re
op het platteland. hoewel ik 't met
jeu oven-al heerlijk zou vitoden, Totm,
Maan- ik kan geen vijf jaar lang zon
der je blijven. Dat zou mijn dood zijn,
Tom Zij snikte even, en hij kuiste
in 't donker haar kroezige blonde
(haar. En bovendien wat zou ik
dan al oud wezenEn ik ben zoo
graag jong
Jong? riep Tom. Wel, je bent
nu nog een baby, mijn schatJe zult
nog twintig jaar lang jong wezen
en voor mij blijf je altij d jong, al zou
je negentig geworden zijnWacht,
mijn engel, en vertrouw op mij. Vijf
jaar zijn gauw voorbij. Misschien zijn
't ea- vier mischien ook zijn't er ze,s,
maar in elk geval, wacht en ver
trouw op mij. Beloof mij dat. Sla je
armen om mijn hals en zeg - „Ik be
loof 't je, Tom En laat de rest
aan mij over.
Violet beloofde en twee maanden la
ter zat Tom. Deighton in Nieuw Zee
land, met ha.re belofte in zijn oor,
mét zijn hart vol van die herinnering
-harer tranen en kussen.
Het ging hem goed. Hij was jong en
sterk en ondernemendlnj haid een
beetje geld en veel moed: kortom, hij
begon al heel spoedig een spaarpot te
maken. Toch, een jaar is geen dag of
uur, on het proces van rijk worden
scheen hetm toch altoos nog lang te
duren.
De brieven van Violet kwamen zoo
geregeld mogelijk. Hare standivastie--
heiid liet niets te wenischen. Maar
blijkbaar hiad zij reeds geleerd zicli
in zijne afwezigheid geduldig te
schikken. Hoe braaf en flink van haar'
'dacht hij.
Nu nog maar een paar jaartjes.
Dan zou hij zijn potje vol hebben
en dan vloog hij terug, en hef. para
dijs ging voor hem open In het
vijfde jaar diende hem de fortuin.
Eene gelukkige speculatie maakte
hem rijk. Het was nu geen „potje
meer, dat hij mee naar huis nam,
maar rond een inillioentje.
Geen wonder dus, dat hij de vroo-
lijkste passagier aan boord was en
ook de knapste, naar sommige dames
meenden, als zij hem aankeken, flink
en zonverbrand, met dien glansvan
geluk in zijne eerlijke oogen.
Hij was nog altijd miage-r en slank.
Maar des te béter, verklaarde
een levendig juffertje, dat te- Bombay
aan boord .gekomen was. Vette man
nen zijn zulke egoïsten. De eerste
plicht van ©en man is, als een bezem
steel te zijh.
Van zijnen rijkdom wisten de mien-
schen nog niets. Maar eene kleine ge
huwde dame, met wie hij eens op het
dek zat in den maneschijn, ontlokte
hem de gansöhe geschiedenis van zij
ne verloving en vertélde ze onder de
reds aan al de andere passagiers.
Wel, zeide daarop de jonge da
me uit Bombay het spijt mij dat ik
zijn meisje niet ben. W ant, eerlijk ge
zegd, ik vind hem aanbiddelijk.
Zij wond ook voor Tom geen doek
jes om deze hare meening. Maar hij
had geenie andere gedachte dan voor
Violet, en voor alle andere vrouwen
ter wereld draaide hij zijne hand1 niet
Hij had passage genomen tot Lon
den. Maar toen het schap Napels aan
deed, kreeg hij een inval. Waarom
niet de boot laten varen én de ver
dere reis maken over land
Waarachtigdat zal eene grap
zijn, haar tie verrassen en eenige do
gen vroeger aan te komen, dan zij
mij verwachtte
Hij lachte bij de herinnering hoe
hij die Londénsche' straten had ge
haat en gehunkerd bad om er uit weg
te komen. Nu wias zijn hart zóó vol
<van de gedachte aan thuis, dat hij
de straatsteenpn wel had willen kus
sen. Hij dacht aan het genot van
weer in eene cab te rijden, en in den
onderaardschien spoorweg, waarin hij
vroeger meende te stikken. En wat
een vreugde, de oude vrienden te
ontmoeten in zijne club, die hij vroe
ger zoo onuitsprekelijk vervelend had
gevonden
De kerels zullen er allemaal ou
der uitzien, dacht hij net als ik
zelf en Violet óók, natuurlijk.
Vreemd eigenlijk, dat zij mij in drie
jaar geen portret van haai- gezonden
heeft. Zij zag zeker op tegen de kos
ten. Nu, voortaan zal zij niets meer
te duur behoeven te vinden. Het
duurste zal op zijn best nog goed
noieg voor haar zijn. Ik hoop diat
beur haar nog even kroezig is
vroeger, en dat zij niet meer is
groeid want zij was mij net lang
genoeg.
Het meisje uit Bombay stond naast
hfem, terwijl hij zoo rumineerde. Zij
hadden slechte vluchtig zoo af en toe
eens met elkaar gepraat. Maar nu
keek zij hem aan, en iets in haar ge
zicht trok zijne aandacht.
Zij is ieelijk, dacht hij. Maarzij
heeft een eerlijk gezicht en een har-
telijken lach. En dat is óók iets.
Hij keek haar nog eens aan en zag
dat hare oogen heldere grijze oogen
die zeker nooit hare lippen eene leu
gen zouden laten uitspreken zonder
het onmiddellijk te verradlen pven
atraljend van geluk waren <ala de
zijne.
Nog een half uuirtje, mijnheer
Deiglhton, en da<n zijn wij aan wal.
Het wachten valt zwaar, hè zeide zij
weel-bef eekenend
U zegt dat zoo alsof u iets
yan mij wiist
Dat dioe ik ook. M^Vrouw Majen-
dtie heeft uit de school geklapt. U
moet nooit confidenties doen aan ge
trouwde dames, want die vertellen het
aan haar man, en dan gaat 't over
biet gansche schip.
Zoo Ik dacht dat eene getrouw
de vrouw juist bijzonder veilig was.
Niet wanneer zij goed staat met
haar man." Want dan brengt zij het
'hem over en de mannen zijn de
groote babbelaarsMaar bij mi]
Is uw geheim veilig, voer het meisje
.voort. En nu zal ik u óók eens een
geheim vertellen, dat werkelijk nie
mand weet. Ik ben in hetzelfde
schuitje, als u. Begrijpt u
Zij knipoogde en Tom begreep haar
volkomen.
Ei 'ei Naar huls om te trouwen?
Zij knikte.
En waarom bent u dan naar
In-d-ië gegaan vroeg hij.
- Om eene zuster er heen te bren
gen. Haar man was e?, en zij ver
langde naai- hem. Maar zij was zwak
kelijk en kon de reis alléén niet ma
ken. Daarom ben ik met haar meege
gaan. En toen zij ér aankwam, werd
zij ziek, zoodat ik nog blij,v<en moest
om haar te verplegen.
En is zij nu weer beter
Gezond als een visdh. Hoog
de bergen, met haar Dick, en geluk
kig voor zes.
Dat was eene mooie daad van
u, zeide Tom. BraafEn wanneer
zal de groote dag voor u wezen?
Al heel spoedig, naar ik hoop.
Eu de uwe?
Zoo gauw als ik met haatr naar
eene kerk kan rijden. Reist u van
hier over land
Natuurlijk. Maar ik heb gezel
schap aan eene goede dame, die een
paar dagen te Napels blijven wil, om
weer vast op hare beeneai te worden,
zooalis zij beweert, in elk geval is de
reis nog hee'l wat vlugger, dan om
Gibraltar heen.
Ik ga óók van boord. Het was
dom van mij, passage te nemjen tot
Londen. Maar de naam van Engeland
alleen maakte mij zóó dronken, dat
ik vérder aan niets dacht.
Hij knikte haar sympathisch toe en
ging met dien steward spreken.
De brieven kwamen te Napels aan
boord vóór iemand tijid had om het
schip te verlaten. Tom kroeg er een
van zijn broer Adriaan, die meldde,
dat tante Sarah aan den zeekant was
en dat zij Violet in den laatsten tijd
niet hadden gezien. Zij was in den
laatsten tijd veel op en neer gegaan
met hare fam-ielje in Ghéshirte: maar
zij woonde nog te Londen en in de
zelfde woning.
Wacht maarzeide Tom bij zich
zelf. Die famielje in Cheshire zal
gauw genoeg hebben afgedaan. Maar
waarom, voor den drommel, heeft zij
mij niet geschreven
Hij kwam voorbij* het meisje uit
Bombay: juffrouw Hallliday was
haar naam, en haai' vóórnaam Ma-r-
Zij scheen hem nu te willen
ontwijken. Zij had e(en brief stijf in
de hand, en haar gezicht was z-eer
bleek en strak.
Zij schijnt wel slecht nieuws te
hebben ontvangen, dacht Tom maar
hij was op dit oogenJhlik te zeer van
zijn eigene zaken vervuld, om ernaar
te vragen.
Twee uren later zait hij in den
trein, 11a uit het station aan Violet te
hebben getelegrafeerd.
Ik wil haar toch liever niet over
rompelen, docht hij. Bene blijde ver
wachting is 'h'et beste wat het leven
geeft.
Die twee-en-een-'halv'e diagen
nachten, gedurende wtelke Tom inde
snelste sneltreinen huiswaarts vloog,
waren de gelukkigste van zijn leven.
Het w.as zomer en heet en stoffig in
den wagen, en een slaapwagen had1
hij niet kunnen vinden. Maar het
deerde hem alles niets. Het énige,
wat hem ergerde, was het stilhou
den aan de stations, dat hem telkens
veel te lang duurde. Overigens liep
voor zijn ongeduld zelfs de vlugste
expresbrein nog een slakkengang.
Hij zond zijn© bagage naar de" wo
ning van zijn broer Adriaan aan de
Eaton Place, Niéts béhielid hij bij
zich, dan eenige gouden kleinoodiën
in den vorm van gapende slangen,
die hij te Bombay had gekocht. Hij
ging naar de club, om zich wat op te
Mssohen, en toen nam hij een rij
tuig naar Kensington. Adriaan had
hem geschreven dat Violet thuis was.
Natuurlijk dus verwachtte zij hem.
Had hij ook niet uit alle mogelijke
plaatsen aan haar getelegrafeerd
het laatst nog uit Dover?
Hij stormde de trappen op, twee
treden tegelijk, en klopte aan de
deur der woning. De mjeid eene
andere da.n hij gekend had deed
open. Waarom niet Violet zelf vroeg
hij zich af. Niemand toch had zoo
ongeduldig kunnen kloppen, als hij.
Een oogenbliik later trad hij in hot
salon, waar mevrouw Peyton z-at te
borduren. Het leek wel of zij nog
oyer hetzelfde peuterwerkje zat, als
Vijf jaar geleden
Waar is de kleine meid? vroeg
hij, terwijl hij 'hare magere vingers
drukte tot zij kraakten. Mevrouw
Peyton leek niet alleen ve-ro-udterd,
maaa- ook verzuurd. Tom had haar
eeu kus willen geven, maai- hij liet
het, zonder zelf redht te weten waar
om.
Beste Tom, zeide zij, en hij vond
haren toon erg afgemeten.
Violet komt niet in de stad vóór
morgen. Zij had je willen schrijven
en ik ook maar het was te moei
lijk.
Te moeilijk? waarom te moei
lijk
Zijn hart. zonk hem tusschen de
ribhien.
Mijn waarde je bent te lang
weggebleven.
Te lang
Zij is je jaren' trouw geweest
zij had op je willen wachten. Maar
—de zaak is zóó gelegen, dat dat
haar neef Cyril ziidh aan haar heeft
gehecht
T Wat Cyril Looümer Heeft lui
geërfd! J
Zijn vader is in helt voorjaar ge
storven. Wij waretn er toien en hij
voelde zich zoo eeneaam en ongeluk
kig en Violet wist niet hoé lang
jé nog zoudt wegblijven ,en hij ihlad
zich zon aan haar gehecht dus
- begrijpt
Waarom heeft zij hiet mij niet
geschreven stiet hij uit.
Do kamer draaide om hem rond.
Ju zij wist het zélf nog niet,
vóór je telegram uit Napels 'kwam.
Dat dut heeft eigenlijk dien door
slag gegeven zie je
Waar is zij nu
Zij is met hem uitgegaan.
Zij durft mij dus niet onder de
oogen te treden
Stel je in hare plaats. Begrijp
toch
U leunt haar zeggen, dat het
goed is, zoido hij heesch, maar ik
wil haar spreken. Ik zal morgen te
rugkomen, om vi.er uur. Ik zal geen
spektakel maken. Zij zal haar eigen
zin hebben. Maar ik wil haar spre
ken
Hij wist zélf niet hoe hij door dezen
dag heonkwam. Hij liep uren lang
rond. en zat uren lang te peinzen. Hei
ging hean alles weer door het hoofd
hoe hij gewerkt hiad, en gespaand,
en geld op geld gestapeld, enkel voor
haar,en nu was het all'és voor
niets geweest.
Den volgenden dag zag hij haar.
Ook haar gezicht vond hij wat har
der geworden.
Zij was nog zoo jong, toen hij
heenging, pleitte zij. Zij had nau
welijks geweten wat zij deed.
Zeker, zeker, zeide hij zacht.
De dweependie blik was reeds weg
uit hare oogen, en die kroezighedd van
hare lokjes maakte dien indruk, alsof
brandijzer en spelden er méér to'e bij
gedragen hadden, dan de onver-
valschte natuur.
Je bent ea- tocli niet ei-g ongeluk
kig om? vroeg zij.
O, neenHier. Dit heb ik voor
je meêgebracht. Neem liet a,ls bruids
geschenk en hij haalde de gdiden
slangen voor den dag en wierp ze haar
op dien schoot.
Och, hoe lief Ben je nu wier
kei ijk rijk, Tom? (Hij had haar over
zijne geldzaken' weinig geschreven).
O ja, rijk genoeg. MaarNu,
het is mijn éigen schuld. Ik had je
niet zoo lang moeten laten wachten.
Wees gelukkig
Hij drukte hare hand en ging heen.
Zoo dat is achter dén rug, zeide
hij. terwijl hij voor 't laatst de trap
ai ging. Eene cab kwam voorbij. Hij
hield ze aan.
Ik zal even in de Stores een
gi ooten koffer gaan koopen, dacht hij
en da.n er van door
In die Stores trof hij het meisje uit
Bombay. Haar gezicht was nog bleek;
liet wias alsof zij geweend had.
Torn ging naar haar toe.
Scheelt er iets aan? vroeg bij.
Allés, antwoordde zij kort.
Bij mij net zoo, zeide hijen. zij
.stonden elkaar even aaai te kijken.
Komaan, laten wij naai- een ru-sti;
plekj e rij dien en elkaar alles :er van
vertellen. Zullen we?
Goed, zeide zij eenvoudig.
Zij reden, dus naar het park tot aan
de Serpentine. Daar stapten zij uit,
leunden over de borstwering en- ke
ken in hét water.
Wel vroeg Tom.
Ik kreeg te Napels een brief,
waarmee hij 't afmaakte.
Dat vermoedde ik al. Ik zag het
aan uw gezicht.
En hoe met u?
Alles uit. Zij gaat trouwen met
haar ne'ef, Lord Lorim-er. Ik houd het
allés voor de schuld van hare moe
der. In hét kind zelf zit geen kwaad.
Hebt u haar gezien
Ja. Maar ik vond haar dezelfde
•niet meer.
En wat denkt u nu te doen
Mijn koffer pakken en weer ei
van' door. Maar niet terug naar Au
stralië, geloof ikEn u?
Ik weet het niet. Werk zoeken,
hier of daar. Ik heb een beetje geld
niet veel maar Werkein is het beste
oor mij. Eerét moet ik een onderko
men zien te vinden. Dat heb ik nu
nergens meer, sinds mijne zuster
weg is.
Er volgdie een lang zwijgen. Toen
keek Tom Deightom op.
Wij zijn weer in hetzelfde
schuitje, zei'de hij.
Ja.
Zij keek hém aan, en hij vond troost
in hare eerlijke, grijzeoogen. Een
wanhopig plan rees in hem op.
I-Ioor ééns, juffrouw Halliday,
zeidie hij hiet .is eigenlijk te gek. Wij
beiden, u en ik. zijn ov.er ons heetste
'uur wel heen. Maar ik geloof, dat ik!
if t? voor u voel, omdat ik u zoo recht
de or zee vind. Ta., ik geloof, dat ik in
elk geval gélukkiger zou zijn mét u.
dan zónder u. Misschien hiaat u mij
hiet bepaald en ik mag van mijzelf
v el zeggen, dat ik geen smeerlap ben.
Wij li ebben allebei op geluk gehoopt
en zijn bedrogen uitgekomen. Wat
dunkt u er van als wij 't allebei
oenis mét een surrogaat probeerden
wel zoneter er gras ov*er_ te laten
groeien Ik verbeeld mij, dat ik
van u wel iets weet en ik ben be
reid om u alles van mij-zèlf te vertel
len.
Hij bleef even steken, en- toen voer
hij haajstig voort
Ik za.l u niet beleedigcn door van
geld te spreken. Ik wil enkel maar
zeggen, dat u aan niets gebrek zult
hebben, als u mij neemt. Wilt u 't er
op wagen
Hij dacht, terwijl hij dit zeide, aan
een kroezig hoofd. Maar toen.' keek hij
in de oogen daar naast hem, en hij
vatte weêr moed. Er wélden tranen
in die oogen.
Margaret Halliday boog even haar
gelaat over hare armen, die op de
jorstwering van de brug rustten.
Toen hief zij haar hoofd op.
Ja, zeide zij, met een knikje.
Hij trok hare hand onder zijn arm,
eu samen wandelden zij weg in
eene nieuwe wereld, zoo meende Tom,
in welke, zoo geen groote verrukking
van hartstocht, tenminste waarheid
ei. zekerheid zpudén zijn.
En zóó geschiedde het, dat Tom
Derighton, d'e milMonrnjaiir,
aan eene vrouw kwam.
„Waar is de nian, dde gisteren
avond om elf uur de wacht voor mijn
deur had
„Present, generaal
„Je hebt hiet consigne veiibroken
door in dienst te sprekien."
„Maar, generaal, u hebt het woord
tot mij gerichtik héb u geant
woord."
„Ik had het recht (hét woord tot jou
te richten, maar jij had het niet om
mij te antwoorden Twee dagen po
litiekamer
Eens gaf de maarschalk een groot
bal, te Lyon; te middernacht werd
op bevel van den ga-stlheer, hiet
kes't onderbroken door de trompet
ten, die a-an de Vensters opstijgen
bliezendadelijk groetten de jonge
officieren hunne danseuses en ver
lieten in den grootst en haast de zaal.
De esoadrons stonden opgesteld
de stalknechts hielden de paardenbij
den teugeldé officieren sprongen in
den zadel, trokken de stad door,
waar de verbazing algemeen was, en
moesten vijf uur lang, midden in Ja
nuari, in het maanlicht rijden. Om
zijne officieren Voor de quadrilles en
polka's, die hij hun deed verliezen,
schadeloos te stellen, liet dè maar
schalk hen drie slooten oversparngen
en .twee rivieren doorwladen. Zóó
walste de cavalerie in dien feest
nadbt.
Eenige dagen na don Staatsgreep
vjan den 2en December rapporteerde'
men den maarschalk, dat een bar
bier van het Koode Kruis g-
hiad„Als ik dien schurk van een
Castellane moest scheren, zou ik hem
als een kip den hals afsnijden.
Den volgenden morgein sprong de
maarschalk Voor d'e. deur van dén
■barbier van zijn paard, trad zijn
winkel binnen-, en zeide op rusbigen
toon tot hem„Je moet m(e direct
scheren. Ik ben de maar-schalk van
Castellanevooruit, domkop, snij me
den hals af."
De Lyonsche barbier brilde als éen
espenblad en stamelde onverstaanba
re woorden.
„Snij me toch dien hals af", her
haalde Castellane telkens.
De ongelukkige barbier, geheel ont
daan. was genoodzaakt zijne plaats
en het scheermes aan zijn bediende af
te staan.
Dp Lyonsche straatjongens aanba
den den ouden krijgsman, wanneer
zij hem in galop zagen aankomen
in groot tenue -en bedekt m|et zijn
negen en dertig decoraties, verg
zij nooit te roepen „Leve Castella
ne Leve de maarschalk
Castellane antwoordde door met
den zweep te klappen, wat echter bij-
ha altijd vergezeld ging 'Van wat
eid.
Eens amuseerde de maarschalk zich
met naar een troep jongens te kijken,
die oorlogje speelden.
,Valt aan riep hij plotseling, ter
wijl hij den soldaten van acht en
negen jaar een banketbakkerswinkel
aanwees.
Ih een o'agwienk waren de ruiten
iverhrijizeMi, was de winkel venmees-
terd en de veldslag -begonnten. De in
val der West-Goten veroorzaakte niet
minder schrik hij Rome dan deze
plotselinge aanval bij den armien
banketbakker.
Nia een langen en heerlijken aan
val op de pralines en hét suikerwerk,
stapte de maarschalk den winkel bin
nen en betaalde de oorlogskosten,
tweehonderd francs
lederen keer als hij uitging, liep
de oorlogzuchtige en dankbar© troep
voortaan naar hem toe, al schreeu
wende „Aanvallen, maarschalk,
moeten wij aanvallen
„Later, kinderen", antwoordde Cas
tellane. ,De oorlog, zie je, is mooi,
maar duur."
geeft deze opening steeds
toch
itaamhalk deCastelIane
De maarschalk en graaf De Castel
lane. trad in 1804 als soldaat in.
diensthij woond|e de veldslagen. Van
Eckmüihl, 'Ratisbonne en Esslingen
bij. Op het slagveld van Wagram
reikte de keizer zelf hem het ©erekruis
it. Hij onderscheidde zich in Span
je, nam deel aan de veldslagen van
1812 on werd onder d!e béste officieren
gerekend.
Hieronder laten wij eienn'ge anecdo
tes over hem volgen, die het originee
ls karakter: van den ouden krijgsman
doen kennen.
De schildwachten hadden het con
signe niét te antwoorden, als zij, ter
ijl zij onder dienst waren, aange
sproken werdén. Eens op een avond
open-de De Castellane, die toen nog
generaal was, zijn venster, ,,'t Is niet
warm',' zei hij tegen den schildwacht
die voor zijne deur was geplaatst.
„Generaal, 't is zelfs koud."
„Wil je een rijksdaalder om je te
e-rwarmen
„De generaal is wiel goéd."
H-ier heb je 'm.'
Danlc ugeneraal.
Den volgen/den dag, in de kazerne
HET DAMSPEL.
Voor den inhoud van dieze
rubriek is verantwoordelijk
eien commisri-o uit de Dam
club „Haarlem", bestaand© u-i't
die hoeren -. P. KaJlbfl-eisch en
C. J. van Tilburg, dié dé re
d-actie op zich namen; C. F.
Viisso en R. C. Broekrmeijer,
belast -mét het analyse eren
enz. van partii-en-, en C. P.
Kraay, probleem-redacteur.
Om een goéd damispeler te worden,
is het noodig, dat men steeds eene
tegenpartij hebhe, die sterker is dan,
wij-zelf.
-Maar vooral ook maakt men 'snelle
vorderingen, door het na-spelen van
partijen, gespeeld inzonderheid door
hen, die hunne sporen op damgébied
reeds laijg verdiend hebben.
De enkele moeilijkheden, waarmede
eferstbeginnenden daarbij te kampen
hébben, zijn spoedig overwonnen, en
na eenige oefening verschaft hot. na
spelen veel genot.
Wij zijn in -dé gelegenheid -hierbij
aan te bieden eene dooi* twee mees
ters op het dambord gespeelde partij
waarvan -het na-spelen de moeite rij
kelijk loont.
ANALYSE VAN A. CORDOZO,
AMSTERDAM.
P-artij gespeeld in de finale van den
competitie-wedstrijd om het Vereeni-
ginigs-kampioenschap van Nederland,
gehouden te Haarlem.
Witde heer F. Boni-ma, van Rot
terdam.
Zwartde heer J. die Haas, van
Amsterdam.
Wit. Zwart
1. 33 - 28 16 - 21
Wit opent hier miet de Hollandse lie
opening, terwijl zwart de onregelma
tige opening spoelt, ten doel hebbende
slagposities tie formeeren.
2. 31-26
Zeer juist.
3. 37 - 31
4. 41 - 37
5. 46 - 41
6. 39 - 33
11 - 16
7 - 11
1 - 7
20 - 25
21 - 27
Een gevaarlijke afruil zoowel voor
wit (omdat hot aanleiding geeft tot
velerlei combinaties) als zwart (aan
gezien uiterst fijn en berekend ge
speeld moet worden, om deze vooruit
geschoven schijf niet in een benarden
toestand te doen geraken). Overigensgaans gedwongen spel moet hébben
spel
7. 31
22
18
27
8. 32
21
16
27
9. 44
39
19
24
10. 50
44
15 -
20
11. 37
31
12 -
18
12. 31
22
18
27
13. 34
29
10 -
15
14. 40
84
4 -
10
15. 44
40
17 -
22
Zwart valt
't centrum
om meer kracht aan z'n flank-aanval
tkunnen bijzetten.
16.
28
17
11
22
17.
49
44
7
U
18.
41
37
2
- 7
19.
47
41
14
- 19
20.
37
32
11
- 16
21.
32
21
16
27
00
41
37
6
- 11
23.
37
32
11
16
24.
32
21
16
27
25.
42
37
7
11
26.
37
32?
Dit ié niet de juiste zet. Nu is bot
niet meer.mogelijk hiet stuk op 27 weg
te krijgen. Beter ware geweest in-
plaaits van 37 - 32 nu te -spelen
48 - 42. Dan dreiigt wit mét 40 - 30.
33 - 29, 39 6 Dam te anemien en
dwingt dus zwart 11 - 16 to spelen on
dan kan Wit met succes 31 - 26 spe
ten. Speelt zwart na 48 - 42 ih pl-aats
van 11 - 16 d© schijf 24 - 30, dan is
er geen gevaar meer voor wit om
31 - 27 te -spelen, omdalt dan 't zwarte
stuk op 2-7 geïsoleerd is.
26. 11 - 16
27. 32 21 16 27
28. 48 - 42
Een 'slechte zet, nu heeft zwart
dam.
19 - 23
29 18 9 - 14
18 9 27 - 32
38 18 24 - 30
35 24 20 49
25 14
18
9
18
24
20
29
37!
31!
21!
16
£6
21
11
6
brillant daar de eerste zet v an. wit meestal'
slouted is tot d;e oplossing (en daaroj
v-erboiigen moiet zijn) on -voorte -i
stand en liet aantal der stukken.' n
t u u r 1 ij ik moet z-ien, atamelijk zooa
in een weakelijk gespeelde partij g
woonlijk voorkomt, -althans k a
voorkomen.
Aan N. de M.
Speelt wit 6-1, dan -i|s zwart n i e
verplicht 13-18 te spélen integendee
dat zou een kwadle zet zijn; beterwi;
re nog 12-17; zie vo-orts het antwoor
aa.n W. N. en -anderen.
En ook uwe belangstelling stelle
wij zeer op prijs, maar wil bedenke 1
dat het maken van eeu pro-bleet
dikwijls nog moeilijker is dan hu
oplo ssen.
Het dóór U ingezondenfe is, tot or
leedwezen', niet voor plaatsing gi
schikt. Die stand' is- niet natuurlijk
voor wit 4 schijven ear 1 dam, en vöo
zwart 10 schijv'en -en 3 dammen, kom
zelfs bij matige .spelers niet voor
dan zou wit nog winden
Trouwen-s, ook bij dear door U aai
gegeven stand zal wit verlieten, war
de 3dle ze,t van wilt is .niet 6 4 maa
6 11 (slaat niét 6 schijven^ maa
moet ér 7 slaan, én wél17, 28, 40, 3
19, 8 en 7), waaaaia, zwart 16 :7 speieli
wit 26 37 of 36 27, ien hét vervo
geus tegen de 4 schijven van aw-ar
zal moeten afleggen.
Ook bij een probleem bédenike mén
dat wit steeds met e>en Sterke tegen
partij te doen hééft, en dlu's verwa-ch
moet worden, dat zwart altijd d|,
beste zetten zal doen.
N.B. Voor bet inzenden van zélf
gemaakte! problemen ziin de zooge
naamde diagrammen (briefjes waa.r
op een dambord -is afgedrukt.) grati
verkrijgbaar aan hjet vérgadierlokaa
der Club.
3 - 9
12
12 - 17
9 - 13
17 26
14 - 19
13 - 18
Zeor miooi; nu kan wit geen dam
nomen-, daar deze oogenblikkelijk weer
ontnomen is -door 10 - 14 van zwart.
43. 40 - 34 4 - 13
44. 29 - 24 19 30
45. 34 25 13 2
Nu ka-n wli-t nog niet de dam to
men, want dan speelt zwart weer
10 - 14.
2 - 16
10 - 14
16 - 38
38 - 20
20 - 38
De eendgtste zet. Belet nog steeds
dam te nemen.
38 - 20
20 47
14 34
26 37
18 - 22
37 - 41
Wit, m/Let kunnende beletten, dat
zwart meerdere dairnmeh zal nemen,
geeft op.
Zeer fraali- was 't spel v-an zwairt Va-n
miomlenit af, dat wit naar dlam
trachtte te komén. De wijze, waarop
zwart dit verhinderde, was werkelijk
meesterlijk.
PROBLEEM No. 2
vah
R. C. ,B r o a km ey er.
39 - 34
45 - 40
34 - 30
40 - 35
44 - 39
39 - 34
ai - 29
25 - 20
36 - 31
6 - 1
1 - 40
m-.
"ji
fü
H
0
m
O
'-rt
m
Ji
s.
■u
fl'
JS
«c
H
m
m
s
'V
Wit
Stand
Witte schijven op 28, 32, 33, 34, 35,
38, 40, 43, 44, 45 en 48.
Zwarte schijven op 2, 6, 7, 8, 9, 13,
14, 17, 19, 23, 24 en 26.
Oplossingen en vervaardigde pro
blemen moeten gezonden worden aan
denihieer C. P. Kraay, Lange Marga-
rethastraat 80 rood, die speciaal be
last is m-et dé verzorging dezer ru
briek.
Denamen der goede oplossers wor
den later békend -gemaakt.
De naimiem der oplossers van pro
bleem No. 1 vermelden wij aanstaan
d-en Zaterdag.
SLAGZETTEN.
In enkele der volgende nummers
zullen wij hieromtrent i'etls medédee-
len.
CLUB-NIEUWS.
De Damclub „Haarlem" (opgericht
12 Maart 1904) stelt zich ten doel, het
damispéL te bevorderen, door eenmaal
per week dit spel te beoefenen; door
bet deelnemen -aan wedhtrijden-, zoo
wél te Haarlem -als élders, bet oplos
sen en ontwerpen van daan-problemen
en door hiet kennisnemen en bestu
deer en van de litteratuur, die omtrent
het d'am!spél in tijdschriften ver-
ichijnt.
Do Club telt tha-nis 31 leden.
Zij -h-oudt hare speelavonden -in de
mime bovenzaal van „Café Nenf',
Groote Houtstraat no. 178. Afzonder
lijke opgang -rechte, buiten dé gelag
zaal o-m. Elke damliefhebber is wel
kom
CORRESPONDENTIE.
Alle correspondentie uitgezon
derd voor dé -a-fdeeln-ng Problemen
gelieve men te zenden aan dén heer
Kalbfleisch-, Cooroher+straai 17.
Aan W. N. en landeren.
Spéélt wit 28-23, dan is zwart vrij
om te spelen wat het wilzeer zeker
i e t, 27-32beter ware 42-47, en- daar
door de partij voor wit misschien ver
loren.
Men lette er op, dat zwart doar-
Mffne Reisgezellin,
EEN NACHTELIJK TOONEEL.
(Vrij -naar 'hét Duiitsch).
Het was in ©en bitter kouden nacht
in Februari, een nacht, waarin dea
dakl-ooze zwerver gevaar 1'jep op den
grond neer te vallen om niet weer op
te staan.
-- De stoom geeft toch een groot u
voorrecht, bromde elan dikke, o-ulde
heer, die in dien hoélc vain de coupé-
zat. Wind en weder kunnen geen
m'vloed op hem uitoefenen,
paard wan vleesch en bloed is in staat
zulk eene koude, zooals wij vannacht
hebben te doorstaan 't ijzeren ros
echter rent steeds maar vooruit al
staat de thermometer op nul of op het
kookpunt.
Op dit oogeniblik trad de conduc
teur in den wagen.
Kaartjes heeren, als ik verzoeken
mag, ze1 hij.
Wat is 't toch verschrikkelijk
koud, conducteur, Zei ik, terwijl ik
met mijne stijfgewoxden vingers in
den -borstzak van mijne jas naalr 't
kaartje -zocht.
J a, -het is vreaselijk koud, mijn
heer, bevestigde dé conducteur.
Verleden jaar iin -dle-n nacht, op 2 Fe-
bruarï hadden- wij ook zoo'n ko-ude,'"
Tom Blakeislae, den hoofd conducteur
bevroren zijné bei-de voelen ien eene
vrouw, die mét ha-ar kind v-an Chica
go kwam en aan -het sitatioai Blinin ai-k
stapte, had sle-chifö -e'en lijk in horeh
armen. v
Was het ldnld doodgevroren?
D;e arme moodier dacht daar ech
ter in 't geheél niet aan, maar geloof
de dat het sliep.
Mijai kind is beelema'ai koud,
zei-de zij. wannéér we échter maan
éénmaal thuis zijn, dan zal hiet wel
weer waim worden. Het wals pre
stos zoo'n nacht als deze.
Hard-wiek, waar wij even 'stil gehou
den hadden, was eene vrij belangrij
ke plaats met éön mooi station, "hel
der lira-melende lanitaarnb en de gewo
ne- gapers op het perron, die da-ar
met d.e_ handen in-dén zak en dam
pende sigaren in den -mondl stonden.
Onize wagg-on was zoowat de laatste
van den langen trein -en er kwam
ma air één passagier bij ons binnen.
Deze p-aissagi-er w'as een slank, jong
meisje -in eene groote e"-<ize sjaal ge
buid en mét eern net réis-hoedje vara
grijs s-froo, mét flu woelen blo-amien op
gemaakt -op hiet hoofd-.
Zij scheien leénigsaihs /schuchter
wiezeni, als iemand die aan het reizen
gewoon iis, 'en- zette zich na eeni
ge oogenhl ilkken onzeker rondgekeken
te hebben, ih, de nabijheid van de deur
néér.
Pardon, dame, zeide iik, -zou het
-niet beter wezen- als u meer bij de
kachel plaats nam
De jonge: -dame stond wieer
scheen eeai oogenbliik besluiteloos te
zijn, maar volgde eindelijk mij-nien
raad.
Gaat deze trein tot- Raysw-ater?
vroeg zij toen met em'e stem, wier
lieflijke weHuiidjenidhedd mij hoogst
aangenaam trof.
J-awel. Kan ik u misschien op de
een of andere wijze' van dienst zijn?
Donk uheien-ten minste
niet vóór dat wij -in Bayfew-ater zijn.
Tot daar aan toe hébben -wij nog
drie uur noodig.
Houdt -d© trein onderweg nog
éénmaal op
Alleen in Exmouth
De j-onge dame -zuchtte met een
schijnbaar verlicht hart, -en zonk
haren hoek terug. Bij het schijnsel
van -dio 1-aonp kon lik nu hiet gezicht
-van mijne reisgezellin zien. Het was
dat van -e:en lieflijk kind, want zij
telde naar ih-et scheen hoogstens 16
aren, had groote blauwe oogen, goud
blond, -glad, van 't gezicht weggestre
ken haar en een ldeinen mond.
U verwacht zéker -in Rayswater
do-or vrientdén ontvaaagen te worden?
■best© land, vroeg ik na een poos.
Neen, mijnheer, ik wil daar eene
ko-sfedhooi bezoeken.
Dan zult u daar o;p een e-endgs-
zinis ongelegen uur aankomenéén
uur 's morgens.
O, dat maakt niets uit, ant
woordde dé jonge dame glim lachend.
11c ga dadelijk naar het schoolge
bouw.
De sneltrein rolde dén-derend ver
der met den gestadigen, on-o-phoud-e-
lijken polssl-ag van zijn üzeron harten
het snuivende ademhalen van zijne
reuzen longen.
Plotseling klonken de signaalflui-
ten en de trein- begon langzaam te
gaan.
In Exmouth kunnen wij nog niet