BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD fifO PER 3 MAANDEN «F 19 CENT PER WEEK. Rubriek voor Vrouwen Natuurhistorische Wandelingen De oude Tooneelspeler FEUILLETON Waarom Peter niet iisar Zuidwest-Afrika ging. ik prampl 25e Jaargang MAAAKDAG 23 MAART 1908 No 7689 DE ZATERDAGAVOND HAARLEMS DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. Nog eens het straffen van kinderen. Naar aanleiding van het artikel over het straffen van kinderen, ont ving ik van eene dame het volgend epistel: „Reeds dikwijls heb ik de vrijheid wiRen nemen u met een schrijven lastig te vallen. Het is n.l. als u over kindere nschrijft, dat ik dan steeds de juistheid van uw betoogtrant moet bewonderen. Zoo nu weder over het. straffen, een zaak, waarmede ik het met mezelve niet eens ben. Ik behoor nl. tot die eerste soort moeders die woedend kunnen worden op een kind, als het niet luistert. Ik heb drie jon gentjes van 2, 4 en 5 jaar, en nu vind ik het vreeselijk moeilijk om die op te voeden. Ik moet altijd brommen, anders hooren ze niet, en, ik zou er toch zoo dolgraag goede jongens van maken. Zou ik u nu eens mogen vra/- gen nogmaals over dit belangrijk onderwerp te willen schrijven? En ten slotte de vraag: vind u het verkeerd een stout kind klappen te geven?" Gaarne voldoende aan het verzoek van de geachte lezeres moet ik begin nen mede te deelen, dat een aantal humane menschen van „slaan" niet willen weten. Het is beneden de waar digheid van den mensch, om als een dier behandeld te worden; het slaan kwetst liet eergevoel van het kind, 't vermindert de liefde voor dengene die het pijn doet: zoo zeggen zij. Volgens anderen houdt die opinie geen steek, maar de voorstanders daarvan heb ben voorzeker nog niet veel met jonge kinderen te cloen gehad; want reeds de geringste studie van het kinderle ven leert de onhoudbaarheid van die stelling kennen. Natuurlijk moet hier de middenweg bewandeld worden, maar geheel verbannen kan men' de lichamelijke kastijding niet. Niet weinig ouders straffen hun kinderen menigmaal door het onthou den van-voedsel of het slechts gedeel telijk geven daarvan; een maatregel, die allicht aanleiding geeft tot het ont wikkelen van ïeenjKe eigenscnappen in het kinderlijk gemoed. Wordt het kind met onthouding van voedsel' ge straft, dan is het er op uit, om hoe dan ook aan eten of snoeperijen te komen en bijna altijd gelukt dit. De dienstbode is meestal madelijdend ge noeg, om den kleinen zondaar heime lijk het een of ander toe te stoppen of de keuken is een oogenblik onbe waakt en bet. gelukt den guit zijn honger te stillen. Op deze wijze wordt het doel van de straf niet bereikt en leugen en diefstal onwillekeurig in de hand gewerkt. Het zou geen moeite kosten een aan tal van die verkeerde strafmethodes op te sommen, maar nagenoeg allen hebben haar bedenkelijke zijde. Zoodra de kinderen den leeftijd hebben bereikt waarop men met hen vedeneeren kan, moet overtuiging van het kwade het voornaamste, eigenlijk het eenige middel zijn om hen tot kennis en afkeer van het kwade te brengen. Lichamelijke straf mag clan slechts bij hooge uitzondering worden toege past. Kinderen beneden_ den leeftijd van zes jaar zijn nog niet voor rede vatbaar en als ze niet naar rede wil len luisteren, dan moeten zij soms voelen. Van veel invloed op het gevolg van de straffen is de aard en wijze, waar op die toegepast, worden; slechts wei nig ouders verstaan het zich van een zekere onrechtvaardigheid los te ma ken. Er mag nooit uit het oog verlo ren worden, dat de straf slechts op de daad zelve betrekking mag heb ben en niet omdat het gebeurde m het bijzonder voor de ouders beleedigend is; want wilde men van dit laatste standpunt uitgaan, zoo zou men het kind niet op het denkbeeld brengen, dat zijne handelwijze onder alle om standigheden afkeuring verdient, maar het zou tot de gedachte komen, dat alleen tegenover zijne ouders het gepleegde strafwaardig is. Daarom is het verkeerd, zooals vele moeders doen, om na het straffen van kinderen verdrietig te worden of te gaan weenen. Integendeel moet men juist trachten om zijn eigen aan doening volkomen te beheerschen en bovenal zich boven ergernis en toorn verheffen. Men ga eerst gestreng en onpartijdig het gebeurde' na en straf fe slechts dan als men ten volle van de schuld van het kind overtuigd is, en, nooit te hard! Als men onnaden kend straft, dan kan men dit zeer licht onverdiend doen en een onver diende tuchtiging laat de nadeeligste sporen in het kinderlijk gemoed na. Ditzelfde is het geval, wanneer men te hard straft; de beoogde uitwerking gaat dan verloren, want het natuur lijke billijkheidsgevoel van het kind is zeer sterk ontwikkeld. Wie den gulden middenweg bewan delt zal voorzeker de beste vruchten plukken; men leidt zijn kinderen met krachtige hand, ontwikkele bij hen het gevoel van rechtvaardigheid, en zal voorzeker vreugde van zijn kinde ren beleven. In het tegenovergesteld geval zullen trots, eigenzinnigheid en wreedheid zich bij het kind openbaren. MARIE VAN AMSTEfL. IN EN OM HAARLEM. CCVIII. Helder weer, overdag een zonnetje, mijn liefje, wat wil je nog meer? En 't antwoord luidtgeen nachtvorsten! En de toon, waarop 't gezegd wordt, duidt maar meer dan voldoende aan, dat die nachtvorsten heel wat te be- teekenen hebben ook. 't Is reeds over het midden van de maand Maart en dan nog, dat eiken ochtend de grond hard bovrox-oia io,- n^nn. .l7rx~ wei een ueeije neei erg. Maar niette min is Maart druk bezig te geven, wat ze verschuldigd is, n.l. zomersche dagen. Of het noodige aantal 9 be reikt zal worden, staat nog te bezien. Het weer is nu eenmaal zoo wissel vallig in ons klimaat, dat we slechts rekenen kunnen op hetgeen we heb ben. Er dus maar weer op uit en eens gezien of ook de natuur, meestal zoo goed aangepast voor elke weerafwis- seling, toch reeds bezig is, gevolg te geven aan de vriendelijke uitnoodi- ging, die de dagvorstinne aan hare kinderen zendt. Het Kleverpark maar door naar Bloemendaal. De opper vlakte van de lage weilanden krimpt hier gaandeweg in en nog eenige ja ren verder, dan is er niet veel gras meer te bespeuren langs den kant. De beide groot.e perken met. Mahonia, wel eens green blijvende of hulstbladige berberis genoemd, beginnen reeds 'on ze aandacht te vragen. Zie toch aan den top, half verscholen tusschen de groene bladeren met metaalachtige roodbruinen weerschijn zitten de bloemknopjes te wachten, 't Zonnetje doet ze goed. We kunnen dag aan dag zien, dat ze groeien. Nog een poosje, dan komen de gele bloempjes te voor- schijf die u dan dadelijk de overeen komst laten zien tusschen dezen, en den gewonen berberis. Heelemaal een vijftallig bloempje, en een aardige biologische bijzonderheid, die beide ook gemeen hebben, is de gevoeligheid der meeldraden. Komt n.l. een insect in deze bloem, dan zal het niet kunnen missen, of het dier moet de meeldraden beneden aan raken. In het komvormige bloempje liggen ook de meeldraden naar bui ten en nauwelijks raakt zoo'n insect de helmdraadjes aan of klap daar gaan ze naar het midden. Ten gevol- IN HAARLEM'S DAGBLAD ZU?(5 ADVERTENTIËN DOELTREFFEND, ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT, ge van den slag wordt het dier onder het stuifmeel gezet, dat het dan onbe wust medeneemt naar andere bloe men, waar het gemakkelijk aan den stempel wordt afgegeven. Opgelet dus eens, en in eigen tuin, of bij buur of vriend een takje tegen dien tijd ge plukt en met eene speld of een potlood gedaan, wat het insect doet. De bladeren lijken wel op die van de hulst, maar toch is er een groot verschil, want deze zijn samengesteld en dat zijn ze van de hulst niet. Dan zijn de doornen ook lang zóo hard niet. In den winter neemt de plant als beschuttende kleur tegen de koude een roode tint aan. In de weiden bloeit zoo waar reeds hot madeliefde. Ik durf wedden, dat, als wij de moeite doen even af te dalen, (voorzichtig met dat prikkeldraad we reeds meer kunnen vinden. Zie hier, vlak tegen den kant van den weg aan, daar vin den we reeds weer dat eeuwig bloei end kruïskruid, nederig en beschei den, maar toch voortdurend in de weer, om voor de nakomelingschap te zorgen. En zoowaar, het sterremuur eveneens. Zie eens hier, daar vinden we hoewel klein reeds het begin van een Pinksterbloem, 't is nog wel klein, maar 't is toch onloochenbaar de ge wone veldkers of Pinksterbloem, die straks met Paschen al wel in bloei kan zijn. Verder vinden we zoo hier en daar reeds bloemtakjes van de rui ge veldkers, maar toch ook nog klein, en kijk hier, daar komt reeds een knóp van de gewone paardebloem van de bladrozet uit omhoog. Langs den broeden straatweg, om zoomd door wilg en els en iep valt ook reeds een en ander op te merken. De els bloeit reeds. Ziedaar in dien tuin de kamperfoe lie en de vlier, twee zoo verschillende verwanten eens al aan het uitloopen zijn, en dien dikken hoop brandne tels; jong en frisch groen komen de eerste scheuten uit den grond, gevoed door den voorraad in de wortelstok ken. En daar om den hoek, vlak bij de halte van de tram reeds, weer het kleine hoefblad. Voorwaar dus voor- tfe Xan"te" wagënT "en" móchten drukke bezigheden ons noodzaken spoedig in de stad terug te keeren, welnu, de tram ïs daar om ons spoedig weer thuis te brengen. J. STURING. VRAGENBUS. Den Heer W. te H. Uw Araucaria („Sierden" zooals U hem noemt) laat de takken hangen en krijgt bruine punten. Tegen beide valt niet veel meer te doen, alleen zoudt U hem voor erger kunnen behoeden, door met zorg te gieten, lauw water en vooral niet te veelwant in den winter krijgen de planten meestal te veel water. Dan mag hij ook niet te warm staan. Is het U mogelijk de geheele plant eens flink af te gieten met lauw water, zonder dat de pot kletsnat wordt, dan zal hij daardoor heel wat van zijn verloren frischheid terug krijgen. Den heer K. te Z. Wil in de eerste plaats eens zelf zien,, of Uw tuin zon genoeg krijgt, want zonder zon, zon der licht, kunnen rozen niet geven, wat men van haar verlangt, d. i. bloemen. En is Uw bevinding volop licht, dan raad ik U aan van den een of anderen speciaal rozenkweeker een prijscourant aan te vragen, b.v. ge broeders Gratema, Hoogeveen. Daarin vindt U van de rozen allés, wat U er maar \-an weten wilt. Misschien kunt U dan de soorten, die U wenscht te nemen, wel in Haarlem krijgen, an ders kunnen ze U ook wel worden toe gezonden. J. STURING. door B. RITTWEGER. Het is een zeer aantrekkelijk tafe reel: de beide oude menschen aan de ontbijttafel in het vertrekj dat ver vuld is van hyacinthengeür. Het wa ter in den houilloir kookt, de hang klok tikt en het papier van de cou lant kwettert zachtjes in de haarden van den man met het scherpgeteeken- de, glad geschoren gelaat en het pe per en zoutkleurige haar. De knappe, welgedane matrone giet de koffie op en schuift haar man een kopje toe. Ziezoo, oudïe, laat nu die leelijke cou rant eens liggen en wees eens wat gezellig. Je hebt mij zelfs nog geen enkelen keer goed aangezien, zoo be- geerig ben je om te lezen. En 't is nog wel een bijzondere dag vandaag. De aangesprokene vraagt glimla chend: Een bijzondere dag? Hoe dat? Ik weet niet... Maar ik wel. Vandaag vaor vijf jaar ben je voor de laatste maal opge treden. Dat is toch ook een jubileum, oudje! En ik feliciteer je er hartelijk mee en mij ook! Ik dank je, Netje! Wel, wel, daaraan heb ik in 't geheel niet ge dacht. Maar je hebt geijk. Wij schrij ven heden den dertigsten Januari. Op dien dag stond ik weer voor de eer ste maal na mijn ziekte op de planken iemand die afscheid nam! Wel, wel, reeds vijf jaar aan 't rentenieren! Vijf goede jaren. Zoo vol rust en vre de! Zeg, Netje, menigmaal denk ik, dat ik toch geen echte kunstenaar ben geweest, daar ik zoo tevreden ben zonder planken, zonder lauwerkran sen, zonder applaus, daar ik er in het geheel niet naar verlang om weer op te treden en Wil 'e wel eens' stil wezen? Jij geen echte kunstenaar, Adalbert? Maar ben je dan vergeten, hoeveel eer men je heeft bewezen bij je afscheïds- voorstelling, denk je niet aan al je ordeteekenen en medailles, niet aan vliering?" Mêl zü Ike "praót'jês zou 'je me werkelijk boos maken. Adalbert! Omdat de rust je goed doet na een werkzaam leven, omdat je hm, ja goed beschouwd ook, omdat je je niet van mij hebt laten scheiden, om dat je eau solied burgerlijk leven hebt geleid, omdat je een vermogen hebt verworven, waarvan de interest vol doende is om in onze bescheiden be hoeften te voorzien, "omdat je op je ouden da<' geen honger behoeft te lij den, omdat je na je afscheid van het tooneel geen slecht stuk hebt geschre ven daarom ben je misschien geen echt kunstenaar geweest? Juffrouw Netje heeft zich buiten adem gepraat en Adalbert Wolters lacht luidkeels. Nu, kijk eens aan, mijn Netje wordt door baar toorn werkelijk eeestig! En ernstiger wor dend voegt hij er bij: Maai* wat je d a ar op ironischen toon bespot, daarin ligt toch een korreltje waarheid. Sedert ik tijd genoee hel) om er over pa te denken, komt steeds vaker de twijfel bij me op. of ik werkelijk tot de uit verkorenen, tot de kunstenaars bij de genade Gods heb behoord, dan of het slechts mijn beroemde stem en mijn mooie tooneelfiguur nu ja, de klas sieke kop en zoo verder en mijn groote vlijt jo begrijpt mij wel al, Netje. Weet je, ik heb soms zoo'n zonderling gevoel. Zoo moet een val- sche munter t.e moede zijn, die nage maakt geld voor echt heeft uitgege ven. En ik ben dan zeer blij, dat ik deze valschemunterïj niet meer van noode heb. Juffrouw Netje springt op en strijkt haar man liefkozend over het haar. O jé, daar heb ik wat moois uit gehaald met mijn jubileumsviering! Ik was zoo blij van morgen, zoo dank baar gestemd en nu kom je mij daar mee aan! En Yoor de lunch heb ik een kip en chocoladepudding, waarvan je zooveel houdt. Die zal ik nu zelf wel moeten opetenI Dat wil jk nu juist niet beweren, Netje! Kip en chocoladepudding al le drommels! Kom, geef me een kus, oudje, en laten we vroolijk zijn! Het waren immers werkelijk gezegende jaren, de laatste vijf. En dat is een voldoende reden om een klein feest te vieren, daar heb je volkomen gelijk aan. We willen maar hopen, dat ons nog vele zulke jaren beschoren mogen zijn. Ziezoo, nu wil ik mijn morgen- wandelinf doen; de collega's gnan nu naar de reoetitie ik zou graag -ens wat over het nieuwe stuk van Wil- denbruch hooren. Volkomen los wordt men nu eenmaal nooit van de wereld van den schijn, al bevalt het niets doen ook nog zoo goed. En later lees ik dan de couranten in het café Wörth. Met deze woorden verlaat Adalbert Wolters het vertrek, juffrouw Netje glimlacht in stilte. Dat die man zich toch telkens weer wijs maakt, dat hij heelemaal niet wser naar zijn vroe ger werk terug verlangt! En ze weet toch, hoe vreeselijk zwaar het hem is gevallen, den „wenk" te volgen, welken hij midden in het seizoen van den schouwburg-intendant kreeg, die een langdurige ziekte van haar echt genoot een welkome aanleiding vond om hem kwijt te raken. Een geluk, dat Adalbert toen van die beleediging geen blijvende nadeelige gevolgen on dervonden heeft! Juffrouw Netlje loopt een paar uur later wachtend de kamer op en neer. Alles is klaar, de tafel is netjes ge dekt; midden er op staat een ruiker en het dienstmeisje heeft al tweemaal gevraagd, of ze kon opbrengen. Juf frouw Netje plukt een paar verwelkte bloeme nvan de hyacinten voor 't ven ster en werpt weer 'n blik op de straat. Dan glimlacht ze verheugd daar komt bij om den hoek! Maar wat is dat toch? De booze man kijkt niet eens naar 't venster en ja, hii loopt letterlijk voorover gebogen jaar ouder was geworden! Wat kan hem toch?.... Hij zal toch niet ziek zijn? Bezorgd loopt juffrouw Netje de gang in en hoort loome schreden op de trap. Als Adalbert Wolters zijn vrouw- ziet, dwingt hij zich er toe om te glimlachen. Wel, ik ben je zeker te lang uitgebleven, oudje, dat je mij te gemoet loopt? En nu krijgt de deug niet misschien wel wat met den stok? Juffrouw Netje neemt hem bij de hand en vraagt angstig: Wat scheelt je, beste? Ben je ziek? Heb je onder weg onaangenaamheden gehad? Ik zag reeds voor 't venster, dat je... Laat maar, laat maar, kind, ik ben volkomen gezond; laat mij eerst maar en beetje op adem komen. Gelukkig! Als je maar gezond bent, oudje! Ze neemt haar man hoed en overjas af en brengt hem in de ka mer. Adalbert Wolters slaat teeder den arm om zijn echtgenoote en zegt zoo over haar schouder heen, zoodat hij haar niet behoeft aan te zien: Mijn beste Netje, je moet het toch hooren: de hypotheekbank is failliet ons vermogen is voor het grootste deel weg. Ik hoorde er in 't café Wörth van en ging dadelijk naar Füllen- bach om zekerheid te krijgen. Helaas, he,t gerucht had niet gelogen. liet frissche gezicht van juffrouw Netje wordt bleek en tranen storten haar uit de oogen. Och, lieve hemel, Adalbert, nu zul je nog gebrek lijden op je ouden dag? „Je" zegt ze, niet „wij". Ja, het is hard, Netje, op zulk een wijze maar we hebben immers ook nog de uitkeering van bet onder steuningsfonds voor tooneelspelers, en ik nu, ik moet weer aan het werk. Kijk, het is me, of het ergste voorbij is, nu ik het je heb verteld. Werken, Adalbert? Je zoudt no® eens en engagement? Neen, beste, daaraan Is wel niei te denken. Maar ik heb een ander plan. Het is immers al een uur gele den, dat ik het vernam, en nu heb ik alles in dien tijd overlegd. Ik zal als declamator reizen; mijn voordrachten avonden waren om zoo te zeggen be roemd en hebben mij veel geld opga- bracht. Welnu, daarvoor ben ik nog niet te oud. Ik moet dadelijk stappen doen en mij tot een agentschap In i' Berlijn wenden. In Berlijn? Natuurlijk, allereerst in Berliju. Ben je vergeten, welk een succes ik juist altijd in Berlijn had? Vijf jaar geleden voor de laatste maal, mom pelt juffrouw Netje, maar haar man slaat volstrekt geen acht op de tegen werping en vervolgde haastig: Hier zou ik het niet gaarne doen voor- loopig ten minste niet en het is ook veel waard, dat de Berlijnsche bladen eerst besprekingen hebben, welke mij later den weg op andere plaatsen ef fenen. Ja, oudje, 't is nu uit met het gemakkeliik leventje, maar jamme ren en klagen helpt niets. Ach, Adalbert, ik kan het zon snel niet vatten, ik hoop altijd nog, dat ons geld.... Die hoop is ijdel, Netje. Füllen- bach was nauwkeurig onderricht. Op zijn hoogst 25 procent komt er uit. We moeten trachten ons daarin ia schikken. En nu je toch eenmaal een kip hebt, laat. haar dan maar op» brengen. Nu is juffrouw Netje reeds weer in: staat haar man vriendelijk toe te glimlachen. Zijn jeugdige moed boe zemde haar vertrouwen in en heel in stilte verheugde ze zich reeds bij de gedachte, hem weer op het podium te zien en heerlijke dichterwoorden uit zijn mond te. hooren. Zeker, hij zal het verlorene tenminste gedeeltelijk weer verdienen. Na een klein poosje zitten de twee menschen weer aan tafel tegenover nu vol plannen voor ae nieuwe wérk? zaamheid. Juffrouw Netje zal natuur lijk altijd met haar man reizen, men zal het dienstmeisje afschaffen en slechts een werkvrouw nemen, als men thuis is. Ook zal men een kleine re woning huren. De kip smaakt kos telijk, ofschoon ze wat lang heeft ge- staan. De chocoladepudding is voor treffelijk en een flesch Rudesheimer jaagt de zorgen op de vlucht. Nog denzelfden dag schrijft Adal bert Wolters aan een agent te Ber lijn, die voordrachten avonden arran geert. En 's avonds zit hij met een deel van Goethe's werken voor zich en memoreert de groote monoloog van Faust. Dagen zijn voorbijgegaan en men heeft reeds van twee agenten weige rende antwoorden ontvangen. Adal bert W olters ja, men herinnert zich den naam wel, maar na zoo langen tijd. Hielt: zou to gewaagd ai in bij zoo'n, groot aanbod,, enz. enz. Adal bert Wolters is diep gekrenkt en zdja, vrouw voi'giei in stilte vele tnan«n.' Die afschuwelijke agenten. De oude iconeetópelei' knn het. niét begrijjpeaT.. Vergetern reed's vergeten? Neen; daft 'kan niet /lat mug niet zijn! Hij' heeft rtezte agontiefa in 't geheel niet moo- dli'g. Iliji zélf zul d.G zaak aanpakken; hij wil toch eens zien; of vijf jaren den roem van een geheel leven kun nen doen ver bic eken! Hij gelooft nu weer vast een kunstenaar bij de genu do Gods te zijn. thans nu liaj dat ge loof zoo noodig heeft Juffrouw Netje bang_ en tracht hem het plan af te raden. Zij vreest voor de ressuUate© Het is, alsof de twee .hum rollen hels oen verwisseld. l>o oude tooneelspeler nog maar enkele da- Verhaal door W. HARE. a -v Maar het leven beviel mj, niet e» ik. Krawde van de gedachte, dat ut tot Sn m»n ouden dag de zwarte «hoor- steenveiger en kinderschirtk zou blij ven. De .meisjes lachten mi] tut, als ilo met mijn zwart gezicht era vuile handen in huis kwam, en wdcle ii niet «en jong ding eens een grapje uithalen, don begon het te gil&m «n liep weg. GSng ik gewassolien en nwt goed geborstelde degelijke Uleeren ten dans dan was ik wel een tamelijk knappe «n gevormde jongen, maar ze hidden mij niet minder voor dan gek. Zoo werrd Ik dikwijls npsnwo- dig en verklaarde mijn oom openhar tig, dat ik wat beters en hoogers zou willen' worden dain een sohoopsteen- vfeg-ersjongien. Beters? Hoogers? vroeg oom Kóper lachend. Is er een. beter en nuttiger beroeti dan dat van schoor steenveger? Bewaart het de men schen niet voor brandgevaar, en maakt het hun niet de rookgang.en schoon, zoodot het haardvuur vroo lijk. branden kan Hoogcr op wil je Wie komt in de wereld, zoo 'hoog als een schoorsteenveger Hoog bo ven op de< daken' is zijn rijk, daar heerseM hij als koningNeen, Peter, iets hoogers kun. je met worden, want de schoorsteenveger is de hoogste in stad. eai' land. Zoo isprafc oom Köptèr tegen.1 mij,, en i'lt walst njiet recht, of hij hat emot'-g m'eendie, of gekheid maakte. Zeker, daair boven op de daken was het mooi', wamt men kon et' ver in 't rond' ziesu Ik kooii ©r lang zitten in inijm zwart pak en mij voorstellen, hoe do wereld er wol achter de biainw© beirgen zou uitzütem Mijn geest gling veel mijlen ver tot aan de bruischeiudo zee. en nog vierder en ik werd een droomer en <McMer, die al luet andere om zjch heen vergat. In dezeai tijd ben ik ook zeker wat vergeetachtig beginnen te worden. Vain oom Koper kreeg ik me nigmaal knorren, wanneer ik te laat thuis ikwam of de ladder in den schoorsteen had laten staan. Wat ik kon overhouden, spaarde ik ijverig op on de penningen en gTOschem werden thalere, een mooi sommetje in de lange jaren. Dat was mijn geheime schat., welke mij eenmaal de vervul ling mijner wenschem zou brengen. Beter hield een oogcnbldk op. Een iklok in de nabijheid sloeg acht en ik moest er weer aan denken, hoe mooi het toch zou kunnen zijn, als de zaak in orde was gekomen. Verdei-, beste Pc-ter, drong ik me t een zucht bij hem aan en schonk hem zijn glas weer vol. Hij betuigde met veel woorden zijn dank ©n vervolgde toen zijn verhaal. Er had echter niet veel aan ge- ischeeld, of ik was ten slotte toch schoorsteenveger geworden en geble ven'. Daarvoor waren er twee sterke lokmiddelen, waarvoor ik misschien eindelijk zou zijn bezweken. Oom Ko per had mij namelijk op zekeren dag eens 'teT zijde genomen en mij het volgende medegedeeld' Poter, zc-5 hij .tot mij, zet die ■dwaze gedachten uit je hoofd en blijf stilletjes thuis. Er is ree-ds me1 nigeen naai- het vreemde land getrok ken, die e-r later bitter berouw over had. De menschen in Amerika en Afrika zijn slimmer dan jij. Ze trek ken je, eer je er om denkt, he-t vel over de ooren. Laat dat dus stilletjes blijven'. Ik wil je echter een voorstel doen, waarover je eens moet naden ken. Kijk eens, ik heb nu mijn vijftig jaren op mijn rug en zal gauw ook niet veel lust meer hebben, om mijn oude knoken in de schoorstoenen van andere menschen af te beulen. Je zult eenmaal mijn opvolger worden, en mijn boeltje erven als je behoorlijk wat kunt. Wat zeg je daar nu wel van Oom Koper kneep de kleine oogjes dicht, lachte en sloeg zich met zijn zwarte handen op de knieën.. Nu, dat voorstel bet zich hooren. Een arme wees heeft niet aile dagen kans om zelfstandig te worden, en huis en hof te bezi tten. En daar kwam nog een tweede ding bij. Er was daar een meisje, mieneer Triemer, dat wel lust toonde om' mij to nemen. Mooi was ze niet, maar ze was sterk van bouw en had een paar flinke armen en voor den schoorsteenveger liep zie niet zoo gauw weg; ais de ondi.-'ren. Male vond. heit Volstrekt niet erg, als z'o ©ens een zwarte vlek op baai* ge zicht kreeg, lit ging dus met haar, '40oals .dat bij oiiis mode lis, meneer, danst© met haar en werd als haar verklaarde verdoofde beschouwd. Maar het mo'est nog heel wat tijd duren; eter we konden trouwen, want ik moest vooraf nog in dienst. Toen had ik mooi tijd oan nog .eens goed over allots na te denken. En toen kwam ik dan tot het besluit, om een eerzaam schoorsteenveger te worden, en met Male te trouwen. Aan de wij- qö wereld daar rondom mij dacbtek nauwelijks nog. Toen ik van Male af scheid nam, vroeg ik haar: blijf j'e mij trouw? En ik schonk haar een -mooien doek met blauwe vergeet-mij- metjes er op. en ze beloofde mij. dat zo altijd aan mij zou denken. Ik moest haar maar heel vaak schrijven. En dait er nu toch niets van geko men. is mdt ons beiden, meneer Trie» mer, dat 'h alleen de schuld van mijn verscliwkkel ijke vergeeiachtigheid Een soldaat heeft over 't. geheel niet veel tijd om blieven te schrijven, en ik verstond die kunst ook niet zoo heel goed. Aan haar verjaardag dacht ik altijd eerst, wanneer die al lang voorbij was, en toen ik haar met Karsttecxt een langen brief had ge schreven, vergat Ut dien op de post te- doen on vond ham eerst na Pasch ai weer. Natuurlijk moest ze denken, dat ik niets nieea' om haar gaf. Latei- ver nam ilk, dat haar ook ter oore geko men was, dat ik een ander meisje had, en het was toch anders niet!» dan. zoo'n klein vrijerijtje met een© keukenmeid, zooails allo soldaten heb- bcnv Ik had: altijd ook zoo'n gxooten honger, man'ear, en het kommiesbrood was mij1 soms te droog. Maaa- wat Male nu dééd, heb ik haar langen tijd niet kunnen vergeven. Aan ae gedachten dait ze een schoorsteen- vegersvrouw zou worden, was ze reeds gewend geraakt, en nu had ze, toen ik na twee jaar terugkwam, oom Ko per getrouwd. En die was weer hee lemaal jong geworden, en dacht er niet meer aan, zijn zaak op te geven. En toen er nu nog een kleine Koper ter wereld kwam, was de erfenis ook kerkeken. En als men beleven moet dat onze verloofde onze tante is ge^ worden, dun wordt men mei onweer staanbare kracht weggedreven van de vond Waai" m0D zij'n -eiuk Oom Koper zag dat ook in en tracht- m\»r langer te houden. vnTag hïj"' toe' P0ter Dat is goed, zei hij. "Hamburg ie S/r°i° daar zi^n nie- rvi.gte schoorsteenen. W,'"'r denli' se aajn'. Hl ff» r<n "™i "kk'TS -schoorsteenen ie y-f'i; Ik "V °p en vreamdo hm. i/j h6t '™fst Ul naar Ztiid- 2Ü Waar m<"t 1,0 zwarten oorlog- voeren. Ik deed dus mijn spailrpenninKen -- „wt waren verscheiden handeitl IS V,'11 bmdel 011 maakte mii "5 1Kds <mkele dngwii nadat ik met groot verlof was gi^ann. 'en'T I I ',aTei1 v™ DomKi^ oil keek met verbaz'ng naar het druk ke vericeor, dait daar heersehjte. Maar ik Kwam niet. waar ik weren -wild" (Wordt vervoigV

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 15