"t Is het zwaarste werk, dat ooit twee mannen ondernamen. Het bleek, dat hij niet overdreven had, daar de „Godolphin", geladen mot stervend en redds gestorflön vee, slechts langzaam voortkroop. Doch Grantley vreesde slechts, dat de taak van den man aan het stuurrad, diens krachten tboven zou gaan. Chestors stond' daar te kijken naar hot kompas en al maakte hij ook rare bochten, zoo bracht hij hot ver ge noeg om do groote heuvels van Ange- loy boven den horizon te zien ver schijnen. Toen passeerde een schoe ner en juist, toen Grantley zijne ma chines deed stoppen, om de ander to laten passé eren, klom een loods aan boord. Hij staarde op de ruïne op den voorsteven, vandaar op Giteeters, die hem kalm opnam vanaf do comman dobrug. 't Lijkt wel oen abattoirWaar zijn die andoren Cheaters grijnsde. Twee zijn er in de machineka mer. Twee V Wel almachtig Hou maar op. Kom maar boven en neem het stuur overik val om. Ik heb in geen twaalf uur gegeten en ik .geloof, dat ik me ergens inwen dig heb gekwetst. Do loods stapte op die brug, waar Grantley zilch bij helm voegde. Zijn er maar drie man hier aan boord woog idte loods hem. .Ia. Waarschijnlijk zijn we reeds opgegeven als verdronken, ten minste als de kapitein aan land gekomen is, waaraan ik niet twijfel. Toen vertelde hij zijn verhaal etn de loods stond te kijken. Ik ben twintig jaar op zee ge weest, maar zoo iets heb ik nog nooit gehoord. Hij bracht het schap in veilige ha ren. Wat Grantley tegen de eigenaars zeide, weet niemand, maar zij zagen er erg verhit uit, toen hij ze verliet en dien avond was in elke krant een trouw verslag van een heldhaftigen machinist te lozen. Waarschijnlijk was Malone zoo mededeelzaam ge weest Grantley's vrouw weende toen zij het las. Doch er heerschte blijdschap in Gr antiey's woning, toen hem de be trekking van eersten machinist op eene mailboot aangeboden word. Een Misverstand Tegenover de vrouw van den rij ken gezienen architect Hartmann in baai* salon zat met een nadenkend gelaat Heinz Kohier. Deze, eeji jong ingenieur, was aan gesteld bij den Anatolisohen spoor weg in Klein-Azië en bevond zich nu met verlof te Berlijn. Hij bracht de Kroelen oven- van een broeder van de vrouw des huizes, die eveneens inge nieur was bij deuzelfden spoorweg, en liet zich door de jonge vrouw uit vragen hoe het dezen gin er. Heinz werd steeds nudenkender. Ja, zeide hij opeens zonder ©eni ge aanleiding en met een zekeren weemoed in zijn stom, uw broeder is te benijden, lil het vreemde land beeft hij een Lieve, zorgzame huis vrouw naast zich. Niet allen zijn zoo gelukkig 1 Mevrouw Hartmann luisterde ©enigs zins verbaasd. De bezoeker doelde' blijkbaar op iels. U benijdt hem? vroeg ze. Om dat hij een zorgzame Duitsche huls- vrouw in hol vreemde land heeft? Nu, meneer Kohier, het ligt toch ge heel en al aan u. om in dezelfde be»- nijdenswaardige positie te komen. Heinz zeide in 't eerste ©ogenblik metsmaar er kwam ineens een schittering in zijn blauwe oogen en een vastberaden uitdrukking op zijn gebruind en krachtig gezicht. Mevrouw, mag ik u mijn hart eens luchten Als u wilt. Mevrouw, ik ben, zo.oals ik u reeds zei al twaalf jaren buitens lands. Eerst heb ik in China spoor wegen gebouwd, daarna in Zuid-Afri- ka. In 't hartje van Klein-Azië, te Konia, heb ik nu eindelijk sedert een jaar een vaste plaats. In de lange af wezigheid van mijn vaderland heb ik echter alle betrekkingen daarmee verloren, want mijn ouders zijn reeds lang dood en bloedverwanten, die me zeer na zijn, zou ik me niet weten te herinneren... Hij wachtte even eu vervolgde toen vlugger: Me vrouw, ik zal kort wezen. Ik heb al ken verlof genomen, om mij uit Duitschland een vrouw te halen. U glimlacht en hebt misschien gelijk. Naïef, nietwaar? Volstrekt niet Toch wel misschien. Dat schijnt me zelf tenminste zoo toe. Met de mooiste verwachtingen kwam ik hier aan. Ik zou wel een gelukkige ont moeting hebben. Maar in deze zee Yan buizen, te midden der groote men- schenmassa's, die hier woelen en ja gen door de straten, in dit rumoer. *t welk alles zoo groote tegenstelling vormt met de plechtige stilte vaai het Oosten, waar ik vandaan kom, is mij alles zoo vreemd, verloor ik binnen weinige uren mijn hoop. Ik, die in do woeste streken doordrong, geheel al leen. en er wel terecht kwam, ik lijk me zelf in deze reuzenstad een iinhet bosch verdwaald kind toe. Ik kan zon der overdrijving zeggen, dat ik uw broeder zeer dankbaar ben voor zijn recommandatie bij u. Mevrouw, ik ven-zoek u dringend, help me bij mijn plan. Mevrouw Hartmann glimlachte. Huwelijken tot stand brengen is altijd een gevaarlijke zaak, meneer Kohier. Mijn beginsel islaten twee elkaar vinden, zooals ze zijn... Maar u verkeert wel in een uitzonderings toestand. Daarom zal het mij genoe- fen doen, als ik u eenigszlns helpen an. Vandaag is het Maandag Woensdag hebben we een klein par tijtje. Wees zoo goed ons dan met uw tegenwoordigheid te verooren. Mijn hartelijken dank, me vrouw Met het oog op uw plannen zal fk ©enige jonge dames uitnoodigen. Maar denk er om, ik zal voorloopig niemand iets van uw verraderlijke verwhen zeggen. Heinz stond op. U weet n'et, hoezeer u mij ver plicht, mevrouw Toen de bezoeker vertrokken was, overleede mevrouw Hartman, welke jenge dames zij nog kon uitnoodagen, zonder dat het in het oog vieL Bertha Graupner Die zou nooit mee gaan naar Klein Azie. Ook Franzi Leonnar- d' en Liesje lleyin niet. Misschien Anna Straube Haar ouders zouden tot zoo'n huwelijk huls-over-kop nooit hunne toestemming geven. Dat plotse linge, dat snelle zou over 't algemeen een onaangenaam ding zijn, waarop Heinz KohJers plannen wel eens schip breuk konden lijden, vreesde zij. Het is te gekriep ze geërgerd uit Hoeveel jonge mdisjes verlangen naar een oprechten man, dien zij zou den willen volgen tot aan het einde der wereld En hier komt er nu een, die het zeker eerlijk en opreclit meent, en hij kan niemand vindesa En zij pruttelde voort, maar zij dacht ondertusschetn voort nu wil de zij eene ontdekken. Goed, zei ze, de jonge dames van mijn beste kennissen komen dus niet in aanmerking dan zal ik verder inoeten zoeken. Hoe zou het zijn met Geertrui Werner Een lichte blos' kwam op haai* ge laat. Zij plaatste haar in gedachten naast Heinz Koihlereen prachtig paar 1 De moeder van Geertrui was eene \riendin uit haai' jeugd. De man was echter ongelukkig geweest in zijn za ken, en kon nauwelijks voor zijne vrouw en zichizelven zorgen. De doch ter moest dius haar eigen, onderhoud verdienen. Op dit oogenbik was zij bijja, waar ook?O, juist! Bij Hérwig en Fontane, liet fotographisch atelier, ontving zij die bezoekers. Maar dat behoefde men den gasten niet te vertellen. Voor dezen zou zij eenvou dig een verre bloedverwant wezen. En Geertrui met haar hooge, statige ge stalte, haar zekerheid in den omgang, zou wel een goed figuur maken. En nu week de stemming van er gernis van mevrouw Hartmann- Zij overlegde, of zij Geertrui zou schrij ven, of haar liever persoonlijk zou opzoeken. Opeens echter ontsnapte haar een lichte kreet. Dat ik nu heelemaal niet om Kathe Kirchbach dachtK&the verdient. Heinz Kohier nog eerder dan Geertrui. Die arme Kathe. Zij moetin elk geval ook komen. Kathe Kirchbach had niet veel ge luk gehad in de wereld. Zij was de dochter van een ambtenaar, die we gens ziekte reeds vroeg was gepen- sionneerd. De moeder had. zij reeds als kind verloren en den vader ver loor zij ook jong. En daar nu dade lijk het karige pensioen uitbleef, en zelfs nog bleek, dat er schulden waren stond KÜthe in werkelijkheid op straat. Maar het jonge meisje verloor den moed niet en gelukkig waren er nog vrienden van haai- ouders, die haar hielpen. Daar zij uitstekend pia no speelde, verschafte men haar leer lingen. Omdat zij toch niet zooveel lessen kreeg, dat zij daarmede den heeleai dag vulde, en zij ook al niet te best rond kwam met wat zij er mee verdiende, bracht zij ook haar talent om te schilderen in praktijk; zij schil derde op porselein landschapjes. Een vervelend en slecht betaald werkje. Deze Kathe Kirchbach herinnerde zich mévrouw Hartman plotseling. Zij besloot zelfs haar dadelijk op te zoe ken in de Stralauerstraat, waair zij sedert den dood van h aar vader woon de. Op den terugweg kon zij dan even bij Geertrui Wernér aangaan. In 't kleine gezelschap, dat Woens dagavond vereenigd was om de tafel vain den architect Hartmann ging het in het eerst wat stijf toe. La-ter werd n.en echter wat vrijer. Heinz Kohier zat wel een beetje on rustig op zijn stoei. Hij had twee da mes omdat er meer dames dan hoe ren waren. Natuurlijk, dat begreep hij, had de gastvrouw hem met opzet tusschen het tweetal gezet. Hij moest dus tusschen die beiden kiezen. En dat vond hij zeer moeilijk. Do dame aan zijn linkerzijde het was Geertrui Werner had een mooie, veile figuur. Haar verstandige grijze oogen keken liem zonder schroom aan. Zij was over 't geheel zeer beslist en vastberaden in haar optreden. De dame aan zijn rechterhand daarentegen Kathe Kirchbach, de piano-onderwijzeres was klein en slank, en bezat een bevallige meisjes achtige beschroomdheid. Zij had hem nog niet eens openhartig aangekeken en het gesprek met haar wilde ook niet al te best vlotten. Heinz dacht: Als ik de beiden maar eens in het hart kon zien Ja, maar dat ging niet zoo gemakkelijk. Men stond op van tafelde gasten verspreidden zich in den salon daar naast. De gastvrouw Itad Ileinz meer dan eens gadegeslagen. Nu wenkte zij hem tot zich en vroeg Nu, meneer Kohier, hoe bevalt het u hier? De champagne aan het dessert had op den jongen ingenieur haar uit werking niet gemist. Mevrouw, zei hij met nadruk, Ik had hedenvoormiddag in het Salon Scliulte gelegenheid een schilderij le bewonderen. De jonge Lente snelt daarop over bebloemde velden, aan elke hand een godin. Ik kom me zelf voor als zoo'n Lerutegod. De huisvrouw lachte. Zéér goed gezegd. Maar dat schil derij, meneer Kohier, is maar het eerste van. een reeks. Hebt u het vol gende ook bewonderd? Zeker, mevrouw, do Zomer. Een jonge man gaat, de zeis op den schouder, door het golvende koren naar zijn hut. Bij de deur daarvan staat zijn jonge vrouw en wacht hem met een kleinen knaap. Daar zal ik ook aan denken, mevrouw, en mij rekenschap geven van mijn gevoe lensIk dank u. Ond'ertussclien had aan do piano in db zijkamer een der dames eten fan tasie uit de „Barbier van Sevitla" ten beste gegeven. Een andere volgde met de ouverture voor de opera „Rienzi". De gastvrouw ging er heen, om de dames te bedanken en een derde uit tj noodigen tot een voordracht. Haar oog viel op Kathe Kirchbach. En al stribbelde zij ook eerst tegen, Kathe moest nu aan den vleugel plaats ne men. Juffrouw Kfithe, fluisterde de vrouw des huizes haar toe, als het u blieft iets, dat het hart roert. Iets eenvoudigs. Een volkslied wat mij be treft. Kathe's slanke vingers gleden over do toetsen. Daarna begon zij te zin gen. Het gezélschap luisterde hoogst ver baasd. Wat was dat? Geen Rossini, geen Wagner, geen Weber? Een heel eenvoudige melodieEen volksliedje, 'u oud, sentimenteel volksliedjeMen schudde het hoofd. Maar weldra kwa men toch allen onder den indruk. Heinz Kohier nog meer dan de an deren. Op de teen en sloop hij naar de piano en nam eiken toon van die me- ïcdieuse, zuivere stem in zH|h op, an ondertusschen zag hij naar de lichte, bevaLlige gestalte, volgde elke bewe ging daarvan. En ineens kwam de gedachte in hem op Zij of geene Spel en gezang hidden op. Men bleef in het eerste oogeaiblik stom. Besclieidön stond Kathe op. Maar toen kwam de bijval los. Men over stelpte haar met toejuichingen. Ook Heinz wilde spreken, maai- hij kon niets zeggenhij keek haar al leen aan. En zij keek naar hem, alsof zij élkaaa- begrepen. Dat was prachtig, juffrouw riep er eeln uit 't gezelschap. Toe, nog zoo'n lied Kiitthe weigerde echter blozend. Zij werd verlegen onder dezen aandrang. Teen kwam die gastvrouw' en legde haar de hand op den schouder. Méneer Kohier, wendde ze zich tot Heinz, helpt u me ook eens juf frouw Kirchbach over te halen Toe Heinz tradi op haar toe. Geeft u ons nog uw lievelings lied, juffrouw Zij zag hean aan met een zonder lingen blik en stond toen ineetns op. Uw lievelingslied', juffrouw herhaalde hij. Voorzichtig gaven haar vingeren eenige accoorden aan. Een diepe stil te heerschte nu. Toen begon zij in eens, bijna stroef „Waar ik niet ben, daar is 't geluk Met dit droeve, weemoedige lied roerde zij allen. Heinz week dien avond niet meer van haar zijde. Hij wist zelf niet hoe 't kwam, maar hij zat weldra maast baar op een canapé en praatte met haar als een oude bekende Droomeaid en mijmerend stond Ka the Kirchbach den volgenden dag m haar kamertje op de vierde verdie ping. Was 't gisteren eerst geweest, dat zij hem had ontmoet? Zij kon het zich nauwelijks voorstel len, zooveel aangename gevoelens en lieflijke verwachtingen had zij in die korte spanne tijds gehaden deze hadden haar al wat zij had geleden, doen vergeten in één dag. En de toespeling van haar moeder lijke vriendin, die zij dien voormid dag toevallig of ook niet toevallig had ontmoet bij een famlie, waar zij pianoles gaf? Hij is niet een van. degenen, die alleen geld vragen. Hij verlangt voor al een hart, hij zoekt liefdebah me vrouw Hartmann gezegd. En zij Verlangde zij dat ook niet? Er werd geklopt. Een diemsftmefisje van het pension bracht een brief bin nen. Hij kwam van mevrouw Hart mann, dJie haar meedeelde, diat ze haar overmorgen Verwachte om 8 uur aan haar huisdan zou ze meegaan naar de soirée bij professor Seffner, wiens vrouw, zooals zij wist, haar bij zondere vriendin was. Zij moest ech ter bepaald komen en prompt op tijd. En om haar toilet mocht ze niét wegblijven. In 't mooie witte kleed, dat ze gisteren^ aan gehad had, zag ze er uit als een éngeL Kathe haalde met.moeite adem. Op de soirée bij professor SeffnerZij kende van vroeger die) prachtige zalen daar, de schitterende toiletten, die1 men er op de partijtjes aantrof. En zij daartusschen met haar eenvoudig kleedje Neen, dat ging niet O, 't is om wanhopig te worden riep zij uit. Maar zij nam toch de witte japon, die zij den vorigen avond bij me vrouw Hartmann had gedragen, uit de kast, en bekeek haar. Ze was van gcéde stof en ook gemaakt volgens de nieuwste mode. Maar ze was niet ge heel meer zoo schoon, als van een wit kleed verlangd wordt. Zoo kon ze het in élk geval niet dragen op de soirée. Overmorgenavond fluisterde zij nadénkend. Zij zag Heinz Kohier weer voor zich. Zou die ook komen? Ja, natuurlijk. En toen nam rii een cartonmen doos uit een kast, legde de japon er in en snelde er mee weg naar dé Stralauerstraat. Daar wist ze in de buurt een filiaal van eene chemische wasscherij. Zij trad naar binnen en vroeg of zij de japon vóór overmor genavond zes uur gewasschen terug kon krijgen. Maar liet speet de win keljuffrouw, in minder dan acht da gen ging het niet. Kathe beet zach op dé ilppen. Inde Brüderstraat was echter een andere chemische wasscherij. Hier wilde men haar helpen, als zij het dubbele be taalde. En zij stamdé gaarne toe. Toen Kathe Kirchbach den volgen den morgen de trap afging, om haar pianolessen te geven, kwam haar een dienstmeisje tegen; zij hield in de ©eln© hand een ruiker van prachtige donkerrood© rozen, in die andere een brief. Die waren beneden afgegeven voor juffrouw Kirchbach. Haastig nam Kathe beide aan, en snelde terug in haar kamertje. Daar rook zij éérst aan de bloemen en nam toen den brief weer in handenvan wieu die kwam, begreep ze natuur lijk. Zij opende den brief. Hij vertelde, dat hij mevrouw Hartmann verzocht had hém onder haar bescherming nog eens weer de gelegenheid te geven haar te zien. En diaarop had hij een uitnoodiging gekregen voor de soirée van professor Séffher. Hij dleeldte ver der mee, wat hem naar Duitschland, naar Berlijn had gevoerd. En hij voegdë erbij, dat zii en zij alleen de gene kon zijn, die hij zocht Zij moest hem vergeven, met het oog op zijne omstandigheden, dat hij zoo schreef, maar hij zou willen, dat ze hiem een teeken gaf, of hij hoop mocht koesteren of niet. Kwam zij op de partij van den professor, dan zou hij daarin zien, dat hij ook haar niet geheel onverschillig was, kwam zij niet, don wist hij, dat hij geen gena de had gevonden in haar oogen. Kathe moest een oogenblik gaan zitten, vóór dat zij kon heengaan. Dien dag keek menige kleine leer linge haar verbaasd aan. Zoo afge trokken was zij nog nooit geweest, en toch had zij ook nog nooit zoo blij en stil gelachen. Toen het tegen den avond liep, be gon zij zich allengs te kleedem. Zou zij een lichtblauwe of donkerrood e ceintuur Mezen? Zij besliste voor het laatste. En wel, omdat zij daarin een zijner rozen kon stekeneen andere zou zij in heur haar vastmaken. Glimlachend bekeek zij haar spier witte handschoenen. Ziezoo, nu lag alles klaar. Alleen d» japon ontbrak nog. Zij keek op de klok, Het was half zes. Waar bleef de japon Zij was nog eens naar den winkel gegaan en de juffrouw had haar de verzekering gegeven, dat zij er op rekenen kon op zijn laatst om zes uur het kleed te hebben. Zij ging naar de trap en luisterde, of er iemand op de trap naderde. Maar er was niets. Misschien was de japon reeds lang beneden bij den por tier afgegeven en dacht deze, diat er geen haast bij was. Zij kon hiet niet langer uithouden en ging naar bene den. Maar zij had' den man onrecht gedaaner was nog niets bezorgd. Het liefst zou zij dadelijk naar de Brüderstraat zijn gegaan. Maar, zon der hoed'? Neen. Met kloppend hart ging rij weer naar boven. De klok in de kamer wees reeds over zes. Wat te doen? Werk tuigelijk zette zij een hoedje op. Zou zij er heengaan Maar mis schien. werd; het verwachte intusschen afgegeven. En zij verloor er haar kostbaren tijd mee. Bovendien, de winkel juffrouw had' haar zulle eene vaste verzekering geven. En dlait stelde haar weer een beetje gerust. Maar toen de wijzer dér klok op half zeven stond, was haar kalmte geheél weg. Zij vloog de trappen af, vroeg nog eens bij den portier en ging daarna snel de straat on. In enkele minuten was zij in de zaak in -die Brüderstraat. Maar, juffrouw, waar blijft mijn japon Ik zit thuis op heet© kolen Ik moet haar dadelijk hebben. Uw japon Zij bladerde in een groot boek. Een witte, nietwaar Af .te geven Stralauerstraat Zekerzeker Hebt u 't dan nog niet Het is reeds voor twintig minuten met onzen wielrijder als dringend bezorgd. Wat we beloven, dat doen we ook. Wat zou Kathe daartegen inbren gen Zij snelde weer naar huis. En werkelijk lag bij den portier het lang verwachte pak. Voor vijf minuten afgegeven bromde da man. Kathe ijlde zoo vlug zij kon de trap op, het pakket stijf tegen zich aan drukkend. Met bevende handen maak te zij licht in de kamer. Nu moest ze voortmaken. Want om half acht op zijn hoogst moest ze klaar zijn, wilde ze op tijd bij mevrouw Hartmann wezen. Het koord om de cartonnen doos werd stuk gesneden, liet deksel er af genomen en het zijden papier wegge slingerd en toen kwam de japon te voorschijn. Mooi, prachtigriep zij hardop, vol bewondering, zoo wit ais .sneeuw Zij nam het kleed er uit, om 'tover een stoel te hangen. Maar plotseling keek rij er met wijd geopende oogen naar. Was dat haar japon Zij draai de en keerde ze naai- alle kanten. VreeselijkHet was een andere. Zij beefde van opgewondenheid en verschillende gedachten doorkruisten haar brein. Zou zij eenvoudig deze japon maar aantrekken? Zij nam den rok op eu hield hem omhoog. 0 wee, hij moest aan een veel langere dame toebehooran En ook dé blouse was haar veel te wijd. Langzaam vielen baar airmen slap langs het lichaam. Eenige oogenblik- ken bleef rij zoo staan, toen kwam tr weer beweging in de roerlooze ge stalte. Zij deed snel de japon weer in de doos en was er spoedig mee op de trap, op dé straat. Maar toen zij met haastige schreden voor de zaak in de Brüderstraat kwam, waren de gordijnen reeds neer gelaten de zaak was gesloten. Zij schelde in haai* angst wel aan, maar liet hielp niet. Zij wist zelf niet, hoe ze in haar kamertje terugkwam. Daar ontviel haar de doos en zij begon over het geheel© lichaam te sidderen. Nu was alles verlorenin haar daagsche ja pon kon zij niet op zoo'n partij komen en een andere bezat ze niet. Ook was het nu veel te laat gewordenZij ging in wanhoop op de canapé rit ten. Om een japon, zuchtte zij, om een japon gaat mijn geluk te gronde. Het werd haar te warm in het kamertje. Zij meende te zullen stik ken. Toen stond zij plotseling op, liep do trappen af en ging naar buiten. Eerst liep zij eénige straten door, stapte daarna in een tram, en liet zich naar de plantsoenen in 't noord oosten der stad rijden. Daar dwaalde zij doelloos rond. Het is en blijft zoo, mompelde zij, waar ik niet ben, daar is het ge luk! Hednz Kohier was op die soirée bij den hoogleeraar in eene wanhopige stemming. Mevrouw Hartmann had hem medegedeeld, dat rij op rijnen wen9ch juffrouw Kirchbach had uit- gonoodigd, maar deze was zonder eenige nadere verklaring weggeble ven. Een kwartier lang had rij over den tijd op haar gewacht. Zij scheen daarover niet zéér pled- zierig gestemd. En toen zij zag, hoe Heiuz er onder leed, werd zij werke lijk boos op Kathe. Waarom was die toch weggebleven? Zij kwam tot de conclusie, dat de jonge meisjes van en kwam er nu diep teleurgesteld vandaan. Den volgenden dag wilds liij Beriijn verlaten, dat stond bij hem vast. Maar ook hij kon het thuis in rijn hotel niet uithouden'; hij ging naar buiten, wandelen. En zoo liepen er twee jonge men- schen, die elkander zochten, maar niet vonden. Laat in den voormiddag kreeg me vrouw Hartmann een briefje van Kathe Kirchbach, waarin deze zich verontschuldigde, wegens eene plotse linge ongesteldheid. Zij zou gaarne persoonlijk gekomen rijn, maar zij gevoelde zich er te zwak toe; haar lessen moest ze dien dag ook afzeg gen. Mevrouw Hartmann las het briefje eenige malen over. 't Was haar, alsof zii tusschen de regels door een groote smart las. In elk geval had zij Kathe verkeerd beschuldigd. Zij scheen ern stig riek te zijn. Zij zou haar dadelijk eens opzoeken. Kathe zat op <Le canapé. Zij zag er inderdaad slecht uit en de bezoekster gevoelde innig medelijden met haai-. Zij nam naast haar plaats en vroeg, hoe het haar ging. Maar haar zachte woorden maakten geen indruk. Integendeel, Kathe scheen hoe langer zoo treuriger te worden. Maar mevrouw Hartmann gaf niet toe; zij hield niet op, vóór- dat zij eindelijk haai- vertrouwen won. Toen kwam ook de brief van Heinz Kohier te voorschijn. Toen rij dien geletzen had, stond de vrouw van den architect op en ver langde van Kathe, dat zij dien mid dag om vijf uur bij haar zou komen theedrinken. Verstaat u me Lk verlang het, juffrouw KatheAls u zoo den heelen dag alleen op uw kamertje bent, wordt u .ziek. U moet een beetje mu ziek voor me maken. Dam heb ikplei- zier en het geeft u verstrooiing. Kathe had er eerst geen zin in, maai- ten slotte gaf ze toch toe. Mevrouw Hartmann had echter niets beters te doen dan in allerijl een stadstelegram te sturen naar meneer Kohier, waarin decz/e eveneens op de thee verzocht werd, des namiddags om vijf ,uur. Hieiiiiiz kréég het telegram, terwijl hij aan het inpakken was. Hij wias eerst van plan om schriftelijk afscheid te nemen, zoo triest gestemd voelde hij zich. Maar hij zag. in, dat dit nu niet ging. Om vijf uur schelde hii dus aan 't huis van den lieer Hartmann aan. Mevrouw Hartmann ontving ham in haar salon, maar verontschuldigde zich kort daarna, dat zij hem eenige oogenblikken alleen moest laten, en verzocht hem intusschen in haar wintertuin., zooa.ls zij een groote erker mét eeu aantal planten noemde, bin nen te gaan. Heinz ging er met gebogen hoofd heen maar toen hij de deur van liét vertrek opende, bleef hij verrast staan. Een jonge dame was opge staan van een stoél onder de hooge planten en een lichte kreet bewees, dat zij niet minder verrast was. Zou hij de deur weer sluiten? Neem, onbeleefd mocht hij toch niet wezen. Hij zeide op warmen toon Juffrouw Kirchbach, wilt u mij tenminste niet een goede reis wen- schen. Zij zeide niets, drukte alleen haar zakdoek voor den mond. en wierp hem d'aarbij eén blik toe, die hem zonderling ontroerde. Juffrouw Kathe, vervolgde hij, haar naderend, juffrouw Kathe, u lijdt heb ik er misschien schuld aan, heb ik u zonder mijn wil en zonder dat ik 't weet verdriet gedaan? Zij schudde zacht het hoofd. Neen, noen, zeide ze, maar wend de het hoofd af, terwijl rij hem de hand1 reikte. Ik vvensch u het beste Maar toen liii haar hand' even vast hield, zag hij, hoe er tranen in haar oogen kwamen. Juffrouw KatheKathe Ik ga niet. Nietwaar, ik moet niét gaan?Of moet ik toch heen-' gaan? Neen, neen, fluisterde zij zacht jes. Toen kwam er een juichtoon over zijne lippen en hij sloeg den arm om haar heen. Mijn Kathe, fluisterde hijnu laat ik je niet meer los Maar wat, heb je mij een verdriet gedaan Waarom kwam je niet? Haar hoofd rustte nu tegen zijn schouder. Gisteren vroeg zeach, ik had geen j apon Hij meende niet goed gehoord te hebben. Geen japon? Geen japon voor de soirée. De witte, waarin je mij 't eerst gezien hebt, en die de eenige is, waarmee ik kan uitgaan, bevond zich in een che mische wasscherij. Ik zou haar gis teravond bepaald terug hébben Maar ik kreeg een verkeerde. J2n daarom ben je niet geko men? Alléén daarom niet. Het is haast niet te gelooven. Het levensgeluk van twee menschen heeft dus op het spel gestaan om een japon, om zoo'n nietige oor zaak Het lied van de Goden De oude man staakte rijn spel en h:eld den strijkstok in de hoogte. Stil, flu:sterde hij. Het jonge meisje liet de riemen rusten en zacht gleed de boot over het door de maait beschenen water. Uit de verte kwam het geluid van roeiriemen. Kunnen zij ons gehoord hebben? •vroeg de oude man angstig. Het meisje stond bij den smallen achtersteven van de kleine gondel en tuurde iu de duisternis, waar het ge plas van de riemen minder duidelijk verneembaar werd. Het was een stille nacht. De gondel ging op en neer, alsof zij het water l!efkoosde met den scherp .omgebogen boeg. De sterren fonkel den in het donkere water, zoodat het scheen of daar beneden nog e:en he mel was. Hier en daar dreven bossen zeewier aan dien schijnhemel. Geen geluid liet zich nu hooren. Neen, zij kunnen ons niet ge hoord hebben, zeide de oude man nog eens en streek met den strijkstok langs de snaren. Het was een wondierschoone mu ziek en het meisje luisterde met half gesloten oogen. In die muziek hoor de zij, zooals eens duizenden net z*. u- den hooren, het roepen van de zee vogels, het geklots van de branding en het zachte gemurmel van den sla- penden oceaan, als hij schuurt over het witte zand. Eens zal je bij de muziek zingen, zeide de oude, toen hij ophield, en de wereld, de groote wereld, de groote wereld in de schouwburgen van Lon den, Parijs, Petersburg en Madrid zal luisteren. - Zij zal mij bekransen met bloemen; over het voetlicht heen zal ik ze jou geven en ze zullen juichen. Hemel wat zullen ze juichen, als wij beiden daar zullen staan, jij en ik. op het grooie tooneelKoningen zullen ons tot zich roepen in hunne loges, u en mij, kleintje. Maar wij zullen dan denken aan de nachten, hier op de donkere lagune, en weten, dat we iets hebben volbracht, wat geen ko ning-kan doen, en we zullen trot-' schei- zijn dan zij. Het meisje wikkelde rich huiverend in den gorafelden, verkleurden, doek, die om hare schouders hing, en dé( oude man hoestte, aisof de nachtlucht hem kou deed ivatten. Het was zonder twijfel waai-, dat Pietro een groot musicus .was t-u bije wisi, zooals .alleen groote .nej}.o-s dat weten, precies de waarde vau zijnt werk. W as dit verheven vertrouwen er niet geweest, hij zou al lang geleden onder de moeilijkheden van zijn leven bezweken zijn Hij, kende in de we reld maar eén© vrees dat de muziek, aan welke hij zijn leren had geofferd3 hem zou worden ontstolen. Lu zijne verbeelding spande de geheeie we-e reld zic-ii in om zijne geliefde muriekn te hooren. Zoo durfde hij zelfs in de* kale vertrekken, die hij met zijn doch- ter bewoonde, geen noot spelen van* de groote opera, die beiden roem en" rijkdom zou brengen. Geen noot, mocht' door vreemde ©oren worden p gehoord, voordat zij voltooid was. !l Alleen des nachts, als de kanalen? van Venetië eenzaam en verlat»ui lig- gen, dan roeiden Pietro en' do don- i koroogdge Maria naai- de oindelooze» lagune, die de stad miet hare gehou wen, als kantwerk afstekend tegen de lucht, van het vasteland1 scheidt. Zelfs de zeevogels schijnen deze een- zanie wateren te vermijden, die vol zijn van vormlooze, slijmige massa s 1 zeewier, waarvan de zwarte bewegen- de lonten den indruk geven of ze in leven rijn. Geen lichten zijn er op de- i ze afgelegen plaatsen te zien. Ver weg staan do machtige paleizen van de Dogenstad. Weinigen komen hier, als de zon de met wier gevulde vlakten be- 1 schijnt en niemand1 zou een tweede bezoek bij nacht wenschen. Alleen Pietro hield van deze plekwant 5 h'or, vevvan de wereld, waar geen roenschehjk oor hem kon beluisteren B en waai* alleen de sterren neerzagen J op de zwarte kleine gondel, had hij 5 zijne opera gecomponeerd. a Hier, met Maria, die de riemen zoo onhoorbaar hanteerde als een visch 1 zijne vinnen, hier zong de -viool over - het water en hier hoorde hij in zijne j verbeelding de toejuichingen van dui- s zenden in het gekabbei van de kleine 3 golfjes tegen de boot. 3 Zoo offerde Pietro, uur ru»> uur, 3 in de stille nachten van den Veneti- 5 aanschen zomer, waar ver weg op he4 water de lucht 200 stil is, dat de rook van een cigarette er opwaarts kron- <i kelt als in een gesloten vertrek. Dan, in het heldere maanlicht, wan neer haars vaders gedachten ver weg buiten in de wereld waren, haalde Maria een klein kussen te voorschijn, half bedekt met kant. Haar vingertjes bewogen zich vlug F tusschen de klossen en het patroon r. -kwam te voorschijn als ijsbloemen op de ruit van een yenster op het noor- y den. Eenmaal zouden zij rijk zijn, maar nu bracht kantmaken temnun- ,y ste eenige lires op en hoe zou men K kunnen verwachten, dat haar vader D aan 'het geld voor de noodzakelijke E uitgaven dacht. r De wereld begroette nieuwe ctompo- H nisten en bekranste hare uil verkoren V zangeres, en nog steeds trachtte Pie- L tro het volmaaktste meer volmaakt te V maken buden op de donkere lagune. k Als de goadeli-ers van Venetië in de koelte van den avond op de trappen van den Sint Marcus-kolom luierden x en de ondergaande zon de zeilen van ?j de thuiskomende visschersbooten g kleurde, vertelden zij elkander oen vJ vreemd verhaal. Zij fluisteuxleu van muziek, die in het bolst van den nacht j uit de verre donkere lagune tot hen kwam. f En de verbeelding weefde om dit 0 vreemde feit eene nieuwe legende bij 1 de vele, die Venetië rijk is. u De middernachtelijke muziek, zed- t den de gondeliers, was het gezang u van de gestolen bruiden, die »n de dagen, toen Venetië nog jong was, hare bruidegoms in de kathedraal v* hadden zien vermoorden. a Het was juist het gedenkjaar van dezen groeten moord en de bruiden, die door de overwinnaars naar verre laaiden waren gebracht, riepen nu om T hare verloren geliefden. Zoo luidde <te sage en niemand - waagde zich bij nacht op de verre la- jl gune. ft De zomer ging voorbij en de einde- Kooze regen van de wintermaanden p verjoeg de vreemdelingen uit de stad t. van de zee. De blauwe wateren wer- 1 den grijs en de morsige straten zagen - er koud en verlaten uit. Pietro, voor wien de ongebruikte uren eene beproeving waren, had nacht op nacht op de mistige lagune J doorgebracht, totdat de vochtige sna- ren van zijn viool weigerden. j. Toon werd .hij ziek. In de kleine kille kaïmer, waar de K muren grijs uitsloegen, zat Maria bij hern en werkte, werkte altijd. Soms in de lange uren van den nacht spiralc hij, zooals zij hem nooit j, te voren had hooren spreken, woest met een stortvloed van onsamenhan gende woorden. Nu eens stond hij, in zijne verbeei- )f ding, alleen op hot tooneel en trachtr te hij zich in zijn bed op te richten ,j om voor de duizenden, die zijn koorts- achtig brein hem voortooverde, te [e buigen. Dan weer hooide hij henjui- chen, heel in de verte. y' De kleine Marie trachtte hem altijd a' weer tot bedaren te brengen door met hare kalme zachte stem te zeggenp Ik ben het slechts, vader, ik alleen I Eens zond zij om een priester, maar Pietro beefde, toen hij hem zag, en sprong op, denkende, dat men j7 hem zijne muziek wilde ontnemen. ■<i De priester hielp haar met kleine 3 giften en fluisterde Ik zal komen jj tegen dat het ednde nadertnu zou r ik hem geen goed kunnen doen. De tj Hemel sta u bij, mijne dochter -- Het einde.... Maria herhaalde deze woorden voortdurend. Hoe was ej het mogelijk, dat haar vader zou ster- P, ven, voordat zijn werk voltooid was. 4 Zoo waakte zij week op week, ter-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1907 | | pagina 10