Verschijnt dagelijks, behalve op Zon» en Feestdagen. NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. Haarlemsche landelsvereeniging NatafffffistDilsche Wandelingen PAR1JSCHE BRIEVEN. I- 26e Jaargang. No. 7647 MAANDAG 1 JUNI 1908 g 1 HAARLEM S DAGBLAD ABONNEMENTEN PER DRIE MAANDENs Voof Haarlem 1.20 VÖöï de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente)1.30 Franco per post door Nederlands 1.65 i&onderlifke nummers0.02 H ©e'iilustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37 H de omstreken en franco per post 0.45 Uitgave der Vennootschap Lonrens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. AD VER .«d'N: Van I—5 regels 50 Cts.: iedere regci meer 10 Cts. Bulten het Arrondissement Haarlem van 1—5 regels /is™-, elke regel meer 030. Reclames 30 Cent per regel, s Bij Abonnement aanzienlijk rabat Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing? 50 Cts. voor 3 plaatsingen k contant Redactie en Administratie? Groot© Houtstraat 55. Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724 Dmfefeerijë Snider Bnitenspaaree 6. T ^'oonnnmmer 122, Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA, Warmoesstraat 76—78, Amsterdam. Telephoon interc. 6229. iSsedgek. bi] Kon. Beal. van 12 Nov. 1899 De Haarlemsche Handelsvereni ging hier ter stede, opgericht 10 Mei heeft in den loop van den tijd wel haar recht van bestaan bewezen. In zeer vele gevallen, zaken van ver schillenden aard betreffende, is zij opgetreden en dikwijls met groot iuccès. Jammer echter, dat men alge neen niet meer blijk geeft, dit te vaardeeren, door als lid der Vereni ging toe te treden. Er zijn wel meer ian 600 leden, maar dat is niet vol doende. Elk handelaar, neringdoen de, ja zelfs particulieren, moesten lid worden, om tenminste te laten gevoe len, dat men het werk op prijs stelt, dat de Haarlemsche Handelsvereni ging steeds opneemt, als doende, wat hare hand vindt om te doen. De voordeelen, die de Vereeniging buiten hare bemoeiingen van ver schillenden aard, haren leden aan biedt, zijn zeer vele en zeer groote tegenover de geringe jaarlijksche contributie van f 3.50, die gevraagd wordt. De Haarlemsche Handelsvereni ging bemoeit zich in de eerste plaats er mede, de belangen van hare leden te bevorderen, door onwillige beta lers voor hen tot betaling aan te manen en informatiën voor hen in te winnen. Bovendien hebben de leden het recht, het hun gratis te verstrek ken advies van den rechtsgeleerden adviseur der Vereeniging te vragen, die ook in proceduren en faillisse menten gratis voor hen optreedt, na tuurlijk alleen voor zaken betreffende den handel en het bedrijf der leden. Rechtsgeleerde adviseurs der Ver eeniging zijn de heeren Mrs. Th. de Haan Hugenholtz en A. H. J. Merens, Spaarne 94, alhier, die voor de leden eiken werkdag van 24 uur des na middags zijn te spreken. Het bureau der Vereeniging is ge vestigd Jansweg 11. Voor incasso's door bemiddeling der Vereeniging wordt een vast recht van 5 pet. der vordering bere kend. Bovendien moet 10 cent voor port steeds worden bijgevoegd, bij inzen ding van vorderingen door bemidde ling der advocaten te innen. De kosten van informatiën naar buiten de stad woonachtige personen bedragen 60 cts. per informatie, plus vijf cents porto-vergoeding. Informa tiën naar binnen de stad wonende personen worden gratis verstrekt. Pretentiën op buiten de stad wo nende personen worden niet behan deld, wanneer niet 10 cts. voor porto vergoeding is toegevoegd. Ruim 1748 informatiën en rechts geleerde adviezen werden in het afge lopen jaar gegeven. In Februari en Maart 1908 zijn 57 vorderingen tot een bedrag van ƒ2579.33 betaald; 12 vorderingen wor den afbetaald, 16 vorderingen zijn uit- Men wordt geraden alvorens te le veren aan A. L. Corver, Kennemer- plein No. 3, J. van Kammen, Leid- scheplein 47 rood, ook wel adres op gevende Van Kranenburg, Schouw tjeslaan 25, N. Wiebes, vrachtrijder, Bloemendaalsche Weg 209, Bloemen- daal., Mejuffrouw De Rooij, Lange Lakenstraat 7, D. J. Bekaar, hoofd commies der Posterijen, Johan van Vlietstraat, zich om inlichtingen te vervoegen aan het kantoor. Volgens art. 7 dient het geheim der lijsten van wanbetalers ongeschon den te blijven. Alle brieven, aanvragen, reclames J wat ook, moeten worden geadres seerd aan het bureau, dat geopend dagelijks van 's morgens 9 tot 1 uur en 's namiddags van 2 tot 4 uur, waar dan ook verdere inlichtingen zijn te bekomen. Het Bestuur heeft bemerkt, dat men soms meent, dat men, hoewel geen lid der H. H. V., toch van haar infor matiën kan bekomen, en brengt nu nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis dat alleen aan leden der Vereeniging informatiën door haar worden ver strekt, en dat voor informatiën op hier ter stede woonachtige personen nooit betaling mag worden gevor derd. HET BESTUUR. IN EN OM HAARLEM. CCXVIII. Malsche, groene weiden, waarin de koeien grazen, de witgewolde schapen met hunne dartele jongen vertoeven, de van de dagtaak vermoeide paar den hun kostje verorberen, is dat geen schoon, verrukkelijk gezicht Een opmerkelijk verschijnsel is het, dat juist vreemdelingen zoo vol be wondering over onze typisch-Hol- landsche landschappen zijn, terwijl wij 'zelf meer hoog en laag, meer bosch en hoornen zoeken, om van natuurschoon te genieten. Het echt landelijke vervult de meeste Hol landers slechts met matige bewonde ring. En toch, het gras. bedekt verre weg het grootste deel van ons vader land, bij duizendtallen telt men in ons land het vee, dat in hun lichaam dat gras weet om te tooveren in melk en vleesch, in arbeid en wol, in hon derdtallen van producten. Zonder gras geen melk, geen vleesch, geen boter, geen kaas, geen leer voor onze schoenen. En behooren onze koren soorten ook niet tot de grassen En wat zou het wel zijn, wanneer die er niet waren Laten we er dus eens op uitgaan, om een beetje meer van deze zoo door en door belangrij ke planten-familie gewaar te worden, want voor de meesten, wel 99 der menschen, is gras gras, en niets meer. Ze gelijken dan ook oppervlak kig zooveel op elkaar, dat het werke lijk moeilijk is ze van elkaar te on derscheiden. De lange smalle gras bladen, worden zelfs door de meesten niet tot de bladeren gerekend. Laten we hier aan de Leidsche Vaart eens zoo'n grasstengel afplukken. Die stengels komen alleen te voorschijn tegen den bloeieerst verzamelen de planten wat reservevoedsel in den wortelstok, want de meeste zijn over blijvend, of in een blad-rozet en gaan dan spoedig over tot stengelvorming, er\ daarmede zijn de meeste juist be gonnen, andere wachten nog wat. Die stengel is hol, uitgezonderd op de knoopen, dat zijn de van afstand'tot afstand verdikte gedeelten, die we ook bij andere planten wel eens aantref fen en juist daar waar de bladeren zitten. Die bladeren zijn bij de gras sen interessant. In plaats van dade lijk van den stengel af te wijken, zoo als bij andere planten, om lucht en licht met volle teugen op te slorpen, omklemmen ze dien nog een eind- weegs en meer of minder aaneenge groeid laat die bladscheede, zooals men dien koker noemt, een draaiing van de bladschijf om den 9tengel toe. Op de grens van die scheede, dus daar waar de schijf, het platte ge deelte van den stengel afgaat, vindt men een klein vliesje, dat ook nog den stengel meer of minder omsluit, 't is een soort van verhoogde kroon lijst, om het inregenen in de scheede te voorkomen als 't ware. En dan de lintvormige schijf. Onder een hoek van 10 tot 90 gra den varieerend, vangt die schijf het licht op, ademt en. voedt zich, alles vervoerend langs de evenwijdige ner ven. En dan de winddruk op dien zwakken stengel. Zwak Komaan, sterk als het sterkste hout, buigzaam in de hoogste mate. Er is een soort gras, bentgras genaamd, dat de leng te bereikt van ongeveer 1 M. ruim, en dan is toch zeker de doorsnede beneden niet meer dan hoogstens 2 3 m.M. Stel u nu voor zoo'n langen mastboom als ft!? hoogstens 30 M. lang is, is dat veel, en hoe dik is dan het benedeneind niet. Ook 30 keer 2 of 3 m.M., dus een d.M. op zijn aller hoogst Geen denken aan; maak zelf de vergelijking maar eens bij zoo'n flinken rietstengel, hier langs de Leidsche Vaart niet, wat verder op wel te vinden. Ga eens een vergelijking maken, wat de draagkracht betreft, en be schaamd als de trotsche eik zult ge moeten toegeven, de groote macht door de Natuur in het kleine ontwik keld. En aan den top van dien stengel de bloemen. Bloemen, grasbloemen dus? Ja zeker, kijk maar eens hier. Dat harde, eénigszins scherpe gras, met die zoowat losse, eenzijdige pluim, kropaar heet hetziet ge daar die meeldraden Let eens op, hoe het stuifmeel afvalt, neen, wegstuift. Het zijn dus windbloemen met veel en licht stuifmeel. Zie die helmknopjes wiegelen op den dunnen helmdraad. Snapt ge nu, waarom die bloemsten gels zich zoo hoog boven het gras .moeten verheffen, waarom ze zoo bui gen en heen en weer slingeren Ja, maar elders, als geheel daarmede niet in overeenstemming zijn er tal van grasbloemen met zoogenaamde cleisbogame bloemen, bloemen dus, die noch meeldraden, noch stampers laten zien. O, ja in bloemen behoo- ren ook stampers. En waar zouden die zijn Wel, kijk die beide witte vedervormige pluimpjeseens naar rechts en links uitkijken, ze hebben de groene kafjes wat ter zijde ge schoven. Later moeten deze de rij pende graanvrucht weer voor het oog verbergen en een weinig later het uit vallen voorkomen. Dan eerst komt de naam kaf tot zijn recht. Zoo'n bloempje is dus zeer eenvou dig 2 kroonkafjes, een drietal lange, hangende meeldraden en dan het stampertje met de heide stempels. En ge meendet nogal, dat die familie zoo moeilijk was, dat is ze in 't geheel niet, maar de groote moeilijkheid be staat daarin, dat de bloempjes zoo klein zijn en dat juist dat kleine de onderscheiding van de verschillende bloempjes moeilijk maakt. En dan zitten die bloempjes tot kleine aartjes verenigd, bij tweeën soms, doch ook bij tienen en meer. De vereeniging, de aartjes zijn zoo klein, dat men ieder, wel voor een afzonderlijk bloempje aanziet, te meer, daar het dan weer omgeven is door een paar nieuwe kafjes, de kelkkafjes, zooge naamd, zie hier, licht ze maar eens op, dan zijn dit enkel kleine blaadjes en de volgende onderdeelen, die daar- tussclien in zitten zijn dat niet. Die aartjes nu zitten bij onze krop aar aan steeltjes, die met andere te zamen een zijtak vormen van onzen grooten tros, die eenzijdig is en zeer los. Hé, kijk wat aardige ronde aren aan den top van dien dunnen sten gel. Dat heele graspolletje brengt ze zoo voort, nu nog even een blik op de kropaar en ook daar zien we dui-. delijk een graspol, en ons oog, nu wat meer opmerkzaam geworden, ziet duidelijk verschil ook, al kunnen we dat zoo maar niet onder woorden brengen. Hoe, zoudt ge denken, dat dat gras heet Wel, eenvoudig ge noeg, yossestaart. Buig die aar eens even een weinig ter zijde, dan ziet ge, dat het eigenlijk een pluim is met zeer verkorte zijtakken, een aarpluim zooals de botanische term luidt. De jongens, dat wil zeggen de na tuuronderzoekers in den dop, kun nen dit gras op een prik onderschei den van het veel later bloeiend Ti- motheegras, ongeveer even hoog, maar met wat stomper aarpluim. Een kleiner soort groeit er van in de dui nen. Ze nemen echter vaak voor alle zékerheid den afgeplukten stengel in de linkerhand en beproeven, of ze met den nagel van duim en wijsvin ger der rechterhand alle aartjes niet gemakkelijk kunnen afstooten. Gaat. dat, dan iS; het vossestaart., gaat het niet, dan is het Timotheegras. In 't eerste geval houden ze de hoofdas over, met de kleine zij-asjes er nog aan, een haartrekkertje, zooals ze dat noemen. Zie hier, sta eens even stil, een paar maal in het haar rondgewen teld en ge ziet, dat ge goed vast zit ook. Ónze eerste schrede op den weg naar de grassen is gemaakt. Laten we riu afspreken, om allen eens wat van die halmen te verzamelen in klei ne bosjes, van elke soort bijv. zoo'n stuk of tien, dan wordt de nieuwsgie righeid geprikkeld en kunnen we la ter wel op de een of andere maflier achter de namen komen ook. En waar zijn die te vinden Van daag plukken we langs de Leidsche Vaart al vast wat, morgen of over morgen loopen we de Houtvaart eens langs en vinden daar vast en zeker wel een vijftal nieuwe, waaronder het mooie kamgras, en dan eens naar de duinen, om die heele losse, bevallige pluimen van de onvruchtba re draverik, of meer andere. En de volgende week eens ten Zuiden, ten Noorden en ten Oosten van de stad. J. STURING. VRAGENBUS. D e n II e e r L., te A. De door U bedoelde plant is „Asparagus Sprengeri", of ook wel „Asparagus falcatus" genoemd. Er is zeker in de laatste jaren geen plant geweest, die zooveel opgang maakte en spoedig zoo algemeen bekend en bemind werd als deze. Als sierplant., een zooge naamde ampel of hangplant, heeft ze de grootste waarde, ofschoon ze veel meer gekweekt wordt door de bloemis ten als snijgroen, gebruikt voor al lerlei versieringen, bouquetten, enz. enz. 't. Is met recht zooals u schrijft, een schoon sieraad in huiskamer of ser re en ook begrijp ik maar al te goed, hoe ge er mee tobt, om er een mooie plant van te kweeken. Ik raad u daarom aan, koop een flinke plant, krachtig en sterk, maar die kost nog al wat. Keer den pot dan eens voor zichtig om en klop die even op den rand van een tafel of zoo iets, en ge zult op twee zaken moeten letten: ten eerste, of ze beneden goed gedrai neerd is met potscherven, niet één maar vele en ten tweede, of er nog genoeg aarde in de pot is, en nog niet de geheele pot gevuld is door wortels en dikke wortelknollen. Ge woonlijk zijn beide niet in orde, en hindert zulks in de kas minder, maar in de kamer wel. Neem dan een groo- ter pot met veel potscherven en breng goede vruchtbare aarde aan, goed stijf aangedrukt, zonder de kluit en ook zonder de „ranken", vooral de jonge te beschadigen. Eerst flink aan gegoten, wacht ge dan eenige dagen, om daarna geregeld te gieten. D e n H e e r K., te H. Het door u geteekende diertje is hoogstwaar schijnlijk een wantssoort, vergelijk het maar eens met de bekende wa- terloopers. Had u me even zoo'n diertje toegezonden, dan had ik u zekerder de soort kunnen opgeven. Over de larve van den loopkever (er zijn er meer dan een), vrees ik, dat u'misgekeken hebt. I.et er bij gele genheid eens op, of het geen kort- schildkever kan zij, die vertoonen de zelfde eigenaardigheid. J. STURING. XXXI. Oef! De menschen, die mij dezen blief zien schrijven, kunnen getuigen, dat ik bij het neerpennen van boven staand tusschenwerpsel een diepen zucht heb geslaakt, en liet spijt me meer dan ik zeggen kan, dat ik geen gi'ainophoon bij de hand heb om dien verademingsuitroep op te vangen, ten einde ongeloovige lezers op stoffelijke wijze te overtuigen van de waarheid mijner woorden. Waartoe heeft een luimige speling dei' immer grillige- natuur bewerkt, dat mijn physionomie veel gelijkenis vertoont met die van een inwoner van het land der chi'ysantemums? Welk nut kan het voor haar, de imperatie ve natuur, en welk nut voor mij heb ben? Vroeger had ik niet veel hinder van voornoemde gelijkenis. De aller- vrijpostigste blanken vroegen mij, als blijk van hun beschaafde belangstel ling hoogstens om een gratis pentee- kening la Hokusai. Doch nu, na den Russisch-Japanschen oorlog, ziet me nige Westerling in mij niets meer of minder dan een vertegenwoordiger van het „gele gevaar", waarvoor men. in sommige opzichten op zijn hoedé dient te zijn. Toen ik het vorige jaar in een Duitsch stadje een fort aan- dachtiglijk in oogenschouw nam, kwam er een diender op me af en sprak: „Fort!" Meenende, dat hij met dien uitroep zijn kennis van de IIol- landsche taal wilde luchten, ant woordde ik minzaam: „Ja, dat noemt men ,fort' bij ons". Waarop de politie agent mij in een stroom van dreigend uitgestooten woorden te kennen gaf, dat ik de plaat moest poetsen. De man dacht zoowaar, dat ik de kansen stond te berekenen, of Japan eenmaal Duitschland zou kunnen innemen! Dezer dagen had mijn zeven en tachtigste quiproquo betreffende^mijn surrogaat-Japannerschap plaats. De gevolgen der gebeurtenis voelde ik ditmaal in mijn... beurs. Ik ga u nu de geschiedenis vertellen, niet uit lust in fragmentarische autobiographic, doch louter om den lezer eenigermate in kennis te stellen met het type van den „bohème honteux" te Parijs. Omstreeks half een 's nachts. Het voorzitje van een café aan een der groote boulevards. Ik was juist van een schouwburg gekomen en zat nu op dat voorzitje alleen aan een tafel een kop koffie in alle gemoedskalmte te verschalken. Vijftig a zestig andere menschen op dat voorzitje. Daar komt een man aan. Een rij zige man, met lange blonde lokken en een langen blonden puntbaard, welke lokken en welke puntbaard elkander ter hoogte van de ooren schijnen te liefkozen. Kleedij: vilten hoed met zeer breeden rand, groote, veelkleurige das, nauwsluitende fluweelen jas, wij de fluweelen broek kleur van jas en broek: blauwzwart, donkergele pun tig uitloopende schoenen. Vermoede lijke leeftijd: ongeveer 30 jaar. Een schilder van 't Quartier latin of van Montmartre, dacht ik. Hij nam het gezelschap links en rechts op, vorschend, als zocht hij naar een kennis. Nauwelijks had hij mij in het vizier, of hij liep met haas tigen stap op mijn tafeltje toe, schudde mijn hand stevig en riep op vreugdigen toon: Tiens! Toi ici, mon cher. Kayata- mi! En hoe maak je 't? In geen jaren gezien, Ja, waar is die tijd gebleven! Toen ik over mijn eerste verbazing heen was, antwoordde ik: Pardon, meneer, u vergist u. Ut ben Kayatami niet... Farceur, va! hernam hij, glim lachend en knipoogend. Wil je me niet meer kennen, omdat je meent, dat ik in „la dèche" (slechten doen) ben? Stel je gerust hoor!... Je ziet er kapitaal uit. Veel werk zeker, en dus goed in de centen. —Ik verzeker u nogmaals, dat ik een ander ben dan... Tn dieu, quel entêtement! Kom. zonder gekheid laten we op onze oude kameraadschap drinken. Gargon! een cognac fine voor meneer... Je bent toch geen afschaffer geworden, hè? Goeie, ouwe, brave Kayatami! Hij gaf me een broederlijken slag op mijn naastbijgelegen schouder. Ik gaf het bewijzen van zijn vergis sing en van mijn. identiteit op. Kreeg langzamerhand schik in het geval. Een journalist moet nimmer de gele genheid laten voorbijgaan om eigen aardige types te leeren kennen, voor al als die gelegenheid zich op onge zochte wijze aanbiedt. - Jij bent zeker nog altijd op het atelier van Cormon, hè? Professeur remarquable. Ik heb in die vier jaar tijd een soort van reis om de wereld gemaakt. Ben in New-York, San Francisco en Chicago geweest. Heb Patagonië en Vuurland gezien. Heb lang rondgezworven in Marokko, en Madagascar. Heb Madras, Bombay, Calcutta, Hongkong en Amoy leeren kennen. Verder nog Melbourne en Sidney.... Het kwam me erg verdacht voor, dat hij Japan geheel onaangeroerd liet. Kortom, ik heb in die vijf jaar... Èerst was het „vier" jaar, maar „c'est une belie chose que la mémoi- re", vooral als men. fantaseert. ...in dje vijf jaar een heel stuk van de wereld gezien. Gargon! nog 2 cognacs. Gisteren ben ik te Havre aan wal gestapt. En nu zit ik hier lek ker weer in Parijs. Vanmiddag bij diverse kunstkoopers in de Rue La- fitte geweest om een berg schilderijen en studies, die ik in den vreemde heb gemaakt, van de hand te zetten. Aar dig veel geld verdiend. Professeur re marquable, ce Cormon! Ben intus- schen door al dat zakengedoe erg hongerig geworden. Je eet zeker meê, hè? Neen, mercR ik heb... Kom, om me gezelschap te hou den. Of ter eere van den teruggeko- mene. Gargon, de spijskaartl Mijn maag rammelt. Hij bestelde twee porties „vol-au- vent" en twee porties „langue de veau". In Amoy hebben ze me honden- vleesch laten eten. Toch niet zoo erg onsmakelijk als ik dacht. Ja, eigen lijk wel lekker, ma foi! Ik vond deze concessie aan den smaak van het gele ras nogal grieze lig, doch de man trok een gezicht, als of hij mij iets aangenaams had ge zegd. De schilder hield mij ongeveer een uur bezig met het vertellen van zijn avonturen in de verre landen. Dik werf had ik de gelegenheid om op te merken, dat hij, trots zijn verre reizen, niet sterk was in land- en volkenkunde. O.a. vertelde hij van een jacht op bisons in het Himalaya- gebergte, van negerstammen, in Melbourne, en van het opvaren der Amazone, met San Francisco als uit gangspunt. Ook zijn rekenkunde liet te wen- schen. Drie jaar in Noord-Amerika, twee in Zuid-Amerika, achttien maan den in Marokko, een jaar in Madagas car, zes maanden in Britsoh-Indië, anderhalf jaar in China, vijf maan den in Australië volgens mijn be rekening was dat alles te zamen meer dan vijf jaar afwezigheid. De schilder was zeer hongerig zeer dorstig. At als een worstelaar zwaargewicht en dronk als een tem pelier. Dat zakengedoe in de Rue La fitte bekend om het groote aantal kunsthandelaars scheen hem toch veel geld opgebracht te hebben. Eindelijk bleek hij verzadigd t.e zijn. Zijn spraakzaamheid minderde. Hij verliet het conversatie-veld van zijn globetrotterschap. Daarentegen sprak hij met een bewogen stem van de groote vriendschap, die hij altijd voor mij had gevoeld. „II n'y a que l'amité", verklaarde hij. Liefde was een „chimère". Zijn „petite amie" was hem gedurende zijn buitenland- sche omzwervingen ontrouw gewor den. „En ik hield nog wel zoo bijzon der veel van haar, meer zelfs dan van jou." Zijn stem kreeg een so- praanachtigen klank. Ik boog voor zooveel eer. Toen kwam een gewichtig oogen- blik. Plotseling stond hij op, mompelde „Au revoir, cher amiriep den kcllner, wees met een zwierig gebaar naar mij en sprak, nu met een diep- baritonaal geluid„C'est monsieur, mon cher ami et camarade, qui» pais cette fois Au revoir zei hij nogmaals en ging heen, met onmiskenbare „gran dezza". Kr was iets kranigs in zijn jang, als hadde hij een nobele daad verricht. Waarachtig Gratis levensleslezer, als in een wereldstad als Parijs iemand, dien ge nooit van uw leven gezien hebt, op u toekomt en u beweert te herken nen, zorg dan tenzij het u wat waard is, het type van den „bohème honteux" te leeren kennen! dat ge weg zijt, voordat hij den kellner wat heeft besteld. Een andere ontmoeting. Nu, met de mooie lentedagen, de tijd gekomen is, dat ettelijke Parijze- naars het aan hun „savoir vivre" verplicht meenen te zijn, buiten Pa rijs rond te zwerven nu juist ko men de vreemdelingen de Seine-stad overstroomen. Vooral Duitschers, En- jelschen en Amerikanen. De Enget- gelschen en Amerikanen trekken na eenigen tijd weer heen. Van de Duit schers blijft gemeenlijk een^ gedeelte zich hier nestelen. Het krioelt hier van Duitschers. Nou, waar doet het dat niét? Hij kwam binnen, geflankeerd door twee dames. Het drietal streek aan een tafeltje naast het mijne néér, waaraan ik met. twee mijner vrienden zat te kou ten. Blijkbaar trok ik sterk de aan dacht van den nieuw-aangekomene. Na een paar minuten weifelen 8 knoopte hij een gesprek met me aan en begon zijn ellenlange rede waar bij hij zijn dametjes aan heur lot overliet - met de mededeeling, dat liij de 'Japanners een hoogst intelli gent volk vond. Mijn vrienden gnuifden of gnoven. Ik luisterde met gelatenheid. Vervolgens zei hij met een onge hoorde zelfgenoegzaamheid Maar hoe intelligent ze ook zijn, de Duitsche arbeider heeft hen in de gaten. Ik ben elektro-technicus en ben voortgesproten uit den arbeiders stand. Jullie bedotten mij niet. Ik spreek Fransch, Engelsch, Russisch en Hollandsch. Alles zelf geleerd. Ik' schrijf geregeld buitengewoon le zenswaardige artikelen in de „Tech nische Rundschau" van Berlijn en teeken ze „Ein Arbeiter". De Direc tie betaalt me met goud, want als ik zoü overloopen naar een ander tijd schrift, zouden de abonné's van de „Technische Rundschau" mij vol gen. Ik heb hier te Parijs zeventien woningen van' rijke lui elektrisch ge ïnstalleerd. Maar ik vertel u niet, van welke firma ik ben. Want do slimme Japannees is in staat om onder mijn duiven te schieten. Neen',- rteen, mij neemt men niet beet. Van den Duitschen arbeider komt de her vorming over de gansche wereld. Let op mijn woorden Des Kaiser batte einen unsinnvollen Klugheitsmo- ment. Was brulde eqn onzer. Einen unsinnvollen Klugheitsmo- ment, zeg ik. Dat lijkt een paradox, maar als u evenveel denkkracht had als de Duitsche arbeider, zoudt u be grijpen, dat ik logisch redeneer. Toen vonden we het aardig, Lud- wig Bamch tot verder spreken te prikkelen. En de man kletste, kletste honderd-uit, bijna voortdurend over zichzelf. Zijn kennis omvatte zoo wat alles, naar zijn eigen beweren. Eindelijk werd zijn gebazel ons te machtig. Met de uiterste minzaam heid voegde ik heb in het Fransch toe„Pardon, meneer, uw dame# hebben meer recht op de uitingen, van uw redenaarstalent dan wij. Aï een kwartier lang laat u ze op een droogje zitten." Dankbare blikken uit vier oogea! waren mijn loon» Ludwig Baruch voegde me, na vijf seconden beden- kens, toe„Ook de beleefdheid be hoeft de Duitsche arbeider niet vaa den Japannees te leeren." Mijn vrienden kreten „ga se voir". Baruch knarsetandde, maar zweeg ditmaal. Als dat, het type is van den autodt- daktischen. Duitschen werkmanHe vond den Parijschen „bohème hon teux" veel aardiger. Ik vind, dat alle schapen op el kander lijken. Niet aldus de herder. Die kan ze, over een gansche kudde, uit elkander houden. Ik bezocht de schilderschool vaa Julian. In een der zalen schreeuw den een paai- der rumoerigste ,,r*v pins" de leerlingen in de schild-"v wereld zijn doorgaans zéér rumoe rig Kijk eens, Tamiari, een landge noot van je Tamiari stond van achter zijn schildersezel op, wierp een vluchti- gen blik op mij en zei kalm Pas un compatriote, celui-lè.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 5