De Witte Vrouw. Mislukt. De Aati-Siuwelijksman. ?en Grapje. woorden en allen keerden getroffen om. Twee maanden later hing dezwar re klok in de gieterij en daaronder stond de groote wagen waarop zij neergelaten en vervoerd zou worden. Een diepe stilte heersckte onder de groepen van het werkvolk, toen de magere gedaante met het bleeke laat van den uitvinder in een zieken stoel werd binnengedragen. Hij had zijn verstand teruggekre gen en nam dagelijks in lichaams kracht toe. Zijn groote, grijze oogen waren dadelijk op de klok gericht, dat prachtige meesterstuk, welles vor ming zulk een groote beteekenis voor hem had. Men had hem de geheel9 geschiedenis van het gieten en het ineenstorten van den oven verhaald, maar het scheen hem nog een roman, nog een sprookje toe. Ik herinner mij niets meer van bet gebeurde, zei hij, terwijl hij glim lachend het hoofd schudde. Het alies nieuw voor mij en zoo vreemd, zoo vreemd Ja, zei de patroon plechtig, het was Gods hand Ieder oog was op den herstellende gericht, en enkelen waren bevreesd voor hemhet leek hun, alsof hij uit 'den dood was opgestaan en nu weer onder hen verkeerdede knaap, die zij zoo lang als idioot gekend had den, was nu een jongmensch met hel der verstaald... een geheel andir weze n Ik zou de klok graag eens hoo ien sprak hij. Twee sterke mannen tilden hem op én men gaf hem een hamer in de hand. Hij -sloeg even zacht op de klok een diepe, zachte, treurige toon, als het gferuisch van 'een verwijderden waterval werd vernomen en riep de echo's in de gieterij wakker. Ü9 oogen der ruwe gezellen werden bij het. hooren er van met tranen ge vuld. Hoortsprak dé meester, klinkt Hallelujah in dien toon, en de eerste mocht wel hier gehoord wor den. Moge de klok lang Gods lofver kondigen Hij toch redde de klok, 'door ééns wijze gedachte in het ver stoorde brein van een knaap. Onze oven is opnieuw gebouwd en Gode zij dankdeze dierbare knaap heeft zijn verstand teruggekregen. De klok en de knaap zullen beiden God ver heerlijken Amen zeiden de toehoorders. Toen werd de groote klok neerge laten en terwijl het voertuig zich verwijderde met zijn weiluidenden lost, werd. de knaap opgetild en achter gedragen,, en beiden verlieten op een zonnigen zomerschen dag sa men de gieterij terwijl het werkvolk juichte en de petten zwaaide. De kleine uitvinder -toonde later zijn recht op dien titel, hem zoo licht zinnig gegeven, in zijn (ongelukkige jeugd. Zijn naam wordt op menige, klok gelezen, welker heerlijke rijk dom van tonen door zijn genie uit al lerlei metalen is te voorschijn ge roepen. Door HELENE LANG—ANTON. De vrouw van dokter Beerman was een zeer beminnelijke en flinke vrouw een zorgdragende echtgenoote en tee- dere moeder. Ze. verstond de kunst haar huishouding voortreffelijk te leiden en was tegenover haar dienst personeel een goedhartige meesteres. Dr. Beerman had dus alle redenen om tevreden te zijn, en hij was het ook. Slechts één ding ergerde hem soms haar bijgeloof. Ze verzekerde weliswaar bij elke gelegenheid, dat ze niet bijgeloovig was, maar en 'dan kwamen verschillende dingen, die ze als uitzonderingen beschouwd wilde zien. Eerst had hij er om ge lachen, daarna haar opmerkzaam ge maakt op het belachelijke, clat er in gelegen was. Maar alles tevergeefs. En nu dacht hij er ernstig aan om het bijgeloof te bestrijden, alleen reeds om de impulsieve vrouw de ge moedsbewegingen te besparen, welke er het gevolg van konden zijn, en nu dacht hij ineens aan de „witte yrouw". Dé witte vrouw" spookte welis waar niet in huis rond, maar ze speelde toch een groote rol in de huishouding. Zij presenteerde zich op een portret in een wit gewaad en in eën sluier gehuld. Het was een tamelijk slecht geschilderd por tret in een wormstekige lijst in ba rokstijl, die niet vernieuwd mocht worden, want hierin bestond juist't geheim der „witte vrouw", die van overgrootvader op grootvader, van grootvader op vader was overge gaan. Er mocht aan het portret niets worden veranderd, en allerminst mocht het op een andere plaats wor den gehangen. Gebeurde dit onvoor- zichtigerwijze toch eens, dan gebeur de er ongetwijfeld een ongeluk. Zoo luidde ten minste de sage, voor de waarheid waarvan echter geen be wijzen waren bij te brengen. Toch v/as deze legende voor me vrouw Beerman voldoende om zorgvuldig voor te waken, dat geen onkundige hand het portret aan- Topn de Beermans in de mooie, nieuwe woning aan de markt trokken paste het portret eigenlijk m geen enkele van de kamers. In zijn stu deer- of in zijn wachtkamer wilde meneer de dokter het niet hebben, daar stond hij stijf op. Hij wilde niet 'dat de kunstkenners er mee zouden spotten. In het boudoir van de doch ter paste het ook niet en in de eet kamer zou bij den aanblik dezer witte vrouw" olie eetlust verloren ziin gegaan. Zoo bleven nog de slaapkamer, de woonkamer en ae salon over. Het slaapvertrek was priori buitengesloten, want mevrouw Beerman verklaarde dan nooit een oog dicht te kunnen doen, en m de woonkamer zjou de gezelligheid er 'door verstoord worden. Zoo werd de „witte vrouw" in den salon als het minst gebruikte ver trek in een hoekje, half door een por tière bedekt, opgehangen. Het maak te daar wel een zonderlingen indruk 'in de elegante omgeving en bedierf, zooals de dokter brommend opmerk-, te, den ga-nschen stijl. Met den dag werkte ze grotesker en toen er ook nog goede vrienden waren,, die er den gek mee staken, dacht Beer man er ernstig aan, de „witte vrouw' in de provisiekamer te bren gen. Daar tusschen de kasten voorraden zag niemand het. Mevrouw Beerman protesteerde, Maar hoe meer ze dat deed, en hoe meer voorheelden ze voor het onmo gelijke aanvoerde en daardoor haar angstig bijgeloof verried, des te vas ter werd Beerman's besluit. Het bij geloof zijner vrouw moest eens voor goed werden uitgeroeid. Daarom riep hij op zekeren toen zijn vrouw was uitgegaan, zijn dochter, die geheel aan zijn zijde stond, bij zich, liet het dienstmeisje het trapje brengen, klauterde er op en haalde het portret naar beneden. Daar werd er gescheld. Ze luisterden. Het was mevrouw Beerman, die iets vergeten had. Haastig nam Kaatje't portret en wilde ermee verdwijnen, maar Beerman weerhield haar. Wacht, kind, mama komt dad* lijk in den salon. Zij zal ook wel gauw weer weggaan. Kaatje glimlachte. Papa was dus toch een beetje bang. Beerman had de portière op zij ge schoven en zoo was de ledige plek niet dadelijk te zien. Nu lachte Kaatje. Papa, papa dreigde ze. Hij lachte ook, maar eenigszins verlegen, en zei Men moet nooit niet de deur huis vallen. Toen o noodlotwerd de deur geopend en mevrouw Beerman trad binnen. Verrast keek ze naar de zon derlinge groep. Haar man leunde te gen het trapje en Kaatje spreidde de rokken ver uit. elkaar om het portret te bedekken, dat achter haar tegen den wand stond. Ontzet trad ze na der. Zwijgend vatte ze de portière, trok die weg en staarde verpletterd naar de ledige plek. Willibald, klonk het eindelijk nauw hoorbaar van haar lippen, Wil libald, wat moet dat beteekenen De dokter vermande zich. Op bijna strengen toon zei hij Beste Barbara, het ging niet langer zoo met het portret hier in het elegante vertrek. De menschen ma ken zich vroolijk over het oude erf stuk, en.... Maar, Willibald, je weet toch, dat het portret in een en dezelfde woning niet op een andere plaats mag worden gehangen Onzin bakersprookjes, uitge vonden door de eene of andere vrouwspersoon. O, hemel, o hemeljammerde mevrouw Beerman, pas op, nu ge beurt er wat Nu werd Beerman knorrig. Hij gaf Kaatje met de oogen een teeken, dat ze met het portret weg zou. gaan. Zij begreep hem en sleepte, zoo goed ze dat kon, het portret weg. Thans was mevrouw Beerman op 't punt van in zwijm te vallen. Het portret afgenomenEn haar doch ter, haar ongelukkige dochter, bracht het zelf weg Ze wierp een bestraffenden blik op haar man en zei op den voorspellen den toon van een Cassandra Je zult zien, de „witte vrouw" wreekt zich, en jij draagt de schuld. Jij hebt je kind zelf opgeofferd. Onzinriep dokter Beerman thans driftig- Hoor eens, vrouw, tot dusver heb ik om die dwaasheden gelachen, maar nu zie ik, dat je ziek bent. Anders kon je onmogelijk aan zulk een onzin gelooven Hij lette niet meer op hetgeen hij zei. Het portret komt in de provisiekamer, daar hin dert het geen meisch en als je er nog veel over bazelt, snijd ilc de „witte vrouw" in duizend stukken. Dan kan ze ten minste maar hij ge deelten spoken. Ziezoo en hiermee basta 1 Mevrouw Beerman staarde haar man sprakeloos aan. Van die zijde had ze hem nog in 't geheel niet lee- ren kennenhij was anders altijd goedig en voorkomend tegenover haar en er heerschte in huis- dan ook steeds vrede en harmonie. En nu een razende Roeland Zij onderdruk te elk verder verwijt en riep hem half mompelende liet woord „raven- vader" achterna,, toen hij de deur uitging. Weken waren er verloöpen, maar het ongeluk, dat mevrouw Beerman met berusting verwachtte, liet nog altijd pp zich wachten. Op de ledige plaats in den salon had dokter Beerman Titian's „Flora laten hangen. - Voor het uiterlijk scheen de vrede weer hersteld, maar mevrouw "eer man was volstrekt niet gerust Met groote bezorgdheid sloeg ze Kaatje gade. De meest, onbeduidende hoest, de minste hoofdpijn bij haar dochter Wel, moedertje, plaagde Beer man, zou dat nu het groote ongeluk zijn, dat ik, ravenvader, ons kind op den hals heb gehaald Ze werd niet boos om de plagerij. Assessor Gröhner was een knappe, brave, jonge mam dien verscheidene moeders reeds voor hun dochters trachtten te winnen. Bovendien had hij een rijken vader. Toen hij nu werkelijk den volgen den Zondag in rok en met witte das kwam aanstappen en Kaatje haar moeder jubelend om den hals vlooj zei deze vol blijdschap ,„ja". De gevreesde zes maanden gingen voorbij en Kaatje stond in het witte gewaad vii met den bruidssluier voor haar ouders, die haar ontroerd omarmden. Daarop verliet ze aan-den arm van haar echtgenoot het o;; Eer lijke huis. Dokter Beerman troostte zijn wsa- nende vrouw, maar kon niet nalaten op te merken Nu hob je met je vrees toch ge lijk gekregen. De „witte vrouw' heeft Kaatje werkelijk weggehaald (Uit het Duitsch). sta- ioeg haar een schrik aan. Onophou- delijk hield haar de sage bezigdrie maanden waren voorhij en Kaatje prijkte nog altijd in bloeiende ge zondheid. Maar plotseling werd ze stil, ver strooid en zag er bleek uit. Ze zocht de eenzaamheid, ging dikwijls alleen uit en bleef menigmaal lang uit. Mevrouw Beerman werd voortdu rend onrustiger. Er viel niet aan te twijfelen, haar kind was ziek, nu kwam het verschrikkelijke, Eindelijk kon ze het in liaar angst niet meer uithouden. Ze sprak over haar vrees met haar man. Een homerisch gelach was het ant woord. Verstoord zag ze hem aan. Toen hij kon ophouden met la chen, klopte hij haar liefkozend op den schouder. Stel je gerust, ziek is Kaatje niet, maar verliefd tot over de ooren verliefd. Verliefd Ja, zeker. Je hebt voortdurend alleen maar op de „witte vrouw" ge- le.t en daarbij zeker assessor Gröh ner, die overal en altijd met ons dochtertje in aanraking tracht te ko men, over het hoofd gezien. Verbluft zag mevrouw Beerman haar man aan. Thans herinnerde ze zich werkelijk, dat assessor Gröhner in den laatsten tijd opmerkelijk vaak haar pad had gekruist, en beschaamd zweeg ze. ..Wacht hedenavond acht uur tion Friedrïchstrasze". Aldus luidde het telegram, dat di besteller mij op een middig bezorg de. Toen ik 's avonds mijn vriend af haalde, zeide hij na de eerste begroe ting Je verwondert je zeker, niet waar, dat ik zoo plotseling uit de lucht kom vallen Maar ik heb hier gewichtige zaken te doen en jij moet me daarbij behulpzaam zijn. Kom, laten we eens kalmpjes overleggen. Toen we een oogenblik later bij een potje bier in „'t Heidelberger" zaten, vertelde mijn vriend mij, terwijl hij me een stapel brieven toonde,^ dat hij hier in Berlijn twee Russen ver wachtte, van wie hij twee centenaars goud koopen wilde. Uit de met de Russen gevoerde correspondentie, die hij mij liet lezen, bleek mij, dat een firma te Riga aan een groote indus- trieele onderneming, waarin mijn vriend voor een zeer groot gedeelte aandeelhouder was, dit goudaanbod jedaan had. Er was veel geld aan te verdienen, op elk pond goud ongeveer 400 mark. De heide Russische heeren zouden, den volgenden avond te Ber lijn aankomen, om alles persoonljjk met hem te bespreken. Mijn meening, dat het hier hoogstwaarschijnlijk een zwendelarij betrof, kon mijn vriend niet deelen. Toch besloten wij de jrootste voorzichtigheid in acht te nemen, om niet in de val te loopen. Den volgenden morgen begaf ik mij naar de goudzuiverij van de Ko ninklijke Munt, om eenige inlichtin gen omtrent het Russische goud in te winnen. Zeer bereidwillig gaf de ambtenaar mij eenige opheldering en beval mij de grootste voorzichtigheid aan, want bijna alle Russische aan biedingen waren volgens hem zwen delarij hij kende slechts één geval uit zijn veeljarige loophaan, dat een beer jaren aëhtoi-eon echt Russisch goud had aangeboden óm te laten munten, toen was hij plotseling weg gebleven, waarschijnlijk was hij in Rusland gearresteerd, omdat goud- uitvoer daar verboden is. Maar zeer dikwijls waren dergelijke aanbiedin gen zwendelarij gebleken, het vorige jaar was een heer te Potsdam er nog met een groote som gelds mee inge- loope-n. Hij deelde mij den naam van dien heer, een zekeren R., mede, en 's middags ging ik naar Pots dam. Toen ik mijn naam aan den heer R. had bekend gemaakt en om een onderhoud verzocht had, zeide ik zonder eenige inleiding Is u eens in Rusland geweest en- heeft u daar goud gekocht Als geëlectriseerd sprong de dikke heer van zijn stoel op en staarde mij een oogenblik sprakeloos aan, voor hij zeide Wat zou dat, wat wilt ge Toen ik hem mijne bedoeling ken baar maakte om naar Rusland te gaan en goud te koopen, zeide hij Doe voor mijn part alles wat ge wilt, maar dat niet, dat is allemaal ellendige zwendelarij Na deze woorden sloot hij de brandkast open en toonde mij een rij linnen zakjes, die, zooals hij iro nisch opmerkte, alle met goud ge vuld waren. En toen hij een van die zakjes- opende, zag ik het gele metaal glinsteren. Het waren onregelmaage stukjes, van verschillende grootte, rond en hoekig, in denzelfden vorm als het goud in den Oeral en andere Russische bergstreken gevonden wordt. En nu zal ik u de geschiedenis van dit goud vertellenneemt u plaats. Een zeer voordeelige goud aanbieding was mij gedaan, en ik reisde welgemoed naar Lodz, waar ilc met de lcoopers de afgesproken conferentie hield. In het huis van een der heeren ontmoetten we elkaar en nadat wij den prijs waren over eengekomen, gaven mij de drie hee ren "cleze zakjes goud om te onderzoe ken. Een 'klein, smelttoestel was aan wezig en ik nam nu uit ieder zakje eenige stukjes, die ik te zamen in den smeltkroes deed. Toen ik den smeltkroes "in den oven had gezet, werd ik verzocht de zakjes te verze gelen, opdat ik zeker zou weten, dat er geen knoeierij in 't spel was. Toen ik de zakjes had dichtge maakt, waren de verschillende stuk jes tot één klomp samengesmolten, dien ik koud liet worden en zoo nauwkeurig mogelijk onderzocht. Tot mijn vreugde bemerkte ik, dat het goud, en wel zeer goed goud was, want het had een gehalte van 95/100. Ziet u, dit is de proef. Hij toonde mij een in papier ge- wikkeld stuk echt goud. Nadat ik mij van de echtheid van het goud overtuigd had, betaalde ik weg had ik duizendmaal uitgerekend, welk een groote som ik zonder de minste moeite verdiend had. Op de zuiverij onderwierp men mijn schat aan een nauwkeurig onderzoek. U kunt u mijn ontzetting- voorstellen, toen mij na korten tijd werd medege deeld, dat het metaal geen goud was, maar geel koper en dat het slechts zeer, zeer weinig waarde bezat. Toen ik me er zelf ook van overtuigd had, wa's ik razend, want ik was voor 30.000 mark bedrogen. Maar er was niets meer aan te doen, het geld was verloren. De schurken hadden, ter wijl ik de zakjes dichtmaakte, den smeltkroes uit den oven genomen en er echt goud in gedaan. Alle pogin gen, die ik door de politie in 't werk liet stellen, bleven vruchteloos, ik ben nooit te weten gekomen, wie de oplichters geweest zijn. En daarom, reis in 's hemels naam niet naar Rusland, want u loopt ook in de val, zoo besloot de oude heer zijn ver haal. Toen ik hem mededeelde, dat de beide Russen hedenavond te. Berlijn kwamen, stond hij er op met mij mede te gaan, om de kerels/wanneer liet bekenden van hem mochten 'zijn, te laten arresteeren. Ilt wilde dit na tuurlijk ook gaarne en we beraad slaagden, hoe we te werk moesten gaan. Toen 's avonds de Russen in het hotel aangekomen waren, hadden mijn vriend en ik een uitvoerige be spreking met hen in hun kamer. Ik verwijderde mij voor eenige minuten en deelde den met een politieagent in de zaal beneden wachtenden heer uit Potsdam mede, in welke kamer we waren. Spoedig daarop ver scheen hij onder, een voorwendsel in de kamer, monsterde de beide Rus sen en ging met een verontschuldi ging weder wegzijn kennissen uit het Tsarenrijk waren het niet, de politieagent behoefde zijn hulp niet te verleenen. Na bespreking kwamen we over een, dat mijn vriend en ik dadelijk na Nieuwjaar het was nu half December naar Warschau zouden reizen, om daar het goud in ont vangst te nemen. De "heeren vertelden veel van de bedriegerijen, die bij den goudhandel Ln Rusland plaats hadden, zelfs toonden zij ons brieven van directeu ren van goudmijnen, waaruit bleek, dat zij echt goud uit de mijnen had den gekregen. Ofschoon bij mij het wantrouwen niet wilde' verdwijnen, overreedde mijn vriend, die op de zaak wel da delijk had willen ingaan, mij met liem mede te gaan en den zesden Ja nuari kwamen wij volgens onze af spraak in Warschau aan. Hier werden wij voorgesteld aan- den goudmij nbezi'tter Michael Mi- chailowitcheen ouden, zeer voor naam uitzienden heer met een lan gen, witten, patriarch-alen baard, die ons- zeer waardig en vriendelijk ont ving, maar helaas alleen maar Rus sisch sprak, zoodat één der andere heeren voor tolk dienen moest. De oude heer, aan wiens vingers prach tige brillanten schitterden en fonkel den en wiens zwaar gouden sigaret tenkoker' dicht met diamanten was bezet, verklaarde ten volle met de af- spraak tier beide compagnons in te stemmen, en we kwamen overeen, dat de kostbare waar na drie dagen in ons hotel bezorgd zou worden, daar het goud nu nog niet aanwezig was. Nadat wij ons den tijd, die nog restte, ten nutte hadden gemaakt, om de stad wat ie leeren kennen, kwa men op. den avond van den derden dag de .twee heeren bij ons en lieten twee zware koffers in een door ons gehuurde kamer brengen, die naast onze kamer was en door een deur daarmede gemeenschap had. Hier spreidden de heide heeren het goud in een grooten, giinsterendeh hoop op de tafel uit. Wij deden de smeltproef, zonder den kroes ook maar een oogenblik uit het gezicht te .verliezen, toen onderzochten wij de "proef en zie, alles wees er op, dat het echt good n oest zijn. Wij waren hier nog niet mede te vreden en namen nog meer proeven met andere stukjes goud in een an deren smeltkroeshet was weder echt goud Onze twijfeL, vooral die van mijn vriend, verdween, en nu wogen wij den geheelen' voorraad, het was bijna 100 pond. De heeren verklaarden, op- het oogenblik niet meer te hebben, maar over vier we ken Iconden we nogmaals zoo'n voor- •aad koopen. We spralcen nu af, dat een der twee lieercn,. die met ons in hetzelfde hotel logeerde, den volgenden mor gen om tien uur met ons naar de Bank zou gaan, om daar het geld in ontvangst te nemen. De kamer werd gesloten en bovendien verzegeld. Nadat wij den avond verder door gebracht hadden rnet de zeer hoffe lijke Russen, zochten wij onze kamer op, gingen naar bed, maar konden geen van heiden in slaap komen. Uren lang dachten we nog na aver alles wat geschied was, maar kon den niets verdachts er in vinden. Desondanks werd mijn ongerust heid al grooter, en eindelijk- stelde ik mijn vriend voor, nogmaals in de verzegelde kamer te gaan den Rus sen zou, wanneer ze het later gewaar werden, het niets kunnen schelen, want het goud was reeds gewogen. Mijn vriend weigerde eerst, maar ten slotte twijfelde hij toch ook, wij verbraken het zegel en traden de ka- .mer binnen. Nu deden wij nog eens een smeltproef en waren sprakeloos, toen we bemerkten, dat het metaal geen spoor van goud vertoonde alle proeven hadden hetzelfde resultaat;, het was geen goud. Verstomd zagen wij elkaar aan. Op alle mogelijke manieren poog den we te ontdekken, op welke wijze we waren bedrogen, en na lang zoe ken bemerkten wij, dat de beide pla- tinastaven, die gediend hadden, om het metaal ln den kroes om te roe ren, hol waren. Ongetwijfeld waren zij met goud gevuld geweest, door de hitte was de met een gemakkelijk een besluit hadden genomen, gingen wij eindelijk het begon reeds te lichten naar bed. Om tien uur kwam één 'der heeren bij ons. Zoo dra hij de kamer was binnengetreden sloten wij de deur achter hem af en verklaarden hem, zonder omwegen, dat we alles van het bedrog' ^wis ten, terwijl we tevens onze revolvea op hem richtten. De man werd doodsbleek, zwoer bij hoog en laag, dat hij niet: van het bedrog afwist. We gaven daar geen acht op, maar deel hem mede, dat hij ons tot aan ie Duitsche grens vergezellen moest. Zoodra hij ons zou pogen te ont vluchten of een Russisch woord te spreken, was hij verloren en schoten we hem zonder genade neer. 's Middags vertrokken wij uit War schau, met den bedrieger tusschen ons in en de revolvers in den zak. Toen wij na een lange, ongemakke lijke reis in Thorn aangekomen wa ren, lieten wij den schurk loopen, wij waren blij er nog op deze wijze te zijn afgekomen de reis had. ons een paar honderd mark gekost, maar wanneer mijn vriend in de val was geloopen, was zijn geheele vermogen er mede gemoeid geweest. In Berlijn lieten wij het metaal, waarvan ik een handvol in den zak had gestoken, onderzoeken, het was niets anders dan geel kóper. Russi sche zwendelaars maken van dif me taal gretig gebruik. Zij laten vloei baar koper over lieete platen staal loopen eii besproeien het dan met koud water, daardoor krijgen de gele korrels den onregelmatigen vorm van echte korrels goud. den afgesproken prijs van ongeveer 30.000 roebel. Met den eersten trein smeltbaar metaal gesloten opening stoomde ik naar de grens terug, want vrij gekomen en het goud in den de grond brandde mij onder de voe-1 kroes gegleden, zonder dat wij het ten en ik ademde lichter, toen ik de konden bemerken; Duitsche grens gelukkig had over-j Nadat wij onze woede lucht had- schreden. den gegeven in nu juist niet zeer mal- Te Berlijn aangekomen, ging ik sche bewoordingen over de Russische dadelijk naar de goudzuiverij, om zwendelaars, beraadslaagden wij, mijn goud daar af -te dragen onder-wat ons nu te doen stond. Toen wij Gehoor gevende aan een plotseling besluit, was Paul Senger naar Aus tralië gegaan. Wel had hij in Ber lijn goed zijn bestaan gehad, zijn patroon waardeerde hem als een .13- •elijlc en vlijtig pianostemmer, dien hij daarom ook goed betaalde, maar toch was het verblijf in de hoofdstad des rijks voor hem vergald. Dat kwam van zijn slecht geweten. Er was een, zekere juffrouw KI ara, die jong, knap en aardig was. Met dat jonge meisje had hij een nadere kennismaking gezocht; het was tot een flint gekomen en de goede kennis sen verwachtten eiken dag de gebrui- elijke verlovingsaan-kondi-ging. Doch Paul Senger hield wel van flirten, naar niet van trouwen. Nu bezocht hein op een koelen herstavond in zijn vr ijgezellenwioning de broer van Ivlara en eischte kort en bondig, dat Paul Senger zich binnen acht dagen met zijn zuster publiek zou verloven. Zoo niet. de brave man stroopte de mouwen op en zag er zeer dreigend uit.. D.e overrompelde antMhuwelijks- ma-n was sprakeloos. Maar eindelijk knikte hij onderdanig,, want de broer van "het aangebeden teer-e schepseltje was in het gewone dagelijksche le ven smid, maar in zijn vrije uren voorzitter van een athletenol-ub. Toen de spiermensch' met een be leefden groet was vertrokken, verviel de verloofde in spé, zonder dat hij het zelf wilde, in diep gepeins. Wat te doen? Trouwen? Nooit of te nimmer; 'de Vrees voor het huwelijk was ster ker dan de genegenheid': voor het knappe-meisje. Men moest er dus tus- schenuit gaan, Berlijn verlaten en Duitschland ook. Nu herinnerde hij .zich een brief, welken- een voormalig vakgenoot, die thans in Sydney woonde, hem ge schreven had. Het moest daar heel goed-leven zijn en een. pianostemmer kon er veel geld verdienen, als hij vlijtig, was. Hoera, op naar Sydney! Reeds acht weken: vertoefde Paul Senger in Sydney. De collega, die hem dadelijk na zijn aankomst had opgezocht, had hem ook goed betaald werk verschaft,zoodiat de vluchteling zich buitengewoon behaaglijk gevoel- döi •Slechts één ding- veroorzaakte hsm l'ast en wekte zijn "ontevredenheid in hooge mate op> de buitensporig streng doorgevoerde Zondagsrust. Het restaurant, waarin hij dagelijks ver keerde, leverde evenmin als de overige logementen in de stad op Zondag geen maaltijden, daar het door de politie verboden was, (en zoo was de eenzame vrijgezel genood zaakt., als hij ten minste den Zondag niet tot een vastendag wilde maken, zich op dfen rustdag, waarnaar hij altijd verlangde, tevreden te stellen met de proviand, welke hij vóór diien dag inkocht. En het gebeurde, dat hij de brave Kitty zijn nood klaagde. Kitty was dienstmeisje in zijn stamkroeg: ze was zeer leelijk, maar in ruil daarvoor zeer deugdzaam, had reeds dertig len- te's over haar hoofd zien gaan en aehtte het een lage streek van -het noodlot, dat ze nog altijd eenzaam haar levenspad moest bewandelen. Oplettend luisterde ze naar de roe rende klachten van den jongen Duat- sclier, wiens knap uiterlijk en flink optreden reeds lang haar bewonde ring opwekten. Beste meneer Senger, zei ze Kitty was een kind van Duitsche ou ders, wier landstaal ze vloeiend en goed sprak, Wat u daar zegt, is werkelijk zeer aardig. Ik heb mede lijden met u, en als ik tijd lia.d en 't paste en u over een keuken beschik te, zou ik bij u komen en al uw lie velingsgerechten koken ik kook namelijk perfect -, maar zoo gaat dat niet. Jammer, werkelijk zeer jam mer. De jonge man was geroerd door tea i bel el zulk een hartelijke belangstelling. De keukenfee overlegde, hoe zij den ar me aan een goed Zondagsdiner zo\i kimmen helpen, en plotseling helder, de haar gezicht op. Mister Senger, riep ze vroolijk, ik heb het. U zult in het vervolg ook des Zondags uw di •ner liier kunnen gebruiken. Tegen, over een zoo goeden klant hls moet de chef wel eens wat bijzon-diers doen; hij moet het wagen, in weerw-i vaai de politie u hier heimelijk dei maaltijd te verstrekken. Senger dankte voor den raad en wenkte den restaurateur wien hij het voorstel van Kitty dedeelde. De dikke restaurateur wieg de zijn kaal hoofd bedenkelijk heei ■en weer, maai' verklaarde zich slotte toch tot de overeenkomst reid. De beide gentlemen schudden kaar de hand en daarmee was overeenkomst bezegeld. Weer verliepen er eenige maande] en de jonge man gevoelde zich nu Sydney geheel op zijn gemak. In di taal des lands had hij aardige vorde ringen gemaakt en het hart van de jonkvrouwelijke Kitty. Tot op z«. keren Zondag het noodlot hem achter haalde. Paul Senger zat m het restauran hij het Zondagsgebraad, hetwelk hen juist bijzonder goed smaakte. Plot si ling kwam de restaurateur met al d teekenen van de hevige gemoedsbew ging op hem toevliegen, greep hem bi den arm en riep ontzet: Een politie manl Senger sprong op ien liet ziel gewillig in een kamer schuiven,, waa Kitty voor den spiegel stond in négligé, dat haar weinige bekoor lijk heden nu juist niet verhoogde. Doch Senger was niet vlug geaioe geweest.- de poLitie-agmt had hem ge zien en volgde hem. Nu was 'het Kitt; die zich verhief tot redster in dei nood. Ze nam een heldhaftige hou ding aan en zei, terwijl ze op. Sei ger wees: sir, wat wilt ge van die: heer, hij is mijn verloofde! Is dat waar? vroeg de politic maai. Zeker, bevestigde Senger, die a les begreep, de lady is mijn verloo de. Ook de restaurateur verzekerd* dat. hij er een heiligen eed voor z-o kunnen afleggen, dat deze heer ni« zijn gast, maar de verloofde van zij dienstmeisje was, en brommend ve wijder.de zich de handhaver d* openbare orde, die tegenover .ditfe niets kon inbrengen. Men had de politie bij den neu gehad eh Sengér lachte in zijn mis je. Doch hij lachte niet meer, toe Kitty een wee klater met- een zacl blosje op de wangen vroeg,- wanne* ze nu zouden gaan trouwen.. De jonge man tastte naar zijn- voo hoofd. Ben je gek geworden? vroeg hij meer duklelijlt dan beleef Kitty wierp hem een blik. v< waardigheid toe en zweefde de kam uit. Maar een week later werd li voor dien rechter gedaagd, wa Kitty eischte wegens het. Yerhreki van een huwelijksbelofte, een schaxi stelling van 'zesduizend- mank.. Paus Senger was ontzet én sprak loos. Maar zijn schrik en angst: n •men nog ontzettendtoe, toeai de p litieman en de restaurateur als- tuigen optraden en verzekerden, di de jonge man zelf had: verklaard verloofde van miss-Kitty te zijn. Op grond van deze getuigenverk] ring maakte de rechter kort: p-roi en veroordeelde h'enL De jonge man, die. op;zoo - sehani lijze wijze tot verloofde was- gep-roc •meerd, was totaalverpletterd', duizend mark zou hij betalen.?' Ma waar moest hij .-die som vandaan len? H werd kalmer enoverlegde Was het dan-maar niet beter, n het meisje te trouwen, dat recht kon- beweren, dat ze zesduize mark als bruidsgift meebracht. En zoo is. het; gekomen-, dat P* Senger, die naar Australië w-a-s gaan om-het huwelijk fe ontkom juist in dat verre- werelddeel in huwelijksbootje moest stappen, "V rechtswege. Het was een. van- die vlug tot sti gekomen kennismakingen, die al geriskeerd en dikwijls teleurstelt zvjm. Ze hadden elkaar ontmoet Biarritz, waar Elgood heengert was met een zieken vriend, op di kosten. Hij stak zelden het Kan over voor eigen rekening, om. do de reden, dat zijn vacantia gawo lijk kort eu zijn beurs niet vet wi De Wades waren op hun reis door Europa. Gerald Wado fortuin gemaakt in de koloniën zijn vrouw was heel mooi, frisch zend en zonnig. Ze hadden dade sympathie gekregen voor Elgood, een aardig prater en altijd goed humeurd was. Hij had buitengewoon succes h •Wadeszijn minste geestigheid ■lokte aan het vrouwtje een schi lach, waarbij ze twee rijen pra( ge tanden liet zien. Die menschen ren nog zoo weinig gewend en geheel bereid zich te amuseeren, Maar nu was Elgood al zes w( te Londen terug en hij begon a denken aan de Wades als „sche die voorbij gevaren waren", toen onverwachts een brief kreeg, gesi ven uit het Carlton Hotel, met noodig'ing daar den volgenden m bij zijn vrienden Wade, die p ren aangekomen, te dineeren. Natuurlijk nam hij het dad aan. Hij kuierde in de sëemi

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 14