DE DUITSCHE KEIZER IN ONS LAND. Bijvoegsel van HAARLEM'S DAGBLAD V- De Duitsche Keizer in ons land. van 13 December 1907. De portretten, die wij hier van hem afdrukken, geven hem op éen na te zien als soldaat. Het militaire bloed van de Hohenzollerns bruist ook in hem. Sedert zijn tiende jaar, toen hij officier werd bij de Koninklijke garde, is hij onder de wapenen geweest. Feitelijk is de zoon van een Pruisischen koning of prins van zijn geboorte af in militairen dienst. Nog maar enkele weken geleden hebben we een photographie gezien van den tegenwoordigen Duitschen kroonprins, waarbij deze zijn eenjarig zoontje op de knieën heeft, gekleed in een militair jasje. Is het dan wonder dat een Duitsche prins, aldus opgroeiend tusschen kanonnen en bajonetten, een levensbeschouwing krijgt, die de kracht van het leger als basis heeft? En dat te meer omdat juist het Duitsche Rijk zijn eenheid aan zijn militaire macht heeft te danken. Toen Keizer Friedrich, wiens vreed zame aard bekend was, zijn onfortuinlijk leven eindigde en opgevolgd werd door zijn toen nog niet dertigjarigen zoon, verkeerde heel Europa min of meer in angst. Men had van den kroonprins geen anderen indruk gekregen, dan dat hij een vuurvreter was, een soldaat vóór alles, misschien zelfs wel een veroveraar als Napoleon. En menigeen beefde voor de toekomst. Hoe weinig reden er bestond voor deze vrees, heeft de ervaring geleerd. Al de jaren van de regeering van Wilhélm II is Duitschland buiten een oorlog geweest. Uitgezonderd enkele moeilijkheden, in de koloniën, is het Duitsche zwaard blank gebleven. En langzamerhand is Europa overtuigd geworden, dat wanneer Duitschland voortdurend zijn leger blijft versterken en bezig is een vloot te bouwen, die ont zaglijke sommen verslindt, de bedoeling van deze toerusting alleen een verdedigende en geen aanvallende is. Keizer Wilhelm wil, dat in zijn rijk handel en nijverheid, kunsten en wetenschappen zich onge hinderd zullen kunnen ontwikkelen en naar zijn overtuiging kan dat alleen onder de bescherming van een sterke militaire macht geschieden. Hij is als de man die zijn boomgaard laat bewaken door groote honden met scherpe tanden niet omdat hij deze honden zoo aardig vindt, maar omdat hij wil, dat zijn vruchtboomen verschoond zullen blijven van ruwe dievenhand. Zoo is voor hem het leger geen doel, maar middel. En onder dat licht beschouwd, verliest zelfs voor den groot sten anti-militairist des Kei zers militaire neiging veel van haar schaduwzijde. Merkwaardig is het, dat de Keizer, die van alle lichaamsoefeningen een groot voorstander is, zelf in meer dan gewone mate de kracht van zijn wil heeft noodig gehad, om het daarin tot een zekere hoogte te brengen. Dr. Hinzpeter, aan wien een belangrijk de keizer in de uniform der deel van z'jn Opvoeding garde-dragonders. was toevertrouwd, schrijft daarover in een levensschets Kaiser Wilhelm II het volgende „Door een verwonding kort na de geboorte, die een ongeneeslijke zwakte van den linkerarm tengevolge heeft gehad, had zijn lichamelijke en geestelijke ontwikkeling een eigenaardig bezwaar te overwinnen. Het natuurlijke gevoel van lichamelijke onbeholpenheid en daarmee onvermijdelijk verbonden beschroomdheid moest worden onderdrukt. Zoo was het voor hem een groot zedelijk feit, een uitstekend schutter, zwemmer en ruiter te worden, zich te ontwikkelen tot den koenen, onverschrokken man, dien hij nu is en die, voor het geval, dat eens een aanslag op hem zou worden gepleegd, vóór alles dezen wensch koestert dat hem nog genoeg kracht zal overblijven om den moordenaar te grijpen en te bestraffen. Nooit is in het Pruisische leger een jonge man verschenen, die lichamelijk zoo weinig geschikt scheen te zijn, een flink, schitterend ruiterofficier te worden, als prins Wilhelm. Maar toen hij het geworden was, zijn huzarenregiment aan zijn scherp critiseerenden grootvader voorgesteld, en uit den mond van zijn oom, die op cavaleriegebied voor een autoriteit gold, hem geprezen had in deze termen: „je hebt het goed gedaan, ik zou het nooit gedacht hebben," toen was het bewijs geleverd, dat hij door buitengewone oefening een natuurlijke zwakheid in een bron van kracht en energie had veranderd. Toen was ook gebleken, dat hij een positie waardig was boven zijn leeftijd. de keizer te paard. Dat hij dus ook als Keizer een getrouw en onvermoeibaar werker is gebleven, spreekt wel van zelf. Met zijn beroemden voorvader Frederik den Groote. mag hij wel zeggen: „Mijn beroep vereischt toewijding en vlijt. Mijn lichaam en ziel buigen onder het gewicht van den plicht. Dat ik leef is nauwelijks noodig, maar dat ik werk is gebiedend noodzakelijk." Wilhelm II staat vroeg op, dikwijls te vijf uur, neemt dan een bad en kleedt zich dadelijk in uniform. Een uur later wordt er ontbeten, met thee, brood en boter, koud vleesch en eieren, welk maal onder persoonlijk toezicht van de Keizerin wordt opgediend. Daarna begeeft zich de Keizer aan het lange programma van zijn arbeid voor dien dag: het aanhooren van de mededeelingen der Ministers,het ontvangen van vertegenwoordigers van vreemde mogendheden en leden van den Rijksdag, het lezen van verzoekschriften, brieven en allerhande docu menten. Daarmee is iedere minuut van een drukken morgen gemoeid, voordat hij met zijn familie het tweede ontbijt gebruiken kan. Vertoeft de Keizer in Berlijn, dan is de namiddag gewijd aan maatschappelijke verplichtingen en militaire inspecties, terwijl ieder vrij uurtje gewijd wordt aan leger en vloot. Tegen den avond kan men hem met de Keizerin een rijtoer in een open rijtuig zien maken langs Unterden Linden, waar duizenden zich op den historischen hoek van het Grand Hotel de Rome verzamelen en hem hartelijk toejuichen. Het middagmaal wordt gehouden te zeven uur en zelden is de keizerlijke familie alleen. De Keizer houdt van aangenaam gezelschap en is zelf een geestig prater. Het maal is eenvoudig Duitsch. Hoe de Keizer gehecht is aan zijn familiekring en vaak den raad inwint van Keizerin Augusta Victoria, hebben wij onlangs in een korte beschrijving bij haar portret reeds medegedeeld. Zelfs op reis neemt hij de portretten van zijn kinderen mee. Wilhelm ii is een groot liefhebber van paarden, maar in den laatsten tijd heeft ook de automobiel zijn hart. Frank Dewey vertelt van hem een aardig humoristisch trekje in een karakterschets van de Review of Reviews. Hij was met zijn jacht in Kiel en stond op het dek, toen een zeeman, met een groot glas bier in de hand, over het schip ging. Ver legen bleef de man staan, de keizer als admiraal, bedacht zich een oogenblik en bracht toen de rechterhand met het glas bier er in, aan de muts. „Dat doe je niet goed," zei de Keizer, „geef mij dat glas bier eens, blijf daar staan en verbeeld je, dat je de Keizer bent, dan zal ik je groeten." Met het glas in de hand naderde hij met goed nagebootste verlegenheid den zeerob, dronk toen het glas tot den laatsten druppel uit, plaatste het op dek, zette zich in stram militair postuur en bracht den militairen groet. „Zoo moet je doen" zei hij, „haal nu een ander glas, zeg maar dat ik het leeggedronken heb en dat 't heel goed smaakte en laat jezelf er ook een geven." Wanneer hij op een kouden morgen een revue houdt op het reus achtige Tempelhoferveld en daarbij uren in den zadel zit, kan hij, in de kazernes terugkeerende, met luider stemme vragen om de worst en deze D.uitsche lievelingskost met een paar glazen bier doorspoelen. „Kinder", zegt hij dan, „jetzt ist 's wieder Frieden im Leib" en spoort bij zulke gelegenheden zijn officieren gaarne aan tot het ver tellen van een aardige mop. Niemand ontgaat daarbij zijn beurt en gewoonlijk eindigt de reeks met een aardigheid van hem zelf. Wanneer hij in Berlijn is, houdt de Keizer eens per week een bieravond, waarbij een opgewekte stemming heerscht. Hoewel op een van de achterstaande caricaturen de Keizer, nog in zijn negligé, zit te overleggen, welk gezicht hij dien dag zetten zal, is het een feit, dat hij buiten zijn maatschappelijk optreden een eenvoudig man is, zonder pose. Ja, dat hij aan het hof houdt van pracht en de etiquette daar streng in acht laat nemen, is toch niet te verwonderen. Men zou zich een Keizer toch niet voorstellen met de losse onver schilligheid van een koksjongen. De zaak is, dat hij de waardigheid van zijn positie diep gevoelt. Maar buiten zijn keizerlijke plichten is hij noch stijf, noch aanmatigend. Wie onzer herinnert zich niet het telegram aan den grijzen president van Transvaal, Paul Kruger? Zoo is de Keizer een man van impulsies, van dikwijls edelmoedige opwellingen. Hij houdt ervan, zijn vrienden te verrassen en bracht bijvoorbeeld meermalen 's morgens vroeg den gezant van Oostenrijk-Hongarije en bekende schilders een bezoek. Te Kiel belde hij onverwachts aan de deur van het paleis van zijn oom, die hem volstrekt niet verwachtte en had er groote pret in, toen een dienstbode de deur opende en dadelijk weer in zijn gezicht dichtsmeet, uitroepende: Um des Himmels Willen es ist der Kaiser. Laat ik eindigen met een citaat uit het boekje van zijn biograaf Dr. Hinzpeter. „Eén gevoel beheerscht zijn leven en streven, alle denken en overwegen, drijft hem onweerstaanbaar tot inspanning van z. m. de keizer en h. m. de keizerin in gala-kleedij. oor een oogenblik komt de Duitsche Keizer met de Keizerin in Neder land, om een bezoek te brengen aan Koningin Wil- helmina en haar Gemaal. Wij willen van deze ge legenheid gebruik maken, om over deze merkwaardige figuur eens een en ander mee te deelen. Want een merkwaardige figuur is Wilhelm II. Dat erkennen ook zijn tegen standers. Een man van ka rakter, een die weet wat hij wil en op dat doel afgaat. Niet een van die slappe, lauwe menschen, zooals we de keizer in de uniform der er onder de Vorsten van lijfgarde. Europa verscheidene ken nen, maar een Keizer-Koning, die zich verantwoordelijk gevoelt voor het heil van zijn volk, de be- teekenis van zijn positie dus diep gevoelt en bij alles wat hij doet, het oog gevestigd heudt op de glorie van zijn Rijk. 't Kan zijn, dat hij in veler oog daartoe niet altijd de juiste wegen kiest, maar dat doet aan de beteekenis van zijn persoon niet af. Keizer Wilhelm, om het kort te zeggen, is een MAN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1907 | | pagina 7