BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Rubriek voor Vrouwen
Fortuinlijk bij Vergissing
25e Jaargang
MAAMDAG 25 NOVEMBER 1907
No, 7490
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DA0BLA9 KOST
ff8.20 PER I MAANDEN
§F 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE QROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN
ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
9<c verschillende mode-kleuren.
- - Zwart oils -garaeering.
Tmaiqu'es.
Aa*fcoudSen)d vraagt men mij „wat
ig die modekleur Daarom wü ik, de-
ae belangrijke vraag- in hiet algemeen'
beantwoorden. Ik moet er mijne ge
achte lezeressen op attent maken,
dat er tegenwoordig geen siptralke ia
van éérie modekleur, want niet alleen
brengt men ons in iedere kleur een
gamma van binten, doch daar zijn
verschillende kleuren, die alile voor
•modekleur in aanmerking komen. Dit
na, is op zidhzelve zeer pnactischf
ai en van „mevrouw Mode", want stel
u voor voor dames, dat het zéér mo
derne een tJervens gewilde paars
uitsluitend modekleur was Hoevelen
,omie«' zouden dan niet voor de keuze
etaan een nieuw toilet te moeten
flchaffan iin een kleur, die haar abso
luut niet flatteert, of In eene dii'e niet
modern ia?
P ari j brengt otos tal van1 kleuren,;
waaruit het ni'et moeilijk is eene keu-
ae te doen, en waarbij iedere vrouw)
gemakkelijk iets van hare gading zat
kaihem vinden dat haar flatteus
kleedt en tevens geschikt, is voor het
doel, waarvoor zij het wenscht te be-,
nutte*.
Modekleuren zijn
eu myrthe inderdaad al te vroeg©
lenteboden Een zeer nieuwe serie in
bruin en rood, men spreekt van roest-
kleur, een warme tint, die vee/1 voor
teandelcostuum wordt aangeprezen
•au die men zoowel in laken, fluweel
als zijde aantreftverder een donken!
frambozenrood, oud-rose en abnilkoos-
fcïeur. Van het nieuwe blauw er
paars, maakte ilk reed's vroeger mel
ding. Veel •n.ieuiws valt er op te meri»
ken in het combineeren Van 'kleuren,'
#oo iah-ceerrt bijv. bet bekende huis
Paquin eene combinatie van blauw
achtig grijs met diep bruiln en crème}
kantvreemd, maar mooi 1
Verder komt het toepassen van
zwart, als garneering op lichte kleuJ
ren meer en meer in zwangen wèl
zwart zijden mousseline, zwarte bro
deries, passementerieën, soutache, ga
lons en kanten.
Gekleede tailleur-toiletten worden
jWiederom met Schotsch gegarneerd,
alis Schotsch fluweel (panne), en taf--
fetas in .bialis en rouleaux. Ook flu
weel lint wondt veel op rokken ver
werkt, hetgeen echter voor daagsché
toiletten allerminst aanbeveling ver-*
dientomdat fluweel spoedig bedor
ven wordt door regen.
Meer geschild, voor veelvul!d% ge
bruik, zijn tres en galon van zijden
mohair.
Zeer modern voor gekleeds en ge-
iegenheidlstoiletten is een garneering
van Gri'ak&che randen, saamgesteldl
Uit bandfluweel in verschillende!
breed tenmen bezigt daar toe band-
fluweel van 3 c.M. tot 25 m.M., de
jpamden van verschillende breedten;
wenden iu elkaar gehrachitzóó daij
men teen driedubbelen rand Verkrijgt;
dit motief wordit dan in verkleinden
vorm op de tailles herhaald.
Dezer dagen' was ik in de gelegen-"
beid een soirée-toiiet te bewonderen,
waarop de Grieksdhe randen zeen
smaakvol waren toegepast. Vervaar
digd van soepele ro.se zijdie, was del
rok geheel bedekt met donker groe
ne mousseline de soie; dat een bui
tengewoon mooi effect te weeg bnachtj
doordat het levendige rose door het
tnatt'e ..groen als het Ware gedempt!
werd. Op den mousselinen rok, die
zeer wijd was, had men aan, den on-i
derkant een broeden Griekschen rand)
van donkergroen bamdlQruweel in op-
loopenda breedten gewerkt, hetgeen
zich in het klein op de taille hem
haalde.
Een andere garneering, die dit sea-
(Zoem zeer veel op mantels en costu
mes wordt toegepast, zijn de fhhwee-
leti en passement grelots.
Van die nouveauté's sprekende, ben
ik verplicht melding te maken van
de tuniques.
Eigenaardig is het om op te mer
ken, hoe telkens na korter of langer
tijd de turnt qua weer op het tooneeH
verschijnt, zonder dat we kunnen ge
tuigen, (dat ®e den daatsten tijd voort
/goed inisloer of ri-cb- althans e enige
.jaren vermocht te handhaven.
Voor dezen winter zullen velerlei
tuniques gebracht worden in de
meest verschillende modellen. Bijna
zondier uitzondering is er verschil
.van tint of stof tusschen 'de tunique
en den eigenlijken rok Zeer lief kleedt
een rok van gestreepte stof, waarover,
.een tuniquie van effen stof in deaelf-.
•de 'kleurde tunique i© van voren
rond en korter dan de rok, aan weers
zijden iets Langer, doch in het, adtw
tertmidSdien bijna even lang als de nok,
Nog merkt men op fluweelen rok
ken met laken tuniques, het fluweel
is dan iets donkerder dan het laken;
of wel rok en tunique béiden van la
ken, doch dan cbe laken onderrok
druk met ü/wart tres gegarneerd.
Zuinigheidshalve, zullen met de tu
niques de vaüsche yoeringrokken wie-,
der om wonden ingevoerd, <L
men maakt een rok van voering of
prinderwaardiga stof, die met een cm-
demand van ongeveer 50 c.M. hoogte
bedektwondt en waarover de tunique
valtdeze zuinigheid moet vooral)
niet overdreven wonden, opdat men
,geen gevaar lo'ope, dat bij de minste
/beweging dlie het opwaaien van
tunique ten gevolge heeft, de voering-,
nok in het oog valt.
Tuniques, die" vóór en achter in
een punt vallen, verdienen de voor
keur boven die, welkte van voren ech
✓aan de zijkanten zijn opgeknipt
daardoor het figuur verkorten.
CORRESPONDENTIE.
Mevrouw Van1 der G. Voor gelegen
heids-toiletten- kunt It niéts mooters/
gedenken, dan zwarte of gekleurde!
éol-iiemne, op tafzijd-en. onderrok
werkt. Daar dit weefsel echter bijzon-
.der fi.j'n en soepel is, kunt U nieti
.minder dam 12 a 14 meter stof nemen,.
(JSien dergelijke japon moét zeer ruim!
'gemaald, worden om te voldoen. Als
garneerinig komt hoofdzakelijk kanH
en smal bandfLuweel in aanmerking.,
Goarine wil ik U mét eene gravure
,van dienst zijn.
MARIE VAN AMSTEL.
Natuurhistorische
Wandelingen
IN EN OM HAARLEM.
CXCI.
Een zware mist hangt in dé straten
en over de velden, een ongezellig,
huiverig gevoel ontneemt oins den)
lu&t, de deur uit te gaanwij nemen'
een boeik, lezen een courant of roo-
ken, kalm bespiegelend, ©en sigaar.
Jammer .toch, 'het meet nu buiten zoo'
.mooi zijn. Gelooft ,gij dat, laat u dan'
niet weerhouden, trek er qp uit,
straks breekt de zon dooT het -n'evel-
gondijn en geeft u wonderlijke licht
effecten tot loon voor uw moecL Zoo'b
zonnetje is 'wel gewenscht. Ons kli-
piaat drukt idiilkwijls te veel op onze
stemming, onze zwaarbewolkte na
jaarsluchten houden ons te gemakke
lijk af van een buitenwandeling.
Daarom, ©en z-onnestraal moet ons op-
vroolijken, willen wij ten volle genie
ten. De genoegens, die het herfstland
schap ons biedt, bestaan eigenlijk)
niet, als niet het weer meewerkt
Want het zijn niet alleen die kleu
ren, waardoor schilders in verruk
king, natuurliefhebbers in stille be
wondering staan. Slechts dan, als de
zonnestralen de nevels scheuren,
krijgt het landschap eon warmen
gloed, dan eerst izien wij de heerlijke
harmonie van goudgeel een bruin, van)
karmijn en oranje, amn Mcht en den
ker.
Welnu, de zon heeft de overwinning)
behaald, de mist is opgetrokken en
wij stappen opgeruimd in de richting
van Bloemendaal.
Zullen wij hier de Mollaan volgen'?
Maar neen, stap niet zoo haastig door,
blijf liever aan ,het begin van ge
noemden weg wat staan en tuur eens
in de verte. Wij zullen dan straks
door het Bloemeaidaialsche bosch naar,
'de duimen achter Meerenberg gaan,
maar geniet hier eerst van het schil
derachtige tafereel, dat zich aan onze
bogen ontrolt. Wordt het u reeds dui
delijk, wat wij boven schreven Ziet
gij die zonnestralen spelen op da/tl
kleurenrijke 1-andisicihap Welk een
nuances van licht en domker„ weïld
een verscheidenheid van tinteiL
Ziet, hoe langzaam-wanrelend
(zig-zag-lijmen de bladeren neertuime
len. Het is, alsof het hun pijn doet,
te moeten scheiden van de twijgen,
die hun zoolang drenkten, wie zij
zooveel maanden achtereen het won-,
derlijk bereide voedsel afstonden. Nu
wiarden zij afgesteaten. De laatste
levenskracht, die nog in hen is, heeft)
de boom tot zich genomen en voort)
moeten zij nu, hun verderen onder
gang te gem o et.
Wij loopen door die sombere ge
dachten over het komen en gaan)
brengen ons niet tot het doel.
Wat bloeien er langs dén weg nogl
tal van oude kennissen. Het zijn)
meest- allen kleine composieten,, dié
hare gele hoofdj.es- opsteken, als was'
er nog .geen verdelgende winter ih
aantocht. Zouden :zij nog zoo fier ha
re 'kopjes verheffen., als zij wisten,
hoe wij nu hare zusters, .de fraai-
ge vormde Ohrysontlhen, vergoden.
Ach, schier niemand slaat acht cp>
hen, schier geen enkele geeft zich!
de moeite deze fijn bewerktuigde we
zentjes te bewonderen.
Haar schoon is niet zoo opvallend,
laten wij ze daarom wat» van naderbij'
bekijken. Ziet, ieder geel blaadje id
•een bloempje, in staat een heel klein
vruchtje te leveren,, dat kan uitgroei
en tot een heele plant.
Daar, achter dat hek, bloeien nog
koekoeksbloemen, doovenetels en zelfs
malva's gevolg van den zonderlin
gen zomer, die ons in Augustus aordR
beien, in October nog Ixramem schonk.'
De weg door het Bloemiendaalschet
bosch geeft ook nog genoeg. Wat dik)
blader enkleed ligt hier gespreid. Over
een maand of wat zullen hier weer,
de kleine anemones de boden zijn,
van het levenwekkend jaargetijde.
De bruine wortel stokjes hebben nu)
genoeg reserve voedsel bemachtigd ©u
wachten slechts op de zoele lente-)
winden. Zoodra deze den bodem ver-,
warmen, autlen de teer-rose voor^
Jaarskin deren alls op een toovecwenkf
Je voorschijn treden en ons begroef
ten.
Gij vindt dfiifc smalle wegje naar Zo-i
jnerzorg zéker ook niet erg aanlok
kelijk? Wij zullen, dus maan' vlug
doorwandelen en op de Veidlaan eens
Van de Leestafel
Vondel's Bekering door
Dr. G. Brom. Udtg. E. van
dier Vecht, Amsterdam.
De titel van djit boek zou in gewoon
Nederlandsch luiden Vondel's Be-
fceering", waaruit blijkt, dat het
w de 'l. g. n. Vereenvoudigde Spel
ling geschreven is.
D'e vorm is dus moderner dan het
enderwerp, «n het is dam ook een. nog
i&nge man onlangs tot leeraar aan
het Gymnasium te Haarlem benoemd)
•—die van dit werk de auteur is, en
het schreef als dissertatie voor zijne
promotie tot Doctor in de Nedierliand-
sche Letteren. Dat diiit onderwerp
Vondel's overgang van de Doopsge-
Künden tot de Room-sch-Kathiolteke
Kerk, door den jeugdigen. Doctor met
voorliefde is behandeld, doet vermoe
den, d'at hij tot laatstgenoemde kerk
behoort, wat, trouwens etn h'et zou
ïeker verwondering bareto indien dat
öièt zoo .was bij de lezing van dlH,
vooral voor .letterkundigen interes
sarte boek, overduidelijk blijkt Het
blijkt. ook ncxg uit iets anders, nl. uit
9e symlxxlaeke teekening, dae Jan
Toorop gelijk men weet eveneens
tot de Roamschie Kerk overgegaan
voor den omslag ontwierp. Wij heb
ban met belangstelling de verklaring,
die Dr. Brom in zijne „Trileidling" 1 vervuld hij had geen tijd en maakte
van dlie teekening geeft, gelezen, docli
kunnen naettemnn de uitvoering der
gedachten,, die den teekenaar daarbij
hebben geleid, niet mooi Vinden, of
schoon wij onmiddellijk geneigd zij'n.
te erkennen, dat de smaken verschil
len, en dat dus (die ingenomenheid,
waarVah Dr. Brom blijk geeft als hij
zegt, dat, die band „volkomen lih Von
dels geest" is, em dat versiering en
todeel'ing zoo 'trouw aan 't verloop
dier bekering beantwoordt als enkel
een kunstenaar treft, die de dichter
in zijn diepste gangen volgde", wel
volkomen gemotiveerd kan zijn.
Het, zoek zelf is het werk van een
kunstgevoelig man en van een harte
lijk vereerder van den „Prins onzer
'dichltexen". De stijl is fijn en kleur
rijk, krachtig en toch Degelijk smeed
baar genoeg om een zeer prettig le
zend- verhaal te krijgen van Vondels
bekeering niet alleen,, maar ook van
zijn levensloop vóór dat belangrijk
psychologisch moment.
Zoo leeren wij uit Dr. Broms werk
Joosit van den Vondel -allereerst ken
nen als „Menmist", d. w. z. als aan
hanger van de Doopsgezinde Her
vormden. en nog wel als diaken "h
hu nine gemeenschap. ..Een werker
was hij geweldighij had zijn zaken
of erger zijn zorgen, vrat planken
vol boeken, kroeg vrienden in alle
straten, wandelde graag buiten,, waH
ztekeli'k, aan alles bezig en van a les
gaan zien-, hoe de Arristolochia's biet)
maken. Wat is dat? Is door een ster
ke liand dit fraaie onkruid totaal uit
geroeid Dat zouden wij gaan dén
ken, vooral als wij weten, dat een
paar weken terug, de bladeren nog
gaaf waren. Maai- neen, kijk maan
goed op den bodem. Daar liggen ze
de zwarte rosten van die eertijds zoo
forsche plant. Hun (kleur maakt, dat
wij geen verschil meer zien tusschem
bodem en .blad, vandaar onze vergis
sing.
Wat waren die wortelstokken dit,
jaar a!l ver doorgedrongen. Een heir-
leger van jonge scheuten boorde door.
het losse duinzand) steeds verder ©n.
verder, telkens nieuwe stengels naan
boven zendende, om het noodlge
voedsel te vormen.
Daar zijn wij dan, op'het duin. ..Ver
boden toegang". Best, dat is voor1
stroopers iaten wij, vreedzame wan
delaars, het er maaT op wagen. Hiac
vs het nog mooi. Zoo niet de droge!
hladerén van den -witten popel, diq
overal verspreid Liggen, en de ver-
sc'h'ro-mpeldeeikebladeren aan de
taldien, ons vertelden, welk jaarge
tijde voor de -deur staat, wij zouden
er niet aan denken. Door de helroo-
de ranken der bramen, diile als veei-
kLeurige slangen door bef ,gras slin-
,gerem, zien de duinen er nog kleurig
uit.
Trap daar niet zoo vernederend te
gen dien paddenstoel. Het is geen ge
vaarlijke. Bekijk liever eens dien wit
ten bal daarnaast. Over ©en paaT uur
springt deze oipen het onderste vlie
zige deel blijft als een witte kraag!
om den steeft zitten, het bovenstuk
Ontplooit zich paraplu varmig- Willen
wij dit openspringen eens verhaasten
door opzettelijk de verbinding te ver
breken Wat mood liggen die paarse
blaadjes naast elkaar. De sporen rijn
ruu nog niet rijp, het -geheel riet
nog maagdelijk uit.
Daar, aan den voet van dien eik
ataat er een, die veel gevaarlijken
lijkt. Trek die eens uit. Niet? Och^
doe het gerust. De vuilgroene omder-ï
kleur is wal onheilspellend, maar
toch is deze zwam, vooral als het
groen nog wit is, heel onischuldag.i
Kijk eens wat vreemd. Hier zijn dip
blaadjes met sporen niethet rijn al
le buisje, maar toch, deze doen ge
lijken dienst. De Holland-sche naam
van dezen paddenstoel is Eekhoorn-
tjesbrood, een naam, die wel op zijp
eetbare eigenschappen wijst.
Die éik zelf zit .nog goed in het)
blad. Kent «e die bolletjes nog, aan)
die bladeren Kijk, daar liggen ep
ook wat op den grond. Het zijn gal
noten. Schrik niet, hun geschiedenis/
zal i'k niet meer ophalen, maar toch,
tien tegan één, dat ge, evenals ik,'
la'ng hebt geloofd., dat d!ie zonderlin
ge bolletjes, dde dienen tot woning,
eetzaal en voedsel van de kleine, witte
maden, zoo maar ontstaan zijn, dóór
een galWesp, dlie een'igen tijd tevoren
uit zoo'n zelfde bolletje ontsnapt was,
en dlie plotseling op het idee kwam,
dat eierleggen nog zooh vervelend)
werk niet as.
Wat sta je dan toch vreeand té kij
ken, als je hoort, dat dab verhaal
maar 'gedeeltelijk waar is, dat zich:
slechts wijfjes in die kogelvormige
lichaampjes ontwikkelen, die zonder-
bevruchting het aanzijn geven aan
een in vorm geheel afwijkende gene
ratie.
Dan worden die diertjes wed inte
ressant, waarvoor trouwens bij mij:
niet veel noodig was, -nadat ik als
schooljongen hoorde, dait de galwes-
pen eigenlijk de uitvinders van den
eersten inkt waren.
Ziet gij daar Thijm en Sorbenkruidl
nog bloeien Wat Jammer, dat de
mooie bouiw der bloemen van dit
laatste -pd'antje niet goed meer is Waar
De nemen. Die roode stempeltjes ln
het eene, die neerhangende meeldra
den in het andere bloempje, zij zijn
zoo typisch van bouw. Eigenlijk te
het een heel eigenaardig plantje,
,want maast eemslachti'ge- komen ook)
tweeslachtige bloemen voor. Nu zien
wij dit helaas niet. Ons plantje is-een
^achterlijk Henfstkind, dat het niet,
[ang zal maken. Het is al hadf Novem
ber.
Wat zou die mah willen 0 wee,
wij zijn te optimistisch geweest, het
cal -hier voor ons ook verboden ter
rein zijn.
..Heeren, -u mOogt hier niet wan
delen". Zeker weer volgens 'artikel
461. Voor dé zooveelste maal jaagt
dit bekende drietal cijfers ons van
(een mooi plekje. Zullen wij de volu
die week maar weer met evenveel
moed er op uittrokken
J. STURING.
tijd, om zoovee/1 goddletiks meer
don wij hebben te dichten, al moest
hij zijn uur afwachten magr hij was
geen drinker en geen prater en zo
leefde Vondel dubbel." Ia dat ge>en le
vendige, prachtig-ra-ke karakte
ristiek
In het hoofdstuk „Remonstrant
leeren we Vondel nader kennen als
'strijdend poëet, niet van den aange
naam sten kant, maar zacht waren de
poëtische zeden toen niet, zelfs niet bij
Hooft en Huygens. Zijn strijd tegen
die leer der Uitverkiezing drijlt hem,
in de oogen zijner vijanden vooral,
5/n den hoek der Remonstranten,-, wier
verdraagzaamheid hij bewondert, zoo-
dat hij er zelfs aan 'fi Avondmaal
komt, maar toch wórdt hij geen Re
monstrant, waarvan dr. Brom, al
spreekt hij van „mysterie", opmerkt:
hij werd het niet, om geen Protestant
tte blijven en Katholiek te worden".
Vervolgens schetst de schrijver ons
Vondel in den kring zijner vrienden,
en als yrdend. Dié kring is die kring
van "t Muidersüot, w'aarin ook Katho
lieken verkeer en, en in Mr. Cornells
Gysberts Plemp vindt Vondel een
huisvriend, die „nodig was om hean
in de Katholieke geest en vormen vol
komen in te wijden". Vondel werd
daardoor „aangeplempt" en gevoerd
„in 't hartje van Rooms Amsterdam".
In een breed-uit/gewerkt hoofdstuk
krijgen wie dan -den dichter meer van
nabij te zien. „Het -geloof in die een-
1 beid van kunst en deugd, ve-ulochemd
door de renaissance en door d© refor
matie vervloekt 1) was zijn ©enige
kracht." Vondel was een „grieks-
romeinse humanist", en tegelijkertijd
„kunstenaar om Gods wil", dlie een
zichtbare werk begeerde,, en „de
hervorming had geen hoger roem
d'an zijn onzichtbaarheid", meent dr.
Brom. En „een zichtbare kerk was
enkel de Katholieke", en ziedaar Von
del ais „Bekeerling", waarover het
v-olgend deel handelt.
„Vondel"', zoo lezen we diaay,
niet door een .ploüsielingen indruk aan
de Kerk vastgenageld, hij is er ik
groeid, en beleefde 't oude gezag eer
hij het beleed". Zijn vriend Grotius
(Hugo de Groot) hielp hem hoewel
Zelf gieen kerk-geloovige, een heel
eind op weg. Het spreekt vatnzelf, d'at
de levensbeschouwihlg van den schrij
ver voornamelijk in dit hoofdstuk het
duidelijkst uitkomt. Zijn oordeel over
de hervorming en over d'e Protes-
tan-tsche opvattingen van Bijbelge-
loof, te niet rnalsch.
De strijd, dien Vohdel's bekeering
hem gekost heeft, wordt door den
schrijver uitvoerig geteekend. „De
dichöer heeft 'het allemaal begraven
1 Hier thans enkel de vraag stel
lend of Dr. Brom de reformatie
haar verhouding tot de kunst wel
juist beoordeelt, verwijzen w© voor
dit onderwerk naar Prof. E. Doumer-
gue's boekjeKunst en gevoel hn
werk van Cadvyn". Dr.
De directeur Groliman van de Al
gemeen e Handelsbank zat juist te
z-ijn particulier kantoor en los de
nieuwe renberichten door tius-
schen twee haakjes gezegd, rijn voor
naamste bezigheid op dien morgen.
Er werd aan de deur geklopt, en Ju
lius Kun/ze trad binnen, de rijike
koopman en beursman, tevanis hoofd'
aandeelhouder der Handelsbank
Mijnheer Kunze, de beursman, leg
de eerst op een stoel heel voorzichtig
zijn hoogen hoed neer en trad daar
na op vertrouwelijke wdjtze op den
bankdirecteur toe.
Ilt kom met een verzoek tof u,
beste vriend.
Hé, waarmede kan ik dan u,
den met aardisdhe goederen zoo geroe-
igenden man, van dienst zijn?
Nu, nu, niet zoo bescheiden, beste
directeur... Ziet u, ik heb een neef,
hij, heef eveneens Kunze! Het is een
flinke jongeman, maar nu, wel' niet
iemand met heel veel verstand,
daardoor is hij een weinig uit de car
rière geraakt. Wat zal ik met hem
beginnen? Hebt u niet eene vacante
plaats in uwe bank? Het zou mij. zeer
aangenaam zijn, wanneer u hem
eene plaats kon bezorgen!
De directeur Groliman dacht eeni-
s oogienbOi'kken na en- zeadie toen:
Zeker, geachte vriend, ik ben u
gaarne van dienst. Maar wij willen
hem, geloof ik toch dadelijk eene be
tere positie bezorgen dan die van ge
woon klerk. Oogenb'Mkikeldjk is eene
dergelijke- betrekking niet vacant.
Wacht liever nog een poosje. Spoedig
kan eene passende vacature komen
en,... de jongeman kan ondertus-
ischien zijne sollicitatie met de getuig
schriften inizendiem.
U hieeft gelijk, beste directeur,
-geheel mijn gevoelen. Bij voorhaaf
besten dank voor uwe vriendel'ij'k-
heid.
Daarop verdiepten, zij zd'cJh in de
vooruitrichten van de eerstkomende
Derby-rennen, spraken ook een wei'
n-ig over den koersstand dier creddet-
actiën, en daarop namen rij met, een
warmen handdruk afsefhledd'.
Den volgenden dag kwam het ver
zoek schrift, vergezeld van de getuig
schriften, aan d'e bank in en, werd
liet bij de honderden stukiken van
dien aard in de grootë aktenika*t der
honk geborgen.
Dit keer zou dit opbergen emvwel
geen voortdurende zijn. Drie dage»
later straalde deze sollicitatie reed»
de gelukszon tegen. Door liet onteLag
nemen van den eersten secretaris,
was diens plaats vacant geworden.
'En, daar de zaak sle.chts dirie dagen
oud was, herinnerde zich directeur
Grolliman onmiddellijk den ouden
Kuin'ze en den jongen Kunze, dten
beursman en zijn neef, alsook de af
gegeven belofte. En in het oogenbliik
dat hij het z-icfi he-ri/nmerde, liet hij
ook reeds rijn chef-de-bureau komen
en gaf last, dat verzoek van den heer
Kunze uit d'e akt.en.kast zou worden
gehaald en dat de heer Kunze miedle-
deedlng zou krijgen van zijn benoe
ming tot secretaris der bank.
Dn drie dagen Later, toen die direc
teur Groiiknan juist berig wiais ken
nis te nemen van de ingehomiem be
richten over den uitslag der rennen
in 't land, werd de jonge Kunz© aan
gemeld'. Hij' Liet 3iem dadlelijk blcajnen-
komen. Be heer Kunze. was een knap
pe jonge man, élégant in rijm optre
den, be,scheidien in, zijne houding en
met deftige manieren. De directeur
GroWmian was direct met hem ingeno
men. Naar de zinspelingen van. dm
beursman had hij. zich een minder
gunisitigen indruk ivoorgestelkk
Het is mij zeer aangenaam, zei-
de de directeur, terwijl- hij hem met
richtbaar welgevallen opnam., dof ik
•uw verzoek naar wenisch heb kun
nen inwilligen. Ik geef u hiermede
de betrekking van secretaris van on
ze bank ©n ik hoop, dat ik, mét u te
vreden moge zijn. Als salaris krijgt
u voorloopig vijfduizend mark.
De heer Kun'ze moest zich aan de
stoelleuning vasthoudlen, want het
begon hem voor de oogen te scheme-
moron. Secretaris dezer hoogaange-
scbreven bank en vijfduizend markl
Dat was meer dan hij' ooit bad kun
nen droomen! Miaar hij wend zich
spoedig weer mééster. Bovendien, wtas
hij zich bewust, alle kundigheidlen te
bezatten, om den hem toevertrouwden
post met eene te vervullen^ Hij' maak
te voor den directeur een diepe- bui
ging, dankte voor hef hem geschon
ken vertrouwen en beloofde de belan
gen van dJe bank naar alle zijden t©
bevorderen.
De heer Kuruze vervulde rijn© taak
inderdaad uitstékend. Hij werkte met
een reuzen-ijver, en die directeur Was
trotisdh op rijn ondergeschikte. Roede
na korten tijd kon hij hef zonder dien
h er Kunze niet meer stellen. Hij
noemidie hem zijn rechterhiandi, gaf
(hem verscMllenide gratificatie», be
te o-fde hem spoedige promotie kort
om, die nieuwe secretaris had: hief iin
de bank uitstekend. Het géluik maak
te evenwel den heer Kunz» niet over
moedig. Hij blieef vlijtig, bescheiden
en voorkomend, zooals bij het van
den eersten dag af was geweest, gaf
niets om die afgunstige blikken zijner
collega's, en al drongen dikwijls zin
spelingen i-n zijne ooren van „onge
hoorde protectie', hij deed net alsof
hij ze miiet géhoord had.
Zoo verliep e enigen tijd. Toen. het
zeer warm werd, betrok de bankdirec
teur -zijne villla, ver buiten de gren
zen der groot© stad. Nu kwam bef
dikwerf voor, dat de directeur
in 't gebed". Vondels bekeerder was
„Vondel zelf met Gods genade". „Het
knielen leert ihij van vrouwen" (o.
van zijn dochter Anna, die, „met haar
concrete vrouwenaard" het eerst ge
reed kwam. Op 17 Nov. 1641 doet Von
del zijn Eerste Communie, vier en
vijftig jaar oud.
Dr. Brom beschrijft dan in' het vol
gend boofdst.uk hoe Vondel „als Ka
tholiek rich meer ontwikkelt dan ver
andert", en „met den dag, sterker en
beter" wordt. „Vondel propageert da
delijk die meest .gehate dingen van de
Kerk", voor iwelke hij zélfs Hugo de
Groot te winnen weet, al volgt déze
Vondels voorbeeld niet. Hij gaat voor
al om met andere bekeerlingen, en
zoekt aansluiting bij kunstzinnige ge-
loofsgenooten. Met hen, o. a> Jan
Vos, springt hij in de bres voor 'fe
tooneel, „waartegen de -dominees fél
zijn als walvissen tegen een schip".
Vondel „houdt hen zijn toneelschild
voor en daarnaast een banier
met de namen van gereformeerde to
neeldichters, zelfs Beza die de loer zo
zuiver bewaarde héb je ooit zo'n'
ironie "gehoord?" zegt Dr. Brom iin
rijn fri»oh-humioris$schen stijl. En
dus belijdt Vondël zijn geloof op die
planken, wat ons door zijn levensbe
schrijver uitvoerig verhaald wordt.
En :h een laatste hoofdstuk teekent
hij ons den grooten main als Burger,
wiens heele politiek was „Eér zij
Gode en Amsterdam", én waarin hij
toonde, dat de harmonie van Chris
ten en burger hem lief was. Als bur
ger is hij vurig strijder voor wat kom
good en vaderlandslievend lijkt, maar
„oneindig zachter wondt Vondel ia
zijn ouderdom", hij noemt het' lerrem
„een blij-eindig- treurspel, en „waar
achtig", zegt Dr. Brom, „er zit lm rija
overlijden zoo'n verheerlijking al*
enkel een reine ziel verdient."
„Wij staan voor Vondel- met gwvtou-
wen hdaden", zoo eindigt Dr. Brom
eijn levensbeschrijving. „Ja, wij we
ten meer dan hij, xnaaj hij is do wij
ze wij voelen fijner, maar hij ia do
dichterwij kijken verder, maar hij)
is d'e 'ziener. De man met het diepe
geweten is de rechter van zijn volk,.
Wee de predikant dfe hij vervloekt, eo
heil de priester die hij zegent, want
rijn vonnis leeft tot het laatste oor
deel".
Aan dr. Brom'g boek zijn tachtig
bladzijden vol noten en verklaringen
toegevoegd. Zij vormen 't puur weten
schappelijk .deel van dezen arbeid.
Wie ze inziet., staat verbaasd, dat uil
de verwerking van zooveel droo®B
©en zoo warm-levend', waarlij'k-bo©{-
end boek groeien kon, als dat, waar
van wij een uittreksel gaven. Het is,
wij herhalen het, vooral een boek
voor Roomsch-Katholieken, inaar wte
hoog genoeg staat om aan te hooren,
ook als hij tegenspreekt in zijn hart,
zal van dé lering veel genot hebben.
DRIESTAR.