Een grap. Volkomen genezen De amateur-politieman. daarom kom ik hierheen liegen. Philip keek ernstig, maar hij kon geen droefheid huichelen, om den dood van zijn grimraigen ouden bloedverwant. Jij doet mij schrikken, telkens als ik je ontmoet Dat heb je juist noodig, Phil. Hoe is het met Connie Nu kan je onder Fletcher's druk weg komen, nietwaar Philip knikte. Hij had niet noodig gehad, die papieren te stelen. Wat kon het noodlot vreemde grillen heb ben Hoe is 't met Connie herhaalde zijn nicht. Och, doe mij nu geen vragen. Ik l>en zoo in de war. Ik zal je later alles vertellen. Ik heb een afspraak met Connie, straks. O, dan ga ik liever heen. Dag, Philip I Om twaalf uur ontving Connie hem in een tuinhuisje ze konden daar rustiger spreken. Ik zal u niet lang ophouden, me- neer Donovan. Ik wilde u zeggen, dat tk die papieren heb gelr-zen en nu weet, waarom u ze wilde hebben. Ik heb vader gevraagd en nu be grijp ik alles, 't Spijt mij, dat ik heb gesproken zooals ik deed, maar ik wist toen nog niets. Hier zijn de pa pieren, u is vrij. Tot dusver had zij naar den vloer gestaardbij 't overhandigen der papieren zag ze hem een oogenblik aan. Zo was bleek en ontdaan Philip voelde scherp berouw. Hij kuchte nerveus. Connie, ik dank je uit den grond van mijn hart voor Je edelmoe digheid maar die papieren zijn geen verschrikking meer voor mij. Mijn oom, Sir Joseph, is vanmorgen overleden. Ik ben zijn erfgenaam. Ik kan mijn schulden betalen. Connie trok zich verder in de scha. duw lerug. Dan behoef ik u niet langer op te houden. Maar vóór u gaat, wilds Ik u één vraag doen u dacht toch niet, dat ik instemde met mijns va ders plannen? Dat ik v.ist.... Neen, ik wist, dat u er onwetend Van was. Maar kunnen we die plan nen nu niet uitvoeren, Connie Hij trachtte haar hand te vatten doch zij ontweek hem. Ze bloosde hevig. Hoe durft u zoo iets voorstellen Ben ik nog niet genoeg beloedigd Hoe kan u veronderstellen, dat ik ia tou zeggen, nu ik uw gevoelens ken Connie, begrijp mij niet ver keerd. Toen ik je zoo dapper zag, dien nacht, wist ik, dat ik je liefhad waanzinnig. Ik zweer het je I Is het omdat je medelijden inet mij hebt Neen, neen Och, wil je mij niet gelooven Ja, ik geloof je, sprak zij lang zaam. Maar de verandering is zoo snel. Sir Philip Donovan moest hoo- ger kijken. Jij bent 't hoogste voor mij, Con- nie 1 Wil je mij gelooven Neen.... nog niet, Philip ik heb te veel geleden. Ga een jaar weg, als je dan nog van mij houdt, kom dan weer. Zij wendde het hoofd af, ontroerd. Connie, je bent wreed. Is dat je laatste woord Hare oogeu waren vochtig. Zij bood hem een roos uit haar ceinluur- bouquetje. Ja, Philip. Als je terug komt. zal ik luisteren. En Philip ging. Maar.... hij kwam terug l („Avp.") Door P. OLLIVERIO., Greta, loop toch niet zoo; oen menscli raakt geheel buiten adem riep een Stem in het bosch. Toen kwam uit het struikgewas oen witte meisjesgestalte gestormd en wierp zich vol overmoed ln het gras. Een tweede volgde dit voorbeeld wat kalmer. Je bent een echte wildzang, zei ze daarbij. Lief nichtje, scheld toch niot. Ik ben zoo gelukkig in Je heerlijke Harz. gebergte. Denk toch eens aan, als men uit zoo'n oude zandwoestijn komt, aLs ik 1 Hè, wat ruikt het hier lekker, de lucht opsnuivend, stak zij haar klein, dapper stomp neusje, naar al le kanten uit, en wat zingt e>n klinkt, groeit en bloeit, zoemt en bromt hier alles. Greta was sedert eenigan tijd gast in het huis van haar oom. generaal Van Wilmoed. Hare vroolijke, opge wekte natuur bracht licht en warm te overal, waar zij kwam. Reeds haar aanblik tróf. Een klassieke schoon heid was zij niet. Maar tóch, hoe lief zat het fijngevormde kopje op slanke gestalte, hoe zwaar lagen de donker-blonde vlechten haar in den nek, hoe verstandig en vol uitdruk king keken de lichtbruine oogen de wereld in. Vol behagen rekte zij thans haai* buigzame ledematen. Daarbij liet zij haar blikken over het uitgestrekte weideveld glijden. Daar, waar het bosch weer begon, stond een bank. Iets donkers lag daarop, dat maakte haar opmerkzaamheid gaande. Chris- ta, wat ls dat daar? Toch gieen mensch Reeds was zij opgesprongen en liep op het bedoelde ding toe. Een parapluie. Die heeft bepaald een ver strooide professor laten liggen. Zij ziet er overigens fijn uit: fijne zijde, zilveren knop. Wij zullen hem naar de politie brengen. Om hemelswil niet, kwam Chris- to, die ook naderbij gekomen was, met geveinsde ontzetting er tegen op. Dat zou ons slecht kunnen beko men. Waarom Ken je oom Otto's lijf- en waag- geechiedews van den gevonden arm band niet Neen Het is zeiter wel een halve eeuw geleden, want oom was toen een Jongeling met gelokt haar, dat hij een bloedverwant in Leipzig bezocht. Vier, vijf dagen was hij dua rreeds, toon hij op straat ge noemden armband vond en als eerlij ke vinder er direct mee naar de poli tie liep. Neemt u alstublieft plaats. zei de beambte, wien hij zijn vondst wilde overhandigen. Daarop sloeg hij met veel omhaal een dikke foliant opeu en koek oom over zijn brü lieen onderzoekend aan. U heet? Zoo en zoo. Woont Daar 011 daar. Sedert wanneer Sedert Zaterdag logeer ik slechts hij bloedverwanten. Toen trok de be ambte een nog veel gewichtiger zicht dan eerst, haalde een tweede nog grootor foliant er bij en bladerde er in, tot hij het gezochte gevonden of liever niet gevonden had, era zei met zijn strengste boambten-waardig- heid U is niet aangemeld, u moet een thaler boete betalen l Greta laohte hartelijk. Je hebt lijk, het kou mij ook zoo gaan. Ik ben ook sedert Zaterdag bij familie en heb er geen kennis van gegeven. Maar woet je wat, een kleine herinnering moet die professor hebben. Zij bukte zich. Boterbloemen, kLa- verwolfsmelk, ganzebloemen alle die lieflijke kinderen der wei groei- den in het woud. Spoedig was een bonte ruiker geplukt, dien zi] zoo los in de parapluie stak. Dat wordteen leuke mop. juichte zij. Ik zou zi]n ge zicht wel eens wltlen zien, als de hoe- le bloemenlading hem op zijn geleer den neus valt. M. Hem? herhaalde Chnsta. Mis schien is hij een zij. Och kom, een zij heeft niet zoon Kroot regenscherm. Maar laat ons nu nan den liaal gaan. Als hij eens te- rugkwarn om de parapluie te halen en hij vond ons hier, dan zonden wc verloren zijn. En als door een boos geweten gedreven, gingen ze er van door, zoodat haar witte kleeren in den wind fladderden. Eerst toen zij het bosch achter zich hadden, matig den zij hun tred. Onderweg was de lucht betrokken. Het zal beginnen te regenen, meende Greta hijgend. Goed dat vrij spoedig thuis zijn. Bij de villa gekomen, wilde zij de deur open doen. Toon viel haar blik op haar hand. Christa riep zij verschrikt, m'n ring is weg, mijn mooie ring met het gouden hart- is 61' aan. Ik kreeg hem van ma M mijn bevestiging- Ik zem ongelukkig lijn als ik hem niet weer vond. Ver ontschuldig mij bij |e ouders, lk moet gaan zoeken. Waarschijnlijk te hg mij van den vinger gegleden, toen wij ln het gras lagen. Als een pijl uit deu boog vloog zij weg. Zij was spoedig bij de weide aangekomen. Greta zocht eu zocht, inoar tevergeefs. Zoekt u wat? vroeg toen eon stem dicht bij haar. Zij kromp in el kaar van schrik, ze had toch heele- maal niemand hooren aankomen. Een heer in een elegante zomarkleeding stond voor haar en nam den hoed af. Dat ziet u toch well antwoordde zij kortaf, zonder verder op. hem te letten. Over zijn gezicht vloog een lachje. Mag ik vragen wat? Een ring. Zoo, was jij dus de kleine rak ker Wacht, daar zul je voor boeten en een beetje laten spartelen zal ik je toch in elk geval. Je hebt gemeend mij een ooets te bakken nu wordt do zaak anders. Dat waren zijn ge dachten ,liij vroeg echter alleen om maar wat te zeggen td hebben Een gouden Een agaten ring, wat anders, antwoordde zij geërgerd. Zie ik er uit als een schoolmeisje? Weer moest hij glimlachen, doch als betooverd hing zijn blik aan de bekoorlijke meisjesgestalte en zijn toon klonk bijna innig, toen hij ver zocht i Mag ik mee helpen zoeken r Hé ja, dat zou vriendelijk van u zijn. Heeft u scherpe oogen Thans keek zij naar hem op alsof zij de bekwaamheid der oogen had willen onderzoeken. Een interessante kop, dacht zij daarbij. Verstandige kinderoogen, dacht hij. Nu begonnen ze gemeenschappelijk te zoekeneerst- zwijgend. Na een poos je echter meende hij Weet u dan, dat u hein bepaald op deze plaats hebt verloren? vermoed het, omdat ik luei met mijn nicht in hot gras gelegen h&— Misschien hebt u hem ook onder weg verloren. Is u niet verder de wei de in geweest Wat keek hij haar eigenaardig aan. Juist alsot hij er pret om had, datuj tiaar mooien rmg verloren had. nou van toorn fonkelende blik trof hem. O I daar had hij de parapluie in zijn hand, waarin zij de bloemen ken had. Als hij haar opzette, moesc hij onmiddellijk bemerken, wie hem de poets gebakken had. Nu durfde zij ook niet bekennen, dal zij tot aam de bank geloopen was. Heeft het. zooeven niet geregend, vroeg zij in haar verwarring geheel onverwacht. Niet lang. En tot mijn geluk vond ik mijn parapluie nog op dezelfde plaats waar ik haar een uur te vo ren had laten liggen. Nu waren haar gedachten geheel bij do parapluie en de bloemen en bij wat hij nu van haai* denken zou. Had zii vermoed, dat de bezitter een jonge man en geon oude professor was, dan had zij de domme grap zeker achtci- wege gelaten. Zij schaamde zichvreü- selijk. En nu begon bet ook nog te re genen, eu werd het schemering het. was om wanhopig tc worden. Mag ik u een voorstel doen t hoorde ze zijn stem te midden van haar gedachten. Geef het zoeken voor vandaag op en kom morgen in olie vroegte weer. De morgenstond heeft zooals bekend i in den mond, voegde hij er glimlachend aan toe. Nu spotte hij ook nog, het onuit staanbare jongmensch l In den grond heeft hij echter gelijk. Ik word ook heelemaal nat, klaag de zij en probeerde een hoogmoedig gezicht te zetten. Ilij deed de parapluie open en over handigde deze haar. Dorn, assessor, stolde hij zich voor. Vergeef mij, dat tk eerst thans U is mijnheer Dorn lachte zij vroolijk .geheel uit haar rol vallend Christa heeft mij zoo nieuwsgierig omtrent u gemaakt, zij zalde me 1 maar neen, dat behoeft u niet te ten. Dan is u nicht Greta, die bij ge neraal Van Wilmoed als gast ver wacht werd? Zij knikte hem vroolijk toe. Komt u ook onder de parapluie. Christa's vriend mag niet nat wor den. Hij nam haar de parapluie uit de hand en legde haar arm in den zij nen. Zoo wandelden ze als twee goe de kameraden op het stadje toe. Of hij nu ook iets van de bloemen en de grap zou zeggen? De leuke mop kwam haar plotseling minder aardig voor. De regen kletterde op de parapluie, er onder was echter zonneschijn. Nu 3ens ernstige, dan weer schertsende woord-en vlogen heen en weer, bewon derende, welgevallige blikken ont moetten elkaar. Nu waren zij bijna de villa gena derd, jammer, direct zou hij al af scheid nemen. Maar neen, als sprak het vanzelf, dat zij bij elkaar moesten blijven, trad hij achter haar het huis binnen. Christa kwam hen tegemoet. Ileb Je hem vroeg ze belangstel lend. Wien Maar, Grela, den ring natuur lijk. O, den ring Neen Eerst toen bemerkte Christa den as sessor en stak hem verheugd de hand toe. Hoe aardig, dat u gekomen bent. En zich tot haar nicht wendend, voegde zij er aan toeZie eens, Gre ta, dat is do beste vriend van mijn verloofde, mijnheer 't Is niet moer noodig, lachte de ze. Ben gelukkig toeval nam reeds do voorstelling over. Niet waar. juf frouw Greta, wij zijn reeds heel goe de bekenden Good, dat het schemerdonker was en hij niet zien kon, hoe het bloed haar naar het voorhoofd steeg. Wat of dat was Ook had zij anders altijd een ot ander dwaas antwoord bij de hand en nu viel haar heelemaal niets moppigs in. In de kamer werd de onverwachte gast door den generaal en zijn vrouw welkom gehceten en men bracht den avond in vroolijke stemming te za- men door. Eerst toen het midder nacht sloeg, nam men afscheid. Greta kon heelemaal niet inslapen. Zij was geheel onder den invloed der laatste uren. Haar hart klopte wild, liaar wangen gloeiden. Dorn! Zij had vroeger veel goeds en liefs van hem gehoord, maar zoo vrceselijk ,net" had zij hem zich toch niet voor gesteld. Of zij hem morgen weer zien zou? Zij had Christa niet gezegd, dat zij in de vroegte nogmaals naar haar ring wilde zoeken. Waarom zij het voor ihaar verzwegen had? Greta, schaam je, dacht ze en werd nog war mer. Eindelijk sliep ze in. De helle morgenzon wekte haar. Zij kleedde zioli haastig aan en sloop op de lee- nen het huis uit. Wat was alles mooi op zoo'n Juni. morgen 1 Alles schitterde, straalde, jubelde. Zij had haar armen wel kun nen uitstrekken en de heele wereld aan haar hart willen drukken. Als hij toch -eens kwam Misschien was hij er alHaar voet aarzelde, voor zij door het bosch op do weide toetrad. Ja, daar zat hij op de bank aan den anderen kant. Hij stond op en kwam haar tegemoet. li hier? deed Greta heel verwon derd, terwijl zij hem de hand ten morgengroet reikte. Had u dat niet verwacht Zij bleef het antwoord schuldig. Bestaat er wel iets kostelijkers dan zulk een zomermorgen vroeg zij en keek hem met stralende oogen in het edele, mooie gelaat. O ja, antwoordde hij gelaten, b.v. dit kleine dingetje hier. Daarbij stak hij haar zijn hand toe, waar aan den pink haar verloren kleinood blonk. U hebt hem gevonden 1 jubelde zij en wilde hem den ring van den vin- ar trekken. Hij echter weerde haar afStil, stil, niet gevonden. Hij is mijn onbe twistbaar eigendom, want u hebt hem zelf in mijn parapluie gestoken! Hoe kunt u zoo iets zeggenDat Ls slechtVol toorn stond zij voor hem. O, thans is mij alles duidelijk. Ja, ik was hel, die uit de grap bloe men in de parapluie stak. Daarbij moet de ring van mijn vinger gegle den zijn. Had ik vermoed, van wien de parapluie was, dan had ik den grap zeker achterwege gelaten. Geef mij dadelijk mijn ring terug, anders is u een dief! In haar opwinding legde zij niet elk iiarer woorden op een weegschaal. Dorn kon van het opgewonden ge zicht maar niet genoeg krijgen. Naar ik hoon een hartedief. Zijn stem klonk tamelijk vleiend bij het bijna gefluis terde woord. Hoe smakeloos I Zij trok den neus op en meende hem met deze op merking geheel uit het veld te slaan. Geef mij mijn ring maar, ik ga naar huis. Toen pakte hij haar bij beide han- >n. Greta, lieve, lieve Greta, laat mij deu ring houden. Ik geef er je een anderen voor terug. En schenk mij dan bij het kleine gouden hartje daaraan je lief, warm, vroolijk hart. Het mijne vloog je tegemoet, zoodra ik je zag. Een rilling liep door haar lichaam. Waf klonk dat Innig en hoe warm en heerlijk doorstroomden haar zijn handdrukken. Ja, hij was toch een lieve, een aardige, een vreeselijk aar dige jongen 1 Je bent mij ook dadelijk bevallen, antwoordde zij half ondeugend, half beschaamd en stond toe, dat hij de armen om haar been sloeg, en haar een innigen kus op de roode lippen drukte. Aan de ontbijttafel wachtte men Greta. Christa, zei ze bij het binnentre den met een gelukkig lachje, ik heb Den ring Thans was het Christa die zo ovroeg. Ja, antwoordde Greta geroerd, terwijl zij Dora's hand greep en het kleine gouden ringetje bekeek, alsof zii het met de oogen wilde liefkoozen. Ja, maar hij zat zoo vast aan dezen Vinger, dat mij niets anders overbleef dan den lieelen Lieven grooten mensch mee te nemen. (N. v. 't N.) op in I. het één Eenzaam en verlaten ligt het park Monte Carlo. De hoogo groepen pal men werpen reusachtige schaduwen de kleine witte kiezelsteenen. die het stille maanlicht zilverwit bij donkere gras afsteken. Slechts licht straalt nog, rossig geel schreeuwend, opdringerig, uit d< reusachtige vensters van het witte marmeren paleis naar buiten, trots de zware purperen gordijnen, die er voor hangen. Door reten baant zich het licht een uitweg en schreeuwt zijn naam in het donker van den nacht uit„Goud, goud I" Zooveel licht daar binnen, overwel digend, drukkend, en toch die spookachtige stilte, trots de groote menigte inenschen, die roet fonkelen de oogen om de groene tafel zitten, terwijl hier en daar de eentonige roep van de croupiers klinkt„Fal- tes votre jeu, messieurs, rien ne va plus klankloos als de roep der gon deliers, die over de lagunen varen. Een jong man in een elegant En- gelsch zomerpak drentelt langzaam in den tuin rond, zonder de groote trap, die van de hooge marmeren vestibule naar het park voert, uit hot oog te verliezen. Een dichte drom menschen komt naar heneden lachende, babbelende menschen, in groepjes of twee aan twee, de dames met kanten kragen in elegante toiletten, de heeren ir rok, dat waren de personen, die uit de Opera kwamen. Droevig ziet de eenzame hen na. Daar is hij niet. Maar hij moet toch spoedig komen. Het Casino zal spoe dig gesloten worden. Nu 1 Enkele gestalten, bijna allen alleen, zwijgend en met verfrommel de kleederen, mannen en vrouwen, dat zijn do spelers, die het tot 't laatst hebben uitgehouden. Hun gang 's sleepend, zij schijnen doodelljk .ermoeid. Verscheideno van hen val len achter een boschjo op een bank neer en drukken het gloeiend voor hoofd tegen de ijskoude handen. Onder de laatsten, die de trap af kwamen, zijn er twee te zamen den eene kent de eenzame man, Iifj heeft zijn strooien hoed scheef opge zet en de lichte overjas los over de schouders geslagen. Hij lacht zoo vroolijk als er slechts een lachen lean Kurt yon Eggen. De oude heer naast hem, is niet zoo opgewekt. Ilij ziet somber vóór zich heen. De stille man verdwijnt ijlings, om zijn meester in „Hotel de Rome" op te wachten. Hij zou niet gaarne door hein gezien worden. De oude heer raadt ICurt aan Geef mij het- geld te bewaren. Tachtig duizend frank bij zich te heb. ben, is niet zonder gevaar. Eggen lacht eens. Och kom, wat kan er gebeuren 1 V ann&cht laat lk Frans in mijn ka* nier slapen. Een vreemde, uw bediende vroeg de oude heer wantrouwend. Eert trouwe kerel. Mijn bruid heeft hein mij aanbevolen. Hij heeft aJ twee maal mijn aanstaanden zwa ger op reis vergezeld. Een juweel "an een kerel. Zijn metgezel haalde de schouders op. Gij zijt veel te lichtzinnig. In zulke zaken is niemand te vertrou wen, zelfs niet uw beste vriend. Wat moot gij gaan beginnen, als de kerel u vannacht besteelt Eggen werd ernstig. dan.... die tachtig duizend frank zijn mijn goheele vermogen, Mijn vader heeft mij reeds vaak ge holpen..,. Hij doet het niet meer. Ik heb hem eigenlijk moeten beloven, kwam het dralend over de lippen van deu jongen man, niet meer te spe len. De zucht naar het spel was even wel sterker dan ik.... ik kon niet an- ders. Ik moest. Maar morgen ga ik verder. De andere lachte bitter. ,7.^3 ik alles zoo zeker wist als dat ik u morgen bij de roulette weer vind I Een mensch als gij wordt slechts door een groot verlies, door bittere ondervinding genezen Weet uw bruid, dat gij een speler zijt Eggen werd ongeduldig. Ik ben in 't geheel geen speler. Af en toe een Louis d'or wagen, kan men toch geen spelen noemen Of mijn bruid er iets van weet Neen. Integendeel. Anders had zo mij niet naar Monte Carlo gezonden, om haar zuster te bezoeken. Want dat men eens in de speelzaal gaat bijken, als men toch hier Is, spreekt wel van zelf. Nu, tot ziens l Tot morgen avond I Hij ging heen. Laat het avondmaal opbrengen, Frans, zeide Kurt, toen hij kalm in oen huisjasje in zijn kamer zat. Ik ga wat vroeg naar bed. Van nacht moet ge hier slapen. Maak dus maar oen bed voor u ln orde op do sofa hier. Frans ging de bo velen van zijnen •neester, die intusschen op hei balkon was gegaan en naar het glinsterende water keek, uitvoeren. Het avondmaal is gereed, mijn heer. Best. Is de thee er Hebt gij den brief aan mijn vader al ver zonden Ja, mijnheer. Kurt dronk tevreden zijn kop thee en las de „Figaro". Een zeldzame matheid beving hein. Dat was zeker de nawerking van het opwindende spel. Hij kon geen letter meer onder schelden. De spijzen had hij bijna niet aan geroerd. Hij riep Frans om af te nemen. Een half uur later lag Eggen in die pen slaap, als een dronken man. Frans trad langzaam naar het bed van zijn meester en droppelde eene waterheldere vloeistof in de thee, die hij zijn meester liet drinken. Den volgenden morgen werd Kurt pas tegen twaalf uur wakker. Hij kon nauwelijks zijn oogen M»neu, I Frans l Y Alles bleef stil. Kurt richt zich half 1.1 zijn en kijkt naar de sofa. llet bed is met beslapen. Bliksemsnel steekt Kurt zijn iiand onder de matrasDe porte feuille en de revolver zijn verdwe nen.... Dus bestolen.... en Frons vau door. In het oerste oogenblik voolde hij zich als verhand, niet in stadt tot denken en handelen. Het was alsof hij een zworen slag op het lioofcl had ontvangen. Langzamerhand echter kwam hij tot bezinning. Bestolen L E11 niet alleen zijn winst, ook het geld, dat zijn vader hem had toever trouwd, 0111 in Genua af te dragen. In wilde haast kleedde hij zich en ijlde naar den portier. Zijn bediende was reeds te middernacht uitgegaan, zooals hij zei, om voor zijn meester een kamer te Cannes te huren. Eggen stelde terstond de politie van het geval in kennis. Werkelijk was met den nachttrein een heer vertrok ken, wiens signalement mot dat van Frans overeenstemde. In do thee vond men cliloral-hy- draat. Terstond werd door de tele graaf naar alle richtingen geseind.... tevergeefsDe dief werd nlot gevon- den. Kurt seinde aau zijn vader. Zou deze wel gelooven, dat hij bestolen was Toen kwam het denkbeeld bij hem op, nog eens zijn geluk te be proeven, daar boven in het speelhol. Als hij slechts eenige louls kon lee- nen. Misschien van den ouden heer, den vriend van zijn vader. Daarbo ven was nog het eenige middel, waarvan hij redding kon hopen. Beste vriend, sprak hij.... ik ben in een allerverschrikkelijkste^ toe standLeen mij twintig Louis, voor u eon kleinigheidvoor mij een groote som. Gij hebt gelijk ge kregen. Frans is er van door. Ik heb geen cent behouden. Om de mondhoeken van den ouder heer gleed een spottende trek. Goed lk wil u nog veel meer leenen. Uw vadèr is mijn vriend. Gij moet evenwel daarvoor een paar re gels onderteekenen. Hij reikte hem een papier over. Kurt las „Ik beloof op mijn eerewoord, „niet meer te spelen en de ge- leemde som van franken „uit eigen verdiend geld terug te „betalen." Eggen liet het hoofd zakken, zag naar den grond. Hij gevoelde, dat- de oude heer naar hem keek. Langzaam vroeg Kurt Hoeveel tijd staat gij mij toe voor de terugbetaling Zoo lang, tot gij mij de geheele som "zelf verdiend terug kunt ge ven. En als ik.... Dan is het alsof ik u het geld zonder formulier heb gegeven. Want dan weet ik, dat gij li€t vanavond nog in liet Casino zult licbben ver- Tweo dagen later bad Kurt een langdurig onderhoud met zijn vader. Ilij had dezen slechts één ding ver zocht, het droevige voorval met aan zijn bruid mede te deelen. Ik bezweer u, vader, mot mijn speelzucht «s het gedaan. Gij verwijt mij terecht mijne lichtzinnigheid. Maar hebt gij u zelf ook geen verwij ten te doen Gij hebt mij als heer opgevoed, als een misschien presen tabel salonmensch, maar in elk ge val als een zeer goed misbaar lid der samenleving, dat van geld abso luut geen begrip heeft. De jongste ondervinding heeft mij eensklaps ge rijpt. Ik zal van nu af aan werken en mijn eigen brood verdienen. Ik dank dien schurk Frans, dat lnj mij gedwongen heeft een ander mensch te worden De deur ging openVóói hem "üe eersle opwelling van Kurt was den man nan te vliegen- Doch deze scheen geheel veranderd. Het was Frans, en toch was hij het weer met. De jonkman naderde zijn vroege- ren meester en overhandigde hem de gestolen portefeuille Vergeef mij, mijnheer Von Eg gen, 't gewaagde spel. Hier ls de ge heele som onaangeroerd terug, wel ke ik u vóór eenige dagen te Monte Carlo heb ontnomen. Ik wist, dat gij eel gewonnen hadt, en ik wist ook, dat gij, zoo hartstochtelijk als gij zijt, in staat zoudt zijn, kalm glimla- chend zelfs, het door uw vader toe- vertrouwde geld te verspelen. Word uu niS boos Ik weet, dat men aan de groene tafel vaak zijn erliest. Ik wilde u redden. Ik had u vroeger reeds ln de club nagegaan en kwam tot de overtuiging, dat gij slechte door eene buitengewone be handeling waart te redden. Maar zift gg dan met Frans f... Wie zijt gij toch eigenlijk 1 riep Kurt Ull Als bediende heb tk u zeer zeker vergezeld. In werkelijkheid ben ik UW aanstaande zwager. Ik wildei mgn zuster niet aan een speler toever trouwen; mijn vader toch heelt zich na een onherstelbaar verlies.... Kon ik haar nan een echtgenoot toever trouwen, wien hetzelfde lot 4relK'J® Gij zijt oen goed mensch, maar Usht- zinnlg. Gij waart de proef waard, en ik hoop, dat gij genezen züt. Kurt von Eggen werd een uitste kend mensch. Korten tijd geleden ertelde de jongo manmijzlinoge- nezing in tegenwoordigheid ifjnei bekoorlijke vrouw. Do politie Is In ons land niet popu lair. Dat zien wo vooral in de groote steden, waar do straatbevolking ten allen tijde den schavuit tegen de po litie ln bescherming neemt en het haar doorgaans verbazend lastig maakt. Nu ls het waar spiritistische vertooningen en fratsen met de fcoo- verlamtaarn strekken niet om do me nigte tot meerdere hoogschatting van onze „Hermandad" te brengen l Het moet beaamd worden, dat som mige speurhonden van Nemesis alles behalve snugger te werk gaanmaar van den anderen kant wordt de wark- dadighetd van de politie menigmaal miskend on vélen; die donken, dat liet ui leef er.on van politie-toezicht zoo gemakkelijk is, zouden zich zeer daar in vergissen; wanneer zij zeiven eens de hand aan 't werk moesten slaan. Zoo dacht de heer Jozef Keuken er niot over. Deze was vroeger apothe ker geweest, maar had zijn zaak over gedaan, om do laatste helft van zijn werkzaam leven met behulp vam een klein kapitaal, dat hij aan de lijden de menschheid te danken had, verder als rentenier te slijten. Zooals een koopman, die zijn za ken aan zijn oudsten telg overdoet; zooals de hoofdofficier, die gepensio neerd wordt, zag ook onze apotheker zich eensklaps in het genot van een overdadige hoeveelheid tijd gesteld, on daar hij dus veel te denken had, zoo had hij weldra een idéé fixe, dat van dag tot dag in levendigheid too- nam en ten slotte den man geheel l>e. heerschte. De gebrekkige inrichting vain do politie, placht hij le zeggen is al leen een gevolg van de onvoldoende mensohenlcennis der ambtenaren. Ieder misdadiger draagt het Kaïntee- ken op het voorhoofd, en dit moet iemand, die de gave van waarnemen heeft, dadelijk ontdekken. Waarom wordt je dan niot com missaris van politie, als je denkt, dat 't zoo gemakkelijk is. Want op je men schen kennis heb je al dikwijls je be roemd vroeg zijn vriend Smit. Omdat, ik gelukkig niet noodig heb, een betrekking te vervullen, daar ik mijn schaapjes op 't droge heb. Maar dè,t wil ik je wel zeggen jammer is hot, dat zoo menigeen in zijn jeugd een anderen weg inslaat dan dien, welke met zijn talenten en geaardheid strookt. Ontdek dan ten minste als dilet tant een paar misdadigers. Nu, dat wil ik eens doen, riep hij met pathos, en het spotachtig lachjo van Smit deed het besluit bij hem rij pen, om dien man eens door daadza ken te bewijzen luie dwaas hot was, aan zijn talent te twijfelen. Op zekeren dug zat hij in een goed bezocht koffiehuis van de stad zijner woning, diep in gedachten verzonken, en zag eensklaps een man, niet ver van heen gezeten, die haastig opstond, een overjas van don kapstok bij don ingang nam, het kleedingstuk aan trok, een tweede overjas greep en daarmee de deur uit wilde gaan. Haltdonderde Keuken, en sprong op, zoodat een half dozijn lazen mee opvlogen. De ander had den deurknop reeds in de ha nd. Halt, zeg ik je, schreeuwde do politiedienaar uit liefhebberij, den on bekende bij den arm grijpende. Wat moet je? vroeg deze. Hier die jas, schavuit l Ben je gek Gek Ik gek Tot nog toe niet, daar ik het ondersclieid tusschen mijn en dijn ook op cenigen afstand weet te onderkennen. Kellnereen agent van politie gauw Wat is er toch aan de hand? vroeg onthutst de eigenaar van het etablissement. Dié man heeft, zeker omdat het koud is, naar een tweede jas omge zien lachte Keuken sarcastisch. Je dwaalt, zei de koffiehuishou der in vollen ernst, die heer is de kleermaker Leenderts en hij heeft die jas zeker van een zijner klanten mee genomen. Wat? Dat ik de kleermaker Leenderts ben en straks deze overjas bij den lieer Van Dongen gehaald heb, om er iets aan te veranderen, sprak de pseudo-dief toornig. En hoe heet jij, als 'k vragen mag Jozef Keuken, apotheker in ruste, liet de man op onderdrukten toon hooren. Is dat zoo, kellner Jawel; ik ken meneer Keuken heel goed. Nu dan, meneer Keuken, we zul len mekaar nader spréken. De marchand tailleur ging heen. Zijn aanrander betaalde een paar gul den voor glazen, die hij in de agita tie mee van tafel gesleurd had en een paar dogen later 25 gulden schade vergoeding aan den kleermaker Leen derts, wegens eerroof. Bah troostte zich de veroordeel. toon hij het kantongerecht ver liet, dwalen is menschel ijk. Maar een stem in het binnenste fluisterde hem toeAl moge het waar zijn, dat schijn bedriegt, jö vriond Smit zal je natuurlijk leelijk uitlachen. Ik moet die leelijko vergissing weer goed maken, voordat zij rucht baar wordt; ik moet.... Hij was in gedachten ver-mept op een brug gekomen en zag thans hoe oen armoedig gekleed mensch bezig was op de leuning van de brug te klauteren, zicli aan den lantaarnpaal vasthoudend. Hij vloog naar deai rampzalige toe en rukte met krachtigen arm hem van dé steenen brugleuning af, zoo dat de man tamelijk onzacht op de straatsteonen neerkwam en iets, dat hij in de hand hield, in het water iel.- Hoe kom je er toe, beklagens waardige, om op klaarlichten dag zoon'n opzet te volvoeren Wat vroeg de ander verwon, dord, die eerst woedend was gewor den, maar hem nu met groote oogea aanzag. Hoe gij hebt niet eens besef van het onverantwoordelijk Wat raaskal je toch mensch! du? viel de ander hem ln de rede; is 'fc zoo leelijk om de straatlantaarn? schoon te maken; of denk je soms dat ik dit voor mijn pleizier doe? Dus je wil het glas van die larw taarn schoonmaken? Wel wis en drie zoodra Je ma een paar gulden gegeven hebt voöé. de doeken die Je daar ln 't wate* hebt gesmeten. O zoo met genoegen, antwoor^ do Keuken met een gehuicheld lle^ ma. Hij betaalde zonder veel. tegen», spartelen een rykadwldefj»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 10