ontkomt dun mi-et, wamt ik heb alles
gedaan om te maken, dat de mcn-
sciiisa weten, niet wien ik hier sta.
■Hij drong op hem ioi~ on Drouson
deinsde verschrikt achteruit. Stee*
hem in den zak, zeg ik je; je bent im
mers ook veel te laf om te schieten'
Hij gehoorzaamde gedwongen. Je
zult mij niet lang behoeven te volgen,
wees maar niet bang. Alleen tot bo
ven op gindse hen heuvel. Daar wil
len we van het uitricht genieten. Ik
wil je wat laten zien. 'Kom maar.
Verwonderd volgde Drouson hem.
Daar hij zag. dat hij niet voor een
aanval o-p zijn persoon behoefde te
.vreezen, gevoelde hij zich tamelijk
veilig. Op de hoogte gekomen, zag hij
op een gr ooien steen een ouden man
zitten, die naar beneden in hot dal
keek. Erich vatte Drouson bij den
arm.
Spreek -.niet; het is niet noodig.
dat hij weet, wie je bent. Kom nader
en zie wat je gedaan hebt!
Willoos volgde hij, met den blik op
den ouden man gericht, die onbe
weeglijk bleef ritten en niet scheen te
bespeuren, dat er mensahun in zijn
nabijheid waren.
Vrees niet, dat hij je heden zou
kunnen aanzien, 'als indertijd voor
de rechtbank.
Hij is het! hijgde hij.
Drouson deinsde achteruit.
Erich knikte, boog tóch voorover en
keek hem in het gezicht.
Hoe verdraag je het nu? vroeg
bij streng.
O. hemel, ik heb het niet ge
daan, ik heb het niet gedaan! jam
merde Drouson.
2Le je, hoe hij daar zit en naar
beneden staart? Eiken avond gaat hij
ihïer naar boven, sedert jij daar bene
den je huis hebt. Zie, hoe m-ooi het
(blinkt! Als zuiver goud, niet waai'?
Weet je, hoe de mensdhen het noe
anen? Zeker omdat het zoo heerlijk
blinkt? Olausonls geidtaisch noemen
ze het, ja, Olausons geldtasch...
Drouson richtte tóch brutaal op.
Ik heb het niet gedaan, 't Kan
mij niemendal schelen wat de nien-
sctien zeggen.
Zoo? Nu, hoor dan eens, wat deze
hier zegtl
Op dit oogenbiik richtte de oude
op den steen zijn pijnlijk vertrokken
gezicht met de vlammende oogen op
hem. Drouson Èroinp ineen, hij knip
oogde, alsof de zon hem verblindde.
Komt, komt, zei OLauson en
wenkte met de hand, haast n, het fon
kelt thans letterlijk. Zijn stem» klonk
.als die van een krankzinnige.
Maar ga dan toch, je hebt im
mers niets gedaan! zei Erich en stiet
hem vooruit.
Kijk, kijk! zei Olauson lachend en
wees naar liet witte huis, dat tusschen
het groen der velden in het licht van
den scheidenden dag helder schitter
de. Ziet ge tüiaus, dat het van goud
•is, van mijn goud, van gestolen goud!
Hah-a, weet je niet, dat dat mijn geld
tasch is, mijn...
-Olauson stond op en ging dicht bij
Drouson "staan, terwijl hij hem op
merkzaam aanzag. Deze ging wat
achteruit, alsof hij bang was voor een
slag. Maar hij vatte zijn arm en zei
op vertrouwelijken toon:
Ik zie, dat je hier vreemd bent,
maar je zult mij zeker helpen, om
haar terug te krijgen, niet waar?
Drouson's kaken bewogen zich, als
of hij kauwde.
Ja, ja, ik zie liet, zei Olauson,
nauwelijks verstaanbaar, ik zie liet.
^Plotseling 'tastte hij naar zijn hoofd
en scheen over iets na te denken.
Daarop liet hij de handen weer zin
ken. Zijn gelaat was thans vaalbleek.
Ik zal haar terug krijgen, ik zal
haar terug krijgen. Ik wil je wat ver
tellen. maar je moo-gt er niet over
spreken, zei hij vertrouwelijk fluiste
rend tot den sidderenden Drouson.
De ander is ook teruggekomen, de
•doode Immanuel. Ik ontmoet hem
.vaak en hij zegt, dat ik mijn geldtasch
nu spoedig weer terugkrijg...
Immanuel? kreude Drouson.
Ja, Immanuel, dien hij met vergif
naai' de andere wereld heeft gehol
pen. Hij en ik, wij zullen... geloof je
't niei, dat wij de geldtascüi terugkrij
gen?
Erioh kwam dichterbij -en vatte den
oude onder den arm.
Kom nu, Olauson, wew illen naar
huis gaan!
Deze volgde hem, maar keerde zich
plotseling om en zed:
Wacht, als je Immanuel ziet, zeg
hem dan... zeg hem, dat hij goed op
de tasch moet passen en zich er niet
van ontdoen. I'k pas bij dag op en
Immanuel 'heeft beloofd bij nacht er
.over te waken. Ja, Immanuel zal el-
ken nacht naar beneden gaan en hem
wakker maken, zoodat hij niet slapen
kan, zooals 'iik .het ook langen tijd
niet kon. Dat is niet aangenaam,
neen, dat is het niet. Dat was zijn
schuld Indertijd, weet je, maar nu zal
Immanuel hem alles laten ontgelden
Denk je niet, dat hij blij zou zijn, als
bij de geldtasch nu kwijt kon raken?
Kom nu, Olauson; ik geloof, dat
(Immanuel met dezen heer alleen wil
zijn, zei Erïdh en nam hem mee. Jij
zult luier nu ook aangename nachten
hebben, wendde hij zich tot Drouson.
Ja, ja, vroeger of later komt de ver
gelding.
En hij trok den oude de heuvel af.
Lang nog stond Drouson daar; de
tanden klapperden hem op elkaar.
Plotseling was het hem, alsof er ie
mand van achteren naderde, slui
pend, alsof (hij zich op hem wilde
werpen en hem worgen. Met een
kreet van ontzetting rende hij weg.
alsof een troep wolven hem op de hie
len zat. Na dien avond -zag men el-
ken nacht (h-elder -licht in Drousons
•slaapkamer branden. En in den -nacht
waarin Olauson stierf brandde
Drousons geheele (heerenhuis af. Hij
zelf echter had het dorp verlaten en
was voor altijd verdwenen.
Dat is de geschiedenis van Ol&u-
son's geldtasch.
Die groene Mamba
Door 'MAX IIEYDREFF.
'Marjen zat in een gem-akkelijken
ziekenstoel op de veranda en keek met
sombere blikken naar .het heerlijke
landschap. Naast haar stond een tafel
tje met theegoed en koekjes en met
schitterende oogen had de oude Tru
de juist een bord vol smakelijk uit
ziende abrikozen neergezet.
De eersten, kindje, zei ze, kijk
eens, wat dikken het tójn. Laat ze je
goed smaken; neen, schud het hoofd
niet, de eetlust zal ook wel weer ko
men, maar deze hier, die zijn immers
alleen voor den dorst, Toe, probeer
eens zoo'n stukje. Kijk! Gaa.t het al?
Nog een. Hier. en nu ih-et laatste hap
je. Kijk, nu hebben we het toch klaar
gespeeld. Het gaat wel, geduld maar.
Het is nog een heele tijd voor het sou
per; men moet de maag -telkens
weer wat presenteeren, kleintje, dan
went die aan 't eten.
'Maar Marjen dacht niet meer aan
de vermaning, nadat Trude -haar had
verlaten. Het ooft en (het gebak bleef
naast haar staan, zonder dat ze er
naar keek, en het boek, waarin ze had
beproefd te lezen, was achteloos aan
haar handen ontvallen en lag op den
grond.
Met samengetrokken wenkbrauwen
stijf op elkaar gedrukte lippen
staarde ze -naar buiten, telkens naar
hetzelfde -punt, daar, waar bij den he
mel rechts een smal pad met een groo-
te bocht naar de vlakte voerde. De
zware koorts die haar verscheiden we
ken geleden had -aangetast, was nu
eindelijk overwonnen, maar ze had
haar sporen op het gelaat van het jon-
meisje achtergelaten, welke een
lange tijd van niets-doen en -goede,
zorgvuldige verpleging eerst zouden
kunnen doen verdwijnen. De oogen la
gen diep in het hoofd en w.aren om
geven door zwarte randen en het vel
van het gezicht was slap en geel ge
worden. Voor den spiegel staande was
Marjen vandaag in tranen van mach-
telooze woede uitgebarsten, toen ze
voor den eersten keer in plaats van
de wijde, in plooien neerhangende
morgenjapon een gewone japon had
'aangetrokken, een der mooiste, welke
ze bezat, en die hij, zoo-als ze zoo goed
wist, het liefst mocht lijden. Maar dat
was voor haar ziekte geweest en eer
zij, de valsche, gekomen was om haar
zijn liefde te ontstelen. Zooal3 zij voor
zich zelve schrikte 'in het veel te rui
me gewaad, moest hij immers ook
schrikken, wanneer ze hem -tegemoet
trad, bleek, met ingevallen wangen,
kort afgeknipt haar -en bloedloo-ze lip
pen.
Vlug, zoo vlug haar bevende handen
het vermochten, had ze de japon weer
uitgetrokken en tóch in het gemakke
lijke morgengewaad gehuld, dat de
magerheid van haar vormen zoo wel
willend bedekte en op haar bleeke
wangen een flauwen weerglans van
zijn rozerood© kleur verspreidde.
Oudejaarsavond stond voor de deur;
Oudejaarsdag, die haar jong geluk zou
bekronen -en haar voor altijd met haar
geliefde vereenigen. Hoe gelukkig was
ze geweest, eer zij kwam om hem uit
haar hart te verdrijven. Hoe lang had
den haar de uren, hoe ondraaglijk de
dagen geschenen, waarop het hem niet
mogelijk was van zijn farm tot haar
•te komen, haar tot een langen rit uit
te noodigen of_arm in arm met haar
door den tuin~te slenteren en in het
kleine boschje aan den oever van het
riviertje te rusten. Hoe hadden ze ge
kibbeld, geschertst, getwist en zich
•dan w-eer met elkander verzoend; hoe
hadden ze gelachen om de kogelron
den Kafferjongen.
Marjen liet het hoofd op haar -hand
rusten en haar gelaatstrekken werden
zachter, toen ze dien gelukkigen tijd
voorbij haar geestesoog liet passeeren,
toen ze zich den avond in het geheu
gen terugriep, waarop ze aan zijn aan
zoek gehoor had gegeven, toen ze, door
zijn arm omvat, hem het ja-woord ge
schonken had. Daar beneden hadden
ze gestaan ze kon de plek van haar
zitplaats of zien en zwijgend in 't
water gekeken, naar 'de haastig weg
snellende golfjes, waarover de eerste
stralen der opgaande maan zacht en
streelend iheengleden.
Toen hadden de jonge harten elkan
der gevonden, en toen ze later met
•hun beiden voor de ouders hadden
gestaan en den Innigen kus der moe
der, den h,artelijken zegenwensch van
den vader hadden ontvangen, toen
had ze wel 'luidkeels willen juichen en
aan de geheele wereld het geluk ver
kondigen, dat 'haar borst vervulde.
Waartoe de kinderen te laten
wachten, had de vader gezegd, ze moe
ten gaan trouwen, als de zomer voor
bij is.
Maar de moeder wilde daarvan niets
weten.
Marjen is nog jong, bracht ze er
tegen in; zij kan nog best wachten.
Wij willen haar nog een poosje bij ons
houden. En de verlovingstijd is im
mers ook de schoonste tijd, voegde ze
er even zuchtend bij, waarom dien
te verkorten?
Zoo was dan bepaald, dat de min-'
nenden geduld moesten hebben en
wanneer 't jnar weer ten einde was,
konden ze hun nieuw leven samen
beginnen, en of ze het prettig vonden
of niet, ze moesten zich schikken. Het
was ook immers geen scheiding, wel
ke van hen werd verlangd, want Pauls
farm of liever het woonhuis op de
farm lag niet veel mijlen verwijderd
en twee of -driemaal per week vond hij
altijd tijd om -over te wippen, zijn ver
loofde te bezoeken en haar te vertellen
van alles, wat bij hem w.as gebeurd.
•Want sedert Marjen had beloofd, de
zijne te zullen worden, geluk en onge
luk, wel en wee met hem te deelen,
meende ze recht te heboen op alles,
wat hem toebehoorde en wat hem aan
ging. En ze wilde hooren, of de grijze
merrie al weer hersteld was en het
laatste kalf ook flink aankwam, of
Toni, de huiskaffer, het brood thans
bakte, zooals zij het hem had geleerd,
en of Whiskers, de kleine foxterrier,
een flinke opruiming had gehouden
on-der de ratten?
Soms reed ze met ha,ar vader er heen
om er zelf eens rond te kijken, want
zoo'n ongelukkige vrijgezel, die niets
dan zwarten om zich heen heeft, weet
tóch soms niet -te redden. Zoo moest
ze dan wel nu en dan eens inspectie
houden en" orde scheppen, waar het
noodig was.
Dat zal alles wel anders worden,
zei ze lachend, wanneer hij met groot
pleizier stond toe te kijken; wacht
maar, totdat ik luier eens de teugels In
handen neem.
En wanneer ze in huis alles naar
haar zin weer terecht had gezet, dan
hielp er niets aan, ze moest buiten
ook de dieren eens aan een inspectie
onderwerpen, ze moest zien, of de
broeddennen in een veilige schuil
plaats haar gewichtig werk konden
verrichten en geen vraatzuchtige igu
ana, die stil bij den -oever der rivier
op kroop, haai- de kostbare eieren on
der haar vleugelen kon wegstelen.
Ze gaf Tom vermaningen en raad
gevingen, riepen de katten, streelde
ze en gaf ze melk, holde met Whiskers
achter de overmoedige geiten en keer
de, naar ze zelf zei alles flink onderst
boven.
Midden in deze vroolijke dagen was
de noodlottige brief uit Duitschland
gekomen. Op zekeren dag vond ze
haar ouders in druk gesprek overeen
schrijven, dat juist door de post ge
bracht was.
Daarover behoeft eigenlijk niet
lang -nagedacht te worden, hoorde zij
haar vader zeggen, het meisje komt
bij ons. 't Eenige kind van mijn over
leden zuster zal weten, dat ze 'bij ons
een thuis heeft-, wanneer ze er niet
tegen opziet zoo'n verre reis te doen.
Mrs. Hunter komt in September weer
terug en zal ons stellig wol den diens?,
willen bewijzen van de kleine onder
haar bescherming te nemen. En als
diet haar niet bevalt en ze werkelijk op
eigen beenen wil staan, dan kan ze
ook hier in Zuid-Afrika een betrekking
als gouvernante aannemen en zich
beter laten betalen dan in Engeland.
In elk geval moeten we haar ten min
ste zeggen dat ons (huis ten allen tijde
voor haar openstaat. Dat ben je toch
met mij eens, niet waar, oudje?
Marjen had zich als een kind ver
heugd, toen ze hoorde, dat haar on
bekende nicht werkelijk zou komen,
Zij, die altijd gewenscht had een zus
ter te bezitten, zou nu ieen lieve gezel
lin in huis krijgen, met wie ze over
haar geluk en haar plannen voor de
toekomst kon spreken. Ze stond er
op, dat ze met haar vader naar Dur
ban, de havenstad, wilde gaan óm de
eerste te zijn, die haar hartelijk
welkom heette op vreemden bodem,
ver van het vaderland.
En daar had de verraderlijke koorts
haar aangetast. Als een verwarde
droom lag dat alles nu achter haar,
de terugreis, gedurende welke ze reeds
half ziek was, de aankomst thuis,
waar ze door haar moeder en jongere
broers en door de oude Trude werd
ontvangen en ook door Paul.
Was hij werkelijk bij de gToep ge
weest of had ze het -maar gedroomd,
dat hij er op in 't oog loopend stil had
bijgestaan, omdat hij altijd weer Nel
ly, de nieuw aangekomene, moest aan
kijken?
En Nell-iy met het mooie blosje en de
lachende blauwe oogen, de kastanje
bruine haren, die als vloeibaar koper
blonken, en de zachte, aangenaam
aandoende stem en de dokter en Tru
de een verwarde mengeling van
beelden en personen; daarbij het on
ophoudelijk suizen en hameren in
haar hoofd, alsof de rivier daar be
neden schuimend buiten haar oevers
was getreden en haar wateren haar
dreigden te verstikken. Nelly had flink
bij haar verpleging meegeholpen. O
ja, allen zeiden het, -ook Paul. En om
dat zij zooveel in de ziekenkamer had
-gezeten, had hij haar voor een wan
delritje uitgenoodlgd, daarna voor een
tochtje naar Richmond; later zou ze
ook de buren achtereenvolgens leeren
kennen, opdat ze wat verstrooiing vin
den mocht, en zij nam gaarne de
vriendschapsdiensten aan en reed en
lachte en schertste met Paul...
Ook vandaag waren ze weer met
hun beiden uitgereden en Marjen had
zich haar zitplaats zoo gekozen, dat ze
hen reeds in de verte moest zien, wan
neer ze terugkwamen. Wilde ze nog
meer zekerheid hebben? Had ze niet
gezien, gisteren, eergisteren, -hoe ze
elkaar hadden aangekeken? Hadden
haar eigen oogen haar bedrogen?Toen
hij Nelly van het paard hielp, had hij
tóch niet over haar hand gebogen, had
hij daar geen kus op gedrukt?
Aan trouwen is voorloopig niet
te denken, was de uitspraak van dr.
Allen geweest; onze kleine patient
hoeft verandering van luebt noodig.
Zij moet zoo spoedig mogelijk weg!
Weg...!
En Neily bleef en Paul zou komen
om haar de verveling te helpen ver
drijven, niet haar over liet uitgestrek
te veld te vliegen! Neen, ze wilde niet
weg; zoo gemakkelijk zou het d'ie twee
niet worden gemaakt; zij wilde strij
den voor haar geluk; strijden met alle
•middelen. Eergisteren bij het onweer
had de bliksem een arme Kaffervrouw
getroffen; ze was des middags nog
hier geweest om raad voor haar ziek
kind en Marjens .moeder had haar me
dicijnen en allerlei noodzakelijke din
gen meegegeven. In weerwil van het
dreigende weer was ze toch weer op
weg gegaan naar huis en daar ginds
op de kale berghelling had rae-n h-a-ar
later.gevonden.
Waarom had het noodlot haar ach
terhaald, wier kinderen nu tevergeefs
naar haar zouden roepen, waarom
niot... Nelly die -toch ook buiten was
geweest en druipnat thuis was geko
men?
Het droef gepeins van het jonge
meisje werd plotseling gestoord door
Jinn-ie, het tamme aapje, dat met alle
teekenen van een hevigen angst naar
de veranda kwam snellen en haar,
alsof het bescherming wou zoeken, op
den schouder sprong.
Wat is er toch? Zit die akelige
Peter je weer achterna?
Peter was de dikke kater, die Jin-
nie gaarne eens gevoelig afstrafte, als
hij grappen had uitgehaald. Maar de
kat was nergens te zien en de oogen
van het diertje waren vol vrees op den
boom gericht, die het dichtst bij de
veranda stond. Marjen volgde zijn
blikken en sprong -met een zacht en
kreet van schrik op. Eerst langs den
stam naar boven en toen langs een tak
kronkelde zich, nauwelijks in kleur
van het gebladerte te onderscheiden,
-een groene Mamba, een der gevaar
lijkste slangen van Zuid-Afrika. Niet
veel meer dan een duim dik en slechts
enkele voeten lang, valt 't haar ge
makkelijk zelfs langs dunne twijgen
te kruipen en daarbij alleen door de
beweging door het oog te onderschei
den is. Het aapje vond zeker, dat het
nog nief veilig genoeg was en ver
dween nu met groote sprongen in huis
doch Marjen stond als aan den grond
vastgenageld. Daar in den groenten-
tuin was de keukenkaffer bezig, een
enkele roep van haar zou hem snel
hebben doen naderen of een barer
broeders -met het geweer. Maar ze
stond onbeweeglijk.
Het reptiel bleef nu op den buiten-
sten tak liggen, welke een weinig naar
beneden boog boven de hangmat, wel
lce voor haar was opgehan ci. lire
dikwijls had ze, daar liggende, naar
de twijgen gegrepen om de hangmat
-in ieen zacht schommelende beweging
te brengen. -Sedert (haar ziekte -trou
wens niet meer. Die plaats ha 1 Nelly
nu voor zich in beslag geno.nen. Eer
de drukkende hitte van den Jn^ Ca-
bewoners naar het binnenste gedeel
te van het huis dreef, en des avonds,
als de zon achter de bergtoppen ging
dalen, lag haar nicht -gaarne in het
gemakkelijke net, schommelde zich
bedaard heen en w-eer en had een boek
in de hand of neuriede een liedje. Zou
ze ook hedenavond weer hetzelfde
doen? Zou z-e als anders naar den tak
grijpen?
Een heete bloed-golf schoot -het meis- '-
je naar het gelaat, zij opende de lip
pen maar -ze kon geen geluid uit-
brengen. Eerst voor kort nog had ze
van een Engelsch officier gelezen, die
door een beet van -een groene Mamba
was gestorven, omdat er niet dadelijk
-tegenmiddelen waren aangewend. Uit
zuigen der wonde, ud-tbranden met
kruit hadden hem kunnen redden, eer
het vergif in het bloed overgegaan en
door het lichaam geleid was. Ho-ewel
men nog alles beproefde en alle aan
geprezen heilmiddelen, welke er maar
te krijgen waren, aanwendde, was hij
verloren. Dat had zijn lijden slechts
verlengd, schreef men in"de couranten;
bij het aanbreken van den dag was
hij gestorven.
Als Nelly haar lievelingsplekje ook
vandaag opzocht? De slang lag onbe
weeglijk. Wie niets van haar aanwe
zigheid wist, zou haar moeilijk kun
nen ontdekken, zoo zeer geleek ze in
uiterlijk en kleur op de takken van
den boom. Marjen keek in de richting
vanwaar de beide ruiters terug moes
ten komen; ze zag ze juist den weg in
slaan, welke naar het woonhuis leid
de. Spoedig daarop hoorde ze ook de
vroolijke stemmen der beide naderen
den; daarna was het een poosje stil.
Eindelijk kwam Nelly alleen om den
hoek en ging de trap naar de veranda
op.
Paul laat je groeten, zei ze zoo
terloops en wierp Marjen eenige bloe
men in den schoot. Hij had geen tijd
om binnen te komen en is dodelijk ver
der gereden!
Ze had den (hoed afgezet. De 'luch
tige avondwind speelde met heurhaar
en wierp de over het voorhoofd vallen
de lokjes plagend heen en weer.
Marjan keek naar haar op en een
groot verdriet sneed haar door de
ziel, toen ze zich in stilte met liet voor
haar staande meisje vergeleek. Zij
zelf bleek, uitgeput en vermagerd en
Nelly bloeiend en krachtig, met -roode
wangen en schitterende oogen. En
Paul had geen tijd meer gehad om
-haar op te zoeken en naar haar wel
stand te vragen, maar hij ho-d tijd ge
vonden om haar uren te wijden, ter
wijl zijn verloofde van smart en ver
langen en zij moest het tóch zelf in
stilte bekennen van nijd, van vruoh-
teloozen nijd verteerde. Tersluiks
dwaalde haar blik naar den boom; de
slang had zich niet bewogen.
Zoo'n rit maakt iemand moede.
I eenigszins al te weelderig hoven-
lichaam, terwijl ze daarbij langzaam
de trap af en naar de hangmat ging.
Haar nicht volgde haar 'met de oogen,
sloeg in spanning elk barer bewegin
gen gade, maar geen woor'd kwam
daarbij over haar bloedlooze lippen.
Hoe heerlijk kan men hier toch
rusten, ze was o-p ha,ar gemak in
de hangmat gaan liggen maar, als
ik in slaap mocht komen, (Marjen,
moet je mij wakker maken, -hoor je?
Ik heb groot nieuws voor j-e. Och, riep
ze na eenige minuten, ik kan Pa.ul
nog zien. Nu wuift hij met den hoed,
Waar is mijn zakdoek? O hier; ik heb
hem.
Ze richtte zich half op en -stak -den
arm omhoog om h-em toe te wuiven
maar met een kreet van schrik viel ze
•achterover. Roven bewoog zich nauw
melkbaar de tak; een groene streep
schoot hooger bij -den stam op en ver
dween dn het loover.
De keukenkaffer ging met den voor
raad groenten, welken hij gehaald
had, naar huis; twee zwarten brach
ten met luid geschreeuw de koeien
naar de kraal; ze hoorde de stem van
haar vader en haar broeders, maar
Marjen bewoog zich niet, riep niet om
hulp.
-Slechts dade-lijk aangewende te
genmiddelen hadden hem kunnen red
den, herhaalde ze onophoudelijk in
•gedachten. Met akelige, spookachtige
oogen, de magere handen stijf orn de
stoelleuning geklemd, staarde -ze Nel
ly aan, die haar bezinning van schrik
moest, hebben verloren en de kost-
ba,re minuten gingen ongebruikt voor
bij.
Moordenaarster! i
Marjen schrikte en keek schuw om
tóch heen. Wie had dat geroepen? Er
was niemand -in de nabijheid en toch
klonk het haar weer gillend in de
ooren:
Moordenaarster! Verworpelinge,
je kunt redden; nog is het tijd. Maar
j-e w-i'lt haar dood. Je laadt een moord
op je geweten!
•Ze beproefde om hulp te roepen,
doch de droge keel kon slechts Juee-
sche geluiden udtstooten. Ze stond op,
maar de trillende knieën weigerden
/haar bijna den dienst. Ze had aan den
rand van den afgrond gestaan maar
nu had ze zich zelf teruggevonden. Z-e
wilde -niet haar moordenaarster zijn.
Alleen de snelste hulp kon baten. W-as
het reeds te laat? Met wankele schre
den ging ze naar de -trap, doch daar
begaven haar de krachten en ze viel
neer.
Heeft ze jou ook zoo doen schrik
ken. -die akelige slang? Nelly's wellui
dende stem weerklonk naast haar.
Kom, leun op mij, liefje; ik zal je w-eer
naar 'Je ruststoel brengen.
Nelly! De wonde! Ik wil ze uit
zuigen, hijgde Marjen in doodsangst.
Anders ben je verlor-en! Weel je het
dan niet.?.Waar, waar heeft ze jou
gebeten?
De Mamba? Nergens, stel je -ge
rust. Maar ik was half bewusteloos
van schrik. Toen ben ik doodstil blij
ven liggen, toen ik zeker was, volko
men zeker, dat ze niet meer o.p den
tak was en -op mij neer kon vallen.
Je bent... niet gewond?
In het geheel niet, schal Maar
zeg, niemand behoeft het te weten, dat
wij beiden alleen bij het zien van een
vergiftige slang bijna bewusteloos
werden. Zoo iets past_absoluut niet
voor een flinke kolonistenvrouw, zoo
als ik ook worden wil. Ja, kijk me
maar met groote oogen aan Marjen,
kom hier, jij zult het het allereerst
weten. En ze knielde bij -den stoel
-neer, sloeg den arm om den hals van
haar nicht en fluisterde haar in het
oor: Vandaag heb ik mij met Ddck
Fraser verloofd. Wat zeg je daarvan?
Paul heeft het voor .mekaar weten te
krijgen en we zullen op denzelfden dag
-trouwen. Heerlijk (hè? Pas daarom
maar op, dat je heel spoedig gezond
wordt, al was (het alleen om mijnent
wille...
gevoelde hel, hem ongelukkig ön diep|
rampzalig zou maken, als zij niet be
antwoord werd.
Doch, Goddank! tójn liefde, zijn rei
ne, teedere liefde werd beantwoord
Vertrouwd had zij hem in de heldere
oogen gekeken, zonder aarzelen had
zij haar hand ;n -de zij-me gelegd,
toen zij op tójn vraag of hij mocht
beproeven haar voor altijd gelukkig
te maken, een fluisterend .ja" ten
antwoord gaf. En nu mocht hij haar
e'ndelijk zijn lief. aanstaand vrouw
tje noemen
Wat was hij gelukkig. In zijn liart
jubelde een koor van heldere vogel
stemmen een lied van vreugde een ge
luk. Nog nooit, had -de zon zoo hel
der en verkwikkend geschenen, nim
mer n-og had hij de- natuur zoo fees
telijk getooid-, zoo rijk aan schoon
heid en glans gezien.
Hoe gelukkig zouden zij tójn, hoe
zo u-den zv zich inspannen om elkan
der den weg door liet leven licht en
vireugdig te -doen zijn zooals alleen
minnende harten dat kunnen doen,
zouden zij elkander bijstaan en hel
pen rin do kleine verdrietelijkheden,
die zouden beproeven -hun zonnig le
ven te verstoren zelfs beproevingen
zouden op deze wijze gedragen, ge
luk zijn.
Het is waar, hij wist het, haar lief
de was niet alleen ontstaan door het
opmerken van de edelo hoedanighe
den van zijn karakter. Hij kende
haar te goed, dan dat hij niet zou be
grijpen, dat zijn knap uiterlijk, zijn
liere, mannelijke gestalte, zijn helde
re oogen, zijn fraaie knevel, zijn
weelderige blonde haalndos, het zoo
zeer aan uiterlijk schoon gehechte
meisje het eerst tot hem hadden aan
getrokken ,en nog voor een groot deel
den grondslag van haar genegenheid
voor hem vormden. Maar dat alles
belette niet, dat hij vertrouwvol de
toekomst inzag. Hij kende ook de
edele hoedanigheden van -haar hart,
en [lij wist, dat :t -toch niet alleen zijn
uiterlijk schoon was dat haar had
doen besluiten, hem haar hart te
schenken daarvoor stond hare opvat
ting van liefde en trouw hem borg. En
dan, zoo peinsde hij verder, wat ver
mag 'de invloed van een liefhebbend
rnan niet op Quart en karakter van
de vrouw
Reeds dadelijk zou hij beginnen o.p
verstandige en beleidvolle wijze, zoo
als zijn groote liefde hem dat zou in
geven, haar te genezen van haar
ijdelheid. Zeker zou het hem geluk
ken en dan.... zoo mogelijk zou hij
haar nog meer beminnen.'
Een Vrouwenhart
door B. O. N.
Eindelijk was hij dan zoo gelukkig
■haar als zijn aanstaand vrouwtje te
mogen beschouwen.
Ruim een jaar geleden had de knap
pe Karei Blanken de wel wat ijdele,
maai- toch innemende LucLe van der
Wijk ontmoet ten -huize zijner ouders,
waar de jonge -dame een bezoek
bracht aan zijn zuster Marie.
De beide meisjes waren kostschool
vriendinnen geweest, en hadden het
altijd zeer goed met elkaar kunnen
vinden. Na het verlaten van het pen
sionaat haddien zij elkander, zooals
dat gewoonlijk gaat, uit het oog ver
loren. Thans echter, nu Lucie's papa
zich uit zijn zaken had teruggetrok
ken en het gezin zich metterwoon te
B. -had gevestigd, herinnerde heit
meisje tóch, dat „haar Mies" ook te
B. woonde en, meer uit verlangen
naar iemand, die haar zou kunnen
introduceeren in sommige kringen,
-dan uit liefde v-oor Marie, had zij de
ze weer opgezocht en de kennis her
nieuwd.
De hernieuwing was van blijven-
den aard en de beide meisjes waren
weldra onafscheidelijk verbon-den.
Zoo liad Karei haar ontmoet. En
zoo was hij in de gelegenheid ge
weest te ontdekken, dat Lucrie on
danks haar ijdeiheid en zucht naar
uiterlijk sch-oon, toch een hart v-an
goud 'had, dat warm klopte voor ar
men en noodlijdenden, dat gevoelig
was voor vriendschap en genegen
heid, voor alles wat goed, schoon en
ediel was.
Spoed-'g was de belangstelling,
waarmede Karei het karakter van 't
Bt'
rï(
Negen maanden zijn voorbijge
gaan sinds den dag van vreugde en
geluk, waarop Karei voor het eerst
zijn Lucie ais zijn bruid begroette,
w-aaro-p alles en allen schenen mee
te juichen in dten jubel zijns harten^
Hoe geheel anders is het thans
Voor het eerst sedert den dag, waar
op hem, nu een week geleden, dat
vreeselijk ongeluk overkwam, heeft
'hij -zijn slaapkamer mogen verlaten
•eui nu zit luij peinzend voor tóch te
staren in een anders zoo gezellig
hoekje van het salon.
Nog eens roept hij zich al de ge
beurtenissen, van dien rampzaligen
dag voor den geest. Hij hoorde weer
het gegil van een angstige menrgte,
dat -hem uit zijn gepeins hij dacht
aan zijn op over een maand bepaal
den huwelijksdag wekte. Hij ziet
weer het kieme meisje vlak voor de
'n volle vaart aansnorrende electri-
sche trom. Hij voelt weer de pijn van
den schok, dien hij, na bliksemsnel
het kind gegrepen, te -hebben en haar
nog juist bijtijds v-oor het gevaarte te
hebben weggetrokken, van het voer
tuig ontving en onmiddellijk daarna
de nog veel heviger pijnen, toen het
achterwiel vo-n den wagen over zijn
bij den vail uitgestrekten arm schoof
en dien geheel verbrijzelde. Daarna
lia-d -hij -het bewustzijn verloren eoi
toen luij weer uit zijn bewusteloosheid
ontwaakte, had een blik op- zijn ver
bonden arm hem doen zien, dat hij
tójn geheele leven ©en arme invalide
zou tójn de vreese/lijk-e werktuigen
vtan den geneesheer hadden hun werk j5*
gedaan, zijn arm was even beneden
-de elleboog afgezet.
En nu mocht hij voor 't eerst se
dert dien vr-eeselijken dag weer op
zitten, voor het eerst mocht hij weer
eens iemand bij zich zien.
Zoo even haddien zijn oudere hem
verlaten. Lucie zou aanstonds komen
en hij had verlangd bij dit eerste sa
menzijn na' den ongeluksdag met
haar alleen te tójn.
Schrikbarend bleek was het andere
zoo frissohe gelaat van den kraohti-
gen jonkman. Zeker, veel had hij ge
leden, veel kracht w.as veaioren ge- fa
gaan -door pijn en bloedverbes. Maar
toch, die bleekheid wias niet allieen
daarvan het gevolg. Neen, iin het
hurt, van d-en jongeling werd oen ge
weldige strijd gestreden tusschen tójn
liefde en wat hij zijn plicht meende.
Ja, nu was hij er zeker van hij
mocht van Lucie niet eischen, dat zij
trouw zou blijven aan haar gegeven L'
woord. Het is waar, armoede zou l
voor hem niet -het gevolg zijn van f
zijn ongeluk. D© bloeiende handels- I»
7-aa.k, aan welker hoofd hij stond, 2
kon ook door een éénarmige bestuurd i®
worden, dacht hij met bitterheid, L
maar toch, zijn mismaaktheid legde L
hem d© plicht op Lu-cie haar woord L
terug te gev-en hij mocht nietedschen r
dat zij haar leven zou doorbrengen f
met een mismaakt man, die door
ieder, die hem zou ontmoeten, met L
medelijdende blikken zou worden l
aangezien. Neen, dat mocht niet, dat k
'kon hdj met... n
Hoe haar dat echter te zeggen L
Hoe zou zij het opnemen?
Zou zij er tin toestemmen Ja, ze- L
leer zou zij er toestemmenzij zou
waarschijnlijk zelf de eerste tóin, die L
hem zou doen bemerken, dat alles nu
tusschen hen uit zou zijn en hem al
dus zijn taak gemakkelijker doch te
gelijk ontzettend veel pijnlijker ma.-
ken.
Zeker, Lucie, het meisje, dat zoo
zeer aan uiterlijk schoon 'hechtte, dat-
door zijn knap uiterlijk het eerst tot
hem was aangetrokken, zou er nooit
toe kunnen besluiten door het leven
meisje bestudeerde, veranderd in be-1 te gaan met een verminkte ais hij
wondering en weldra -had deze plaats Hoor, daar ging de bel over. Nog
ér Nelly ©n strekte en rekte haar (gemaakt voor innige liefde, die, hij I eenige seconden en zij zou binnen-