BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
fi.20 PER 8 KAANDEN
OF W CENT PER WEEK,
55.
Rubriek voor Vrouwen
Het rijks Natuurleven
Net als Papa.
26a Jaargang
2AÏÈ&DAG 18 JUL! 1908
Ho. 7688
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMIMSTRATIB GROOTE HOUTSTRAAT
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUS
ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND,
ONZE ANNONCES
WORDEN OFGEMERKT.
De zomermode 1908.
Het zomerseizoen heeft thans zijn
hoogste punt bereikt en er is bijna
geen verschil meer tusschen de toilet
ten, welke men buiten of in de ste
den ziet dragen, want zelfs in de
drukke winkelstraten ontmoet men ge
distingeerde vrouwen in witte toilet
ten, met wit schoeisel, witte stroohoe-
den enz. De witte hoeden worden
trouwens uitsluitend bij witte of zeer
lichte toiletten gedragen, terwijl bij
gekleurde toiletten hoeden van zg.
zijden stroo in dezelfde tint de voor
keur verdienen.
Men brengt die gekleurde strooho-
den in alle opvolgende tinten der kleu
ren gamma; van het donkerste warm
ste bruin tot het lichte geel, gegar-
neer dmet alle denkbare, doch helaas
ook ondenkbare bloemen, want hierin
wordt Parijs slechts gedreven door de
zucht naar iets nieuws, iets ongeziens
daarbij geen rekening houdende met
moeder Natuur. Zoo ziet men irissen
In blauw en rose, grijze en zwarte tul
pen zooals men ze tevergeefs op de
uitgestrekte tulpenvelden bij Haarlem
zou zoeken. Verder guirlandes van
enorme rozen, papavers en andere
veldbloemen en als allerlaatste nou
veauté een krans goudgeel koren die
den bol geheel bedekt en alleen den
rand van den hoed zichtbaar Iaat.
Alles hangt echter af van het figuur
en de teint der draagster, zoowel als
van het toilet, waarbij men den hoed
zal dragen.
De mode, die meer en meer naar
het genre-empire overhelt en, mits
goed toegepast of met tact gewijzigd,
zeer chic kleedt is tevens stijlvol te
noemen.
Zelden zag men meer verscheiden
heid van modellen en rijker keuze in
kleuren en weefsels, in alle kwalitei
ten en prijzen, en het komt slechts op
goeden smaak aan om zich met een
bescheiden kleedgeld naar de laatste
mode en élégant te kleeden. Toch ge
ven de toiletzorgen vele vrouwen meer
hoofdbreken dan men denken zou, om
dat niet alle genoegzaam zelfkennis
bezitten om met juistheid te beoordee-
len, wat haar het voordeeligst kleedt.
Voor haar verdient het overweging in
een confectiemagazijn de verschillen
de modellen aan te passen, of wèl zich
door een bekwame modiste te laten
raden.
Allereerst komt het er bij de keuze
van een toilet op aan zich zelf af te
vragen, waarvoor men het wenscht te
gebruiken; ten tweede hoeveel geld
me nwil besteden en eindelijk, figuur
en leeftijd.
Zij, die door een bescheiden kleed
geld gedwongen zijn hare toiletten
lang te dragen, moeten zooveel moge
lijk neutrale kleuren kiezen en niet al
te opvallende modellen. De stoffen ne
men zij echter van beslist goede kwa
liteit, omdat men er dan tot het laatste
toe netjes uitziet.
Het is een verkeerde redeneering
om te zeggen: „ik neem een goedkoo-
pe stof, dan behoef ik er minder lang
mede te doen en heb minder kans met
mijn toilet uit de mode te geraken."
De kosten van een toilet bestaan voor
een groot deel uit arbeidsloon, fourni
turen en garneering, zoodat men er
liever niet op moet zien aan de stof
eenige guldens meer te besteden.
Voor een degelijk wandelcostuum
verdient bijv. een mooie kwaliteit che
viot de voorkeur, omdat het minder
fragile is dan laken en minder aan
mode onderhevig dan de vele fantaisie
stoffen, waarin de mode van heden,
streepjes, die van morgen ruitjes voor
schrijft.
De voetvrije plooirok, mits naar *t
figuur ingericht, kleedt iedere vrouw,
hij kan naar verkiezing, tot in of bo
ven de taille reiken. De mantels zijn
■empire- of directoire modellen; de laat
ste zijn echter uitsluitend voor slan
ke tailles aan te bevelen.
Vrouwen, die zwaar van vormen
zijn, kunnen de frak-modellen, mits
eenigszins gewijzigd, met succès dra
gen. De mantel, die zoowel in den rug
als onder de armen, sterk getail
leerd moet zijn, moet van voren recht
vallen en tot even onder de taille met
knoopen gesloten; de schootdeelen
worden dan scherp weggesneden. De
geheele mantel moet met zwart zijden
tresband geboord worden. Het „en
coeur" dat door de revers ontstaat,
vraagt een kanten jabot, om het cos-
tuum geheel in stijl te doen zijn. Wan
neer men bij zulk een tollet een hoed
en paraso lin dezelfde kleur heeft, is
den bepaald naar de mode gekleed.
Wat de blouse betreft, kan men die
baar eigen keuze varleeren. doch
voor de vrouw van middelbaren leef
tijd, is pongé-iijde, shantung of tus-
sor in de kleur der stof aan te beve
len.
Het bovenbeschreven wandeltoilet
kan men ln marine-blauw, bruin of
molgrijs vervaardigen, Indien men 't
langer dan twee seizoens wil dragen,
doch voor haar die alleen naar mo
dern vragen, is oud-blauw de kleur
van den dag.
MARIE VAN AMSTEL,
Als de Lentezon haar levenwekken-
den invloed heeft doen gevoelen, als
boomen en struiken ln prachtlgen
voorjaarsdos prijken, dan is het een
lust, eene wandeling naar buiten te
maken, om te bewonderen die fijne
kleurschakeering, om te genieten dat
tooverachtige concert uit honderden
kleine keeltjes.
Vooral Haarlem met zijn boschrijke
omgeving, met zijn schat van goede
nestplaatsen is in dit opzicht rijk ge
zegend.
Echter, de bloeitijd is voorbij, de
vogels komen weer wat tot rust, de
nachtegaal laat zijn welluidend ge
zang niet meer helder opklinken.
Nu, op een warmen zomeravond
treffen andere geluiden ons oor.
Het is het afgebroken geratel van
den geheimzlnnigen geitenmelker, het
hooge gepiep van de vleermuis, het
eentonige gezoem van een kever.
Eén dier vele tonen trof mij ln het
bijzonder, toen ik deze week een wan
deling maakte door de duinen achter
Overveen.
Langs een aardappelveld wande
lend, hoorde ik, voocr 't eerst dit jaar,
weer dat bekende, hooge, snerpende
geluid, dat velen ten onrechte op re
kening van den krekel schrijven.
Duidelijk hoorde ik, van welken
kant het geluid tot mij kwam, maar
de zanger was niet te bespeuren.
De zucht, om den levenmaker op te
sporen ,was sterker dan de vrees voor
boete, de afrastering was laag, even
het draad omlaag geduwd, twee stap
pen, en het verboden terrein was be
treden.
Behoedzaam sloop ik nu nader. De
hooge tonen doorsnerpten nog steeds
de warme zoele avondlucht. Daar
kraakt een op den grond liggend tak
je. Het geluid was sterk genoeg, om
op ©enigen afstand gehoord te wor
den, want plotseling verstomde het
gezang. Ik was verraden.
Wachten was het eenige, wat mij
restte. Geduld is ln de eerste plaats
noodig, als men een klein tipje van
den geheimzlnnigen natuursluier wil
oplichten.
Heel lang werd die noodzakelijke
eigenschap intusschen niet op de proef
gesteld. Na eenige minuten begon de
onzichtbare zanger weer, eerst met
kleine tusschenpoozen, weldra uit vol
le „borst".
Langzaam sloop lk weer verder,
stap voor stap, den adem inhoudend,
de voeten nagenoeg onhoorbaar ver
plaatsend. Eindelijk hoorde ik het ge
luid heel dicht bij. Het gehoor gaan
kon nu niet alleen meer helpen, het
oog kreeg veel voor zijn rekening.
Helaas, een kleine handbeweging
verstomde het geluld andermaal.
Dan maar scherp waargenomen. Ie
dere stengel werd geobserveerd, ieder
blaadje nauwkeurig nagegaan.
Niets vertoonde eenige afwijking
van het gewone, geen enkel vreemd
wezen was te bespeuren. Reeds stond
ik op het punt, mijn geduld te verlie
zen, toen lk, met den voet tegen een
stengel stootend, plotseling een groot,
groen insect zag weg springen.
Het was een mannelijk exemplaar
van den sabelsprinkhaan. Dat was de
zanger wiens geluid mij op verboden
terrein had gelokt.
Wat toch zou het orgaan zijn, waar
mee die hooge tonen worden voortge
bracht, wat zou het doel zijn van dat
onvermoeide zingen?
Laat ik trachten, u dit duidelijk te
maken.
Boven sprak ik met opzet over den
nachtegaal. Ieder weet, dat deze vo
gel zingt, wanneer het wijfje met in
nige toewijding haar taak vervult, en
met haar kleine warme lichaampje de
eitjes koestert.
Van onzen sprinkhaan Is dit niet
zoo algemeen bekend.
En toch, het door ons waargenomen
geluid was een minnezang, een ver
heerlijking van het beminde wijfje.
Rustig zat dit op eenlgen afstond
met de pooten te luisteren, kalm ge
noot het diertje van het, voor ons een
tonige, voor haar wellicht klankrijke
lied, een heerlijk gevoel doortintelde
het groene lichaam.
Gij lachtet zooeven? „Wat een gro
ve vergissing! „het wijfje luistert met
de pooten" en toch, het is de waar
heid.
Dit diertje heeft, zonderling genoeg,
het gehoorvlies achter een klepje ln de
voorpooten liggen. Daarin eindigt ook
de gehoorzenuw, waarlangs het ge
luid wordt overgebracht.
Het gezang duurde voort en deed
haar aangenaam aan, maar ach, het
geritsel, veroorzaakt door het breken
van den stok verstoorde het genot.
Beide, zanger en aangebedene,
merkten, dat er onraad was. Bij on
dervinding echter kenden zij de be
schuttende kracht van het groene
pakje, dat te midden der bladeren wei
nig opvalt, en achtten het onnoodig de
vlucht te nemen. Doodsche stilte was
intusschen raadzaam.
Eindelijk begon het mannetje weer
te zingen. Onwillekeurig stellen wij
ons een zwellend keeltje en wijd ge-
openden bek voor; maar, het wijfje
vertoont een eigenaardige afwijking,
het mannetje wil ook iets bijzonders
hebben.
Neen, als wij wat gelukkiger waren
geweest, hadden wij het instrument,
dat het geluid voortbrengt, reeds ge
kend.
Wij hadden dan de vleugels van den
kleinen groenrok zien trillen, wij had
den gemerkt, dat bij stilhouden dezer
organen ook het geluld werd gestaakt.
Deze sprinkhanen nl. hebben vier
vleugels, het bovenste paar, dat dient
voor beschutting der eigenlijke vlieg
werktuigen is smaL.
Aan de vleugels van het wijfje is nu
niets bijzonders waar te nemen.
Het mannetje echter heeft het mu-
ziekapparaat juist ln die bovenvleu-
gels liggen.
Gij kent een tambourijh. Gij weet
dat de gespannen huid reeds trilt, als
gij over den houten rand van het in
strument strijkt. Welnu, een derge
lijk geluid brengt ook ons mannetje
voort, alleen veel fijner, veel hooger.
De linkerbovenvleugel ligt «enigs
zins schuin over den rechter. Num
mer één is voorzien van een langwer
pige verhevenheid met tandjes, een
soort van kam, nummer twee heeft
eveneens een verhooging, veel gelij
kend op den houten rand van den
tambourijn. Daartusschen is nu het
vlies gespannen. Een dergelijk vlies
bevindt zich eveneens onder den kam
van den linkervleugel.
Strijkt nu de kam over den rand op
den rechtervleugel, dan trilt het vlies,
de vleugels versterken het geluld en
een hooge toon brengt het trommel
vlies ln de schenen Yan het wijfje in
beroering.
Is op die liefdesverklaring de hrui-
loft gevolgd, dan boort het wijfje den
langen legboor diep in den grond.
Deze bestaat uit twee deelen, welke
het best vergeleken kan worden bij
twee lepels, die tegen elkaar zijn ge
plaatst, met de bolle zijde naar buiten.
Deze lepels openen zich en de klei
ne langwerpige eitjes komen voor den
dag.
Deze overwinteren en ln het voor
jaar komt een diertje te voorschijn,
dat in vorm en kleur nagenoeg gelijk
ls aan het volwassen insect. Alleen
de vleugels zijn nog klein.
Na enkele vervellingen is het dier
volwassen, het zangorgaan is ontwik
keld en dezelfde liefdeshistorie speelt
zich bij deze Jongere generatie af.
H. PEUSENS.
Zij was weg gegaan doodelijk ge
wond ln de ziel en het hart verscheurd
van angst en opstand.
Achl Wat is het leven anders dan
men het droomt op twintig jaren en
als men lief heeft.
Welk een Illusie, wat ijdele hoop,
welke de jonge moeder bouwt op haar
kind c*m aan hare zijde den man te
rug te brengen, die den huiselijken
haard vaarwel zeide. Helaas! de da
gen van geluk waren wel kort ge-
weestl
Twee jaren gehuwd zijnde had Paul
haar man, zich ee nmedewerker, een
knappen kop, maar een scepticus ge-
engageerd, die weldra op den jeugdi
gen schrijver een noodlottigen Invloed
uitoefende.
Van lieverlede verliet Paul den hul
selijken haard. Hij zocht bulten de In
spiratie die hem zoo verheven en zoo
rein aan Bertha's zijde toestroomde;
Klin talent vermelde ilch in de schil
dering van hevige hartstochten; een
bedwelmende en verpestende adem
steeg uit zijn altijd gevierde werken
op, waarin bittere spot, smartvol soep-
ticlsme, wreed realisme werd uitge-
preid.
Paul kom voor zulke werken de be
wonderende en roerende goedkeuring
van zijn jonge vrouw niet meer vra
gen; zij was niet meer voor hem de
gezegende gezellin, de bescheiden
vriendin in hare kiesche critiek, wel
ke hij in den beginne zoozeer had op
prijs gesteld.
Meer en meer aan den invloed van
zijn boozen genius toegevende, werd
Paul Jaloersch, zelfs op zijn zoon,
maar door een menschelijke inconse
quentie werden hem de onrustvolle
vragen, de toegenegen en onvermoei
de teederheid, de stomme smart van
zijn arme jeugdige vrouw ondragelijk.
Lang had Bertha in stilte geleden in
tranen en vernedering, de nachten
slapeloos doorbrengende den ondank
bare af te wachten, die niet terug-
Maar het kind, de kleine Pieter, zoo
schoon, zoo onschuldig, zoo lief, groei
de op; zijn geest ontwaakte, hij begon
vragen te stellen en zijn jonge moe
de rmaakte zich deswege ongerust.
Eindelijk sprak zij: hare zathte ver
wijtingen, hare liefdevolle klachten
verbitterden den schuldigen echtge
noot, in wien de stem van het gewe
ten ofschoon telkens gesmoord, nog
zeer luid sprak, en op zekeren dag, o
dag van smart en schande, kwam ln
het bijzijn van het verschrikte kind,
de hand, die tot steun en bescherming
van Bertha had moeten dienen, de
hand, waarin hij de hare gelegd had
voor het geheele leven met zooveel ver
trouwen, op de jonge diepbedroefde
moeder neder.
En toen, wat in haar trouwe liefde
de moeder altijd geweigerd had te
doen, had zij volbracht, en Bertha
was gevlucht haar kind in hare ar
men meevoerende, slechts aan den on
dankbare eenige woorden van vaar
wel toeroepende, waarin zich al de
teederheid van de liefhebbende en ver-
stootene echtgenoot© uitte.
Geen familie meer hebbende, had
zij zich in een eenzame villa terugge
trokken aan de oevers der Marne, bij
die beste vriendin harer jeugd.
Het leed had ook de arme Marie,
haar vriendin, niet gespaard.
Na vijf jaren van volmaakt geluk,
had een epidemie plotseling haar teer
beminden echtgenoot van hare zijde
weggerukt.
Zij bleef alleen achter met een lief
kindje van vier jaren, haar kleine Su-
za, de eenige zonnestraal, die nog
haar leven, zonder geluk, thans ver
lichtte.
De beide jonge vrouwen, door 's le
vens smart als verpletterd, ontvlucht
ten het heden vol smart en zochten
een schuilplaats ln het verleden, waar
in de zoete herinneringen van een
reeds oude vriendschap haar nog voor
den geest stonden.
Somtijds bouwden zij wel eens ha
re verwachting op de toekomst bij de
aanschouwing der beide blonde kin
derkopjes.
II.
De avond viel en Bertha en Marle
de kinderen aan hun spel latende,
hadden den tuin verlaten. Er was
feest in het nabijgelegen dorp, de bei
de dienstboden van de villa hadden er
zich heen begeven en Marie maakte
zelf het souper klaar, terwijl Bertha
in een boek een weinig kracht zocht
voor hare bedrukte ziel en berusting
voor haar te vaak In opstand gekomen
hart, bij het zware leed en haar le
ve nzonder het gedroomde geluk.
Op dezen zelfden dag had de beroem
de schrijver Paul F. Parijs in den
vroegen ochtend verlaten. Hij had zijn
vischtuig meegenomen en zijn luim, 't
toeval of liever de voorzienigheid had
hem naar een lief dorpje geleid aan
de oevers van de Marne. De jonge
man, de luidruchtige vreugde en de
toebereidselen van het feest ontvluch
tende, ging zijn vischtuig uitwerpen
daar waar de Marne stiller voort-
stroomt, waar de lucht meer zuiver,
meer gebalsemd was, waar de voge
len do eenzaamheid door hun schoon
ste gezangen tot een lustoord maak
ten.
Wat zocht de bekwame psycholoog
ln deze kalme en Idyllische eenzaam
heid? Werkte hij aan een nieuwen ro
man en hoopte hij daar nieuwe ideeën
op te doen ln zijn sceptisch hart nog
niet ondervonden, en nieuwe gevoe
lens te wekken tot dusverre niet door
leefd?
Neen, Paul F. kwam vergetelheid
zoeken voor een herinnering, die hem
vervolgde als een verwijt te midden
van zijn werkzaam leven, dat hij te
Parijs leidde.
Maar de herinnering is nog machti
ger in de stilte van het eenzame veld
en in sombere droomen verdiept, zag
de ongelukkige den schoonen roman
van zijn jeugd en de tragische ont
knooping er van.
Na een schuldige hand op het on
schuldige en vernederde hoofd van zij
ne Bertha te hebben doen nederdalen
was Paul ziju ontheiligden haard ont
vlucht, en den ganschen nacht had hij
zich opgehouden met zijn boozen ge
nius om zich te bevrijden van het
heilzame verwijt, dat hem terug dreef
naar zijn ongelukkig slachtoffer om
haar vergeving te vragen.
Daags na zijn verdwijnen las hij de
treffende regels, die zij hem had ach
tergelaten; toen begreep hij de gruwe
lijkheid van zijn schuld en zag hij de
geheele schoonheid in van den schat,
dien hij had verloren.
Zijn jeugdige liefde keerde hem in
het hart weder; hij brak voor goed
met zijn noodlottigen raadsman, de
eerste oorzaak van de vernietiging
van zijn geluk, en als een wilde, keer
de hij ln zich zeiven, levende met zijn
smart en wegkwijnende in onvrucht
baar naberouw.
Ja, onvruchtbaar, want hij geloofde
niet meer ln de macht der liefde, hij
vergat dat de liefde alles vergeeft en
met vreugde den ondankbaren, den
rouwmoedigen zondaar weer kan aan
nemen.
Zoo gingen jaren voorbii.
m.
Paul had den ganschen 'dag in die
pijnlijke doch zoete gedachten geleefd.
Zonder moed om op nieuw het ru
moer en het vreugdegedruisch van
Parijs te trotseeren, wandelde hij te
gen den vallenden avond door het ver
laten en eenzame veld.
Plotseling, bij den tuin van een af
gelegen villa, stond hij stil en met
kloppend hart luisterde hij naar de
jeugdige zilveren stemme, die trilde
ln het schemerdonker.
O, die kinderstem meende Paul te
kennen en een onweerstaanbaar ver
langen greep hem aan om zekerheid
te verkrijgen: „Als dat mijn jongen
eens was, zei hij tot zichzelven, zal ik
hem zien, en dan heen vluchten met
het beeld van zijn lief gezichtje ,dat
altoos ln mijn hart gegrift is geble
ven."
En met het vaste besluit, maar zon
der gedruisch stiet hij de deur open
waarvoor hij zich bevond en trad den
tuin binnen.
Toen sloop hij als een dief voort
keek rond en verborg zich in de strui
ken.
Van hem gescheiden door het gebla
derte Bpeelden Pieter en Suza; zij
voerden een ernstig kindergesprek.
De schrijver zijn verloren en weer
gevonden zoon aanschouwende, voel
de In zich een geheime snaar trillen,
welker bestaan hij niet vermoedde; de
vaderliefde openbaarde zich ln al haar
smartelijke verloedering en verruk
king.
Volgens hunne gewoonten speelden
de kinderen: „vadertje en moedertje"
eoi op het oogenbllk dat Paul zich in
het boschje had verborgen, zei Pieter.
„Als lk groot zal zijn, Suza, zal ik
heusch met u trouwen, zooals pa moe
getrouwd heeft. Gij weet, de jongens
moeten altijd doen zooals hun vader;
op school zeggen al mijn kameraden,
dat zij net zullen doen als hun vader.
En als 's avonds moeder mij in mijn
klein bedje omhelst, weent zij, zeggen
de, dat ik op haar armen Paul gelijk.
Paul, dat is papa. Ik bid 's mor
gens en 's avonds voor hem, ik vraag
den goeden God, dat hij niet ziek mag
worden en dat hij weldra tot cttis mo
ge terugkeeren.
Moe zegt mij altijd, dat ik veel van
hem moet houden. ZIJ vertelt mij ook,
dat hij mooie geschiedenissen schrijft
en dat hij genie heeft.
Weet gij wat genie Is, Buza?
Het meisje schudde ontkennend
haar blond kopje en staarde met hare
blauwe kijkers zoo helder en onschul-
di gteeder In het ernstige gelaat van
haar vriendje.
Ik ook niet, hernam Pieter, maar
dat is niets, lk zal het later ook heb
ben... net als papa."
„Is uw pa bij den mijnen, Pieter, of
zal hij terugkomen wanneer gij groot
zult zijn? Moe zegt, dat pa in den he
mel is en dat hij mi] altijd ziet, zelfs
wanneer er leelijke zwarte wolken
zijn, telfs (les nachts, wanneer er geen
licht is en dat hij altijd lacht, wan
neer lk zoet en bedroefd, wanneer ik.
ingehoorzaam ben. Uw pa ook, zeg?"
Ik weet het niet!... Moe heeft mif
gezegd, dat pa zeer ver van ons weg is
in een treurig land en dat de goede
God hem ons eenmaal zal teruggeven,
als ik mijn moeke niet doe weenen.
Als pa terugkwam, zei moeke, dat
zij er niet meer aan zou denken, dat
hij zoo lang was weggebleven en dat
zij zooveel geweend had."
Suza zuchtte, maar Pieter hernam
zijn rol van „vadertje" en het belang
van het spel verdreef het verdriet van
dit kleine teeder kinderhart.
IV.
Paul had met de grootste spanning
naar het naieve, maar veelzeggende
gesprek der beide kinderen geluisterd.
Dus, zijne door hem miskende
vrouw beminde hem nog; zij leerde
den jongen nog den schuldigen echt
genoot, den onwaardigen vader, lief
te hebben te eerbiedigen.
Zij deed hem een talent bewonderen
en eeren, waarvan zij het noodlottige
gebruik niet kende of niet wilde ken
nen.
Verre van hem te vervloeken, ver
een ig de dat teederminnende harte,
dat hij zoo brutaal had verbrijzeld,
hare smeekbede bij het gebed van den
onschuldigen engel om den hemel een
zacht geweld aan te doen en den te
rugkeer van haar Paul te verkxijgenl
Het versteende hart van Paul brak
en uit zijn eindelijk overwonnen ge
moed steeg de zucht van berouw.
De aandacht van den schrijver werd
een oogenblik door den stroom zijner
gedachten afgeleid van het kinderlijk
tooneel, dat onder zijn oogen werd af
gespeeld.
De houding van Pieter en van Suza
was veel veranderd! De kleine jongen,
zeer opgewonden, sprak tot het meis
je op een toon van toornig bevel en
deze, Bmeekend en troosteloos, her
haalde: „Maar Pieter, dat mag ik
niet! Moe heeft verboden rozen af te
plukken, dat weet gij wel."
Ik wil ze hebben, hernam Pieter
woedend met den voet stampende.
Moe gaf altijd rozen aan vader op
zijn verjaardag; omdat het mijn ver
jaardag is, moet gij er mij ook geven!'
En toen de arme Suza, die op het
punt stond te weenen, nog weerstand
bood, voorwendende dat men maar
net zoo doen zou alsof dit gebeurde,
naderde Pieter, verblind door gram
schap, zijn kleine vriendin, nam haar
bij den arm en een dreigende hand
opheffende, riep hij uit: „Als gij niet
gehoorzaamt, zal ik doen net als pa
pa!"
Bij deze woorden sprong de schrij
ver uit het dichte kreupelhout te voor
schijn: daar zag hij het voor hem zoo
verschrikkelijke tooneel! Suza, evenals
Bertha weleer, lag neergeknield, zij
sloeg haar blik op den woedenden
Pieter; met bleek gelaat, en de oogen
vol tranen smeekte zij: „Sla niet, Pie
ter, sla niet, Pieter."
De kinderen hadden de plotselinge
verschijning van den vreemdeling niet
bemerkt, die vol verbazing op eenige
passen daar vandaan onbewegelijk
was blijven staan, maar Bertha, door
het toenemend leven der kinderexi
naar buiten gelokt, was op de stoep
gekomen, had hen bemerkt en ver
schrikt kwam zij aanloopen om haar
kind te beschermen.
Plotseling bleef do jonge vrouw stil
staan; bleek werd haar gelaat, een kil
zweet parelde op haar voorhoofd, heel
haar lichaam trilde terwijl zij in be
zwijming tegen een boom leunende,
kwam als in een vlaag van liefde en
smart de naam Paul over hare lip
pen.
De stem van Pieter opnieuw zich
verheffende, onuitstaanbaar in Qle
kalmte, deed de arme moeder opsprin
gen:
Gij wilt niet, riep de jongen, wel
nu daar! en de kleine hand kwam
neer op het lieve hoofd dat nog altijd
schudde ln diepe smartelijke snikken.
„Ik had je wel gezegd, dat lk zoi|
doen net als papa", hernam Pieter
nu op een kalmen toon, terwijl hij zijn
slachtoffer den rug toekeerde. Toert
bemerkte hij zijne moeder em die aart-
blik drong hem tot berouw. Hij ging
zich aan haar boezem werpen, omdat
hij bevreesd was voor haar blik.
zal nooit meer doen als papal" geldig
hij.
Vervolgens aan de bevende bandeq
zich onttrekkende, die te vergeef^
trachtten hem vast te houden, ord
hem mee te nemen, liep Pieter naai
zijne kleine vriendin, die nog etceda
geknield lasr en tranen etorfou HÜ