BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f5.29 Pifi 3 MAANDEN M 19 CENT PEfl WEEK. Wandeling?: 25e Jairgaug MAANDAG 25 MEI 1908 No. 7842 DE ZATERDAGAVOND KAARLEMS DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENS!3 AARNE 6. IN HAARLEiW'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Robriefa voor Vrouwen Zo-mei'japoameïi. Dunne sloffen. Gekleurde mantels. Ceintuurs. Van de tweede helft van Mei af, nan men reeds zomerjapoxmen dra- jen mits het mooie zonnige dagen iijn, zooals we er in de afgeloopen veek eenige hadden. Zoodra de zon zich echter verschuilt die natuur, trots haar jeugdig groen, een triestig aanzien heeft, üeeden de lichtkleurige stoffen niet, :oodat voor regenachtige en sombere {lagen het onvolprezen tailleur-cos- ouin onmisbaar blijft. De nieuwe créaties van madame node zijn wederom vele en al bewe en sommige, dat ze in een kringetje baait en ons hetzelfde van jaren te- •ug wederom opdischt, zoo zullen ze och moeten bekennen, dat er in die vijze van opdisschen iets nieuws, iets mgekends is, waardoor dat nieuw- oude. iets oorspronkelijks, iets mo- lerns verkrijgt! Daar hebben we allereerst de dun ne soepele weefsels met moesjes, streepjes, bouquetjes enz. Die bou- luetjes zijn anders dan voorheen, vamt het genre pompadour heeft nu neer een Chineesch en Japamsch ka- ■akter gekregen; men lette slechts op ie kleuren, waarin pauwblauw, bruin •ood en goud de voornaamste zijn. Ook de verlengde schouderlijn werd loor onze. grootmoeders reeds toege- xast, doch het inzetten en drapeeren der mouwen was toch anders dan nu, soodat we onze tegenwoordige mode loch minstens als eene nieuwe varia- ie op het oude thema kunnen be schouwen. We willen thans eens zien vat die nieuwe variatie ons alzoo irengt. Behalve tussov en shantung in di verse kleuren, zoowel gemoesd als gestreept, brengt mien een ongekende illectie in fijne wollen mousselines, percal en katoen, alle met aangewe- randen, waardoor men een lieve goedkoope gameering verkrijgt. Daar zijn katoentjes, die zoo fijn en glanzend geaprêteerd zijn, dat ze op het eerste gezicht voor zijde kunnen doorgaan. Een ongekend groote keuze is er in de nieuwe zomermantels; men ziet ge kleurde laken mantels en jacquets om op aparte rokken gedragen te wor sen, gekleurde taffetas manteltjes om op rokken in de kleur der taffetas te dragen en eindelijk de zwarte taffe tas manteltjes, die echter niet vroeger op alle gekleurde rokken, loch uitsluitend op zwarte rokken jedragen worden. Men is dus terug gekomen van het idéé dat men een zwartenmantel op alles kan dragen, loch past dit veeleer op de gekleur de mantels toe. Wel is waar staat zwart op som mige /eerc kleuren als lichtgrijs of 1 blauw enlilas zeer hard, doch dat neemt niet weg dat er heel wat goeden smaak voor noodig is, om, met de concessies, die de tegenwoor dige mode ons biedt, niet tegen de kleurenharmonie te zondigen. Daar- moeten mijne geachte lezeres- er op bedacht zijn, hare hoeden steeds in de kleur der mantels te kiezen; op deze wijze zal men een ze ker cachet verkrijgen. Behalve de ruime keuze in blouses die dezen zomer buitengewoon veel ;edragen zullen worden, zelfs als het voor de mantels te waavn is, brengt men allerliefste costuums in mousse- de laine, die met de randen der stof gegarneerd zijn of wel met bon te galons versierd. De randen' der stof worden zóó gegarneerd, dat ze de lijnen van een model duidelijk >en uitkomen, bv. bij kimono model- n en tunica's. Ook de schijnbaar onbelangrijke ceintuur speelt in het aangeven der lijnen een voornamere rol, dan men «ogenschijnlijk denken zou. In sommige gevallen voltooit zij een toilet, zooals een laatste penseel streek ieen schilderij afmaakt. Bij de tegenwoordige mode spreekt de cein tuur een gewichtig woordje mee. De verkorte taille-lijn is al lang niets luws meer en wint nog steeds veld, alhoewel ik er dadelijk aan toe moet voegen, dat men niet ouderwetsch gekleed is, indien men de ceintuur op haar normale plaats draagt. Dat alles is afhankelijk van het figuur de persoonlijke smaak der draag ster, doch onder geen voorwendsel draagt men de ceintuur lager dan Se taille; de ceintuurs die puntsge wijze naar beneden loopen, zijn be slist verouderd. Men zal wellicht te-1 genwerpingen maken en zeggen dat de puntceintuurs de korte figuren ten goede kwamen, doordat men op die wijze de taille enkele centimeters ver lengde. Doch, behalve dat men beter doet de voorschriften der mode, al thans in hoofdzaak, te volgen, ver krijgt men door de ceintuur iets hoo- ger te plaatsen den indruk van mo derne korte taille. Zooals we reeds gezegd hebben, voltooit de ceintuur het toilet, daar ze bijna altijd rok en taille als het ware vereendgt. We zeggen bijna, omdat ér uitzonderin- ;en zijn, waarbij de ceintuur overbo dig is, als: de jupe corselet die haar eigen ceintuur is; de robes prïncesse hebben evenmin een ceintuur noodig, vooral niet, wanneer zoowel de taille als de rok een weinig gedrapeerd zijn, waardoor men geen eigenlijke taille- lijn kan ontdekken. Opgeknipte rok ken worden vaak met een fluweelen koordje en een stiksel afgewerkt. Doch meestal draagt men een cein tuur en er bestaat daarin een onge kende variatie. Bij de eenvoudige over hemdblouse welke men bij de tailleur- toiletten. draagt, behoort de soepele leder-ceintuur in de kleur van den rok. Voor gekleede toiletten bezigt men ceintuurs van lint of zijde van het stuk, die tevens als gameering van het toilet dient. Deze ceintuurs kunnen zeer chic gedrapeerd worden: in den rug moeten ze steeds min of meer oploopen, al naar gelang van het figuur der draagster en het mo del van hét toilet. MARIE VAN AMSTEL. Nataorfifetorische IX EN OM HAARLEM. CCXVII. In Mei, onze schoone bloeimaand, die dit jaar zoo volop geeft, wat ze geven kan, is er heel wat te zien, te liooren, te genieten buiten. Mei is zoo druk bezig haar ouden roem, haar dooi- de dichters toegezwaaid, te hand haven. Laten we thans eens, als ech te praclische menschen van de twin tigste eeuw (er zijn er heel wat an dieren onder ook), eens een oogen blikje, bij dezen of genen groenten- kweeker oploopen, om eens te zien, of er zoo al te bekijken valt. 't Is een eenvoudig man, die ons ontvangt, maar iemand, die zijn vak met eere uitoefent; iemand van den ouden stempel, maar die in zijn jeugd ge noeg geleerd, heeft, om zijn voordeel te doen, met wat de theorie in de laatste jaren aan de hand van die practijk geleerd heeft. Toch heeft hij nog maar weinig ramen, om daar groenten onder te kweeken, dat le vert hem nog niet genoeg op, hij is, zooals hij zelf zegt nog niet op de hoogte van de behandeling en nu zijn er wel kweekers, die alle nieuwighe den maar dadelijk aanschaffen en dan toch evengoed, zoo niet langer proeftijd moeten doormaken. Ziehier tuinboonen, volop bij heele rijen, en 't is als „een trap der jeugd, zoo worden de planten gaandeweg la ger; de eersten laten hunne bloemen reeds zien, de laatsten komen pas boven den grond. En moeten daar nu nog geen stok ken bij? vraagt er een uit het gezel schap. I Heel eventjes lacht hij, maar neen, hij voegt er dadelijk aan toe: neen, dat is niet noodig, die zijn sterk ge noeg om op eigen beenen te staan, al warden ze ook een M. hoog. Als ge uw „Heukels Flora" eens op slaat, zult ge zien, dat deze plant tot een heel ander geslacht behoort. En wat doet ge nu tegen de blad luizen? vraagt een ander. Och, niet veel; ik ontneem him al leen hnn voedsel door, als de plan- ten in vollen bloei staan, de toppen er uit te snijden, dan bereik ik er ten tweede mede, dat er meer boohen gezet worden. En als tusschenteelt liier, gebruik ik spinazie, dat levert heel wat op, zie de eerste rijen kam ik al haast voor de tweede maal snij den. En wat zijn dat daar toch al groote planten, baas; die sterke, krachtige; met die groote bladen; moeten die nog niet afgesneden wor den? Weineen, mijnheer; dat zijn bloemkolen. Die moeten er nu gauw inkomen; met dat koude, natte voor jaar 'is er veel ten achteren geble ven, dat onze lieve Mei wel weer tem goede zal brengen. Menigeen meent ,'nog altijd, dat op zandgrond geen 'bloemkool groeien wil, dat geldt wel voor den zomer, maar in het voor jaar met weeuwen gaat dat toch goed. En meteen voegt hij er verkla rend bij, dat weeuwem planten zijn, die reeds het vorige jaar in Septem ber gezaaid wei-den, door den winter gehouden, in 't voorjaar spoedig ver der groeien. Als de bloemkool er af is kunnen er nog heel goed boontjes op komem, of wat anders, maar ik heb wel gemerkt, dat bloemkool, als men er tem minste wat van halem wil heel wat voedsel in den bodem veronder stelt. Maar de mest, die dem tuinman aan zijm bodem toevertrouwt, wordt door de meerdere opbrengst steeds im rui me mate vergoed. Zijn radijsjes heb ben afgedaan ,en zijn heel wat door gegroeid, die dikke zijn thams voos. Van zijn rhabarberplanten, die er frisch en goed uitzien, heeft hij reeds heel wat stelen geplukt. Plukken, dus aftrekken met de bladscheede is be tier, voardteeliger dan afsnijden. De daardoor aan de planten toegebrach te wonde geneest spoediger en dan zullen de planten beter doorgroeien, en hoe meer bladstelen ik krijg, zegt hij. hoe meer dk verdien. Kijk, daar bloeien de eerste doperwten reeds, hè, gelukkig toch, als het maar eerst weer zoover is, dat we die versch kun nen eten. En de boonen komem reeds boven den grond. Nu, zegt de oude baas, boouen hebben het net naar den zin; droogte en warmte; ik hoop maar, dat het nog een beetje blijft aanhouden, dan kiemen ze goed; staan ze eenmaal boven, dan kan 't wat meer lijden. Daar staan zijm stok- boonen, die beginnen al te slingeren of liever te winden. Vreemd toch, dat die het altijd op dezelfde wijze doen, steeds tegen de zon in. En zoo waar reeds postelein. Nu ja, met die warm te vliegt alles den grond uit. De aard appels zijn reeds aangeaard; _jnaar, zegt de oude ons, dat doe ik toch nooit zoo erg, als de meesten hier, want bij het diep omhalen van den grond raakt men zoo licht de wor tels eh wordt de schade weer even groot als 't voordeel van de vorming van meer knollen. En of de aard beien ook wat beloven; daar heeft onzen geleider een geheelen hoek vam, ook hier en daar langs de zon nige randjes vindem wij ze volop. En hebt ge van de nachtvorsten niet te lijden gehad? Nu, een weinig wel, de eerste bloe men hier midden op het veld waren spoedig weg, maar langs die randjes zal ik spoedig kunnen plukken. De meerdere werkzaamheden, die jk daarmede heb, worden dubbel ver goed door de grootere opbrengst, voor al de eerste, de vroegste .aardbeien zijn nogal prijzig en als de markt overvoerd is, heeft men soms moeite lijn waar kwijt te raken. Ook de aalbessen beloven veel. Zie maar eens hoe dit struiken vol met bessen hangen. Veel is er bij den oude nog te zien en naast de groenten spreekt het haast van zelf, dat hij.er ook heel wat fruitboomen op nahoudt. Elk plekje in den tuin wordt benut en zoo- doemde komt er van een tuin, betrek kelijk klein, nogal heel wat geld bin nen in een jaar. Maar dat hoort ook zoo, want noeste vlijt, vam den vroe gen morgen tot den laten avond moet beloond worden. Er zijn er genoej die pruttelen, maar als men praat, van werken, dan zijn ze niet te vin den voor wat meerderen arbeid. Het is toch niet alles groenten en fruit, wat we bij onzen nieuwen ken nis vinden, dicht bij zijn woning, ver scholen tusschen 't geboomte, ligt te vens een aardig bloementuintje, waar heel wat soorten bloemen staan. Daar vind ik, zegt de oude, mijn ontspanning, daar liefhebber ik, kweek ik maar hartelust; daar leer ik mijn planten zaaien, stekken, scheu ren, afleggen, ja, voor eenige jaren heb ik op mijn ouden dag. nog het enten em oculeeren geleerd en waar lijk heb ik er geen oogenblikje spijt van, want zie nu eens wat schoone stamrozen ik er op nahoudt. Menige botanicus kan bij zoo'n ou den man nog eens een aardig lesje nemen, omtrent honderden dingen, die de man op zijn manier eigenaar dig weet toe te lichten. J. STURING. VRAGENBUS. Aan m e v r. P. te H. De bloem door u bedoeld, is Doronicum, een van de dankbaarste vaste planten. Met weinig is ze tevreden eri geeft daarvoor wat ze geven kam, bloemen op lange stelen, echte snijbloemen. En vroeg ook, in Mei is ze reeds uitgebloeid, en als men de bloemste len dan dadelijk afsnijdt, dan wor den er vam de vele scheuten voor het volgende jaar eenige al zoo sterk, dat ze nog hetzelfde jaar in den herfst bloeien. Schaduw kan ze gerust ver dragen, verplanting eveneens; ze schijnt dit laatste al wondergoed te boven te komem. Den Heer v. D. te H. Aard- vlooian zijn kleine kevertjes, die vooral kruisbloemige planten aamtas- ten, zooals radijs, kool, enz. Ze leg gen de eieren in de bladeren, de lar ven genieten van het groene blad moes, evengoed als de ouden. Men kan ze gemakkelijk bestrijden door wat poedervormige stoffen zooals houtusch, kalk, tabak, enz. Over de planten te strooien. Na een regenbui moet men dit herhalen. J. STURING. S' De Kerkklok van St. Jan (Uit het.Engelsch.) In de groote gieterij, altijd vol rook, die dicht bij de scheepstimmer werf van de stad B. gelegen was zag men een troep werklieden druk be zig om alles klaar te maken, om de groote klok,, die op de kathedraal van een naburige stad geplaatst zou wor den, te gieten. Nog slechts één uur moest men wachten en dan zou het kokende schitterende metaal uit den grooten oven in den vorm vloeien, die dicht er bij diep in de aarde was geplaatst. Het werd avond en de vallende schemering maakte, dat men blauwe vlammen uit de hooge schoorsteenen te voorschijn kon zien komen en de naburige huizen spookachtig ver lichten. Hei tooneel binnen de gieterij deed aan een tooververhaal denken en was angstverwekkend tevensde zwarte gedaanten van de werklieden, gedeelten ik door het gele licht uit het fornuis beschenen, bewogen zich als schimmen in de onderwereld en de met roet bedekte balken evenals de zware kettingen, die gedeeltelijk zwart en gedeeltelijk door het licht verguld overal zichtbaar waren, de den denken aam de werkplaats der cyclopen onder den berg Etna. De stadsklok sloeg zes, het was tij voor het avondmaalde mannen wierpen hunne gereedschappen der am liepen om hun buizen aan te trekken. In een half uur prècies moet je terug zijn riep de meesterknecht wij zullen kwart voor zevenen gaan gieten. Heel goed, baasantwoordde het volk. Ik hoor dat er .menschen uit de stad komen, om het te zien, zei er een. Ja, sprak een ander, wat zullen zij er van opkijkenIn het heele land is nog nooit een klok gegoten, zooals deze zal zijn. In het volgend oogenblik was ex nog maar één van het werkvolk; met den meestex-laiecht in de gieterij over De eerste moest, blijven en op den oven passen hij had een dubbele poi*- tie eten van huis meêgebracht r, zou nu van de rest zijn avondmaal tijd houden. Misschien wil de „Uitvinder" wiel bij je blijven, George, zei de meesterknecht, terwijl hij zich ook ge reed maakte om heen te gaan. .Ta, waar zit hij was het ant woord in denzelfden scheidsenden toon gegeven. Hij is lang genoeg in de gieterij en bij al de werkzaamheden geweest om te merken nis er iets veiTceerd mocht. gaan. Hallo, hallo, uitvinder waar zit ge? Kom hier; ha, daar is hij Als antwoord op zijn geroep kwam teem /ruigharige jongen, met groote grijze oogen en een bleek gelaat van achter een hoop gietsels te voor schijn. Wel Mopus, zei George, terwijl hij hem een klap op den schouder gaf, zou je nog verstand genoeg heb ben, om te blaffen en te schreeuwen als er iets gebeui-de De knaap keek wezenloos rond en knikte. - Ga hier dan zitten en kijk maar den oven, je mag hem geen oogen blik uit 't oog verliezen. De arme jongen glimlachte, en' deed gehoorzaam wat hem bevolen werd, juist- als een trouwe hond zich op de jas van zijn meester neerge legd zou hebben om die te bewa ken. Een vreemde jongen was Mopus onnoozel genoeg in gewone dingen, om met. zorg nagegaan te worden, maar toch wonderbaarlijk wek ge schikt om een smeltoven' te bewaken. Hij kende als het ware bij instinct al het werk van het gieten en zijn vreemde leepheid daarin was het overblijfsel van zijn vroeger helder verstand. Als er iets gebeurde, of anders dan gewoon scheen, zou hij het altijd op merken, en zeggen wat er gedaan moest worden, schoon hij misschien niet te kennen kon geven, waarom 't zóó moest geschieden. Twee jaar geleden was hij een vlug ge knaap van Veel verwachting ge weest. Hij was de zoon van een inge nieur aan de gieterij verbondenhij had altijd vrijen toegang in de werk plaatsen en niocht met de mannen praten en bij hun werk toe zien. Maar eens was de ketting varrn een hijsch- toestel gebroken :en ,een st,uk ijzer trof hem op het hoofd en bezorgde hem een 'diepe wond. Deze genas gaandeweg wel, maar toch slechts ten deele, en in zijn hersens was esn stoornis gekomen. Zijn natuurlijke liefde voor machines en machinale proef nemingen bleef en toen zijne -ii- chaanxskracht weer was terugge keerd, besteedde hij 't grootste deel van zijn tijd met wielen en buizen maken en oude gebroltetn zaken her- steJLeix, die hij dan met trots en te vredenheid liet zien. Deze trek in den joxigen man had hem den titel van ,,de uitvindei-" be zorgd, eens uit gekheid hem gegeven. De mannen waren altijd vriendelijk voor hem. al waren hunne manieren tegenover hem dikwijls ruw en on geduldig. Dit was nu de persoon aan wien de wacht was opgedragen van den oven, waaruit weldra de lxoofdklok van de kathedraal van St. Jan zoxf gegoten worden. Hij bleef trouw op de aangewezen plaats zitten, terwijl George zich een eindje verwijdei-de, om zijn avondmaaltijd te houden. Zonder twijfel dacht laatstgenoemde een algemeen toezicht te houden, maar hij liet aan de oogen vam den Uitvinder het grootste deel _yan het toezicht over. Of hij een al te groot vertrouwen stelde in het instinct van zijn halfwijzen metgezel, of dat het luiheid was, die hem toefluisterde1, dat er niets kwaads kon gebeuren, in ieder geval was hij geducht te la ken, dat hij van de belangrijke taak hem opgedragen, zoo weinig op eigen schouders nam. Geen woord werd tusschen de bei de wachters gewisseld, en alleen het zware gebrom van den oven wex*d door de geheele gieterij gehoox-d. George had zijin maal geëindigd exx zocht in de hoekon van de werkplaats naar zijn pijpde „Uitvinder" zat al leen voor den grooten gloed van het gesmolten metaal. Het eene heldere punt in zijn versloox-de hersens stel de hem in staat te begx-ijpen, waar toe die moest, dienen en hij voeldi zelfs iets van de grootheid der onder neming, die daar voor hem in dien gleed werd voorbereid. Hij wist dat de oven vol was van kostbaar me taal en dicht naast hem, begraven in het zand bevond zich de vorm (de kern) die aanstonds met het gietsel gevuld zou worden. Hij wist en zag het, hoe al de kanalen (of troggeix) gereed waven gemaakt, dat de gloei ende massa er door kon stroomen; en naast de opening van. den oven werd hij de langen ijzeren roe gewaar die gebruikt werd, op het oogenblik dat men het gietsel in den vorm' zou laten» vloeien. Dit alles begreep hij met zijn be perkt verstand als uil gewoonte, en daar hij er vaag van: bewust was dat er spoedig wat bijzonders gebeuren zou, zat hij met zijn oogen steeds op den oven gericht. Plotseling verschrikte hem iets, hij hoprde eenig geluid, en zag dat ex- een scheur in den top van den gloei- endexx oven was gekomen. Opnieuw hoorde hij een nog heviger gekx-aak en een gloeiende steen viel naar be neden en vlak voor zijne voeten. De knaap opende den mond om te schreeuwen, maar hij was zóó ont steld, dat het geluid in zijn keel bleef steken, alsof liij door een nachtmer rie ovei-vallen was. Een diume rooile stroom volgde den gevallen steen en druppelde langs dexx oven als vloeiende lava. Toen kwam er meer en angstwekkend ru moer, en een dunne scheur halver wege en de hoogte van het fonxuis liet meer van het gietsel door. Waar was George? Zocht de on trouwe knecht nog altijd naar zijn pijp? De oven stond op het puntvan te harsten, met slechts een armen halfwijzen knaap er bij, om dien te bewaken. Wat kon hij doen Hij deed, wat misschien een knaap, die geheel normaal was, niet had durven doen. Hij vloog naar den ingang van den oven, gx-ecp de lange ijzeren roe, die daar stond, stootte met de scherpe punt tegen de stop klei die de opening vulde en na een paar elkander snel opvolgende slagen, viel de klei naar binnen en de geel witte stroom istox-mde met niet te breidelen kracht er uit. Het liep in den met klei. be dekten vox-m en de vlammen sloegen er uit. De „gek" had een daad volbracht, een generaal op het slagveld waar- dig. Was het te laat geweest Ieder oogenblik kwamen er ïxieuwe barsten in den oven. Eenige van de bovenste steener. vielen omlaag, doch het gietsel bleef in den vorm stroo men, ofschoon er veel door de geopen de scheuren verloren ging. De drukking werd wel wat minder, door het wegstroomen van het meng sel, maar er kwamen ieder oogenblik nieuwe barsten bij. Het scheen wel een wedloop met liet verderf. Arme Mopus Hij stond machte loos bij het naderend onheilzijne knieën knikten en het was, alsof al les om en met hein draaide. Groote stukken gloeiende steen en kalk vie len voor zijn voeten en hij dacht er niet aaix weg te loopen en zijn leven te redden. Eindelijk hooi-de hij een wild ru moer van mensehelijke stemmen in de verte, die nader kwamen, toen een vreeselijk geweid achter zich en stroomen gesmolten metaal vloei den over hem heen. Stekende pijnen (leden hem ki-impen en kermen, en alles vloeide in een verschrikkelij- ken droom voor hem ineen. Het was hem, of hij eensklaps in de aarde verzonk en voor altijd er door ver zwolgen werd. Te zeven uur heerschte er een be trekkelijke stilte op de plaats vaxi de ramp overal lagen puinhoopen. De brandspuiten hadden de vlammen ge- bluscht, die aller wege gezien wer den en de mannen, zwart van den rook, stonden in stilzwijgende groe pen om het overschot van den oven. Deze was ineengestoi't en niets was overgebleven dan een hoop dampend puin. De ai-me uitvindei-, die met de roe in de handen gevonden was, terwijl hij met verschrikkelijke brandwon den voorover op het zand lag, was naar zijn woning gebracht. Er werd weinig gesproken maar de woorden, die niet natuurlijke woe de en wraak zoowel door den mees ter als door het wei-kvolk naar het hoofd van George werden geslingei-d, waren allesbehalve nxalsch, en zijne verontschuldigingen maakten zijne fout nog ei-ger. Zie eens wat hij heeft uitge richt, zeiden zij een paar dagen la ter, toen zij in de half afgebrande jieterlj bijeen waren. Duizend pond metaal in enkele minuten ver loren gegaan het beste werk in ja- ons opgedragen, mislukt De dwaas, die naar zijn pijp ging zoe ken en den armen idioot de wacht overlietIs dat alles wat hij voor zijn verdediging kan aanvoeren Weg met zulk een lichtzinnigheid Wel, de knaap had zelfs geen besef genoeg om te vluchten, toen de oven in elkaar zakte. De patroon, die zwaarder vei-lies geleden had, dan zij allen te zamen, voelde de ramp nog meer dan zij. Ilij weende bijna van spijt en toorn; maar eensklaps viel zijn oog op iets vreemds onder de puinhoopen, en hij riep met sidderende stern Hallo wat is dat, kijk wat is dat? Hij greep een stuk van de overblijf sels van een der troggen, waardoor liet. gesmolten metaal in den oven had moeten vloexen. Daar waren sporen van het brons, dat er door heen gegaan was. Toen viel hem de mogelijkheid in, dat het vinden van de ijzei-en roe in do hand van het slachtoffer van het vuur wel eens niet toevallig kon zijn. Breng mij een spade, schielijk! riep hij. Met de spade begon hij ia zenuwachtige haast de heete massa; welke op den vorm van de klok ge vallen was, te verwijderen. Het was het werk voor een Hercules, maar inet dx-ie of vier van het werkvolk ging hij voort met schier bovenmen- schelijke kracht. Stukken steen, erts, metaalschuim en aarde vlogen in iedere richting. Eindelijk doöi-boorde de spade van den patroon het „eerst het zand en stiet op wat hards, hij bukte, keek «oen sprong hij op en als een half waanzinnige wierp hij heit overige zand ter zijde en er kwam iets te voorschijn wat een groote, metalen klok geleek. Mannen riep hij uit met opge wonden en verhit gelaat, de klok is toch gegoten Wie deed dit? werd allerwege met ontroerde stem gevraagd, zoo» dra 't gejuich opgehouden had. Laat twee of drie van jelui met me mee komen, sprak de meester knecht, ik denk dat ik weet wie het deed.... het is een wonder 1 Toen snelden zij naar het huis van den idioten knaap. De verpleger kwam hen tegemoet en legde den vinger op den mond. De arme jongen heeft hersen koorts! zei hij. Zegt hij iets bij zijn ijlen? vroeg de patroon zacht. O ja, hij praat altijd over den vorm van de klok. Hij hoopt, dat die maar gevuld zal worden, zegt hij. De mannen keken elkander aan, *t was dus werkelijk waar, de idioot had de klok van St. Jan alléén ge goten Juist op dit oogenblik kwam de ge neesheer naar buiten. Als hij geneest, kan het wel zijn, dat. hij door dezen geweldigen schok zijn v ex-stand weer terug krijgt, sprak hij, men ziet dit meer. Denkt gij dat waarlijk De He mel geve het! sprak de patroon plechtig, het werkvolk herhaalde die

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 13