RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD
Raadsels
Raadseloplossingen
Antwoorden der
Sirikvrage
Bericht Wedstrijd.
De Geschiedenis van
iaba Abdalla.
DAMRUBRIEK.
(Deze raadsels zijn alle Ingezonden
door Jongens en meisjes, die „Voor.
Onze Jeugd" lezen. De namen der kin
deren, die mi] vóór Donderdagmorgen
goede oplossingen zenden, worden in
het volgend nummer bekend ge
maakt!.
1. (Ingezonden door Rina v. d. Wel).
Zet onder elkaar
De naam van een viervoetig dier*
Een plaats in Noord-Brabant-.
Een viervoetig dier.
Een provincie in Nederland.
Een deel van een wagen.
Een stad in Noord-Holland.,
Een land in Europa.
Een land in Europa.
Een land in Europa.
Een plaats in 't Gooi.
De beginletters vormen dein' naam
van een plaats m Friesland.
2. (Ingezonden door Frans van Eg-
mond).
Ik besta uit 7 letters.
4 5 6 7 is sen getal.
1 3 7 is een vervoermiddel.
2 6 5 gebruikt men op school,
Wat ben ik
3 (Ingezonden door Marie Kolk).
Welk onderscheid is er tu&ach'eh
éen vlag en een draad garen
(4. (Ingezonden door Anton Koomen).
Zoek uit onderstaanden zin een be
graven plaats
Het water loopt niet tegen een berg
op.
5. (Ingezonden door H. Versteeg).,
Ik kom uit 't warme land,
En toch wordt ik gebrand,
Door 's koopmans wijze hand,
Neem, hoor goed wat ik zeg,
Mijn laatste letters weg
En zet e r in plaats
Dan word ik, beste maats,
Een bergplaats, niet heel groot,
En 'k reis per spoor of boot.
6. (Ingezonden door Wilh. II. Hei.il).
Zet onder elkaar
Een muziekinstrument.
Een stad in Gelderland.
Een naam van een viervoetig dier-
Een stad in Zuid-Holland.
Een ander woord voor slim.
Een vogel,,
Een dorp aan de Vecht.
De beginletters vormen den haam
iVofli een stad in Nederland.
1. (Ingezonden door Corry KuyperV,
Ik ben een woord van vijf letters.
Neem er twee af en gij houdt nog
zes over.
8. (Ingezonden door Marie en Annie
van Zutphen).
Mijn eerste is de stam van een
werkwoord.
Voor mijn tweede en derde moest
Ieder gespaard worden.
Mijn geheel is een vrucht.
9. (Ingezonden door Joh. Ploeg.)
Ik ben een straat in Haarlem én tel
24- letters.
18 2 3 4 is een jongensnaam.
7 16 19 heeft de visscher.
8 17 11 12 13 21 is een jongensnaam.
19 24 14 23 10 20 is in dorp en stad.
5 6 7 1 is in het bosch.
12 22 is een zangnoot.
10. (Ingezonden door Lena Heinzber-
ger).
Welke is de langste letter van het
alphabet
De oplossingen der raadsels vaii de
Vorige week zijn
1. De Loterij.,
2. Waterlelie^
3. Anna.
4. Kinderkamer,
5.
m
e
1
k
e
s
e
1
1
0
n
a
k
1
a
P
6. berk, zerk. merk, perk,
7. Ik zie Emma.
8. Drachten.
Eelde.
Franiker*
Leeuwarden.
Ülft.
Ede.
Snoek.
Emmerik.
Neerbosch'.
DE FLEUSENr
9..Een man te paard.
10. Ar.
1. De witte, want er zijn meer witte.
2. Om zijn kin.
3. Die de beste stem heeft.
4. Spaansche vliegen.
5. Tegen zijn zin.
Met spek.
7. Een kuil.
6. Zijn schaduw.
9. De beste schutter.
10. De rijksappel.
Goede oplossingen ontving ik deze
week van
Beppie Meijer 8.
Rika, Trijntj 3 en Betsy Fröl'ch 7.
Cato Bonke 10 (van de vorige week)
W. F. Itjeshorst 5.
Ruurtje Aarts 9.
- Hendrik Versteeg 4.
Zus Duursma 10.
Nanne Nauta o.
Arie Noorloos 8.
Jo en Frans van Egmond 8.
Jan Geijlvoet 7 (vau de vorige week)
Fraag Geijlvoet 9 (van de vorige
week).
Dora van Steen 8 (van de vorige
week).
Goede antwoorden op de strikvra
gen ontving ik deze week van
Beppie Meijer 4.
Rika, Trijntje en Betsy Frölich 8.
Zus Duursma 10.
ontvangen
Weds tr i j dlnzendin gen
van
Lucia J. Voetelink.
Dirk Gerard van Buuren,
Wilhelmina Druiven-.
Dina Meeter.
Naar liet Engelsch.
Baba Abdalla wierp zich voor de
voeten van dein Kalif neder, met het
gelaat aan.den grond, en toen hij we
der opstond, sprak hij
„O, Beheerscher van alle Geloovi-
gen, ik vraag u vergiffenis voor de
stoutmoedigheid, waarmee ik u lastig
val, doch ik moet u vragen mij oenige
slagen om do ooren te willen geven-
Ik weet, dat dit verzoek in uw oog en
in dat van andere menschen vreemd
zal schijnen, maar dat zal het niet in
het oog van God, want het is slechts
een lichte straf voor een zware mis
daad, waaraan ik mij heb schuldig
-gemaakt. En zelfs als alle menschen
van do geheels wereld mij eetnige sla
gen konden geven, zou die straf nog
niet zwaar genoeg zijn.
„Beheerscher der Geioovigen" ver
volgde Baba Abdalla, „ik ben geboren
irt Bagdad. Mijn vader en moeder
stierven, toen ik nog jong^ was en zij
lieten mij een kleine hoeve na. Maar
al was ik jong, ik verwaarloosde de
hoeve niet en liet geen gelegenheid
Voorbij gaan om mijn bezitting te be-
voordeelen of uit te breiden. Spoedig
was ik in staat eenige kameelen te
lcoopen, die ik verhuurde aan koop
lieden, om hunne waren van net eene
land naar het andere te brengen eai
hiermede verdiende ik veel geld.
Toen ik eens op eeu dag m?t mijn
onbeladen kameelen terug kwam van
de stad Bussorah, waar ik eenige
pakken heen had gebracht, die naar
Indië verzonden moesten worden ont
moette ik een derwlsch, die te voet
naar Bussorah ging. Ik vroeg hem,
waar hij vandaan kwam en waar hij
heen ginghij deed mij dezelfde vra
gen en al heel gauw zaten wij gezel
lig te praten en gebruikten te samen
óns eenvoudig maaL
Terwijl we daar zoo zaten, vea-telde
de derwisch mij, dat hij, niet ver van
de plek, waar wij zaten, een plaats
wist, waar zóóveel schatten verbor
gen waren, dat, als al mijn kameelen
beladen werden met iets van hot goud
en van de juweelen, die daar lagen, je
niet zoudt kunnen zien, dat er iets af
gegaan was.
Ik werd zeer verlangend hier nog
meer over te hooren.
„Wel", sprak de derwisch, „ik weet
een goed plan. Gij hebt tachtig kamee
len ik ben bereid u naar de plaats te
brengen, waar de schatten liggen.
Daar zullen wij do kameelen beladen
met zooveel goud en juweelen als zij
maar dragen kunnen. En dan zullen
wij deelen en ieder onzen eigen weg
gaan. Gij gaat met uw veertig bela
den kameelen, waarheen ge wilt en
dat doe ik ook. Mij dunkt, deze verdee
ling is strikt eerlijk, want al geeft gij
mij op die manier ook veertig kapnee-
len ,ik bezorg u zooveel geld, tiat gij
er wel duizend voor terug kunt koo-
pen."
Na eenig nadenken, stemde ik iee.
Ik verzamelde dadelijk mijn kamee
len en ging met den derwisch mee.
Nadat wij eenigen tijd voortgegaan
waren, kwamen wij aan een bergpas,
die zóó nauw was, dat twee kameelen
er niet naast elkaar staan konden. De
twee bergen, die deze vallei begrens
den waren zoo hoog en steil, dat wij
niet bang behoefden te zijn om door
iemand gezien te worden.
Op deze plek verzocht de derwjsc-h
mij do kameelen te laten stilhouden.
Hij zocht wat hout bij elkaar en leg
de een vuur aan. Toen wierp hij eeni
ge druppels uiteen fleschje, dat hij bij
zich had op het vuur onder het pre
velen van eenige vreemde woorden en
plotseling steeg een dikke wolk om
hoog. Toen de wolk wat optrok, zag ik
dat de zijkant van eein dor bergen op
zij was gegaan en een schitterend pa
leis lag binnen in den berg.
Ik was zoo begesrig naar de schat
ten, die er om heen opgeslapeld la
gen, dat ik, als een arend op zijn
prooi, onmiddellijk op de eerste, do
beste hoop goud aanviel en de zakken,
die ik bij mij had, begon te vullen. De
zakken waren groot, maar ik moest
rekening houden met de kracht van
mijn kameelen, en deed ze daarom
niet. geheel vol. Toen zag ik, dat de
derwisch meer oplettendheid aan de
juweelen, dan aan het goud schonk,
en spoedig volgde ik zijn voorbeeld,
zoodat Avij vrij wat meer juweelen
dan goud namen. Toen wij onze zak
ken gevuld en onze kameelen bc'aden
hadden, wist de derwisch den berg
weer even geheimzinnig te sluiten als
hij hem geopend had en spoedig
scheen de rots weer even massief als
voorheen. Vóór hij den berg verlaten
had, had ik echter opgemerkt, dat hij
een klein doosje rnet een suikerachtig
poeder had opgeraapt en bij zich ge
stoken-.
Nu verdeelden wij de kameelen en
vertrokken, ieder aan het hoofd van
-ons eigen veertigtal, langs denzelfden
weg als -wij gekomen waron. Wij
reisden samen, tot aan den groolen
weg, waar wij afscheid namen, do
derwisch om naar Bussorah en ik om
naar Bagdad to gaan.
Ilc dankte hem met groote hartelijk
heid, hield niet op te zeggen, hoe
vriendelijk het van hom geweest was,
dat hij mij toegestaan had, een deel
van zulke schatten mee te nemen, be
tuigde, dat ik zooveel aan hem ver
schuldigd was, kortom, ik putte mij
uit in de vleiendste bewoordingen om
mijn dankbaarheid uit te drukken.
Wij omhelsden elkaar verscheidene
malen en gingen eindelijk verschil
lende kanten uit.
Ik was nog niet heel ver gegaan,
gevolgd door mijn kameelen, die met
hun zware last rustig achter mij aan
stapten, toen het duiveltje van on
dankbaarheid en hebzucht zijn stem
in mijn hart deed hooren, en ik begon
te denken aan het verlies van mijn
veertig kameelen en nog moer aan de
schatten, waarmede ze beladen wa
ren. ,,De derwisch", zoo dacht ik bij
mijzelf, „heeft dat geld eigenlijk niet
eons noodig, want hij is toch meester
van al de schatten, die in den borg
verzameld zijn. Hij kan zooveel ha
len, als hij hebben wil." En toen deze
gedachte eenmaal plaats had gevon
den in mijn hart, was ook het besluit
spoedig genomen, te zien mijn andere
lcameelen met hun last weer terug te
krijgen.
Ik liet de kameelen halt houden,
liep hard terug den derwisch achter
na, riep en beduidde hem op mij te
wachten. Hij deed dit dadelijk.
Toen ik hem had ingehaald, zei ik
„Broeder, toen ik daarnet alleen liep,
kwam een gedachte in mij op, die wij
nog niet eerder gehjtd hadden. Gij zij t
een eenvoudige derwisch, gewend in
rust en eenzaamheid te leven zender
wereldsche zorgen en met geen ander
doel, dan God te dienen. Gij weet
waarschijnlijk nie>t. welk een last gij
uzelf op don hals haalt, met het bege
leiden van veertig kameelen. Als gij
een raad van mij wilt aannemen,
neem er dan dertig. Gij zult er lieusch
de handen mee vol hebben. Geloof
mij, ik spreek uit ondervinding."
„Hot kan zijn, dat gij gelijk hebt",
antwoordde de derwisch, „kies er tien
uitga dan, en God behoede u I"
ik koos er tien uit en bracht ze bij
do overigen, die op mij stonden te
wachten. Ik had niet gedacht, dat de
derwisch zoo gemakkelijk afstand van
de kameelen zou doon. Maar mijn heb
zucht werd er steeds grooter door en
ik dacht, dat ik zonder al te veel moei
te, er upg wel tien zou kunnen krij-
;gcn. Ik liep hem dus weer achterna en
zei wederom „Broeder, ik kan niet
van u scheiden, zonder u nog eens te
wijzen op de moeilijkheid om dertig
beladen kameelen naar huis te bren
gen vooral voor u. die zulk werk
•niet gewoon zijt; gij deedt beter mij
er nog tien te geven."
En, zonder eenige aarzeling, gaf de
derwisch rnij nogmaals tien kameelen,
zoodat hij er slechts twintig overhield
en ik er zestig had. Ik wist wel, dat
ik nu over meer rijkdommen beschik
ken kon, dan eenig vorst ter aarde en
toch was ik nog niet tevreden. Hoe
meer wij hebben, hoe meer wij verlan
gen en ik werd steeds begeeriger om
ook de laatste twintig er bij te krij
gen .Ik verdubbelde dus mijn raadge
vingen, om den derwisch te bewegen
mij er nog tien te geven, en toen hij
dat gedaan had, omhelsde ik hem,
kuste hem do voeten, on vleide hem,
totdat hij mij ook de laatste tien gaf.
„Maak een goed gebruik van uw
geld, broeder", sprak hij, „en vergeet
God, noch de armen
En, ofschoon ik nu de tachtig ka
meelen weer terug had, beladen met
onmetelijke schatten, was ik nog niet
tevreden. De gedachte kwam in mij
op, dat het doosje met poeder, hetwelk
de derwisch had opgeraapt, iets meest
bevatten, van nog grooter waarde, en
ik besloot ook dat. nog machtig te
worden.
Ik ging. dus weer terug en zeide
„Dal kloine doosje met poeder schijnt
zoo'n kleinigheid le zijn; het i. de
moeite haast niet waard het mee te
nemen. Gij moest het mij ten ge
schenke geven als een aandenken.
Wat heeft bovendien een derwisch aan
welriekend poeder
De derwisch haalde het te voor
schijn, en bood het mij aan, zeggen
de „Hier, broeder, neem het, en
wees tevreden. Als ik sorns nog iets
voor u doen kan, gij hebt maar te
spreken, en ik wil u gaarne een dienst
bewijzen.
Toen ik het doosje in de hand had,
opende ik tiet, bekeek het poeder en
zei
„Nu gij zoo vriendelijk zijt, zult gij
rnij zeker niet weigeren," mij het ge
bruik van dit poeder te leeren
„Het gebruik is verrassend en won
derbaarlijk", hernam de denvisch.
„Als gij een weinig hiervan legt op
uw linker ooglid, zult gij alle schat
ten zien, die in de schoot der aarde
verborgen zijn maar als gij iets legt
op bet rechter ooglid, wordt gij
blind."
„Neem dc doos", zei ik tot den der-
nvisch, „en leg een paar korrels op
mijn linker öogiid gij weet beter hoe
het moet, dan ik."
Nauwelijks had de derwisch het ge
daan, of ik zag onmetelijke rijkdom
men en zulke reusachtige schallen,
dat ik er geen overzicht van krijgen
kon. Maar daar ik verplicht was met
mijn hand het rechteroog dicht te
houden, vroeg ik don derwisch daar
ook wat op te doen.
„Ik wil het wel doen", sprak de
derwisch „maar gij moet er aan den
ken, wat ik gezegd heb. Als gij ook
maar iets er van on uw rechter ooglid
krijgt, wordt gij blind dat is de wer
king van het poeder."
In plaats van overtuigd te zijn. dat
do derwisch waarheid snrak, verbeeld
de ik mij integendeel, dat er nog een
nieuw geheim achter school, wat hij
voor mij verborgen wilde houden.
„Broeder", antwoordde ik glimla
chend, „ik begrijp heel goed, dat gij
mij iets wijs wilt makenhet is im
mers onmogelijk, dat dit poeder twee
zulke geheel verschillende uitwerkin
gen zou hebben."
„Toch is het, zooals ik zeg", hernam
de derwisch. ,,Gij moet mij gelooven,
want ik kan geen onwaarheid spre
ken."
De derwisch deed alle mogelijke
pogingen om mij tegen la houden,
doch toen hij zag, dat ik vast besloten
was. nam hij wat poeder tusschen
duim en vinger en raakte hiermee
mijn rechter ooglid aan. Helaas Op
hetzelfde oogenblik verdween het licht
uit mijn belde oogen en werd ik blind,
zooals gij mij nu ziet.
„O, derwisch", riep ik in grooten
angst, „het is toch waar, wat gij ge
zegd liebt I O, nu zie ik welk een on
geluk ik mij zelf op den hals heb ge
haald door mijn ellendige nieuwsgie
righeid en hebzucht. Maar gij, broe
der, die zoo weldadig en zoo goed
zijt, ach, weet gij onder alle wonder
bare kruiden en middelen, die gij
kent, niet één, dat mij het gezicht
weergeeft
„Ongelukkige mensch 1" antwoord
de de derwisch. „Gij hebt dit ongeluk
kunnen voorkomen, maar gij hebt
het nu verdiend. De verblindheid van
uw ziel is de oorzaak van de blindheid
van uw oogen. Ik heb de macht niet,
u uw gezicht weer te geven. Bid tot
God. Hij is de eenige, die u kan hel
pen. Hij gaf u rijkdommen, doch gij
bleekt ze onwaardig te zijn, daarom
noemt Hij ze van u weg en laat ze
door mijn handen geven aan iemand,
die niet zoo ondankbaar is als gij 1"
Meer zeide de derwisch niet, en hij
liet mij alleen met mijn smart en be
rouw. Toen verzamelde hij mijn ka
meelen en voerde ze weg naar Bus
sorah.
Ik riep luidkeels, dat hij mij zoo
niet achter zou laten, eu dat hij mij
moest helpen om verder te komen
maar hij bleef doof voor al mijn roe
pen.
Zoo was ik beroofd van mijn ge
zicht en van alles, wat ik had in de
wereld, en ik zou zeker van honger
en ellende omgekomen zijn, als er
den volgenden dag niet toevallig een
karavaan van Bussorah was geko
men, die mij naar Bagdad terug
bracht.
Ik was nu tot armoede vervallen
en zag geen ander middel om in mijn
onderhoud te voorzien, dan aalmoezen
te vragen, zooals ik nu ook doe. Maar
om boete te doen voor mijn zonden,
heb ik mij zelf de straf opgelegd, om
aan ieder, die mij een aalmoes geeft,
te vragen, mij om de ooren te slaan.
Daarom, Beheerscher der Geioovi
gen, deed ik ook aan u dit schijnbaar
vreemde verzoek. Ik vraag u vergif
fenis, omdat ik u lastig ben gevallen,
en onderwerp mij gaarne aan de ver
diende straf."
,Baba Abdalla", spralc de Kalif,
„uwe zonde is groot geweest, maar,
God zij dank, uwe boetedoening wijst
op berouw. Daarom zal ik u behoeden
voor gebrek. lederen dag zal mijn
groot-vizier u aan de poort vier zil
verstukken geven. Ik twijfel er niet
aan, of ook God zal u vergeven."
Bij deze woorden wierp Baba Ab
dalla zich nogmaals voor de voeten
des Kalifs, bedankte hem en ging
heen.
Brievenbus
(Brieven aan de liedactie van
de Kinder Afdeelinp moeten
gezonden worden aan Mej.
M. C. van üoorn3 Wagen
weg 88. Haarlem).
SIEGER en MARTIN US B. Ja,
't. was jammer, Tinus, dat ik je zelf
niet even gezien heb, maar ik heb toch
gehoord, dat je er zoo flink uitzag.
Sieger mag gerust moer dan één
rijmpje maken. Kan hij het zoo goed
Loal hij ze maar sturen, dan zoek ik
de beste er wel uit. Er zijn van het
jaar, geloof ik, erg veel bramen in de
duinen. Heb jullie ook veel gevonden?
Maakt Sieger een verzameling van al
dio dingen, die hij gevonden heeft?
Dan laat hij die zeker na dc vacantie
ook eens op school kijken. Hoe wist
je, dat het een bovenkaak was Za
ten er ook nóg tanden in Nu jo zoo
lang vacantie hebt, ga je zeker nog
wel eens meer naar de duinen t Is
Moeder vandaag thuis gekomen? Wat
zal dat een ferst zijn Je raadsel zal
ik bij gelegenheid plaatsen en liet
„Tooverfluitje" is op het oogenblik
uitgeleend, maar als het terug komt,
zal ik het voor je bewaren.
CATO B. Wat zal je het druk
gehad hebben, Cato Is alles goed
gegaan? en vindt Moeder het huis net
zoo netjes terug, als zij het achterge
laten heeft Je bent, nu toch zeker
wel erg blij, dat de 14 dagen om zijn.
Is kleine Anna gegroeid in dien tijd
en herkende Willem jullie allemaal
dadelijk. Je raadsel is goed en zal ik
plaatsen als het aan de beurt is.
WILHELMINA F. I. Zoo, vind
jij het ook zoo prettig, dat de school
weer begonnen is Nu, niets doen en
maar wat rondloopen verveelt ook
gauw. Heb je nu geen tijd voor den
volgenden wedstrijd Doe de groeten
aan Johan.
BEPPIE M. Zoo, Bep, verveel jij
je zoo, als je vacantie hebt Ik denk
ander, dat jij thuis wel een heeleboel
mee helpt, als je niet naar de school
hoeft. Ik ben blij, dat Gerard de boe
ken mooi vindt. Nu had hij ook wat
te doen in de vacantie, hè
RIKA, TRIJNTJE en BETSY F.
Ik feliciteer Trijntje nog wel met haar
verjaardag. Hebben jullie een pretti-
gen dag gehad Natuurlijk mag Ri
ka ook meedoen aan het raadsels op
lossen. En aan den wedstrijd ook.
Hoe oud is Rika eigenlijk De twee
raadsels, die julfie inzonden, zijn al
lebei goed en zal ik bij gelegenheid
wel eens plaatsen. Ik ben al nieuws
gierig naar de versjes 1
JOHAN C. B. Je verhaaltje heb
ik ontvangen en doorgelezen. Ik denk
dat ik het al gauw kan plaatsen. Je
raadsels kan ik ook goed gebruiken,
en ik ben blij, dat alles er zoo keurig
netjes uitziet. Ben je voor één dag
naar Zandvoort geweest, of heb je er
gelogeerd Hartelijk dank A'oor de
beide moo'e kaarten-
RUURTJE A. Het vijfde raadsel
heb je goed opgelost. Waar zot do
moeilijkheid Het achtste was niet
goed, zooals je aan de oplossingen
kunt zien. Vind je raadsels oplossen
prettig en maak je zelf ook wel eens
NANNE N. Als je door een
poortje bent, mag je nog een keer
slaan. Anders doet ieder.op do beurt
één slag. En als je een Dal van een
van de andere spelers geraakt hebt,
mag je dien bal eerst weg slaan, door
hem bij den jouwe te leggen en je voet
op den jouwe te zetten, zooals ik je
jewezen heb en dan mag je zelf ook
nog één slag doen I Kan je het zoo
begrijpen, en kan j8 nogal goed mik
ken Vindt Cor het ook prettig
DINA C. Je raadsels zal ik bij ge
legenheid plaatsen. Neen, ik ben toen
niet op de Groote Markt geweest,
maar dat liet er toen ets druk was,
wil ik graag gelooven. Ik ben nieuws
gierig, of je nog aan den wedstrijd
mee zal doen. Ben je ook zoo blij, dat
de vacantie weer om is, zooals som
mige andere kinderen
ARIE N. Je raadsel isjroed en
wordt geplaatst, als het aan de
beurt is.
JO en FRANS VAN E. Ja, het
kan best zijn, dat die ruïne al lang
gesloopt is. Maar het is een mooi
plaatsje, en Katwijk is ook heel aar
dig, vind je niet Zijn jelui ook al
weer naar school
JAN en FRANS G. Het is jammer
dat Moeder zoo weinig tijd had, om
met jelui uit te gaan. En alleen moch
ten jelui zeker nog geen groote wan
delingen maken Wat heb je dan wel
de heele vacantie gedaan
ALICE D. Dank je wel voor do
mooie kaart. Heb je veel pleizier ge
had in Spa en hoe lang ben je er
wel geweest Moest je uok bronwater
drinken
DIRK G. VAN B. Je inzending
heb ik gekregen en ik zie al, dat je jo
best liebt gedaan.
GRETHA K. Wat een aardige
naam heeft je nichtje. Is dat een af
korting En naar wie is ze genoemd
Wat leuk, dat ze zooveel van 't poesje
houdt. Is de oudé poes r.iet bang vonr
haar kleintje, als 't nichtje z.oo dade
lijk op 't mandje afloopt en ben je niet
bang, dat ze wel eens een krab kan
krijgen op die manier Ik vind liet
best, als Cor haar boek nog een week
je houdt. Als Mama komt, bergen jul
lie de boeken zeker gauw weg, want
rnet baar spelen is nog prettiger dun
lezen, vind je niet
DORA v. S. Kom Woensdagmid
dag maar, Dora, tusschen 1 en 2 uur.
Dan zal ik eens kijken, of ik nog een
mooi boek voor je heb.
IIUBEUTUS B. Dut zijn ceti paar
prettige dagen geweest, hoor, naar
Zaandam en naar Amersfoort I En
wat was hel mooi weer, hè Ben jo
in Zaandam ook nog naar bet Cznar
Peterhuisje geweest Ik vond het erg
leuk, dat je Zondag bij me kwam, en
ik bedank je nog eens heel hartelijk
voor de prachtige bloemen l Terwijl
ik dit schrijf, zijn ze nog heel nlooi
ze staan nog in dezelfde vaas, waar
in jij ze gezien hebt, 'licht bij me. Ik
heb ook at verscheidene keeren naar
ja uitgekeken, maar tot nu toe heb ik
je nog niet gezien. Die tram gaat ook
altijd zoo gauw voorbij, hè? Je 1iel»t
bijna geen tijd om te kijken f Mnnr ik
zal nu toch nog eens goed opletten.
Wat grappig, dat je aan het Station
juist Frits en Constant zag Wan
neer begint de school nu weer Dag,
Hubertus Vind je niet, dat de brief
vandaag verbazend lang is
M C. VAN DOORN.
verloor ik geen oogenblik. Ik ging
naar den notaris en zeide heni, dat
ik den burcht binnen veertien dagen
wilde verkoopen. Denzelfden notaris,
alle lieden die ik kenden, ja, het gan-
sche dorp liet ik weten wat ik
wenschte te huwen. "Wanneer een
flinke, eerlijke man, geroerd door
mijn noodlot en door mijn vrijmoedi
ge bekentenis dacht in mij een trou
we levensgezellin te vinden, dan
moest hij aan de poort bellen, ik
zou hem opendoen, hem ontvangen
en hem aanhooren. En wanneer hij
mij van zijn liefde overtuigen kon,
zoo zou ik hem, zonder valsche
schaamte, wie of wat hij ook zij, vol
gen.
Ik was romantisch aangelegd,
ging do jonge vrouw voort, en gij
hebt het recht daarover te lachen,
maar mij die het leven niet kende,
"scheen het ridderlijke dapper en ge-
,waagd.
Na deze onbezonnen daad, keer-
j'de ik, over mijzelf voldaan, naar huis
terug. De veertien dagen dio ik nog
jn eenzaamheid op den burcht moest
doorbrengen, waren de treurigste
Van mijn jeugd. Ik wandelde door 't
park, maar verwijderde mij nooit ver
van de poort om dadelijk open te
kunnen doen, als iemand belde. Maar
niemand kwam. Men liep de poort
voorbij, maar niemand bleef staan.
Do eene dag na den anderen ging
voorbij. Op den laatsten dag zat ik
in vertwijfeling op het terras. Ik ging
eerst- in huis, toen het reeds nacht
was. Het huis scheen mij zoo ijzig
koud, als een graf. Langzaam schoof
ik den grendel op de deur, toen plot
seling de bel van de poort overging.
Ik beefde. Ik had zoolang ge
wacht. dat ik mijn ooren niet meer
vertrouwde... Maar sterker werd de
bel overgehaald... Als iu 'n droom
ging ik naar de poort... en deed de
deur open!
Ik zag een man in uniform staan
en de gedachte kwam in mij op, dat
hij wellicht in opdracht van den bur
gemeester of den notaris kwam. Hij
kwam binnen. Met zijn hoofddeksel
in de hand liep hij achter mij. Zon
der dat ik den moed had hem aan
te zien, draaide ik mij in het voor
portaal om en zeide: Geef mij den
brief maar...
Ik heb gee.n brief... ik heb den
notaris gesproken, en hij heeft mij
verteld, wat gij hem gezegd hebt.
Hier ben ik!
Hij sprak flink, maar het viel
liem door de opwinding moeilijk. En
ik wist niet meer, waar ik was en
wat ik zeide. Om licht te malven,
zocht ik lucifers, maar kon het doos
je niet aanvatten, zoo zeer sidderden
mijn handen. Hij sprak verder, met
dezelfde afgebroken stem:
Gij kent mij niet, maar ik u
wel. Ach, hoe dikwijls heb ik u niet
voorbij zien gaan, en ge waart zoo
schoon, dat ik steeds treuriger werd.
Na tiet verhaal van den notaris heb
ik slechts aan u gedacht, dag eai
nacht. Ik heb mij aan de bocht van
den weg neergezet, en keek uit of ie
mand naai* u toe ging. Bij eiken man
die voorbij ging, liep mij een koude
rilling over don rug. Ik ben in den
laatsten minuut van den laatsten dag
gekomen, niet omdat ik besluiteloos
ivas... maar ik wilde u tot het laatste
oogenblik gelegenheid laten een be-
lea* mensch, dan ik ben, te vinden.
Toen ik zag dat niemand meer kwam
heb ik gebeld... Dat verplicht slechts
mij. Ilc ben niet dommer don een an
der en draag het hart op de rechte
plaats. Buitendien heb ik ook dat,
wat een bruidschat van uw zijde on-
noodig maakt... Wanneer gij echter
vindt, dat ik een te groot zelfvertrou
wen heb, zoo zeg het mij... dan ga ik
weg... Zeer treurig, dat is waar,
maar ik zeg niemand, dat ik hier in
huis ben geweest...
Ik had de lamp aangestoken,
maar het was mij moeilijk gevallen.
Verstoord wilde ik hem antwoorden.
Hij behield zijn trotsche houding,
maar in zijn oogen las ik zoo'n angst
dat ik, door een onweerstaanbaar ge
voel gedreven, mijn hand in do zijne
legde. Toen voelde ik opeens het on
voorzichtige, het dwazo van mijn
handelwijze. Ik bloosde diep en vroeg
zacht:
Wat moet ge wel van mij den
ken
Ilc denk, dat gij dapper zijt, en
daarom bemin ik u, daarom ben ik
gekomen
Dat was mijn verloving, besloot
do jonge vrouw, die door de herinne
ring nog van opwinding sidderde en
wier gelaal door het schaamrood was
overtDgen, en lach nu, als gij mijn
verhaal komisch vindt.
C,D. Ct.")
Damclub „Haarlem".
Verantwoordelijke redacteuren H.
E. Lantinga, C. E. Visse, C. H. B.
Tollenaar.
Oplossingen in te zenden aan den
heer H. E. Lantinga, Barendsestraat
No. 41.
PROBLEEM No. 65.
(Ingezonden door den Heer H. G. van
Oort, te Haarlem).
Zwart
1 2 3 4 5
Stand i
Wit. Schijven" op 28 36 37 38 44 45
48 en dam op 46.
Zwart. Schijven op 8 9 10 11 13 18
19 21 26 27 29 en dam op 1.
Oplossing Probleem No. 61, ingo*
zonden door den Heer J. L. Velde, t«
Overveen, is
43 - 39. 22 - 17, 35 - 30, 46 - 41, 49 - 44,
23 - 18, 50 10, 25 op 1 en 1 36.
Goed opgelost door de Heeren
C. Serodini, F. M. v. d. Werf, J. F.
Spanjaard en Th. S. Germans, to
Haarlem.
W. C. Faas, te Overveen.
W. A. Z. en II. L. Jr., D. Ruhrort.
In dank ontvangen do Problemen
van H. C. van Oort.
V
RIJKE FANTASIE.
Onderofficier tot een recruut j
Als je zoo groot was als je dom bent.
kon je den Himalaja wel In je ransel
bergen i
EEN TWIJFELACHTIG
COMPLIMENT.
Dame Vindt u mij ouder gewóW)
den, sedert u mij niet meer gezien
hebt
HeerO, niet in 't mtnst l U
bent bepaald In het bezit van 4$
eeuwige teugd.