BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
DRUKKERIJ ZUIDER BÜITENSPAARNE 6.
Juffrouw Muis
FEUILLETON
Over den Oceaan
26e Jaargang.
MAA1TDAG 28 OOTOBEB 1907
Ne. 74f 6
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 3 MAANDEN
W 58 CENT PER WEEK.
ADIVUNKSTRA GROOTE HOUTSTRAAT 55.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT
Rubriek yoor Vrouwen
Toebereidselen voor den win
ter. Het opknappen en ver
anderen van gedragen toiletten.
So-utacheeren. Bontwerk.
ALs de maand October baar iaitre-
de gedaan beeft, 'beginnen, onze zor
gende huismoeders aan ,,de uithaal"
te denken. Alle kamers krijgen een
groote beurt, de dubbele vensters wor
den voor zoover noodig aangebracht,
en de kachels geplaatst! Wollen over
gordijnen worden van ndeaiwe voe
ring voorzien, voor zoover de oude
niet gew-aisscben of geverfd kunnien
worden en daarna komt de garde
robe aan de beurt.
De mode is wel is waar verander
lijk, doch die veranderingen' zijn niet
van zulk een ingrijpenden aard, dat
niets van datgene, wat voor enkele
maanden gebracht wierd, meer benut
zou kunnen worden.
Door het veranderen of toevoegen
van een nietig onderdeel, slaagt m.en
er dikwijls in, aan een toilet den in
druk van reeds gedragen te ontne
men en er een. cachet van nieuwheid
aan te geven; (hetgeen ons een groote
voldoening schenkt!
Eenige eenvoudige manieren om
een toilet te veranderen is het aan
brengen van een tu-nique of quasi tu-
nique, de laatste wordt gevormd door
een omlijsting van tres of bi'ais in
den tunique-vorm, een aardige tres-
garneering, fluweelen of zijden blais
enz.
De wezenlijke tunique is niet vo'or
alle figuren aan te bevielen, idaar ze
ontegenzeggelijk verbreedt.
Daarom kan ik er mijne' geachte
lezeressen niet genoeg opmerkzaam
■op maken, diat liet niet voldoende is
de laatste modellen welke een ,,up
to date" mode-journaal ons brengt,
zonder overweging aan te nemen, om
élégant gekleed te zijn doch vóór
alles rekening te houden met zijn fi
guur.
In de modeplaten toch., ai et men al
les op zijn voordeeligst; de nieuwe
créaties zijn bijna zonder uitzonde
ring toegepast op mooie, slanke, on
berispelijke figuren do oh niet elke
vrouw is zoo zeer door moeder na
tuur begiftigd en men blijft niet jong
.Het komt derlhahe slechts op zelf
kennis en persoonlijken smaak aan,
«im betgeen de mode déc-neteert, met
(tact toe te passen of te wijizigen.
■Het is daarom een. goede raad de
tunique Slechts te dragen, wanneer
men lang, slank en lenig is. De
meeste tuniques worden vóór en ach
ter met een punt ingericht. Men kan
ae van afstekend materiaal vervaar
digen, bijv. op een zijlden rok, werkt
men een tunique van laken of cache-
mine in diezelfde kleur; o)p een rolt
van wollen stof draagt men1 de tuni
que van „vellouns pékiimê"! (fjiurweei
met een zijden rib).
Het soutache neemt op liet 00gen-
blik in de garneering een voorname
pLaats in; ik herinner mij bijna niet
dat er een zóo druk gebruik van ge
maakt werd, als thans.
Om er echter iets moois en artis
tieks van te maken behoeft men zéér
véél tijd; de uitvoering van het werk
is overigens zeer eenvoudig.
Onze grootmoeders souta cheer den
reeds de piqué jurken en manteljas
jes barer kleinkinderen, die onver
slijtbaar waren.
Men iaat in een handwerk wink >1
op vloeipapier een patroon teekenen,
dat vloeipapier wordt op de stof ge
regen en vervolgens naait men het
coutache met een kleinen steek op,
men heeft hierbij slechts precies de
teekening te volgen. Later moet men
met een speld het vloeipapier verwij
deren, hetgeen een verschrikkelijk
peuter werkje ds.
Het soutaohieeren wordt toegepast
op klokmouwen, bretelles, kragen,
mouwopslagen enz. Zéér chic stlaat
zwart soutache op witte zijde of wit
crêpe de chine.
Behalve het soutaiche, wordt er we
derom. veel in passemientlerieën ge
bracht, als: zijden en grelot franje,
pampilles (hangers) passement knoo-
pen, vierkante e.n ronde motieven,
galons, enz.
Alhoewel het nog zeer vroeg in het
seizoien is, worden er toch reeds veel
ipel.terijlen rverkiooht. Bij de tegen
woordige dunne weefsels is het dra
gen van pelterijen bijna onvermijde
lijk, alhoewel bet uit een' hygiënisch
oogpunt niet aan te raden is.
Men brengt bont in alle prijzen en
kwaliteiten. De imitaties zijn prach
tig geslaagd en vinden door bun be
trekkelijk lage pirijlzien veel afzet.
Sommige vrouwen willen aan de
kostbare bontsoorten niet meer den
ken, omdat de modellen zoozeer vari-
eeren, doch dit laatste is slechts een
denkbeeldig bezwaar, omdat die' soor
ten tot in het oneindige veranderd en
vermaakt kunnen worden.
■Ms menztJf bont verwerken wil,
moet nue-n daarbij geen schaar ge
bruiken, doch 'het vel met dien behaar
den kant op een plank leggen, vervol
gens trekt men met krijt een streep
en snijdt daarlangs de huid met een
scherp mes door; op deze wijze ver
liest men geen baar en blijven bij
(bet verwerken de naden onzichtbaar.
Dit geldt eveneens voor 1 outre,
'astrakan en aastor dat vaak voor
gamee ring van mantels en japonnen
wordt toegepast.
MARIE VAIN AlMSTE'L.
Natuurhistorische
Wandelingen
IN EN OM HAARLEM.
CLXXXWI.
In de maatschappij' is er hooger en
lager, evenzoo onder de dieren en
de planten. Daar heeft het hooger
izijn meer beitrekking op de ontwik
keling der organen; en heel wat tre
den zouden we kunnen doonloopen
van hoog tot laag. Eai onder die laag
ontwikkelde planten iis lang niet al
les nog even gemakkelijk, even een
voudig. 't Is soms Wel eens juist de
eenvoud, die de zaak lastig maakt.
Nemen we eens de sporeplanten, hoe
groot is daarin de verscheidenheid!
Om ze in te deelen, groepeeren wij. ze
dn twee afdeelingen, die,, welke enkel
izdjn opgebouwd; uit -cellen en die wel
ke nog daarenboven vaten, d. i'. bui
zen, ter geleidng van sappen, enz.
hebben.
Tot de laatste behooren de varens,
de wolsktauwa ohiigen en de paar
denstaarten; tot de eerste groep de
mossen, levermossen, korstmossen,
zwammen en algen.
Bij de laatste onderscheiden w,e
zei fis niet eens meer verschil in sten
gels en bladen. En nu zou de oninge
wijde denken, dat dan de vormver
scheidenheid al zeer gering moet
zijn, maar dan heeft men het vüiak
ma's. Groot, zeer groot is zoowel aan
tal, als' vormverscheidenheidNemen
we eens d)e groote groep der z'wam-
men, paddestoelen of champignons,
dan is het vreemd, hoe onjuist bij ve
len de voorstelling daarvan a's, en
hoe slechts een kleine onderafdeelinig
hier voor het geheel wordt aangezien.
Neen erger nog, gewoonlijk wordt
slechts een Mean deel van die plan
ten nog voor de gefhieele plant aan
gezien en behoeft het ons thans nog
te verwonderen, boe vaag, hoe min
die algemeene voorstelling van een
zwam moeit zijn.
Daiar wallen de bladeren van den
eschdoorn een voor een omlaag,
zwarte vlekken verkondigen een voor-
spoedigen dood, een spoedige verrot
ting, bet is een zwam. Ms onze inkt
pot langen tiijd ongebruikt gestaan
beeft en we de pen- er weer indoopen,
heffen we soms een dik vlies omhoog,
't is een -zwam-. Als onze schoenen
een tijdlang ongebruikt gestaan heb
ben, zijn ze wit uitgeslagen, bel is
lalweer een zwam.
Dat doode takje, bezet met roode
'knobbeltjes, een zwam. Die doode,
reeds verbleekte stengels van brand
netels en tal van scbermbdoemdgen ze
zijn aan de verrotting prijsgegeven;
't zijin zwammen, die hier optreden.
Die zonnebloem is uitgebloeid, de
stengelfs 'vertoornen nog krajdht .ge
noeg om den zwaren schijf te dra
gen-, maar toch is bij reeds lang aan
getast en zijn kracht londermajnd;
zwaarte korrels vindt men er binnen
in, biet is een zwam. Daar staat een
ouden boomstomp, zijn s^almi wetrd'
reeds jaren geileden afgehakt en ver
werkt misschien tot een nu reieds
ouderwetsch meubel, 't zijn zwiairo-
rnen, die hiér ook een klein aandeel
vragen in den oogst. Hoe menig, zich
noemend botanicus, gaat trotscih op
zijn uitgebreid herbarium, en hoe
vaak komt hij tot de ontdekking, diat
hier weer een rijke bodem te vinden
w.as voor d'e lagere planten. Eén rot
te appel in de mand', maakt al bet
gave fruit te sch'and. Het zijn weer
zwammen, die hier zich vertoOnen.
Daar valt ons een eigenaardige ver
groeiing van takken in liet oog, een
ihefcsenbezemoorzaak een zwalm.
De massa slijm in de zoogenaamde
knol voeten van onze koolsoorten;, al
weer een zwam. En dan de tallooze
ziekten van m-enschen en dieren en
planten, het zijn splijtzwammen.
't Is dius zeer moeilijk in 't (alge
meen te zeggen, wia-t zwammen zijn,
en haast nog moeilijker ze in eens
te overzien. Groot en zeer verschil-
lend is de rol, die ze in de natuur
vervullen. Hoer helpen ze den men-sch
daar bederven ze in zijn oog ve.l,
in het kort ook d)e werkingen zijn al
lerlei.
Giaan we thans de zwammen weer
dndeelen, dan krijgen we in de eer
ste plaats een groote groep van zoo
genaamde plaatzwammen, de in het
diagelij'kisch leven .genoemde padde
stoelen.
'Als witte (draden leveai ze in den
grond, in rottende massa's, in hout-,
in alles wat nog maar aenigszins- wat
voedsel bevat. Door dat, voedsel tot
zich te nemen-, zijn ook zij genood
zaakt het oplosbaar te- maken en
moeten ze de stoffen daartoe eerst
ontbinden-. Zijn ize dan groot en
'krachtig genoeg geworden, dan dien-
ken ze in de eerste plaats aan de
voortplanting.
■Uit het opgegaarde voedsel brengen
ze zoogenaamde 'Vruchtlidhamen
vo-ort, die hoe teer de samenstelling
ook mag zijn, in jeugdigen toe-stand
toch wel bij machte zijn, den grond
op zijde te schuiven en zich zelf er
boven te ver-heffen, neen, zelfs uit
hardere zelfstandigheden weten ze
den weg naar buiten te vinden. En
vlugger dan menigeen wel (denkt,
soms toch wonden in één nacht dui
zenden en nog eens duizenden cellen
gevormd en opgebouwd tot zoo'n
champignon. En hoe groot is daarin
weer niet de verscheidenheid. Een
paar van de grootste zijn de vüegen-
Zwam en de parasolzwiam-. 't Is niet
alleen de grootte, maar "t zijn ook
vorm en kleur en de, onderdeel'en, die
(hier een aandachtige beschouwing
meer dan waard maken. Zoo'n vlie-
genzwam met zijn mooi- rood, prach
tig met witte schilfertjes bedekt, als
een- verblijfsel van de omhullende
huid. Daarbij glinsterend en kleverig,
maakt zoo'n reuzenzwam altijd een
overweldigenden indruk, en de leek
is ook dan spoedig geneigd te zeg
gen „wat is dat mooi". Everuzo-o die
groote parasolzwaxn, die in tegen
stelling van de voorgaande eetbaar
is. Ze is meer bescheiden gekleurd,
d.e slanke st el, die wel een voet hoog
kan worden, draagt den eveneens
grooten hoed. Hoogst interessant is
de ontwikkeling van zoo'n zwam -uit
den kogelronden, ietwat ingesnoer-
den jeugdvorm.
Ze zijn alle twee vergankelijk, zoo
als de meeste; van bewaren is meest
al geen sprake.
De voornaamste 'ndeeli-ng dier
plaatzwammen geschiedt naar de
kleur der sporen-, die gemakkelijk
kunnen worden waargenomen, dioor
den hoed met de plaatjes naar bene
den te leggen op een stuk papier; in
verreweg de meeste gevallen liggen
dan binnen een dag de sporen ook
straalsgewijze op het papier; ze zijn
dan tussahen de plaatjes uitgevallen.
Dat fijne- poeder kan wit, rose, geel,
bruin of zwart zijn, trouwens nog in
vele andere nuances. Over de verdere
indeeling spréken we nu maar niet,
all,een zijn nog een tweetal groepen
gemakkelijk te herkennen, n.-l. de
melkzwammen, die, welke bij ver
wonding een wit of geelachtig melk
sap laten vloeien en de inktzwiaim-
imen, die bij rijpheid met de sporen
'geheel vervloeien.
Een eerste vraag van leek en is
'eveneens vaak of ze eetbaar zijn, of
-niet. En vreemd zal het zeker klin
ken, dat er meer eetbare zijn dan
Met eetbare, .althans meer niet gif
tige, dan wel giftige; toch kunnen
de eerste bij. de minste verottiing ook
weer tal van schadelijke stoffen be
vatten, zoodot het een ieder geraden
zij, met het gebruik voorzichtig te
zijn. Wie nu eens nader hier of daar
wat meer van wil leeiren kennen, be
ginne met eens wat betier waar te ne
men. Goed waarnemen maakt shrd
gierig, en weinig bevredigde nieuws
gierigheid wekt weer belangstelling.
Een volgende week zullen we de
volgende zwammen eens wat nader
de revue laten passeeren.
J. STURING.
VRAGENBOS.
Mej. v. H. te H. Zeker, het ren
diermos komt genoeg in de duinen
voor; liet groeit op den grond, als
fijn/vertakte hoecihijes, mooi grijs van
kl-ur. 1 Is echter geen echt mos,
maar een korstmos.
J. STURING.
Moeder en dochter wanen arm-. Niet
zóó arm-, dat zij gebrek leden; maar
toch zóó, dat zij; eiken shilling twee
maal moesten omkeeren. Er rw/as
geld- voor de allereerste levensbehoef
ten; maar -geld voor iets wat slechts
in de verte naar gerief of genot zweem
de, was er Met. Maisdie echter, de
dochter, had van nature behoefte aan
1 wiedM-g gerief en genot, en Sn de
-schrale omstandigheden, in de be
krompen atmosfeer van haar vreug-
deïooze, zeurige en sLeurdge leventje,
idlacht zij. ,soms te stikken.
„Ik wil er uit. Ik wil mijn eigen
brood gaan vendienen,'" zeide zij een9
op een Zondagmiddag, -toen moedier
naar de kerk was, tot (haren neef Ed-
wiand1. Ik ben hier overbodig. Ik loop
hier in den weg/'
(Edward, was eigenlijk een achter
neef, en voor hem was Maisdie het ide
ale mielsQe, eigeMïjk het ééMge mieiis-
je op de wereld wiat tamelijk wel
op hetzelfde neerkomt. Maar dit durf
de bij haar Met te zeggen, uit vrees
dat hij zijin zeer bescheiden plaatsje
ön die kleine wtoning dan voorgoed)
verliezen zou.
Hoe kan je zoo praten? riep bijl
Wat zou- tante moeten beginnen zon
der jou?
Ik had een beroep moeten lee-
ren, zooals andere arme meisjes, voer
(MaisLe voort. Honderd meisjes, die ik
nog ken van de school', verdienen een
pond in die week met teekenen (of ty
pen, of ziji zijn geplaatst aan het post
kantoor. Maar lik loop hier maar te
treuzelen, als nuttelooze opeetster. Ik
wil er uit! Ik aal -er met moeder over
spreken. Waarom zou ik Met «ene
'betrekking kunnen vinden 'als gezel
schapsjuffrouw of zoo iets?
Neef Edward wilst Met wat te ant
woorden. Hij kon niets doen, en hij
durfde Mets aanbieden. Hij stond ver
dreef Mladsie haar willetje door. Zij
kwam als gezelschapsjuffer bijl een'
oude dame, de moeder van lady Yal-
ding, op het landgoed Yielding To
wers. Hier was grootheid, pracht en
heerlijkheid'! Hier zo-u het leven eerst
leven zijn, met .allerlei gebeurtenis
sen, kansen en imogeJijklieden. Want
(Malste (had genoeg romans gelezen,
om te weten wat al kansen en mo
gelijkheden er voor eene gouvernante
of gezelschapsjuffer in de lucht zwe
ven.
Niu was Maisie enkel enthousiasme.
M hare oude kleeren werden opge
knapt, eenige nieuwe werden- aange
schaft, en de moeder gaf hare laatste
spaarduitjes uit, om het kind behoor
lijk voor den diag te doen komen...
Zelfs een oud medaillon-, het hruigom-
geschenk van hanen man zaliger,
werd voor den dag gehaald, opge
poetst en aan een lintje om Mai-sie'a
Lala gehangen.
Neef Edward zag al dat gedoe met
strakke, leede oogen aan. Hij zeide
wedMg, omdat hij bang was te veel
Diemzelfden avond nog sprak Mad-
sie met hare moeder. Zij sprak met
drang ien- overtuiging en de oude
vrouw kon de argumenten van het
mieasje niet weerleggen. Maar haar
hart bloedde er bij. Zij' zag zichzelf
eenzaam en- verlaten;; en erger nog
zij zag haar kind onder vxeeandien,
afgesnauwd, van bikboord naar bak
boord gejaagd, op gelijken voet ge
steld met die bedienden.
Kliand, dat is onmogelijk, zuchtte
zij, met tranen in de oogen. „Je weet
Met, w.at het is. Dat (kan- ik nooit toe
staan-.
Ik zie Met ih waarom, antwoord
de Maisie. Ik denk niet enkel aan mij
zelf. Ik zou ook voor u- wat kunnen
verdienen. Het is mijn plicht. Ik ben'
nu «achttien jaar, en ik behoorde u
wat verlichting te bezorgen, in plaats
van u enkel tot last te zijn.
Maar -dait ben je Met, kindMJef
diat ben je Itoch niiet! jiamanerde de-
oude vrouw.
U .kunt zeggen wat u wilt, moe
der maar ik voel dat anders dan
u. -O, dat wij [elkaar toch nooit een-s
begrijpen! Natuurlijk, als u-het Met
wiilfi, dan izal ik het Met doen. (Maar
ik voe ldat het mijn plicht is!
En onder eene uitbarsting van tra
nen verliet (Maasde de kamer, hare
moeder 'achterlatende in droeve ge
pedn-zeai. Waarom was Maisie Met te
vreden? Wiaarom was haar de 'kleine
huiselijkheid Met genoeg?... Neen, zij
begreep hst kind Met meer.
Ditzelfde tooneeltje herhaalde zich
nog een paar malen, en ten Slotte
Arme Maisie! zuchtte hij. Je zult
(spoedig ontdekken, dat je niet wist
hoe goed .je het hier liiad-t
Edward ik vind je -afschuwe
lijk! beet Maisie hem. toe; en op dit
oogenbldk meende zij; het werkelijk.
Maar toien al de moote plunje was
ingepakt en het rijtuig voor de- deur
stond, voelde het kind toch wat zij
verlaten ging, en zij viel hare moeder
om den. hals met (eene innigheid zoo-
alis nog nooit tevoren.
Ik wil niet! Ik ga niet! sMkte
zij. Moedertje lief, bet is schandelijk
van mijl Ik wil Met gaan, als u het
niet goedvindt! Zal ik het rijtuig weer
wegsturen? Ik blïjtf bij u, moedertje,
als u het liever hebt!
Maar Maasie's moeder, hoewel geen
Salomo, was wijs genoeg om deze op
welling van- weekhartigheid Met te
vertrouwen.
Neen-, neen, kindlief, zeide zij,
ga nu je eigen weg maar eens. God
zegen je, mijn Lieveling!... Komaan,
je czult den trein missen, als je nu Met
voortmaakt. iGod zij met je, mijn kdndJ
'En Maisie ging, deerlijk schreien
de onder huTen miauwen sinter met
de zwart fluweelen moesjes. Wat de
moeder betrof, die was eene simpele,
alledaagsctne oude zied, en (hare aan
doeningen - kunnen dus voor den le
zer dezer geschiedenis geen belang
hebben.
En Maasde (teerde nu-, voor het eerst,
de betwekenis van het woord thuis..
Vóór zij eene week op Yialding iwias
geweest .had zij, geleerd aan. dit woord
een zin te hechten, die haar tot dus
ver volslagen onbekend gebleven was.
Op Yalding Towers was Maisie „de
juffrouw". Geen sterveling maalde er
een zier om, of zij gelukkig was, of
ongelukkig. 'Zij moest vliegen op de
wenken van een excentrieke, nukkige
en zeer onaangename oude dame. Den
eersten avond reeds, toen zij ver
scheen in een van (hare mooie japon
netjes, monsterde de oude diaime ha-ar
met een bestraffend 'gezicht en zeide
uit de hoogte: „Ik rwiensch- dat u zwart
draagt., met 'n wit kraagje en man
chetten."
Dus moest er eene zwarte japon be
steld worden van hui®, en al de fraaie
jurken en strikken en kwikken lagen
nutteloos in de l-acten en hangkasten
van Maaste's groote, sombere slaap
kamer.
De patronesse wiais veeLei schend' en
kribbig; en toen op den derden dag
N'aar het Duitsch van Arthur Zapp.
Waarom zou u Met in het genoe
gen der andere jonge dames deelen I
Kijk toch, Miss Hillyard hij wijst,
met zijn rechterhand naar de dan
senden, idiie ju-i-st een wals zijn be
gonnen kijk toch- hoe vlug en_
een iroMsobe bijna spottende glim
lach zweelt om zijn lippen hiole
elegant de heer v. Magdewitz zich.
weertKan u dat dan beelemaal
niet bekoren, Miss Hillyard
Zij kijkt hem onderzoekend van ter
eijde aaneen heel fijn, nauwelijks
merkbaar lachje van voldoening ver-
heldert vluchtig haar trekken.
Werkelijk, antwoordt zij. werke
lijk, -het is een verleidelijk schouw
spel en moeilijk te weerstaan.. De
hear v. Magdewitz danst, werkelijk
vwrukkelijk. Toch ben ik bereid om
uwentwille het offer te brengen en
mij het groot genot te ontzeggen- on-
Qer de elegante leiding Van den heer
v. Mftgdewitz over den oceaan te
dansen. Br hoop, diat -u mijn offer op
de rechte waarde -zal weten te schat
ten, mijnheer Meimhard.
De jonge «kunstenaar is Met in de
rechte stemming om- hiaar onschuldi
ge Scheriüs zoo op te nemen, -als. zij
bedoeld is. Zijn gemoied is verbit
terd, zijn toch al dioor den jarenlan-
gen strijd om het bestaan verbitterde
zenuwen zijn door d'e laatste gebeur
tenissen tot op hét -sterkst gespannen.
De gedachte, dJat hij voor de -capri-
cieuse rijke Amerikaansdhie een voor
werp van medelijden is, prikkelt hem
te zamen met een andere aandoening,
«waarover hij zich op dit mamlenf zelf
geen rekenschap geeft.
Zeer vriendelijk, MüJss Hillyard-,
antwoordt hij, ga-at een schrede ach
teruit en neemt beleefd den hoed af.
maar ik zou het mij zelf niet kunnen,
vergeven als u zich terwille van mij
een genoegen moest ontzeggen. Ik
kan uw offer werkelijk Met aanne
men, Miss- Hillyard.
Zij' kijkt hem ontsteld aanhaar
blanke tanden bijten- heftig in die on
derlip een donkere blos stijgt in
haar gelaat op. Zij aarzelt, wat zij
doen en antwoorden zal. Daar klinkt
haar plotseling d'e bekende stem van
luitenant v. Magdewitz in het oor
Wat, moet ik u hier vinden in
«eenzaam tête tête met onzen ver
eerden kunstenaar?
Beleefd neemt hij de reismuts voor
het tweetal af.
Heeft u deze wals niet
danst, juffrouw? Hij was gewoon
verrukkelijk„Reuzen uiit het Zui
den". Maar weet u, welk girootsoh
plan wij nu gemaakt hebben Een
quadrille, waarachtig Koto saai idéé,
niet waar? Midden op d'en oceaan
pyramidaal gewoon Uw broeder, de
heer v. Nordenfeid-, de heer Rasöh en
mijn persoontjie, vormen samen- een
carré. Wij zullen die brave lieden
iin het tusscbend'ek eens toon en, wat
dansen is. Mag ik dus het genoegen
'hebben-, e«dlele jonkvrouw?
Weer slaat hij de hakken tegen el
kaar en buigt eleganter dan ooit, ge
heel in vervoering gebracht door zijn
triomfen als danser, veoihit en stra
lend van voorpret over hetgeen nog
volgen zal.
Miss Hillyard werpt vlug en m 't
-geheim- Oen blik op den violist, die
met gekruiste armen en een ironi-
schen trek op het gelaat een anderen
kant staat uit te kijken.
Ik neem hot dankbaar aan, mijn
heer v. Magdewitz, zegt zij vriende
lijk en met nadruk voegt zij er bij
IJ is toch altijd dezelfde, altijd vol
ridderlijkheid en galanterie.
Daarop knikt zij even met het
hoofd tegen dén kunstenaar, die
zwijgend haar groet beantwoordt, en
zweeft aan den arm van den glim
lachenden luitenant weg.
Hans Meimhard staart haar na;
een heftig gevoel van berouw stormt
o,p hém tos en hij krijgt de opwelling-
de Araerikaansche, dte bij hij
voelt het wel in waanzinnige ja
loezie beleedigd heeft, na te snellen.
Maar het volgend oogenblik stoot bij
een kort, schor lachje uit, keert zich
met, een beftigen ruk om en kijkt
evenals te voren in de zee.
Om vier uur gaat Mr. Hillyard
naar den altijd nog eenzaam tegen
die boegspriet lefunend'en kunstenaar.
Welnu, mijnheer Meinhlard, zegt
hij, mijn zuster wacht u in dé hut
van den kapitein. Zij zou graag
willen
Vergeef mij, mijnheer Hillyard,
antwoordt Hans Mtemhard, ik was
juist van plan een hofmeester op te
dragen mij bij uw zuster te veront
schuldigen.
Te verontschuldigen Voelt u
zich dan niet wel, mijnheer Mein
hlard
De vi-oMst -aarzelt even, vóór hij
antwoord geeft.
Ik zou Miss Hillyard1 -willen ver
zoeken, zegt hij eindelijk, mij van
,de verdere lessen te ontslaan.
Te ontslaan Maar waarom
Omdat de blikken van den vio
list vermijden de vragend op Wem ge
richte oogen van den Amerikaan te
genover hem en dwalen ver over de
zee het is een -pijnlijk iets voor mij
de hut van den kapitein, ja zelfs het
geheele lach/tersohip, waarop ik nu
eenmaal Met behoor te betredenv U
zal zeker mij«n bedoeling wel begrij«-
pen? Ik zou Met graag weer op
nieuw in moeilijkheden komen en wil1
niet te veel van de goedheid van den
kapitein «en van uw zuster ver
gen.
De Amerikaan kijkt den kunste
naar onderzoekend' en hoofdschud
dend aan.
Maar mijnheer Meinlhard, ant
woordt hij, ik geloof, dat u werkelijk
vergeef mij mijn openhartigheid
ail te gevoelig is. Men heeft groot on
recht jegens u gepleegd zeker.
Maar men heeft dat toch Ook erkend,
dat kon u toch genoeg schadeloos
stellen. Werkelijk, mijnheer Mein-
-hard, ik geloof, dat u te v.er gaat met
uw bezwaren u moest mij«n zuster
nu Met van die aangename verstrooi
ing berooven, die haar uw onder
richt en het samenspelen met u be
zorgt.
Hans Meinhard richt zich nog be
slister op en zegt op koelen toon
Pardon, mijn besluit ils rijpelijk
overwogen, hoezeer het mij ook spijt
uw zuster daarmee een verstrooiing
te moeten berooven. De reis duurt
echter nog maar kort. en 'Wet zal Miss
Hillyard g4en nadieöl bezorgen, als
haar vingers wat minder geoefend
wordJen.
De Ametrikaan knakt.
Zooale u wilt, mijnheer Mean-
hard zegt hij merkbaar beleedigd
en nadat hij den kunstenaar het ach
terstallige honorarium overhandigd!
heeft, neeant hij met. stijven groet af
scheid..
Sinds den eersten dag van de reas
is het op het dek nog Met zoo leven
dig geweest van wandelende en bab
belende passagiers, die genieten van
het wonderschoon natuurtafereel om
hen heen.
Het is een prachtige, stille avond.
Geen briesje, geen windvlaag stoort
bet evenwicht, geen nevel, geen mist
belemmert het uitzicht. De zon- gaat
onder, aan den horizon straalt een
gouden glans en daarboven breidt
zich «een purperen gloed uit. Als een
groote, gloeiende bal valt zij in de
zee en toovert daar de schoonste kleu
reinpracht. Hier groene strepen, daar
violetkleurige golfjes, hier lij-kit het
blinkend! stealdaar schittert; het
als louter zilver. Nu worden de kleu
ren donkerder, de glans wordlt min
der, daar duikt zij geheel weg en de
groote, wijde zee ligt in duisternis
(Wordt vervolgd)