BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD GERED. GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. F e u i ÏS e t ra- 24sw Jaargang MAANDAG 4 MAART 1907 No. 7265 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 MAANDEN AF 10 CENT PER WEEK. (N HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen Nieuwe mouwen. Goudgar- neeringen. Een dhic toi let. De modekleuren. Een nieuw „snufje". Hei komt mij voor, diait onize dames groote plannen hebben voor duet ko mend seizoen, want van verschillend© zijden word ik overstelpt met vragen maar modellen, kleuren, stoffen, hoe den, garneeringen enz. Gelukkig dat de mode ons een groo te verscheidenheid biedt, zoodat het iedere vrouw gemakkelijk zal vallen iets van hare gading te vinden. De nouveauté, die heit meest onze aandacht vraagt 'is die van het ver- grooie armg-at, dat het verwerken van tweeërlei materiaal in de hand werkt; ik bedoel de tailles, die uit laken en zijde of zijde en kantstof zijn saamge- st-eld. Er is veel overleg en goede smaak voor noodig, om hierin naar behooren te slagen, want het combi ne eren van stoffen en kleuren, is niet het werk van die eerste de beste; daar men bij dat alles steeds de figuur der draagster in het oog moet houden. Ook de mouwen hebben eenige ver anderingen 'ondergaan; men brengt de regianmouwen, die de verlengde ■schouderlijn vragen en de korte ja- ponmouw, die zich trots alle 'tegen weer .gedurende (het winterseizoen wist te handhaven, doch nu nog kor ter en met kleiner poef wordt toege past. De rokken, die nog steeds glad om de beupen, doch wijd naar onderen gesneden worden, varieeren tusschen de 4 ©n 6 meter. Ze worden bijna zon der uitzondering op een lossen voe- ringrok van taffetas of simili zijde gewerkt, Voor gameermgen van rokken en tail les brengt men ©ene uitgebreide keuze in broderies, galons, kant, guipures en vooral fluweel en goudtres! 'Het be hoeft nauwelijks gezegd, dat men bij de toepassing van de moderne goud- garneering uiterst spaarzaam te werk moet gaan, daar overlading hier het fijn© qadhet zou doen inboeten. Ta betwijfelen is hat of de goudgamee- rliig opgang zal maken, daar deze te spoedig algemeen wordt, doordat het goud in inferieur© kwaliteiten nage bootst, binnen ieders bereik ligt. Eigenaardig ig 'het, dat de mode in de toepassing van garneering zoo tuk op uitersten schijnt te zijn, daar de fijnste mousselines en guipures met fluweel verwerkt worden. Zoo brengt een Weener huis een gekleed toilet dat als volgt is saamgesrteld: de wijde negen banenrok van modekleurij (bordeaux rood) fluweel, is aan den onderrand van drie hreede opnaaisels voorzien, die evenwel n'iet rond loo- pen; doch aan weerszijden bij den ta blier eindigen; de tablier wordt ge vormd -door een diepe stolleplooi. Een blouse van witte guipure, die in den rok gaat en op witte taffetas gewerkt, is op een tusschenlaag van mousseli ne de soie; verder wordt dit smaak vol toilet voltooid door 'een booge ceinture van fluweel in de kleur van den rok. Wat de kleuren betreft zullen er het »a.s. seizoen slechts lichte Meuren in «sadhte pasteltinten gedragen worden. *t Bordeauxrood staat bovenaan doch verder brengt men alle lichte tinten van rose, blauw en groen, champag ne. paille en crème. Al deze nuancen Naar het Duitsch va* Rudolph Stratz. 11) Ffti lette in het geheel niet op Hen- ning. 'Hij gaf de kaarten, rechts en links en zichzelf en kieek toen in spanning naar de heeren, die op zijn uitooodiging hierheen gekomen wa ren Soulier op den achtergrond d* kleine zorgvolle rentenier Piepke met den Warscüauer graaf de oude baron Wydenan en twee dragonder- officieren in civiel. Hel. werd weer stil. Men hoorde al leen het eentonige „inzetten, bitte". Zet niemand meer in ei weer het ritselend vallen van de kaar ten en weer het bekende„ik gee: „bitte" dan een pauze een aarzelen „de bank blijft op zes" en toen beweging. Renno had alweer bijna alles aan zijn linker buurman Piepke, den eenige, die hoog ingezet had ver worden in laken en fijne caohemiires gebracht, om niet te spreken van de fijne popelme's, die tot de nouveauté van het seizoen behooren. Voor tailleur-costumes -brengt men nog steeds gestreepte en geruite stof fen, terwijl de bekende Engelsche mé langes mede om1 de gunst der mode dingen. Voor dagelijksch gébruik is een eenvoudig costuum van laatstge noemde stof met -eenige verschillende blouses in flanel, zijde of batist bij zonder aan te bevelen. Daar het de .plidht van een goed modeverslaggeefster is, overal rond te snuffelen of er hiier en daar ook iets nieuws te 'ontdekken valt, begaf ik mij ditmaal naar een bevriend importeur van Parijsche modelhoeden. die mij zéér ,in het geheim reeds eenige nieu we modellen toonde. Zonder mij aan grove onbescheidenheid schuldig te willen maken, Jaan ik mijne geachte lezeressen itoch reeds ihet een en an der mededeel-en. De hoeden zullen de zen zomer verrassend mooi, flatteus en licht zijn. Men brengt een soort van stro» dat even dun en soepel is als de fijnste liberty zijde en dat zich zich. dan ook in de grilligste vormen laat plooien; verder paniama en Itali- aansche stroo, band en fantasie stroo, waarvan de handige vingers dier mo distes 'allerliefste modellen f-aihricee- ren, geheel naar den vorm van het gelaat der draagster. De hoogste nou veauté, op het gebied van garneorin; is (het veerengarnituur, Engeland vooral levert een -prachtige soort struisveeren in verschillende nuancen geverfd, d. w. z. één grijze veer heeft drie of vier oploopemde tinten. De volgende week stel ik mij voor nog eenige nadere bijzonderheden om trent de nieuwe Qioedtmode mede te deelen. MA1RIE ViAN AMSTEL. Natuurhistorische Wandelingen IN EN OM HAARLEM. CLin. Het idéé „kamerplanten" is dus rek- ba-ar als elastiek, de verschillende le vensvoorwaarden kunnen zooveel uit eilcaar loopen, de zorgen er aan be steed veel of weinig izijn, dat 'het niet moeilijk valt kamerplanten te noemen en aan te wijzen, die bij den ©en goed willen en bij den ander achteruit gaan. En lang ni'et altijd is het even -gemakkelijk de redenen van diat goed gedijen -op to noemen. Sommigen suk kelen met alle planten, anderen heb ben met ze nliet de minste moeite en het is 'den opmerkzamen waarnemer n-iet moeilijk een conclusie te trekken. In "t algemeen -toch ziet men, dat diaar, waar werkelijk liefde voor de planten bestaat, dat daar, waar een trouwe verzorging, een waakzaam oog steeds alles opmerkt; schadelijke omstandi, heden tot nul worden gereduceerd en van 'gunstige omstandigheden direct wordt partij getrokken, dat daar de planten goed groeien. En mocht zoo1 iemand eens een enkele maal een plant verkeerd behandelen, dan wor den de gevolgen opgemerkt, voor het te laat is. Spoedig wordt dan een an dere weg ingeslagen Wie in de practijk bekend is, en nog ai eens hij dezen en genen kwee- leer waarneemt, Ziet daar hetzelfde. Een allereerste vereischte is dus. Den volgenden en den daarop vol genden keer .ging liet evenzoo. De kleine Piepke slokte alles op, wat Renno uit het steeds dunner wor dend pakje nam. Eindelijk had hij nog maar acht honderd mark voor zich. Zijn linker been wipte wanhopig op en neer. Hij hield den adem -in, toen de beslissing viel weer verloren!... Hij stiet de biljetten van zich af en stond op. Ik g,e©f de bank over klonk het beesch. Hij liep de kamer op en neer, ge weldig dampend, met verbeten woe de voor zich uit starend. De kleine Piepke ordende ondertus- schen zijn winst. Hij streek de blau we biljetten glad en stopte ze in zijn portefeuille, hij liet de goudstukken bij handenvol in zijn zak glijden en was vergenoegd, dat (hij gewonnen had, ofschoon hij het best had kun nen missen. Want buiten in het wes telijke einde van de Fotsdammer straat, waar zijn v^jsr, de Schöne- berger millionair-bo'uwer, vroeger had getuinierd en waatr nu naast el kaar tien hem toebehoorende huur huizen stonden, arbeidden dag in, dag uit zijn huurderstechnici en ambte naren, officieren, kooplieden en ge leerden, ja zelfs naaistertjes op zol derkamertjes en schoenmakers inde oog voor zijne planten te hebben, waar te nemen en goed waar te nemen, partij te trekken van 'alle omstandig heden, die de planten kunnen voor uitbrengen; de gevolgen van verkeer de behandelingen ook van goede na te gaan en bij verdere behandeling op nieuw op te merken. De planten in ihaiar groëi en Moei zijn wel aan wet ten gebonden, maar de -invloeden zijn •zoo velerlei, dat het moeilijk is 'alge meen© regels voor iedere plant vast te stellen. Dezelfde behandeling kan ondier tweeërlei -omstan digiheden, soms geheel tegenovergestelde uit werkingen hebben. Als goede kamerplanten noemen we dan in de eerste plaats die, welke door den Moemist worden gekweekt, totdat ze zoowat in of tegen den bloei zijn en waarvan wij in hui3 genieten van den bloei alleen. PrtilmuiLa dhin'en- sis en 'andere primula's, ook de ge vreesde primula abconica zijn dank bare winter- en voorjaarsbloeiers, waarvan we langen tijd genot kunnen hebben, 't Zijn planten, die niet te veel behoefte hebben aan zon; plan ten, die de tuinman voor ons sterk heeft gemaakt en die wij dus alleen ■gedurende den bloeitijd hebben. Hoeveel water, och, een getrouw waarnemer ziet dat zelf heel spoedig; mest, waarmede men nogal gauw bij 'de Ihand is, vragen ze niet. Ze geven wat ze kunnen en zijn ze uitgebloeid, welnu, dan doen we er afstand van. Het mag dezen of genen eens geluk ken de primula chinensis voor een tweeden keer in bloed te krijgen, het is toch het beste om ze dan zoo spoedig mogelijk door andere te vervangen. Wat ander® is het met de oboonica, die 'kan op een gunstig .plekje, met wat versclhe aarde na den bloei spoe dig opknappen en weer opnieuw be ginnen te bloeien. Tot dezelfde groep behooren de le lietjes 'der dalen, de verschillende hol en knolgewassen, de cyclamen en tal van andere planten meer. Het g daarmede als met in bloei getrokken seringen enz. Door ©en gepaste voor cultuur zijn 'dl© planten sterk gewor- den. hebben een zoo groote (hoeveel heid reservevoedsel opgegaard,' dat het mogelijk is tot een vervroegden bloei te dwingen en na den Moei zijn ze zoodanig uitgeput, dat het moeite kost ze opnieuw zoo ver te brengen, dat ze hétzelfde nog eens weer kun nen doen. Uitgebloeid en weggewor pen, ziedaar het beste, wat men doen kan. Twee, drie jiaar van goede /kwee king zou noodig zijn om ze weer op ■kracht te brengen. En dan izijn de omstandigheden er gewoonlijk niet naar om die planten te geven, wat ze noodig hebben. Dat zijn dus eigenlijk geen kamer planten, ze staan in dat opzicht meer gelijk .met ©en bouquet afgesneden Moemen en het zou te dwaas zijn om daarvan te eisdhen, dat ze 't volgende jaar, opnieuw izoud-en bloeien. Een tweede groep van kamerplan ten, die wat sterker zijn, waar een in bloei trekken en dan niet te vroeg, van de planten niet zooveel eisctot, vinden we b.v. vertegenwoordigd in de be kende Azalea's, die vroeger zoo ge liefde Camelia's ©n .tal van andere. Een goede verzorging doet 'daar veel, men geniet volop van den blo'ei, maar mloet toch meteen ook in de toekomst zien. Niet te veel en niet te weinig portiers-loge en brachten hem iedere eerste van het kwartaal ©en vijfde van hun inkomen 'als huur, die 'hij, rentenier van zijn achttiende jaar af, opnam en aan de ridders van de groene tafel, oneerlijke lakeien en bedaagd© tingeltangel-sterren weer bij massa's verdeed. Dat was zijn le vensdoel Verder had hij nooit iets gedaan had er altijd bedrukt uitgezien met zijn bleek, spats gezicht, zijn doffe schelvisch-oogen en groote ooien altijd even ziekelijk en ontevreden met zich zelf en de heel© wereld. Maar in één ding was hij voorzich tig 'hij verspeelde nooit meer, dan hij bij zich had en spoorde ook ande ren er niet toe aan. Vandaag had hij zijn slag geslagen en ging er nu maar stilletjes van door. De referendaris lette niet op hem. Hij stond voor Banning en raasde Vervloekte .pech! Dat was nu van daag mijn laatste geld Dat is de schuld van mijn zuster! Natuurlijk brengt dat ongeluk, als me daar zoo'n vrouw binnen komt stormen, die niet het minste begrip van de geschiede nis heeft. Hoor eens Beaming - borg jij me wat maar duizend je .verspeelt het immers toch Neen neen. Hij greep Hen- ning bij zijn jas en bedelde letterlijk met hirlerage stem en eeö gedwon- water is daar wel de grootste moei lijkheid, "en zijn ze uitgebloeid, dan mogen ze maar zoo niet in een hoekje van den tuin worden weggezet, om dan eindelijk bij den kweeker terug te komen, van wie dan onredelijk ge- ëfiscfht wordt, dat ze U volgende jaar weer moeten bloeien. De meeste van die planten zijn 'dan reeds ten doiode opgeschreven 'en mag het den kwee ker ook .al gelukken van deze en gene takken de levensgeesten weer op te wekken, een totale Moei is eenvoudig een onmogelijkheid „Die bewaar- pdanten",, hooit men dian ook menig- bloemdst met een verzuchting uiten, en toch zal een verstandig bloemist deze zaak met zijn klanten wel tot een goed© oplossing brengen. Eindelijk komen dan de echte ka merplanten: palmen, araucarta's, as pidistra's, plhalangium, saxifraga's, impaticus, begonia's, ficus en tal van andere. Voor (ieder van die planten precies op ©en lijstje te geven, wiat ze noodig hebben, dat gaat wel, maar dan zouden die voor de verschillende omstandigheden weer gewijzigd moe ten worden. Een goed inzicht in de algemeen© voorwaarden, een waarne ming van alles, een goede verzorging en men heeft succes. .Mocht deze of gene eens wat grootter keuze willen hebben, dan wil ik graag bij gelegen heid eens een lijstje opmaken. J. STURING. VRAiGENBUiS. Aan den H eer v, K. te H. Zeker, er zijn reeds tal van teekenen )in de natuur waaraan de nadering van Ihet voorjaar weer te bespeuren ls Nog een beetje zon er bij en in .een dag of tion kan 't heel wat verande ren. De hazelaar b.v. is reeds zoo goed tals uitgebloeid, de els volgt spoedig, en 'als ge bij de omgehakte boomen eens opgelet Ui ebt, hebt ge kunnen izien, dat ook de iepen teeke nen van leven geven. Het groen in de weiden de madeliefjes enz. zullen met den strengen vorst wel wat geleden hebben, teruggevroren zou men het kunnen noemen; ze zullen wat langer werk hebben om weer op verhaal te komen. Van de standvogels laat deze en gene ook zoo af en toe zijn stem reeds hooren. Tal van dieren worden uit den winterslaap wakker en spoedig, de een voor de ander na, komen ook onze gewiekte zangers terug uit het Zuiden. AanMevr, v. D. te II. U zult het beste doen, niet langer roet die .pliant te sukkelen; werp ze weg en schaf voor een paar centen een nieuwe aan. Mocht ge om deze of gen© reden er geen afstand van kunnen doen, geef z© dan vooral geen mest, zieke planten worden op .dieet gehouden, niet te veel water, zorg dat de grond los blijft van boven en wacht dan ge duldig af. Als 't zonnetje zich maar liet zien, 'zou wat zonnewarmte haar nog wel het meest opknappen. D e n 'H e e r C. te H. De spech ten kunnen we wel onder de stand vogels rekenen, ofschoon ze nu juist ■niet altijd vertoeven op de plaats, waar ze broeden. Ze zwerven 'in den winter wat meer om, hetzelfde is met tal van andere het geval: sommige uilen, verscheidene meezen, de bosch duif, enz. J. STURING. gen lachje. Maar tot morgenoch tend och toe, doe 'het maar. Henri'ng keek bet ongelukkige vent je. hoofdschuddend aan. Ga liever naar huis. Je bent veel te opgewonden. Je stottert formeel. Je klappertandt. In zoo'n toestand is er toch geen kans op een grooten „coup". Morgen is er weer een nacht. ja morgen. Benno lachte honend. En mijn lieve zuster trom melt ondertusschen de familie bij el kaar. CurateeleDaarmee dreigt ze waarachtig. Kostelijk Maar dan wil ik voor den overste en het heel© gezelschap met volle zakken daar- staan en wat doen ze dan nog Kom, nog een beetje Mein geld Henning. Piepke houdt de bank. Piepke heeft koude voeten gekre gen, lachte Soulier. Die is er van door en de Pool ook. Nou daar heb je het al. Hermirur haalde de schouders op. Nu is er niet eens iemand: die de bank houdt. Of heeft een van de heeren lust? Geen antwoord. Van den refe rendaris was toch geen baar geld te krijgen. Maar dat bracht hem heele- ■maal buiten zichzelf. Hij ging nog eens naar Horst, stotterend van op winding, hij wast nauwelijks meer zijn woorden te vinden. Dan dan hou jij de bank ik Uit de Koagostaat. 't Dood end al. (Van den N. R. Ct.-correspondent.) Lusambo, 7 Januari. Slaapziekte. 't Klinkt niet eens zoo erg, alsof t maar een ziekte was, die je slaperig maakte en niet een, die je tot een levend geraamte ver zwakt tot een skelet met 'n huid er over, waarin nog slechts flauwtjes oen hart Mopt 't «enigst© wat nog leeftal 't 'andere al als gestorven. Dat is een geesel voor tropisch Afrika. Tien, twintig maal erger dan de tuberculose ivoor noordelijker lan den. 'k Ren wei eens door een d~oi£ ge gaan, dat uit niets anders bestond dan een twintigtal vervallen in ei lcaar gezakte hutten. Een naakt ge raamte je kon niet meer zien of 't een man of vrouw was lag ergens voor een hut, te krachteloos om op te staan en weg te loopen, te ziek om j© aan te zien. Alles uitgestorven slaapziekteDe pestilente stank die er heerschte, zei genoeg, de laatste slachtoffers waren te zwak geweest om elkaar te begraven. En dikwijls is 't me opgevallen, hoe harteloos de negers hun eigen zieken behandelen, hoe ze ze maar aan hun lot overla ten. laten verkommeren zelfs zon der eten. Eenige uren van Lusambo is de mission St. Rudon gelegen. In de na bijheid daarvan is eon dorp. waar slechts slaapzieken wonen en ver pleegd worden door eén zestal zus ters van liefde. Daar zou ik eens een kijkje nemen. „Ais ge oven wacht ga ik met u mee. ik moei er den heiligen ouwel brengen'' zei .de priester, en met z'n beiden stapten we op weg. Dat was zoo 't dagelijksch werk van de zen -vriendelijken geestelijke de ge storvenen voorzidn van de heilige sa cramenten en de eraven wijden. En eiken dag had hij wat te doen nim mer deed hij zijn treinigen gang voor niets. We waren er. 'k Volgde 't voorbeeld van den priester en stak eene pijp op. Dat was goed tegen de ziektekie men, zei hij en 't w^s er ook verre van frisch. In een dal, voor driekwart ingesloten door hooge heuvels ston den een tiental huisjes schamele hutten, zoo als de negers die bouwen. De grond was er kaal en zwart» het was er stil en doodsch, zelfs de boompjes die er .stonden waren kaal en bladloos, als konden ook zij niet leven in deze treurige omgeving. In elk der hutten smeulde op den grond een vuurtje en daaromheen zaten en lagen in alle mogelijke houdingen een verzameling menschen zoo el lendig. als ik ze in mijn leven nog niet heb eezien. '11 Heb wel eens doo- den zien liggen, vele netjes opge stapeld als kistjes sigaren, een rij dwars en een rij langs beplekt met bruine bloedklonters, ingewanden kronkelend uit diepe wonden en schedels cebarsten als overrijpe prui men, datje de hersenen uit zag lig gen. Ook heb ik wel eens een leprozen- stichting gezien, waar menschen wa ren met stompjesneuzen en vreemd groote monden zonder lippen; met gaatjes in plaats van ooren en ham den mei. 'n incompleet aan vingers die nog op 't punt waren om af te vallen. Maar deze menschen 'hier, waren slechts geraamten. Hier was 't als een kerkhof uit een sprookjes-geschie denis, 's nachts om twaalf uur. De schouderMaden staken scherp uitde armen waren 't dikst bij de elleboog, de beenen bij de knieën 't vel lag los over de beenderen, als een net werk bolden daaronder de ribben. De hoofden schenen groot, omdat 't ge heel© lichaam was verschrompeld. ik Mijf er bij. Je moet voor me borgen. Je bent veel te -opgewonden, <Lat geeft misère. Wat opgewonden Ik ben heel nuchter. Ik heb vanavond op zijn hoogst een halve flesch champagne gedronken. Dat kunnen de heeren be krachtigen niet waar? Dus, kom nou. Je bent me revanche schuldig dood eenvoudig. En als ik niet wil? Dat dat is onzin. Ja onzin. Horst wiierp hem een scherpen blik •toe. Toen zette hij zich aan tafel en legde er het geld op. Dus de bank begint met dui zend mark. Meer niet? Neen. De referendaris scheurde een hand vol visitekaartjes uit zijn portefeuil le, ongeveer twintig stuks en begon dén blanco-kant met sidderende vin gers te bekrabbelen „Goed voor 1000 mark". Toen schoof hij het eerste naar vo ren en legde er een lucifertie op, als tceken, dat maar de 'helft als inzet gold. Een tijdlang werd de inzet verlo ren, terug gewonnen en weer verlo ren. terug gewonnen en weer ver loren. Horst speelde als gewoonlijk zoo Wanglooze doodshoofden, die je met groote oogen vreemd flauwtjes aan zagen. Daar Lagen er op een matje of op den grond, ginds lag er een met z'n hoofd in de asch, daar zaten, er een paar leunend tegen een paal en allen keken nauwelijksop als je binnenkwam, wilden direct weer in dommelen. 'n_ Paar waren met ket tingen aan palen gebonden, kropm kringetjes of zaten suffig en kraaiden dierengeluiden krankzinnig De slaapziekte werkt ook, als ze lang duurt op de hersenen. Die nog een beetje op hun beenen konden staan, veegden den stoffigen grondslap en lusteloos. En da ar tusschen liep bedrijvig eeu liefdezuster, 't hoofd in heldor 7y.it- ten doek, de armen bloot tot aan dë ellebogen druk stappend op plomp- scboeisel in voetvrijen rok, dat het crucifix bengelde op haar borst. Die sjouwde hut in en hut uit joeg de zieken naar buiten, steunde en droeg de zwakken, die op hunne dunne bee nen niet meer konden staan, klopte matjes uit en draafde heen en weer met emmers. Dat deed je toch zoo vreemd aan 'hier midden in Afrika, eene Europeesche vrouw onder de zusters zijn ook twee Hollandsche stevig en gezond, zich te zien afbeu len voor zieke negers. Je wilt toe springen „zusteir laat mij dien em mer dragen" maar 't gaat alles 000 rap en vaardig, dat je maar onhan dig blijft toezien. De zuster toonde me nog een kind je. Een kindje als een foetus, met groot hoofid en stokjesatiroen en been tjes. En 't buikje was zoo hol één kuildat je niet begreep, waar de ingewanden waren. Stil staarde het atumpertje voor zich uit, niet angstig, niet bevreemd de blanke aanstarend stom zonder vraag in de groote oogen. De zuster verlegde het wat slap viel 't skelethamdjeklein als een apen pootje weer neer. „Negen maanden mijnheer, het zal .wel spoe dig sterven. De moeder as ook al over leden." „Als u nu even hier wacht, dan zal ik de gebeden voor de gestorvenen lezen, en dan gaan we samen weer •terug," Ik had ze nog niet eens gezien die dooden. Daar lagen er twee op den grond en hun wijd opene oogen staarden even flauw als die der levenden. Ze lagen er zoo als ze gestorven waren de knieen opgetrokken de mage re handen met lange nagels als roof- dierenklauwen over 't hoofd, als om zich te beschermen tegen de vliegen, die bij drommen op hen zaten sui zend opvlogen toen ik voorbij stapte. De priester deed zijn plicht had een wit kleed omgeslagen, prevelde gebeden en sprenkelde wijwater. Toen stapte hij mij -voorbij om de graven te wijden, 't Ging alles rus tig en bedaard 'tl dagelijks weer keer enid werk. „Ziezoo, dat zijn weer twee ziele- keus, die in den hemel komen." „Ja ziet u, al die zieken hier, een honderdveertig op 't 0ogenblik, die hebben wij gekocht. Wij geven er zes el katoen voor en krijgen ze van de negers uit de omLiggende dorpen, die blij zijn, dat ze op die manier hun zieken kwijt raken. En wij beneidein ze voor, om in den hemel te komen. Als ik zie, dat ze spoedig zullen ster ven, dan doop ik ze en dan komen ae later in den hemel. Maar 4k doop ze zoo laat mogelijk eerst, als 'k ze ker weet, dat ze spoedig zullen ster ven, want u weet lioe een neger is anders zou hij toch nog zondigen voor z'n dood. Slechts zelden, zeer zelden sterft er een zonder gedoopt te zijn. Och, dan hebben wij een paar el katoen verloren, en de hemel een ziel min- vcorzichtig mogelijk. Het was een ware tweestrijd tus schen Horst en Anne-Marie's broer. Een oogenblik 'had de laatste een ■voorsprong. Hij won verscheidene keeren achter elkaar. Maar toen kwam de bank weer aan de beurt, eerst met twee du'zend, toen met drie duizend mark kalm, zeker van zijn zaak en haalde het geld weer terug. En al heel spoedig verdwenen^ alle visitekaartjes. Zoo ring het uren achtereen.... Buiten was het nacht geworden in het hotel doodsch© stilt© in de 'kamer hoorde mau niets als het rit selend vallen der kaarten, ondier- drukt gemompel, het verschuiven van een stoel, het tikken van de klok op don schoorsteenmantel. De kleine, blonde referendaris was als gehypnotiseerd. Krampachtig sid derend, met een ziekelijk, door harts tocht verwrongen gezicht zweet droppels van inspanning parelend op zijn voorhoofd krabbelde hij kaar tje na kaartje vol. Nu had hij er nog maar drie nog twee weer drta weer twee nog maar één geen één meer.... (WotsJt vtorvcdedi.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1907 | | pagina 11