BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f5.29 Pifi 3 MAANDEN
M 19 CENT PEfl WEEK.
Wandeling?:
25e Jairgaug
MAANDAG 25 MEI 1908
No. 7842
DE ZATERDAGAVOND
KAARLEMS DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENS!3 AARNE 6.
IN HAARLEiW'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Robriefa voor Vrouwen
Zo-mei'japoameïi. Dunne
sloffen. Gekleurde mantels.
Ceintuurs.
Van de tweede helft van Mei af,
nan men reeds zomerjapoxmen dra-
jen mits het mooie zonnige dagen
iijn, zooals we er in de afgeloopen
veek eenige hadden.
Zoodra de zon zich echter verschuilt
die natuur, trots haar jeugdig
groen, een triestig aanzien heeft,
üeeden de lichtkleurige stoffen niet,
:oodat voor regenachtige en sombere
{lagen het onvolprezen tailleur-cos-
ouin onmisbaar blijft.
De nieuwe créaties van madame
node zijn wederom vele en al bewe
en sommige, dat ze in een kringetje
baait en ons hetzelfde van jaren te-
•ug wederom opdischt, zoo zullen ze
och moeten bekennen, dat er in die
vijze van opdisschen iets nieuws, iets
mgekends is, waardoor dat nieuw-
oude. iets oorspronkelijks, iets mo-
lerns verkrijgt!
Daar hebben we allereerst de dun
ne soepele weefsels met moesjes,
streepjes, bouquetjes enz. Die bou-
luetjes zijn anders dan voorheen,
vamt het genre pompadour heeft nu
neer een Chineesch en Japamsch ka-
■akter gekregen; men lette slechts op
ie kleuren, waarin pauwblauw, bruin
•ood en goud de voornaamste zijn.
Ook de verlengde schouderlijn werd
loor onze. grootmoeders reeds toege-
xast, doch het inzetten en drapeeren
der mouwen was toch anders dan nu,
soodat we onze tegenwoordige mode
loch minstens als eene nieuwe varia-
ie op het oude thema kunnen be
schouwen. We willen thans eens zien
vat die nieuwe variatie ons alzoo
irengt.
Behalve tussov en shantung in di
verse kleuren, zoowel gemoesd als
gestreept, brengt mien een ongekende
illectie in fijne wollen mousselines,
percal en katoen, alle met aangewe-
randen, waardoor men een lieve
goedkoope gameering verkrijgt.
Daar zijn katoentjes, die zoo fijn en
glanzend geaprêteerd zijn, dat ze op
het eerste gezicht voor zijde kunnen
doorgaan.
Een ongekend groote keuze is er in
de nieuwe zomermantels; men ziet ge
kleurde laken mantels en jacquets om
op aparte rokken gedragen te wor
sen, gekleurde taffetas manteltjes om
op rokken in de kleur der taffetas te
dragen en eindelijk de zwarte taffe
tas manteltjes, die echter niet
vroeger op alle gekleurde rokken,
loch uitsluitend op zwarte rokken
jedragen worden. Men is dus terug
gekomen van het idéé dat men een
zwartenmantel op alles kan dragen,
loch past dit veeleer op de gekleur
de mantels toe.
Wel is waar staat zwart op som
mige /eerc kleuren als lichtgrijs of
1 blauw enlilas zeer hard, doch
dat neemt niet weg dat er heel wat
goeden smaak voor noodig is, om,
met de concessies, die de tegenwoor
dige mode ons biedt, niet tegen de
kleurenharmonie te zondigen. Daar-
moeten mijne geachte lezeres-
er op bedacht zijn, hare hoeden
steeds in de kleur der mantels te
kiezen; op deze wijze zal men een ze
ker cachet verkrijgen.
Behalve de ruime keuze in blouses
die dezen zomer buitengewoon veel
;edragen zullen worden, zelfs als het
voor de mantels te waavn is, brengt
men allerliefste costuums in mousse-
de laine, die met de randen der
stof gegarneerd zijn of wel met bon
te galons versierd. De randen' der
stof worden zóó gegarneerd, dat ze
de lijnen van een model duidelijk
>en uitkomen, bv. bij kimono model-
n en tunica's.
Ook de schijnbaar onbelangrijke
ceintuur speelt in het aangeven der
lijnen een voornamere rol, dan men
«ogenschijnlijk denken zou.
In sommige gevallen voltooit zij een
toilet, zooals een laatste penseel
streek ieen schilderij afmaakt. Bij de
tegenwoordige mode spreekt de cein
tuur een gewichtig woordje mee. De
verkorte taille-lijn is al lang niets
luws meer en wint nog steeds veld,
alhoewel ik er dadelijk aan toe moet
voegen, dat men niet ouderwetsch
gekleed is, indien men de ceintuur
op haar normale plaats draagt. Dat
alles is afhankelijk van het figuur
de persoonlijke smaak der draag
ster, doch onder geen voorwendsel
draagt men de ceintuur lager dan
Se taille; de ceintuurs die puntsge
wijze naar beneden loopen, zijn be
slist verouderd. Men zal wellicht te-1
genwerpingen maken en zeggen dat
de puntceintuurs de korte figuren ten
goede kwamen, doordat men op die
wijze de taille enkele centimeters ver
lengde. Doch, behalve dat men beter
doet de voorschriften der mode, al
thans in hoofdzaak, te volgen, ver
krijgt men door de ceintuur iets hoo-
ger te plaatsen den indruk van mo
derne korte taille. Zooals we reeds
gezegd hebben, voltooit de ceintuur
het toilet, daar ze bijna altijd rok en
taille als het ware vereendgt. We
zeggen bijna, omdat ér uitzonderin-
;en zijn, waarbij de ceintuur overbo
dig is, als: de jupe corselet die haar
eigen ceintuur is; de robes prïncesse
hebben evenmin een ceintuur noodig,
vooral niet, wanneer zoowel de taille
als de rok een weinig gedrapeerd zijn,
waardoor men geen eigenlijke taille-
lijn kan ontdekken. Opgeknipte rok
ken worden vaak met een fluweelen
koordje en een stiksel afgewerkt.
Doch meestal draagt men een cein
tuur en er bestaat daarin een onge
kende variatie. Bij de eenvoudige over
hemdblouse welke men bij de tailleur-
toiletten. draagt, behoort de soepele
leder-ceintuur in de kleur van den
rok. Voor gekleede toiletten bezigt
men ceintuurs van lint of zijde van
het stuk, die tevens als gameering
van het toilet dient. Deze ceintuurs
kunnen zeer chic gedrapeerd worden:
in den rug moeten ze steeds min of
meer oploopen, al naar gelang van
het figuur der draagster en het mo
del van hét toilet.
MARIE VAN AMSTEL.
Nataorfifetorische
IX EN OM HAARLEM.
CCXVII.
In Mei, onze schoone bloeimaand,
die dit jaar zoo volop geeft, wat ze
geven kan, is er heel wat te zien, te
liooren, te genieten buiten. Mei is zoo
druk bezig haar ouden roem, haar
dooi- de dichters toegezwaaid, te hand
haven. Laten we thans eens, als ech
te praclische menschen van de twin
tigste eeuw (er zijn er heel wat an
dieren onder ook), eens een oogen
blikje, bij dezen of genen groenten-
kweeker oploopen, om eens te zien, of
er zoo al te bekijken valt. 't Is een
eenvoudig man, die ons ontvangt,
maar iemand, die zijn vak met eere
uitoefent; iemand van den ouden
stempel, maar die in zijn jeugd ge
noeg geleerd, heeft, om zijn voordeel
te doen, met wat de theorie in de
laatste jaren aan de hand van die
practijk geleerd heeft. Toch heeft hij
nog maar weinig ramen, om daar
groenten onder te kweeken, dat le
vert hem nog niet genoeg op, hij is,
zooals hij zelf zegt nog niet op de
hoogte van de behandeling en nu zijn
er wel kweekers, die alle nieuwighe
den maar dadelijk aanschaffen en
dan toch evengoed, zoo niet langer
proeftijd moeten doormaken.
Ziehier tuinboonen, volop bij heele
rijen, en 't is als „een trap der jeugd,
zoo worden de planten gaandeweg la
ger; de eersten laten hunne bloemen
reeds zien, de laatsten komen pas
boven den grond.
En moeten daar nu nog geen stok
ken bij? vraagt er een uit het gezel
schap.
I Heel eventjes lacht hij, maar neen,
hij voegt er dadelijk aan toe: neen,
dat is niet noodig, die zijn sterk ge
noeg om op eigen beenen te staan, al
warden ze ook een M. hoog.
Als ge uw „Heukels Flora" eens op
slaat, zult ge zien, dat deze plant tot
een heel ander geslacht behoort.
En wat doet ge nu tegen de blad
luizen? vraagt een ander.
Och, niet veel; ik ontneem him al
leen hnn voedsel door, als de plan-
ten in vollen bloei staan, de toppen
er uit te snijden, dan bereik ik er
ten tweede mede, dat er meer boohen
gezet worden. En als tusschenteelt
liier, gebruik ik spinazie, dat levert
heel wat op, zie de eerste rijen kam
ik al haast voor de tweede maal snij
den. En wat zijn dat daar toch al
groote planten, baas; die sterke,
krachtige; met die groote bladen;
moeten die nog niet afgesneden wor
den? Weineen, mijnheer; dat zijn
bloemkolen. Die moeten er nu gauw
inkomen; met dat koude, natte voor
jaar 'is er veel ten achteren geble
ven, dat onze lieve Mei wel weer tem
goede zal brengen. Menigeen meent
,'nog altijd, dat op zandgrond geen
'bloemkool groeien wil, dat geldt wel
voor den zomer, maar in het voor
jaar met weeuwen gaat dat toch
goed. En meteen voegt hij er verkla
rend bij, dat weeuwem planten zijn,
die reeds het vorige jaar in Septem
ber gezaaid wei-den, door den winter
gehouden, in 't voorjaar spoedig ver
der groeien. Als de bloemkool er af is
kunnen er nog heel goed boontjes op
komem, of wat anders, maar ik heb
wel gemerkt, dat bloemkool, als men
er tem minste wat van halem wil heel
wat voedsel in den bodem veronder
stelt.
Maar de mest, die dem tuinman aan
zijm bodem toevertrouwt, wordt door
de meerdere opbrengst steeds im rui
me mate vergoed. Zijn radijsjes heb
ben afgedaan ,en zijn heel wat door
gegroeid, die dikke zijn thams voos.
Van zijn rhabarberplanten, die er
frisch en goed uitzien, heeft hij reeds
heel wat stelen geplukt. Plukken, dus
aftrekken met de bladscheede is be
tier, voardteeliger dan afsnijden. De
daardoor aan de planten toegebrach
te wonde geneest spoediger en dan
zullen de planten beter doorgroeien,
en hoe meer bladstelen ik krijg, zegt
hij. hoe meer dk verdien. Kijk, daar
bloeien de eerste doperwten reeds, hè,
gelukkig toch, als het maar eerst
weer zoover is, dat we die versch kun
nen eten. En de boonen komem reeds
boven den grond. Nu, zegt de oude
baas, boouen hebben het net naar den
zin; droogte en warmte; ik hoop
maar, dat het nog een beetje blijft
aanhouden, dan kiemen ze goed;
staan ze eenmaal boven, dan kan 't
wat meer lijden. Daar staan zijm stok-
boonen, die beginnen al te slingeren
of liever te winden. Vreemd toch, dat
die het altijd op dezelfde wijze doen,
steeds tegen de zon in. En zoo waar
reeds postelein. Nu ja, met die warm
te vliegt alles den grond uit. De aard
appels zijn reeds aangeaard; _jnaar,
zegt de oude ons, dat doe ik toch
nooit zoo erg, als de meesten hier,
want bij het diep omhalen van den
grond raakt men zoo licht de wor
tels eh wordt de schade weer even
groot als 't voordeel van de vorming
van meer knollen. En of de aard
beien ook wat beloven; daar heeft
onzen geleider een geheelen hoek vam,
ook hier en daar langs de zon
nige randjes vindem wij ze volop. En
hebt ge van de nachtvorsten niet te
lijden gehad?
Nu, een weinig wel, de eerste bloe
men hier midden op het veld waren
spoedig weg, maar langs die randjes
zal ik spoedig kunnen plukken. De
meerdere werkzaamheden, die jk
daarmede heb, worden dubbel ver
goed door de grootere opbrengst, voor
al de eerste, de vroegste .aardbeien
zijn nogal prijzig en als de markt
overvoerd is, heeft men soms moeite
lijn waar kwijt te raken.
Ook de aalbessen beloven veel. Zie
maar eens hoe dit struiken vol met
bessen hangen.
Veel is er bij den oude nog te zien
en naast de groenten spreekt het
haast van zelf, dat hij.er ook heel
wat fruitboomen op nahoudt. Elk
plekje in den tuin wordt benut en zoo-
doemde komt er van een tuin, betrek
kelijk klein, nogal heel wat geld bin
nen in een jaar. Maar dat hoort ook
zoo, want noeste vlijt, vam den vroe
gen morgen tot den laten avond moet
beloond worden. Er zijn er genoej
die pruttelen, maar als men praat,
van werken, dan zijn ze niet te vin
den voor wat meerderen arbeid.
Het is toch niet alles groenten en
fruit, wat we bij onzen nieuwen ken
nis vinden, dicht bij zijn woning, ver
scholen tusschen 't geboomte, ligt te
vens een aardig bloementuintje, waar
heel wat soorten bloemen staan.
Daar vind ik, zegt de oude, mijn
ontspanning, daar liefhebber ik,
kweek ik maar hartelust; daar leer ik
mijn planten zaaien, stekken, scheu
ren, afleggen, ja, voor eenige jaren
heb ik op mijn ouden dag. nog het
enten em oculeeren geleerd en waar
lijk heb ik er geen oogenblikje
spijt van, want zie nu eens wat
schoone stamrozen ik er op nahoudt.
Menige botanicus kan bij zoo'n ou
den man nog eens een aardig lesje
nemen, omtrent honderden dingen,
die de man op zijn manier eigenaar
dig weet toe te lichten.
J. STURING.
VRAGENBUS.
Aan m e v r. P. te H. De bloem
door u bedoeld, is Doronicum, een
van de dankbaarste vaste planten.
Met weinig is ze tevreden eri geeft
daarvoor wat ze geven kam, bloemen
op lange stelen, echte snijbloemen.
En vroeg ook, in Mei is ze reeds
uitgebloeid, en als men de bloemste
len dan dadelijk afsnijdt, dan wor
den er vam de vele scheuten voor het
volgende jaar eenige al zoo sterk, dat
ze nog hetzelfde jaar in den herfst
bloeien. Schaduw kan ze gerust ver
dragen, verplanting eveneens; ze
schijnt dit laatste al wondergoed te
boven te komem.
Den Heer v. D. te H. Aard-
vlooian zijn kleine kevertjes, die
vooral kruisbloemige planten aamtas-
ten, zooals radijs, kool, enz. Ze leg
gen de eieren in de bladeren, de lar
ven genieten van het groene blad
moes, evengoed als de ouden. Men
kan ze gemakkelijk bestrijden door
wat poedervormige stoffen zooals
houtusch, kalk, tabak, enz. Over de
planten te strooien. Na een regenbui
moet men dit herhalen.
J. STURING.
S'
De Kerkklok van St. Jan
(Uit het.Engelsch.)
In de groote gieterij, altijd vol
rook, die dicht bij de scheepstimmer
werf van de stad B. gelegen was zag
men een troep werklieden druk be
zig om alles klaar te maken, om de
groote klok,, die op de kathedraal van
een naburige stad geplaatst zou wor
den, te gieten. Nog slechts één uur
moest men wachten en dan zou het
kokende schitterende metaal uit den
grooten oven in den vorm vloeien,
die dicht er bij diep in de aarde was
geplaatst.
Het werd avond en de vallende
schemering maakte, dat men blauwe
vlammen uit de hooge schoorsteenen
te voorschijn kon zien komen en de
naburige huizen spookachtig ver
lichten.
Hei tooneel binnen de gieterij deed
aan een tooververhaal denken en
was angstverwekkend tevensde
zwarte gedaanten van de werklieden,
gedeelten ik door het gele licht uit het
fornuis beschenen, bewogen zich als
schimmen in de onderwereld en de
met roet bedekte balken evenals de
zware kettingen, die gedeeltelijk
zwart en gedeeltelijk door het licht
verguld overal zichtbaar waren, de
den denken aam de werkplaats der
cyclopen onder den berg Etna.
De stadsklok sloeg zes, het was tij
voor het avondmaalde mannen
wierpen hunne gereedschappen
der am liepen om hun buizen aan te
trekken.
In een half uur prècies moet je
terug zijn riep de meesterknecht
wij zullen kwart voor zevenen gaan
gieten.
Heel goed, baasantwoordde
het volk.
Ik hoor dat er .menschen uit de
stad komen, om het te zien, zei er
een.
Ja, sprak een ander, wat zullen
zij er van opkijkenIn het heele
land is nog nooit een klok gegoten,
zooals deze zal zijn.
In het volgend oogenblik was ex
nog maar één van het werkvolk; met
den meestex-laiecht in de gieterij over
De eerste moest, blijven en op den
oven passen hij had een dubbele poi*-
tie eten van huis meêgebracht r,
zou nu van de rest zijn avondmaal
tijd houden.
Misschien wil de „Uitvinder"
wiel bij je blijven, George, zei de
meesterknecht, terwijl hij zich ook ge
reed maakte om heen te gaan.
.Ta, waar zit hij was het ant
woord in denzelfden scheidsenden
toon gegeven.
Hij is lang genoeg in de gieterij
en bij al de werkzaamheden geweest
om te merken nis er iets veiTceerd
mocht. gaan. Hallo, hallo, uitvinder
waar zit ge? Kom hier; ha, daar
is hij
Als antwoord op zijn geroep kwam
teem /ruigharige jongen, met groote
grijze oogen en een bleek gelaat van
achter een hoop gietsels te voor
schijn.
Wel Mopus, zei George, terwijl
hij hem een klap op den schouder
gaf, zou je nog verstand genoeg heb
ben, om te blaffen en te schreeuwen
als er iets gebeui-de
De knaap keek wezenloos rond en
knikte.
- Ga hier dan zitten en kijk maar
den oven, je mag hem geen oogen
blik uit 't oog verliezen.
De arme jongen glimlachte, en'
deed gehoorzaam wat hem bevolen
werd, juist- als een trouwe hond zich
op de jas van zijn meester neerge
legd zou hebben om die te bewa
ken.
Een vreemde jongen was Mopus
onnoozel genoeg in gewone dingen,
om met. zorg nagegaan te worden,
maar toch wonderbaarlijk wek ge
schikt om een smeltoven' te bewaken.
Hij kende als het ware bij instinct al
het werk van het gieten en zijn
vreemde leepheid daarin was het
overblijfsel van zijn vroeger helder
verstand.
Als er iets gebeurde, of anders dan
gewoon scheen, zou hij het altijd op
merken, en zeggen wat er gedaan
moest worden, schoon hij misschien
niet te kennen kon geven, waarom 't
zóó moest geschieden.
Twee jaar geleden was hij een vlug
ge knaap van Veel verwachting ge
weest. Hij was de zoon van een inge
nieur aan de gieterij verbondenhij
had altijd vrijen toegang in de werk
plaatsen en niocht met de mannen
praten en bij hun werk toe zien. Maar
eens was de ketting varrn een hijsch-
toestel gebroken :en ,een st,uk ijzer
trof hem op het hoofd en bezorgde
hem een 'diepe wond. Deze genas
gaandeweg wel, maar toch slechts
ten deele, en in zijn hersens was esn
stoornis gekomen. Zijn natuurlijke
liefde voor machines en machinale
proef nemingen bleef en toen zijne -ii-
chaanxskracht weer was terugge
keerd, besteedde hij 't grootste deel
van zijn tijd met wielen en buizen
maken en oude gebroltetn zaken her-
steJLeix, die hij dan met trots en te
vredenheid liet zien.
Deze trek in den joxigen man had
hem den titel van ,,de uitvindei-" be
zorgd, eens uit gekheid hem gegeven.
De mannen waren altijd vriendelijk
voor hem. al waren hunne manieren
tegenover hem dikwijls ruw en on
geduldig.
Dit was nu de persoon aan wien
de wacht was opgedragen van den
oven, waaruit weldra de lxoofdklok
van de kathedraal van St. Jan zoxf
gegoten worden. Hij bleef trouw op
de aangewezen plaats zitten, terwijl
George zich een eindje verwijdei-de,
om zijn avondmaaltijd te houden.
Zonder twijfel dacht laatstgenoemde
een algemeen toezicht te houden,
maar hij liet aan de oogen vam den
Uitvinder het grootste deel _yan het
toezicht over. Of hij een al te groot
vertrouwen stelde in het instinct van
zijn halfwijzen metgezel, of dat het
luiheid was, die hem toefluisterde1,
dat er niets kwaads kon gebeuren,
in ieder geval was hij geducht te la
ken, dat hij van de belangrijke taak
hem opgedragen, zoo weinig op eigen
schouders nam.
Geen woord werd tusschen de bei
de wachters gewisseld, en alleen het
zware gebrom van den oven wex*d
door de geheele gieterij gehoox-d.
George had zijin maal geëindigd exx
zocht in de hoekon van de werkplaats
naar zijn pijpde „Uitvinder" zat al
leen voor den grooten gloed van het
gesmolten metaal. Het eene heldere
punt in zijn versloox-de hersens stel
de hem in staat te begx-ijpen, waar
toe die moest, dienen en hij voeldi
zelfs iets van de grootheid der onder
neming, die daar voor hem in dien
gleed werd voorbereid. Hij wist dat
de oven vol was van kostbaar me
taal en dicht naast hem, begraven in
het zand bevond zich de vorm (de
kern) die aanstonds met het gietsel
gevuld zou worden. Hij wist en zag
het, hoe al de kanalen (of troggeix)
gereed waven gemaakt, dat de gloei
ende massa er door kon stroomen;
en naast de opening van. den oven
werd hij de langen ijzeren roe gewaar
die gebruikt werd, op het oogenblik
dat men het gietsel in den vorm' zou
laten» vloeien.
Dit alles begreep hij met zijn be
perkt verstand als uil gewoonte, en
daar hij er vaag van: bewust was dat
er spoedig wat bijzonders gebeuren
zou, zat hij met zijn oogen steeds op
den oven gericht.
Plotseling verschrikte hem iets, hij
hoprde eenig geluid, en zag dat ex-
een scheur in den top van den gloei-
endexx oven was gekomen. Opnieuw
hoorde hij een nog heviger gekx-aak
en een gloeiende steen viel naar be
neden en vlak voor zijne voeten.
De knaap opende den mond om te
schreeuwen, maar hij was zóó ont
steld, dat het geluid in zijn keel bleef
steken, alsof liij door een nachtmer
rie ovei-vallen was.
Een diume rooile stroom volgde
den gevallen steen en druppelde langs
dexx oven als vloeiende lava. Toen
kwam er meer en angstwekkend ru
moer, en een dunne scheur halver
wege en de hoogte van het fonxuis
liet meer van het gietsel door.
Waar was George? Zocht de on
trouwe knecht nog altijd naar zijn
pijp? De oven stond op het puntvan
te harsten, met slechts een armen
halfwijzen knaap er bij, om dien te
bewaken.
Wat kon hij doen Hij deed,
wat misschien een knaap, die geheel
normaal was, niet had durven doen.
Hij vloog naar den ingang van den
oven, gx-ecp de lange ijzeren roe, die
daar stond, stootte met de scherpe
punt tegen de stop klei die de opening
vulde en na een paar elkander snel
opvolgende slagen, viel de klei naar
binnen en de geel witte stroom
istox-mde met niet te breidelen kracht
er uit. Het liep in den met klei. be
dekten vox-m en de vlammen sloegen
er uit.
De „gek" had een daad volbracht,
een generaal op het slagveld waar-
dig.
Was het te laat geweest
Ieder oogenblik kwamen er ïxieuwe
barsten in den oven. Eenige van de
bovenste steener. vielen omlaag, doch
het gietsel bleef in den vorm stroo
men, ofschoon er veel door de geopen
de scheuren verloren ging.
De drukking werd wel wat minder,
door het wegstroomen van het meng
sel, maar er kwamen ieder oogenblik
nieuwe barsten bij. Het scheen wel
een wedloop met liet verderf.
Arme Mopus Hij stond machte
loos bij het naderend onheilzijne
knieën knikten en het was, alsof al
les om en met hein draaide. Groote
stukken gloeiende steen en kalk vie
len voor zijn voeten en hij dacht er
niet aaix weg te loopen en zijn leven
te redden.
Eindelijk hooi-de hij een wild ru
moer van mensehelijke stemmen in
de verte, die nader kwamen, toen
een vreeselijk geweid achter zich
en stroomen gesmolten metaal vloei
den over hem heen. Stekende pijnen
(leden hem ki-impen en kermen, en
alles vloeide in een verschrikkelij-
ken droom voor hem ineen. Het was
hem, of hij eensklaps in de aarde
verzonk en voor altijd er door ver
zwolgen werd.
Te zeven uur heerschte er een be
trekkelijke stilte op de plaats vaxi de
ramp overal lagen puinhoopen. De
brandspuiten hadden de vlammen ge-
bluscht, die aller wege gezien wer
den en de mannen, zwart van den
rook, stonden in stilzwijgende groe
pen om het overschot van den oven.
Deze was ineengestoi't en niets was
overgebleven dan een hoop
dampend puin.
De ai-me uitvindei-, die met de roe
in de handen gevonden was, terwijl
hij met verschrikkelijke brandwon
den voorover op het zand lag, was
naar zijn woning gebracht.
Er werd weinig gesproken maar
de woorden, die niet natuurlijke woe
de en wraak zoowel door den mees
ter als door het wei-kvolk naar het
hoofd van George werden geslingei-d,
waren allesbehalve nxalsch, en zijne
verontschuldigingen maakten zijne
fout nog ei-ger.
Zie eens wat hij heeft uitge
richt, zeiden zij een paar dagen la
ter, toen zij in de half afgebrande
jieterlj bijeen waren. Duizend
pond metaal in enkele minuten ver
loren gegaan het beste werk in ja-
ons opgedragen, mislukt De
dwaas, die naar zijn pijp ging zoe
ken en den armen idioot de wacht
overlietIs dat alles wat hij voor
zijn verdediging kan aanvoeren
Weg met zulk een lichtzinnigheid
Wel, de knaap had zelfs geen besef
genoeg om te vluchten, toen de oven
in elkaar zakte.
De patroon, die zwaarder vei-lies
geleden had, dan zij allen te zamen,
voelde de ramp nog meer dan zij.
Ilij weende bijna van spijt en toorn;
maar eensklaps viel zijn oog op iets
vreemds onder de puinhoopen, en hij
riep met sidderende stern
Hallo wat is dat, kijk wat is
dat?
Hij greep een stuk van de overblijf
sels van een der troggen, waardoor
liet. gesmolten metaal in den oven
had moeten vloexen. Daar waren
sporen van het brons, dat er door
heen gegaan was. Toen viel hem de
mogelijkheid in, dat het vinden van
de ijzei-en roe in do hand van het
slachtoffer van het vuur wel eens
niet toevallig kon zijn.
Breng mij een spade, schielijk!
riep hij. Met de spade begon hij ia
zenuwachtige haast de heete massa;
welke op den vorm van de klok ge
vallen was, te verwijderen. Het was
het werk voor een Hercules, maar
inet dx-ie of vier van het werkvolk
ging hij voort met schier bovenmen-
schelijke kracht.
Stukken steen, erts, metaalschuim
en aarde vlogen in iedere richting.
Eindelijk doöi-boorde de spade van
den patroon het „eerst het zand en
stiet op wat hards, hij bukte, keek
«oen sprong hij op en als een half
waanzinnige wierp hij heit overige
zand ter zijde en er kwam iets te
voorschijn wat een groote, metalen
klok geleek.
Mannen riep hij uit met opge
wonden en verhit gelaat, de klok is
toch gegoten
Wie deed dit? werd allerwege
met ontroerde stem gevraagd, zoo»
dra 't gejuich opgehouden had.
Laat twee of drie van jelui met
me mee komen, sprak de meester
knecht, ik denk dat ik weet wie het
deed.... het is een wonder 1
Toen snelden zij naar het huis van
den idioten knaap. De verpleger
kwam hen tegemoet en legde den
vinger op den mond.
De arme jongen heeft hersen
koorts! zei hij.
Zegt hij iets bij zijn ijlen?
vroeg de patroon zacht.
O ja, hij praat altijd over den
vorm van de klok. Hij hoopt, dat die
maar gevuld zal worden, zegt hij.
De mannen keken elkander aan, *t
was dus werkelijk waar, de idioot
had de klok van St. Jan alléén ge
goten
Juist op dit oogenblik kwam de ge
neesheer naar buiten.
Als hij geneest, kan het wel
zijn, dat. hij door dezen geweldigen
schok zijn v ex-stand weer terug krijgt,
sprak hij, men ziet dit meer.
Denkt gij dat waarlijk De He
mel geve het! sprak de patroon
plechtig, het werkvolk herhaalde die