(taken, kunnen verlustigen. Er is niets in huis dan porridge en i)k héb bon ter. Ja, ze staat al op, gaf Smit vsr- genoegd ten antwoord. Over een uur tje kunnen we ontbijten. Laten we dien lussohentijd aanvullen met hef e tukje biltong op te peuzelen. Een helder oogenblik, vervolgde de andere. Hier is een mes, Leder «ie Ihelft. Bon appetit. Hetzelfde, zei Smit kauwend. Smit., viel Verbeek na eenige mi nuten zijn rustig kauwenden assistent onverhoeds op het lijf. je bent 3en dooie vent. Wat ben je complimenteus van morgen, gaf de ander ten antwoord. Werkt de verlaten toestand van Je maag soms op je hersens? Heb ik mijn best niet gedaan? Heb ik geen steen kolen geklopt, om ook jou ontbijt gaar te krijgen! Ben ik soms niet je assis tent in alle opzicihten. Daarvan spreek ik niet, zei Ver beek, maar je bent een knul. Ik zeg je voor het laatst, als je weer bet Ihart hebt aan je oude vrouw te schrij ven. hoe we hier leven, worden we •kwade vrienden. Daar heb je me, -Godbetert, aan je ma geschreven, dat je drie weken op den vloer geslapen (hebt omdat je geen geld had om een bed te koopen toen je uit Holland (kwam. Dat je in een hol van een ka mer woonde zonder meubels. Dat hier geen familieleven was, en nog meer jeremiades. En wat was het gevolg? Dat jou oude vrouw naar de mijn© Kep. Dat er te Utrecht in de Kerk straat no. 20 gTootc indaba was van twee vrouwmenschen, om de arme jongens terug te laten komen. Dacht •je dat dit leven mij' ook niet dikwijls tegenstond? Jia hdb ook menigmaal met de handen onder het hoofd geze ten, terwijl ik met moeite de tranen terughield die me in de oogen kwa men. Ik heb ook maanden en maan den gespaard om veertig pond bijeen te krijgen, en terug te gaan naar mij ne mama en zusters en het gezellig kamertje in Utrecht. Maar nooit heb ik klachten naar huis geschreven. Wat heb je er aan de menschen 2- r...rd te maken, zoodat ze zitten bui len zooals ma schreef en dat je zus jes vragen: Wat scheelt maatje, is or iets met Wam? (Neen man, dat is de manier niet. Als je verdriet hebt, houd dat -n je binnenste vertxugen en maak 'am- pen schoon met een vroolijk gezicht. Wie naar hier komt. weet tan te vo ren, dat hij door een zure appel heen moet bijten. Geen klachten naar de Dude lui. Dat is achterop, ztf-efeMr'.f door de wereld slaan zonder tra.iPi van mama. Later als je iets bent, ver telt dan eens wat je geleden hebt ui de eerste jaren na je vertrek. Dan lachen de menschen en zeggen: hij Is toah een flinke vent dat hij nooit g&- klaagd heeft. Het is niet noodig in je briaven over AfrLkaansche toestanden op le Snijden, zooals sommige lui doen, maar vermijd: alles wat je oude lui verdriet aandoet en toon je een man. Goede hemel, wat ben ik weer aan het doorslaan en wat zit jij te star oogen Smit? Kom-, ga de porridga ha fien, dan ontbijten we. Toen Smit met het ontbijt in een blauiw geëmailleerd panuietje terug kwam en met een handigen zwaai twee dikke dotten pap op het bord van zijn collega, kletste, zeide de laats.j: Je gaat er nu op uit om voeis n voor het lichaam te zoeken,1 maar een beetje voedsel voor den geest z u ook niet kwaad zijn, jongen'rif. Je moet een paar goede boeken iiio&ren- geai. maar pas op dat ze niet vet Wor den tusschen al die victualie. Wat moet het wezen? vroeg de ander. Kijk, hier is een lijstje waarop «en paar werken van Marie Corelli vermeld staan. Breng die vooral mee. Dat is iets over spiritisme hoor ik. Het moet interessant wezen. Wialidce is er maar een kiind bij. Ze schrijft behalve over geesten, met wie ze bij zonder familiaar schijnt te zijn, ook over absinthdrinkers met wie ze min der opheeft. Zij schijnen veel opgang te maken. De boeken bedoel ik. Het is toch treurig dat men hier zoo moei lijk Hollandsche literatuur krijgen kan, en wat men voor goeds krijgt is zoo ontzettend duur, dat het ontze financieele krachten te boven gaal Je •rilt van do bedragen die de boekhan delaars het leeslustig publiek afzet ten. Ja, merkte Smit met een vollen mond' op, als ik zoo'n boekenwurm was als jij, zou ik me toch die gren- zenlooze verkwisting niet zoo erg aan trekken. Maar je weet ik heb geen hoogere inspiratie's noodig zooals jij. Op het oogonblik heb ik de inspiratie dat het niet kwaad zou zijn mijn toi let te gaan maken in mijn boudoir. Ik trek me eenige minuten terug in (mijn apartementen en wensch je veel eucces met het restantje porridge, dat je met zulke verliefde billken aankijkt alsof je zeggen wilde: ik hoop dat Smit genoeg heeft. Adieu! Weldra kondigde het gedreun van een zware houten kist, die Smit bezig was van onder zijn bed te trekken aan dat de oorzaak van dat geraas aan zijn toilet bezig was en juist wide Verbeek een aanval op de porridge be ginnen, toen Smit op zijn kousen, met (half afgedroog gelaat en natte baren binnentrad en de zonderlinge vraag deed: Wim, leen me je laarzen? Wat? zeide deze, die turftrap pers nr. 10 aan jou bevallige onder danen? Ja, was het antwoord, ik weet dat je op groot en voet leeft, maar de zo len van mijn3 schoenen zijn zóó po reus, dat me niets anders overblijft dan jou sigarenkistjes aan te trek ken. Ze staan onder je bed, netjes ge poetst. Da laatste weldaad die de weg geloopen PiMnien ons bewezen heeft. Nou, neean ze dan maar, gaf zijn vriend ten antwoord. Maar breng zo ze onbeschadigd terug. Het zijn mijn iZondagsche. ik zou nu een beetje voortmaken als ik jou was, want de Kaapsdhe trein komt direct en als je hem mist, zijn we in den aap gelo geerd. iNadat Verbeek zijn vriend tot aan den trein uitgeleide gedaan had, een 'afstand die ongeveer vijftien pas be droeg, en hem ai de verschrikkingen had voorgehouden, die hem te wach ten stonden als hij zonder kaffer te rug kwam, ging hij naar binnen om den boel op ruimen. lAl de borden, kopjes, schoteltjes niet aanklevende pap wierp hij in een zinken bekken met water, dat onder de watertank stond1, oiru ze te laten weeken, zooals hij het noemde. Dan kun je de aanhangsels er gemakke lijk af krijgen weet je. Ais die er aan- drogen heb je er later een ontzetten- den last mee, vooral zonder kaffer. Het zal me benieuwen, mompelde hij bij zich (zelf, welk exemplaar Smit (meebrengt. Ik zie nog zijn verblufte gezicht toen hij den vorigen last gaf zijne schoenen te poetsen. Een Zam besi kaffer, die zoo van de kraai komt, schoenen poetsen! Hij dompelde de schoenen in oen emmer water en be gon ze toen met een mesje af te krab ben. Het stotm verbaasde gezicht van Saint., zijn woede en daarnaast de grijnzende kaffer met de druipende laars in de eert a en een keukenmes in de andere hand. Het was een schilderij. Iets voor de (PJiegende Blatter. Ik heb het naar huis geschreven en volgens mama had Dientje de beste aller keukenprincessen, gezegd: Het Ls toch wel erg met dien jon geheer zoo tusschen die zwartjes te moeten leven, en dat mevrouw hem maar terug moest laten komen. Dat zal nog wel een tijdje duren, Dientje, voor ik me weer aan je onovertroffen gebakken aardappeltjes kan vergas ten. ünfcuissdhen, je bent een goede ziel. Ik zal niet vergeten, hoe je me ge holpen hebt ais ik door het ijs zakte of bemodderd thuis kwam. Zonder dat mama het merkte wist je schoon on dergoed machtig te worden. 02en ihiaan kraaide er naar. Ook niet toen je zwager „de rijksveldwachter1' me •in djeu verboden kersenboom bi) Blauwkapel snapte en je 's avonds vrij af vroeg om je zieke zuster te be zoeken. Met Nieuwjaar zal ik je twee ■pond sturen. Dan kan ik het wel mis sen. II. Klokslag elf uur 's avonds infor meerde Willem bij het naaste hoofd station of de Kaapsche trein op tijd was, wat bevestigdend werd beant woord. •Het was een lange saaie diag ge weest, zooals alle dagen op het kleine tuissohenstatkra lang en saai waren, maar Willem was hieraan gewoon en bracht den dag grootendeels met lezen en schrijven door. Na de siationwerkzaamheden die (hoofdzakelijk bestonden in het present izijn bij het telegraaftoestel en het (driemaal daags laten kruisen van twee treinen, bleef er nog veel te veel tijd' over tot slapen, lezen ear dtien koken, zoo dat die verveling dikwijls hare intrede deed in deze kleine wo ning en de jongelui knorrig en geme lijk werden. Thans echter was het an ders en was Willam druk in de weer. Op dit ongewone uur, dat gewone menschen miat den naam van „het holle van den nacht" aanduiden, had (hij de handen vol werk met de eerste toebereidselen voor het nog later te volgen feest. Voordat twee helder brandende lich ten in de verte het naderen van den •trein aankondigden, brandden een groot vuur in het fornuis, wat bij de reeds heerschende warmte, de tempe ratuur in de keuken op die eener ma chinekamer deed gelijken. Ook tusschen de steen en acht er het kippenhok, bewees het flikkeren van vlammen, dat er groote plannen ge- (maakt worden. Binnenshuis schitterden de kamers met groot lichteffect, teweeg gebracht door vier zelf sdboongeanaakte petro leumlampen. Alles was tot ontvangst gereed. De trein was nog niet geheel tot stil stand gekomen, toen Verbeek "leeds twee donkere gestalten bemerkte, die zich naar de bagage haastten en waar fin hij Smit en een koffer meende te herkennen. Ben jij daar Smit? was zijn vTaag. Ja, oude jongen, gejond en wel, luidde het antwoord. Heb je kost? De geheele bagagewagen is vol. En is dat de kaffer? Ja. Uitsüekend, prachtig, bromde Verbeek vergenoegd. Hier boy, hier schim, help die kist sjouwen. Eerst sabenze (werken), straks kun je lala (slapen). Toen de kist midden in de kamer stond', kwam Smit met een bijl aan dragen. Alle hens aan 't dek, riep hij •en begon hot deksel los te breken. Het lijken de vleeschpotten van Egypte wel, Smatje, die je hebt mee- gebraoM, merkte zijn vriend op. Wat zal dat een geld kosten. We zullen nu eens een echte fuif houden, Wim, was het antwoord. De vuren branden goed en in die petro- leuankist onder je bed heb je sherry. Dat weet ik. Dus voor den dag 3r mee. Als het dan gebeuren moet, dan moet het maar gebeuren, zei Verbeek (heengaande. Toen hij terug kwam met een flesch sherry en twee glazen, was Smit reeds druk aan het ontpakken en leverde de •vloer een tooneel op van de zonder lingste verwarring. iStroohulzen, boeken, zaagsel, eieren, busjes levensmiddelen, tabak, fles- schen, aardappelen, nieuwe kousen, een hoed, brood, houtsplinters, kaar sen, alles kwam in bonte mengeling onder Smits vlugge vingeren uit de kist te voorschijn. Pas op, pas op, schreeuwde Smit, j'ie trapt me daar bijna mijn geheelen ©ierentoestand in elkaar. Onder dat zaagsel man, waar je met je sloffen ■instaat, zit het vol met eieren. Ik moet bekennen, Smit, zeide Verbeek, terugspringend, je hebt je goed gehouden. Je hebt mijne stout ste verwachtingen ver overtroffen. En kijk eens hier, lachte deze, een blik ossentong in de hoogte houden de: Ls dlit geen helder oogenblik? Dat is het, merkte Verbeek op. Jammer dat ze zoo zelden voorkomen, die heldere oogenblikken van jou. Nurks in den Hout, bromde Smit. Maar a propos, hoe kreeg je toch zoo gauw een boy, Smit? Daarvan sta 4k versteld.' Dat zal ik je uitleggen. Toen ik in dien Hollandschen winkel al die spulletjes had gekocht en contant be taald, was de baas van het zaakje natuurlijk zoo lekker als kip. Wat zeg ik, als twee kippen! Dat gaf mij moed te vragen of hij soms een boy wist die van standplaats wenschte te ver anderen, waarop ik bericht kreeg dat, er dien morgen een kaffer zijne dien- iten bij hem had gepresenteerd. De kwestie was nu, diien kaffer uit te vinden. Een premie van een halve kroon aan twee andere kaffers uitge loofd had echter het gewenschte ge volg en binnen een half uur was hij klaar om te vertrekken. Toen kreeg dk sen hoop last met zijn reispas en was bovendien bang, dat zijn baas me zou snappen op bof onderhuren van volk. Zooiets is bij de wei verboden i Alles liep echter goed af. De kaffsr (heeft een broek aan en vroeger bij Engelsche menschen in de keuken ge werkt. Hum, bromde Verbeek, dat laat st» staat me maar half aan. Dat be duidt zooveel als eten zonder zout. Morgen zullen we beginnen met herh af te richten. Heb je nog kennissen in Johannesburg ontmoet? Ja, ik kwam Brink tegen. Hat eerste wat hij zei was: Warempel wat heb jij daar voor Suezbooten aan je pooten! zeker van Verbeek! Die Brink is altijd even kernach tig, lachte Willam, ik drink op zijn gezondheid. Prosit! Maak jij nu dat heldere oogenblik van jou, anders ge noemd de ossentong, open, Smit, dan (zall ik eenige eieren bakken vóór w,e ze fijn gekra.pt hebben. De geur van gesmolten boter, die weldra alle vertrekken vervulde, streelde de reukzenuwen van Smit en bij verwachtte ieder oogenblik zijn vriend met een bord heerlijk© spie- gelcitjes te zien verschijnen, toen deze plotseling binnenstoof, in zijn hemds mouwen, met een dampende braad pan in de eene en een groot mes in de andere hand. In zijn vaart trapte hij op de kat, die erbarmelijk begon te miauwen en met den staart in de lucht naar de slaapkamer vluchtte. Alle duivels, schreeuwe Verbeek. Kijk nu eens hier! Drie eieren had tic in de pan, en de vierde diie ik open maak en er in laat vallen, is totaal bedorven. Het stinkt zeven uur in den wind en al die zwijnerij is over de drie andere heen. Je bent een uilskuiken, gaf zijn vriend ten antwoord. In plaats van nu die eieren één voor één, eerst n een glas en daarna in de pan te doen bederf je in je stommiteit vier eieren. Drie, verbeterde Verbeek, het an der© was al bedorven. Nu, drie dan, maar je bent een feestnummer hoor! Eerst trap je er eenige stuk en daarna bederf je er drie door zonder overleg aan het bak ken te gaan. Laat mij nu de zaak jes eens opknappen. Gooi di© rommel in de pan maar naar buiten en ga stil zitten achter dat glas Sherry. Verroer je niet of anders gebeuren or onge lukken en hebben we om drie uur nog geen kost. Ga je gang Smit, kook, braad stoof, bak naar hartelust! Ik zal me er niet mee bemoeien. Ik stel me ach ter dat glas sherry verdekt op en wacht met ongeduld op den uitslag van je kookkunst. Smit verdween in de keuken en hot duurde niet lang of successievelijk verschenen de gerechten op tafel. Plotseling richtte Verbeek hat woord tot zijn collega en zeide: Het gaat zoo niet langer Smit. Ik Iheb zoo'n idé© dat ik moet gaan trou were Dacht ik liet niet, dacht Ik het niet, dat er ongelukken zouden ge beuren, was het antwoord. Schei uit man of ik lach. Gaan trouwen! Een andermans kind den kost gaan geven! Engagementsringen! Minnebrieven! Vrouwmenschèn hierheen sleepen! Meubels koopen! Hoopen geld uitge ven! Geen baus meer in je huis! Eten wat ze j© voorzet! Waar blijf ik dan? Waar moet Smit, j© assistent, dan heen? Als jij vrouwmenschen in huis haalt, vraag ik overplaatsing. Duar- •meo uit. Wis heb j© op het oog? Nog niemand, zei Verbeek, maar je moet er een voor mij zoeken. Je kent nogal families met dochters in Pretoria. Ik zou je danken, was het ant woord. Ik zou later de schuld van al les krijgen. Als jij op mijn aanraden een of ander dametje dat ldeve ge zichtjes tegen je trekt, ©en vaste aan stelling geeft, bon ik de man die jou in de moeilijkheid heb gebracht. Dan schrijf ik naar Holland en vraag je zuster, besloot Verbeek. Ga je gang, dan schrijf ik ook naar Holland, zeg dat iik j© alles heb afgeraden, en wasch mijn handen in onschuld. Kijk nu eens hier, vervolgde Smit. Ais je verliefd wordt is het wat anders. Daar kun je niets tegen doen, Als het ongeluik je vervolgt en je in aanraking brengt met meisjes, dl© applicatie maken voor een anderen naam, zijn er twee gevallen mogelijk. Je wordt verliefd, of je wordt niet verliefd. In het eerste geval moet je trouwen en in het tweede retireer je met rotten link®, maar om zonder aanleiding-die aanraking te zoeken en da kwade kansen loopen verliefd te worden, zooals jij wilt doen, Ls te gok. Ik heb gezegd. Je woorden zijn waard overdacht te worden, bekende Verbeek, maar als je trouwt mislukken je spiegeleieren niet! Veel erger, was het antwoord. Dan misluk je zelf. Het is alsof je uit ondervinding spreekt, lachte Verheek. Dat niet direct, maar wol indi rect. Ia was 'twee en twintig in Hol land verleden jaar, en viel door de mand... Op een roeipartijtje in den mane schijn verloor ik mijn hoofd en hart. Een lief kindje. Achttien jaar, mooie oogen, lief snoetje, waterlelies, ma neschijn, stilte, alleen, al die zaken plotseling gecombineerd waren me te machtig. Ik zwichtte, beken-de alles, wend geaccepteerd en gezoend en daar stond ik. Den volgenden morgen zat ik in groote vertwijfeling aan mijn stekelig haar te trekken. H)oe dat ik door alles heengezeild ben, is mij een raadsel. Het is een bof. Een tweede luitenant, groote sabel, vergulde kmoopen, danspartijen, ik onverschillig, doode-pietaehtig, kreeg mijn woord terug. Gelukkig. Eerste tijd berrd ge voel van binnen. Toen naar Afrika eieren bakken en treurige brieven naar huis. Tsju, wat zijn die pickles scherp. Je krijgt er tranen van in de oogen! Dat schijnt zoo, zeide Verheek. Goeden nadhft. (Nederland). De wrakende godin. Naar het Engelseh. „Kom s. v. p. nog binnen een week. G. Seymour." Ik zond dit dringend teleg-ram aan mijn peet, Sir Hugh Beal en zijn doch ter Sheila, van uit mijn bungalow in Chautapori in Britsch-Indië. De Beals en ik stonden op het punt om naar Engeland scheep te gaan. Voor het eind van die reis was ik van plan om Sheila om haar hand te vra gen. Ik was dientengevolge verlan gend om haar eens haar toekomstig tehuis te laten zien, en erg bezorgd, dat zij dit deel van hun reisprogram zouden laten vallen. Mijn telegram had succes. Sir Hugh beloofde binnen ©en week te komen. Dienzelfden avond kwam de nieuwe' assistent, dien- ik verwachtte. Bob Danvers was een knappe jonge man met een paar vrijmoedige, blau we oogen en van een flinke, zes voet hooge gestalte. Ik hoop, dat je je> niet te veel van Indië hebt voorgesteld, waarschuwde ik hem. Je moet weten, dat het wel eens weken achtereen gebeurt, dat:e geen Europeaan ziet. O, dat zal wennen, antwoordde hij vroolijk. Ik ben niet zoo heel gauw teleurgesteld. Onze naaste buur is die Crosbie. met wien je van Bombay naar hier reisde. Ja, dat vertelde hij mij, ant woordde hij. Het leek me een heel aardige kerel. Een oogenblik aarzelde ik, of ik mijn metgezel voor genoemden Crosbic zou waarschuwen. Maar hij' sprak heel onverschillig over hem. Crosbie was er blijkbaar niet in geslaagd hem te „betooveren" door zijn onweerstaan baar innemende manieren. Ik besloot om di© kwestie rnaar te laten rusten. Op den bepaalden tijd kwamen de Beals aan. Ik had Sheila in geen j,-,ren gezien. Op het eerste gteeiiclu bemerkte ik, dat zij mooier was dan ooit. Sir Hugh was uitstekend gehu meurd en alles beloofde een goed feuccès. Ik zou gaarne eens overal een kijkje willen nernen, zei Sheila den volgenden morgen op de haar eigen lieve, eenigszins gebiedende manier. Ik moet u waarschuwen, dat ik een onvermoeid wandelaarster ben. Bedoelt u, dat u de factorij wilt gaan zien vroeg ik. Zeker, bevestigde zij, terwijl ha- i blauwe oogen schitterden. En ik wandelde met haar door de geheele bezitting. Den volgenden dag speelden Dan vers en zij tennis. Ik kon niet weg. Den derden dag vroeg Sheila, of er nog meer bijzonderheden waren te bewonderen. U moet nog naar onz© grootste bezienswaardigheid, zei ik. De Hin- (doe-Tempel. Breng me daar morgen heen, be val zij. Maar nogmaals dwongen zaken me om mij door Danvers te laten vervan gen. Met z'n drieën werd de expeditie 's middags ondernomen. Dien avond, toen wij op de veranda zaten, liep het gesprek over den Tempel en de vermaarde Hiindoe-godin daarbinnen. Een enorm, afzichtelijk monster beweerde Danvers. Maar, Gerald, zei Slieila tegen mij. Wat een juweelen diamanten paarlen safieren Het beeld schitter- di letterlijk van edelgesteenten! Het volk hier in den omtrek koestert er den diepsten eerbied voor, zei ilk. Men kan zich niet voorstellen, welk een fabelachtige somimen het er voor heeft uitgegeven. Wat mij verbaast, inerkto Shetila op, is de gewoonte, om het gebouw dag en nacht open te laten. Ik had gedacht, dat het een talrijke wacht zou hebben. Veronderstel, dat mijn heer Danvers het in zijn hoofd kreeg om de godin van een pattrien hals snoer te berooven, zou dan de aarde zich openen en hem verzwelgen Haar zilveren Ia oh weerklonk bij haar eigen dwaze veronderstelling. O, de inboorlingen, de Hindoes, zijn van te grooten eerbied voor het beeld vervuld, dan dat het eenig ge vaar zou kunnen loopen, zei ik, haar verstrooidheid niet bemerkende. Ja, maar menschen van een an dere kaste bracht zij in Qiet mid den. Ook van hen is niets te vreezen, zeide ik. Het geheele district is zich wel bewust van de vreeselijke straf De straf? riepen zij en Danvc-rs gelijktijdig. Nauwelijks waren de woorden over rnijn lippen gekomen, of mijn oppas ser kwam met de boodschap, dat een boer den sahib Seymour wilde spre ken. In den salon vond ik Herbert Cros bie. Zijn zonderling voorkomen viel mij direct op. Zijn oogen waren ge zwollen en met bloed beloop-en. Zijn hoofd hing op zijn borst en hij wankelde door het vertrek. Hij was zwaar beschonken. Ik deinsde vol walging terug. Ik heb een schuldbekentenis van dien jongen hond, Danvers, sprak hij met dubbelen toog. Ik weet niet wat hij wil met zijn -eeuwig uitstellen. Ik moet hem spreken. Mijnheer Crosbie, zei ik koel, ik heb op het oogenblik be>zoek van vrienden, en u kunt onmogelijk Dan vers spreken. Maar als u een bood schap achter laat, zal ik er voor zor gen, dot hij die ontvangt. Hij keek -een weinig bevreesd bij mijn besliste manier van optreden. De duivel hale hembarstte hij uit. Zeg hem dan, dat ik deze schuld betaald wil hebben. Morgen is beslist d laatste dag. IR zal het hem zeggen, zei ik, erg dankbaar, toen ik bemerkte, dat hij van plan was zonder veel rumoer f tegenstribbelen te vertrekken. Ik keerde naar de veranda terug, terwijl ik mij zelf ernstige verwijten deed. Ik had Danvers moeten waar schuwen. Hij had Dlijkbaar schipbreuic geleden op dezelfde klip, waarvoor ik had gevreesd. Ik voegde mij weer bij mijn gast, met de verklaring op de lippen „iemand voor zaken 1" Maar wat ik teen zag, deed mij de woorden terug houden. Aan het andere eind van de veran da, zat Sir Hugh met zijn gelaat naar mij toegekeerd; het vurig puntje van ziin sigaar doorboorde de duisternis. Dicht bij het eind, waar ik was binnengekomen, zaten Danvers en Sheila "in hare witte japon. Het was bun houding, die mij ontstelde. Hun gesprek was in een gefluister overge gaan en heel vertrouwelijk. Toen ik voorbijging, lieten twee handen, die in elkaar hadden gelegen elkaar haas- lig los. Op dat oogenblik wist ik, dat wat een gerekt verblijf in Indië, bals, harddraverijen, de genoegens van de vroolijk© militaire stations', niet had den kunnen doen, binnen een week, it' mijn afgelegen bungalow, was vt lbracht ii. Dien avond, nadat Sir Hugh en Sheila zich in hun kamers hadden te ruggetrokken, herinnerden mijn ver warde hersenen zich Crosbie's bezoek. Die dronken 'schurk van een Cros bie was hier vanavond, Danvers, zei ik, hij vroeg om jou te spreken. Ik wist niet, dat jij met hem bevriend was. Ik keek op. Het gelaat van mijn as sistent was zoo wit als een doek ge worden. Hij- wil, dat je een schuldbekente-I nis, die hij op jou heeft, morgen op zijn laatst betaalt. Vervolgde ik. In andere omstandigheden zou ik medelijden hebben gekregen met liet doocllsbleeke gelaat en de bevende lip pen van den jongen hij was bijna r«og een jongen. Dien avond gevoelde ik echter niets van dat. Hij deed geen enkele poging 0111 een woord tot zelfverdediging ,te zeg gen. Zooals men zich zal kunnen voor stellen, deed ik dien nacht gieen oog dicht. Tustschen twee en drie uur hoorde ik een sluipenden stap op het erf. Ik stond op, nam mijn geweer en keek rond. De maan scheen helder, maar ik bespeurde niets. Ik sloop naar Danvers' kamer om te weten te komen of hij soms dit geruisch had veroor zaakt. Het licht der maan viel in een breeden straal tusschen de gordijnen in het Vertrek. Bij dit licht kon ik zien, dat het bed niet beslapen was. Waar was Danvers? Ongerust sloop ik op de teenen de trap af en opende de voordeur. De bungalow stond op een kleine verhe venheid. Ik kon den witten, bochtigeu weg zien, welke zich als een gekron keld zilveren lint in het maanlicht uitstrekte. Ik wilde juist in huis terugkeeren, toen de gedachte aan Sheila's spotten- d: vraag mij te binnen schoot Veronderstel, bijvoorbeeld, dat mijnheer Danvers het in zijn hoofd kreeg om de godin van de paarten halssnoer te berooven, zou dan de aarde zich openen en hem verzwel gen? Terzelfder tijd kwam mij Danvers' bleek, ontsteld, gelaat voor den geest toen ik hem Crosbie's bezoek mede deelde en den wanhopigen blik inzi blauwe oogen. Op dat oogenblik kreeg ik plots ling een. ingeving. Ik stond, waar ik was, verlamd, at den grond genageld, terwijl een hu, vering van vrees mij door de lede ve er. Het volgende oogenblik vlo< ik naar de stallen De kwestie was, ik nog op tijd zou zijn. Een paard zadelen en er opspringe was het werk van enkele secondei Ik -drukte mijn knieën krampachti tegen de zijden van het dier en galoj peer de den weg op. Het hoefgetrappel werd herhaald malen door echo's weerkaatst, toe wij door het stille inboorlingendoï vlogen, dat daar in het maanlicht la te slapen. Het zweet parelde mij 0 het voorhoofd. I'k poogde het imet b; vende hand weg te vegen. Ilc zetU mijn hijgend paard tot het uiterst] aan, toen ik den steilen weg naar de: Hindoe-Tempel opklauterde. Toe sprong ik op den grond, en half loc pend, half strompelend, ging ik d steenen trappen op, die naar dei voorhof leidden. De maan scheen vlak op do deur Deze stond op een kier. Ik sirompeld naar binnen. Het gebouw was klein het inwendige eenvoudig, behalve d> groote merkwaardigheid, het enorm» beeld, half vrouw, half beest, me zwellenden romp, stompen van ar men, en snoeren van glinsterende schitterende juweelen om den hals Het stond naar de deur gekeerd. Toen ik, nog steeds strompelende, binnenkwam, trof een geluid mijn nor, een geluid zoo verschrikkelijk dat het 't bloed in mijn aderen deec stollen. Het verbrak plotseling de in lrukwekkende stilte, het was als het gernkel en gekners van tal v.o kete- nm maar steeds luider wordende, tot het zijn hoogtepunt ber:-:© en toe 1 plotseling awieeg. De atmosfeer scheen le trillen toen het geluid h«fr raik'c- Dit was veroorzaakt d <>r o-n mei scbc-lijk wegen de sehro »uw van se-) sterken man in zijn d -ds- angst. Met een heeschen uitroep: Groote God! viel ik in zwijm. Ik weet niet iioelaëg ik op den vloer van den tempel heb gelegen; tot de koude der vloertegels tot op mijn beendoren was doorgedrongen. (Mei het aanbreken van den dag kwam ik weer tof mezelf. Vol vrees en nieuws gierigheid tegel ijkertijld, naderds ik de godin en mijn blik vestigde zich met weerzin o-p een ijzingwekkend schouwspel. De jonge Danvers was letterlijk gespitst aan haar borst. Zijn onbezonnsn hand had had zich uitgestrekt om een halssnoer weg te nemen, en snel en wrekend waren van ach-ter de armlooze stompen •twee reusachtige stalen vorken te voorschijn geschoten en hadden hem in hunne doodelijke omhelzing gegre pen. Eén had zijn hart doorgestoken. Toen ik den ongelukkige nog zag, maakte zich een plotseling schrik van mij meester. Deze ontheiliging van j hunnen afgod, zou, indien zij ontdekt j werd, cis Hindoebe-volkang in waan zin doen uitbarsten. In bevende haast verliet ilc het gebouw, zocht en kocht een aantal koelies om, en 't geheim maakten wij alle sporen van het vrse- selijk nachtelijk voorval weg. Ik reed naar huis met het doode lichaam van j den jongen dwars voor mij op het za del. Uk zei den beid! end an diat hij een ongeluk had' gehad, en vertelde zoo- 1 iets ook aan de Beals. Een ongeluk wat voor een on geluk, riep Sar Hugh ontsteld uit. Ik antwoordde: 't Is beter om niet verder te vragen. Toen viel Shei la, die tot nog toe zwijgend hald: toe- I geluisterd, bewusteloos op den. grond. Den volgenden dag las ik de lijk rede boven het graf van den jongen Danver. Sheila, versuft en met droge oogen. legde haar krans van witte bloemen op de kist. (Zoodra ik een plaatsvervanger had gekregen op d'e factory voeren wij naar Engeland. Voor het rinde der I reis had' Sheila beloofd mijn -vrouw te (worden. Ik houd van jou meer dan van eenig ander. Gerald, antwoordde zij met aandoenlijke teederhead. Ja. als je wilt, zal ik met je trouwen. Toen, zachtjes. (Hij je weet wel de ar me meneer Dan/vers -zei dat j© voor hean gedurende zijn kort veriblijf in Indië als een andere broeder was ge- I vreest. ZAKEN DOEN. Een Parijsoh schilder, die op den goeden /weg is naam te maken had aan een kunsrtjkooper, wdens handel blijkbaar voorspoedig ging een schil derij ten verkoop toevertrouwd, en daarbij een behoorlijken minimum prijs vastgesteld zoo iets van frs. 1000. Na meerdere malen van den kunstkooper i© hebben vernomen, dat er zich geen kooper voordeed, had de schilder ten slotte toegestemd zijn werk voor iets minder dan dat mi nimum af te staan. Kort daarna later kwam de artist in aanraking met een bekend collectionneur, die hem ver telde, dat hij een schilderij van hem had, dat hij al eenigen tijd geleden van den handelaar had gekocht. En nu kwam het uit, dat de verzamelaar •aan dezen het dubtbeüe had betaald van den door den schilder gestelden minimum-prijs, ©n wel op een oogen blik, dat deze van dien braven koop man bericht had ontvangen dat zijn schilderij voor het minimum onver koopbaar was. IMen m-oet in Parijs zijn, de stad, waar oen cosmopolitischo handels geest de goed© trouw en de eerlijk heid van den koopmansstand besmet,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1907 | | pagina 2