BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Rnbriek voor Vrouwen
Het rijke Natuurleven
26e Jaargang
ZATERDAG 15 AUGUSTUS 1908
No. 7712
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
18,20 PER 3 BAANDEN
SO CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN
-VVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rouwkleederen. De ko
mende model
Als wij heden,, beschenen dóór de-
schitterende stralen der zopierzón,
onze modebésprekipg den treurenden,
wijden en de rouwkleeren bespreken,
is dat niet om onze lezeressen het
momento mori" toe te roepen; doch
eenvoudig een gevolg van praktisch
overleg om den stillen tijd, dien we
thans in de mode beleven den rouw-
dragenden dienstbaar te maken. Me
nigmaal komt men tot ons met de
vraag hoe lang men voor een vader,
zuster of schoonzuster „moet" rou
wen.
Naar onze bescheiden meaning
„moet" niemand, rouw dragen, die
daaraan geen behoefte gevoelt; om
dat de zwarte eenvoudige kteeren
haar spoedig zouden vervelen. Over
al bestaan zèdewetten, die den duur
van den rouw voor de verschillende
graden van verwantschap voorschrij
ven; deze kunnen echter naai' welge
vallen gewijzigd worden. In de mees
te landen is het voorschrift, dat de
weduwe om haar verloren echtge
noot twee volle jaren rouw draagt, 'r
eerste jaar gaat zij gekleed in dof
zwart, om in het tweede tot grijs-wit
en lilas over te gaan. Voor ouders,
broeders en zusters rouwtmen één
jaar en drie maanden licht; er zijn
echter streken waar het gewoonte is
slechts een half jaar zwaren rouw te
dragen.
Voor verre bloedverwanten bestaan
geen voorsclmiften en blijft het rouw-
tlragen dus uitsluitend een gevoels
kwestie.
Voor een geliefden oom of tante
neemt men een half jaar rouw aan,
alhoewel' het voorschrift te: dien- op
zichte slechts zos weken is. Zoöals we
reeds Hier boven aanstipten kan men
omtrent den duur van den rouw geen
vaste voorschriften geven, doch het
valt vooral buitenlanders op, dat de
Hollanders over het algemeen zoo
weinig met rouwkleeren op hebben.
In België, Frankrijk en ook in
Duitschrand wordt veel meer rouw
gedragen dan bij ons. Hoe zwaarder
de rouw is, die men zich oplegt, hoe
eenvoudiger de modellen 'onzer toilet
ten behooren te zijn. Sleepende klee-
iten, die de vormen van het lichaam
zooveel mogelijk bedekken, een zonder
andere garneering dan het klassieke
Engelsche crêpe, kunnen alleen op
„zwaren" 'rouw aanspraak maken.
Een eenvoudig wit halsboord en di
to manchetten verhoogen den indruk
Van zwaren rouw, zoo ook een witte
ruche in den hoedrand der weduwe.
De garneering, zoowel als den vorm
van xouwhocdon moet zeer eenvoudig
zijn. Veereh garnituur is beslist uit
gesloten doch aanbeveling verdienen
rosetten van crêpe en later van tüle;
in het laatste stadium van den rouw
kunnen zwarte bloemen worden toe
gepast. De lange crêpe-sluier wordt
door de weduwe drie of vier maanden
gedragen; daarna wordt de lange
grove tule voile met breeden crêpe
zoom toegepast.
Van byouteriën moet men in den
rouw slechts het allernoodzakelijkste
gebruiken als: broche en horlogeket
ting van dof git henevens dito hoed-
spelden.
Handschoenen behooren van peau
de suède of zwart linnen te zijn.
Jonge kinderen laten men geen
zwart dragen, daar het op het kinder
lijk gemoed een somberen indruk
maakt wanneer ze in hun donkere
kleeding, met hun in lichte pakjes
gestoken kameraadjes spelen. Men
kan de kinderen hun witte kleertjes
laten dragen en de gekleurde cein
tuurs en haarlinten der meisjes een
voudig door zwarte linten vervangen.
Over de nieuwe modes willen we op
het oogenblik niet verder uitweiden,
Haar we den tijd niet mogen vooruit-
'loopen, door nu reeds melding te
maken van de najaar-nouveauté'fl,
(Waarvoor trouwens nog weinig be
langstelling kan zijn. Iedereen wil
zoo lang mogelijk van zijn zomer-
garde-robe profiteeren om 't volgend
jaar wederom met Iets nieuws voor
den dag te kunnen komen.
Een beslist feit is het echter dat in
/Tiet a.s. seizoen zoowel de mouwen
'ats de rokken onzer toiletten zóó nauw
'feullen zijn, dat ze de bewegingen min
'Of meer moeten belemmeren. Doeuil-
f let, een voornaam huls tq Parijs,
'lanceert een model onderrok, waarin
'tban de binnenzijde de kousenophou-
«ers gehecht zhn, om zoodoende de
(Voorbaan van den rok tegen de bee
sten aan te drukken. We zijn nieuw»'
gierig of deze nouveauté zal opgaan
en of de gang onzer dames er beval-
liger door zal worden/-
MARIE VAN AMSTEL.
-.Èérf .onzer, dankbaarste en gemak-
Lelijkste, balkonplan ten is zeker wel
,de Oost-Indische liers.
Velen onzer kunnen deze fraaie
plant; met haar schat van bloemen da
gelijks bestudeeren omdat zij haar
zöo dicht in de nabijheid hebben, wei
nigen echter zullen zich, vooral om
dat het maar zoo'n gewone plant is,
de moeite, geven, haar wat nauwkeu
riger te bekijken. Och ja, het is ei
genlijk een hofjesplant, die fraaie
roode pelargoniums zijn op het bal
kon veel aardiger, wat zou nu zoo'n
gewone Oost-Indische kers voor bij
zonders hebben!
En toch, de plant is het bekijken
wel waard. Om iets moois in de na
tuur te zien, behoeven wij geen won
derlijk gevormde Orchidee, Is het niet
noodzakelijk, een honingdruppelende
Itrelitsia (vogelbekbloem) in bloei te
zien, niet steeds bewondert de gebo
ren natuurvriend, gevoelige berberis-
meeldraden óf zich sluitende mimu-
lusstempels, niet voortdurend
maai' ik zou het over onze kers heb
ben.
Deze week zat Ik een half uurtje bij
zoo'n bloeiende „Oost-Indiër" uit Z.
Amerika. Veel wonderlijks heb ik
daar gezien, veel eigenaardigheden
uit hel leven van dit plantje kwam
ik zoo te weten.
Zullen wij nog eens een bloempje
afplukken?
De lange bloemsteel is nog stevig
genoeg, om de bloem wat vooruit te
brengen; tóch is het windend karak
ter, dat der geheele plant- eigen is,
ook hier merkbaar. Kleurstof schijnt
de plant genoeg te bezitten, want
zelfs deze bloemsteel is bij enkele
bloemen gelijk getint als de bloem
zelf.
Op het eerste gezicht onderscheiden
wij geen kelk en kroon, alles vertoont
nagenoeg dezelfde kleur. Bij nader
waarnemen merken wij echter wel,
dat wij ons deerlijk zouden vergissen.
Wel degelijk is hier een kelk aanwe
zig of liever, de kelk juist gééft "den
eigenaard! gen typischen vorm aan de
bloem, hij maakt er een zeer voor
naam deel van uit. Een der vijf kelk
slippen is gespoord en dit 25 m.M.
lange uitsteeksel is zoo in 't oog loo
pend, dat velen bet voor de bloem
steel houden, zoodra wij dezen heb
ben verwijderd.
Laten wij nu de bloem eens recht
voor ons nemen en kijken wij haar
eens brutaal in het gezicht.
Merkt gij naar welk punt üw oogen
onwillekeurig gericht zijn? De boven
ste drie kelk- en do bovenste twee
kroonbladen vertoonen strepen, die u
onvermijdelijk naai' het nectarreser-
voir leiden.
Deze streep en noemt men met een
botanischen term „honingmerk"; den
dienst ervan vertel ik u nog niet.
Eerst bekijken wij nu de drie onder
ste kroonbladen.
Daar, waar liet versmalde deel, de
z.g.n nagel dezer bladeren begint,
zien wij een rij schubachtige haren,
die, als de bloéin nog in knop is, om
de acht helmknopjes liggen. Is de
bloem ontplooid, dan zijn zij fier op
gericht en spelen een rol bij de be
stuiving.
Tusschen de meeldraden in bevindt
zich nu nog de stijl, die voorzien Is
van drie kleine stempels en geplaatst
is op een driedeelig vruchtbeginsel,
dat verscholen ligt tusschen den voet
der meeldraden.
Nu bekijken wij de plant niet ver
der op deze manier. Van den bouw
weten wij nu genoog af. Ga nu rustig
bij een bloeiende plant zitten en
wacht op insectonbozoek.
I-Ieel lang wordt ons geduld niet
beproefd, de scherpe eigenaardige
lucht schijnt vei' genoeg merkbaar te
zijn, de opvallende kleur doet het ha
re, zoodat ons plantje niet over verla
tenheid behoeft te klagen.
Daar komen al enkele witjes aan
gevlogen. Zij strijken op de bloem
neer en zuigen den honing met den
langen rol tong óp. Aardiger echter is
•het als wij zoo'n bij of hommel zien
werken.
Onze hommeteooi'ten hebben een
zuigwerktuig, dat, als het insect den
kop diep genoeg in, de spoor steekt,
lang genoeg Is, om den honing te be
reiken. De slurflengte bij hommels
gaat van 15 tot SïO m.M. De aardhom-
mel die een slurflengte van 8 m.M.
heeft, bijt wel gaten in de spoor om
zoodoende den honing, te bemachti
gen, een kwaad, waaraan de wespen
zich-eveneens schuldig maken.
Kijk daar zet zich juist een hommel
op de ondierste kroonbladen.
Regelrecht moet het diertje maar
naar den zoeten spoorinhoud.,' De be
kende streep en wijzen den weg, ver
dwalen is buiten gesloten. Maar de
weg wordt versperd. De meeldraden
die eerst, toen de bloem nog in knop-
toestand was, zoo vredig tegen el
kaar lagen, hebben zich nu opgericht.
Enkele zijn reeds rijp en ontlasten 't
stuifmeel.
Daar begint de geweldenaars met
kracht door te dringen. Het logge li
chaam stoot tegen de kroonschubben,
het stuifmeel, dat ons diertje reeds
bij zich had stoot van zijn lichaam,
af. De opgerichte stempels worden
met stuifmeel bedekt en de bevruch
ting is tot stand gekomen. De bloem
is echter nog niet uitgebloeid. De
helmknopjes der meeldraden, die het
eerst tot rijpheid kwamen zijn het
stuifmeel grootendeels kwijt. Heel
eigenaardig buigen nu de afgewerkte
meeldraden omlaag. Bescheiden trek
ken zij zich terug om plaats te maken
voor een volgend twee- of drietal. Een
zuivere regelmaat hierin heb ik niet
kunnen ontdekken.. In geen enkele
bloem vond ik de meeldraden tegelij
kertijd rijp, maar in de eene bloem
zijn er twee, in een andere drie, in
een volgende zelfs vier gelijk omhoog
gericht. Ook is het merkwaardig, dat
zij niet alle even lang zijn. Het paar,
dat aan den voet van het onderste
kroonhlad staat is het langst, dat bij
de spoor het korst zoodat het bestui
vend insect met het geheele lichaam
in aanraking komt met stuifmeel.-De
stempels krijgen zoo ook. steeds de
noodige pollenkorrels.
Voor dien rijken bloei is heel wat
voedsel noodig.
Een knol, bol of wortelstok is niet
aanwezig De bladeren moeien alles
vergoeden llun groote oppervlakte is
daartoe uiterst geschikt. Daarbij is de
stengel over de geheele lengte bebla-
derd, waardoor de gezamenlijke blad
oppervlakte zeer gioot wordt.
Over het groote nut hiervan zullen
wij het nog wel eens hebben in een
van de volgende opstellen.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Den Heor R., te H. De gal, die U
mij hebt gezonden, is die van „An-
dricus fecundatrix, en wel de ge
slachtelijke generatie. Deze gal is ont
staan uit een knop. De knopschubben
doen het geheel wel wat op een hop
bel gelijken. In het midden bevindt
zich de eigenlijke harde gal, die ten
slotte uit de schubben valt. Als onge
slachtelijke generatie behoort hierbij
„Andricus pilosus". De gallen hiervan
zijn klein, ei-rond en ontstaan in den
bloeitijd aan de mannelijke katjes van
den eik.
H. PEUSENS.
De verdwenen
Schilderijen.
Des Zondagsnamiddags kan ieder
een zonder entrée te betalen het be
roemde schilderijenmuseum in Lon
den, de National Galery aan de Tra
falgar Square, gaan bezien. Het min
der met aardsche goederen gezegende
gedeelte van het volk maakt van de
ze gunstige bepaling een zeer ruim
gebruik.
Ook heden wandelde een Zon-
dagspubliek door de ruime zalen
met de meesterwerken van den eer
sten rang uit bijna alle schilderscho
len uit alle landen en tijden aan de
wanden. Telkens kwamen er weer
nieuwe drommen binnen.
Waar wil je me eigenlijk naar
toe brengen, Jim? vroeg een man bui
ten op de Square, aan zijn metgezel.
Hier binnen, Kid.
t— Is dat niet de schilderijenverza
meling? Wat moeten we daar doen?
Ik wil je op iets attent maken
en dan je oordeel hooren over een
plan, 'dat ik heb uitgedacht.
Arm in arm betraden beiden de za
len, bleven hier enkele oogenblikken
voor een Carlo Crivelli uit de Oud-
Venetiaansche School staan en ver
toefden ginds wat langer voor een
vertegenwoordiger der Hollondsche.
Eindelijk gingen ze in de zaal der
nieuwste Engelsche school op een
rustbank zitten en bewonderden naar
hei scheen de kleurrijke werken, wel
ke oyeral aan dó wanden hingen.
Je beweert dus, dat alle wanden
dubbel zijn? fluisterde Kid.
Alle dubbel! antwoordde ?im
wel zacht, maar op zeer beslisten
toon. De voorwanden zijn alle van
hout en staan zoover van de achter
ste, welke van steen zijn, dat een
mensch er zich desnoods tusschen be
wegen kan. Men heeftdie tusschen
ruimten .gemaakt, opdat de kostbaro
schilderijen bepaald droog zullen
hangen en de kleuren niet lijden.
Maar hoe ben je dat te weten ge
komen?
Zooals je weet, neem ik van tijd
tot tijd, hoe moeilijk het mij ook valt,
werk aan; dat het mij mogelijk maakt
hiel' en daar gelegenheden te. leeren
kennen. Zoo was ik kort geleden tij
delijk ander de glazenwasschers ge
gaan en heb een heele week lang bij-
het schoonmaken der v.ensters van
dit groote gebouw meegewerkt.
Aha!
Daarbij heb ik, zooals je zult moe
ten toestemmen, ooren en oogen goed
open gehad.
Kid knikte toestemmend en glim
lachte.
De tusschenruimten, vervolgde
Jim, zijn In elke zaal door een deur
vau een halve manshoogte, welke
slechts met een drukslot is gesloten,
toegankelijk. De museumsuppoosten
zijn in het bezit van drukkers en ope
nen de deuren menigmaal, daar ze
de tusschenruimten als bergplaatsen
voor allerlei gereedschap gebruiken,
doch alleen maar de gedeelten dicht
bij de deuren, zoover zc met den arm
kunnen reiken. Zelf gaan ze nooit in
de tusschenruimten. Het is daar ook
niet aangenaam: benauwd, pikdon
ker en alles vol spihnewebben. Ik was
namelijk in twee ervan. Maar luister
nu naar mijn plan. Op een stillen
'avond in de wéék, even voordat de
bezoekers zich móeten verwijderen,
zoek je je een observatiepost uit en
houdt de suppoosten' en het publiek,
dat er nog mocht zijn scherp in het
oog. Ik ga naast zoo'n kleine deur,
die toegang geeft tot de tusschen-
ruïmte staan, eri verdwijn op een
teeken van jou tusschen de beide
wanden. Drukkers, die passen, heb
ik; het openen en sluiten zal niet veel
tijd kosten. Jij gaat dan heel bedaard
het gebouw uit en ik blijf in mijn
schuilplaats. Als er geen bezoek meer
is, komen de bewakers elk half uur
rond. Na middernacht, als ik den be
waker voorbij bob hooren gaan, en
de lucht dus zuiver is, sluip ik mijn
gevangenis uit en haal in de middel
ste achterzaal van de eerste verdie
ping eenïge kleine schilderijen, die
zeer kostbaar moeten zijn, van de
wanden. Voor de vensters van die
zaal bevinden zich namelijk dichte
boschjes. Daar houd jij je op en helpt
mij bij het naar buiten klimmen en
het in veiligheid brengen van den
buit. Wat zeg je er van?-
Kid floot zachtjes door de tanden
en wiegde het hoofd heen en weer.
Plotseling stond hij op en zei:
Daaraan doe ik niet mee.
Jlm stak zijn arm door dien van
Kid.
Maar waai'om dan niet? Acht- je
het zaakje te gevaarlijk?
De uitvoering niet. Maar, waar
zullen we de schilderijen, welke zoo
buitengewoon kostbaar moeten zijn,
te geldie maken? Geen heler zal er iets
mee te doen willen hebben. Want zij
kunnen immers niet gesmolten wor
den als goud en zilver, of omgeslepen
als edelgesteenten. En bieden wij ze
aan een kunstkooper te koop aan,
dan zal men ons onmiddellijk laten
inpikken.
Jim begon -na te denken. Wat je
daar zegt, is werkelijk waar, zei hij
eindelijk vrij wat terneergeslagen. Ik
had dat heelemaal niét overwogen.
Hoe jammer van mijn mooi plan! Ik
meende al eenige honderden ponden
goed en wel in mijn aalt te hebben.
Hmeenigo honderden ponden!
bromde Kid. 't Zóu niet onaardig zijn.
Zouden we 't zaakje niet anders
kunnen aanpakken, Kid? Span je her
sens toch eens in!
Het paar ging weer de straat op,
sloeg den weg in naar de Northum
berland Avenue en slenterde die af.
Kid peinsde en peinsde, maar ver
zuimde toch ook niet nu en dan ter
sluiks rechts en links te kijken. Er
was weinig drukte in de straat. Bij
de aanplakborden, waarvoor men ln
<ïe week altijd veel leegloopers kan
zien staan, stond nu niemand.
Op een van die borden, welke ze
met hun belden voorbijslenterden,
was een ynprrood r$clamebiljet ge
plakt, dat Kid in de oogen stok. Hij
las het, Jim eveneens.
Daar de eerste geen aanstalten
maakte om weg te gaan, zei Jim:
Kom! Waarom zullen we hier
zoo lang blijven staan?
Kid keek zijn makker eenigszins
verachtelijk aan. Zeggen jouw kalver-
harsens, nadat je deze reclame hebt
gelezen, je no-g niet, wat we in onze
aangelegenheid kunnen doen?
Jirn zette groote oogen op en las
nogmaals:
„Tien pond belooning voor ieder,
die bewijst, dat de uitverkoop van
mijn schoenenmagazijn zwendel is.'
Neen, bekende hij aarzelend. Ln
de fijnigheden en het uitdenken van
de laatste middeltjes hen- jij mij xLe
baas.
Kid gevoelde zich blijkbaar ge
streeld.
Ais wij doen, wat mij op 't oo
genblik voor den geest zweeft, moe
ten wij de kostbaarste schilderijen
uitzoeken, Jim. En niet maar drie of
vier, doch dadelijk een heel aantal en
ook groote er bij. De zaak moet ont
steltenis verwekken. Maar laat ons
allereerst naar dePortugalstreet gaan
en zien, of we mister B rasham thuis
vinden. Ik wil hem namelijk eens vra
gen,- hoeveel wij, als de zaak verkeerd
gaat, in 't ergste geval op ons boekje
krijgen, en ten tweede, of hij tegen
een behoorlijk honorarium zoo'n
beetje tusschenpersoon wil spelen.
Dat hij in verschillende mooie zaak
jes reeds met succes als zoodanig is
opgetreden, weet ik van vertrouwbare
zijde. Laten we dus eens hooren,
wat hij zegt.
Mister Brasham was een van die
talrijke zaakwaarnemers van de be
ruchtste soort welke ih nauwe straten
en steegjes achter de met hun. front,
naar de prachtige.Strandstreet ge
keerde gerechtshoven wonen. Hij had
rfn zijn avontuurlijk leven alle scho
len doorloopen en stond om zijn sluw
heid, dienstvaardigheid en stilzwij
gendheid in de kringen der Londen-
sche misdadigers hoog aangeschre
ven.
Dezen braven man gingen Kid en
Jims dus opzoeken.
De kunstschatten der National Ga
lery worden ook des nachts bewaakt.
Bewakers surveilleer en met regelma
tige tusschenpoozen de zalenen be
dienen hier en daar de controle-uur-
werken.
In den nacht van Maandag op Dins
dag schrikte een der bewakers, die
na middernacht dóór de zalen dei-
eerste verdieping ging, van een ge
opend venster. Dat was immers een
half uur geleden nog gesloten ge
weest!
Hij keek beter toe en bemerkte tot
zijn nog grooter schrik, dat er aan
het vensterkruis een sterk touw was
geknoopt hetwelk naai' beneden hing.
Hij keerde zich om en ging de
wanden langs. In de rijen schilder
stukken waren heel wat open plek
ken. Er waren dus dieven geweestl
Ijlings haalde hij zijn collega's er
bij. De inspecteur van 't museum
werd gewekt. De politie werd per te
lefoon gewaarschuwd.
Het ingestelde onderzoek leidde tot
een verbluffend en verpletterend re
sultaat. Er moest een hecle „bende"
gewerkt hebben. Gedekt door de hij
zónder dichte boschjes, welke zich
aan den achterkant van 't gebouw
onder de vensters bevonden, was on
getwijfeld een man op de schouders
van een ander geklommen, had een
vensterruit zorgvuldig met een pik
pleister bedekt, de ruit ingedrukt,
het venster geopend, het sterke touw
aan het vensterkruis bevestigd, zoo
dat zijn makkers nu gemakkelijk
naar boven konden komen. De be
pleisterde omit vond. men op den
vloer der zaal.
De bende moest precies hebben ge
weten, wanneer de bewakers de ron
de deden. Wellicht hadden ze gecon
stateerd, hoe het licht van de hand
lantarens der bewakers eiken nacht
op geregelde tijden langs de ver
schillende donkere vensters zichtbaar
werd. De brutale dieven hadden voor
't uitvoeren van hun werk hoogstens
ruim. twintig minuten tijd gehad,
waarvan het grootste gedeelte, naar
men wel moest veronderstellen, ge
bruikt was voor de kunstige behan
deling der groote glasruit. En toch
waren in de weinige minuten, welke
er overbleven, niet minder dan vijf
tien groote schilderijen verwijderd
buitengewoon kostbare en niet weer
te vervangen origineelen van Leonar
do da Vinoi, Sebastian di Piombo,
Titian, Giovanni Bellini, Paolo Vero
nese,, en in dé allereerste plaals de
Madonna Aldobrandini van. Raphael
Sanzio.
Dit laatste is een der heerlijkste en
kostbaarste schilderijen, welke ln de
wereld te vinden zijn. De volkomen
rust der afgebeelde personen en de
schoon lieid hunner gelaatstrekken
brengen den beschouwer in verruk
king. De directievan het museum
schatte de schilderij op .een waarde
van 115000 pond sterling. Het onhe-
grijpelijksté 'echter was, dat do die
ven zich niet alleen van. het doek,
maar ook van de zeer zware lijst,
welke aan den wand was geschroefd,
hadden meester gemaakt!
kien had dus mèt een buitenge
woon geslepen bende misdadigers tp
doen, welke misschien in bijzondere
opdracht van oen ander had gehan
deld. Bleek "deze verohdeïstélling
waar, dan 'zou' de buit," nadat men
hem lang genoeg in dê stad verbor
gen had gehouden, hoogstwaarschijn
lijk over den Oceaan in veiligheid
worden gebracht.
De directie van het museum was 't
voorloópig met zich zelve niet eens,
of ze de slechte tijding dadelijk pu
bliek zou maken dan of ze liever eerst
de politie Ln stilte nasporingen zou
laten doen. In den loop van den
morgen besloot ze tot het eerste en
wol vooral uit vrees, dat de kunst
schatten voorloopig naai' het vaste
land gebracht zouden worden. Men
loofde daarom een groote beloouing
uit. Hij, die met zekerheid de plaats
aanwees, waar de schilderijen ver
borgen waren, zou drieduizend pond
ontvangen.
Er verliep een week. Van do ver
dwenen kunstschatten ontdekte men
geen spoor.
De opgewondenheid van het publiek
over den diefstal steeg steeds hoo-
geK Dé directie van hét museum was
op het punt van wanhopig te wor
den. Daar liet zich op zekeren mor
gen bij mister Morley,- den eersten di
recteur, een zekere mister Brasham
aandienen met de boodschap, dat hij
tijding omtrent de gestolen scliilde-
reijn bracht. Hij werd naar aanlei
ding daarvan direct toegelaten.
Mister Morley snelde den binnen
tredende, een man met hooge schou
ders en het gezicht van een vos, op
gewonden tegemoet.
Krijgen we eindelijk een spoor?
riep hij. Spreek meneer 1
Brasman trok zijn hoofd zoo moge
lijk nog dieper tusschen de schouders,
de rimpels, welke in de lengte over
zij n vossengezicht liepen, werden nog
dieper. Spoor? zei hij. Ja wel, spoor
meneer de directeur! Maar goed be
schouwd is 't verdor ook niets.
Martel mij niet langer, meneer!
De zaak is deze, meneer do di
recteur. Ik hen in de eerste plaats 'n
goed Engelschmau en in de tweede
plaats ben ik zaakwaarnemer.
Als goed Engelschman heeft het be
richt van het verdwijnen onzer nooit
te vergoeden kunstschatten mij na
tuurlijk diep getroffen. Als zaak
waarnemer heb ik dikwijls met aller
lei soort volk te doen. Niets was dus
natuurlijker dan dat ik eikencliënt
van twijfelachtig allooi, die mij be
zocht, zoo terloops voorzichtig, heel
voorzichti gpolste, of hij misschien
ook iets wist omtrent de plaats,
waar de kostbare buit verborgen was.
Zooals ik gezegd heb, deed ik dat als
goed Engelschman en volstrekt niet
mot het oog op de uitgeloofde bcloo-
ning. En...
Hij hield op.
Verder verder, meneer! drong
mister Morley aan.
Maar de mooie belooning ge
bruikte ik toch altijd tegenover de be
trokken personen als lokprijs en aan
sporing. Men moest in zijn omgeving
de ooren open hebben, ried ik drin
gend aan. I-Iier was wat te verdienen.
Gisteravond laat kwam bij mij een
man, die voorgaf de tusschenpersoon;
vooa' een' tusschenpersoon te zijn. Hij
verklaarde, dat, wanneer ik mij te
genover hem persoonlijk borg stelde
voor een eerlijke uitbetaling der be
looning, hij mij de plaats zou verra
den, waar de schilderijen alle en
onbeschadigd verborgen waren.
Ha! En ge hebt u daartoe ver
plicht, meneer? Niet waar, ge hebt 't
immers gedaan?
Dat kon ik maar zoo niet, me
neer de directeur. Ik heb echter den
man gezegd, dat hij vandaag terug
moest komen. De aangelegenheid
heeft mij den ganschen nacht door 't
hoofd gespookt. Vanmorgen was ik
besloten naar de politie te gaan en
den man, als hij terugkwam, te laten