BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN ®F 10 CENT PER WEEK DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. Rubriek voor Vrouwen FEUILLETON Be opgeheven Vinger Natuurhistorische Wandelingen Het eind van ostvaoger fïeldar. 25e Jaargang MAANDAG 29 JÜLI 1907 No. 738S DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND, ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT, iZomertoil ellen en da Vredes conferentie. Linnen cos tumes. Machinale {bor duursels. Afgepaste ro bes. Taffetas wandeltoi lettan. Mooie zoanertoiletten van zeldzaam fijne weefsels vervaardigd, sieren öp zonnige dagen - die dezen zomer helaas zeldzaam izijn de wande Lw.e- gen. Vooral in de residentie en op Scbeverringen merkt men dit ja,ar een ■ongekende tbiletiweeMe op. De vredes conferentie, die dil jiaar een buiten gewoon groot aantal vreemdelingen uit alle oorden der wier el d in Oen Haag doet samenkomen en waarvoor ■1de gemeenteraad van 's-G-ravenlhage (het noodig geoordeeld heeft een groot feest te orgianiiiseeren, dat alles geeft de vrouwen gelegenheid te over hars prachtige toiletten te laten bewonde ren. Trots het ongunstige weder, hebben (de groote anode-ateliers en de eerste Masse confectüsliuiizem dan ook geen (klagen, terwijl de meeste naaisters de handen vol'werk (hebben, want di ners, partijen en andere feestelijkhe den volgen elkander in de groote we reld en diplomatieke kringen op. Wie (dit jaar goedkoop onder dak wil ko men, moet daarom niet, in Sohevenin- gen zijn, tenzij men zich aan de luxe van een mondaine bffflplaats (wil ver gasten ''Gelukkigerwijze kan men ook voor weinig geld élégante toiletten beko men, 'waamiiade men zió'n zeer goed kan vertoonen; er is slechts een wei nig tact en goede smaak noodig om hierin naar behooren te slagen, want (hedendaagsche industrie maakt reu- aenvorderingen in het fabriceeren vian imitaties van al vrat mooi on kost baar is. Het linnen wandeltoilet kan in de eerste plaats aanspraak maken op éléfgance en nouveauté, terwijl de kos ten die er mede gemoeid zijn, zeer be perkt 'kunnen worden. Wianneer een linnen costuum met ■tlandJborduursel a l'anglaise versierd is, kost het sommen gelds; wianneer men zelf borduurt véél, zéér véél tijd. Doch daar zijin machinale borduur sels, die zóó prachtvol geïmiteerd Izijn, dat men ze al van zeer nabij moet beschouwen om hun juiste waar de te kunnen schatten. Men brengt de- ee linnen toiletten zoowel in wit als in licht blauw, rose, strookleur, mau ve, licht grijs en zwart; en kleur op kleur geborduurd. Voordeelig v,an aanschaffing en niet minder éléigant kleeden de tussor of slhiantung japonnen. Dit weefsel, dat ■vroeger slechts in écru gebracht werd vindt men thans eveneens in bovenge- noemde nuancen. Voegen we hier aan toe de afgepaste robes in pongé en batist, dan heeft men reeds een uitgebreide keuze. Wat 'het batist be treft, mioeten we opmerken diat dit niet meer als vroeger op gekleurd; transparants gedragen wordt, zoo dat wit batist zoowel als neteldoek en plu- metis uitsluitend o,p witte voeringen gewerkt worden. Het izfWarte taffetas verheugt zicb weer meer en meer in de gunst der mode en wordt zoowel voor costumes (als voor hoeden en paletots verwerkt. Élégant en niettemin eenvoud!; aijn de taffetas toiletten die uit een voet vrijen gepiooiden rok en bolero of kleine losse pale tot bestaan. Door het ar rangeer? n van taffetas rokken in stolle of pli&sé plooien iwoildJl de voering overbodig; men (draagt ze op een correct passende on derrok, die van ondieren met een zeer ruime volant gegarneerd dient te zijn om do plooirok den noodigen steun te geven. Voor slanke figuren ver dient het plissé-soleil. dat men machi naal laat bewerken, aanbeveling, ter wijl zwaardere figuren bij voorkeur een rokmodel met ten deele ingestiikte plooien moeten dragen. Verschillende confiectieihuizen bren gen dieze toiletten in een ruime keuze en tot zeer lage prijzen. Op de hoeden wordt eveneens veel zwart taffetas gegarneerd. Voor jonge domos is oen champagne (kleurige strooihoed mot een groote GEiLzasser strik van zwarte taffetas ge garneerd zeer nieuw. Men bezigt hier voor geen lint diocih taffetas van het sitiuk. In plaats van een Etlzasser strik worden deze hoeden ook gegarneerd met aan weerszijden een groote chou of roset, de beide rosetten door een ruime band van taffetas verbonden. De groote sluiers spelen dit jaar in de hoedmode een voorname rol. Men ■ziet hoeden waarvan de sluier .als het ware de voornaamst? garneering uit maakt. De modellen worden gaande weg nog groot er maar helaas niet nhooier- De groote klokmodellen met nedepgeboigen rand kunnen slechts door vrouwen met langen, slanken hals met succès gedragen worden. In bet tegenovergestelde geval raakt ideal hoedrand bijna de schouders, hetgeen vooral van ach ter ?n gezien een potsierlijk effect te weeg brengt. Voor kleine meisjes zijn d? witte (ge/borduurde wasehllioeden ,,up to date". Het is allerliefst deze hoeden met een pompadour zijdien lint om den (bol en strikken van hetzelfde Lint te versleren. In plaats van lint kan men (ook zijde van het stuk verwerken. MIAlBIE VAN AMSTEL. (Naar het Engelsch door ,,Rito".) HOOFDSTUK II. Daarop zwlegen bedden. Toien Ischoof de oude notaris zijn stoel achteruit en opstaande begon hij langzaam de groote kamier op en meer te loopen. Met gefronste wenkbrauwen hield hij zijne oogen steeds op het tapijt geves tigd. De blauwe oogen van den jongen man waren steeds met een zeker soort angstige levendigheid op hem geves U weet zeker niet wat dat geheim ia, mr. Bryantson? Neen, dat zeide ik u al. Ik ben nu het hoofd van de firma. Toen mijn compagnon op zijn sterfbed lag, heeft hij mij alleen verteld wat in zijn macht was. Dat er een geheim be staat. Dat het alleen verteld wordt aan den oudsten zoon. Dat,, wanneer er geen direct opvolger is, of wanneer hij buitenslands vertoeft, het geheim wordt medegedeeld in een brief, die IN EN OM HAARLEM. GLXXIV. Nog miaiar altijd geen zomer, d. w. iz. meer warmte, mooier weer; nog anaar altijd kan men gerust des avonds zijn demi aantrekken, om zoo doende een kouvatting te voorkomen. En diat in Juli, neen, 't is meer dan erg. Gélukkig daarom de menschen. die me enen daarvoor een oorzaak gevonden te hebben, n.l. invloied van (Mars of Uranus, of een andere pla neet; zou 't niet beter zijn te zoeken naar middelen om zulke invloeden te voorkomen? Middelen dus, om het weer vast te stellen. Middelen dus, om van al dat getob, gezeur verlost te wezen. Ik veres echter, dat er dan wel een vredesconferentie voor elke provincie imiocht zijn, die dan vooraf het weer vaststelde voior de loopeude maand. iMaar, scherts ter zljfde; laat men zich richten naar 't weer, dat is het beste en de natuuilhlstoricus beschikt over middelen, om dat volop te doen. Is het snikheet, dan gaat hij in de aan onze zorgen wordt toevertrouwd. Zoo'n blief hebben wij niet ontvan gen. Wij natuurlijk bedoel daar mee mijn compagnon en ik veron derstelden, dat u op de hoogte was ge bracht., toen u meerderjarig word. De jonge man keek snel, bijna ont steld op. Toen vielen zijn oogen op de papieren voor hem. Toen ik meerderjarig werd, her haalde hij. Is is dat de gieiwoonte Ik meen van wel, als er maar één zoon is. En als die zoon, zooals u, zoo herhaaldelijk /afwezig is, dan was er des te meer reden om het te doen. Ja, zei de jonge graaf ernstig. Het had beslist moeten gebeuren. Maar in dit speciale geval is het niet gebeurd. Denkt u, dat het een belang rijk geheim is Ik bedoel, dat het .weten er van mij vrijer, gelukki ger Benjamin Bryantson bleef plotse ling staan voor den grooten open haard. Hij keek peinzend naar de vlammende blokken en vandaar naar liet jonge, ernstige gelaat van den nieuwen opvolger. Dat kan ik u onmogelijk zeg gen, antwoordde hij. Ik weet alleen, dat het ontsluieren van het geheim gebiedend noodzakelijk was. Dat, voor zoover ik weet, het nooit over het hoofd gezien is dan op dit oogen- blik. I/ord Edensore stond ongeduldig van vroege morgenuren, of des avonds; regent he terg, geen nood, ook dan is er VO'OT hem .genoeg waar te neanen, ■en hij1 .wapent zich met regenjas, of schoon hij andiers ook niet bang is voor een buitje. Vooruit dus! 't Is in den namiddag, nlog een uurtje en we beginnen reeids te (bemerken, dat de lichtsterkte af neemt. Spoedig hebben we het Kolkje bereikt, met langzamen tred; betreden we de mulle duinhelling; daar zijn iwe op den top. Wat een heerlijk ver gezicht. Hoe dor ds hier alles. Geluk kig, dat de meeste- grassen wortel stokken hebben en dan gedurende den zomertijd heel wat droogte kunnen doorstaan. 'Daar stoot en we tegen den spoor baan. W*e slaan links af en de schut ne duinlhelh/ng brengt ons snel naar 'de laagte. We zijn verplicht dioor de palen heneden, de vaart wat te ver minderen en dat is goed ook, want anders zou het kunnen gebeuren, dat iwe ons aan 't eind niet konden hou den en een .minder gewen scht bad ■zou het gevolg wezen. Onder de via duct d'oor. Een eigenaardige geur vertelt ,ons, dat Lier heel wat tihijra moet groeien en tegen de duinhelling opziend, bemerken we van die plek ken met een donker roodachtig tintje, de topjes der kleine heestertjes, waar 'bloemen en schutbladen .die kleur ver tonnen. Daar dat geel is afkomstig fvan. het adhte walstroo; die rood- paarse vlinderbloempges zijn van het stalkruid, daar die bleeke ©tengels van een bremraapsoort, een woekerplant dus. 'Spoedig zijn we aan 't eind van 't kan/aal, waardoor het zand vervoerd Wordt en brenigt de wat stijgende we; o,ns weldra in de duinen. Dit wegge tje, nu eens omzoomd door denne- Iboschjes, dan weer door kale duinen, ■elders door riet, biedt ons een schoon duinlandschap aan. Vleien we ons hier eenige oogenlblikken neer, dan irien we spoedig hier en daar, als we ons stil houden, konijnen te voor schijn komen. De grootste drukte is voorbij en de aardige springers ko men voor den dag, om den ganschen nacht zooiwat etende door te. brengen; want ze hebben van die schrale loost hier heal wat noodig. (En als er dn de nabijheid van het hol niet wat struikgewassen of braam- bosdhjes voorkomen, dan brengen ze het grootste gedeelte van den dag sla pende door. Hé, zie dat aantal aan groeien, hoe eigenaardig hippen ze, -eerst voorzichtig, don brutaler op dat vlakke kommetje af, waar wat gras en minder m-alsohe kruiden worden gegeten. We houden ons stil en of schoon ze anders nogal sclhuiw zijn, laat. onze aanwezigheid ben thans koud. 't Is hier net een terrein voor dat goedje. Wat heuvelachtig, met vlakke gedeelten, waar ze van verre vijan den kunnen zien naderen, hoscihjes ,en hooger gras hier en daar om in iweg te kruipen en een grondje, dat hun veroorlooft om naar hartelust te graven. Ziet ge daar telkens dat zand te voorschijn konten, daar is er eentje (bezig een nieuw hol, een nieuwe gang te graven. Miet de voorpoot en wordt (het izand loagekrabd. (met de achterpooten naar achteren gewerkt ien ,zoo eindelijk buiten het hol ge bracht. zijn stoel op. Ik ben niet bijgeloovig, zei hij. Ilt geloof niet aan Plotseling scheen, zijn stem hem te begeven. Een blik van afschuw en on- uitsprekelijken schrik sprak uit zijn oogen. Hij bleef (staren op een schil derij aan den wand van de biblio theek. De oude notaris, verbaasd over dit plotseling stilzwijgen, keek le-eijst den jengen man aan en toen naar de schilderij, die hem zooveel schrik had aangejaagd. Deze stelde een soort van dor land schap voor. Op den voorgrond was een breede steenen inrijpoort en daarvoor stond de figuur van een ridder. De kunstenaar had aan het ge laat een bijna demonische uitdruk- tag gegeven. Doodelijke, duivelach tige haat sprak uit de ingezonken oogen. Dreigend keken zij iedereen aan van het stille linnen uit. Metéén opgeheven arm stond hij daarde vrijde mouw van zijn mantel wajs te ruggevallen en liet een magere arm zien, een bruine, vleefcchlooze hand, eni dat, wat den nieuwen lord Edensore aan het schrikken had ge bracht, een vinger. Een opgeheven wijsvinger. Mijn God hij bewoogIk zag het, fluisterde hij zenuwachtig. Toen wendde hij zich- tot den no taris. Wonder is het ni-et, dat de wind daar spoedig ,vat op krijgt en korrel tje voor korreltje doet verstuiven. Dat is voor de duinen en andere woeste grionden dan ook wel het grootst? kwaad, dat die dieren aanrichten. Ze worden echter n'og .heel wat schade lijker, als de mensch beproeft die gronden in cultuur te brengen door aan/planting van bosschen. (Dat jlonge goedje groeit in die dorre gronden al slecht en Langzaam en Ihet konijn lust graag wat jong frisch igroen niet alleen, maar als Let nijpt dn den winter ontschorst hij m enigen tak vooral van Ih-at één- en tweejarig hiakhout. Zdie, hier kunnen we nog duidelijk dé sporen van de tanden izien. Een eigenlijke boschbewoner is hij niet, maar voor j'onge bösschen is Let een zeer schadelijk dier. Hoe jam mer, dat zoo vaak nog bet jagershart in tweestrijd komt met dat van den Ihoutteeler. Heel vaak zegeviert dan nog het eerste. En waar eenmaal wat (konijnen zijn, hebben ze zich bij een iweinig bescherming spoedig tot een hoeveelheid ontwikkeld, die nog al groot is. Een paartje kan hij matige berekening per jaar ongeveer een 70 nakomelingen hebben, daar de neg niet volwassen jongen al spoedig me- delhelpen tot die vermeerdering, Heeft izijn neef, de haas, nog al wat t? lij den van vocht en vooral in den win ter van de koude, bij ons konijn is diat niet zoo. In het warme hol voelt het dier zich behaaglijk en lekker; Ook de jongen, ofschoon ze veel hulp- loeboevender zijn dan de jonge Lazen, izijn daar goed beschermd, terwijl in regenachtige tij/den heel wat jonge hazen omkomen. -En ook voor de imeeste vijanden zijn ze daarbinnen veilig, vooral voor die onder de vo gels. Wlaar veel konijnen zijin, ko men, behalve Lier in de duinen, ook ■al spoedig -vossen voor. Groote en kleine .wezels maken overal jacht op onzen langoor. 'Daar kuchte oen van ons, en luis terend richten ize zich op. Een be speurt onraad, ja, duidelijk, hij klopt imet de pooten tegen den grond en weg zijn ze. Worden ze achtervolgd,, dan kunnen ze veel beter dan de haas nog Jhaken .slaan", d. w. z. in zig- zagsgewijze richting ontvluchten om eindelijk in 't hol aan te komen. Behalve door de grootte: het konijn wordt meestal niet zwaarder dan 2- KG., onderscheidt hij zich nog dioor de meer blauwgrij-ze, wollige ondervacht van do haas. Kijk, daar ligt zoowaar nog een schedel ook en kunnen we dus op ons gemak alle waarnemingen voltooien E-en paar beitels boven, on een paar beneden; krom, tot onder de kiezen loopend somis, wat zijn ze nog scherp; iin de bovenkaak achter de voorst'? nog een tweede paar, veel kleiner; verder g-een hoektanden, ?n dwars geplooide kiezen, wat wijst op een ivoor- ,en aclhterwaartisclbe beweging Ider kaak. Vandaar dan ook die ei genaardig knabbelende bewoging der dieren bij het afbijten, zoowel als bij Let kauwen. Ook de gewiohtsknobbel van de bovenkaak laten geen andere beweging toe. De sterke ontwikkeling van het tus- sohankaaksbeen staat weer in ver band met die van de snijtanden, die voortdurend doorgroeien en afslijten (door se'hoeve plaatsing, of het weg vallen van den er tegenovergeplaat- »t?n tand ophoudt. iDan ontstaan de olifantstanden, en het dier sterft den hongerdood. Maar ikom, het wordt later, de zon Is reeds onder, vie storen nog een- imaal dia springers en gaan naar huis. J. STURING. VRAGENiBUS. Aan mevr. v. D. te H. Uwe be gonia's zullen te veel in de zon staan en dan veibranden de hoog in den grond liggende wortels gemakkelijk, ik raad u daarom aan de aard? tus- schen de planten met een dun laagje turf&tro'oisel te bestrooien. Dat is te vens een middel om het uitdrogen van d?ai .grond te voorkomen. Aan mej. L. te -H. De beste ftijtd voor plukken van grassen voor win te itbou quetten is reeds voorbij. Dat moet geschietden voor of in 't be gin der zaad vorming. En die is aJ lang aflgeloopen. Misschien komt hier en daar nog wat voor, maar als ze bij eenig drogen beginn en te ruien, is het maar beter ze dadelijk weg te werpen. lE/nkele zijn er nog wel, zoodat niet alle hooip vloer bij is. De volgende vveek zal ik er een artikeltje aan wij. (den. J. STURING. Heeft u iets gezien Neen, mylord. De jonge man streek met zijn hand over de oogen. Toen kwam hij weer bij de tafel staan, met zijn rug naar de schilderij gekeerd. Het moet verbeelding zijn ge weest, natuurlijk maar het wa9 afschuwelijkftreoies of de hand leefde en Het is een vreemde schilderij zei de oude notaris. Natuurlijk kent u de geschiedenis daarvan Nee....n ten minjste, ik heb er natuurlijk wel van gehoord. Maar ik ben haaT vergeten. Vergeten zei Mr. Bryantison vol verbazing. Niemand van het huis Edensore kan die schilderij en haar beteekenis werkelijk vergelen Mijn geheugen is nooit weer zoo goed geweest sinds die die koorts, waarvan ik u vertelde toen ik on der de Zoeloe's terecht was gieko men. De oude notaris knikte. Ja ja, natuurlijk. Dat is de reden. Ik was dat vergeten. U heeft todh zeker wel gehoord, dat die fi guur niet naar een levend model was geschilderd. Wat bedoelt u De kunstenaar wals een vriend van een uwer voorvaderen, en lo geerde hier met eenige andere uitge- lt ten jongelui. Men had een wedden- Wanneer ik er nu nog over denk, hoe ik een -jaar of twintig geleiden, ■em diefstal mlet moord heb helpen .organiseeren", zooals Raders lief noemde, 'heb ik er dan berouw over? Ik ,geloof hat niet. Heldar's moeder i© dood'. Betsy heeft Dick maar een half jaar overleefd. Ik kan die geschiedenis dus nu wel ver tellen. Dick iHeidar was een vriend eai col lega van Raders en mij. Vriend en collega is in diezen wel zooavat het zelfde, al zijn collega's waren zijn vrienden. Ten minste tot hij ontvan ger op Wleringen werd. Eigenlijk had ik geen recht om op hem neer te zien, zooals ik later deed. Ik heb 't ook gekend, dat verblijf op een afgelegen eiland, met niemand om mee om te gaan, en die lange avonden op je kamer, met 't eeuwige tikken van de hangklok en 't eeuwige gehuil van den wind. Op een eiland waait het altijd, isdhijnt het. E|eu droog en saai menscih kan leven in /een grijze atmosfeer, die alle kleur -oplsiorpt. 'Maar Leaniaind als Helldiar, die behoefte had aan beweging, aan int'ellectueele spanning, komt dan in ©en gevaarlijke periode. Er zijn maar heel weinig menschen, die genoeg in zich zelf vinden om geestelijk te le ven. Dat een ontwikkeld mensch zich niet behoeft te vervelen, is een even groote dwaling als de meeste andere •preekwoorden en „algemeene opi nies". Nu is er <een middel, om je eendgs- izins wakker te houden, dat is de drank. Wie daartoe zijn toevlucht neemt, is (binnen een paar maanden Verloren. Er is verbazend weinig tijd noiodiig'om een heel mensch enleven te bederven. Heldar was al .knapjes op weg, toen bij overgeplaatst werd naar vlak in onze buurt. Raders en ik zaten toen te Amsterdam, natuurlijk hadden we al geboord, wat er van Dick gewor den was. Iemands slechte eigen schappen zijn ongeveer tienmaal zoo isnel bekend als zijn goede. We brachten hem direct een bezoek, ien vonden, wat er 'nog van Dick was overgebleven. Ben jij dat? vroeg Raders. Ja en neen, zei Dick, terwijl hij een flesch dn de kast zette. Amice, zed Raders, we kennen elkaar te goed, om elkaar niet rond uit de waahheid te zeggen. Als we niet altijd goede vrienden geweest waren, zou 't me niet kunnen schelen dat jij verkiest, een beest van je zelf maken. Maar nu en hij naim be daard de flesch uit de kast en smeet ze het raam uit. Jo wou ons uitschelden ga Je gang. •Ik zie wel in dot je gelijk hebt, maar. Komaan, oude jongen, Dan geef je bij dezen J-an en mij je woord, dat je nooit meer drank gebruikt. Ik kan niet, kerel. Komaan, je bent vroeger altijd een flinke vent geweest, als je wil, kun je wel. iDick gaf waarachtig de belofte, en 't ging een paar weken goed. Toen kwam er een meisje. Op do grens busscben *t kwade en goede in een man staat nu eenmaal altijd een vrouw, 't Schijnt maar een enkel scherp woord geweest te rijn, wat ze tegen hem zeide Dick heeft 't ons nooit verteld. Natuurlijk, wat je 't diepste voelt, vertel je niet. Maar ik vermoed het. Een vrouw maig fijngevoeliger zijn dan een man 't is mogelijk. Maar scherper ns ize altijd. In ieder geval, toen we weer eens bij Dick kwamen, zat hij te borrelen of bij' den verloren tijd wilde inha len Jongelui, zei hij, ik begrijp best, dat je me een verschrikkelijk standje rwliit schoppen. Ik heb er gieem be zwaar tegen, maar ik verzeker je, diat 't je niets ztil helpen". Raders en ik putten al onze argu menten en onze getheele collectie scheldwoorden uit, maar we hadden toen en later niet 't minste succes. (Dick was binnen een week weer vrij wel een beest. Ik moet bekennen, dat ik hem boen liet schieten. Raders niet; (die had, ondanks zijn ruwheid; lidieeën over verantwoordelijkheid iroor je medemenschen en dergelijke. 't Was een paar maanden later, half twee 's nachts zoo wat, en ik' was juist klaar met werken, toen Ra iders mijn kamer binnentrad. Jan, je moet dadelijk mee naar Heklar. Kleed je maar aan. Dick heeft zich voor den kop ge schoten. Vermoedelijk een tekort m de kas. We hebben wat goed te ma ken. jongen. Ik schoot dadelijk mijn (jas aan, en we gingen op pad. We moeten overleggen wat we kunnen doen, rwe moeten zorgen, dat Dick's moeder nooit hoort, wat hij ge daan heeft, 't Zou haar dood zijn, ze hield afgodisch veel van hem. ■Betsy, iz'n Imeisje, vertelde hoe ze een schot gehoord had, hoe ze naar (beneden gesneld was, en Dick aan ta fel Vond izitten, in rijn gewone hou ding, maar met den revolver in de schap uitgeschreven om in den kortst mogelijken tijd een schilderij te ma ken. De détails weet ik er niet zoo heel goed van, maar ik meen, dat de "weddenschap te middernacht werd uit geschreven, en dat de bewuste kunste naar er op inging. Zij sloten hem op inden toren in de zoogenaamde werk kamer van den slotheer. Toen zij den volgenden middag kwamen om te kijken, hoe het werk gevorderd was, vonden zij die schilderij. De kunste naar zat er voor op een stoel met penseel en palet nog in de hand ge klemd. Hij was dood. De jonge graaf huiverde. Een spookachtige geschiedenis, zei hijj ten minste als 't waar is. Ik herinner mij, dat ei aan getwijfeld werd. O, neen het is waar daar is geen twijfel aan. U weet, dat dit huis ge bouwd is op de bouwvallen van een oud slot. De legende gaat, dat de geest van een gestorven ridder waarschijnlijk van den slotheer zelf wel voor dat portret poseerde. Het is trouwens bijna onmogelijk, dat een kunstenaar zoo'n allerhatelijkst en duivelachtig gelaat zou hebben ge- phantaseerd. Ja; maar de vinger de opge heven vinger. Wat beteekent dat. Ja zei de oude notaris. Dat is t nu juitet. Misschien heeft die ringer iets met het portret te maken. Dat kan ik niet zeggen. Ik weet alleen, dat ik het een afschuwelijke schilderij vind. Als ik hier meester was, da» zou ik het al lang hebben weg laten nemén. De jonge graaf keek met een blik van instemming op. Natuurlijk, waarom niet? Ik ben het cmet u eens, het is afschuwelijk. Ik zal uw raad opvolgen. Ik Begrijp mij goed, mylord I Ik geef u geen raad. Ik zei alleen wat ik zelf zou doen. Maar die schilderij mag niet woTden weggenomen. Zij werd daar opgehangen, om een belofte aan den overleden artiest te vervullen. Zij moet hier blijven. Waarom? Mylord, u weet merkwaardig weinig van de geschiedenis van het Huis Edensore, als u onbekend is, dat groote rampen uw familie zullen tref fen, wanneer zij wordt weggenomen, wat niet zal ophouden, totdat zij sr is teruggebracht. Ik zou u ra den er maar buiten te blijvem Ik zei u reeds, dat ik niet bij'ge- loovig ben. Dat is zoo, mylord, en dadelijk daarop was u herig ontsteld, omdat de vinger bewoog. Dat moet verbeelding geweest rijn. Of of misschien wel eem schaduw, die door het venster viel. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1907 | | pagina 1