Een gevaarlijke rit Kameraad. Dit gezicht, hoewel niu met 'n frauien knevel versierd', geheel deze figuur en houding kwamen mij1 zoo bekend voor. Wteelt je ook wie dat is'? vroeg ban een vriend. Wiel zeker. Dait is de hertog van Mtonitefiiasoo. Wie, zeig je? De. hertog van Mon- teftasco? (Mijn vriend lachte. Eigenlijk (heet hij anders. Maar zóó wordit iiij. overal genoemd. Een avonturier waarschijnlijk. Het juiste woo.rd. .Geen stuiver op de wereld en toch een eerste door lappen Hoe dan? Wel, van beroep is hij1 speler. En overigenis moet Mji onlanigiS' een paar duizend guldien gearmd hdhbeffi van een oom... WJat zal ik je er van zeg gen. .Zooial© je weet, zit 't er bij derge lijke snuiters altijfd aan. Hoe smaller zij 't hebben, des te breeder laten zij 't hangen. (Maar waarom noemt men hem den (hertog van Montefiiasco? Die onderscheiding heeft hij te danken aan zijin chic. Hij heeft ee i© grandiose maml er van zich voor te doen, hij' weet den g,rooien heer uit te hangen en neemt iedereen voor zich 5n. Bij elke première, bij' alle concer ten en wedrennen liaat hij zich zien. (Mier weet dat hij nieltis heeft en niets is, en dat hij elk o ogenblik met de noorderzon verdwijnen lean. Maar dat is geen. bezwtaar. Hij verkeert met voorname lui op vertrouw©! ijken voet. Ik zag hem gisteren nog met een ech ten igra'af arm, in arm langs de- straat slenteren. Kort en goed, (hij1 is op zijne manier een levenskunstenaar. En zoo is niet zonder reden de een of andere geestige kop op dien vernuftigen in val gekomen om hem te betitelen als ,,de hertog van Motnfteftiasao". En waartoe denk je, zal dat alles leiden? IMijn vriend haalde de schouders' Op en toen praatten wij oiver iets anders. SEIenige wieken geileden maakte ik een uitstapj'e op den KahJieniberg. Het •was op een Zondag, en de terrassen van het hotel wiaren dus vol gasten, ld,ie djoor het schoon© wieder naar bui ten waren gelokt. Wij' waren moe en dorstig, en dus al heel blij toen wij »a lang heen en weer loopen nog in een hoekje een paar ledige stoelen vonden. Nia/ast ons, vóór om/s en achter ons zaten allerlei vroolijke luddjieis. Dat zontg en dronk en babbelde en lachte en vergat voor eene korte wijle de zor gen en beslommeringen van het alle- daagsche Stadsleven. (Niet ver van ons af zat aan een ta feltje een kleine familie: mian, vrouw en kind. Zij vielen onls terstond op, (dóórdat zij, hoewel midden in de al gemeen© jioliigSieid, niet meededien mót het zingen en lachen rechts en links, tola ar zachtjes met elkander praatten, stil en genoeglijk, als verliefden, die elke minuut verloren achten, in wei- fee zij niet met blikken en woorden eilkaar to.ebeöxooren. (Het was een bleek jong vrouwtje, an een heel eeaiwoudig. donker Meed. Zij had een fijn gezichtje en wonder- hare fraaie gevormde, murmerblanike handen. Zij hield een kleinen j/ongen op den schoot, van een jlaar of drie, toet een blonden krullebol en aller liefste, mollige armpjes en handjes. Die man ziat met den rug naar ons toe1, Hij sprak met zachte stem tegen de vrouw, en in zijne trekken lag eene gremzenl'ooze teederlhedd. Hij tikte het jongske zacht op de poezele Wangen en gaf hem een kus op den rozigen toond. De jongen spartelde en schreeuwde: (Pinppa! Plappa! Toen stond de mian op. Bi sag zijn gezicht, zijne gansche 'figuur. Hij was groot en slank ,en blond. Op den ste- "vigen nok zat een mooie, fijn besneden fcop, met groote, blauwe, droomerige bogen. De' zorgzame vader, de teedere echtgenoot ik ben nooit in mijn leven meer verbaasd geweest! de zorgzame vader, de teedere echtgenoot •was... Maar wialt behoef ik het hier te zeggen? De schrandere lezer raadt het immers al!.,. •Het leek mij owvenklaanhaar, vol slagen onibegrijlpelijik! Wiat was er dan toch met den hertog van Montefiaeoo gebeurd? Wat had (hem zoo veranderd? Wie had hem 000 bekeend? Jk deed onderzoek. Uk vroeg ma bij' vrienden en bekenden. En toen ver dam is, dat de hertog va.n Monteftasco kont, vóór den hem dreigenden moree- len ondergang een zacht, vroom, een voudig meisje had leer en kennen. Hij meende over hlaar te hunnen zegevie ren zooals hij het reeds over ontel bare anderen had gediaan. Maar zij was sterker. Zij liet ziich door zijne imooie oogen en zijne vleitaal niet be driegen. Dit prikkelde zijneai trots en krenk te zijne ijdelheïd. Hij week niet meer van hare zijde. Hij maakte haar voort Öiurend het hof en deed alles om haar voor zijnen wil te doen buigen. En eaehitjes, zachtjes, schier zonder dat hij' zelf het merkte, ontspon zij zijne ziel met duizend sterke banden. Zij ketende zijne hartstochten en. beurde hem tot haar op. Zij goot h'are eigene reine gedachten in zijn vergiftigde hart. En hij deed zijne zonden van zich .af en werd braaf en eenvoudig en goed, als zij- Wie hem bekeerd had? Vraagt iemand dat nog? De bef de Ihiadi hem bekeerd. De goe de, echte, reine liefde, die almachtig en oneindig is, die sterker is dan de dood. (N. R. Gt) Ik ontmoette Edward Vane te Bryan- stcne, waar hij en ik in hetzelfde ho tel gelogeerd waren, om daar onzen zomer door te brengen. Hij stelde mij aan zijn vrouw voor en noodigde mij aan h'utm tafel. Ieder weet, dat de hoofdlijn vair de South Midland loopt door Bryanstone en dat een kleine houten brug daar- cver voert: ,Vane eni ik wandelden op zekeren morgen naar huis en toen wrij de brug wnldien overgaan, ontmoetten wij een ploeg wegwerkers. Op de een of an dere wijze raakte Vane in gesprek met. den baas, die een nette, helleefde mlaiu was. Ik ben ial twintig jaar op deze lijm werkzaam^ zei de hij. Zoo., merkte Vane op;, dan zult ge wel het een en ander beleefd heb ben. Dat is zeker, mijnheer. Maar het. aeldzaamjste geval is vijf jaar geleden gebeturd. Wat ils dat? Een wagentje, mijnheer, net zoo een als ge daar ziet. Wij zetten het op een avond naast die lijn neer, even als altijd, en den volgenden morgen werd het zesltiig mijlen verder op de lijn gevonden. Op de rails? Noen, er naast en uit elkaar ge nomen. En tot heden toe heeft nie mand kunnen verklaren, hoe het daar kwam. Vane glimlachte geheimzinnig, toen wij verder gingen. Ik maakte een paar aanmerkingen ovleir het vreemde geval, maar hij koos een ander onder werp van gespenek en ik dacht er niet meer aan tot 's avoridfe. Wij zaten na het diner op helt bal- con te roöken, toen -hij zeide Die man scheen1 erg verbaasd over dat wagentje, hè? Nu, liet was geheimzinnig ge noeg. Wilt ge de verklaring hebben Weet giji die dan? Wel, ik geloof dat ilfl de zaak kan duidelijk maken. En bij vertelde het Volgende Het is een lange geschiedenis, en ik moet acht. jaar of mjeer teruggaan voor het begin. Ik was toen ongeveer vier en twintig jaar. Mijn vader was gestorven toen ik nog een kind was, e-'i zijn geld, een vri] groote som, •kwam aan mij, zijn eenlig kind, toen ik één en twintig jaar oud was. Het spijt mij te moeten zeggen, dat ik te veel hield Van paardenrennen en van vroolijk gezelschap in het alge- rnteen, en ik maakte in drie jiaar tijd het grootste deel van mijn vermogen op. Benige maandlen la/ter had ik niets meer. j Toen mio'est ik de dingen goed1 on der de oogen zien. Ik had geen cent meer. Ik had het kleine vermogen van mijn moeder geleend, en dat was dien zelfden weg opgegaan alk het_ mijne. Met uitzondering van een klein pen sioen, wats haar niets overgebleven. Ik huurde een huisje voor haar in een dorp bij SlaJteford. Het was er eenzaam genoeg en zij was tevreden. Toen besloot ik de wereld in tJ gaarO en opnieuw te be'giinnien. Maar vóór'k g-'nig, moest ik eerst nog een zaak in orde brengen', en dat wals de lajstöilgsite van alle. Ik wias Verloofd en molest n&ar Fenchester gaan, waar Irene Kingham woonde en haar en haar vader de geheele waarheid vertellen. Haar vader was een gentleman, met eer. vrij groot vermogen en hij stond er op ,dat zijn dochter ©en goede par tij zou doen. Ik zal u de bijzonderheden van het onderhoud sparen. Het eerst zag. ik Kingham en vertelde meteen allefc. Het komlUmij voor, zeide hij op kcuden toon, toen ik geëindigd had, dat ge slechts te laken zijt om uwe zwakheid. Natuurlijk is uwle Verloving met mijne dochter uit. Daarover kwam ik u spreken. Het valt mij moeilijk Kaai* op te ge- v.en. Het was bitter, maai- ik moest be kennen, dait zijn woorden waarheid bevatten. Ten slotte vroeg iik hem, of ik wanneer ik terugkeerde met over tuigende bewijzen van mijn plannen, om betere dingen te doen, weer ami baar hand mocht vragen. Dat moogit ge, was zijn antwoord. De waarschijnlijkheid is niet groot; en ieder geval wink niet, dat Irene zich binidt. Ik bedankte hem en vroeg verlof, zijne dochter vaarwlei te zeggen. Toen ik hem beloofde haar door .gteen belof te te binden, 'stond 'hij dit toe. Het volgende half uur wa's het el lendigste van mijn geheele leven. Zij was nielt kwaad', maar erg bedroefd. Natuurlijk moest ilk haar zeggen, dat het nu uit was met oenze verloving en zij begreep het. Ten slotte vertelde ik haar, wat tuisschen haar vader en mij was voorgevallen, en zeilde Denk er aan, Irene, ilk vraag u niets. Alleen ga ik trachten dit allies te herstellen. En ik zal wachten, Edward, ziei- dze kalm. Zal dat u helpen Neen, neen, riep ik uit. Ge mioet u niet binden Wel, zeide zé, we zullen zien, wat er gebeurt, 1 alten wij zeggen, in drie jaren. Vóór dat ik vertrok, vroeg ik King ham verlof te mogen schrijven. Hij antwoordde dat ik dat aan hem mocht doen, en dat hij de brieven, als hij ze daartoie geschikt achtte, aan zijn doch ter zou voortezen. De eerste, dien ik tegen Icwam, toen ik het huis verlaten had, was een ze kere Douglas Chester, ©en jonge man uit FenchöSter, dilen ik vaaJk bij de Kingham's had gezd'en. Hij groette mij bijzonder vriendelijk en noodigde mij bij hem te konuen koffte drinken. Weldra vertelde 'k hem van mijn. on geluk en hij scheen erg aangedaan. Daarna deed hij ©en bescheiden vraag naar mijne verloving. De man was zoo deelhiemlend, dat ik hem al les vertelde. Ik hoop maar, dat ge' het klaar zult spelen, zeide hij. Intupschenlaat ge Kingham Weten wat ge <loe\t Ik zeide hem, dat zulks mijn plan was. En als hij u wil schrijven Ik heb hem het adres van mijn moeder gegeven. Zij zal alle brieven oppenden. Schrijf mij oOk, of ge u er weet door te slaan. Ik stel er veel be lang in. lik. beloofd© hem, dat te doen, en op zijn verzoek gaf ik hem het adres van mijne moeder. De drie volgende jaren moet ik overstaan. Het was een tijd van wer ken, strijden en ten slotte succes. Het eenfig©, waarover ik mij be- zopgd maakte, was over nateuws van Irene. Ui wist wal, dat ik geien recht had, iets van haar te hooren, maar ik hihd van tijd tot tijd aan Kingham geschreven, dofh kreeg geen ant woord!. Toch was ik eii altijd van over tuigd,, dat Ir.ane waChtitie. Er waren nog miaar een paar da- gem moodiig om de d'ri'e j'aren vol te maken. Ik'was in Parijis, op wegnaar huis. Daar had ik nog ©enige zaken t© dloem en ik schreef een kort brief je aan Ki/ngham„ waarin ik zeilde Ik kom terug, wijizer dan ik ooit geweesl ben. Aansta aaiden Woens dag hoop ik mijne miOedJer te bedoe ken, om den volgenden dag eien be zoek te brengen aian Fenchester. Het huis van mijn moeder was zes mijlen van Sla.taroaidi stattoji en het' was laat, toen ik daar aiankwlam. Na de eerste begroeting zeide. mijne moieder Eene weck gietieden is er een Ibriief voor u gekomen. Ik heb hem niet, zooals, de anderen opgewonden, omdat ge toch gauw terug zaudt ko- anen. Maar gij hebt- mij nooit ©en brief opgewonden O jawel. Niet ve.el. Ik zond ze, •zooads ge een heelien tijd geledien ge- zeigd hebt, aan M. Douglas Chester in Fcnchèster. Ik sprong op van mijnen stoól, een veirmoied.en kwlam bij mij op. Geef mij den brief riep ik. Het was Irene's hand. Ik scheurdle hem open Ik moet schrijven, zeidle, ze1. Boe- Iwel' we nooit meer i'ets vah u ge hoerd hebben, nooit hebt gij geant woord op brieven, toch Keb ik mijn gelofte gehouden en aiansitkiamidecn. Woensdag zijn de d'rte jaren om. Ik heib het ©r op gezet tot dian te wach ten. liet is beter u dat te zegigiep als g,e. ooit diewen brief in (handle 11 krijgt.. Den diag daarn'a ga ik trouwen met Douglas Chester. Op de een, of andere manier schijnt vader met'; speculeer en. Aiertoren te hebtben en hem' geld schuldig tie zijn, en dit is de eenige marnier om ©r uit te kómen.1 ïl/et huwelijk zal Donderdagmorgen om 8 uur plaats hebben. Hij wilde het zoo vroeg hebben, omdat hij met den, eersten toean naar hlet vasteland' wilde vertrekken. Het zal mij benieu wen of ge ooit d'ewen grief zult liezen. Ik heb mijd belofte gehloudiem. Plotseling doorzag ik alles. Die schurk (bad van beide kanten debri'e-' ven onderschept. Zijn bedoeling, met dat vroiegie huwelijk lag daarin, dat hij wist welken dag ik te Fendhester zou komen. Den volgenden morgenIk zag oip mijn horloge. Negen uur Wanneer •kon ik naar Fenchester Helaas, het spoorboekje zeide mij, idlat die eerste trein pias den volgenden morgen ging en om 10 uur 35 aankwam. Mijn moeder wist niet wat te doen. 1 Ma-air in de laatste djrte j ar ten was ik e'en man geworden), die vlUg wislti te handeden. Ik zou naar Slatefold station gaan en een bijzondea-en trein bestellen. In vijf mihuten was ik weg. In. zes minuten was ik over iets gevallen, dat langs de lijn big. In zeven rnilruu- ten was er een. onmogelijk denkbeedd bij mij opgekomen. In acht minuten ging ik tot de uitvoering er van over. Het gedeelte van de lijn, dat van het huis mij,nor moeder maar het sta tion voerde, helde sterk naar benen den. Ei herinnerde, mij, hoe de ma chinisten den stoom afsloten en ver der zich tot Slatafleld lieten voort glijden. Waarover ik was gevallen, was ©en wegwierkerswagentjie, idlat uit elkaar genomen naast de lijn lag. Mijn denk beeld was, dit op d.e rails te zetten en naar Slatefeld te rijktem. Het wa's niet gemakkelijk het ding zon'dler hulp in elkaar te zetten, maar toch gelukte ihet mij. De nacht, die slfaeödb dlotolker gewieleist wlais, werd nu nog duisterder en het begon te regenen. Ik verzeker u, dlaft het .een eigenaardige gewaarwording -was, toen hot w.agientj© met steeds grooter wordende snelheid di& helllmg afneetd. Alles gihg goed tot ik, toen, ik even omz'ag,, plotseling ©en hel licht ach ter mij zag. Het was liet Echt vatn. dien sneltrein. Ezel die ik was. Ik bad daaraan in mijn opwinding niet. gedacht. Dra zou die' trein bet .Wagentje in halen eu waarschijnlijk eiear ongeluk' krijgen. Welk© trein wias het? Ik had hem gevonden in bet spoor boekje. De sneltrein van Londen naar Fenchester, die' nergens stilhield. Mijn© vaart vermeerderde steeds, toch zag ik het licht telkens naidler komen. Als hij mij inhaalde, wanneer ik de grootste snelheid bereikt baidt' zou ik ©en schok voorkomen,. Eén ding wist ik. I-M Wagentje wias la ger dlan de buffers van de locomotief, ma'ar voor de wielen was een ijzeren plaat, dte het voort zou duiwen. Mijn snelheid werd steads grooter. Met alle kracht molest ik mij vast houden. Nog honderd meters bom. Het wagentje word vooruü'tgestootem. Bet volgende oogeanblik had da miacbiinei heit weer gegrepen en duwde nu. Steeds sneller, ging het. Al1 mijn' vrees whs verdwenen. Ik triom feerde. Ik kan die reis niet beschrijven. Vijftig mijten ging het zoo voort, dian weer sneller, dan weer minder sneb, Do,ar tunnels en lang© stations o>Ver de ratelende wissels aldoor voort. Ik we©t. ni et wat er gebeurd zou zijn ais wij niet voor Fenchester,, dat een eindstation is, gestopt hadden, 1 maah op een paar honderd meiers voorlhet eindpunt van onze reis moes ten wij stilhouden. Dadelijk wist ik ho© te bandieten. Toen die trei'n stopte, reed. bet wa gentje voort. Ik zette mijn voet op de rails 'oan te stoppen, wat mij Weldra gelukte. Toen, met een buitengewone krachtaiiivaparmii ng, naim ik het wia- 'gen'tj.e weer uit elkaar en legde die Situ'ktoefn naast de 'rails. Dit verklaart' het wonder van den rolwagen. Er is maar weinig meer te vertol len. Ik voind diein weg mar King- •Ihaim's buts en bixrtc aan de bel. Hij deed zelf open. 1-Iij ging juist naar bed. Gij bi'ep bij uit'. Hoe koimlti gij hi,er verzeild? Als door een wonder. Wilt ge mij binnen laten Ik heb u veefl t© vertellen. En in zijn studeerkamer vertelde ik hem niet. alleen veel, maar hij ook mij. Toen werd alles duidelijk Dou glas Chester Wais ©en schobbejiak ge weest van 't begin af, en langzamier- ilnand had hij den ouden man in zijin© betten verstrikt, blij. onidlersc'h'epte zijin brieven, zoodat gecm bericht omtrent mij hem kon bereiken. Welnu, zeidle ik, toen wij uitge sproken hadden. Goddank, dat ge bijtijds zijlt ge komen, Edwardhij kan mij iuïhee- ren, maar (hij zal nu nooit mijn dloc'ib teir trouwen. En ik zal ©ens zi;en, of ga ge- iimïneea'd zijb ihiennam ik. Wanneer zullen wij hem opzoeken Dadelijk. Wij gingen naar buts en Mopten heim op. Ik veirra.stte hem, zooatlsmiem wel begrijpen kan. Ik heb nooit e;en man1 gezien, die zoo verbluft stond, toen wij hem beschuldigden van zij ne laagheid. Tien laatste echter toon de bij,, wie hij was. Ik zal u wel krijgen, Kilnigham, siste hij tussch'en zijn tanden, door. Vergeet niet, zed'de ik, dat ik een schoon verhaal van u kan dloen in het publaëk. Gioeclen nadht. En nu, zeide Kingham, to©n wij maar liuis gingen;, is er een ankier onderhoud maar dat moet wach ten tot morgen. Mij dunkt, gij deedt beter, hean di© bijizonderhe.'dien vani dat andere onderhoud te ebgparen, zeide e:en lachande stem achter Vane. Irene, mijn beste, riep 'hij uit., zich ornk©erend, ik heb u niet. van bet bale oh bo'or eai konten. Ik vterteldle juist de geschiedenis van mijn nacli- te!ijken i»it. Die ons levensgeluk redde, Ed ward, riep zij uit en lagdle hare hand' in die zijne. Novelle door THM4 VAN HA\R(BiOU. Het was een verschrikkelijk© nacht. Toen dir. Magnus iSteyn, wakker ge- roep.en door een stelm, welk© bij 't ge- buil van. den winid Ihiaast niet geboord kon worden, uit zijn eenzaam land huis op dien wqg kwam, (sloeg hem de Teigen zoo ijskoud in 't .gezicht, dat hij nauwelijks die ooigen kon openen en isleicfli/tis midt .mloeirtle onKHenischeidde', 'Wie voor hiem stond. En ook toen' ge loofde hij> zijn oogen nog niet. Wat Lij' d'aar zag, geleek te' veiei op een nach telijk phianltlalslielbeeld:; bef paard mief de jia'geaildle flanken bij de steenien trap, dat zachitsniudvend den kop naar Irem 0/mJdlrlaaide, en die door regen eu iwind' gehavende gestalte op h.et paard. Juffrouw van Kaub om "is he mels wil Jn, jia, ik zelf! Er wias geen an dere bode, onderis Was ik stellig niet bij ui gekomen, dokter. Maar ik hlad' geen keus. en Kameraad" duldt geen andere bond. aan idien teugel dan dte' mijne. Ge moet achter mij op 't paard iz'itten: in beei dat eUendige nest wfas (geen tweede esemplaar te krijgen. Maar waar wacht ge nog op? Ge kunt toch, h.oop ik, zorden zadiel rijden? Mief gereed gehouden veirbiahidmiid- delen onder den artn wianf alleen een wtanhiopige kon bij dit weer dien dokter balen deed' hij,, wat. ze zei, wipte zonder inspanning achter haar op het paard', en mot een Map miet de tonlg zette ze het dier in draf. Zie zwegen b©iden. Hij bad ©en poos bet gevóel, daf hij droomde, maar die regen die hteim onbarmhartig dloor al zijn ltleeren tot op die huid drong, leerde hem al heel spoedig anders, 't Was een helsche rtt. Die, boomien Uiangs den weg kreunden mief bijna menscbelijik geluid, de telegraafdra den boven ben floten en. gierden in gillendle melodiën en onder ben steun de bet .afgejaagde paard, Laat Kameraad in stap, anders zakt hij. in elkaar! beval hij op bar den toon. Ze antwoordde eerst na een. poos;, zonder te gehoorzamen.. - Het paard of het kind! zei ze. Het is een nuftelooze wreedheid, lop deize manier komen we biet zot, 'Foikwang! vervolgde hij. Weer draalde ze met bef antwoord. Kameraad houdt bet uit, biiji heeft mie noig moolt teleurgesteld! zei z© toen en zich voo rovertuigend sprak ze in afgebroken voordien van teederlhedd 'den trillenden goudvos toe. IMagnus Steyn Memde de tanden op eEïiandier. De wind jio-eig hem enkiele losise Strengen van (he/ur haar in het gezicht, van dit wilde, sohitfetnend'e baar, wielks glans hij altijd voor oo gen had, hetzij hij in de benauwd©1 ziekenkamers met d©n dood om; een leven worstelde, hetizij; hij tibuls bij zijn sclhrijtffafel zat, t,e werken,, daf het hem ten slotte voor de oogen begon te draaien. Ik meende, dlaf ,go van uw goe den „Kameraad" bieldt, zei bij, tus- scben de tand>en door. (Ze niicihltte' tzlich izoó' pl,oftisedinig «op, dof baar wang bijna de zijne raakte. Mieendet ge dat, dokter! Werke lijk! Wiaarom zoudf gij mij anders vroeger ooik die prlachfige red'e over ■vrouwelijkheid en onvrouwelijike-lief- ltetoberijien hebben gdlnoudienGe zei- def, als, ik me niet vergis', dat bet •mijner meer waardig zou zijn, wan-' neer ik mijn liefde besteedde aan men se hen, die mij moedig hadden. Heden wil ik u daarop een antwoord geven! Nog nooit beeft ©en mensoh mij. noo- djig gehad nooit! Ec ben graat ge worden; ouderloos, als een voigel in 'bet bosch, dien m,en laaf leven, om dat hij er eenmaal i,s. Maar ik kon den menseden niet eens hiet lied van •een vogel gëvien. Maar mijn Kaame-; raad, mijn goede Kameraad, die heeft me anoodig.. Ja, jij! Wij beiden heb-; ben elkander lief, mijn- goed1, mijn dapper, mijn eemig dier! En toch offert ge- bet paard' op, •Maria Louisa! ilk wil miet, dat ge mij zoo noemtJ stoof ze op. Nlieits eens gij hebt me willen begrijpen, mijn gefleerde heer! Ja, zeker, ik offer het paard op, alls het zijn moet. Hebt ge wel eens •gezien, dat een kind', een Medn, tee-j dier schepseltje, zich in de kussens Ihien en weer werpt afls een worm, Waahop mien IhleeHjt geithlalpb,: ,eln .die moeder er naast ligt, hialf krankzin nig van smart en dan die doimlmie 'geziciiten van d© omstanders en die dwiaz© uaadigeviaigenwaran© badien heen en we©r werpt als een worm, 'en kiamill&tlhee en smeersel O! Ge loof niet, dlat ik uit medelijdien met moeder en kind gehandeld heb, zoo- als ik deed de afschuw heeft mie weggejaagd en de woiede! Daar hebt mijn bekeniteniis! En nu kunt ge uw strafipreldicatiie van lalatst geruist 'Vofllooien vandaag loop ik u niet] weg! Maar Magnus Steyn zei geen woord IZie keende wantrouwend het 'hioiofd niaar beau om. In weerwil van die duisternis zag hij', hoe bleek haar ge laat was en hoe haar oogen vlamden., Gelooft ge' mtsisiclhden, dat deze rit het begin van een groote veran dering zal zijn. Kamieimieik en fraim- boBeoifldmionadie-, waaruit uw zedige meisjes zijn samlengesteld', aan wfe ilk volgens uw voorbeeld moe'st neuten? Nooit. Word ilk dat nooit! En al zou dk ook no'oif weer mijn goeden Kame raad zadelen voor een dóllen rit ik blijf die ik ben! Weet mieni in Eolikiw'ang waar ge i2ijf?'vroiesg hij op ruwen. toon. Ik weef het niet, klonk het Ja- conisch. In elk geval zullen ze niet bezorgd zijn. Vooruit Kalmieraad, vooruit! Ge jiaaigf het paard dood! riep 'hij weer en beproefde haar de teugels tie ontwriargen, maar ba,ar kleine han den hielden ze vast als met reuzen krachten. Hef paard of het kind. sprak ze mokkend, terwijl z© hem afweerde. Ik heb maar twee dingen lief het kind van mijn zuster en helt paard. Ben van bedden' mioet ©r aan gelooven. vooruit! Hij zei geen woord meer, miaar hiji greep haar fladderend haar en druk te er ,©en hartstochtelijken kus op. Ze schrikte en verstomde. In het dudister ivan den niachit wend een Mcirtje zicht baar het doel van hun tocht. Ver voorovergebogen staarde ze maar dien dloukeren weg en weer boordte' Mag nus Site yin, hoe ze tot haar lieveling isprak, half luMle, in afgebroken zin-| neni, en eens boorde hij een korten snik. Nag tien minuten in een wankelen den draf en toen kwam het miasisle- Me, vilerkiainte' heieTenhudis te voor schijn. Het hek stond oipen. Een hiond sloeg aan' scherp Monk de hoefslag van bet- paard op de natte sternen. Met ©en vlugge beweging gleed heit meisje op den grand en baag zich om. naar" de riemen van bet dekkleed. Magnus Steyn stond besluiteloos naast baar. Maar ,ga toch naar boven! zei ze op vijianddigen toon zonder .hiem aian te izien. Mij hebt g© daarbij toch zeker miet noodig! Den weg kunt ge onimo- igielijk missen, bet geschreeuw van die vrouwen daarboven is voor n een be ter gids dan ik. Thans heeft mijn Ka meraad bet eerste recht op mijl iZe trak 'helt paard nnee en liet bem staan. Maignus Steyn ging bet buts binnen en klom d© flauw verlachte trap op. Ze hlad hem met de oogen kunnen volgen, wanneer ze dat ge wild had,, maar z© dacht stechtis aan (hief pbard. Terwijl ze voor ©enige mi nuten de zorg voor hief dier aian een knecht opdroeg, ging ze brood en icogffifiac hiaten. Toen zf© terugkwam, stiond Kameraad miet trïllemdie flan ken en groote schuim vlokken op bals en borst in den slecht verlichten stal. Mijn dapper, mijn lief dier. sta melde ze en boóld hem, op de vlakke (baud de iekkerbeefjeisi aan. Die goud vos nam ze en bewoog onderzoekend die neusvleugel®, maar op 't zelfde 00- gemMliik viel hij melt een kreunend ge luid meier. Hij wilde weer opstaan, (mialar kon het niet een viiel weer op zij. iMarta Louise wieipp ziicihi naaist hiet dier op dien .grond, sloeg de armen om izijn hals en begroef haar gezicht, in idle vodhitiigue' mianen. Meniigmiaial, wannleer (hiet paard1 zenuwachtige sdnoklken kreeg, ging er een rilling dloor baar jong libha.am. Lang. lang lag ze 120O'. De morgen brak aian;, Ze hioarde vioefsfappen op hiet voorplein, (die baia,r dcdien, opschrikken. (Ze spronig op, streek zich het ha,ar van het voorhoofd en ging naar de deur, alsof ze dien komende wilde be letten baar dlolor doioden. vri,end tie zien.. Het wals Magnus Steyn. Hij zag, (haar in het gelaat, eai wist alles. Heel zacht nam hij baar hand'. Gó hebt het kind gered! zei hij' te©d©r. Mart© Louise knikte even. 1 Uw zuster zoekt u. Ze zou u zool gaarne dJaaiiken. Ze heeft zich zeQrer in het adres Vergist, was het antwoord en ze lieg-l de de handen op den rug. Ze wilde Kamiera.ad danken. Ma,ar die is dlaold. Hij' heeft niet ap den dank wiEeu' woicMen. hét tirotislcihle, dier! O, bo.e-; houd ik daarom vian hem! Maar zelfs' dit dier heeft al mijn Eefde niets ge-I blaat, ik hieb 'biet niet kunnen hielpen,.) Ik heb heit moielten laten sterven, het) heeft mijn liefde niet moadig gehad... j Mlaar ik ken, iemand, die uw Ee-f-1 de noiadiig heeft om, te leven;, Maria 'Louiisie, viel hij, hlaar in die rede zon-1 ld,er ook mlaar een poging t© doen om lilaiar hland' tte viaiten. lemonldi, diiie j nnet zijn lieifd© ear zijn viertaingen ge worsteld heeft, eer hij recht begreep, wiat hem ontbrak aan 'n echt miensch- waardig beisfiaaai'. Maria Loutoe, ik heb mijizelven niet geike/nd, toen ik meende, dat ik om te- leven eten van di© zachte, tieedere jonkvrouwen noo- kJlg hold, wiaanop ge zoo boos zijt. Wiat ik no-oddig heb, is een vrouw, die met nne gaal, zij aan zij:, door regen en istoirm en duisternis, ©ven trouw als door zonneschijn. Laat- mij voor deze dwaling niet te hard boeten, Maria Louise. iZ'ij Eet bean balair handen vasthou den en gedoogde, dut hij, haar zacht naar Zich toe tiroik. Maar ze, zag hem (miet ongeioovdge oogen aan. Jij hieibt ml© noiodig, Magnus... lij' Hebt me noiodig? riep ze' en lacihte ©n weende tegelijk. Jij groote. ver- i&tamddige, geleerde man mij, boos aardig, dloim, wild katjie? Ja, ju, zoo als j'e bent, in al jie schieiriiDliiaid en beert ijklheiid, riep hij. Ach, Magnus, staimeldie ze, nnaar het volgend'© oiogeubliik aloeg ze rwefc een pIotseMnge uitbarsting van zalig heid de aamen om zijn hals. Ach, Magnus, geloof j.e, ik zal je even trouw zijn als... als... hia-ar lippen trilden. iHij kuste baar met eerbiedige tee- deilhiead. Mijn goede kameraad! zei, hij: EUcihlkens. MESJEiSJA AVéRKé GEÏNTER VIEWD. Sedert ©enige dalgen reedis wekit het buitengewoon gezantschap van den negus van Abessynië te Berlijn ieders verwondering. In hun kleurrijke ge waden doorkruisen de heeren de slfcad e 1 stellen 'zich op de hoogte van alles wat Euiropeesche beschaving en in dustrie in den loop der jaren beeft ge wrocht. 1 Een medewerker van een Bierlijmsch blad genoot dezer dagen het voor recht een 'onderhoud te mogen hebben (met de,n leider van het gezantschap, den „Dedjatemutsij", Mesjesja Wérké, die 'flnsm dloor middel Van zijn tolk, leer. jong AbesByniër, die te Weenen gestudeerd beeft, een en ander om went zijn indrukken meedeelde. „"VVij zijn naar Dudtsebland geko men", aldus vertelde de generaal, „om den, keizer de groeten Van onzen mo narch te brengen. Uit niaam vaar den keizer beeft. 'dr. Rosen het hof van den negus bezocht, terwijl zich nog nooit een Abessyni/seh gezantschap in Duitschland vertoonde. 1 De negus weet, dla't Duitsohfland een machtig rijk is en dat uw vorst,, ..de beschermheer van den vrede" genoemd wordt,. Ovóral waar conflicten dreig den, treedt hij als bemiddelaar op. Hij v> as het, die een einde hielp maken aan den Rujsts'iscb-Jaipanschiein oor log. In Marokko beeft hij geïnterve nieerd en als vriend vati den padisjab heeft hij Turkije dikwijls geheel be langloos ter zij-die gestaan. De negus rekent er op, dat de Duitsche keizer zijn invl'oed te Kon- staptaanoipel zal doen gelden, onr den Aibessyniërs hun aandeel aan de kerk van li et heilig graf te verzekeren, dat hun als aanhangers der oudste, groo te Christelijke godsdienstgemleen- schap toekomt. Verder wenischt de negujs zooveel mogelijk Duitsche-rs naar zijn land te trekken. Onize bodeim is vruchtbaar, het kli maat voor Europeanen geschikt. Ta bak, katoen, gummi, koffie en ook (keren worden verbouwd. De Veeprij zen schijnen voor Europeesche begrip pen zeer laag te zijn. Een goed paard kost 25 'Mark, een os 30 Mark, ©en schiaap 2 tot 4 Mark. Ook d:e loomen zijn Ier laag. Volor 15 Mark per ui a arid kan- een Europeaan op stevigs knechten rekenen. Toch moet men niet denken, dlat men met weinig ka pitaal bij ons spoedig rijk wordit. Onï als Landbouwer in Abessynië vooruit te komen, moet mten, na aftrek der reislcosteni, ministens ÏO.'OOO Mark nnee- brengen. De negus zou gaarne zien, dat ook igrootere kapitalisten bun geld ■"n Abessynië belegden, Engelsche en Franische ondeiraemers zijn in grooten 'getale aanwezig, doch ook voor de Duiitschers 'ligt nog een groot arbeids veld open. De aarde bergt in (haar schoot vele mineralen, zelfs goud." Sedert de troonsbestijging van den tegenwoordtilgen negus is 'het land zeer in beschaving vooruitgegaan, On danks onze veroveringen: streVen wij e. echter niet naar de Japanners van Afrika te worden. Wij 'willen in vrede leven, maar we zijn niet van plan, ook maar een duim. gromds aan vreem de mogendheden af te staan. Nadat de gezant nog een en ander omtrent de inrichting van zijin. rijk verteld had, schilderde li-ij de indruk ken, in Duiitschlanid opgedaan, als volgt Wij leven voortdurend in een droom Reeds de reals van Adten af op heit prachtige -schip, de ontvangst te Hom burg en dan de parade uwer Schitte rende soldaten, 't Mooiste van alles was echter de ontvangst Van den kei zer. We hebben uwe fabrieken gezien, waar dingen gemaakt worden, die ons vreemd zijn. We hebben gezien, ho© gij voor uw zieken zorgt. We heb ben in uw automobiel, (bliksemwagen gereden, en w© hebben in uw vliegen de ballons de lucht doorkliefd. We hebhen dien rijfledam uwier ajrteenalen en de pracht uwer bazars bewonderd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1907 | | pagina 2