BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
QROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
FEUILLETON
Over den Oceaan
Natuurhistorische
Wandelingen
25e Jaargang
MAANDAG 30 SEPTEMBER 1907
No. 7442
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f8.20 PER 3 MAANDEN
®F 10 CENT PER WEEK.
REDACTIE EN
ADMINISTRATIE
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND,
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen
Oud' worden en tevens jong
blijlven.
■Iedere vrouw moest uii-t natuurlij-
(ken, aangeboren eerzucht, trachten. in
den tijfd van. baar grijizen ouderdom,
even zoo aantrekikielijlk te Wijven ais
ze doit in haar* jeugd placht te zijn. De
uiterlijke verschijning, dl© kleeddmg is
-een hoofdzaak bij die yïtoiuiw in het al
gemeen hoeveel mieer behoorde ze dit
te zijn bij' een vrouw op leeftijd!
Helt is echter van groot gewicht,
diat ze zdich overeenkomstig haren ou
derdom kleedt. Het miaaM een pijnlij
ken indronk, eene vrouw te zien, die
door te jeugdige kleediing en hiet zicht
bare gebruik van schoonheidsmidde
len de wereld omltrenlt hiar-en oudér-
djoan triaichlt te misleiden.
(En bij dergelijke dames vindt mm
ooik groot endeels dat ze zich. niet
slechts weinig passend kleeden, miaiar
eveneens belacihiedijike mianier.en heb
ben. Zoo aangenaam, het- is, wanneer
een oudere dame er is liter in hoofdi
eaak de ongetrouwde vrouw bedoeld
zich in den kring van jongelui met
natuurlijlke vroolijkheid weet te. ge
ven, zoo afistootend werkt het, Wan
neer ze zich .als een bakvisch gedraagt
koket met de oogen speelt, giemiaiakt
en over alle® lacht en probeert zich
een schilderachtige houding te gevien,
waardoor ze zich verbeeldt een recht
jeugdigen indruk te miaiken. Met al
leen, dat ze absoluut niet staagt,"~ze
berooft zichzelf tevens van de waar
digheid die haar toekomt en handelt
mipstens evenzoo verkeerd als de an
dere, die elke poging om er goed uit
te zien versmaadt.
(Lieve, niet meer jonge dame! Als. ge
eens een oude vrouw in eere wilt wor
den, zoo mioet ge vooral vermijden,
uw haar, dat eenmaal dun en grijis
worden moet., achteloos in een klei
nen leeiijken wrong te draaien en het
laan .die meest ontsierende plaats op
'Uw hoofd vast te steken. Verwaarloos
.noch den snit van uwen japon, noch
dien zoo goed1 M eedenden kraag en die
knoopjes van uwe. handschoenen.
Wees niet tevreden oude verschoten
bloemen op uiwen hoed te dragen,
dienk er aan, noioi.t dl© vodlle scheef en
Slecht te binden en verkeer niet in
de dwaling dlat, nu ge niet heel jong
meer zijit, gei uw toilet kunt veron
achtzamen.
(Eerlijk gezegd wordt eene vrouw
nooit te oud v.oor to ile.t-aang©legen-
heden en de fijne onoanstootelijke be
staande aantaekikiingsknacht van liet
vrouwelijk geslacht met zilveren haar
tooi, zal in een smaakvol, al' is het
look nok zoo eenvoudig toilet, het beste
tot haar recht komen. Een vrouw,
die hare geestelijke belangen ver
waarloost, terwijl de lichamelijke be
langen -hare aandacht minder boeien,
die tengevolge van haren ouderdom
meent zich aan de geringste étiquette
te kunnen onttrekken, voor de gevoe
lens van andieren onverschillig wordt
en ten korte van eigen gemakzucht
egoïstisch wordt, een dergelijke vrouw
verspeelt liefde en vriendschap van
hare medemenschen.
Een goed' middel, vroolijkheid en
jeugdig voelen te bewaren, wanneer
Üe grijzen haren langzaimeihiand kio-
mien is die omgan gmet jonge meisjes,
De ouderdom behoeft geen hinder
paal te zijn, zufllke firisische j:onge
vrienden of vriendinnen te bezitten in
dien slecht® de oudere persoon zich
Naar het Duitsch van Arthur Zapp.
Óp een zeereis worden verschil in
karakter en maatschappelijke stand
snel uitgewas ebt, alle reizigers voe
len zich als- 't ware éen groote famik'e
en juist de groot econtrasten schijnen
zich dan tot elkaar aangetrokken te
voelen.
Nu is men midden in dé Noondlz.ee.
Overal Water. De golven gaan hoe
gier, het sichip schommelt heftiger.
Maar het weer is helder en mooi, de
wind matig en daardo or ziet men op
het dlek overal vroolijke, frissche ge
zichten, dlie zich verheugen over het
prachtige schouwspel, diat hier te ge
nieten valt Hoe wonderbaar afwis
selend is toch de altijd gelijke zee
met haar verschillende lichtschakee-
ringienNu ziet zij, er uit al® een
reusachtig, groot blinkend schild uit
Mank staal vervaardigd.
De kapel speelde nog een choraal
en ging toen heen.
De passagiers staan in kleine
groepjes verspreid. De vrouw van
niet op hun ouderdom laat voorstaan
of door aanmatigende behoeften het
jonge volkje sioms in den weg staat,
wiaardloor de omgang ondraaglijk, ja
ondoenlijk wordt. Er zijn vele andere
vrouwen, die een bestendigen, verwij
tenden, droeviigen of gekranMen toen
aannemen, zoo dra ze met de jeuigd Sa-
menkomten ien die in hare jaloersch-
hedd steed® en alleen er op bedacht
zijin, dat de jongeren haar toch vooral
het noodi'ge respect toonen.
>Ze klagen voortdurend over de zor
geloosheid en de zelfzucht van 't joli
gere geslacht en vergeten daarbij1,
zelf te geven wiat ze aan beminnelijke
(hoffelijkheid en toewijdende zorg van
hen verlangen. In ieder jong meisje
sluimert een schat van liefde en toe
wijding voor een oudere vriendin, ja
zelfs voor die vrouw met grijze haren
.als deze slechts groot genoeg is van
(hart om met de gebreken van de
jeugd rekening te houden en geduld
te hebben.
MARIE VAN AiMSTEL.
I'N EN OM HAARLEM.
Of het kwam van den oorlogstoe-
sftlaud, waarin ons land' verkeerde,
den aanval op onze kust, die moest
iworden afgeslagen, ik weet het niet,
maar zeker is het, dat een onweer
staanbaar verlangen me dreef eens 't
(Manpad op te zoeken. De wandeling
zelve valt nu juiist niet mee, vooral als
men heen de Leiidsohe Vaart en terug
den Wagenweg neemt. De eerste i® al
izeer eentonig, rechtuit., rechtaan, met
'Wiekuig afwisseling, de laatste zwem
mend in het stof, da.t zoo af en toe
om de tien minuten door de voorbij-
snorrende auto's wordt opgejaagd.
Viel er m/aiar wiat regen, dan zou de
zaak wel wiat opknappen.
Daar bevinden we ons op weg, de
nieuwe St. Biavq, ,.het roode dorp" lig
gen reed® achter ons en spoedig loopt
het gehoede gefzeisclhiap als een rij
ganzen langs den slootkant, ook al
overdekt met stof.-
35n de sloot iis 't narigheid. Alles gaat
reeds den win ter toestand tegemoet:
pijlsnelkruiid, zwanebloem en meer
van die waterplanten beginnen reeds
laf te slterven na de zorg voor 't nage
slacht volbracht te hebben, eensdeels
door ~t leveren van vruchten en zaad
anderdeels door het vastleggen van
ieen massa reservevoedsel in onder-
laardsche deelen.
Ook de planten langs den kant ster
ven en sterven af. De eenjiarige toch
verdwijnen geheel, alleen hebben ze er
voor gezorgd, dut een massa zaad
neerviel, om dan 't volgende jaar den
strijd om het bestaan opnieuw te be
ginnen. opnieuw te ontkiemen, te
groeien, te bloeien, zaad voort te bren
gen en te sterven.
De overblijvende, zoioials b.|v. die
girooie brandnetel hier en andere heb
ben in den grond weer van die over
blijvende deelen, wortelstokken, enz.,
waaruit ze het volgende voorjaar met
kracht kunnen opgroeien.
Kijk, die brandnetels eens vol rup
sen zitten. Die behaarde dieren zijn
zeker ontsnapt aan den scherpen blik
idler vogel® of wat ook kan zijtn, de vo
gels lustten ze niet. Nog hier en daar
enkele blaadjes verorberd, dan wordt
het ook tijd voor haar om te verpop
pen en na de wedergeboorte komt
den consul met haar dochter zijn in-
tusschen verschenen. Emanuel Mar
tini maakt"\le dames opmerkzaam op
loet mooie schouwspel en reciteert
een paar .melancholieke verzen, die
op diaf toon cel betrekking hebben.
Niet ver daarvan a.f staat Miss Hi|-
lyard in gezelschap van hlaar ge
trouwen cavalier, luitenant von Mag-
dewifz.
How wonderful, how delii'cions.
roept de Amerikaansche, geheel door
het prachtig schouwspel meege
sleept.
Niet waar, juffrouw, zegt de lui
tenant, die er alles behalve frisch'
uitziet en in stilte naar het ontbijt
verlangt. Kolossaal mooi die zee
Nu komt ook Miss Blechsmifh. in
gezelschap van den enorm grooten
heer Riasch naar boven. De Duttsch-
Amertkaahsche heeft zich op haar
Zond'agsch aangekleed. Een stijve,
ruisffhend'e zijden japon omgeeft ha
re ietwat magere gestalte. Om den
hals en bedde armen draagt zij fonke
lende sieraden. In haar ooren schit
teren overdreven groote diamanten
en bijna aan ieder,en vinger draagt zij
minstens twee ringen.
De schommelende bewegingen van
het schip ontlokken haar lulde kre
ten en zii houdt met krampachtiger
greep haar geleider vast.
daaruit ons tij'geT vlindertje met zijn
geel-wit, zacht donzige vlerkjes.
Zie, daar op dat weideland is het
echter nog zoo lekker groen; nu h,et
igras opnieuw is uitgeloopen, 's nachts
gedrenkt door den overvLoedigen
dauw, overdag verwarmd door 'i lie
ve najaarszooretj e, dat ons de maand
September zoo overheerlijk maakt.Hoe
(Moeit die m)alv,a daar nog; kaasjes
kruid zeiden we vroeger om de eigen
aardige platronde vruchtjes, diie in
zoo talrijke sectoren uiteen vallen.
'Ein die kieviten daar. zes, zeven...
nog Wel een tiental en dat zoo vlak bij
de stad. Zijn die nog niet weg? Wel
neen. ze zijn niet zoo kouwelijk als
andere trekvogels en blijven nog
graag wat, waar ze geboren werden,
vooral als 't zonnetje, ons najaars-
zounetje, blijft volhouden.
Miaar ook eindelijk vertrekken zij,
om reeds vroeg iin het voorjaar hier
iwaer op 't appel te zijn.
De Schouwtjesbrug voorbij vinden
we een tweede complex huizen groo-
ter dan het vorige en weinig zien we
danigs den weg, dat onze aandacht
trekt. Jla, toch;, bij' een van de laatste,
thans - en misschien al' langer onbe
woond, vinden we een wildle flora
voor en binnien 't hekje zooals dat bij
een wat vruchtbare grond zoo dik
wijls gebeuren kan. Waar het zaïad
.altijd zoo dikwijls vandaan komt?
'Och, dlat zit in het zand', of wordt op
(honderden wijzen meegevoerd en aan
gebracht.
(Zie een® wat groote melden, zaad en
nog eens zaadl Wat een zwaluw tong,
neen zegt een ander, 't is winde.
Maar bij nader toezien bemerkt die
laatste toch,, dat winde wel zulke bla
deren. wel zulke windende stengels
(heeft, maar dat dan verder de over-
•eenlkoimjst ophoudt. Die vruchten lij
ken Wat vorm en grootte betreft vol
komen ,op die van de boekweit.
Maar in plaat® van grijsachtig zijn
ze dofzwart. En zoo waar, hier langs
den weg het kleine kaasjeskruid en
vol vrucht. Of ook dat plantje soms
met de voetzool-en medegaal, wie weet
het? Langs den waterkant.is die iris
uitgebloeid, maar nergens zijn de
„varkentjes' te vinden, d. w. z. de
rijpe vruchten. Het riet begint de
bruine kleur reeds te verliezen, en. dat
wollige, donzige te krijgen, doordat
depluisjes uitgroeien'. Hier en dlaar
staat de smalbladige duikelaar, maar
nergehs vinden wij „sigaren"; de kal
moe© vertoont oOik in 't geheel niet
meer de .eigenaardige bdoedkolven.
Daar bij. den oiprtt van de eleotrische
(train vinden we nog wat moois, n.l.
de luzerne een soort klaver met mooie
bloempjes en niet minder mooie sllak-
kenihiui'Svormiig opgerolde peulen.
Een enkel bosje papavers geeft vol
op zaad zoodat het ons niet behoeft
te verwonderen, ais tal van roodie
(bloemen den volgenden zomer den
dijk versieren.
Langs den slootkant, waar de berm
ithians breeder wordt, begint een en
kele berenklauw nog weer in bloed te
komen.
Voorbij' den Zandvoortschen straat
weg met ai de opslagplaatsen van
mest, zand:, aarde, schelpen, srteenen,
enz. ©nz. vinden we tal van planten
volop in vrucht staan en gereed tot
verspreiding; bier is het de vlasbek
met zijtn 2 kleppag doosjes, daar de
zwarte nachtschade met trossen bes
sen, waaraan we de zaden bij tien
duizenden zouden kunnen tellen; el-
Mijnheer Rasch', zei ze, je moet
mij je arm geven, andters val ik en
breek mijn
Plotseling houdt zii al blozend ver
schrikt op en herinnert zich, dat het
woord „been," niét in de woordenlijst
van een Amerikaansche dame mag
voorkomen.
De grondeigenaar biedt dadelijk ga
lant zijn arm aan.
Maar, waarde juffrouwNa
tuurlijk, met het grootste genoegen,.
Vlak bij dit fwfeetal staat een ta
melijk ongelijk paar een heer van
ruim veertig jaar, klein en vrij cor
pulent,. Dat is de Oost-Pruisische fa
brikant, de heer Kalluweit.
De dame, die in zijn gezelschap is,
overtreft hem in grootte meer dian
een half hoofd, zij is nog jong. Haar
oogen schitteren vroolijk, en haar
knappe gelaatstrekken hebben steeds
een opgewekte uitdrukking. Zij komt
uit Weenen en redst haar echtgenoot
na, die in New-York een goed gesa
larieerde betrekking als kapelmeester
heeft gekregen.
De heer Kalluweit ls vol bewonde
ring voor de onmetelijke zee Zijn
gevoelens geven zich lucht lil een
Ach, hoe schoon
De jonge vrouw naast hem heeft
echter veel meer aandacht voor de
'kleine, menschel ijk» eomedie, die
ders weer melden, brandnetels en dis
tels, de beminnaars van humusrijke
plaatsen. Wiat verder vertelt die plan
tengroei oms, dat de bodem laag veen
is en de kleine waterkippetjes, die heel
lustig in die Lèidsche vaart rond
zwemmen vinden zeker in de boscbjes
aan den overkant schuilplaatsen en
voedsel genoeg.
(Daar zijn we bij: 't Manpad, waar
we ev.en van den weg afgaan om op
den tuin van een onzer kennissen al
lerlei bol- en knolgewassen in oogen-
séhouiw -te nemen. Een eigenaardig ge
zicht leveren de herfsttijioozen op:
een kale grond en daarboven uitko
mendie die zacht lila of wit gekleurde
bloemen en geen enkel groen hlad.
Langs den sitoffdgen Wagenweg rep
pen we ons voort om eindelijk nog
wat te toeven op Bosch en Vaart.
J. STURING.
VRlAGENBUS.
Aan den Heer v. K. te H.
Zooials ik reeds vermoedde is de
spoordijk, van den Jansweg af, zicht
baar, in hoofdzaak geheel bezet met
melden. U.zult aan die planten, die
tot de ganzevoetacihitigien behooren,
niet veel anders dan vruchten vinden.
A ia n A. v. L. te H. Ik begrijp
uwe vraag niet al tebest. Onder zui-
ger® Vjefcsltiaoit men gewoonlijk te
krachtige, geile scheuten en zitten die
nu aan uwe stamrozen, dan kan het
zijn, dat die op den stam zitten, of
uit den grond komen. In beide geval
len hadden die reeds lang verwijderd
moeten zijn.Jin den kroon daarentegen
zijn het juist goede krachtige takken,
die' bij goede behandeling heel wat
kunnen geven. Waarvoor verplanting
.zou dienen, begrijp ik niiet.
J. STURING.
Circus Tragedie.
Die circustent leek een groot, grau
wig, veeioogig monster met haar
booglichten, die her en der reeds te
gloeien hingen. Voor den tentingang
'kwetterden de opkoopers om de tent
holdien straatjongens hoen en weer of
gluurden met uitpuilende oogen door
de scheurtjes van 't tentdoek, 't Was
pa® zeven uur en eerst om acht uur;
aou de voorstelling weer beginnen.
Eeb rijzig, blond man schlo'of schuch
ter busschen de sjacherende opkoo
pers door en ging daarna de circus
tent binnen. De portier begrootte hem
met 'n ..goên avond" en tikte even
aan zijn gegalonneerde pot.
Zeg, John, is miss Ella er al?
vroeg de heer daarop aan dien por
tier.
Neem, meneer, nog niet, maar
kan ik u soms van dienst zijn
Graag, kerel, wil je dit briefje
aan mijn aanstaande geven
Zeker, meneer.
Kan ik er van op aan, dat jei
miss Ella den brief vóór den aan
vang van de voorstelling geeft
Jawel, meneer
De heer gaf den portier een fooitje
en verdween. Haastig bewoog hij zich'
door den couloir naar den uitgang,
't Was als wilde hij niét graag gezien
wordem Onderweg ontmoette hij nog
den directeur, die altijd een uur vóór
het begin van de voorstelling in het
circus present was.
De twee he er en negeerden elkaar
stroef. Toch bleef de directeur even
staan en keek dén andier nat Toen
deze in het dohker verdween, brom
de hij
zich vlak in haar nabijheid afspeelt.
Zij geeft den naast haar sfiaandlen
oen vriendsch appelijken stoot in dé
ribben en fhristert hem toe
Zie toch eens, mijnheer Kallu
weit, die twee schijnen het met el
kaar eens te zijn Een curieus paar,
vindt u niet? Hij lijkt op dien reus
Goliath en zij zoo mager. Hoort u
wel, zij tuitioyeeren elkaar al.
Om acht uur gaat do gong, die de
passagiers voor liet ontbijt na,ar de
eetzaal roept. De heer Muller is de
eerste, die aan tafel plaats neemt. In
grooten haast verorbert hij enorme
quantitedten van de warme ham met
eieren, die bij de koffie en thee voor
gezet worden.
Waarschijnlijk heeft hij zich voor
genomen de stoomboot-maatschappij
niets te schenken.
Ook ide overigen spreken de goed
toebereide spijzen flink aan, waarjtoe
de door de zon verbrande kapitein het
voorbeeld geeft. Slechts éen ontbreekt
aan het oyerigen® voltallige gezel
schap.
Consul Habermann, dié de afwezig
heid van den scheepsdokter Kohier
opmerkt, wendlt zich met een vraag
daarnaar tot den kapitein, die vlak
naast de vtouw van den consul zat.
Is er misschien iemand1 ziek'aan
boord, kapitein
Wat moet die weer hiser?
In het portiershokje vond de direc
teur een hoop brieven, die voor helm
gekomen waren meest aanvragen
om vrijbi-ljetten. Hij las de brieven
ving door en begon toen met blauw
potlood aanteekeningen te maken fin
de avondbladen.
Zoo verliep ohgeveeir een half uur.
In de lange, nog bijkans duistere
gang klonk 't luid dichtslaan van
deuren', het gjeluid van voetstappen
er 't gefrou-frou van zijden rokken.
De portier gtond op en nam den
brief, dien hij in een der loketten had'
gelegd1.
Voor wie is die vroeg de direc
teur.
Voor miss Ella, antwoordde John
aarzelend.
John, ik heb je immers gezegd,
dat de brieven voor d"e artisten hun
niet vóór hun optreden gegeven mo
gen worden. Dat maakt hen maar ze
nuwachtig of onrustig bij het werk.
Jawel, meneecr! De heer, die de
zen brief bracht, heeft echter ver
zocht hem miss Ella vóór 't begin
der voorstelling te geven.
Zoo, zoo, heeft dat zoo'n haast 1
't. Schijnt meneer.
Nu je houdt den brief maar
kalmpjes hier.
Dat soort briefje® zijn enkel goed
om de geadresseerden van hun werk
af te Leiden. Hij is zeker van dien
heer, die zoo pas wegging 1
John, je laat den brief maar hiér
tot na de voorstelling
Jawel, meneer.
Als miss Ella er naar vraagt, zeg
je maar, dat er niets is gekomen-, be
grepen
Ja, meneer.
Kort daarna verscheen in de deuT
van het portiershokje een hoofd vol
goudblonde lokken en blauwe, glinste
rende oogen.
Is er geen brief voor mij geko
men, John
Neem
Heelemaal niets
Ik zei immers neen-
Miss EM a zuchtte en spoedde ziéh
daarop naar haar kleedkamer, al
waar zij de gaslampen aanstak.
'n Poosje daarna werd op die deur
van haar kleedkamer geklopt, 't
was haar kamenier.
Heeft u mij noodig?
Neen;, nu nog niet. Kom over
een kwartiertje maar terug. Nu wil
ik liever alleen zijn.
De kamenier verdween, en Ella ging
languit liggen op de sofa, die zoo te
genover den spiegel stond, dat dé
paardrijdster zich in 't gpigelgdas kon
bewonderen.
Op 't oogenblik volelldie zij daar ech
ter in 't geheel geen lust toe.
Droomeriig staarde zij naar een der
wamden, die met verscheidene foto's
was behangen.
Jazij wilde hem vergeven. Toen
zij hedien door de stad reed, had haar
bli kim ,'t voorbijgaan den zijnen ont
moet. Zij had hem echter niiet aan
moedigend toegewenkt. Dat was on
billijk.
Miss Ella voelde er nu berouw over
dat zij zoo harteloos was geweest.
Zoo groot was toch zijn misdaad
niiet. Ja! zij wilde hem vergeven, en
daarmede zou alles vergeten zijn en
weer goed en mooi wordep als in
vroeger dagen.
El'la voelde zich d'o-or dJit besluit
zoo opgelucht, dat zij dadelijk van de
sofa wipte en om haar kameni w
belde.
Welk costuum zal ik Vandaag
nemen zei ze overmoedig en liet
haar blik gaan over een rij kteediug-
siukken, die aam kapstokken tegen
den muur der kleedkamer hingen.
U moest het blauwe maar ne
men, juffrouw.
De zeeman, die in het bewustzijn
van zijn verantwoordelijkheid voo7
zooveel honderden menscheriHeven©
iets waardigs, afgemetens em voor
zichtigs heeft, spijt het daarop geen
voldoend antwoord te kunnen geven.
Daar komt de late gast zelf. Er ligt
iets haastigs in ziin wezen. Uit zijn
trekken spreekt zekere vroolijke op
gewondenheid en een dluii lelijk zicht
bare voldoening. Dadelijk gaat ihïi
achter den stoel van den kapitein
staan, die vragend naar hem opkijkt
en fluistert hem eenige woorden in
het oor.
De kapitein kijkt verbaasd op.
Dnairop worden zijn ernstige trek
ken door een glimlach veriielderd
Hij doet. een wedervraag, dé arts
antwoordt en gaat op zijn plaats aan
tafel zitten.
Consul Habejraiamm wendt rich tot
den kapitein
Zou het niét onbescheiden zijn
te vraigen
De kapitem laat. dén vragende niet
uitspreken. Bereidwillig buigt hij
zich achter den rug van de cchtge-
noote des consuls om en fluistert
hem het antwoord toe.
Op het goedhartige gelaat van den
ouden heer komt een uitdrukking van
verbaring en medegevoel
Zegt u niet, dat de menschen
- Vind jf> Waarom juist het blau
we
Och, ik weet niet precies, maar.
De kamehier kreeg een kleur...
Maar ik ken iemand, die altijd
zegt, dat blauw u het best kleedt.
- Zoo, ik geloof echter, dat hét
nieuwe maar zal aanitrekken. Dan
'kunnen wij meteen zien, wet hij
daarvan zegt.
Dit moest immers bewaard blij
ven tot uw benefiet?
Wat kan mij dat eigenlijk sche'-
len Laten wij 't vanavond maar
nemen. Ik ben overtuigd, dat 't gele
costuum mij evengoed kleedt als het
blauwe. Pak het maar uit F
Het costuum werd uitgepakt en El-
la haastte zich-, het aan te trekken
zij werd daarbij door de meid gehol
pen. Toen ze klaar was, wierp ze een
tevreden blik in den spiegel.
Zoo zal ik hem wel bevallen,
dien armen jongen. Be geloof, dat ik
er nooit beter heb uütgezi en dan van
avond.
Daarna stak zij een bloem in het
haar en begaf zich', een korten man-
te'. luchtig over den schouder gewor
pen, naar de zadelplaats.
Het nummer vóór het hare was af-
igeloopen. De bel van den regisseur
klonk.
Juffrouw Ella reed het circus
binnen, naar alle zijden groetend, ter
wijl zij den knop van haar karwats
Loketjes aan de lippen bracht, en zoo
den toeschouwers kushandje© toe
wierp.
Nauwelijks was zij ond'er den bijval
van een geestdriftig en tromv publiek
eenmaal de manége rondgereden,
toen aller oogen van haar afgewend
werden en op een jongen man ge
richt, die tot dusver op de eerste rij
slalles gezleten had, maar nu wasop-
gefstaan.
Slechits een oogenblik staarden al
len hem in vreeselijke ontsteltenis
aan. Toen klonk er een enkele schrille
kreet, overstemd door een harden
knal.
De jonge man stortte met bloedend
voorhoofd voorover in het zand' der
manége.
Ella lag op de sofa in haar kleedka
mer. Haar betraand gelaat Verborg zij
ir. de kussens,.terwijl haar geheele
tengere lichaam trilde ais in kram
pen.
Buiten was een opgewonden men-
schenmassa saamgeschoold. Men
hoorde roepen, schreeuwen, verward
dooreen. Eindelijk werd alles stil',
bijna doodstil. Ilet pieheele circus was
blijkbaar ontvolkt.
Die stilte wekte Ella's aandacht. Nu
was de gelegenheid gunstig om on
opgemerkt door de lange, donkere
gong op straat te komen.
En wat dan Ja, dan zouden in de
eenzaamheid thuis de vreeselijke
cogenblikken komen onophoudelijk
zou zij het lieve, bloedig» gelaat voor
ocgen hebben.
Zij moest, echter weg van hier.
Ella stond met krachtsinspanning op
en wierp haar mantel om. Met opge
stoken kraag snelde zij, gevolgd door
haar kamenier, naar den uitgang.
Toen zij dc portiersloge voorbij
kwam, trad de oude John diep bui
gend naar haar toe. Zijn knieën
knikten en zijn stem beefde terwijl hij
sprak
Ik heb een brief voor u, juf
frouw
Een brief vroeg Ella verstrooid.
Wanneer is die gekomen
Kort vóór de voorstelling, ant
woordde de portier onrustig.
Vóór de voorstelling? Waarom
heb je hem dan niet dadelijk gege
ven
Ik durfde niet. Meneer de direc
teur heeft streng bevolen, dat vóór de
voorstelling geen brieven aan de artis
ten mogen worden afgegeven. Hij
meent, dat ze daardoor van hun werk
worden afgeleid.
arm rijn vraagt hij.
De kapitein knikt.
Doodarm. Russische jodlen, 'die
uit hun vaderland verdreven zijn. De
man is handwerksman, zij hebben
bovendien nog vier kinderen er Is
gebrek aan liet- allprnoodlgste.
De con ml zit een oogenblik pein
zend voor zich heen te kijken. Datt
komt er plotseling eem vroolijke uit
drukking op zijn gelaat en met eJen
haastige vraag wendt hij zich tot!
dén kapitem
Deze knikt.
ZekerGaarne Ik héb er niets
tegen.
De .consul sta'at o,p en tikt me<t zijff
mes tegen zijn hord. Aller oogien kij
ken hem vol nieuwsgierigheid aan.
Waarde medepassagiers, begint
de joviale, oude heer, die reeds bij
allen in dén smaak valt. Geachte dia
mes en heeren Mij valt het voor
recht te beurt u een blijde boodlschap
te brengen, dié u allen zeker zeer
interesseeren zal. Wij hebben een'
naeuwen passagier gekregen.
De spreker hield glimlachend opi,
om de algemeene verbazing tijd tJo
laten rich te uiten.
Een nieuwen passagier?
Hoe is dat mogelijk?
Midden op de zee?
(Wordt vervolgd).