BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD Rnbriek voor Vrouwen Het rijke Natuurleven 26e Jaargang ZATERDAG 15 AUGUSTUS 1908 No. 7712 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST 18,20 PER 3 BAANDEN SO CENT PER WEEK. ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6 IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN -VVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rouwkleederen. De ko mende model Als wij heden,, beschenen dóór de- schitterende stralen der zopierzón, onze modebésprekipg den treurenden, wijden en de rouwkleeren bespreken, is dat niet om onze lezeressen het momento mori" toe te roepen; doch eenvoudig een gevolg van praktisch overleg om den stillen tijd, dien we thans in de mode beleven den rouw- dragenden dienstbaar te maken. Me nigmaal komt men tot ons met de vraag hoe lang men voor een vader, zuster of schoonzuster „moet" rou wen. Naar onze bescheiden meaning „moet" niemand, rouw dragen, die daaraan geen behoefte gevoelt; om dat de zwarte eenvoudige kteeren haar spoedig zouden vervelen. Over al bestaan zèdewetten, die den duur van den rouw voor de verschillende graden van verwantschap voorschrij ven; deze kunnen echter naai' welge vallen gewijzigd worden. In de mees te landen is het voorschrift, dat de weduwe om haar verloren echtge noot twee volle jaren rouw draagt, 'r eerste jaar gaat zij gekleed in dof zwart, om in het tweede tot grijs-wit en lilas over te gaan. Voor ouders, broeders en zusters rouwtmen één jaar en drie maanden licht; er zijn echter streken waar het gewoonte is slechts een half jaar zwaren rouw te dragen. Voor verre bloedverwanten bestaan geen voorsclmiften en blijft het rouw- tlragen dus uitsluitend een gevoels kwestie. Voor een geliefden oom of tante neemt men een half jaar rouw aan, alhoewel' het voorschrift te: dien- op zichte slechts zos weken is. Zoöals we reeds Hier boven aanstipten kan men omtrent den duur van den rouw geen vaste voorschriften geven, doch het valt vooral buitenlanders op, dat de Hollanders over het algemeen zoo weinig met rouwkleeren op hebben. In België, Frankrijk en ook in Duitschrand wordt veel meer rouw gedragen dan bij ons. Hoe zwaarder de rouw is, die men zich oplegt, hoe eenvoudiger de modellen 'onzer toilet ten behooren te zijn. Sleepende klee- iten, die de vormen van het lichaam zooveel mogelijk bedekken, een zonder andere garneering dan het klassieke Engelsche crêpe, kunnen alleen op „zwaren" 'rouw aanspraak maken. Een eenvoudig wit halsboord en di to manchetten verhoogen den indruk Van zwaren rouw, zoo ook een witte ruche in den hoedrand der weduwe. De garneering, zoowel als den vorm van xouwhocdon moet zeer eenvoudig zijn. Veereh garnituur is beslist uit gesloten doch aanbeveling verdienen rosetten van crêpe en later van tüle; in het laatste stadium van den rouw kunnen zwarte bloemen worden toe gepast. De lange crêpe-sluier wordt door de weduwe drie of vier maanden gedragen; daarna wordt de lange grove tule voile met breeden crêpe zoom toegepast. Van byouteriën moet men in den rouw slechts het allernoodzakelijkste gebruiken als: broche en horlogeket ting van dof git henevens dito hoed- spelden. Handschoenen behooren van peau de suède of zwart linnen te zijn. Jonge kinderen laten men geen zwart dragen, daar het op het kinder lijk gemoed een somberen indruk maakt wanneer ze in hun donkere kleeding, met hun in lichte pakjes gestoken kameraadjes spelen. Men kan de kinderen hun witte kleertjes laten dragen en de gekleurde cein tuurs en haarlinten der meisjes een voudig door zwarte linten vervangen. Over de nieuwe modes willen we op het oogenblik niet verder uitweiden, Haar we den tijd niet mogen vooruit- 'loopen, door nu reeds melding te maken van de najaar-nouveauté'fl, (Waarvoor trouwens nog weinig be langstelling kan zijn. Iedereen wil zoo lang mogelijk van zijn zomer- garde-robe profiteeren om 't volgend jaar wederom met Iets nieuws voor den dag te kunnen komen. Een beslist feit is het echter dat in /Tiet a.s. seizoen zoowel de mouwen 'ats de rokken onzer toiletten zóó nauw 'feullen zijn, dat ze de bewegingen min 'Of meer moeten belemmeren. Doeuil- f let, een voornaam huls tq Parijs, 'lanceert een model onderrok, waarin 'tban de binnenzijde de kousenophou- «ers gehecht zhn, om zoodoende de (Voorbaan van den rok tegen de bee sten aan te drukken. We zijn nieuw»' gierig of deze nouveauté zal opgaan en of de gang onzer dames er beval- liger door zal worden/- MARIE VAN AMSTEL. -.Èérf .onzer, dankbaarste en gemak- Lelijkste, balkonplan ten is zeker wel ,de Oost-Indische liers. Velen onzer kunnen deze fraaie plant; met haar schat van bloemen da gelijks bestudeeren omdat zij haar zöo dicht in de nabijheid hebben, wei nigen echter zullen zich, vooral om dat het maar zoo'n gewone plant is, de moeite, geven, haar wat nauwkeu riger te bekijken. Och ja, het is ei genlijk een hofjesplant, die fraaie roode pelargoniums zijn op het bal kon veel aardiger, wat zou nu zoo'n gewone Oost-Indische kers voor bij zonders hebben! En toch, de plant is het bekijken wel waard. Om iets moois in de na tuur te zien, behoeven wij geen won derlijk gevormde Orchidee, Is het niet noodzakelijk, een honingdruppelende Itrelitsia (vogelbekbloem) in bloei te zien, niet steeds bewondert de gebo ren natuurvriend, gevoelige berberis- meeldraden óf zich sluitende mimu- lusstempels, niet voortdurend maai' ik zou het over onze kers heb ben. Deze week zat Ik een half uurtje bij zoo'n bloeiende „Oost-Indiër" uit Z. Amerika. Veel wonderlijks heb ik daar gezien, veel eigenaardigheden uit hel leven van dit plantje kwam ik zoo te weten. Zullen wij nog eens een bloempje afplukken? De lange bloemsteel is nog stevig genoeg, om de bloem wat vooruit te brengen; tóch is het windend karak ter, dat der geheele plant- eigen is, ook hier merkbaar. Kleurstof schijnt de plant genoeg te bezitten, want zelfs deze bloemsteel is bij enkele bloemen gelijk getint als de bloem zelf. Op het eerste gezicht onderscheiden wij geen kelk en kroon, alles vertoont nagenoeg dezelfde kleur. Bij nader waarnemen merken wij echter wel, dat wij ons deerlijk zouden vergissen. Wel degelijk is hier een kelk aanwe zig of liever, de kelk juist gééft "den eigenaard! gen typischen vorm aan de bloem, hij maakt er een zeer voor naam deel van uit. Een der vijf kelk slippen is gespoord en dit 25 m.M. lange uitsteeksel is zoo in 't oog loo pend, dat velen bet voor de bloem steel houden, zoodra wij dezen heb ben verwijderd. Laten wij nu de bloem eens recht voor ons nemen en kijken wij haar eens brutaal in het gezicht. Merkt gij naar welk punt üw oogen onwillekeurig gericht zijn? De boven ste drie kelk- en do bovenste twee kroonbladen vertoonen strepen, die u onvermijdelijk naai' het nectarreser- voir leiden. Deze streep en noemt men met een botanischen term „honingmerk"; den dienst ervan vertel ik u nog niet. Eerst bekijken wij nu de drie onder ste kroonbladen. Daar, waar liet versmalde deel, de z.g.n nagel dezer bladeren begint, zien wij een rij schubachtige haren, die, als de bloéin nog in knop is, om de acht helmknopjes liggen. Is de bloem ontplooid, dan zijn zij fier op gericht en spelen een rol bij de be stuiving. Tusschen de meeldraden in bevindt zich nu nog de stijl, die voorzien Is van drie kleine stempels en geplaatst is op een driedeelig vruchtbeginsel, dat verscholen ligt tusschen den voet der meeldraden. Nu bekijken wij de plant niet ver der op deze manier. Van den bouw weten wij nu genoog af. Ga nu rustig bij een bloeiende plant zitten en wacht op insectonbozoek. I-Ieel lang wordt ons geduld niet beproefd, de scherpe eigenaardige lucht schijnt vei' genoeg merkbaar te zijn, de opvallende kleur doet het ha re, zoodat ons plantje niet over verla tenheid behoeft te klagen. Daar komen al enkele witjes aan gevlogen. Zij strijken op de bloem neer en zuigen den honing met den langen rol tong óp. Aardiger echter is •het als wij zoo'n bij of hommel zien werken. Onze hommeteooi'ten hebben een zuigwerktuig, dat, als het insect den kop diep genoeg in, de spoor steekt, lang genoeg Is, om den honing te be reiken. De slurflengte bij hommels gaat van 15 tot SïO m.M. De aardhom- mel die een slurflengte van 8 m.M. heeft, bijt wel gaten in de spoor om zoodoende den honing, te bemachti gen, een kwaad, waaraan de wespen zich-eveneens schuldig maken. Kijk daar zet zich juist een hommel op de ondierste kroonbladen. Regelrecht moet het diertje maar naar den zoeten spoorinhoud.,' De be kende streep en wijzen den weg, ver dwalen is buiten gesloten. Maar de weg wordt versperd. De meeldraden die eerst, toen de bloem nog in knop- toestand was, zoo vredig tegen el kaar lagen, hebben zich nu opgericht. Enkele zijn reeds rijp en ontlasten 't stuifmeel. Daar begint de geweldenaars met kracht door te dringen. Het logge li chaam stoot tegen de kroonschubben, het stuifmeel, dat ons diertje reeds bij zich had stoot van zijn lichaam, af. De opgerichte stempels worden met stuifmeel bedekt en de bevruch ting is tot stand gekomen. De bloem is echter nog niet uitgebloeid. De helmknopjes der meeldraden, die het eerst tot rijpheid kwamen zijn het stuifmeel grootendeels kwijt. Heel eigenaardig buigen nu de afgewerkte meeldraden omlaag. Bescheiden trek ken zij zich terug om plaats te maken voor een volgend twee- of drietal. Een zuivere regelmaat hierin heb ik niet kunnen ontdekken.. In geen enkele bloem vond ik de meeldraden tegelij kertijd rijp, maar in de eene bloem zijn er twee, in een andere drie, in een volgende zelfs vier gelijk omhoog gericht. Ook is het merkwaardig, dat zij niet alle even lang zijn. Het paar, dat aan den voet van het onderste kroonhlad staat is het langst, dat bij de spoor het korst zoodat het bestui vend insect met het geheele lichaam in aanraking komt met stuifmeel.-De stempels krijgen zoo ook. steeds de noodige pollenkorrels. Voor dien rijken bloei is heel wat voedsel noodig. Een knol, bol of wortelstok is niet aanwezig De bladeren moeien alles vergoeden llun groote oppervlakte is daartoe uiterst geschikt. Daarbij is de stengel over de geheele lengte bebla- derd, waardoor de gezamenlijke blad oppervlakte zeer gioot wordt. Over het groote nut hiervan zullen wij het nog wel eens hebben in een van de volgende opstellen. H. PEUSENS. VRAGENBUS. Den Heor R., te H. De gal, die U mij hebt gezonden, is die van „An- dricus fecundatrix, en wel de ge slachtelijke generatie. Deze gal is ont staan uit een knop. De knopschubben doen het geheel wel wat op een hop bel gelijken. In het midden bevindt zich de eigenlijke harde gal, die ten slotte uit de schubben valt. Als onge slachtelijke generatie behoort hierbij „Andricus pilosus". De gallen hiervan zijn klein, ei-rond en ontstaan in den bloeitijd aan de mannelijke katjes van den eik. H. PEUSENS. De verdwenen Schilderijen. Des Zondagsnamiddags kan ieder een zonder entrée te betalen het be roemde schilderijenmuseum in Lon den, de National Galery aan de Tra falgar Square, gaan bezien. Het min der met aardsche goederen gezegende gedeelte van het volk maakt van de ze gunstige bepaling een zeer ruim gebruik. Ook heden wandelde een Zon- dagspubliek door de ruime zalen met de meesterwerken van den eer sten rang uit bijna alle schilderscho len uit alle landen en tijden aan de wanden. Telkens kwamen er weer nieuwe drommen binnen. Waar wil je me eigenlijk naar toe brengen, Jim? vroeg een man bui ten op de Square, aan zijn metgezel. Hier binnen, Kid. t— Is dat niet de schilderijenverza meling? Wat moeten we daar doen? Ik wil je op iets attent maken en dan je oordeel hooren over een plan, 'dat ik heb uitgedacht. Arm in arm betraden beiden de za len, bleven hier enkele oogenblikken voor een Carlo Crivelli uit de Oud- Venetiaansche School staan en ver toefden ginds wat langer voor een vertegenwoordiger der Hollondsche. Eindelijk gingen ze in de zaal der nieuwste Engelsche school op een rustbank zitten en bewonderden naar hei scheen de kleurrijke werken, wel ke oyeral aan dó wanden hingen. Je beweert dus, dat alle wanden dubbel zijn? fluisterde Kid. Alle dubbel! antwoordde ?im wel zacht, maar op zeer beslisten toon. De voorwanden zijn alle van hout en staan zoover van de achter ste, welke van steen zijn, dat een mensch er zich desnoods tusschen be wegen kan. Men heeftdie tusschen ruimten .gemaakt, opdat de kostbaro schilderijen bepaald droog zullen hangen en de kleuren niet lijden. Maar hoe ben je dat te weten ge komen? Zooals je weet, neem ik van tijd tot tijd, hoe moeilijk het mij ook valt, werk aan; dat het mij mogelijk maakt hiel' en daar gelegenheden te. leeren kennen. Zoo was ik kort geleden tij delijk ander de glazenwasschers ge gaan en heb een heele week lang bij- het schoonmaken der v.ensters van dit groote gebouw meegewerkt. Aha! Daarbij heb ik, zooals je zult moe ten toestemmen, ooren en oogen goed open gehad. Kid knikte toestemmend en glim lachte. De tusschenruimten, vervolgde Jim, zijn In elke zaal door een deur vau een halve manshoogte, welke slechts met een drukslot is gesloten, toegankelijk. De museumsuppoosten zijn in het bezit van drukkers en ope nen de deuren menigmaal, daar ze de tusschenruimten als bergplaatsen voor allerlei gereedschap gebruiken, doch alleen maar de gedeelten dicht bij de deuren, zoover zc met den arm kunnen reiken. Zelf gaan ze nooit in de tusschenruimten. Het is daar ook niet aangenaam: benauwd, pikdon ker en alles vol spihnewebben. Ik was namelijk in twee ervan. Maar luister nu naar mijn plan. Op een stillen 'avond in de wéék, even voordat de bezoekers zich móeten verwijderen, zoek je je een observatiepost uit en houdt de suppoosten' en het publiek, dat er nog mocht zijn scherp in het oog. Ik ga naast zoo'n kleine deur, die toegang geeft tot de tusschen- ruïmte staan, eri verdwijn op een teeken van jou tusschen de beide wanden. Drukkers, die passen, heb ik; het openen en sluiten zal niet veel tijd kosten. Jij gaat dan heel bedaard het gebouw uit en ik blijf in mijn schuilplaats. Als er geen bezoek meer is, komen de bewakers elk half uur rond. Na middernacht, als ik den be waker voorbij bob hooren gaan, en de lucht dus zuiver is, sluip ik mijn gevangenis uit en haal in de middel ste achterzaal van de eerste verdie ping eenïge kleine schilderijen, die zeer kostbaar moeten zijn, van de wanden. Voor de vensters van die zaal bevinden zich namelijk dichte boschjes. Daar houd jij je op en helpt mij bij het naar buiten klimmen en het in veiligheid brengen van den buit. Wat zeg je er van?- Kid floot zachtjes door de tanden en wiegde het hoofd heen en weer. Plotseling stond hij op en zei: Daaraan doe ik niet mee. Jlm stak zijn arm door dien van Kid. Maar waai'om dan niet? Acht- je het zaakje te gevaarlijk? De uitvoering niet. Maar, waar zullen we de schilderijen, welke zoo buitengewoon kostbaar moeten zijn, te geldie maken? Geen heler zal er iets mee te doen willen hebben. Want zij kunnen immers niet gesmolten wor den als goud en zilver, of omgeslepen als edelgesteenten. En bieden wij ze aan een kunstkooper te koop aan, dan zal men ons onmiddellijk laten inpikken. Jim begon -na te denken. Wat je daar zegt, is werkelijk waar, zei hij eindelijk vrij wat terneergeslagen. Ik had dat heelemaal niét overwogen. Hoe jammer van mijn mooi plan! Ik meende al eenige honderden ponden goed en wel in mijn aalt te hebben. Hmeenigo honderden ponden! bromde Kid. 't Zóu niet onaardig zijn. Zouden we 't zaakje niet anders kunnen aanpakken, Kid? Span je her sens toch eens in! Het paar ging weer de straat op, sloeg den weg in naar de Northum berland Avenue en slenterde die af. Kid peinsde en peinsde, maar ver zuimde toch ook niet nu en dan ter sluiks rechts en links te kijken. Er was weinig drukte in de straat. Bij de aanplakborden, waarvoor men ln <ïe week altijd veel leegloopers kan zien staan, stond nu niemand. Op een van die borden, welke ze met hun belden voorbijslenterden, was een ynprrood r$clamebiljet ge plakt, dat Kid in de oogen stok. Hij las het, Jim eveneens. Daar de eerste geen aanstalten maakte om weg te gaan, zei Jim: Kom! Waarom zullen we hier zoo lang blijven staan? Kid keek zijn makker eenigszins verachtelijk aan. Zeggen jouw kalver- harsens, nadat je deze reclame hebt gelezen, je no-g niet, wat we in onze aangelegenheid kunnen doen? Jirn zette groote oogen op en las nogmaals: „Tien pond belooning voor ieder, die bewijst, dat de uitverkoop van mijn schoenenmagazijn zwendel is.' Neen, bekende hij aarzelend. Ln de fijnigheden en het uitdenken van de laatste middeltjes hen- jij mij xLe baas. Kid gevoelde zich blijkbaar ge streeld. Ais wij doen, wat mij op 't oo genblik voor den geest zweeft, moe ten wij de kostbaarste schilderijen uitzoeken, Jim. En niet maar drie of vier, doch dadelijk een heel aantal en ook groote er bij. De zaak moet ont steltenis verwekken. Maar laat ons allereerst naar dePortugalstreet gaan en zien, of we mister B rasham thuis vinden. Ik wil hem namelijk eens vra gen,- hoeveel wij, als de zaak verkeerd gaat, in 't ergste geval op ons boekje krijgen, en ten tweede, of hij tegen een behoorlijk honorarium zoo'n beetje tusschenpersoon wil spelen. Dat hij in verschillende mooie zaak jes reeds met succes als zoodanig is opgetreden, weet ik van vertrouwbare zijde. Laten we dus eens hooren, wat hij zegt. Mister Brasham was een van die talrijke zaakwaarnemers van de be ruchtste soort welke ih nauwe straten en steegjes achter de met hun. front, naar de prachtige.Strandstreet ge keerde gerechtshoven wonen. Hij had rfn zijn avontuurlijk leven alle scho len doorloopen en stond om zijn sluw heid, dienstvaardigheid en stilzwij gendheid in de kringen der Londen- sche misdadigers hoog aangeschre ven. Dezen braven man gingen Kid en Jims dus opzoeken. De kunstschatten der National Ga lery worden ook des nachts bewaakt. Bewakers surveilleer en met regelma tige tusschenpoozen de zalenen be dienen hier en daar de controle-uur- werken. In den nacht van Maandag op Dins dag schrikte een der bewakers, die na middernacht dóór de zalen dei- eerste verdieping ging, van een ge opend venster. Dat was immers een half uur geleden nog gesloten ge weest! Hij keek beter toe en bemerkte tot zijn nog grooter schrik, dat er aan het vensterkruis een sterk touw was geknoopt hetwelk naai' beneden hing. Hij keerde zich om en ging de wanden langs. In de rijen schilder stukken waren heel wat open plek ken. Er waren dus dieven geweestl Ijlings haalde hij zijn collega's er bij. De inspecteur van 't museum werd gewekt. De politie werd per te lefoon gewaarschuwd. Het ingestelde onderzoek leidde tot een verbluffend en verpletterend re sultaat. Er moest een hecle „bende" gewerkt hebben. Gedekt door de hij zónder dichte boschjes, welke zich aan den achterkant van 't gebouw onder de vensters bevonden, was on getwijfeld een man op de schouders van een ander geklommen, had een vensterruit zorgvuldig met een pik pleister bedekt, de ruit ingedrukt, het venster geopend, het sterke touw aan het vensterkruis bevestigd, zoo dat zijn makkers nu gemakkelijk naar boven konden komen. De be pleisterde omit vond. men op den vloer der zaal. De bende moest precies hebben ge weten, wanneer de bewakers de ron de deden. Wellicht hadden ze gecon stateerd, hoe het licht van de hand lantarens der bewakers eiken nacht op geregelde tijden langs de ver schillende donkere vensters zichtbaar werd. De brutale dieven hadden voor 't uitvoeren van hun werk hoogstens ruim. twintig minuten tijd gehad, waarvan het grootste gedeelte, naar men wel moest veronderstellen, ge bruikt was voor de kunstige behan deling der groote glasruit. En toch waren in de weinige minuten, welke er overbleven, niet minder dan vijf tien groote schilderijen verwijderd buitengewoon kostbare en niet weer te vervangen origineelen van Leonar do da Vinoi, Sebastian di Piombo, Titian, Giovanni Bellini, Paolo Vero nese,, en in dé allereerste plaals de Madonna Aldobrandini van. Raphael Sanzio. Dit laatste is een der heerlijkste en kostbaarste schilderijen, welke ln de wereld te vinden zijn. De volkomen rust der afgebeelde personen en de schoon lieid hunner gelaatstrekken brengen den beschouwer in verruk king. De directievan het museum schatte de schilderij op .een waarde van 115000 pond sterling. Het onhe- grijpelijksté 'echter was, dat do die ven zich niet alleen van. het doek, maar ook van de zeer zware lijst, welke aan den wand was geschroefd, hadden meester gemaakt! kien had dus mèt een buitenge woon geslepen bende misdadigers tp doen, welke misschien in bijzondere opdracht van oen ander had gehan deld. Bleek "deze verohdeïstélling waar, dan 'zou' de buit," nadat men hem lang genoeg in dê stad verbor gen had gehouden, hoogstwaarschijn lijk over den Oceaan in veiligheid worden gebracht. De directie van het museum was 't voorloópig met zich zelve niet eens, of ze de slechte tijding dadelijk pu bliek zou maken dan of ze liever eerst de politie Ln stilte nasporingen zou laten doen. In den loop van den morgen besloot ze tot het eerste en wol vooral uit vrees, dat de kunst schatten voorloopig naai' het vaste land gebracht zouden worden. Men loofde daarom een groote beloouing uit. Hij, die met zekerheid de plaats aanwees, waar de schilderijen ver borgen waren, zou drieduizend pond ontvangen. Er verliep een week. Van do ver dwenen kunstschatten ontdekte men geen spoor. De opgewondenheid van het publiek over den diefstal steeg steeds hoo- geK Dé directie van hét museum was op het punt van wanhopig te wor den. Daar liet zich op zekeren mor gen bij mister Morley,- den eersten di recteur, een zekere mister Brasham aandienen met de boodschap, dat hij tijding omtrent de gestolen scliilde- reijn bracht. Hij werd naar aanlei ding daarvan direct toegelaten. Mister Morley snelde den binnen tredende, een man met hooge schou ders en het gezicht van een vos, op gewonden tegemoet. Krijgen we eindelijk een spoor? riep hij. Spreek meneer 1 Brasman trok zijn hoofd zoo moge lijk nog dieper tusschen de schouders, de rimpels, welke in de lengte over zij n vossengezicht liepen, werden nog dieper. Spoor? zei hij. Ja wel, spoor meneer de directeur! Maar goed be schouwd is 't verdor ook niets. Martel mij niet langer, meneer! De zaak is deze, meneer do di recteur. Ik hen in de eerste plaats 'n goed Engelschmau en in de tweede plaats ben ik zaakwaarnemer. Als goed Engelschman heeft het be richt van het verdwijnen onzer nooit te vergoeden kunstschatten mij na tuurlijk diep getroffen. Als zaak waarnemer heb ik dikwijls met aller lei soort volk te doen. Niets was dus natuurlijker dan dat ik eikencliënt van twijfelachtig allooi, die mij be zocht, zoo terloops voorzichtig, heel voorzichti gpolste, of hij misschien ook iets wist omtrent de plaats, waar de kostbare buit verborgen was. Zooals ik gezegd heb, deed ik dat als goed Engelschman en volstrekt niet mot het oog op de uitgeloofde bcloo- ning. En... Hij hield op. Verder verder, meneer! drong mister Morley aan. Maar de mooie belooning ge bruikte ik toch altijd tegenover de be trokken personen als lokprijs en aan sporing. Men moest in zijn omgeving de ooren open hebben, ried ik drin gend aan. I-Iier was wat te verdienen. Gisteravond laat kwam bij mij een man, die voorgaf de tusschenpersoon; vooa' een' tusschenpersoon te zijn. Hij verklaarde, dat, wanneer ik mij te genover hem persoonlijk borg stelde voor een eerlijke uitbetaling der be looning, hij mij de plaats zou verra den, waar de schilderijen alle en onbeschadigd verborgen waren. Ha! En ge hebt u daartoe ver plicht, meneer? Niet waar, ge hebt 't immers gedaan? Dat kon ik maar zoo niet, me neer de directeur. Ik heb echter den man gezegd, dat hij vandaag terug moest komen. De aangelegenheid heeft mij den ganschen nacht door 't hoofd gespookt. Vanmorgen was ik besloten naar de politie te gaan en den man, als hij terugkwam, te laten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 9