ontkomt dun mi-et, wamt ik heb alles gedaan om te maken, dat de mcn- sciiisa weten, niet wien ik hier sta. ■Hij drong op hem ioi~ on Drouson deinsde verschrikt achteruit. Stee* hem in den zak, zeg ik je; je bent im mers ook veel te laf om te schieten' Hij gehoorzaamde gedwongen. Je zult mij niet lang behoeven te volgen, wees maar niet bang. Alleen tot bo ven op gindse hen heuvel. Daar wil len we van het uitricht genieten. Ik wil je wat laten zien. 'Kom maar. Verwonderd volgde Drouson hem. Daar hij zag. dat hij niet voor een aanval o-p zijn persoon behoefde te .vreezen, gevoelde hij zich tamelijk veilig. Op de hoogte gekomen, zag hij op een gr ooien steen een ouden man zitten, die naar beneden in hot dal keek. Erich vatte Drouson bij den arm. Spreek -.niet; het is niet noodig. dat hij weet, wie je bent. Kom nader en zie wat je gedaan hebt! Willoos volgde hij, met den blik op den ouden man gericht, die onbe weeglijk bleef ritten en niet scheen te bespeuren, dat er mensahun in zijn nabijheid waren. Vrees niet, dat hij je heden zou kunnen aanzien, 'als indertijd voor de rechtbank. Hij is het! hijgde hij. Drouson deinsde achteruit. Erich knikte, boog tóch voorover en keek hem in het gezicht. Hoe verdraag je het nu? vroeg bij streng. O. hemel, ik heb het niet ge daan, ik heb het niet gedaan! jam merde Drouson. 2Le je, hoe hij daar zit en naar beneden staart? Eiken avond gaat hij ihïer naar boven, sedert jij daar bene den je huis hebt. Zie, hoe m-ooi het (blinkt! Als zuiver goud, niet waai'? Weet je, hoe de mensdhen het noe anen? Zeker omdat het zoo heerlijk blinkt? Olausonls geidtaisch noemen ze het, ja, Olausons geldtasch... Drouson richtte tóch brutaal op. Ik heb het niet gedaan, 't Kan mij niemendal schelen wat de nien- sctien zeggen. Zoo? Nu, hoor dan eens, wat deze hier zegtl Op dit oogenbiik richtte de oude op den steen zijn pijnlijk vertrokken gezicht met de vlammende oogen op hem. Drouson Èroinp ineen, hij knip oogde, alsof de zon hem verblindde. Komt, komt, zei OLauson en wenkte met de hand, haast n, het fon kelt thans letterlijk. Zijn stem» klonk .als die van een krankzinnige. Maar ga dan toch, je hebt im mers niets gedaan! zei Erich en stiet hem vooruit. Kijk, kijk! zei Olauson lachend en wees naar liet witte huis, dat tusschen het groen der velden in het licht van den scheidenden dag helder schitter de. Ziet ge tüiaus, dat het van goud •is, van mijn goud, van gestolen goud! Hah-a, weet je niet, dat dat mijn geld tasch is, mijn... -Olauson stond op en ging dicht bij Drouson "staan, terwijl hij hem op merkzaam aanzag. Deze ging wat achteruit, alsof hij bang was voor een slag. Maar hij vatte zijn arm en zei op vertrouwelijken toon: Ik zie, dat je hier vreemd bent, maar je zult mij zeker helpen, om haar terug te krijgen, niet waar? Drouson's kaken bewogen zich, als of hij kauwde. Ja, ja, ik zie liet, zei Olauson, nauwelijks verstaanbaar, ik zie liet. ^Plotseling 'tastte hij naar zijn hoofd en scheen over iets na te denken. Daarop liet hij de handen weer zin ken. Zijn gelaat was thans vaalbleek. Ik zal haar terug krijgen, ik zal haar terug krijgen. Ik wil je wat ver tellen. maar je moo-gt er niet over spreken, zei hij vertrouwelijk fluiste rend tot den sidderenden Drouson. De ander is ook teruggekomen, de •doode Immanuel. Ik ontmoet hem .vaak en hij zegt, dat ik mijn geldtasch nu spoedig weer terugkrijg... Immanuel? kreude Drouson. Ja, Immanuel, dien hij met vergif naai' de andere wereld heeft gehol pen. Hij en ik, wij zullen... geloof je 't niei, dat wij de geldtascüi terugkrij gen? Erioh kwam dichterbij -en vatte den oude onder den arm. Kom nu, Olauson, wew illen naar huis gaan! Deze volgde hem, maar keerde zich plotseling om en zed: Wacht, als je Immanuel ziet, zeg hem dan... zeg hem, dat hij goed op de tasch moet passen en zich er niet van ontdoen. I'k pas bij dag op en Immanuel 'heeft beloofd bij nacht er .over te waken. Ja, Immanuel zal el- ken nacht naar beneden gaan en hem wakker maken, zoodat hij niet slapen kan, zooals 'iik .het ook langen tijd niet kon. Dat is niet aangenaam, neen, dat is het niet. Dat was zijn schuld Indertijd, weet je, maar nu zal Immanuel hem alles laten ontgelden Denk je niet, dat hij blij zou zijn, als bij de geldtasch nu kwijt kon raken? Kom nu, Olauson; ik geloof, dat (Immanuel met dezen heer alleen wil zijn, zei Erïdh en nam hem mee. Jij zult luier nu ook aangename nachten hebben, wendde hij zich tot Drouson. Ja, ja, vroeger of later komt de ver gelding. En hij trok den oude de heuvel af. Lang nog stond Drouson daar; de tanden klapperden hem op elkaar. Plotseling was het hem, alsof er ie mand van achteren naderde, slui pend, alsof (hij zich op hem wilde werpen en hem worgen. Met een kreet van ontzetting rende hij weg. alsof een troep wolven hem op de hie len zat. Na dien avond -zag men el- ken nacht (h-elder -licht in Drousons •slaapkamer branden. En in den -nacht waarin Olauson stierf brandde Drousons geheele (heerenhuis af. Hij zelf echter had het dorp verlaten en was voor altijd verdwenen. Dat is de geschiedenis van Ol&u- son's geldtasch. Die groene Mamba Door 'MAX IIEYDREFF. 'Marjen zat in een gem-akkelijken ziekenstoel op de veranda en keek met sombere blikken naar .het heerlijke landschap. Naast haar stond een tafel tje met theegoed en koekjes en met schitterende oogen had de oude Tru de juist een bord vol smakelijk uit ziende abrikozen neergezet. De eersten, kindje, zei ze, kijk eens, wat dikken het tójn. Laat ze je goed smaken; neen, schud het hoofd niet, de eetlust zal ook wel weer ko men, maar deze hier, die zijn immers alleen voor den dorst, Toe, probeer eens zoo'n stukje. Kijk! Gaa.t het al? Nog een. Hier. en nu ih-et laatste hap je. Kijk, nu hebben we het toch klaar gespeeld. Het gaat wel, geduld maar. Het is nog een heele tijd voor het sou per; men moet de maag -telkens weer wat presenteeren, kleintje, dan went die aan 't eten. 'Maar Marjen dacht niet meer aan de vermaning, nadat Trude -haar had verlaten. Het ooft en (het gebak bleef naast haar staan, zonder dat ze er naar keek, en het boek, waarin ze had beproefd te lezen, was achteloos aan haar handen ontvallen en lag op den grond. Met samengetrokken wenkbrauwen stijf op elkaar gedrukte lippen staarde ze -naar buiten, telkens naar hetzelfde -punt, daar, waar bij den he mel rechts een smal pad met een groo- te bocht naar de vlakte voerde. De zware koorts die haar verscheiden we ken geleden had -aangetast, was nu eindelijk overwonnen, maar ze had haar sporen op het gelaat van het jon- meisje achtergelaten, welke een lange tijd van niets-doen en -goede, zorgvuldige verpleging eerst zouden kunnen doen verdwijnen. De oogen la gen diep in het hoofd en w.aren om geven door zwarte randen en het vel van het gezicht was slap en geel ge worden. Voor den spiegel staande was Marjen vandaag in tranen van mach- telooze woede uitgebarsten, toen ze voor den eersten keer in plaats van de wijde, in plooien neerhangende morgenjapon een gewone japon had 'aangetrokken, een der mooiste, welke ze bezat, en die hij, zoo-als ze zoo goed wist, het liefst mocht lijden. Maar dat was voor haar ziekte geweest en eer zij, de valsche, gekomen was om haar zijn liefde te ontstelen. Zooal3 zij voor zich zelve schrikte 'in het veel te rui me gewaad, moest hij immers ook schrikken, wanneer ze hem -tegemoet trad, bleek, met ingevallen wangen, kort afgeknipt haar -en bloedloo-ze lip pen. Vlug, zoo vlug haar bevende handen het vermochten, had ze de japon weer uitgetrokken en tóch in het gemakke lijke morgengewaad gehuld, dat de magerheid van haar vormen zoo wel willend bedekte en op haar bleeke wangen een flauwen weerglans van zijn rozerood© kleur verspreidde. Oudejaarsavond stond voor de deur; Oudejaarsdag, die haar jong geluk zou bekronen -en haar voor altijd met haar geliefde vereenigen. Hoe gelukkig was ze geweest, eer zij kwam om hem uit haar hart te verdrijven. Hoe lang had den haar de uren, hoe ondraaglijk de dagen geschenen, waarop het hem niet mogelijk was van zijn farm tot haar •te komen, haar tot een langen rit uit te noodigen of_arm in arm met haar door den tuin~te slenteren en in het kleine boschje aan den oever van het riviertje te rusten. Hoe hadden ze ge kibbeld, geschertst, getwist en zich •dan w-eer met elkander verzoend; hoe hadden ze gelachen om de kogelron den Kafferjongen. Marjen liet het hoofd op haar -hand rusten en haar gelaatstrekken werden zachter, toen ze dien gelukkigen tijd voorbij haar geestesoog liet passeeren, toen ze zich den avond in het geheu gen terugriep, waarop ze aan zijn aan zoek gehoor had gegeven, toen ze, door zijn arm omvat, hem het ja-woord ge schonken had. Daar beneden hadden ze gestaan ze kon de plek van haar zitplaats of zien en zwijgend in 't water gekeken, naar 'de haastig weg snellende golfjes, waarover de eerste stralen der opgaande maan zacht en streelend iheengleden. Toen hadden de jonge harten elkan der gevonden, en toen ze later met •hun beiden voor de ouders hadden gestaan en den Innigen kus der moe der, den h,artelijken zegenwensch van den vader hadden ontvangen, toen had ze wel 'luidkeels willen juichen en aan de geheele wereld het geluk ver kondigen, dat 'haar borst vervulde. Waartoe de kinderen te laten wachten, had de vader gezegd, ze moe ten gaan trouwen, als de zomer voor bij is. Maar de moeder wilde daarvan niets weten. Marjen is nog jong, bracht ze er tegen in; zij kan nog best wachten. Wij willen haar nog een poosje bij ons houden. En de verlovingstijd is im mers ook de schoonste tijd, voegde ze er even zuchtend bij, waarom dien te verkorten? Zoo was dan bepaald, dat de min-' nenden geduld moesten hebben en wanneer 't jnar weer ten einde was, konden ze hun nieuw leven samen beginnen, en of ze het prettig vonden of niet, ze moesten zich schikken. Het was ook immers geen scheiding, wel ke van hen werd verlangd, want Pauls farm of liever het woonhuis op de farm lag niet veel mijlen verwijderd en twee of -driemaal per week vond hij altijd tijd om -over te wippen, zijn ver loofde te bezoeken en haar te vertellen van alles, wat bij hem w.as gebeurd. •Want sedert Marjen had beloofd, de zijne te zullen worden, geluk en onge luk, wel en wee met hem te deelen, meende ze recht te heboen op alles, wat hem toebehoorde en wat hem aan ging. En ze wilde hooren, of de grijze merrie al weer hersteld was en het laatste kalf ook flink aankwam, of Toni, de huiskaffer, het brood thans bakte, zooals zij het hem had geleerd, en of Whiskers, de kleine foxterrier, een flinke opruiming had gehouden on-der de ratten? Soms reed ze met ha,ar vader er heen om er zelf eens rond te kijken, want zoo'n ongelukkige vrijgezel, die niets dan zwarten om zich heen heeft, weet tóch soms niet -te redden. Zoo moest ze dan wel nu en dan eens inspectie houden en" orde scheppen, waar het noodig was. Dat zal alles wel anders worden, zei ze lachend, wanneer hij met groot pleizier stond toe te kijken; wacht maar, totdat ik luier eens de teugels In handen neem. En wanneer ze in huis alles naar haar zin weer terecht had gezet, dan hielp er niets aan, ze moest buiten ook de dieren eens aan een inspectie onderwerpen, ze moest zien, of de broeddennen in een veilige schuil plaats haar gewichtig werk konden verrichten en geen vraatzuchtige igu ana, die stil bij den -oever der rivier op kroop, haai- de kostbare eieren on der haar vleugelen kon wegstelen. Ze gaf Tom vermaningen en raad gevingen, riepen de katten, streelde ze en gaf ze melk, holde met Whiskers achter de overmoedige geiten en keer de, naar ze zelf zei alles flink onderst boven. Midden in deze vroolijke dagen was de noodlottige brief uit Duitschland gekomen. Op zekeren dag vond ze haar ouders in druk gesprek overeen schrijven, dat juist door de post ge bracht was. Daarover behoeft eigenlijk niet lang -nagedacht te worden, hoorde zij haar vader zeggen, het meisje komt bij ons. 't Eenige kind van mijn over leden zuster zal weten, dat ze 'bij ons een thuis heeft-, wanneer ze er niet tegen opziet zoo'n verre reis te doen. Mrs. Hunter komt in September weer terug en zal ons stellig wol den diens?, willen bewijzen van de kleine onder haar bescherming te nemen. En als diet haar niet bevalt en ze werkelijk op eigen beenen wil staan, dan kan ze ook hier in Zuid-Afrika een betrekking als gouvernante aannemen en zich beter laten betalen dan in Engeland. In elk geval moeten we haar ten min ste zeggen dat ons (huis ten allen tijde voor haar openstaat. Dat ben je toch met mij eens, niet waar, oudje? Marjen had zich als een kind ver heugd, toen ze hoorde, dat haar on bekende nicht werkelijk zou komen, Zij, die altijd gewenscht had een zus ter te bezitten, zou nu ieen lieve gezel lin in huis krijgen, met wie ze over haar geluk en haar plannen voor de toekomst kon spreken. Ze stond er op, dat ze met haar vader naar Dur ban, de havenstad, wilde gaan óm de eerste te zijn, die haar hartelijk welkom heette op vreemden bodem, ver van het vaderland. En daar had de verraderlijke koorts haar aangetast. Als een verwarde droom lag dat alles nu achter haar, de terugreis, gedurende welke ze reeds half ziek was, de aankomst thuis, waar ze door haar moeder en jongere broers en door de oude Trude werd ontvangen en ook door Paul. Was hij werkelijk bij de gToep ge weest of had ze het -maar gedroomd, dat hij er op in 't oog loopend stil had bijgestaan, omdat hij altijd weer Nel ly, de nieuw aangekomene, moest aan kijken? En Nell-iy met het mooie blosje en de lachende blauwe oogen, de kastanje bruine haren, die als vloeibaar koper blonken, en de zachte, aangenaam aandoende stem en de dokter en Tru de een verwarde mengeling van beelden en personen; daarbij het on ophoudelijk suizen en hameren in haar hoofd, alsof de rivier daar be neden schuimend buiten haar oevers was getreden en haar wateren haar dreigden te verstikken. Nelly had flink bij haar verpleging meegeholpen. O ja, allen zeiden het, -ook Paul. En om dat zij zooveel in de ziekenkamer had -gezeten, had hij haar voor een wan delritje uitgenoodlgd, daarna voor een tochtje naar Richmond; later zou ze ook de buren achtereenvolgens leeren kennen, opdat ze wat verstrooiing vin den mocht, en zij nam gaarne de vriendschapsdiensten aan en reed en lachte en schertste met Paul... Ook vandaag waren ze weer met hun beiden uitgereden en Marjen had zich haar zitplaats zoo gekozen, dat ze hen reeds in de verte moest zien, wan neer ze terugkwamen. Wilde ze nog meer zekerheid hebben? Had ze niet gezien, gisteren, eergisteren, -hoe ze elkaar hadden aangekeken? Hadden haar eigen oogen haar bedrogen?Toen hij Nelly van het paard hielp, had hij tóch niet over haar hand gebogen, had hij daar geen kus op gedrukt? Aan trouwen is voorloopig niet te denken, was de uitspraak van dr. Allen geweest; onze kleine patient hoeft verandering van luebt noodig. Zij moet zoo spoedig mogelijk weg! Weg...! En Neily bleef en Paul zou komen om haar de verveling te helpen ver drijven, niet haar over liet uitgestrek te veld te vliegen! Neen, ze wilde niet weg; zoo gemakkelijk zou het d'ie twee niet worden gemaakt; zij wilde strij den voor haar geluk; strijden met alle •middelen. Eergisteren bij het onweer had de bliksem een arme Kaffervrouw getroffen; ze was des middags nog hier geweest om raad voor haar ziek kind en Marjens .moeder had haar me dicijnen en allerlei noodzakelijke din gen meegegeven. In weerwil van het dreigende weer was ze toch weer op weg gegaan naar huis en daar ginds op de kale berghelling had rae-n h-a-ar later.gevonden. Waarom had het noodlot haar ach terhaald, wier kinderen nu tevergeefs naar haar zouden roepen, waarom niot... Nelly die -toch ook buiten was geweest en druipnat thuis was geko men? Het droef gepeins van het jonge meisje werd plotseling gestoord door Jinn-ie, het tamme aapje, dat met alle teekenen van een hevigen angst naar de veranda kwam snellen en haar, alsof het bescherming wou zoeken, op den schouder sprong. Wat is er toch? Zit die akelige Peter je weer achterna? Peter was de dikke kater, die Jin- nie gaarne eens gevoelig afstrafte, als hij grappen had uitgehaald. Maar de kat was nergens te zien en de oogen van het diertje waren vol vrees op den boom gericht, die het dichtst bij de veranda stond. Marjen volgde zijn blikken en sprong -met een zacht en kreet van schrik op. Eerst langs den stam naar boven en toen langs een tak kronkelde zich, nauwelijks in kleur van het gebladerte te onderscheiden, -een groene Mamba, een der gevaar lijkste slangen van Zuid-Afrika. Niet veel meer dan een duim dik en slechts enkele voeten lang, valt 't haar ge makkelijk zelfs langs dunne twijgen te kruipen en daarbij alleen door de beweging door het oog te onderschei den is. Het aapje vond zeker, dat het nog nief veilig genoeg was en ver dween nu met groote sprongen in huis doch Marjen stond als aan den grond vastgenageld. Daar in den groenten- tuin was de keukenkaffer bezig, een enkele roep van haar zou hem snel hebben doen naderen of een barer broeders -met het geweer. Maar ze stond onbeweeglijk. Het reptiel bleef nu op den buiten- sten tak liggen, welke een weinig naar beneden boog boven de hangmat, wel lce voor haar was opgehan ci. lire dikwijls had ze, daar liggende, naar de twijgen gegrepen om de hangmat -in ieen zacht schommelende beweging te brengen. -Sedert (haar ziekte -trou wens niet meer. Die plaats ha 1 Nelly nu voor zich in beslag geno.nen. Eer de drukkende hitte van den Jn^ Ca- bewoners naar het binnenste gedeel te van het huis dreef, en des avonds, als de zon achter de bergtoppen ging dalen, lag haar nicht -gaarne in het gemakkelijke net, schommelde zich bedaard heen en w-eer en had een boek in de hand of neuriede een liedje. Zou ze ook hedenavond weer hetzelfde doen? Zou z-e als anders naar den tak grijpen? Een heete bloed-golf schoot -het meis- '- je naar het gelaat, zij opende de lip pen maar -ze kon geen geluid uit- brengen. Eerst voor kort nog had ze van een Engelsch officier gelezen, die door een beet van -een groene Mamba was gestorven, omdat er niet dadelijk -tegenmiddelen waren aangewend. Uit zuigen der wonde, ud-tbranden met kruit hadden hem kunnen redden, eer het vergif in het bloed overgegaan en door het lichaam geleid was. Ho-ewel men nog alles beproefde en alle aan geprezen heilmiddelen, welke er maar te krijgen waren, aanwendde, was hij verloren. Dat had zijn lijden slechts verlengd, schreef men in"de couranten; bij het aanbreken van den dag was hij gestorven. Als Nelly haar lievelingsplekje ook vandaag opzocht? De slang lag onbe weeglijk. Wie niets van haar aanwe zigheid wist, zou haar moeilijk kun nen ontdekken, zoo zeer geleek ze in uiterlijk en kleur op de takken van den boom. Marjen keek in de richting vanwaar de beide ruiters terug moes ten komen; ze zag ze juist den weg in slaan, welke naar het woonhuis leid de. Spoedig daarop hoorde ze ook de vroolijke stemmen der beide naderen den; daarna was het een poosje stil. Eindelijk kwam Nelly alleen om den hoek en ging de trap naar de veranda op. Paul laat je groeten, zei ze zoo terloops en wierp Marjen eenige bloe men in den schoot. Hij had geen tijd om binnen te komen en is dodelijk ver der gereden! Ze had den (hoed afgezet. De 'luch tige avondwind speelde met heurhaar en wierp de over het voorhoofd vallen de lokjes plagend heen en weer. Marjan keek naar haar op en een groot verdriet sneed haar door de ziel, toen ze zich in stilte met liet voor haar staande meisje vergeleek. Zij zelf bleek, uitgeput en vermagerd en Nelly bloeiend en krachtig, met -roode wangen en schitterende oogen. En Paul had geen tijd meer gehad om -haar op te zoeken en naar haar wel stand te vragen, maar hij ho-d tijd ge vonden om haar uren te wijden, ter wijl zijn verloofde van smart en ver langen en zij moest het tóch zelf in stilte bekennen van nijd, van vruoh- teloozen nijd verteerde. Tersluiks dwaalde haar blik naar den boom; de slang had zich niet bewogen. Zoo'n rit maakt iemand moede. I eenigszins al te weelderig hoven- lichaam, terwijl ze daarbij langzaam de trap af en naar de hangmat ging. Haar nicht volgde haar 'met de oogen, sloeg in spanning elk barer bewegin gen gade, maar geen woor'd kwam daarbij over haar bloedlooze lippen. Hoe heerlijk kan men hier toch rusten, ze was o-p ha,ar gemak in de hangmat gaan liggen maar, als ik in slaap mocht komen, (Marjen, moet je mij wakker maken, -hoor je? Ik heb groot nieuws voor j-e. Och, riep ze na eenige minuten, ik kan Pa.ul nog zien. Nu wuift hij met den hoed, Waar is mijn zakdoek? O hier; ik heb hem. Ze richtte zich half op en -stak -den arm omhoog om h-em toe te wuiven maar met een kreet van schrik viel ze •achterover. Roven bewoog zich nauw melkbaar de tak; een groene streep schoot hooger bij -den stam op en ver dween dn het loover. De keukenkaffer ging met den voor raad groenten, welken hij gehaald had, naar huis; twee zwarten brach ten met luid geschreeuw de koeien naar de kraal; ze hoorde de stem van haar vader en haar broeders, maar Marjen bewoog zich niet, riep niet om hulp. -Slechts dade-lijk aangewende te genmiddelen hadden hem kunnen red den, herhaalde ze onophoudelijk in •gedachten. Met akelige, spookachtige oogen, de magere handen stijf orn de stoelleuning geklemd, staarde -ze Nel ly aan, die haar bezinning van schrik moest, hebben verloren en de kost- ba,re minuten gingen ongebruikt voor bij. Moordenaarster! i Marjen schrikte en keek schuw om tóch heen. Wie had dat geroepen? Er was niemand -in de nabijheid en toch klonk het haar weer gillend in de ooren: Moordenaarster! Verworpelinge, je kunt redden; nog is het tijd. Maar j-e w-i'lt haar dood. Je laadt een moord op je geweten! •Ze beproefde om hulp te roepen, doch de droge keel kon slechts Juee- sche geluiden udtstooten. Ze stond op, maar de trillende knieën weigerden /haar bijna den dienst. Ze had aan den rand van den afgrond gestaan maar nu had ze zich zelf teruggevonden. Z-e wilde -niet haar moordenaarster zijn. Alleen de snelste hulp kon baten. W-as het reeds te laat? Met wankele schre den ging ze naar de -trap, doch daar begaven haar de krachten en ze viel neer. Heeft ze jou ook zoo doen schrik ken. -die akelige slang? Nelly's wellui dende stem weerklonk naast haar. Kom, leun op mij, liefje; ik zal je w-eer naar 'Je ruststoel brengen. Nelly! De wonde! Ik wil ze uit zuigen, hijgde Marjen in doodsangst. Anders ben je verlor-en! Weel je het dan niet.?.Waar, waar heeft ze jou gebeten? De Mamba? Nergens, stel je -ge rust. Maar ik was half bewusteloos van schrik. Toen ben ik doodstil blij ven liggen, toen ik zeker was, volko men zeker, dat ze niet meer o.p den tak was en -op mij neer kon vallen. Je bent... niet gewond? In het geheel niet, schal Maar zeg, niemand behoeft het te weten, dat wij beiden alleen bij het zien van een vergiftige slang bijna bewusteloos werden. Zoo iets past_absoluut niet voor een flinke kolonistenvrouw, zoo als ik ook worden wil. Ja, kijk me maar met groote oogen aan Marjen, kom hier, jij zult het het allereerst weten. En ze knielde bij -den stoel -neer, sloeg den arm om den hals van haar nicht en fluisterde haar in het oor: Vandaag heb ik mij met Ddck Fraser verloofd. Wat zeg je daarvan? Paul heeft het voor .mekaar weten te krijgen en we zullen op denzelfden dag -trouwen. Heerlijk (hè? Pas daarom maar op, dat je heel spoedig gezond wordt, al was (het alleen om mijnent wille... gevoelde hel, hem ongelukkig ön diep| rampzalig zou maken, als zij niet be antwoord werd. Doch, Goddank! tójn liefde, zijn rei ne, teedere liefde werd beantwoord Vertrouwd had zij hem in de heldere oogen gekeken, zonder aarzelen had zij haar hand ;n -de zij-me gelegd, toen zij op tójn vraag of hij mocht beproeven haar voor altijd gelukkig te maken, een fluisterend .ja" ten antwoord gaf. En nu mocht hij haar e'ndelijk zijn lief. aanstaand vrouw tje noemen Wat was hij gelukkig. In zijn liart jubelde een koor van heldere vogel stemmen een lied van vreugde een ge luk. Nog nooit, had -de zon zoo hel der en verkwikkend geschenen, nim mer n-og had hij de- natuur zoo fees telijk getooid-, zoo rijk aan schoon heid en glans gezien. Hoe gelukkig zouden zij tójn, hoe zo u-den zv zich inspannen om elkan der den weg door liet leven licht en vireugdig te -doen zijn zooals alleen minnende harten dat kunnen doen, zouden zij elkander bijstaan en hel pen rin do kleine verdrietelijkheden, die zouden beproeven -hun zonnig le ven te verstoren zelfs beproevingen zouden op deze wijze gedragen, ge luk zijn. Het is waar, hij wist het, haar lief de was niet alleen ontstaan door het opmerken van de edelo hoedanighe den van zijn karakter. Hij kende haar te goed, dan dat hij niet zou be grijpen, dat zijn knap uiterlijk, zijn liere, mannelijke gestalte, zijn helde re oogen, zijn fraaie knevel, zijn weelderige blonde haalndos, het zoo zeer aan uiterlijk schoon gehechte meisje het eerst tot hem hadden aan getrokken ,en nog voor een groot deel den grondslag van haar genegenheid voor hem vormden. Maar dat alles belette niet, dat hij vertrouwvol de toekomst inzag. Hij kende ook de edele hoedanigheden van -haar hart, en [lij wist, dat :t -toch niet alleen zijn uiterlijk schoon was dat haar had doen besluiten, hem haar hart te schenken daarvoor stond hare opvat ting van liefde en trouw hem borg. En dan, zoo peinsde hij verder, wat ver mag 'de invloed van een liefhebbend rnan niet op Quart en karakter van de vrouw Reeds dadelijk zou hij beginnen o.p verstandige en beleidvolle wijze, zoo als zijn groote liefde hem dat zou in geven, haar te genezen van haar ijdelheid. Zeker zou het hem geluk ken en dan.... zoo mogelijk zou hij haar nog meer beminnen.' Een Vrouwenhart door B. O. N. Eindelijk was hij dan zoo gelukkig ■haar als zijn aanstaand vrouwtje te mogen beschouwen. Ruim een jaar geleden had de knap pe Karei Blanken de wel wat ijdele, maai- toch innemende LucLe van der Wijk ontmoet ten -huize zijner ouders, waar de jonge -dame een bezoek bracht aan zijn zuster Marie. De beide meisjes waren kostschool vriendinnen geweest, en hadden het altijd zeer goed met elkaar kunnen vinden. Na het verlaten van het pen sionaat haddien zij elkander, zooals dat gewoonlijk gaat, uit het oog ver loren. Thans echter, nu Lucie's papa zich uit zijn zaken had teruggetrok ken en het gezin zich metterwoon te B. -had gevestigd, herinnerde heit meisje tóch, dat „haar Mies" ook te B. woonde en, meer uit verlangen naar iemand, die haar zou kunnen introduceeren in sommige kringen, -dan uit liefde v-oor Marie, had zij de ze weer opgezocht en de kennis her nieuwd. De hernieuwing was van blijven- den aard en de beide meisjes waren weldra onafscheidelijk verbon-den. Zoo liad Karei haar ontmoet. En zoo was hij in de gelegenheid ge weest te ontdekken, dat Lucrie on danks haar ijdeiheid en zucht naar uiterlijk sch-oon, toch een hart v-an goud 'had, dat warm klopte voor ar men en noodlijdenden, dat gevoelig was voor vriendschap en genegen heid, voor alles wat goed, schoon en ediel was. Spoed-'g was de belangstelling, waarmede Karei het karakter van 't Bt' rï( Negen maanden zijn voorbijge gaan sinds den dag van vreugde en geluk, waarop Karei voor het eerst zijn Lucie ais zijn bruid begroette, w-aaro-p alles en allen schenen mee te juichen in dten jubel zijns harten^ Hoe geheel anders is het thans Voor het eerst sedert den dag, waar op hem, nu een week geleden, dat vreeselijk ongeluk overkwam, heeft 'hij -zijn slaapkamer mogen verlaten •eui nu zit luij peinzend voor tóch te staren in een anders zoo gezellig hoekje van het salon. Nog eens roept hij zich al de ge beurtenissen, van dien rampzaligen dag voor den geest. Hij hoorde weer het gegil van een angstige menrgte, dat -hem uit zijn gepeins hij dacht aan zijn op over een maand bepaal den huwelijksdag wekte. Hij ziet weer het kieme meisje vlak voor de 'n volle vaart aansnorrende electri- sche trom. Hij voelt weer de pijn van den schok, dien hij, na bliksemsnel het kind gegrepen, te -hebben en haar nog juist bijtijds v-oor het gevaarte te hebben weggetrokken, van het voer tuig ontving en onmiddellijk daarna de nog veel heviger pijnen, toen het achterwiel vo-n den wagen over zijn bij den vail uitgestrekten arm schoof en dien geheel verbrijzelde. Daarna lia-d -hij -het bewustzijn verloren eoi toen luij weer uit zijn bewusteloosheid ontwaakte, had een blik op- zijn ver bonden arm hem doen zien, dat hij tójn geheele leven ©en arme invalide zou tójn de vreese/lijk-e werktuigen vtan den geneesheer hadden hun werk j5* gedaan, zijn arm was even beneden -de elleboog afgezet. En nu mocht hij voor 't eerst se dert dien vr-eeselijken dag weer op zitten, voor het eerst mocht hij weer eens iemand bij zich zien. Zoo even haddien zijn oudere hem verlaten. Lucie zou aanstonds komen en hij had verlangd bij dit eerste sa menzijn na' den ongeluksdag met haar alleen te tójn. Schrikbarend bleek was het andere zoo frissohe gelaat van den kraohti- gen jonkman. Zeker, veel had hij ge leden, veel kracht w.as veaioren ge- fa gaan -door pijn en bloedverbes. Maar toch, die bleekheid wias niet allieen daarvan het gevolg. Neen, iin het hurt, van d-en jongeling werd oen ge weldige strijd gestreden tusschen tójn liefde en wat hij zijn plicht meende. Ja, nu was hij er zeker van hij mocht van Lucie niet eischen, dat zij trouw zou blijven aan haar gegeven L' woord. Het is waar, armoede zou l voor hem niet -het gevolg zijn van f zijn ongeluk. D© bloeiende handels- I» 7-aa.k, aan welker hoofd hij stond, 2 kon ook door een éénarmige bestuurd i® worden, dacht hij met bitterheid, L maar toch, zijn mismaaktheid legde L hem d© plicht op Lu-cie haar woord L terug te gev-en hij mocht nietedschen r dat zij haar leven zou doorbrengen f met een mismaakt man, die door ieder, die hem zou ontmoeten, met L medelijdende blikken zou worden l aangezien. Neen, dat mocht niet, dat k 'kon hdj met... n Hoe haar dat echter te zeggen L Hoe zou zij het opnemen? Zou zij er tin toestemmen Ja, ze- L leer zou zij er toestemmenzij zou waarschijnlijk zelf de eerste tóin, die L hem zou doen bemerken, dat alles nu tusschen hen uit zou zijn en hem al dus zijn taak gemakkelijker doch te gelijk ontzettend veel pijnlijker ma.- ken. Zeker, Lucie, het meisje, dat zoo zeer aan uiterlijk schoon 'hechtte, dat- door zijn knap uiterlijk het eerst tot hem was aangetrokken, zou er nooit toe kunnen besluiten door het leven meisje bestudeerde, veranderd in be-1 te gaan met een verminkte ais hij wondering en weldra -had deze plaats Hoor, daar ging de bel over. Nog ér Nelly ©n strekte en rekte haar (gemaakt voor innige liefde, die, hij I eenige seconden en zij zou binnen-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1907 | | pagina 10