beiden maar
eens in het hart kon zien Ja,
maar dat ging niet zoo gemakkelijk.
Men stond op van tafelde gasten
verspreidden zich in den salon daar
naast. De gastvrouw Itad Ileinz meer
dan eens gadegeslagen. Nu wenkte
zij hem tot zich en vroeg
Nu, meneer Kohier, hoe bevalt
het u hier?
De champagne aan het dessert had
op den jongen ingenieur haar uit
werking niet gemist.
Mevrouw, zei hij met nadruk, Ik
had hedenvoormiddag in het Salon
Scliulte gelegenheid een schilderij le
bewonderen. De jonge Lente snelt
daarop over bebloemde velden, aan
elke hand een godin. Ik kom me zelf
voor als zoo'n Lerutegod.
De huisvrouw lachte.
Zéér goed gezegd. Maar dat schil
derij, meneer Kohier, is maar het
eerste van. een reeks. Hebt u het vol
gende ook bewonderd?
Zeker, mevrouw, do Zomer.
Een jonge man gaat, de zeis op den
schouder, door het golvende koren
naar zijn hut. Bij de deur daarvan
staat zijn jonge vrouw en wacht hem
met een kleinen knaap. Daar zal ik
ook aan denken, mevrouw, en mij
rekenschap geven van mijn gevoe
lensIk dank u.
Ond'ertussclien had aan do piano in
db zijkamer een der dames eten fan
tasie uit de „Barbier van Sevitla" ten
beste gegeven. Een andere volgde met
de ouverture voor de opera „Rienzi".
De gastvrouw ging er heen, om de
dames te bedanken en een derde uit
tj noodigen tot een voordracht. Haar
oog viel op Kathe Kirchbach. En al
stribbelde zij ook eerst tegen, Kathe
moest nu aan den vleugel plaats ne
men.
Juffrouw Kfithe, fluisterde de
vrouw des huizes haar toe, als het u
blieft iets, dat het hart roert. Iets
eenvoudigs. Een volkslied wat mij be
treft.
Kathe's slanke vingers gleden over
do toetsen. Daarna begon zij te zin
gen.
Het gezélschap luisterde hoogst ver
baasd. Wat was dat? Geen Rossini,
geen Wagner, geen Weber? Een heel
eenvoudige melodieEen volksliedje,
'u oud, sentimenteel volksliedjeMen
schudde het hoofd. Maar weldra kwa
men toch allen onder den indruk.
Heinz Kohier nog meer dan de an
deren. Op de teen en sloop hij naar de
piano en nam eiken toon van die me-
ïcdieuse, zuivere stem in zH|h op, an
ondertusschen zag hij naar de lichte,
bevaLlige gestalte, volgde elke bewe
ging daarvan.
En ineens kwam de gedachte in
hem op Zij of geene
Spel en gezang hidden op. Men
bleef in het eerste oogeaiblik stom.
Besclieidön stond Kathe op. Maar
toen kwam de bijval los. Men over
stelpte haar met toejuichingen.
Ook Heinz wilde spreken, maai- hij
kon niets zeggenhij keek haar al
leen aan. En zij keek naar hem, alsof
zij élkaaa- begrepen.
Dat was prachtig, juffrouw riep
er eeln uit 't gezelschap. Toe, nog
zoo'n lied
Kiitthe weigerde echter blozend. Zij
werd verlegen onder dezen aandrang.
Teen kwam die gastvrouw' en legde
haar de hand op den schouder.
Méneer Kohier, wendde ze zich
tot Heinz, helpt u me ook eens juf
frouw Kirchbach over te halen
Toe
Heinz tradi op haar toe.
Geeft u ons nog uw lievelings
lied, juffrouw
Zij zag hean aan met een zonder
lingen blik en stond toen ineetns op.
Uw lievelingslied', juffrouw
herhaalde hij.
Voorzichtig gaven haar vingeren
eenige accoorden aan. Een diepe stil
te heerschte nu. Toen begon zij in
eens, bijna stroef „Waar ik niet ben,
daar is 't geluk
Met dit droeve, weemoedige lied
roerde zij allen.
Heinz week dien avond niet meer
van haar zijde. Hij wist zelf niet hoe
't kwam, maar hij zat weldra maast
baar op een canapé en praatte met
haar als een oude bekende
Droomeaid en mijmerend stond Ka
the Kirchbach den volgenden dag m
haar kamertje op de vierde verdie
ping.
Was 't gisteren eerst geweest, dat
zij hem had ontmoet?
Zij kon het zich nauwelijks voorstel
len, zooveel aangename gevoelens en
lieflijke verwachtingen had zij in die
korte spanne tijds gehaden deze
hadden haar al wat zij had geleden,
doen vergeten in één dag.
En de toespeling van haar moeder
lijke vriendin, die zij dien voormid
dag toevallig of ook niet toevallig
had ontmoet bij een famlie, waar
zij pianoles gaf?
Hij is niet een van. degenen, die
alleen geld vragen. Hij verlangt voor
al een hart, hij zoekt liefdebah me
vrouw Hartmann gezegd.
En zij Verlangde zij dat ook
niet?
Er werd geklopt. Een diemsftmefisje
van het pension bracht een brief bin
nen. Hij kwam van mevrouw Hart
mann, dJie haar meedeelde, diat ze
haar overmorgen Verwachte om 8 uur
aan haar huisdan zou ze meegaan
naar de soirée bij professor Seffner,
wiens vrouw, zooals zij wist, haar bij
zondere vriendin was. Zij moest ech
ter bepaald komen en prompt op tijd.
En om haar toilet mocht ze niét
wegblijven. In 't mooie witte kleed,
dat ze gisteren^ aan gehad had, zag
ze er uit als een éngeL
Kathe haalde met.moeite adem. Op
de soirée bij professor SeffnerZij
kende van vroeger die) prachtige zalen
daar, de schitterende toiletten, die1
men er op de partijtjes aantrof. En
zij daartusschen met haar eenvoudig
kleedje Neen, dat ging niet
O, 't is om wanhopig te worden
riep zij uit.
Maar zij nam toch de witte japon,
die zij den vorigen avond bij me
vrouw Hartmann had gedragen, uit
de kast, en bekeek haar. Ze was van
gcéde stof en ook gemaakt volgens de
nieuwste mode. Maar ze was niet ge
heel meer zoo schoon, als van een
wit kleed verlangd wordt. Zoo kon
ze het in élk geval niet dragen op de
soirée.
Overmorgenavond fluisterde zij
nadénkend. Zij zag Heinz Kohier
weer voor zich. Zou die ook komen?
Ja, natuurlijk.
En toen nam rii een cartonmen
doos uit een kast, legde de japon er
in en snelde er mee weg naar dé
Stralauerstraat. Daar wist ze in de
buurt een filiaal van eene chemische
wasscherij. Zij trad naar binnen en
vroeg of zij de japon vóór overmor
genavond zes uur gewasschen terug
kon krijgen. Maar liet speet de win
keljuffrouw, in minder dan acht da
gen ging het niet.
Kathe beet zach op dé ilppen. Inde
Brüderstraat was echter een andere
chemische wasscherij. Hier wilde men
haar helpen, als zij het dubbele be
taalde. En zij stamdé gaarne toe.
Toen Kathe Kirchbach den volgen
den morgen de trap afging, om haar
pianolessen te geven, kwam haar een
dienstmeisje tegen; zij hield in de
©eln© hand een ruiker van prachtige
donkerrood© rozen, in die andere een
brief. Die waren beneden afgegeven
voor juffrouw Kirchbach.
Haastig nam Kathe beide aan, en
snelde terug in haar kamertje. Daar
rook zij éérst aan de bloemen en nam
toen den brief weer in handenvan
wieu die kwam, begreep ze natuur
lijk.
Zij opende den brief. Hij vertelde,
dat hij mevrouw Hartmann verzocht
had hém onder haar bescherming nog
eens weer de gelegenheid te geven
haar te zien. En diaarop had hij een
uitnoodiging gekregen voor de soirée
van professor Séffher. Hij dleeldte ver
der mee, wat hem naar Duitschland,
naar Berlijn had gevoerd. En hij
voegdë erbij, dat zii en zij alleen de
gene kon zijn, die hij zocht
Zij moest hem vergeven, met het
oog op zijne omstandigheden, dat hij
zoo schreef, maar hij zou willen, dat
ze hiem een teeken gaf, of hij hoop
mocht koesteren of niet. Kwam zij op
de partij van den professor, dan zou
hij daarin zien, dat hij ook haar niet
geheel onverschillig was, kwam zij
niet, don wist hij, dat hij geen gena
de had gevonden in haar oogen.
Kathe moest een oogenblik gaan
zitten, vóór dat zij kon heengaan.
Dien dag keek menige kleine leer
linge haar verbaasd aan. Zoo afge
trokken was zij nog nooit geweest,
en toch had zij ook nog nooit zoo blij
en stil gelachen.
Toen het tegen den avond liep, be
gon zij zich allengs te kleedem. Zou
zij een lichtblauwe of donkerrood e
ceintuur Mezen? Zij besliste voor het
laatste. En wel, omdat zij daarin een
zijner rozen kon stekeneen andere
zou zij in heur haar vastmaken.
Glimlachend bekeek zij haar spier
witte handschoenen.
Ziezoo, nu lag alles klaar. Alleen
d» japon ontbrak nog. Zij keek op de
klok, Het was half zes. Waar bleef de
japon Zij was nog eens naar den
winkel gegaan en de juffrouw had
haar de verzekering gegeven, dat zij
er op rekenen kon op zijn laatst om
zes uur het kleed te hebben.
Zij ging naar de trap en luisterde,
of er iemand op de trap naderde.
Maar er was niets. Misschien was de
japon reeds lang beneden bij den por
tier afgegeven en dacht deze, diat er
geen haast bij was. Zij kon hiet niet
langer uithouden en ging naar bene
den. Maar zij had' den man onrecht
gedaaner was nog niets bezorgd.
Het liefst zou zij dadelijk naar de
Brüderstraat zijn gegaan. Maar, zon
der hoed'? Neen.
Met kloppend hart ging rij weer
naar boven. De klok in de kamer wees
reeds over zes. Wat te doen? Werk
tuigelijk zette zij een hoedje op.
Zou zij er heengaan Maar mis
schien. werd; het verwachte intusschen
afgegeven. En zij verloor er haar
kostbaren tijd mee. Bovendien, de
winkel juffrouw had' haar zulle eene
vaste verzekering geven. En dlait stelde
haar weer een beetje gerust.
Maar toen de wijzer dér klok op
half zeven stond, was haar kalmte
geheél weg. Zij vloog de trappen af,
vroeg nog eens bij den portier en ging
daarna snel de straat on.
In enkele minuten was zij in de
zaak in -die Brüderstraat.
Maar, juffrouw, waar blijft mijn
japon Ik zit thuis op heet© kolen
Ik moet haar dadelijk hebben.
Uw japon
Zij bladerde in een groot boek.
Een witte, nietwaar Af .te geven
Stralauerstraat
Zekerzeker
Hebt u 't dan nog niet Het is
reeds voor twintig minuten met onzen
wielrijder als dringend bezorgd. Wat
we beloven, dat doen we ook.
Wat zou Kathe daartegen inbren
gen Zij snelde weer naar huis. En
werkelijk lag bij den portier het lang
verwachte pak.
Voor vijf minuten afgegeven
bromde da man.
Kathe ijlde zoo vlug zij kon de trap
op, het pakket stijf tegen zich aan
drukkend. Met bevende handen maak
te zij licht in de kamer. Nu moest ze
voortmaken. Want om half acht op
zijn hoogst moest ze klaar zijn, wilde
ze op tijd bij mevrouw Hartmann
wezen.
Het koord om de cartonnen doos
werd stuk gesneden, liet deksel er af
genomen en het zijden papier wegge
slingerd en toen kwam de japon te
voorschijn.
Mooi, prachtigriep zij hardop,
vol bewondering, zoo wit ais .sneeuw
Zij nam het kleed er uit, om 'tover
een stoel te hangen. Maar plotseling
keek rij er met wijd geopende oogen
naar.
Was dat haar japon Zij draai
de en keerde ze naai- alle kanten.
VreeselijkHet was een andere.
Zij beefde van opgewondenheid en
verschillende gedachten doorkruisten
haar brein. Zou zij eenvoudig deze
japon maar aantrekken?
Zij nam den rok op eu hield hem
omhoog. 0 wee, hij moest aan een
veel langere dame toebehooran En
ook dé blouse was haar veel te wijd.
Langzaam vielen baar airmen slap
langs het lichaam. Eenige oogenblik-
ken bleef rij zoo staan, toen kwam tr
weer beweging in de roerlooze ge
stalte. Zij deed snel de japon weer in
de doos en was er spoedig mee op de
trap, op dé straat.
Maar toen zij met haastige schreden
voor de zaak in de Brüderstraat
kwam, waren de gordijnen reeds neer
gelaten de zaak was gesloten.
Zij schelde in haai* angst wel aan,
maar liet hielp niet.
Zij wist zelf niet, hoe ze in haar
kamertje terugkwam. Daar ontviel
haar de doos en zij begon over het
geheel© lichaam te sidderen. Nu was
alles verlorenin haar daagsche ja
pon kon zij niet op zoo'n partij komen
en een andere bezat ze niet. Ook was
het nu veel te laat gewordenZij
ging in wanhoop op de canapé rit
ten.
Om een japon, zuchtte zij, om
een japon gaat mijn geluk te gronde.
Het werd haar te warm in het
kamertje. Zij meende te zullen stik
ken. Toen stond zij plotseling op, liep
do trappen af en ging naar buiten.
Eerst liep zij eénige straten door,
stapte daarna in een tram, en liet
zich naar de plantsoenen in 't noord
oosten der stad rijden. Daar dwaalde
zij doelloos rond.
Het is en blijft zoo, mompelde
zij, waar ik niet ben, daar is het ge
luk!
Hednz Kohier was op die soirée bij
den hoogleeraar in eene wanhopige
stemming. Mevrouw Hartmann had
hem medegedeeld, dat rij op rijnen
wen9ch juffrouw Kirchbach had uit-
gonoodigd, maar deze was zonder
eenige nadere verklaring weggeble
ven. Een kwartier lang had rij over
den tijd op haar gewacht.
Zij scheen daarover niet zéér pled-
zierig gestemd. En toen zij zag, hoe
Heiuz er onder leed, werd zij werke
lijk boos op Kathe. Waarom was die
toch weggebleven? Zij kwam tot de
conclusie, dat de jonge meisjes van
en kwam er nu diep teleurgesteld
vandaan. Den volgenden dag wilds
liij Beriijn verlaten, dat stond bij hem
vast.
Maar ook hij kon het thuis in rijn
hotel niet uithouden'; hij ging naar
buiten, wandelen.
En zoo liepen er twee jonge men-
schen, die elkander zochten, maar
niet vonden.
Laat in den voormiddag kreeg me
vrouw Hartmann een briefje van
Kathe Kirchbach, waarin deze zich
verontschuldigde, wegens eene plotse
linge ongesteldheid. Zij zou gaarne
persoonlijk gekomen rijn, maar zij
gevoelde zich er te zwak toe; haar
lessen moest ze dien dag ook afzeg
gen.
Mevrouw Hartmann las het briefje
eenige malen over. 't Was haar, alsof
zii tusschen de regels door een groote
smart las. In elk geval had zij Kathe
verkeerd beschuldigd. Zij scheen ern
stig riek te zijn. Zij zou haar dadelijk
eens opzoeken.
Kathe zat op <Le canapé. Zij zag er
inderdaad slecht uit en de bezoekster
gevoelde innig medelijden met haai-.
Zij nam naast haar plaats en vroeg,
hoe het haar ging.
Maar haar zachte woorden maakten
geen indruk. Integendeel, Kathe
scheen hoe langer zoo treuriger te
worden. Maar mevrouw Hartmann
gaf niet toe; zij hield niet op, vóór-
dat zij eindelijk haai- vertrouwen
won. Toen kwam ook de brief van
Heinz Kohier te voorschijn.
Toen rij dien geletzen had, stond de
vrouw van den architect op en ver
langde van Kathe, dat zij dien mid
dag om vijf uur bij haar zou komen
theedrinken.
Verstaat u me Lk verlang het,
juffrouw KatheAls u zoo den heelen
dag alleen op uw kamertje bent,
wordt u .ziek. U moet een beetje mu
ziek voor me maken. Dam heb ikplei-
zier en het geeft u verstrooiing.
Kathe had er eerst geen zin in,
maai- ten slotte gaf ze toch toe.
Mevrouw Hartmann had echter
niets beters te doen dan in allerijl een
stadstelegram te sturen naar meneer
Kohier, waarin decz/e eveneens op de
thee verzocht werd, des namiddags
om vijf ,uur.
Hieiiiiiz kréég het telegram, terwijl
hij aan het inpakken was. Hij wias
eerst van plan om schriftelijk afscheid
te nemen, zoo triest gestemd voelde
hij zich. Maar hij zag. in, dat dit nu
niet ging.
Om vijf uur schelde hii dus aan 't
huis van den lieer Hartmann aan.
Mevrouw Hartmann ontving ham in
haar salon, maar verontschuldigde
zich kort daarna, dat zij hem eenige
oogenblikken alleen moest laten, en
verzocht hem intusschen in haar
wintertuin., zooa.ls zij een groote erker
mét eeu aantal planten noemde, bin
nen te gaan.
Heinz ging er met gebogen hoofd
heen maar toen hij de deur van liét
vertrek opende, bleef hij verrast
staan. Een jonge dame was opge
staan van een stoél onder de hooge
planten en een lichte kreet bewees,
dat zij niet minder verrast was.
Zou hij de deur weer sluiten? Neem,
onbeleefd mocht hij toch niet wezen.
Hij zeide op warmen toon
Juffrouw Kirchbach, wilt u mij
tenminste niet een goede reis wen-
schen.
Zij zeide niets, drukte alleen haar
zakdoek voor den mond. en wierp
hem d'aarbij eén blik toe, die hem
zonderling ontroerde.
Juffrouw Kathe, vervolgde hij, haar
naderend, juffrouw Kathe, u lijdt
heb ik er misschien schuld aan, heb
ik u zonder mijn wil en zonder dat
ik 't weet verdriet gedaan?
Zij schudde zacht het hoofd.
Neen, noen, zeide ze, maar wend
de het hoofd af, terwijl rij hem de
hand1 reikte. Ik vvensch u het beste
Maar toen liii haar hand' even vast
hield, zag hij, hoe er tranen in haar
oogen kwamen.
Juffrouw KatheKathe
Ik ga niet. Nietwaar, ik moet niét
gaan?Of moet ik toch heen-'
gaan?
Neen, neen, fluisterde zij zacht
jes.
Toen kwam er een juichtoon over
zijne lippen en hij sloeg den arm om
haar heen.
Mijn Kathe, fluisterde hijnu
laat ik je niet meer los Maar wat,
heb je mij een verdriet gedaan
Waarom kwam je niet?
Haar hoofd rustte nu tegen zijn
schouder.
Gisteren vroeg zeach, ik had
geen j apon
Hij meende niet goed gehoord te
hebben.
Geen japon?
Geen japon voor de soirée. De
witte, waarin je mij 't eerst gezien
hebt, en die de eenige is, waarmee ik
kan uitgaan, bevond zich in een che
mische wasscherij. Ik zou haar gis
teravond bepaald terug hébben
Maar ik kreeg een verkeerde.
J2n daarom ben je niet geko
men?
Alléén daarom niet.
Het is haast niet te gelooven.
Het levensgeluk van twee menschen
heeft dus op het spel gestaan om
een japon, om zoo'n nietige oor
zaak
Het lied van de Goden
De oude man staakte rijn spel en
h:eld den strijkstok in de hoogte.
Stil, flu:sterde hij.
Het jonge meisje liet de riemen
rusten en zacht gleed de boot over
het door de maait beschenen water.
Uit de verte kwam het geluid van
roeiriemen.
Kunnen zij ons gehoord hebben?
•vroeg de oude man angstig.
Het meisje stond bij den smallen
achtersteven van de kleine gondel en
tuurde iu de duisternis, waar het ge
plas van de riemen minder duidelijk
verneembaar werd. Het was een stille
nacht.
De gondel ging op en neer, alsof zij
het water l!efkoosde met den scherp
.omgebogen boeg. De sterren fonkel
den in het donkere water, zoodat het
scheen of daar beneden nog e:en he
mel was. Hier en daar dreven bossen
zeewier aan dien schijnhemel. Geen
geluid liet zich nu hooren.
Neen, zij kunnen ons niet ge
hoord hebben, zeide de oude man nog
eens en streek met den strijkstok
langs de snaren.
Het was een wondierschoone mu
ziek en het meisje luisterde met half
gesloten oogen. In die muziek hoor
de zij, zooals eens duizenden net z*. u-
den hooren, het roepen van de zee
vogels, het geklots van de branding
en het zachte gemurmel van den sla-
penden oceaan, als hij schuurt over
het witte zand.
Eens zal je bij de muziek zingen,
zeide de oude, toen hij ophield, en de
wereld, de groote wereld, de groote
wereld in de schouwburgen van Lon
den, Parijs, Petersburg en Madrid zal
luisteren.
- Zij zal mij bekransen met bloemen;
over het voetlicht heen zal ik ze jou
geven en ze zullen juichen. Hemel
wat zullen ze juichen, als wij beiden
daar zullen staan, jij en ik. op het
grooie tooneelKoningen zullen ons
tot zich roepen in hunne loges, u en
mij, kleintje. Maar wij zullen dan
denken aan de nachten, hier op de
donkere lagune, en weten, dat we
iets hebben volbracht, wat geen ko
ning-kan doen, en we zullen trot-'
schei- zijn dan zij.
Het meisje wikkelde rich huiverend
in den gorafelden, verkleurden, doek,
die om hare schouders hing, en dé(
oude man hoestte, aisof de nachtlucht
hem kou deed ivatten.
Het was zonder twijfel waai-, dat
Pietro een groot musicus .was t-u bije
wisi, zooals .alleen groote .nej}.o-s
dat weten, precies de waarde vau zijnt
werk.
W as dit verheven vertrouwen er
niet geweest, hij zou al lang geleden
onder de moeilijkheden van zijn leven
bezweken zijn Hij, kende in de we
reld maar eén© vrees dat de muziek,
aan welke hij zijn leren had geofferd3
hem zou worden ontstolen. Lu zijne
verbeelding spande de geheeie we-e
reld zic-ii in om zijne geliefde muriekn
te hooren. Zoo durfde hij zelfs in de*
kale vertrekken, die hij met zijn doch-
ter bewoonde, geen noot spelen van*
de groote opera, die beiden roem en"
rijkdom zou brengen. Geen noot,
mocht' door vreemde ©oren worden p
gehoord, voordat zij voltooid was. !l
Alleen des nachts, als de kanalen?
van Venetië eenzaam en verlat»ui lig-
gen, dan roeiden Pietro en' do don- i
koroogdge Maria naai- de oindelooze»
lagune, die de stad miet hare gehou
wen, als kantwerk afstekend tegen de
lucht, van het vasteland1 scheidt.
Zelfs de zeevogels schijnen deze een-
zanie wateren te vermijden, die vol
zijn van vormlooze, slijmige massa s 1
zeewier, waarvan de zwarte bewegen-
de lonten den indruk geven of ze in
leven rijn. Geen lichten zijn er op de- i
ze afgelegen plaatsen te zien. Ver
weg staan do machtige paleizen van
de Dogenstad.
Weinigen komen hier, als de zon
de met wier gevulde vlakten be- 1
schijnt en niemand1 zou een tweede
bezoek bij nacht wenschen. Alleen
Pietro hield van deze plekwant 5
h'or, vevvan de wereld, waar geen
roenschehjk oor hem kon beluisteren B
en waai* alleen de sterren neerzagen J
op de zwarte kleine gondel, had hij 5
zijne opera gecomponeerd. a
Hier, met Maria, die de riemen zoo
onhoorbaar hanteerde als een visch 1
zijne vinnen, hier zong de -viool over -
het water en hier hoorde hij in zijne j
verbeelding de toejuichingen van dui- s
zenden in het gekabbei van de kleine 3
golfjes tegen de boot. 3
Zoo offerde Pietro, uur ru»> uur, 3
in de stille nachten van den Veneti- 5
aanschen zomer, waar ver weg op he4
water de lucht 200 stil is, dat de rook
van een cigarette er opwaarts kron- <i
kelt als in een gesloten vertrek.
Dan, in het heldere maanlicht, wan
neer haars vaders gedachten ver weg
buiten in de wereld waren, haalde
Maria een klein kussen te voorschijn,
half bedekt met kant.
Haar vingertjes bewogen zich vlug F
tusschen de klossen en het patroon r.
-kwam te voorschijn als ijsbloemen op
de ruit van een yenster op het noor- y
den. Eenmaal zouden zij rijk zijn,
maar nu bracht kantmaken temnun- ,y
ste eenige lires op en hoe zou men K
kunnen verwachten, dat haar vader D
aan 'het geld voor de noodzakelijke E
uitgaven dacht. r
De wereld begroette nieuwe ctompo- H
nisten en bekranste hare uil verkoren V
zangeres, en nog steeds trachtte Pie- L
tro het volmaaktste meer volmaakt te V
maken buden op de donkere lagune.
k
Als de goadeli-ers van Venetië in de
koelte van den avond op de trappen
van den Sint Marcus-kolom luierden x
en de ondergaande zon de zeilen van ?j
de thuiskomende visschersbooten g
kleurde, vertelden zij elkander oen vJ
vreemd verhaal. Zij fluisteuxleu van
muziek, die in het bolst van den nacht j
uit de verre donkere lagune tot hen
kwam. f
En de verbeelding weefde om dit 0
vreemde feit eene nieuwe legende bij 1
de vele, die Venetië rijk is. u
De middernachtelijke muziek, zed- t
den de gondeliers, was het gezang u
van de gestolen bruiden, die »n de
dagen, toen Venetië nog jong was,
hare bruidegoms in de kathedraal v*
hadden zien vermoorden. a
Het was juist het gedenkjaar van
dezen groeten moord en de bruiden,
die door de overwinnaars naar verre
laaiden waren gebracht, riepen nu om T
hare verloren geliefden.
Zoo luidde <te sage en niemand -
waagde zich bij nacht op de verre la- jl
gune. ft
De zomer ging voorbij en de einde-
Kooze regen van de wintermaanden p
verjoeg de vreemdelingen uit de stad t.
van de zee. De blauwe wateren wer- 1
den grijs en de morsige straten zagen -
er koud en verlaten uit.
Pietro, voor wien de ongebruikte
uren eene beproeving waren, had
nacht op nacht op de mistige lagune J
doorgebracht, totdat de vochtige sna-
ren van zijn viool weigerden. j.
Toon werd .hij ziek.
In de kleine kille kaïmer, waar de K
muren grijs uitsloegen, zat Maria bij
hern en werkte, werkte altijd.
Soms in de lange uren van den
nacht spiralc hij, zooals zij hem nooit j,
te voren had hooren spreken, woest
met een stortvloed van onsamenhan
gende woorden.
Nu eens stond hij, in zijne verbeei- )f
ding, alleen op hot tooneel en trachtr
te hij zich in zijn bed op te richten ,j
om voor de duizenden, die zijn koorts-
achtig brein hem voortooverde, te [e
buigen. Dan weer hooide hij henjui-
chen, heel in de verte. y'
De kleine Marie trachtte hem altijd a'
weer tot bedaren te brengen door met
hare kalme zachte stem te zeggenp
Ik ben het slechts, vader, ik alleen I
Eens zond zij om een priester,
maar Pietro beefde, toen hij hem zag,
en sprong op, denkende, dat men j7
hem zijne muziek wilde ontnemen. ■<i
De priester hielp haar met kleine 3
giften en fluisterde Ik zal komen jj
tegen dat het ednde nadertnu zou r
ik hem geen goed kunnen doen. De tj
Hemel sta u bij, mijne dochter
-- Het einde.... Maria herhaalde
deze woorden voortdurend. Hoe was ej
het mogelijk, dat haar vader zou ster- P,
ven, voordat zijn werk voltooid was. 4
Zoo waakte zij week op week, ter-