Zijn mededinger
wtursdi a© boos, niet ©mdlat ze kwaad
aardig is, wamt' och, ze is toch zoo
goed, maar dan is ze ongeduldig
Ja. dlat is wèl .wat voor ons I Eem
kruis, boor zusters Maar als je me
kaar lief hebt, dan draagt een kruis*
gemakkelijk. Én ooh, 't was vroeger
toch zoo'n goed, zindelijk wijfje
„Eu moet je diaai den gansehandag
thuis blijven* wie doet het huishouden
dan. en het werk op het land?"
Jfeu, zusters, ik moei natuurlijk
ailes dioeai. Wasscihen, en kaken en op
hei land. Alles moet ik zelf doem En
over dag, kaai' Ineit nooit, waart dan
moet ik op haar passen. Maar als
Xe djan eens 'ingeslapen is 's avonds,
en tk djeark dan: nu zal ze wel een
uurtje slapen, dan neeim ik mijn. 'kans
waar en dan ga ik met een Lantaarn
to. het achtersdhuurtije, en djam sta
ik daar soms zoon hJalvjen nacht
door te wasscSien en te werken. Ja
zusters.i moet wel, want je moet
toch' schoon voor den dag komen.
ÈfJaiar och, een mian kan diat zoo
slecht en vroeger zag het er- hbar zoo
netjes uit. Want mijn vrouw was
kraakzindelijk, ai zeg ik 't zelf. Nou,
tuat koken, kan ik overdag' wed doen.
En voor biet land jia, zusters, nood
so eik t list dan w.aoht ik die mane-
scMjtai maar af, zie je, «n dan laat ik
de deur open dlat ik ze dadelijk kan
hoorie® als er wat is; en dan poot ik
de aardappels in den maneschijn, of
ik wied het onkruid of ik steek, de
tor?, of wat er te doen mlt. Want
in den maneschijn kan je best zien.
En wanneer moet tiet anders? Maar
slaap krijg ik haast nooit, en als de
Heere God mij niet sterkte, dan was
ik allang uitgeput.
En nu zal je wel zeggen:
,,Waar is je vrouw dan nu?" Ja,
»ie je, nou moet ik morgen op' die
Suafouiatenvemster maakt een schaap
koopem en nou moest ik wel- eens weg.
Maar och,'lE_&an niet zonder Maate
ke, wie zijn zoo' gewend aan elkaar,
en non heeft Japik zo vanmiddag met
de mestwagen gdhaald. Ik heb haar
een daken oanigedaa®, en toen hebben
we ze naar mijn dochter gebracht
tot morgenavond, als God wil. Maar
heuach* ik zal blij zijn als het maar
weer morgenavond is. Maar de zus-
tem zullen mij een groot genoegen
doen als ze eens koimen willen als
ze weer thuis isv"
'Het was tijd om weg te gaan. In
de hut was het ondier het vertellen
van dien lijdensroraia® van den ou
den Tabe al stikdonker geworden, en
aan de vierkante stuk/ken zwartgrijs
met nu en dan een goudstip er in
die de gordiijmlooz© ramen waren,
kon men zien dat de avond was geval
len en. het moodiig werd om op te stap
pen. om den wieg naar 'huis nog te
minden tussühen al die k-ronikeip-aad-
jes en zandwegen van de heide.
J^ =njiU«. njimpm nfftfthiftidpn, het
was zoo weemoedig' wat de oude man
nog- 'zeide
..Not; ben ik toch zóó dankbaar, dat
jelui eens bent gekomen, want de
menschen schuwen ons 22010* en nooit
komt er c-en eens kijken, want zie zijn
allemaal 'bang voor gekke Maaike. En
het' is toch zou troostelijk als de men
schen nog eens naar je omzien.'
Arme, eenzame stumper.
Alléén met eene Qcrankzdnndge
vouw
Het klinkt raar, tmaar dlat was de
eerste ontmoeting met den dichter.
Een paar dagen later gangen de zus
ters er weer heen. liet ou-dle huisje
stemd nog, maar dat was 'n wonder-.
En géén; wonder was 't, dat de helft
van den voorgevel er 's nachts uitge
vallen was. Zoo maar in puin geval
len. En de oude Tabe moest het groo
ve gat dat ontstond, gauw aanvullen
mot wat. bossen stroo en. een paar
oudle rokken want Maaike mocht toch
geen kou vatten en als je veel binnen
zit, cBan ben je zoo gevoelig.
De oude krankzinnige vrouw zat nu
in het vertrekje. In een vermolmden
oieten stoel, in lompen cn kleeren, die
veel te ruim waren, en die haar wel
zoo maar leken omgehangen te zijn.
En haar mager, geel gerimpeld, inge
vallen gezicht mot de wezfthloozé
oogen stak zoo monsterachtig uit de
dilkke menigte van lompen en vodden,
die haar zoo breed maakten.
Ze blafte als een hond, toen de zus-'
ters binnen kwamen't was akelig
om te hoorenen terwijl ze opstond
in haar volle lengte en ze is een-
groote vrouw sloeg zij met haar
lange armen en kwam op de zusters
af om ze te omhelzen want, zooals
later bleek, ze dacht dat het familte
van haar was uit Amsterdam.
Tabe drong haar echter met aan
doenlijke zachtheid weer terug
haar stoel, zag de zusters terzijde zoo
aan met een bLik van „dat moet je
de stumper nou imaar vergeven"
en zei
„Nou moet moeder gaan zitten, want
diie dames komen ons eens bezoeken!"
Ze luisterdie wel, «naar met wilde
gebaren riep zo maar, en schreeuwde
se maar, en wees dan op die, en dan
op die, alsof ze vragen wilde, wie
toch die vreemde menschen wel wa
ren, en wat ze widen.
Want ze zag nooit menschen.
En toen de zusters nu een paar war
me Meedin.g9tuk.ken ui tpakten en haar
die gaven, toen kraaide ze het uit, en
ze gilde dat liet akelig klonk, van.
blijdschap. Met krijschen.de kreten
schreeuwde ze telkens haar man to,e,
en trok hem met de lange armen
naar zich toe, dat hij het toch zien
moest, wat zij gekregen had.
„Maar, Tabe", vroegen de zusters,
toen ze een oogenblik wat bedaard
was, „je vrouw is toch hulpbehoè-
vend. Dat kan toch zoo niet langer; 1
willen wij eens moeite doen, dat zij
eigens in een gesticht geplaatst
wordt
Doch de oude man werd verdrietig.
Hij schreide bijna.
„Wat, zusters! zou ik dat magen
doen? Zes en veertig jaren is ze go d
voor mij geweest, en 't was zoo'n bes-1
te vrouw, en zou ik haar nou aan
anderen over moeten laten Niemand
kan zoo goed voor haar zorgen als
ik, dat durf ik zeggen, en moet ze nu
nog het heimwee naar mij er bij krij
gen? Want we kunnen immers M et
van meikaar. En dan zouden ze m ij
ook gauw naar 't graf moeten bren
gen. O, ik we t nou al geen raad als
de Heere haar eens eerder dan mij
zou wegroepen, en ik alleen moest
blijven Neen, zuster, niet naar een
gesticht
En zijn blik richtte zich vol belde
op Bij®, arme oude vrouw, en 't klonk
vol droefheid
,,'t Is andei's wrèl watHoe is 't toch
mogelijkvroeger zoo'n beste vrouw."
De zusters gingen er nu geregeld
heen.. En och, er was nog al heel wat
noodig. Want kopjes en schoteltjes
sloeg ze gedurig kapot, en de lamp
werd! achter slot geborgen, als de
oude mam even niet binnen was. Ja,
toen d'e zusters wat kousen gebracht
hadden., omdat de zijne totaal versle
ten en door hemzelf met dik touw
maan zoo wat bij elkaar gehouden wa
ren, was hij, terwijl zij nogal een
goed oogenblik had, even naar buiten
gegaan. Doch spoedig had een rook
wolk uit idle deur hem weer verschrikt
naar binnen doen ijlen.
En daar had ze nu dat baste paar
knarsen niet nog een paair hemden -
en meer waren er niet midden in
de hut op een hoopje gelegd, er petro
leum over gegoten en dat toen
brand gestoken. Als een oude too ver
heks bij haar nachtelijk vuur zat ze
erbij te schreeuwen en te kraaien van
pl-edrier.
Dat was een schadelijke dag voor
dén armen Tabe geweest, zoo'n paar
beste kousen, en zulke beste hemden
Maar och, men mo.est het haar ver
geven, en 't was al gelukkig, dat de
hut niet was in brand gegaan.
„En zei Tabe wat was ik daar
na toch. dankbaar, want oude Maaike
had zichzelf heeleroaal niet gebrand,
niks
De zusters gingen er dus geregeld
heen. Ze hielpen met alles, en er whs
heel wat te helpen.
En of de oudjes dankbaar waren
't Is nog maar heel kort geleden, bij
een bezoek, dat de oude Tabe met
een gewichtig gezicht, alsof hij een
geheim had, de zustere aanzag, en
ze de
„Kijk eens, zusters, nou hebben
jelui al zoo vaak wat aan mijn oudje
gedaan, en nou dacht ik, een M'ein
presentje was op zijn' plaats. En nou
heb ik vroeger met papieren en
scheurkalenders gel0open en met
oude boeken. En nou had iik daar
een tasch voor, die ik altijd bewaard
heb, omdat hét zoo'n mooie was.
Maar nou ben ik toch te oud voor den
boekhandel, en nou dacht iklater
als ik dood ben, dan weet ik niet,
wie haar krijgt. Dus moest ik jullie
die tasch maar vereeren".
En in 't volle besef van 't gewicht
van zijn daad, en van het kostbare,
dat hiij afstond, buide hij: en haalde
vain onder zijn stoel een oude, afge
sleten groen-en-bruin gebloemde reis
tas/oh te voorschijn ;t zoo een met
groote l'eeren handvatsels, waar onze
overgrootvaders mee in de trekschuit
stapten. En die oude „kostbaarheid"
gaapte van de aardappels, die er in
/men. rsooraevoi 1
Een merkwaardig geschenk. En
misschien zegt. een JJezer: ik had' diat
oude ditnig stelletjes daar gelaten!
Maai' de zusters wisten hoe het ge
meend was. En teen kwam óók het
gedacht vooa1 dien. dag. Ja, zei hij, ik
ben eigenlijk van dichterlijk geslacht
En vroeger droeg iik voor, op een
stoel in de herberg, maar och, met
zoo-veel ellenlde dan gaat het dichten
er af. Maar van de week, toen ben ik
nog eens weer aan. den gang gegaan
en ik een versa© op jelui ge
maakt. Dat ijs dam meteen, een tegen-
presentje voor het mJooie portret dat
je van ons gemaakt hebt."
En toen kiwiam er een groezelig pa
pier voor den dag met haëroglyiphe®
be.sdhrefv.en. Maiar de zusters ontcij
ferden het toch, en dit was het:
Want ge wlandiett op 's Heere® wegen.
Mijn vrouw verhindert mij ver dei- te
gaan,
Want ze kan niet alleen op haar Voe
ten staan.
Dus nu Wil ik eindigen mot een vrien
delijke groet
En iik 'hoop. dat wdj u weer gauw ont
moet.
Ook van mdjn vrouw een oompliirmn-t
'Als ge dat aardig vindt.
Nu weet ik niet tot wélke school
deze dichtkunst behoort. En toch
wel, wianrt. pit <te school der denkbaar
hieoid kwam. het vers -voort.
Ja, poëzie schuilt overal.
Maar dat wie Mier op onze arme
Friesche heide een dichter zouden
vinden, dat had lik nooit kunnen den-
den.
Als. ik hier eenzaam zat,
Dan daten vaak mijn zinnen,
Dan toomt mij iweer eens dit.
Dan weer eens dat te bómmen.
Zoo kiwiaan in onfijn gedachten schie
ten.
Dat ik uw gunst steeds mag. genie
ten
Ais ik gebrek aan iets heeft
I-s- er éen Redden die alles geef t.
Geüiefdle zusters alle twee
Wat brengt ge om® toch. veel mee
Want als ik nu1 weer die kJeeren be
schouwde
Het is gelijk ilk wel vertrouwde.
Wdj hopen u nog vaak te ontmoeten
En u met blijdschap te begroeten.
Maar u woont wat ver van. ons ge-
edhe/iden
Aulders kwtaamt ge vaker tusschen-
beddie®
Toen gij voor het eerst onze woning
binnenkwam
En ons, twee oude lieden, daar ver
nam,
Die droegen grijlze haren., ais bewijs
dat hunne jaren
iSpoediig ten einde waren.
O Zusters, wat waren wij toen toch
blij
Dat gij gekomen rijit bij mij,
En dan wel zusters, an uw stand
Die vertrouwt op God, ja op Zijn mil
de hand.
Het wias. een wane stem die In uw
harte klonk,
Om, ons boo bij te staan en ons die
Moeren schonk.
De schrijfkunst héb ik niét geleerd
Veel woorden staan daarom, verkeerd
Maar toch wil iik u vertellen
Dat mij® vrouwtje Is bereid
Voor die- eeuwige -heerlijkheid.
Bedanken, heb ik wel geleerd-
Vbor dat ge oma hebt nitgepa ttentoerd-
(gefotografeerd. -V.)
-Zoo duidelijk voor ons oogen
In een lijstje met groene randen om
togen.
Wij h'oipen dat wie u nog meer ontmoet
Hetzij met fietsen oif te voet.
De Heerre schienlke u zijn megen
George Eggert trok zóó Ward aan
de bel van- zijn villa, dat de huis
knecht en, het dienstmeisje doodelijk
•verschrikt, overeind vlogen, meen en-
de, dat er brand'wa.s, of no-g i'etsveel
erge.rs. Het bleék echter slechts dé
huisheer te zijn, dié thuis kw-alm en
.zijn sleutels vergeten had. Nefetn
niet vergeten, zij zaten rustig in don
zak van zijn kostbare pelsjas, haast
een zijden foulard en éen sigaretten
koker. Maar. het had dien dichter,
bij Gods genade, eenvoudig niet be
haagd, zich van dit feit te overtui-
gen.
Een druk op een knopje en 't prach
tige trappenhuis, met. zijn Floren-
tijnsch mozaïek -en Parijsch' brons,-
vlamde op in den schijn van, ontelba
re électrische llam-pjes, die rondom in!
verschillende nissen geplaatst waren,.
Hier, mijn hoed, mijn pelsver-
du ivédd, kerel, pak dan toch aan
Meen je, dat i-k hier eeuwig met dien
natten rammel will staan.
De huisknecht ham, stom vain ver
bazing, de dingen aanin zoo'n
stemming had hij zijn heer in lang
niet gezien. Deze was intussohen een
.paar treden naar zijn studeerkamer
opgeloopen. Alles stil, alles donker.
'Silechts in den haard glimt nog een
enkele kool en buiten lekt, miét een
tonig geluid, de reeds weer tot drup
pels geworden sneeuw van de ramen.
In de eet,kalmer laat juist die groo
te klok elf heldere slagen hooren.
Pas elf uiiv? Pc d'acht, dat 1
minstens één of twee tmJr! "Was.
Tin .flonker schiarrelde hij naar de
öofa, waar on hij z4ch in volle, lengte
uitstrekte. Hier is het. tenminste rus
tig; en stil. Hé, dat doet goed. Nu ko
men de zenuwen tot rust. Na all dat
licht en leven...Ja, het leven- in een
groote stad vermoeit. Iedler jaar
werd hii gevoeliger, na ieder sei
zoen prikkelbaarder... Honderd mij
len ver wenscihte hij zich, alles ach
terlatend, den heelen rommel, dien
'men „gezelligheid en comfort" noemt.
Terug naar de natuur, eenvoudig le-
G-L—l-uig,, kaf Ir/vn F,Tl
tochhij wü het en hii zal het doen
ook.... Vandaag nog, of overmorgen,
of met een week, zoodra Sophie maar
mee :wi|!... Ja, zijn lieve vrouw, met-
haar akelig sterke zenuwen, die lag
natuurlijk nu reeds in haar bed en
sliep!.... Zij slaapt en droomt niet
efêns, of hoogstens van de kdneterr-
iwasch en van het nieuwste kook
boek.... -Ta. dat is het! Hoe is bij
toch', d'e overgevoelige dichter, aan
goo'n vrouw 'gekomen Als hij nu
werkelijk met h'aar naar buiten trok,
hoog naar het noorden of over de
1 Alpen hij kan immers niet. met
lm.ar praten. Zij begrijpt nfiets van
zijn denken, en voelenintegendeel.
Zij komt altijd met zulke vreemde
iredeneeringen, waarop je niets leunt
antwoorden. Eh d'aarbij is ze zoo on
zinnig ouderwetsch, zoo in het geheel
niet „dernier cri". Absoluut ont
breekt haar de smaak voor die kunst-
triiilingen van, den tegenwoordigien,
tijdO, Sophie, Sophie Als je
vahavond tenmilniste wat langer op
was gebleven, om ra-et je vlugge
handjes thee voor me te zetlten. e®
me aan te zaen met je lieve oogen,
da® zou ik me niet zoo ellendig voe
len.
't Wals, alsof de jonge vrouw dién
jwtos'ch gevoeld had, want réed®
hoorde hii haar lichten tred én een
seconde later schoof zij de flnwpelen
portière qp zij.
Hen jij daar, George?
Goeden avond, vrouwtje, ja, ik
ben hier.
Ein in pikdonker. Zall ik bet licht
opdraaien
Goed, maai- laag, heel laag. Mijn
oogen doen mij pijn.
Zij ontstak een kleine lamp op de
schrijftafel, wier licht ze nog met)
een roode kap temperde. Een rose
gloted viel op die slanke gestalte, in
het witte gewaad, waarop de dikke,
zwarte Vlechten vrij malair benedien
vielen.
Heb ie al geslapen, kindje?
Ik werd wakker, toen je thuis
kwam. Je hebt immers gebeld?
Ja, ik had geen sleutel, of... ik
kon hem niet vinden, of eigenlijk....
ik whs uit mijn humeur.
Dat schijnt nog het geval te zijta.
Is je iets overkomen?
Wel nee, hoe kom je er bij
Toe, ga nU eens naast mij zitten, dan
kunnen we eens gezellig praten.
Zij schoof een fauteuil bij en vlei
de zich gemakkelijk in de zachte kus
sens.
Goed, vertel me maar éehs wat.
Ben je naar d'e comédie geweest, om
die vijftigste opvoering va® je laatste
drama bii te wonen? Dat whs im
mers je plan
Ja, het was mijn plan, mlaar
daar is het ook bij gebleven. Onder-
wieg reeds zag ik de bekende roode
aanplakbüietton. Beraesch was ziek,
kon niet raeespeleoi-ze moesten dus
iets ouders geve®.
Jammer maar wat heb je toe®
gedaan? Je bent niet dadelijk thuis
gekomen.
Had i-lc dat maar gedaan. Er
kwam echter iets tusschem.
Hier zweeg hij een oogenblik én-
stak een -sigaret 'aan.-
Herinner je je nog, vrouwtje*
dat ongeveer een half jaar geleden
de post hier een manuscript bracht 1
Dat gebeurt zoo vaak, Geopge.
De menschen- plagen je zoo dikwijls
om hun stukken te lezen.
Ja.... ja.... maar toen was het
toch iets bijzonders. Het manuscript
zag er zoo netjes uit, Was met de
machine geschreven en maakte direct
zoo'n vertrouwden indruk. E® do®
was er nog' een roerende, anonieme
bri'ef bij, maar toch heel anders dan
die geWon-e brieven. Weet ja er niets
meer va®, Eifi
Ja, ik henmnier het me vaag
nu
Je moest 't toch nog iweten, want
ik heb het je uitvoerig verteld. Maar,
ter zake. Ik las het ding, het was een
kluchtspel, i® dlrie bedrijven. Niet
zoo bijzonder, soms zelfs grappig on
beholpen geschreven emi daarbij vree-
se! ijk ouderwetsch. Maar... ik had
medelijden met den vermoedelijk nog
jongen auteur, en gaf het daarom
aan den directeur van e>en tweeden
bangs schouwburg. Daan-oor was 't
goed genoeg en 'daar zou het 'wel een
dozijn opvoeringen 'kunnen halen.
I-Iet heette „Een ethische vraag"
nu weet je het toch zeker wel
De jonge vrouw wi'erp m'at een
energieke beweiginig hét haar haa/r
achteren en zei
Ja, nu herinner ik het mij.
MooiTic gaf het stuk -dus, zoo-
als ik reeds gezegd heb, aan dan dik
ken BaumüJJeT, en dacht er niet
meeir aan tot.... vanavond half zeven.
Ik stond nog zoo te overleggen) wat
ik doen zou, nu mijn vijftigste afge
wimpeld wa^, en daar valt- mijn oog
op de „première" in dein Groote®;
Schouwburg. Je weet, dat daar eigen
lijk onze beste troep speelt en ik zou
mijn stukken da-ar ook Haten opvoe
ren -als i-k niet op voet van oorlog,
stond m-et den directeur. Ik lees dus
„Groote Schouwburg"; heden: Voor
de eerste maal „Olivia". Tooneetstulg
van A. Horn en daaronder ver
beeld je„ vrouwtje, dé ar onder al
le personen uit het stuk, d-at 'ik B'au-
müller gegeven had. Ik er natuur
lijk heen. en verneem daair van de®
regisseur, dat het: mijn stuk is), daiti
wil zeggen, liet stuk, dat i'k heb aan
bevolen De dramaturg van den Groe
ten .Schouwburg had het manuscript)
toevallig bij zijn vriend Baumülletr
gezien, was er verrukt over en heeft)
het zijn directeur aanbevolen. Alleen
dien tit'el hebben zij veranderd.
De jonge vrouw trommelde mlet
baar sierlijke- vingertjes op die leu
ning van den stoel. Etn hoe ging
h'et Verder
Zoo, -begint het je nu ook te itnte-
resseeron Maar bet wotrldt nog gek
ker. Het is een prul, waiar ik geen
dubbeltje voor zou geven. Maar het
publiek, dat onberekenbare, duizendi-
koppige monster Die Moloch, dié de
besten laat verdrinken en dJ© stum
per da naar boven stuwt.
Zij hebben het uitgefloten
Uitgefloten? Gejubeld hebben ze,
stormachtig geapplaudisseerd. Ze
hebben z-idh als .gekken gedragen en
erolcusJiOEi, <3-0 olucltJOJ 'XTUttHiliOn.
Eln toen de regisseur ten slotte ver
klaarde, dat ook hij den naam' van
•den auteur niet kende,, Waren de
memscbem als geëlectriseerd.
De jonge vrouw stond op schoof
een raam op.
Het is 'hier zoo warm zei ze.
Dat kon ik niet vinden maar
ho-or nu verder. Ik zóu geen ophef
van de zaak mtaiken e® er zelfs niet)
eens over spreken, dat fk het stuk
heb aanbevolen, als er nog niet iets
bijkwam. De geheéle erttiek, en ik
sprak bijna allen is van m,eenling,
dat er een fabelachtige aanleg in den
jongen auteur steekt, en- heit valt'
m.ij hard. het te zegge® nog Wel
op liet -gebied, waarop ik mij speciaal
beweeg, lie heb de satirieke oomtedie
in bet l'evon geroepen, e® nu toornt
een nieuwe-litog, die mij met één slag
overtreft. I-Iij heeft mij uitgedaagd;
nu moet ik vechten voor mijn naam.
Nu (geldt het iets bijzonders schrijven
of... voorgoed zwijgen. Je schudt je
hoofdi, Fifi. Het is, 'helaas, rniaar all
te waar. Men heeft 'het mij, den groo
tse® dichter, recht in mij® gezicht ge-
z-egd„Dien toerei, dien Grimmlen,,
van „de Algemeen e", daar blijft ge
bjj ten achter, Bggert, daar blijft go
bu ten achter". J
Ik. ac-hterblijvon... zooki onbo-
schaamdheM! Mn.ar, dat zeg ik ie
vrouw ik schrijf in hét geheél niet
n I'ö-g'e-1' tetter. Wij
trekken ons terug. Wij keeren dezen
ondankbaren den rug toe. Waar wil
je heen Naar Madeira of Tromsó
SfïïL Hopen öf naar de éeuwige
sneeuw? Morgen vertrekken wij.
Ik niet, George
J'j nietWat beteeketot dat? O
,p-hf 'Je wilt '^et iweuiwje stuk
zien. Genieten bij don triomf van
jmjn mededinger. Hartalooze, gevoel-
«zo vrouw^ Ik laat me Van
d-en, ja, scheiden i
Zij had Zioh naast hom op dm dl-
vati laten glijden dn slot® h'aar ar-
men om zijn hals.
Niet doem;, Geopge, niét dóen1.
Ik beloof dan ook, dat he|t niet Weer
zal gebeuren. Vergeef het mij... want
de 'auteur ben ik.
DE GEHEIMEN VAN HET KASTEEL
WELBECK.
Juist op het oogenblik, dat het sen-
sntteproc.es Druce-Portliand in Enge-
Icind; men zou zelfs kunneai bew:eren
in de géWeote bescluaafdè wereld, dé
algemeene aandacht trekt, het on
derwerp der gesprokken uitmaakt, e®
kolommle® iln de bladen vult, is den
hertog va® Portland, wi'ehs recht op
den. titel, dien hij voert e-n op de eigeiir
dommen, die hij thans nog al® de
zijne betechouwtt, in dólt geding wor
den betwist, heit voorrecht te bieuirt ge
vallen aan de® Koning en de Ko
ningin van Spanje een schitterend)
feest te mogen aanbieden op zijn kas
teel Welbeck.
Er had een groot bal plaats i® de
groote, ondieraardsche zaal, een reus
achtige ruimte, die 'hiet centrum vormt
van allle vertrekken en alle onder-
aardsche galérijie®, waar de excen
trieke hertog va® Portland, de held
van het bovengenoemd' proces* zijn
teven sleet.
De Londens-C'be berichtgever van
den Temp®", die tot de genoodigden
behoorde, heeft -een bescl mij ving vaat
d'-t feest gegeven, waaraan wij het
volgende ontleeaie®
Op die stoep van hel kaisteel, in de
eerste antichambre, in d'e gangen
Staat een leger onbeweeglijke lako'en
met gepoederd haar mijn begeleid®-
IkM mij i®„ dat een groot gedeelte de
zer bediende® vomiomdle detectives
zij®, die te winke® hebben \uor de vei
ligheid va® de® jeugdigen Koning.
Wij gaan door de praclutige biblio
theek en dan naar bene dén, en h t
wedkt eigenaardig op de verbeelding,
neder te .moeten dalen om in een bal
zaal te kamen. Wij wandelen een zeer
lange galerij door met prachtige sch.il-
djerstukke® van Swayers aan cL- eene
zijde e® portretten, va® beroemde dra
vers aan de a®dere zijde. De hertoge
lijke familie had namelijk va® ouds
her reeds een groote® hartstocht voor
wedrennen en paarden.
Nog eenige treden dieper en wij zijn
in een zaal van verbazingwekkende®
omvang. In geen enkel paleis, geen
■enkel hotel heb ik ooit aan zaal. ge
zien van. zoo reusachtige afmetingen
zij wekt de gedachte aan een tempel,
een Bgypbisch onderaardsch geiwelf.
De hertog en die hertogin hebben 121)0
uiltnoocLiiginige® verzoniden., alle coun
try gentlemen uit de geheete streek,
liadden het verzoek ontvangen, ook
hunne gasten mödie te brengen, er wa
ren er zelfs uit Schotland cn de Baal
was nog laaig niet vol.
Te 11 uur zette het orkest 't Spaan-
sche volkslied in; dé Iconinklijke
stoet trad binnen, de Koningin aan
den arm van den hertog- van Port
land, de Koning met de. hertogin. Het
Koninklijk echtpaar nam een oogen
blik plaats en daarop beg.on de off'.-
ci-eete quadrillie.
Onder die tal/rijke gasten, m-erikte ik
ook op deal oud-minóster Balfour, met
eene allerbek.-ooi'li'j'kste Miss aa® don
arm. De coniservatieve lédder danst
met \vaardigheid1, nua-ar is blijkbaar
nu e® da®- die kluts kwijtals bij. zich
vooruit moet bewegen, schijnt lnj zien
af le vragen* of hij niet beter de-Kl
mét achterwaarts te. gaa®, moet hij
naar rech-tq, dia® schijnt hij neiging
te gevoelen om naar links te wijken.
Gedurende de geboete quadrille d,eed
die heer Balfour precies hetzelfde als
in zij® veldtocht voor tariefhervor-
ming. IH
De hertog- ma.akt een flinke®, ele
gante® indruk; hij ziot er nog. Beer
jeugdig uit., ofschoon zijn dochter he
den hiaar intrede i® de-wereld doet.
Hii is iln die geheel© st-reok zeier po-
pui.air, Memiand spreekt over hom
da® met die® grootsben lof. De ncr-
toigto, buifceugieiwoon lang en sianK,
steekt een hoofd uit boven al de an
dere dames, zij is zeer imposant* ma
jestueus, een echte Briteche schoon
heid.
Achter in de zaal tusschen groene
planten en bloemen staat een marme
ren borstbeeld; het stelt een man
voor met ee® gelaat, sprekend van
wilskracht, met fijne trekken en een
da-s om den. hals, zooals men die m-
streeks 1840 droeg. Dit is de excentrie
ke hertog, die aanlegger van die onder-
aardischie gebouwen, de beweerde wiur
keiier uilt de Bakerstraait. Er ils n'e-
jnanid i® de »a.al, die niét, watnmeer
zij® blik lueenglijdt langs die buste,'
denkt aan het thans aanhangige pro
ces niemand* in wiens herinnering
niet opdoemen al die fantastische ver
halen, die over den hertog in omloop
zijn, over zij® kluizenaarsleven inde-
ze schitterende catacombe®, zijn rei
zen naar Londen, zij® zonderlinge
liefhebberijen.
In deize zaal, waar het hedenavond
zoo vroolijk toegaat, die thans zoo vol
is van stemmengegons en muziek,
heeft hij jaren lang geheel alleen ge
woond, in de sombere duisternis, -■ b
ve-rclwaald in deze ontzaglijke ruim
te®. In al de wanden zijn deuren,
thans gesloten, die toegang geven tot
andere vertrekken, tot galerijen' van
een K.M. lang. Een diezer tunnels,
waard-oor met gemak een rijtuig kan
rijden, leidt direct naar een uitgang
in Worksop, liet in het part gelegen
dorpje. De gasten hadden duip des
noods per rijtuig in deze zaal hunnen
omen.
In twee andere onderaardsche zaten
(de eene met een prachtige collectie
opgeizét.te vogels, wierd een heerlijk
souper opgediend. Na afloop daarvan
begaven de Koning en de Koningin
zich weder naar de zaal, en werd we
der eene quadrille gedanst, e® te twee
uur trokke® 'de vorstelijke pierson-en
zich terug onder de tonen van het
Spaansche volkslied.
En tot het aanbreken van dug hoor
de men in het park, zoo verlate® tij
dens het leven van de® hertog", hiet
getuf der automobielen en het r'ateteu
van rijtuigen* dié de gasten weder,
naar hun eigen home brachten.
WAT VORSTELIJKE BEZOEKEN
KOSTEN.
Logées zijn duur;, dat weet ieder,
en als het vorsten betreft to.'am de
gastvrijheid zeer duur worden. Want
toef! 'Mie koningen zijn zoo beschei
den als 'koning David Kalakana, de
vorst der Samdwidh-eilandlen, die in
het j;aar '1883 koningin Victoria be--
zocht en in een kosthuis werd gqlo-'
geerd, waarvoor 40 guide® per week
werd betaald. Zijn logies beviel1
hem buitengewoon goed on hij het
afscheid vroeg hij in diepen ernst
of alle andere vreemde koningen in
Engeland ook zoo voortreffelijk Wer
den verzorgd als hij. j
Juist !hot tegen overgesitelde k!o®
worden geconstateerd bij h'et bezoek
-vain sultan Abdoel Azis aan Engeland
in 1867, die een gevolg meebracht van
1000 personen, die alle onder diak ge
bracht moesten worden. Ook de sjah
van Perzië bracht in 1873 ongeveer
500 personen mee, zoodat 13 <extra>-
tiréinen noodig waren om die bagage
te vervoeren,. Het gevolg der vorsten
draagt menigmaal nog op zeer bij
zondere wijizé bij tot verhoogtog der
onkosten zoo gingen b.v. de müibai-
ne begeleiders va® e)e® Romaansch
vorst, die aa® het Duitsche hof kwam
de hen voorgezette iwijnen op erger
lijk manier verkwisten het kostte
hen immers niets.
De uitgaven die het tegénwoondiige
bezoek den Duitschen kei'zer veroor
zaken zijn vrij groot, ongeveer ee®
millioen-. Tot de duurste gaste® be
hoorde tsaar NLcolaas I, diiie bij zijn
Engelsc'h bezoek ih 1844 een uittgavc
j van 2 1/4 mültoen veroorzaakte. Voor
de inrichting der kuirners Waar hij
j woóndé, was ajieen 150,000 gulden
noodig'liet -sta'atsbanket, waaraan:
83 px-inse® en prinsessen deelniame®,
kostte f 200,000. Sommige vorsten zien
het ongaarne, dat voor hen zulke ge
weldige sommen wórd'en uitgegeven.
I Zoo b.v. de democratische koning
Oskar va® Zweden, die in 1861 En-
(geland bezodit én niet in ee® slot
'wildie wonén, maar Logéerd.e bij dien
Zvvcedschen gezant,. Daardoor toostte
zijn bezoek an a ar eon paar cluteetad
gulden.
Dikwijls achter koimt liét eyein duur
bij de hoog© gasten' iln hotels of op
kasteel en Wonen. In 1867 woonde da
khiedive va® Eg/ptie in het Dudley
Hotel, hetgéen ongeveer 250,000 gul
den kostte en het bezoek van prins
Nasruillah va® Afghanistan, dife met
zijn buitengewoon talrijk gevolg in
hiet DoidlioSter hotel werd gelruis-
Vest, kostte een half millioen.
ROBERT KOCH OVER DE
SLAAPZIEKTE.
Prof. Koch, die, zooals reedls be
richt is, bij zijn terugkomst uit Afri
ka, met de® titel van Excellentie is
beloond, heeft zooeven zijn eind-rap
port over de Slaapziekte tegelijker
tijd in „De Reichsanzeigex*"en in
de „Beri. Med. Wochen,schrift", aan
den ma® gebracht. Koch houdt 't doel
wuaamee zijn expeditie -werd uitge-
izopdien, voor volkome® bereikt. Dé
try,panosoom is nader vastgesteld.
Dc- t.u sschengasthe e ren zijn geïnden-
ti-fieerd, e® eene therapie is gevon
den. Zqoals de 'lezer weet, heeft Koc-h
gevonden dat atoxyl, eén meta-ar-
seeirzjuur-anilide, onderhuids ingé-
1 spoten, tegen den trypaniosootm van
die slaapaiekito, -een soortgelijk mid
del is als cih'toine tegen den trypa-
nosoom va® de malaria. Bij ee® ge
tal van 1633 zieken1 bedroeg de sterf
te met atoxyl behalnd'elinig slechts 8.
Zondea- atoxyl stierven de 'negers als
ratten wieg-; was de sterfte -tien-,
twintigmaal hooger. Daaruit volgt be
slist, d'at eén consequente e® doelma
tige atoxyl-behandeling fh staait is
duizenden en itienduizenden h'et le
ven te redden. Prof. Koch geeft na;-
der aanwijzingen omtrent de ilnrich-
ting dea- pcnlmpen, waarin hij da
slaaprieken wil intemleeren. Afgezien
vaja de inrichting vnJn- zulke kamp-
gols'thuizein, komen nog- andere tmaat-
regelen in de bestrij-diaig dezer gee-
selriakte van Afrika, iln aahmeirktog.
Zoo zijn vericeersbepericin-gen of sa
nitaire gr.ensconftróte hier eh daar
jgewenscht. In' Pin.bar komen b.v.
enkel ui-fc Oeganda geïmporteerde ge
vallen voor.
Vam groot belang is d<a® yoohalde
strijd t.egcflï. de muggen, die de® try-
panosoom qp d-e menschen overdra
gen. De oevers den- rivieren moeten
van hout ónthokt e® dato zwartge
brand worden de krokodillen, die
weer mot deze muggen in 'n voor hiun
.voortplanting gewenschte span-
dienstverhouding leve®, moeten qp
groot© ischaal gemiassacreerid wor
de®.
In Du-itsch OosteAfrika gaat meja
naar dé raadgevingen van prof. Koobi
aan den arbeid.
EEN HONDEN STANDBEELD
Verleden jaar is er te Battersea, in
Londen, doqr 'den burgemeester in
jeen park ee® standbeeld van een
hond onthuld. Op het voetstuk staat
„Ter gedachtenis van de® bruinen
terriër-hond, ter dood gebracht in de
laboratoria va® University College in
Februari, nadat hij ruim twee maan.
den Taïig vivisectie had ondergaan en
V,an den eenen vivisector overgedaan
was aan den ander tot de dood uit
redding bracht. Ook tier ged'acMenlia
aa® dé 232 honden, die ter zelfde
plaatse in het jaar 1902 geviviseofceerd
zijn." Het voetstuk, vato h'et beeld is
te-yens drinikfonteirn. Beiuede® sitaa®
nag ide woorden „Mannen en vrou
wen va® Engeland, hoe lang zullen
deze dingen gebeuren?"
Het standbeeld, vooral het op
schrift, is ee® voortdurende ergernis
voor d'e medische studente® van de
universiteit, en dezer dia gen beraam
de® een groot aantal hunner eetti
plan om het beeld te vernielen of al
thans te beschadigen. Met een zwa
re® hamer was reeds een slag het
hoiDdenfbeeld toegebracht, maar toen
nam een stille diender den bedrijver
ito hechtenis en' met dezen versche
nen negen studenten voor den poli
tierechter. Zij weirdeu veroordeeld tot
een boete van f 60 elk, met bedreiging
dat er een. volgenden keer twee mlaan-
detn gevangenisstraf op zou staan..
AF RIKLélANISOHlE B-EELDSPRAAK.
Dr. A. F. MaJtoetrbe heeft onlangs
in een voordracht dé aandacht ge
vestigd op den rijkdom van beelden
in de Afrika,anscfiie itaal. Zie Inter ee
nige staaltjes:
Voor diood gaan zegt de Afrikaan-
der: siij® blius is uit, bok,veld tee gaan,
-van dii gras af, tou,w op ,g„oi, kop uit
trek, (de twee laatste uitdrukkingen
rijn aa® den oase wagen ontleend).
Voor de idee van „slaan" aqgt
dir. Maliherbe bestaan er ee® me
nigte uitdrukkingen, als: op zijn bas
gee, op dl bakkes of o.ge speul, tarne-
lêtji.es krij, streepsuiiker gee, inpeper,
insoiuit, uittowint, inklim;, roskam, ie-
imiand opskep, laat grond, eet. (Gelijk
men ziet, heeft he Afriikaansch ver-
scbeddien va® die uiiitdrukkinge® udit
het Nedierliandiscihi).
VoOT de idee via® „vluig": tolauiWe in
dü grond sl.a-a®, laat glij, laat skraap,
laai skeuir, dl bakke insit, laat spat,
Qaat spalk, Iaat spaander, earn)
Ui,tdrukkingen aan ossen of osse-
Wagen ontleend zijn: touiw op goi, o'er
di touw trap (fout begaan), touwwijs
(goed ingewijd, van 'n os gesegd- wiat-
al mak is in di juk), hotogter hê
((moeiili'kihede dJeursitaam), /saajmigaah
als o'erige juikskei (van man bedui
ding wees en net gebruikt indien ab
soluut nodig), di ogtteros kom oek in
di kraal (selfs da' langsamo bereik sijn
doel).