BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD fl.20 FEB 3 WAANDEN IF 10 CENT FEB WIEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. Rubriek voor Vrouwen. Het rijke Natuurleven. Een roever d&r rivier 26e Jaargang. ZATERDAG IT OCTOBER 1903. No. 7786 DE ZATERDAGAVOND HAARLEMS DAGBLAD KOST ADMNKTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZM5S ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. De zuinige hulsvrouw. Dat „vele kleintjes een groote ma ken" zooals het oude spreekwoord luidt ls menige jonge huisvrouw om bekend; doch daar is nog een ander spreek woord, dat even waar, doch minder bekend is; het zegt: ,,©en vrouw kan lm haai- schort meer het huis uitbrengen, dan haar man in karrenvrachten binnenbrengt'. Orde en spaarzaamheid zijn de eerste plichten van een huismoeder en de grondslagen van huiselijke welvaart. Een zuinige huisvrouw moet zorg dragen, dat alle flesschen én kruiken waarin zich vloeistoffen bevinden, goed gekurkt zijn, ten eerste omdat sommige vloeistoffen, als alcohol, azijn, enz. vervliegen of verslappen en ten tweede omdat een flesch, die slecht gekurkt is, wanneer ze omvalt, ronder breken leegloopt. Een zuinige huisvrouw verzamelt afgebrande lucifers in een zak of doos; ze kunnen later bij het aanma ken van vuur uitstekend te pas ko men. Kleine stukjes zeep worden in een lapje gaas gebonden en kunnen tot het laatste toe worden opgébruikt voor handen wasschen enz. Zij lette er tevens op dat de zeepbakjes steeds van een treefje of rooster voorzien zijn om het zacht worden der zeep te voorkomen. Brood bewaart men in daarvoor be stemde trommels; indien de bovenste snee toch uitdroogt, kan deze geraspt worden om als paneermeel te gebrui ken. Indien men ongeschilde citroenen gebruikt, beware men de geraspte schil in 9uiker om later in gebak te gebruiken. Zij dient van alle levensmiddelen nauwkeurig de vereischte hoeveel heid te kunnen berekenen, omdat resten vooral in den zomer gemakke lijk kunnen bederven. Hielen en knieën van nieuwe kou sen worden aan den binnenkant met zijde draden doorgestopt, waardoor ze veel minder slijten. Broeken van man en zoon worden van onderen van een reepje stol of leder voorzien om het slijten te voor komen. Van donkere zijden blouses kunnen aardige kinderdasjes gemaakt wor den. Oude couranten worden vaak als waardeloos weggeworpen, omdat het papier in den regel te broos is om er iets in te kunnen verpakken. Toch kunnen de couranten ons in de huis houding van velerlei nut zijn. Men moet in de slaapkamer steeds eenige couranten bij de hand hebben, om er de friseer tang aan te probeeren en na gebruik mede af te wrijven. Verder voor het reinigen van haarkammen, scheermessen en andere toiletartike len. Vroeger jaren gehruikte men zacht, oud papier voor het schoonmaken van vensterruiten, doch later werd 't papier verdrongen door flanellen- en zeemlederen lappen. Waarom zullen we echter niet tot het oude terugkeeren, als we in aan merking nemen, dat het aanschaf fen van zeemlederen lappen veel geld kost en het schoonwassch&n er van veel 'tijd in beslag neemt, terwijl het nutteloos weggeworpen zachte papier even zuiver en glanzend maakt als bovenbedoelde lappen? Voorwerpen van tin en cuivre poli worden eveneens schoon en zonder krassen als men ze tweemaal pier week met zacht papier afwrijft. Ook in de keuken bewijst oud papier goe de diensten. In de eerste plaats be dekt men er tafels en aanrechten me de, alvorens met een of ander vuil werk te beginnen. Bij het schoonmaken van lampen of branders van petroleumstellen is courantenpapier schier onmisbaar. Messen en vorken, die naar visch rui ken, wrijft men ter dege met couran tenpapier af, voor ze te gaan was schen. Als er melk overkookt, wrijft men de kachelplaat eveneens met papier en zout. Als liet fornuis of de kachel gepot lood zijn, moet men zoodra ze aan gemaakt worden, de platen met pa pier afwrijven, hetgeen den glans ver- hoogt'en het achtergebleven potlood Verwijdert, zoodat ze niet meer afge ven. Voorts is courantenpapier een uitstekend voorbehoedmiddel tegen mot. Kamers die weinig gebruikt wor den, dekt men met courantenpapier af. Bontwerk verpakt men bij voor keur in versche couranten, die nog sterk naar drukinkt ruiken. In den winter verdient het aanbeve ling ©en dikke laag courantenpapier onder de vloerkleeden te leggen, vooral in benedenkamers zal men dan minder last hebben van koude voe ten. In nieuwe woningen, waar de mu ren vochtig zijn, moet men tusschen de muren en meubelen zoowel als achter schilderijen en gravures een dikke laag papier aanbrengen; wan neer men het papier geregeld ver nieuwt, voorkomt men daardoor het ontstaan van vochtplekken. Dat het oude courantenpapier in de huishouding niet te versmaden is en dat er over het algemeen veel te bezuinigen valt, zal thans elke vrouw moeten beamen. MARIE VAN AMSTEL. BIJ GELEGENHEID VAN DE EER STE VERGADERING DER MY- COLOGISCHE VEREENIGING. De lange tijd hunner veronachtza ming is ten einde, het geheimzinnige dat hun nog adnkleeft, wordt him ontnomen, zij zullen allengs de waar deering gaan genieten, die hun zoo ten volle toekomt. Sprookjesachtig rijzen zij plotseling in volle majesteit uit den gr-omd op, de veelkleurige, wonderlijk gevorm de paddestoelen, de geheimzinnige herfstkinderen, waarop de kabouter tjes des nachts een oogenhlik uitrus ten van den zwaren arbeid na dagen van druk bezig zijn met aardmanne tjesvlugheid, In korte trekken leidde ik deze la gere plantengroep reeds bij u in, in een der vorige opstellen. Ik vertelde u reeds de vorming en den groei van enkele zwammen en beloofde ook, er nog eens op terug te komen. Nu vandaag de oprichtingsverga dering in de Gehoorzaal van Tey- ler's Stichting werd gehouden, een vergadering, die de eerste bijeen komst is der Nederl. Paddestoelen vereenaging, vond ik de gelegenheid gunstig, om u kennis 'te doen maken met een andere zeer merkwaardige zwam. Onbewust heeft uw neus wellicht reeds kennis gemaakt met den padde stoel, dien ik op het oog heb, maar gij wist het niet. Gij zette uw wande ling voort. Is het u niet overkomen, dat gij plotseling een zeer onaangenaam luchtje in den neus kreegt, dat ook even plotseling, na drie of vier pas sen geloopen te hebben weer ver dween? Allerlei verschrikkingen doemden voor u op. Gij dacht aan bedorven visch, stinkende grachten en meer liefelijkheden, maar de ware oorzaak hebt gij niet vermoed. Met nog haas tiger tred zijt gij doorgestapt, blij, u zoo ver mogelijk van dat geurtje te kunnen verwijderen. Dat was jammer. Als het u weer eens overkomt en in dezen tijd is het zoo'n groote zeldzaamheid niet, loop dan eens niet door, overwin uw wal ging, haal de lucht even goed op; verdoof uw reukzenuwen en zoek zoo scherp gij kunt, naar het stankver- spreidende, omtrek verpestende won derding. Ziet gij daar dat mooie witte weef sel boven de geel geworden eikebla deren uitsteken? Het lijkt zoo op het eerste gezicht wel wat op een gloeiiichitkousje, zoo teer van bouw, zoo eigenaardig van tint is het vreemde lichaam. Gij gelooft niet, dat gij de ooi-zaak van uw oponthoud reeds hebt gevon den en zoekt verder, of er wellicht niet een doods mol, een half vergaan konijn hier of daar verborgen ligt. Maar doe maar geen moeite meer Hoe langer gij met de natuur on gaat, hoe meer geheimen voor u wor den opgelost, des te grooter verras singen zal zij u bereiden. Zoek maar niet verder, het was werkelijk dat on schuldig lijkende natu urge wrocht, het was de Phallus impudicue of Stink zwam, die zoozeer uw reukorgaan prikkelde. Volg die aasvliegjes maar. Zij ko men op hetzelfde doel af en wonder lijk, ook zij worden misleid, ook zij weten niet, dat die paddestoel het doet, voor zij op dien hoed zijn aan geland. Zij meenden een heerlijk hapje te vinden in den vorm van een half vergaan dierlijk organisme, zij vonden slechts een paddestoel. Ziet ze daar nu nog zoeken op dien zwart-slijmerigen hoed, zij vinden niet veel van hun gading, maar de zwam bereikt haar doel, zij is op ei gen voordeel bedacht, haar sporen zullen op deze manier voldoende wor den verspreid en in andere gedeelten van het bosch zullen nieuwe odeur fabriekjes ontstaan. In haar jeugd was de Phallus dood onschuldig. Ala een helder wit ei lag zij daar tusschen de bladeren en hield al het heerlijks nog binnen wit te wanden verborgen. Met het myce lium in den grond was zij alleen ver bonden door een wortelachtig gedeel te, voor 't overige had zij niet veel steun. Tn dien vorm Doemen de menschen bet duivelse! eren en geen wonder. Bedriegelijker ding zult gij moei lijk vinden. Neem het onschuldige ei maar niet mee naar huis, want als gij er niet op zij® verdacht gaat het plotseling een onaangename geur verspreiden. Denkt gij ex echter aan, en wilt gij de eieren consumeeren, voor zij gaan ruiken, dan bieden si' u een uitstekend voedsel aan, dat in Zuid-DuItschland en Frankrijk veel wordt gekocht en zelfs als middel te gen rbeumatiek geldt. In het bosch barst dat ei plotseling open. De steel, die eerst bijna geheel door den hoed wan bedekt, wordt plotseling een d.M. lang. De door hei. slijm donker gekleurd© hoed hangt nu losjes over den steel en ziet er nog ooglijk uit. Waag het eens even met een mesje dit gedeelte te bewerken. Gij krijgt dan d© geur kersversch. Dat slijm bevat de sporen. Na een regenbui ziet gij het meestal van den hoed afgedropen op den grond' lig gen. Meteen merkt gij dan, dat de steel, het eigenlijke gloeikousje niet ruikt. Als gij nu Zondag kennis wilt ma ken mot deze vreemd© zwam, wandel of fiets dan den Vogele-nzangscbecD straatweg. Vóór gij aan den Zwarten we gnaar Woestduin zijt genaderd, hebt gij stellig twee of driemaal de gelegenheid gehad, orn uw kennis te verrijken en een eigenaardig natuur wonder t© aanschouwen. Verleden week is het mij zelf drie maal gelukt, dus er bestaat groot© leans, dat er daar In dat eikenhout nog meer staan. H. PEUSENS. VRAGENBUS. Den Heer J. K. V. te Haarlem. Wacht met het verplanten tot het voorjaar, als alles nog in knop is, dus niet, wanneer de blaadjes al zichtbaar zijn. D© voedingsstoffen die n unog in de bladeren aanwezig zijn, wordt door den stam en de taktoan opgenomen en de bladeren vallen af. In het voorjaar kan de plant dan beter eon stootje hebben. Graaf er flink om heen, zoodat d© wortels niet te veel lijden. H. PEUSENS. Toen ik voor het eerst hoorde, dat een invloedrijk lid van het Lagerhuis was aangevallen en beroofd door een welgekleed man op de voornaamste zijrivier van de Theems en op eene plek, waar alle dagen tal van booten én plaizierjachten voorbijkwamen, ge loofde ik er niets van. Ik was vijftien jaar hoofd van d© politie geweest in het graafschap en iets dergelijke was onder mijn rechtsgebied nog nooit voorgekomen. Onzin, zei Ik tot een politiebe ambte, die mij de mededeellng kwam doen, die beer heeft zeker wat zwaar gegeten, in het een of ander hotel aan den rivierkant, wellicht met on eerlijke kennissen, die hem later zijn geld hebben afhandig gemaakt en nu vertelt hij om zich schoon te was schen zoo'n historie. Doch toen de hoogwelgeboren heer Edward Sy mington in eigen persoon bij mij kwam en me zijn wedervaren vertel de, wist lk niet meer, wat ik er van zou denken. Hij leek me d© oprecht ste man van de wereld en verhaald© me het geval met d© meeste onbevan genheid. HIJ was met eenige vrien den de rivier op geweest en had ge geten in een welbekend restaurant Omstreeks negen uur, daar het schoon zomerweer was, ging hij in dk.i i-l een Canadoescbe oono, a# uii ©en opvouwbaar vaartuigje voor óén per soon bestaat, naar Maidenhead.Waar de stroom zich splitst, nam hij het middelste kanaal en juist achter het eiland zag hij tot zijn© verbazing een ander schuitje op hem toeschieten, waarin een man zat, die met een re volver dreigde en zijn geld elschje. Het was er op dat uur eenzaam en s'il en ongewapend als hij was, in een Ucht schuitje, dat bij de minste beweging kon omkantelen, had hij zijn portemonnaie overgegeven. Hoeveel geld was er in,? vroeg ik. Och, een bagatel, een pond of ze ven, maar daarom is het niet. 't Is om het feit, dat een roover in deze beschaafde tijden mjrertraft op een drukke rivter ais de Theems zijn schaamteloos bedrijf kan uitoefenen. Zoo Iets vind ik ongehoord. Ik dacht een poosje na. Er kunnen rare dingen gebeu ren, zeide ik. Niettegenstaande alles, wat men doet om ze te voorkomen. Dit echter beloof ik u, dat er zoo iets niet weer zal voorvallen. Ik zal de rivier op alle punten streng doen bewaken. Dat is goed, zeide hij. Iets van dien aard is eene schande voor onze hoogberoemde beschaving. Gij moei. den schurk in arrest zien te krijgen. Voor dat dit gedaan is, bebt ge uw plicht niet gedaan tegenover het pu bliek, kolonel Hughes. Zoodra hij A-er trok ken was, vroeg ik aan mijn eersten detective, die bij 't onderhoud tegenwoordig was ge weest, wat hij dacht van de geschie denis. Hij streek zich langs de kin en ant woordde met overtuiging. Zijn verhaal heeft iets in zich, dat aan de waarheid zou doen geloo- ven. Mijnheer Symington is niet jong naar, om een vertelseltje te verzin- naar, om ee nvertelseltje te verzin nen, ten einde de verdenking van zich af te wenden, de ©en of andere dwaas heid te hebben begaan. Naar mijn oordeel zou het goed zijn, dat gedeelte der rivier geduren de een paar weken van den oever te doen bewaken. Atkins, zeide Ik, we zullen het. doen, maar niet van den oever. Gij zijt de man er voor. Gij kent de rivier en kunt met een boot omgaan. We moeten deen kerel met' zijn eigen wa pens bevechten. Als er ten minste zoo iemand be staat, wat ik sterk betwijfel. Hij ge bruikte een Canadeesche cano en dat is goed overlegd. Geen vaartuig glijdt zoo geruischloos voort of is zoo ge makkelijk t© besturen. G© kunt het, zoo noodig, over land naar een ander vaarwater dragen. Gij moet zoo'n cano nemer, en de wacht houden voor het geval. dat er nogmaals zoo'n aan slag wordt gepleegd. Dat zal zeker wederom gebeu ren, mijnheer, antwoordde Atkdns op beslisten toon. Als het verhaal waarheid bevat, zal d© roover voor de tweede maal zijn kans beproeven, nu hij gezien heeft, hoe gemakkelijk het is zelfs een man in d© kracht van zijn leven voor te houden. We spraken er over, waar hij zich plaatsen zou. Ik meende, dat we een streek hoogerop moesten Mezen, dan die, waar het laatste geval plaats had. Atklns echter dacht er anders over. Een roover, dl© hoop heeft op buit, zal nooit een zoo weinig bezoch te plaats uitkiezen als gij daar noemt voor de uitoefening van zijn bedrijf. Te Morlow of Bisham zou hij na donker uren kunnen wachten, zonder iemand te zien. Bij Clivenden Reach echter komt telkens het een of ander pleziervaartuig voorbij. Ook kan hij daar gebruik maken van de beschut ting van het riet. Ik gaf hem gelijk en nam maatre gelen voor het aanschaffen van een cano, terwijl ik tevens twee politie agenten aanwees, die in den omtrek zouden blijven in een roeiboot, gereed om toe te schieten op het sein van Atkin's ratel. De magistraten lachten er mee, dal ik geloof sloeg aan zoo'n vertelseltje, doch ik stoorde er mij niet aan en ging mijn gang. Acht dagen later kon ik de wijze heeren op mijn beurt uitlachen. De twee jonge dames, Talbot, de welbekende dochters van den ban kier, waren een tochtje gaan doen in een boot in de richting van Taplow Bridge. Omstreeks negen uur keerden ze terug en juist bij het grootere ei land zei een der belde meisje* schert- - Ik hoop maar ndet, dat mijnheer Symington's roover ons hier tegen mug komen. Ze had nog niet uitgesproken, toen plotseling een kleine cano uit het riet op hen toekwam. Een man zat er in met vollen zwarten baard, en trok een revolver te voorschijn. —Stilte, sprak hij zacht, doch ge biedend. Als een uwer een woord spreekt, schiet ik. Geef uwe juweelen, horloges en geld hier. Zoo ge één se conde draalt, gaat het er door heen. Gauw dus. De beide dames waren te zeer ont steld om er iets tegen te durven doen. Z© haalden hun portemoimai.es voor den dag, deden hunne sieraden af en overhandigden alles aan den boos wicht. Nu, luister, zei hij. Ik ga nu heen, doch zal u van het riet uit bespieden. Als ge roept voor ge te Cookham zijt, geef ik vuur, Ik ben een goed schut ter en zal niet missen. Daarmee verdween hij tn het riet gewas. De meisjes roeiden in stilte voort, doch niet zoodra hadden ze 't meer open gedeelte van het wpter be reikt, of ze begonnen luidkeels- te roepen: Help, help moord! De veerman hoorde ze, doch voor hij in zijn boot kon springen, kwam Atkins, die een weinig verderop de wacht had gehouden, naar hen toe in zijn cano. Wat is er, dames, lk ben detec tive en heb een paar politiemannen bij me. Is er iemand, die u lastig ge vallen heeft? De meisjes vertelden hun wederva ren en Atkins gaf het sein met zijn ra tel .waarop de twee agenten in hun roeiboot naderden. Toen nam hij een der meisjes en een agent mee langs den éénen kant van het eiland, ter wijl de tweede politiebeambte met de tweede jonge dame de tegenoverge stelde zijde uitgingen. Binnen een kwartier had hij gesproken met de verschillende sluiswachters en een half dozijn mannen bijeengeroepen, met Lichten en booten, die overal het riet afzetten. Maar de roover was verdwenen, alle nasporingen waren te vergeefs. Het geval baarde natuurlijk groo te ontsteltenis. Mi'. Talbot loofde eene groote belooning uit voor het ontdek ken van den misdadiger, doch drie of vier weken kwam er niets dergelijks meer voor en men begon al te geloo- ven, dat er een ein,d aan de zaak zou zijn. Na verloop van dien tijd even wel ontving ik een rapport, dat me van drift en ergernis met den voet deed stampen. Mevrouw Wybrook is een© bejaar de dame, algemeen geacht in de na buurschap en bekend om hare mild dadigheid. Op een zekeren regenacli- tigen achtermiddag keerde ze om streeks zes uur terug van Bray in een boot, die geroeid werd door hare bei de nichten, die goed met de riemen konden omgaan. Ze had juist een ehéque ontvangen van zestig pond. gelijk hare gewoonte was eens in de veertien dagen en had het geld In goud bij zich in een leeren handtasch- je. Op de rivier was het stil. Geen en kel ander vaartuig vertoonde er zich. Plotseling, op den hoek bij het tweede eiland schoot een Canadeesche cano snel den stroom over en een man met een zwarten baard hief zijn hand op met dreigend gebaar. Geen woord, zei hij stroef. Als ge me de zestig pond geeft, kunt ge on gestoord uws weegs gaan. Ge weet, wat ik wil. Bij de minste draling geef ik vuur. Mevrouw Wybrook scheen zich te willen verzetten, doch hare jongste nicht, geheel ontsteld, trok het tasch- je met goudstukken uit de hand ha- rar tante en wierp het den roover toe. Hij ving het op in één hand, wierp het met anaakschy vroolijkheid als een bal in dua lucht, pakte het weer vast, toen het neerviel, nam beleefd zijn hoed af en verdween achter het eiland. Zoodra hij weg was, riepen de dames om hulp, doch niemand hoord© ze. Ze waren al zoowat bij de volgende sluis, toen ze Atkins zagen, li© kalm voortpagaaide in het vervul len van zijn plicht, terwijl de regen nog steeds bij stroomen neerviel. In het eerst geloofd© hij niet aan het ver haal, gelijk hij zeide. Hij vergezelde echter do boot een eind stroomaf waarts en moest nu wel van d© waar heid overtuigd zijn, daar hij een re volver vond, welke de man op den oe ver had weggegooid. Even later ont dekte hij ook het leeren geldtaschje. dat een der dames den roover had toegeworpen. Het was leeg natuurlijk. Ik zal niet gewagen van een drietal volgende, steeds zoo overlegd, dat ze telkens plaats hadden gedurende de afwezigheid van Atkins, die mij zijn vermoeden te kennen gaf dat deschurk misschien in verband stond met zijn eigen politieagenten of de sluiswach ters in de buurt. Er werden nog strenger maatrege len genomen in overleg met de auto riteiten van het naburige graafschap. Mij willende overtuigen van de mo gelijkheid van dergelijke gebeurtenis sen gedurende den avond was lk op een keer een eind het pad langs de rivier opgewandeld. Bij het eerste ei land gekomen, zag ik in het schemer licht een bootje door twee „meisjes" geroeid. In de nabijheid van het rietbed meende lk eenig gedruisch te hooren. En jawel. Daar gebeurde juist dat gen©, waar ik met eenige spanning op wachtte een Canadeesche cano gleed plotseling vlak voor den boeg van het andere vaartuig. Ik snelde den oever langs om te zien, wat er verder gebeuren zou. Ik kon den roover de hand, met een re volver gewapend, zien opheffen. Ik hoorde hem roepen: „Halt, daar. Uw geld." Het volgend oogenhlik was ik ge tuige van iets geheel onverwachts. D© „meisjes", instede van te gillen of zich beangst te toornen, stonden op in de boot en grepen den onverlaat aan. Eén richtte een revolver op hem, terwijl het andere hem het wapen uit de vuist wrong.De cano kantelde om en de aanvaller lag In het water. Ik trok jas en schoenen uit en zwom naar het tooneel van den strijd om te helpen hem te pakken. Terwijl ik na derde, riep een der „meisjes" met eene mannelijke stem mij toe: „Wie zijt gij?" Kolonel Hughes, hoofd der poli tie in het graafschap, gaf ik ten ant woord. Oh, zijt gij het, kolonel? klonk het weer. En nu wist ik, dat ik een man voor had. Tevens herkende ik de beide inzittenden. Het waren de twee jonge Wijbrooks, broeders van de meisjes, die vroeger waren aan gevallen in gezelschap van hunne oude tante. Ze hadden zich vermomd om den booswicht te misleiden, doch deze was hun t© glad af. Gebruik ma kend van de kortstondige afleiding, welke mijne verschijning veroorzaak te, worstelde hij zich los, dook onder het schuitje door en zwom land waarts. Zie hem voor te komen, kolonel, riep Charlie Wybrook, terwijl hij een roeispaan nam en de boot in beweging zette. Ik deed mijn best en meende hem den pas af te snijden. Maar hij dook weer en was spoedig aan den wal. Ik raakte verward tusschen eeni ge waterplanten en zakte een eind weg in de modder. Toen ik mij met behuip der beide jonge mannen had losgewerkt, zag ik den schurk voort snellen in de richting van een groot wit huls in de verte. Wij drieën hem na. Maar het terrein was doorsneden met breede slooten, waar we over moesten springen of doorwaden. De vluchteling scheen goed ver trouwd met den grond, en leende de kleine bruggetjes hier en daar, want hij aarzelde nooit en liep er altijd recht op aan. 't Scheen mij een ho~ pelooze jacht toe. Maar waar bleef Atkins al dien tijd? Hij "vroeger overal tegenwoordig, waar gevaar dreigde, liet zich thans nergens zien. Ik haalde mijn fluitje voor den dag, en liet een paar malen een lang, gil lend gefluit hooren. Niemand ver scheen. Toen begon ik te vreezen, dat onze prooi ons ontsnappen zou. Charlie zat hem echter al dicht op de hielen, toen hij opeens toesprong op het tuinhek van het witte huis. Klaarblijkelijk tot zijne verwonde ring Yond hij het gesloten, daar had hij niiet op gerekend. Er was geen twijfel aan, dat hij goed bekend was met de plaats, want zoodra hij zag niet door het hek te kunnen, klom hij op een klein schuurtje en toen op het dak van het huis, Charlie volgde hem zondfër bedenken. Eien oogen hlik worstelden ze samen, maar de sluwerd wist weer vrij te komen, liet zich zakken en kroop wat we ook deden om het te beletten onder on ze armen door en ijlde weg. Snijd hem den pas af, Arthur, riep Ik. Toe, snijd hem den pas af, want de kerel liep thans op de ri vier toe, zeker met het doel de boot te bereiken, over te roeien en eene schuilplaats te zoeken tusschen de heuvelen van Buckinghamshire. Charlie was ondertuaschen ook weer bij ons gekomen en met ons drieën zetten we thans de jacht voort. We werden achter ongehouden on on-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 13