BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD fi.20 PER 8 KAANDEN OF W CENT PER WEEK, 55. Rubriek voor Vrouwen Het rijks Natuurleven Net als Papa. 26a Jaargang 2AÏÈ&DAG 18 JUL! 1908 Ho. 7688 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMIMSTRATIB GROOTE HOUTSTRAAT DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6 IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUS ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND, ONZE ANNONCES WORDEN OFGEMERKT. De zomermode 1908. Het zomerseizoen heeft thans zijn hoogste punt bereikt en er is bijna geen verschil meer tusschen de toilet ten, welke men buiten of in de ste den ziet dragen, want zelfs in de drukke winkelstraten ontmoet men ge distingeerde vrouwen in witte toilet ten, met wit schoeisel, witte stroohoe- den enz. De witte hoeden worden trouwens uitsluitend bij witte of zeer lichte toiletten gedragen, terwijl bij gekleurde toiletten hoeden van zg. zijden stroo in dezelfde tint de voor keur verdienen. Men brengt die gekleurde strooho- den in alle opvolgende tinten der kleu ren gamma; van het donkerste warm ste bruin tot het lichte geel, gegar- neer dmet alle denkbare, doch helaas ook ondenkbare bloemen, want hierin wordt Parijs slechts gedreven door de zucht naar iets nieuws, iets ongeziens daarbij geen rekening houdende met moeder Natuur. Zoo ziet men irissen In blauw en rose, grijze en zwarte tul pen zooals men ze tevergeefs op de uitgestrekte tulpenvelden bij Haarlem zou zoeken. Verder guirlandes van enorme rozen, papavers en andere veldbloemen en als allerlaatste nou veauté een krans goudgeel koren die den bol geheel bedekt en alleen den rand van den hoed zichtbaar Iaat. Alles hangt echter af van het figuur en de teint der draagster, zoowel als van het toilet, waarbij men den hoed zal dragen. De mode, die meer en meer naar het genre-empire overhelt en, mits goed toegepast of met tact gewijzigd, zeer chic kleedt is tevens stijlvol te noemen. Zelden zag men meer verscheiden heid van modellen en rijker keuze in kleuren en weefsels, in alle kwalitei ten en prijzen, en het komt slechts op goeden smaak aan om zich met een bescheiden kleedgeld naar de laatste mode en élégant te kleeden. Toch ge ven de toiletzorgen vele vrouwen meer hoofdbreken dan men denken zou, om dat niet alle genoegzaam zelfkennis bezitten om met juistheid te beoordee- len, wat haar het voordeeligst kleedt. Voor haar verdient het overweging in een confectiemagazijn de verschillen de modellen aan te passen, of wèl zich door een bekwame modiste te laten raden. Allereerst komt het er bij de keuze van een toilet op aan zich zelf af te vragen, waarvoor men het wenscht te gebruiken; ten tweede hoeveel geld me nwil besteden en eindelijk, figuur en leeftijd. Zij, die door een bescheiden kleed geld gedwongen zijn hare toiletten lang te dragen, moeten zooveel moge lijk neutrale kleuren kiezen en niet al te opvallende modellen. De stoffen ne men zij echter van beslist goede kwa liteit, omdat men er dan tot het laatste toe netjes uitziet. Het is een verkeerde redeneering om te zeggen: „ik neem een goedkoo- pe stof, dan behoef ik er minder lang mede te doen en heb minder kans met mijn toilet uit de mode te geraken." De kosten van een toilet bestaan voor een groot deel uit arbeidsloon, fourni turen en garneering, zoodat men er liever niet op moet zien aan de stof eenige guldens meer te besteden. Voor een degelijk wandelcostuum verdient bijv. een mooie kwaliteit che viot de voorkeur, omdat het minder fragile is dan laken en minder aan mode onderhevig dan de vele fantaisie stoffen, waarin de mode van heden, streepjes, die van morgen ruitjes voor schrijft. De voetvrije plooirok, mits naar *t figuur ingericht, kleedt iedere vrouw, hij kan naar verkiezing, tot in of bo ven de taille reiken. De mantels zijn ■empire- of directoire modellen; de laat ste zijn echter uitsluitend voor slan ke tailles aan te bevelen. Vrouwen, die zwaar van vormen zijn, kunnen de frak-modellen, mits eenigszins gewijzigd, met succès dra gen. De mantel, die zoowel in den rug als onder de armen, sterk getail leerd moet zijn, moet van voren recht vallen en tot even onder de taille met knoopen gesloten; de schootdeelen worden dan scherp weggesneden. De geheele mantel moet met zwart zijden tresband geboord worden. Het „en coeur" dat door de revers ontstaat, vraagt een kanten jabot, om het cos- tuum geheel in stijl te doen zijn. Wan neer men bij zulk een tollet een hoed en paraso lin dezelfde kleur heeft, is den bepaald naar de mode gekleed. Wat de blouse betreft, kan men die baar eigen keuze varleeren. doch voor de vrouw van middelbaren leef tijd, is pongé-iijde, shantung of tus- sor in de kleur der stof aan te beve len. Het bovenbeschreven wandeltoilet kan men ln marine-blauw, bruin of molgrijs vervaardigen, Indien men 't langer dan twee seizoens wil dragen, doch voor haar die alleen naar mo dern vragen, is oud-blauw de kleur van den dag. MARIE VAN AMSTEL, Als de Lentezon haar levenwekken- den invloed heeft doen gevoelen, als boomen en struiken ln prachtlgen voorjaarsdos prijken, dan is het een lust, eene wandeling naar buiten te maken, om te bewonderen die fijne kleurschakeering, om te genieten dat tooverachtige concert uit honderden kleine keeltjes. Vooral Haarlem met zijn boschrijke omgeving, met zijn schat van goede nestplaatsen is in dit opzicht rijk ge zegend. Echter, de bloeitijd is voorbij, de vogels komen weer wat tot rust, de nachtegaal laat zijn welluidend ge zang niet meer helder opklinken. Nu, op een warmen zomeravond treffen andere geluiden ons oor. Het is het afgebroken geratel van den geheimzlnnigen geitenmelker, het hooge gepiep van de vleermuis, het eentonige gezoem van een kever. Eén dier vele tonen trof mij ln het bijzonder, toen ik deze week een wan deling maakte door de duinen achter Overveen. Langs een aardappelveld wande lend, hoorde ik, voocr 't eerst dit jaar, weer dat bekende, hooge, snerpende geluid, dat velen ten onrechte op re kening van den krekel schrijven. Duidelijk hoorde ik, van welken kant het geluid tot mij kwam, maar de zanger was niet te bespeuren. De zucht, om den levenmaker op te sporen ,was sterker dan de vrees voor boete, de afrastering was laag, even het draad omlaag geduwd, twee stap pen, en het verboden terrein was be treden. Behoedzaam sloop ik nu nader. De hooge tonen doorsnerpten nog steeds de warme zoele avondlucht. Daar kraakt een op den grond liggend tak je. Het geluid was sterk genoeg, om op ©enigen afstand gehoord te wor den, want plotseling verstomde het gezang. Ik was verraden. Wachten was het eenige, wat mij restte. Geduld is ln de eerste plaats noodig, als men een klein tipje van den geheimzlnnigen natuursluier wil oplichten. Heel lang werd die noodzakelijke eigenschap intusschen niet op de proef gesteld. Na eenige minuten begon de onzichtbare zanger weer, eerst met kleine tusschenpoozen, weldra uit vol le „borst". Langzaam sloop lk weer verder, stap voor stap, den adem inhoudend, de voeten nagenoeg onhoorbaar ver plaatsend. Eindelijk hoorde ik het ge luid heel dicht bij. Het gehoor gaan kon nu niet alleen meer helpen, het oog kreeg veel voor zijn rekening. Helaas, een kleine handbeweging verstomde het geluld andermaal. Dan maar scherp waargenomen. Ie dere stengel werd geobserveerd, ieder blaadje nauwkeurig nagegaan. Niets vertoonde eenige afwijking van het gewone, geen enkel vreemd wezen was te bespeuren. Reeds stond ik op het punt, mijn geduld te verlie zen, toen lk, met den voet tegen een stengel stootend, plotseling een groot, groen insect zag weg springen. Het was een mannelijk exemplaar van den sabelsprinkhaan. Dat was de zanger wiens geluid mij op verboden terrein had gelokt. Wat toch zou het orgaan zijn, waar mee die hooge tonen worden voortge bracht, wat zou het doel zijn van dat onvermoeide zingen? Laat ik trachten, u dit duidelijk te maken. Boven sprak ik met opzet over den nachtegaal. Ieder weet, dat deze vo gel zingt, wanneer het wijfje met in nige toewijding haar taak vervult, en met haar kleine warme lichaampje de eitjes koestert. Van onzen sprinkhaan Is dit niet zoo algemeen bekend. En toch, het door ons waargenomen geluid was een minnezang, een ver heerlijking van het beminde wijfje. Rustig zat dit op eenlgen afstond met de pooten te luisteren, kalm ge noot het diertje van het, voor ons een tonige, voor haar wellicht klankrijke lied, een heerlijk gevoel doortintelde het groene lichaam. Gij lachtet zooeven? „Wat een gro ve vergissing! „het wijfje luistert met de pooten" en toch, het is de waar heid. Dit diertje heeft, zonderling genoeg, het gehoorvlies achter een klepje ln de voorpooten liggen. Daarin eindigt ook de gehoorzenuw, waarlangs het ge luid wordt overgebracht. Het gezang duurde voort en deed haar aangenaam aan, maar ach, het geritsel, veroorzaakt door het breken van den stok verstoorde het genot. Beide, zanger en aangebedene, merkten, dat er onraad was. Bij on dervinding echter kenden zij de be schuttende kracht van het groene pakje, dat te midden der bladeren wei nig opvalt, en achtten het onnoodig de vlucht te nemen. Doodsche stilte was intusschen raadzaam. Eindelijk begon het mannetje weer te zingen. Onwillekeurig stellen wij ons een zwellend keeltje en wijd ge- openden bek voor; maar, het wijfje vertoont een eigenaardige afwijking, het mannetje wil ook iets bijzonders hebben. Neen, als wij wat gelukkiger waren geweest, hadden wij het instrument, dat het geluid voortbrengt, reeds ge kend. Wij hadden dan de vleugels van den kleinen groenrok zien trillen, wij had den gemerkt, dat bij stilhouden dezer organen ook het geluld werd gestaakt. Deze sprinkhanen nl. hebben vier vleugels, het bovenste paar, dat dient voor beschutting der eigenlijke vlieg werktuigen is smaL. Aan de vleugels van het wijfje is nu niets bijzonders waar te nemen. Het mannetje echter heeft het mu- ziekapparaat juist ln die bovenvleu- gels liggen. Gij kent een tambourijh. Gij weet dat de gespannen huid reeds trilt, als gij over den houten rand van het in strument strijkt. Welnu, een derge lijk geluid brengt ook ons mannetje voort, alleen veel fijner, veel hooger. De linkerbovenvleugel ligt «enigs zins schuin over den rechter. Num mer één is voorzien van een langwer pige verhevenheid met tandjes, een soort van kam, nummer twee heeft eveneens een verhooging, veel gelij kend op den houten rand van den tambourijn. Daartusschen is nu het vlies gespannen. Een dergelijk vlies bevindt zich eveneens onder den kam van den linkervleugel. Strijkt nu de kam over den rand op den rechtervleugel, dan trilt het vlies, de vleugels versterken het geluld en een hooge toon brengt het trommel vlies ln de schenen Yan het wijfje in beroering. Is op die liefdesverklaring de hrui- loft gevolgd, dan boort het wijfje den langen legboor diep in den grond. Deze bestaat uit twee deelen, welke het best vergeleken kan worden bij twee lepels, die tegen elkaar zijn ge plaatst, met de bolle zijde naar buiten. Deze lepels openen zich en de klei ne langwerpige eitjes komen voor den dag. Deze overwinteren en ln het voor jaar komt een diertje te voorschijn, dat in vorm en kleur nagenoeg gelijk ls aan het volwassen insect. Alleen de vleugels zijn nog klein. Na enkele vervellingen is het dier volwassen, het zangorgaan is ontwik keld en dezelfde liefdeshistorie speelt zich bij deze Jongere generatie af. H. PEUSENS. Zij was weg gegaan doodelijk ge wond ln de ziel en het hart verscheurd van angst en opstand. Achl Wat is het leven anders dan men het droomt op twintig jaren en als men lief heeft. Welk een Illusie, wat ijdele hoop, welke de jonge moeder bouwt op haar kind c*m aan hare zijde den man te rug te brengen, die den huiselijken haard vaarwel zeide. Helaas! de da gen van geluk waren wel kort ge- weestl Twee jaren gehuwd zijnde had Paul haar man, zich ee nmedewerker, een knappen kop, maar een scepticus ge- engageerd, die weldra op den jeugdi gen schrijver een noodlottigen Invloed uitoefende. Van lieverlede verliet Paul den hul selijken haard. Hij zocht bulten de In spiratie die hem zoo verheven en zoo rein aan Bertha's zijde toestroomde; Klin talent vermelde ilch in de schil dering van hevige hartstochten; een bedwelmende en verpestende adem steeg uit zijn altijd gevierde werken op, waarin bittere spot, smartvol soep- ticlsme, wreed realisme werd uitge- preid. Paul kom voor zulke werken de be wonderende en roerende goedkeuring van zijn jonge vrouw niet meer vra gen; zij was niet meer voor hem de gezegende gezellin, de bescheiden vriendin in hare kiesche critiek, wel ke hij in den beginne zoozeer had op prijs gesteld. Meer en meer aan den invloed van zijn boozen genius toegevende, werd Paul Jaloersch, zelfs op zijn zoon, maar door een menschelijke inconse quentie werden hem de onrustvolle vragen, de toegenegen en onvermoei de teederheid, de stomme smart van zijn arme jeugdige vrouw ondragelijk. Lang had Bertha in stilte geleden in tranen en vernedering, de nachten slapeloos doorbrengende den ondank bare af te wachten, die niet terug- Maar het kind, de kleine Pieter, zoo schoon, zoo onschuldig, zoo lief, groei de op; zijn geest ontwaakte, hij begon vragen te stellen en zijn jonge moe de rmaakte zich deswege ongerust. Eindelijk sprak zij: hare zathte ver wijtingen, hare liefdevolle klachten verbitterden den schuldigen echtge noot, in wien de stem van het gewe ten ofschoon telkens gesmoord, nog zeer luid sprak, en op zekeren dag, o dag van smart en schande, kwam ln het bijzijn van het verschrikte kind, de hand, die tot steun en bescherming van Bertha had moeten dienen, de hand, waarin hij de hare gelegd had voor het geheele leven met zooveel ver trouwen, op de jonge diepbedroefde moeder neder. En toen, wat in haar trouwe liefde de moeder altijd geweigerd had te doen, had zij volbracht, en Bertha was gevlucht haar kind in hare ar men meevoerende, slechts aan den on dankbare eenige woorden van vaar wel toeroepende, waarin zich al de teederheid van de liefhebbende en ver- stootene echtgenoot© uitte. Geen familie meer hebbende, had zij zich in een eenzame villa terugge trokken aan de oevers der Marne, bij die beste vriendin harer jeugd. Het leed had ook de arme Marie, haar vriendin, niet gespaard. Na vijf jaren van volmaakt geluk, had een epidemie plotseling haar teer beminden echtgenoot van hare zijde weggerukt. Zij bleef alleen achter met een lief kindje van vier jaren, haar kleine Su- za, de eenige zonnestraal, die nog haar leven, zonder geluk, thans ver lichtte. De beide jonge vrouwen, door 's le vens smart als verpletterd, ontvlucht ten het heden vol smart en zochten een schuilplaats ln het verleden, waar in de zoete herinneringen van een reeds oude vriendschap haar nog voor den geest stonden. Somtijds bouwden zij wel eens ha re verwachting op de toekomst bij de aanschouwing der beide blonde kin derkopjes. II. De avond viel en Bertha en Marle de kinderen aan hun spel latende, hadden den tuin verlaten. Er was feest in het nabijgelegen dorp, de bei de dienstboden van de villa hadden er zich heen begeven en Marie maakte zelf het souper klaar, terwijl Bertha in een boek een weinig kracht zocht voor hare bedrukte ziel en berusting voor haar te vaak In opstand gekomen hart, bij het zware leed en haar le ve nzonder het gedroomde geluk. Op dezen zelfden dag had de beroem de schrijver Paul F. Parijs in den vroegen ochtend verlaten. Hij had zijn vischtuig meegenomen en zijn luim, 't toeval of liever de voorzienigheid had hem naar een lief dorpje geleid aan de oevers van de Marne. De jonge man, de luidruchtige vreugde en de toebereidselen van het feest ontvluch tende, ging zijn vischtuig uitwerpen daar waar de Marne stiller voort- stroomt, waar de lucht meer zuiver, meer gebalsemd was, waar de voge len do eenzaamheid door hun schoon ste gezangen tot een lustoord maak ten. Wat zocht de bekwame psycholoog ln deze kalme en Idyllische eenzaam heid? Werkte hij aan een nieuwen ro man en hoopte hij daar nieuwe ideeën op te doen ln zijn sceptisch hart nog niet ondervonden, en nieuwe gevoe lens te wekken tot dusverre niet door leefd? Neen, Paul F. kwam vergetelheid zoeken voor een herinnering, die hem vervolgde als een verwijt te midden van zijn werkzaam leven, dat hij te Parijs leidde. Maar de herinnering is nog machti ger in de stilte van het eenzame veld en in sombere droomen verdiept, zag de ongelukkige den schoonen roman van zijn jeugd en de tragische ont knooping er van. Na een schuldige hand op het on schuldige en vernederde hoofd van zij ne Bertha te hebben doen nederdalen was Paul ziju ontheiligden haard ont vlucht, en den ganschen nacht had hij zich opgehouden met zijn boozen ge nius om zich te bevrijden van het heilzame verwijt, dat hem terug dreef naar zijn ongelukkig slachtoffer om haar vergeving te vragen. Daags na zijn verdwijnen las hij de treffende regels, die zij hem had ach tergelaten; toen begreep hij de gruwe lijkheid van zijn schuld en zag hij de geheele schoonheid in van den schat, dien hij had verloren. Zijn jeugdige liefde keerde hem in het hart weder; hij brak voor goed met zijn noodlottigen raadsman, de eerste oorzaak van de vernietiging van zijn geluk, en als een wilde, keer de hij ln zich zeiven, levende met zijn smart en wegkwijnende in onvrucht baar naberouw. Ja, onvruchtbaar, want hij geloofde niet meer ln de macht der liefde, hij vergat dat de liefde alles vergeeft en met vreugde den ondankbaren, den rouwmoedigen zondaar weer kan aan nemen. Zoo gingen jaren voorbii. m. Paul had den ganschen 'dag in die pijnlijke doch zoete gedachten geleefd. Zonder moed om op nieuw het ru moer en het vreugdegedruisch van Parijs te trotseeren, wandelde hij te gen den vallenden avond door het ver laten en eenzame veld. Plotseling, bij den tuin van een af gelegen villa, stond hij stil en met kloppend hart luisterde hij naar de jeugdige zilveren stemme, die trilde ln het schemerdonker. O, die kinderstem meende Paul te kennen en een onweerstaanbaar ver langen greep hem aan om zekerheid te verkrijgen: „Als dat mijn jongen eens was, zei hij tot zichzelven, zal ik hem zien, en dan heen vluchten met het beeld van zijn lief gezichtje ,dat altoos ln mijn hart gegrift is geble ven." En met het vaste besluit, maar zon der gedruisch stiet hij de deur open waarvoor hij zich bevond en trad den tuin binnen. Toen sloop hij als een dief voort keek rond en verborg zich in de strui ken. Van hem gescheiden door het gebla derte Bpeelden Pieter en Suza; zij voerden een ernstig kindergesprek. De schrijver zijn verloren en weer gevonden zoon aanschouwende, voel de In zich een geheime snaar trillen, welker bestaan hij niet vermoedde; de vaderliefde openbaarde zich ln al haar smartelijke verloedering en verruk king. Volgens hunne gewoonten speelden de kinderen: „vadertje en moedertje" eoi op het oogenbllk dat Paul zich in het boschje had verborgen, zei Pieter. „Als lk groot zal zijn, Suza, zal ik heusch met u trouwen, zooals pa moe getrouwd heeft. Gij weet, de jongens moeten altijd doen zooals hun vader; op school zeggen al mijn kameraden, dat zij net zullen doen als hun vader. En als 's avonds moeder mij in mijn klein bedje omhelst, weent zij, zeggen de, dat ik op haar armen Paul gelijk. Paul, dat is papa. Ik bid 's mor gens en 's avonds voor hem, ik vraag den goeden God, dat hij niet ziek mag worden en dat hij weldra tot cttis mo ge terugkeeren. Moe zegt mij altijd, dat ik veel van hem moet houden. ZIJ vertelt mij ook, dat hij mooie geschiedenissen schrijft en dat hij genie heeft. Weet gij wat genie Is, Buza? Het meisje schudde ontkennend haar blond kopje en staarde met hare blauwe kijkers zoo helder en onschul- di gteeder In het ernstige gelaat van haar vriendje. Ik ook niet, hernam Pieter, maar dat is niets, lk zal het later ook heb ben... net als papa." „Is uw pa bij den mijnen, Pieter, of zal hij terugkomen wanneer gij groot zult zijn? Moe zegt, dat pa in den he mel is en dat hij mi] altijd ziet, zelfs wanneer er leelijke zwarte wolken zijn, telfs (les nachts, wanneer er geen licht is en dat hij altijd lacht, wan neer lk zoet en bedroefd, wanneer ik. ingehoorzaam ben. Uw pa ook, zeg?" Ik weet het niet!... Moe heeft mif gezegd, dat pa zeer ver van ons weg is in een treurig land en dat de goede God hem ons eenmaal zal teruggeven, als ik mijn moeke niet doe weenen. Als pa terugkwam, zei moeke, dat zij er niet meer aan zou denken, dat hij zoo lang was weggebleven en dat zij zooveel geweend had." Suza zuchtte, maar Pieter hernam zijn rol van „vadertje" en het belang van het spel verdreef het verdriet van dit kleine teeder kinderhart. IV. Paul had met de grootste spanning naar het naieve, maar veelzeggende gesprek der beide kinderen geluisterd. Dus, zijne door hem miskende vrouw beminde hem nog; zij leerde den jongen nog den schuldigen echt genoot, den onwaardigen vader, lief te hebben te eerbiedigen. Zij deed hem een talent bewonderen en eeren, waarvan zij het noodlottige gebruik niet kende of niet wilde ken nen. Verre van hem te vervloeken, ver een ig de dat teederminnende harte, dat hij zoo brutaal had verbrijzeld, hare smeekbede bij het gebed van den onschuldigen engel om den hemel een zacht geweld aan te doen en den te rugkeer van haar Paul te verkxijgenl Het versteende hart van Paul brak en uit zijn eindelijk overwonnen ge moed steeg de zucht van berouw. De aandacht van den schrijver werd een oogenblik door den stroom zijner gedachten afgeleid van het kinderlijk tooneel, dat onder zijn oogen werd af gespeeld. De houding van Pieter en van Suza was veel veranderd! De kleine jongen, zeer opgewonden, sprak tot het meis je op een toon van toornig bevel en deze, Bmeekend en troosteloos, her haalde: „Maar Pieter, dat mag ik niet! Moe heeft verboden rozen af te plukken, dat weet gij wel." Ik wil ze hebben, hernam Pieter woedend met den voet stampende. Moe gaf altijd rozen aan vader op zijn verjaardag; omdat het mijn ver jaardag is, moet gij er mij ook geven!' En toen de arme Suza, die op het punt stond te weenen, nog weerstand bood, voorwendende dat men maar net zoo doen zou alsof dit gebeurde, naderde Pieter, verblind door gram schap, zijn kleine vriendin, nam haar bij den arm en een dreigende hand opheffende, riep hij uit: „Als gij niet gehoorzaamt, zal ik doen net als pa pa!" Bij deze woorden sprong de schrij ver uit het dichte kreupelhout te voor schijn: daar zag hij het voor hem zoo verschrikkelijke tooneel! Suza, evenals Bertha weleer, lag neergeknield, zij sloeg haar blik op den woedenden Pieter; met bleek gelaat, en de oogen vol tranen smeekte zij: „Sla niet, Pie ter, sla niet, Pieter." De kinderen hadden de plotselinge verschijning van den vreemdeling niet bemerkt, die vol verbazing op eenige passen daar vandaan onbewegelijk was blijven staan, maar Bertha, door het toenemend leven der kinderexi naar buiten gelokt, was op de stoep gekomen, had hen bemerkt en ver schrikt kwam zij aanloopen om haar kind te beschermen. Plotseling bleef do jonge vrouw stil staan; bleek werd haar gelaat, een kil zweet parelde op haar voorhoofd, heel haar lichaam trilde terwijl zij in be zwijming tegen een boom leunende, kwam als in een vlaag van liefde en smart de naam Paul over hare lip pen. De stem van Pieter opnieuw zich verheffende, onuitstaanbaar in Qle kalmte, deed de arme moeder opsprin gen: Gij wilt niet, riep de jongen, wel nu daar! en de kleine hand kwam neer op het lieve hoofd dat nog altijd schudde ln diepe smartelijke snikken. „Ik had je wel gezegd, dat lk zoi| doen net als papa", hernam Pieter nu op een kalmen toon, terwijl hij zijn slachtoffer den rug toekeerde. Toert bemerkte hij zijne moeder em die aart- blik drong hem tot berouw. Hij ging zich aan haar boezem werpen, omdat hij bevreesd was voor haar blik. zal nooit meer doen als papal" geldig hij. Vervolgens aan de bevende bandeq zich onttrekkende, die te vergeef^ trachtten hem vast te houden, ord hem mee te nemen, liep Pieter naai zijne kleine vriendin, die nog etceda geknield lasr en tranen etorfou HÜ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 11