BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
fifO PER 3 MAANDEN
«F 19 CENT PER WEEK.
Rubriek voor Vrouwen
Natuurhistorische
Wandelingen
De oude Tooneelspeler
FEUILLETON
Waarom Peter niet iisar
Zuidwest-Afrika ging.
ik prampl
25e Jaargang
MAAAKDAG 23 MAART 1908
No 7689
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEMS DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
Nog eens het straffen van
kinderen.
Naar aanleiding van het artikel
over het straffen van kinderen, ont
ving ik van eene dame het volgend
epistel:
„Reeds dikwijls heb ik de vrijheid
wiRen nemen u met een schrijven
lastig te vallen. Het is n.l. als u over
kindere nschrijft, dat ik dan steeds
de juistheid van uw betoogtrant moet
bewonderen. Zoo nu weder over het.
straffen, een zaak, waarmede ik het
met mezelve niet eens ben. Ik behoor
nl. tot die eerste soort moeders die
woedend kunnen worden op een kind,
als het niet luistert. Ik heb drie jon
gentjes van 2, 4 en 5 jaar, en nu vind
ik het vreeselijk moeilijk om die op
te voeden. Ik moet altijd brommen,
anders hooren ze niet, en, ik zou er
toch zoo dolgraag goede jongens van
maken. Zou ik u nu eens mogen vra/-
gen nogmaals over dit belangrijk
onderwerp te willen schrijven? En ten
slotte de vraag: vind u het verkeerd
een stout kind klappen te geven?"
Gaarne voldoende aan het verzoek
van de geachte lezeres moet ik begin
nen mede te deelen, dat een aantal
humane menschen van „slaan" niet
willen weten. Het is beneden de waar
digheid van den mensch, om als een
dier behandeld te worden; het slaan
kwetst liet eergevoel van het kind, 't
vermindert de liefde voor dengene die
het pijn doet: zoo zeggen zij. Volgens
anderen houdt die opinie geen steek,
maar de voorstanders daarvan heb
ben voorzeker nog niet veel met jonge
kinderen te cloen gehad; want reeds
de geringste studie van het kinderle
ven leert de onhoudbaarheid van die
stelling kennen. Natuurlijk moet hier
de middenweg bewandeld worden,
maar geheel verbannen kan men' de
lichamelijke kastijding niet.
Niet weinig ouders straffen hun
kinderen menigmaal door het onthou
den van-voedsel of het slechts gedeel
telijk geven daarvan; een maatregel,
die allicht aanleiding geeft tot het ont
wikkelen van ïeenjKe eigenscnappen
in het kinderlijk gemoed. Wordt het
kind met onthouding van voedsel' ge
straft, dan is het er op uit, om hoe
dan ook aan eten of snoeperijen te
komen en bijna altijd gelukt dit. De
dienstbode is meestal madelijdend ge
noeg, om den kleinen zondaar heime
lijk het een of ander toe te stoppen of
de keuken is een oogenblik onbe
waakt en bet. gelukt den guit zijn
honger te stillen. Op deze wijze wordt
het doel van de straf niet bereikt en
leugen en diefstal onwillekeurig in de
hand gewerkt.
Het zou geen moeite kosten een aan
tal van die verkeerde strafmethodes
op te sommen, maar nagenoeg allen
hebben haar bedenkelijke zijde.
Zoodra de kinderen den leeftijd
hebben bereikt waarop men met hen
vedeneeren kan, moet overtuiging van
het kwade het voornaamste, eigenlijk
het eenige middel zijn om hen tot
kennis en afkeer van het kwade te
brengen.
Lichamelijke straf mag clan slechts
bij hooge uitzondering worden toege
past. Kinderen beneden_ den leeftijd
van zes jaar zijn nog niet voor rede
vatbaar en als ze niet naar rede wil
len luisteren, dan moeten zij soms
voelen.
Van veel invloed op het gevolg van
de straffen is de aard en wijze, waar
op die toegepast, worden; slechts wei
nig ouders verstaan het zich van een
zekere onrechtvaardigheid los te ma
ken. Er mag nooit uit het oog verlo
ren worden, dat de straf slechts op
de daad zelve betrekking mag heb
ben en niet omdat het gebeurde m het
bijzonder voor de ouders beleedigend
is; want wilde men van dit laatste
standpunt uitgaan, zoo zou men het
kind niet op het denkbeeld brengen,
dat zijne handelwijze onder alle om
standigheden afkeuring verdient,
maar het zou tot de gedachte komen,
dat alleen tegenover zijne ouders het
gepleegde strafwaardig is.
Daarom is het verkeerd, zooals vele
moeders doen, om na het straffen
van kinderen verdrietig te worden of
te gaan weenen. Integendeel moet
men juist trachten om zijn eigen aan
doening volkomen te beheerschen en
bovenal zich boven ergernis en toorn
verheffen. Men ga eerst gestreng en
onpartijdig het gebeurde' na en straf
fe slechts dan als men ten volle van
de schuld van het kind overtuigd is,
en, nooit te hard! Als men onnaden
kend straft, dan kan men dit zeer
licht onverdiend doen en een onver
diende tuchtiging laat de nadeeligste
sporen in het kinderlijk gemoed na.
Ditzelfde is het geval, wanneer men
te hard straft; de beoogde uitwerking
gaat dan verloren, want het natuur
lijke billijkheidsgevoel van het kind is
zeer sterk ontwikkeld.
Wie den gulden middenweg bewan
delt zal voorzeker de beste vruchten
plukken; men leidt zijn kinderen met
krachtige hand, ontwikkele bij hen
het gevoel van rechtvaardigheid, en
zal voorzeker vreugde van zijn kinde
ren beleven.
In het tegenovergesteld geval zullen
trots, eigenzinnigheid en wreedheid
zich bij het kind openbaren.
MARIE VAN AMSTEfL.
IN EN OM HAARLEM.
CCVIII.
Helder weer, overdag een zonnetje,
mijn liefje, wat wil je nog meer? En
't antwoord luidtgeen nachtvorsten!
En de toon, waarop 't gezegd wordt,
duidt maar meer dan voldoende aan,
dat die nachtvorsten heel wat te be-
teekenen hebben ook. 't Is reeds over
het midden van de maand Maart en
dan nog, dat eiken ochtend de grond
hard bovrox-oia io,- n^nn. .l7rx~
wei een ueeije neei erg. Maar niette
min is Maart druk bezig te geven,
wat ze verschuldigd is, n.l. zomersche
dagen. Of het noodige aantal 9 be
reikt zal worden, staat nog te bezien.
Het weer is nu eenmaal zoo wissel
vallig in ons klimaat, dat we slechts
rekenen kunnen op hetgeen we heb
ben. Er dus maar weer op uit en eens
gezien of ook de natuur, meestal zoo
goed aangepast voor elke weerafwis-
seling, toch reeds bezig is, gevolg te
geven aan de vriendelijke uitnoodi-
ging, die de dagvorstinne aan hare
kinderen zendt. Het Kleverpark maar
door naar Bloemendaal. De opper
vlakte van de lage weilanden krimpt
hier gaandeweg in en nog eenige ja
ren verder, dan is er niet veel gras
meer te bespeuren langs den kant. De
beide groot.e perken met. Mahonia, wel
eens green blijvende of hulstbladige
berberis genoemd, beginnen reeds 'on
ze aandacht te vragen. Zie toch aan
den top, half verscholen tusschen de
groene bladeren met metaalachtige
roodbruinen weerschijn zitten de
bloemknopjes te wachten, 't Zonnetje
doet ze goed. We kunnen dag aan dag
zien, dat ze groeien. Nog een poosje,
dan komen de gele bloempjes te voor-
schijf die u dan dadelijk de overeen
komst laten zien tusschen dezen, en
den gewonen berberis. Heelemaal een
vijftallig bloempje, en een aardige
biologische bijzonderheid, die beide
ook gemeen hebben, is de gevoeligheid
der meeldraden.
Komt n.l. een insect in deze bloem,
dan zal het niet kunnen missen, of het
dier moet de meeldraden beneden aan
raken. In het komvormige bloempje
liggen ook de meeldraden naar bui
ten en nauwelijks raakt zoo'n insect
de helmdraadjes aan of klap daar
gaan ze naar het midden. Ten gevol-
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZU?(5
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND,
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT,
ge van den slag wordt het dier onder
het stuifmeel gezet, dat het dan onbe
wust medeneemt naar andere bloe
men, waar het gemakkelijk aan den
stempel wordt afgegeven. Opgelet dus
eens, en in eigen tuin, of bij buur of
vriend een takje tegen dien tijd ge
plukt en met eene speld of een potlood
gedaan, wat het insect doet.
De bladeren lijken wel op die van
de hulst, maar toch is er een groot
verschil, want deze zijn samengesteld
en dat zijn ze van de hulst niet. Dan
zijn de doornen ook lang zóo hard
niet. In den winter neemt de plant als
beschuttende kleur tegen de koude
een roode tint aan. In de weiden bloeit
zoo waar reeds hot madeliefde. Ik
durf wedden, dat, als wij de moeite
doen even af te dalen, (voorzichtig
met dat prikkeldraad we reeds meer
kunnen vinden. Zie hier, vlak tegen
den kant van den weg aan, daar vin
den we reeds weer dat eeuwig bloei
end kruïskruid, nederig en beschei
den, maar toch voortdurend in de
weer, om voor de nakomelingschap te
zorgen. En zoowaar, het sterremuur
eveneens. Zie eens hier, daar vinden
we hoewel klein reeds het begin van
een Pinksterbloem, 't is nog wel klein,
maar 't is toch onloochenbaar de ge
wone veldkers of Pinksterbloem, die
straks met Paschen al wel in bloei
kan zijn. Verder vinden we zoo hier
en daar reeds bloemtakjes van de rui
ge veldkers, maar toch ook nog klein,
en kijk hier, daar komt reeds een knóp
van de gewone paardebloem van de
bladrozet uit omhoog.
Langs den broeden straatweg, om
zoomd door wilg en els en iep valt ook
reeds een en ander op te merken. De
els bloeit reeds.
Ziedaar in dien tuin de kamperfoe
lie en de vlier, twee zoo verschillende
verwanten eens al aan het uitloopen
zijn, en dien dikken hoop brandne
tels; jong en frisch groen komen de
eerste scheuten uit den grond, gevoed
door den voorraad in de wortelstok
ken. En daar om den hoek, vlak bij
de halte van de tram reeds, weer het
kleine hoefblad. Voorwaar dus voor-
tfe Xan"te" wagënT "en" móchten drukke
bezigheden ons noodzaken spoedig in
de stad terug te keeren, welnu, de
tram ïs daar om ons spoedig weer
thuis te brengen.
J. STURING.
VRAGENBUS.
Den Heer W. te H. Uw Araucaria
(„Sierden" zooals U hem noemt) laat
de takken hangen en krijgt bruine
punten. Tegen beide valt niet veel
meer te doen, alleen zoudt U hem voor
erger kunnen behoeden, door met zorg
te gieten, lauw water en vooral niet
te veelwant in den winter krijgen
de planten meestal te veel water. Dan
mag hij ook niet te warm staan. Is
het U mogelijk de geheele plant eens
flink af te gieten met lauw water,
zonder dat de pot kletsnat wordt, dan
zal hij daardoor heel wat van zijn
verloren frischheid terug krijgen.
Den heer K. te Z. Wil in de eerste
plaats eens zelf zien,, of Uw tuin zon
genoeg krijgt, want zonder zon, zon
der licht, kunnen rozen niet geven,
wat men van haar verlangt, d. i.
bloemen. En is Uw bevinding volop
licht, dan raad ik U aan van den een
of anderen speciaal rozenkweeker een
prijscourant aan te vragen, b.v. ge
broeders Gratema, Hoogeveen. Daarin
vindt U van de rozen allés, wat U er
maar \-an weten wilt. Misschien kunt
U dan de soorten, die U wenscht te
nemen, wel in Haarlem krijgen, an
ders kunnen ze U ook wel worden toe
gezonden.
J. STURING.
door B. RITTWEGER.
Het is een zeer aantrekkelijk tafe
reel: de beide oude menschen aan de
ontbijttafel in het vertrekj dat ver
vuld is van hyacinthengeür. Het wa
ter in den houilloir kookt, de hang
klok tikt en het papier van de cou
lant kwettert zachtjes in de haarden
van den man met het scherpgeteeken-
de, glad geschoren gelaat en het pe
per en zoutkleurige haar. De knappe,
welgedane matrone giet de koffie op
en schuift haar man een kopje toe.
Ziezoo, oudïe, laat nu die leelijke cou
rant eens liggen en wees eens wat
gezellig. Je hebt mij zelfs nog geen
enkelen keer goed aangezien, zoo be-
geerig ben je om te lezen. En 't is
nog wel een bijzondere dag vandaag.
De aangesprokene vraagt glimla
chend: Een bijzondere dag? Hoe dat?
Ik weet niet...
Maar ik wel. Vandaag vaor vijf
jaar ben je voor de laatste maal opge
treden. Dat is toch ook een jubileum,
oudje! En ik feliciteer je er hartelijk
mee en mij ook!
Ik dank je, Netje! Wel, wel,
daaraan heb ik in 't geheel niet ge
dacht. Maar je hebt geijk. Wij schrij
ven heden den dertigsten Januari. Op
dien dag stond ik weer voor de eer
ste maal na mijn ziekte op de planken
iemand die afscheid nam! Wel,
wel, reeds vijf jaar aan 't rentenieren!
Vijf goede jaren. Zoo vol rust en vre
de! Zeg, Netje, menigmaal denk ik,
dat ik toch geen echte kunstenaar
ben geweest, daar ik zoo tevreden ben
zonder planken, zonder lauwerkran
sen, zonder applaus, daar ik er in het
geheel niet naar verlang om weer op
te treden en
Wil 'e wel eens' stil wezen? Jij
geen echte kunstenaar, Adalbert?
Maar ben je dan vergeten, hoeveel eer
men je heeft bewezen bij je afscheïds-
voorstelling, denk je niet aan al je
ordeteekenen en medailles, niet aan
vliering?" Mêl zü Ike "praót'jês zou 'je
me werkelijk boos maken. Adalbert!
Omdat de rust je goed doet na een
werkzaam leven, omdat je hm,
ja goed beschouwd ook, omdat je je
niet van mij hebt laten scheiden, om
dat je eau solied burgerlijk leven hebt
geleid, omdat je een vermogen hebt
verworven, waarvan de interest vol
doende is om in onze bescheiden be
hoeften te voorzien, "omdat je op je
ouden da<' geen honger behoeft te lij
den, omdat je na je afscheid van het
tooneel geen slecht stuk hebt geschre
ven daarom ben je misschien geen
echt kunstenaar geweest?
Juffrouw Netje heeft zich buiten
adem gepraat en Adalbert Wolters
lacht luidkeels. Nu, kijk eens aan,
mijn Netje wordt door baar toorn
werkelijk eeestig! En ernstiger wor
dend voegt hij er bij: Maai* wat je d a ar
op ironischen toon bespot, daarin ligt
toch een korreltje waarheid. Sedert
ik tijd genoee hel) om er over pa te
denken, komt steeds vaker de twijfel
bij me op. of ik werkelijk tot de uit
verkorenen, tot de kunstenaars bij de
genade Gods heb behoord, dan of het
slechts mijn beroemde stem en mijn
mooie tooneelfiguur nu ja, de klas
sieke kop en zoo verder en mijn
groote vlijt jo begrijpt mij wel al,
Netje. Weet je, ik heb soms zoo'n
zonderling gevoel. Zoo moet een val-
sche munter t.e moede zijn, die nage
maakt geld voor echt heeft uitgege
ven. En ik ben dan zeer blij, dat ik
deze valschemunterïj niet meer
van noode heb.
Juffrouw Netje springt op en strijkt
haar man liefkozend over het haar.
O jé, daar heb ik wat moois uit
gehaald met mijn jubileumsviering!
Ik was zoo blij van morgen, zoo dank
baar gestemd en nu kom je mij daar
mee aan! En Yoor de lunch heb ik een
kip en chocoladepudding, waarvan
je zooveel houdt. Die zal ik nu zelf
wel moeten opetenI
Dat wil jk nu juist niet beweren,
Netje! Kip en chocoladepudding al
le drommels! Kom, geef me een kus,
oudje, en laten we vroolijk zijn! Het
waren immers werkelijk gezegende
jaren, de laatste vijf. En dat is een
voldoende reden om een klein feest te
vieren, daar heb je volkomen gelijk
aan. We willen maar hopen, dat ons
nog vele zulke jaren beschoren mogen
zijn. Ziezoo, nu wil ik mijn morgen-
wandelinf doen; de collega's gnan nu
naar de reoetitie ik zou graag -ens
wat over het nieuwe stuk van Wil-
denbruch hooren. Volkomen los
wordt men nu eenmaal nooit van de
wereld van den schijn, al bevalt het
niets doen ook nog zoo goed. En later
lees ik dan de couranten in het café
Wörth.
Met deze woorden verlaat Adalbert
Wolters het vertrek, juffrouw Netje
glimlacht in stilte. Dat die man zich
toch telkens weer wijs maakt, dat hij
heelemaal niet wser naar zijn vroe
ger werk terug verlangt! En ze weet
toch, hoe vreeselijk zwaar het hem
is gevallen, den „wenk" te volgen,
welken hij midden in het seizoen van
den schouwburg-intendant kreeg, die
een langdurige ziekte van haar echt
genoot een welkome aanleiding vond
om hem kwijt te raken. Een geluk,
dat Adalbert toen van die beleediging
geen blijvende nadeelige gevolgen on
dervonden heeft!
Juffrouw Netlje loopt een paar uur
later wachtend de kamer op en neer.
Alles is klaar, de tafel is netjes ge
dekt; midden er op staat een ruiker
en het dienstmeisje heeft al tweemaal
gevraagd, of ze kon opbrengen. Juf
frouw Netje plukt een paar verwelkte
bloeme nvan de hyacinten voor 't ven
ster en werpt weer 'n blik op de
straat. Dan glimlacht ze verheugd
daar komt bij om den hoek! Maar
wat is dat toch? De booze man kijkt
niet eens naar 't venster en ja,
hii loopt letterlijk voorover gebogen
jaar ouder was geworden! Wat kan
hem toch?.... Hij zal toch niet ziek
zijn? Bezorgd loopt juffrouw Netje de
gang in en hoort loome schreden op
de trap.
Als Adalbert Wolters zijn vrouw-
ziet, dwingt hij zich er toe om te
glimlachen. Wel, ik ben je zeker te
lang uitgebleven, oudje, dat je mij te
gemoet loopt? En nu krijgt de deug
niet misschien wel wat met den stok?
Juffrouw Netje neemt hem bij de
hand en vraagt angstig: Wat scheelt
je, beste? Ben je ziek? Heb je onder
weg onaangenaamheden gehad? Ik
zag reeds voor 't venster, dat je...
Laat maar, laat maar, kind,
ik ben volkomen gezond; laat mij eerst
maar en beetje op adem komen.
Gelukkig! Als je maar gezond
bent, oudje! Ze neemt haar man hoed
en overjas af en brengt hem in de ka
mer.
Adalbert Wolters slaat teeder den
arm om zijn echtgenoote en zegt zoo
over haar schouder heen, zoodat hij
haar niet behoeft aan te zien: Mijn
beste Netje, je moet het toch hooren:
de hypotheekbank is failliet ons
vermogen is voor het grootste deel
weg. Ik hoorde er in 't café Wörth
van en ging dadelijk naar Füllen-
bach om zekerheid te krijgen. Helaas,
he,t gerucht had niet gelogen.
liet frissche gezicht van juffrouw
Netje wordt bleek en tranen storten
haar uit de oogen. Och, lieve hemel,
Adalbert, nu zul je nog gebrek lijden
op je ouden dag? „Je" zegt ze, niet
„wij".
Ja, het is hard, Netje, op zulk
een wijze maar we hebben immers
ook nog de uitkeering van bet onder
steuningsfonds voor tooneelspelers,
en ik nu, ik moet weer aan het
werk. Kijk, het is me, of het ergste
voorbij is, nu ik het je heb verteld.
Werken, Adalbert? Je zoudt no®
eens en engagement?
Neen, beste, daaraan Is wel niei
te denken. Maar ik heb een ander
plan. Het is immers al een uur gele
den, dat ik het vernam, en nu heb ik
alles in dien tijd overlegd. Ik zal als
declamator reizen; mijn voordrachten
avonden waren om zoo te zeggen be
roemd en hebben mij veel geld opga-
bracht. Welnu, daarvoor ben ik nog
niet te oud. Ik moet dadelijk stappen
doen en mij tot een agentschap In
i' Berlijn wenden.
In Berlijn?
Natuurlijk, allereerst in Berliju.
Ben je vergeten, welk een succes ik
juist altijd in Berlijn had? Vijf jaar
geleden voor de laatste maal, mom
pelt juffrouw Netje, maar haar man
slaat volstrekt geen acht op de tegen
werping en vervolgde haastig: Hier
zou ik het niet gaarne doen voor-
loopig ten minste niet en het is ook
veel waard, dat de Berlijnsche bladen
eerst besprekingen hebben, welke mij
later den weg op andere plaatsen ef
fenen. Ja, oudje, 't is nu uit met het
gemakkeliik leventje, maar jamme
ren en klagen helpt niets.
Ach, Adalbert, ik kan het zon
snel niet vatten, ik hoop altijd nog,
dat ons geld....
Die hoop is ijdel, Netje. Füllen-
bach was nauwkeurig onderricht. Op
zijn hoogst 25 procent komt er uit.
We moeten trachten ons daarin ia
schikken. En nu je toch eenmaal
een kip hebt, laat. haar dan maar op»
brengen.
Nu is juffrouw Netje reeds weer in:
staat haar man vriendelijk toe te
glimlachen. Zijn jeugdige moed boe
zemde haar vertrouwen in en heel in
stilte verheugde ze zich reeds bij de
gedachte, hem weer op het podium te
zien en heerlijke dichterwoorden uit
zijn mond te. hooren. Zeker, hij zal
het verlorene tenminste gedeeltelijk
weer verdienen.
Na een klein poosje zitten de twee
menschen weer aan tafel tegenover
nu vol plannen voor ae nieuwe wérk?
zaamheid. Juffrouw Netje zal natuur
lijk altijd met haar man reizen, men
zal het dienstmeisje afschaffen en
slechts een werkvrouw nemen, als
men thuis is. Ook zal men een kleine
re woning huren. De kip smaakt kos
telijk, ofschoon ze wat lang heeft ge-
staan. De chocoladepudding is voor
treffelijk en een flesch Rudesheimer
jaagt de zorgen op de vlucht.
Nog denzelfden dag schrijft Adal
bert Wolters aan een agent te Ber
lijn, die voordrachten avonden arran
geert. En 's avonds zit hij met een
deel van Goethe's werken voor zich en
memoreert de groote monoloog van
Faust.
Dagen zijn voorbijgegaan en men
heeft reeds van twee agenten weige
rende antwoorden ontvangen. Adal
bert W olters ja, men herinnert zich
den naam wel, maar na zoo langen
tijd. Hielt: zou to gewaagd ai in bij
zoo'n, groot aanbod,, enz. enz. Adal
bert Wolters is diep gekrenkt en zdja,
vrouw voi'giei in stilte vele tnan«n.'
Die afschuwelijke agenten. De oude
iconeetópelei' knn het. niét begrijjpeaT..
Vergetern reed's vergeten? Neen; daft
'kan niet /lat mug niet zijn! Hij' heeft
rtezte agontiefa in 't geheel niet moo-
dli'g. Iliji zélf zul d.G zaak aanpakken;
hij wil toch eens zien; of vijf jaren
den roem van een geheel leven kun
nen doen ver bic eken! Hij gelooft nu
weer vast een kunstenaar bij de genu
do Gods te zijn. thans nu liaj dat ge
loof zoo noodig heeft Juffrouw Netje
bang_ en tracht hem het plan af te
raden. Zij vreest voor de ressuUate©
Het is, alsof de twee .hum rollen hels
oen verwisseld. l>o oude tooneelspeler
nog maar enkele da-
Verhaal door W. HARE.
a -v
Maar het leven beviel mj, niet e» ik.
Krawde van de gedachte, dat ut tot
Sn m»n ouden dag de zwarte «hoor-
steenveiger en kinderschirtk zou blij
ven. De .meisjes lachten mi] tut, als
ilo met mijn zwart gezicht era vuile
handen in huis kwam, en wdcle ii
niet «en jong ding eens een grapje
uithalen, don begon het te gil&m «n
liep weg. GSng ik gewassolien en nwt
goed geborstelde degelijke Uleeren ten
dans dan was ik wel een tamelijk
knappe «n gevormde jongen,
maar ze hidden mij niet minder voor
dan gek. Zoo werrd Ik dikwijls npsnwo-
dig en verklaarde mijn oom openhar
tig, dat ik wat beters en hoogers zou
willen' worden dain een sohoopsteen-
vfeg-ersjongien.
Beters? Hoogers? vroeg oom
Kóper lachend. Is er een. beter en
nuttiger beroeti dan dat van schoor
steenveger? Bewaart het de men
schen niet voor brandgevaar, en
maakt het hun niet de rookgang.en
schoon, zoodot het haardvuur vroo
lijk. branden kan Hoogcr op wil
je Wie komt in de wereld, zoo 'hoog
als een schoorsteenveger Hoog bo
ven op de< daken' is zijn rijk, daar
heerseM hij als koningNeen, Peter,
iets hoogers kun. je met worden, want
de schoorsteenveger is de hoogste in
stad. eai' land.
Zoo isprafc oom Köptèr tegen.1 mij,, en
i'lt walst njiet recht, of hij hat emot'-g
m'eendie, of gekheid maakte. Zeker,
daair boven op de daken was het mooi',
wamt men kon et' ver in 't rond' ziesu
Ik kooii ©r lang zitten in inijm zwart
pak en mij voorstellen, hoe do wereld
er wol achter de biainw© beirgen zou
uitzütem Mijn geest gling veel mijlen
ver tot aan de bruischeiudo zee. en
nog vierder en ik werd een droomer
en <McMer, die al luet andere om zjch
heen vergat. In dezeai tijd ben ik ook
zeker wat vergeetachtig beginnen te
worden. Vain oom Koper kreeg ik me
nigmaal knorren, wanneer ik te laat
thuis ikwam of de ladder in den
schoorsteen had laten staan. Wat ik
kon overhouden, spaarde ik ijverig op
on de penningen en gTOschem werden
thalere, een mooi sommetje in de
lange jaren. Dat was mijn geheime
schat., welke mij eenmaal de vervul
ling mijner wenschem zou brengen.
Beter hield een oogcnbldk op. Een
iklok in de nabijheid sloeg acht en ik
moest er weer aan denken, hoe mooi
het toch zou kunnen zijn, als de zaak
in orde was gekomen.
Verdei-, beste Pc-ter, drong ik me t
een zucht bij hem aan en schonk hem
zijn glas weer vol.
Hij betuigde met veel woorden zijn
dank ©n vervolgde toen zijn verhaal.
Er had echter niet veel aan ge-
ischeeld, of ik was ten slotte toch
schoorsteenveger geworden en geble
ven'. Daarvoor waren er twee sterke
lokmiddelen, waarvoor ik misschien
eindelijk zou zijn bezweken. Oom Ko
per had mij namelijk op zekeren dag
eens 'teT zijde genomen en mij het
volgende medegedeeld'
Poter, zc-5 hij .tot mij, zet die
■dwaze gedachten uit je hoofd en
blijf stilletjes thuis. Er is ree-ds me1
nigeen naai- het vreemde land getrok
ken, die e-r later bitter berouw over
had. De menschen in Amerika en
Afrika zijn slimmer dan jij. Ze trek
ken je, eer je er om denkt, he-t vel
over de ooren. Laat dat dus stilletjes
blijven'. Ik wil je echter een voorstel
doen, waarover je eens moet naden
ken. Kijk eens, ik heb nu mijn vijftig
jaren op mijn rug en zal gauw ook
niet veel lust meer hebben, om mijn
oude knoken in de schoorstoenen van
andere menschen af te beulen. Je zult
eenmaal mijn opvolger worden, en
mijn boeltje erven als je behoorlijk
wat kunt. Wat zeg je daar nu wel
van
Oom Koper kneep de kleine oogjes
dicht, lachte en sloeg zich met zijn
zwarte handen op de knieën..
Nu, dat voorstel bet zich hooren.
Een arme wees heeft niet aile dagen
kans om zelfstandig te worden, en
huis en hof te bezi tten. En daar kwam
nog een tweede ding bij. Er was daar
een meisje, mieneer Triemer, dat wel
lust toonde om' mij to nemen. Mooi
was ze niet, maar ze was sterk van
bouw en had een paar flinke armen
en voor den schoorsteenveger liep zie
niet zoo gauw weg; ais de ondi.-'ren.
Male vond. heit Volstrekt niet erg, als
z'o ©ens een zwarte vlek op baai* ge
zicht kreeg, lit ging dus met haar,
'40oals .dat bij oiiis mode lis, meneer,
danst© met haar en werd als haar
verklaarde verdoofde beschouwd.
Maar het mo'est nog heel wat tijd
duren; eter we konden trouwen, want
ik moest vooraf nog in dienst. Toen
had ik mooi tijd oan nog .eens goed
over allots na te denken. En toen
kwam ik dan tot het besluit, om een
eerzaam schoorsteenveger te worden,
en met Male te trouwen. Aan de wij-
qö wereld daar rondom mij dacbtek
nauwelijks nog. Toen ik van Male af
scheid nam, vroeg ik haar: blijf j'e
mij trouw? En ik schonk haar een
-mooien doek met blauwe vergeet-mij-
metjes er op. en ze beloofde mij. dat
zo altijd aan mij zou denken. Ik moest
haar maar heel vaak schrijven.
En dait er nu toch niets van geko
men. is mdt ons beiden, meneer Trie»
mer, dat 'h alleen de schuld van mijn
verscliwkkel ijke vergeeiachtigheid
Een soldaat heeft over 't. geheel niet
veel tijd om blieven te schrijven, en
ik verstond die kunst ook niet zoo
heel goed. Aan haar verjaardag dacht
ik altijd eerst, wanneer die al lang
voorbij was, en toen ik haar met
Karsttecxt een langen brief had ge
schreven, vergat Ut dien op de post
te- doen on vond ham eerst na Pasch ai
weer. Natuurlijk moest ze denken, dat
ik niets nieea' om haar gaf. Latei- ver
nam ilk, dat haar ook ter oore geko
men was, dat ik een ander meisje
had, en het was toch anders niet!»
dan. zoo'n klein vrijerijtje met een©
keukenmeid, zooails allo soldaten heb-
bcnv Ik had: altijd ook zoo'n gxooten
honger, man'ear, en het kommiesbrood
was mij1 soms te droog.
Maaa- wat Male nu dééd, heb ik haar
langen tijd niet kunnen vergeven. Aan
ae gedachten dait ze een schoorsteen-
vegersvrouw zou worden, was ze reeds
gewend geraakt, en nu had ze, toen
ik na twee jaar terugkwam, oom Ko
per getrouwd. En die was weer hee
lemaal jong geworden, en dacht er
niet meer aan, zijn zaak op te geven.
En toen er nu nog een kleine Koper
ter wereld kwam, was de erfenis ook
kerkeken. En als men beleven moet
dat onze verloofde onze tante is ge^
worden, dun wordt men mei onweer
staanbare kracht weggedreven van de
vond Waai" m0D zij'n -eiuk
Oom Koper zag dat ook in en tracht-
m\»r langer te houden.
vnTag hïj"' toe' P0ter
Dat is goed, zei hij. "Hamburg ie
S/r°i° daar zi^n nie-
rvi.gte schoorsteenen.
W,'"'r denli' se aajn'. Hl ff»
r<n "™i "kk'TS -schoorsteenen ie
y-f'i; Ik "V °p en vreamdo hm.
i/j h6t '™fst Ul naar Ztiid-
2Ü Waar m<"t 1,0 zwarten
oorlog- voeren.
Ik deed dus mijn spailrpenninKen
-- „wt waren verscheiden handeitl
IS V,'11 bmdel 011 maakte mii
"5 1Kds <mkele dngwii
nadat ik met groot verlof was gi^ann.
'en'T I I ',aTei1 v™ DomKi^
oil keek met verbaz'ng naar het druk
ke vericeor, dait daar heersehjte. Maar
ik Kwam niet. waar ik weren -wild"
(Wordt vervoigV