BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
fl.20 FEB 3 WAANDEN
IF 10 CENT FEB WIEK.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
Rubriek voor Vrouwen.
Het rijke Natuurleven.
Een roever d&r rivier
26e Jaargang.
ZATERDAG IT OCTOBER 1903.
No. 7786
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEMS DAGBLAD KOST
ADMNKTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZM5S
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
De zuinige hulsvrouw.
Dat „vele kleintjes een groote ma
ken" zooals het oude spreekwoord
luidt ls menige jonge huisvrouw om
bekend; doch daar is nog een ander
spreek woord, dat even waar, doch
minder bekend is; het zegt: ,,©en
vrouw kan lm haai- schort meer het
huis uitbrengen, dan haar man in
karrenvrachten binnenbrengt'.
Orde en spaarzaamheid zijn de
eerste plichten van een huismoeder
en de grondslagen van huiselijke
welvaart.
Een zuinige huisvrouw moet zorg
dragen, dat alle flesschen én kruiken
waarin zich vloeistoffen bevinden,
goed gekurkt zijn, ten eerste omdat
sommige vloeistoffen, als alcohol,
azijn, enz. vervliegen of verslappen
en ten tweede omdat een flesch, die
slecht gekurkt is, wanneer ze omvalt,
ronder breken leegloopt.
Een zuinige huisvrouw verzamelt
afgebrande lucifers in een zak of
doos; ze kunnen later bij het aanma
ken van vuur uitstekend te pas ko
men.
Kleine stukjes zeep worden in een
lapje gaas gebonden en kunnen tot
het laatste toe worden opgébruikt
voor handen wasschen enz. Zij lette
er tevens op dat de zeepbakjes steeds
van een treefje of rooster voorzien
zijn om het zacht worden der zeep te
voorkomen.
Brood bewaart men in daarvoor be
stemde trommels; indien de bovenste
snee toch uitdroogt, kan deze geraspt
worden om als paneermeel te gebrui
ken.
Indien men ongeschilde citroenen
gebruikt, beware men de geraspte
schil in 9uiker om later in gebak te
gebruiken.
Zij dient van alle levensmiddelen
nauwkeurig de vereischte hoeveel
heid te kunnen berekenen, omdat
resten vooral in den zomer gemakke
lijk kunnen bederven.
Hielen en knieën van nieuwe kou
sen worden aan den binnenkant met
zijde draden doorgestopt, waardoor
ze veel minder slijten.
Broeken van man en zoon worden
van onderen van een reepje stol of
leder voorzien om het slijten te voor
komen.
Van donkere zijden blouses kunnen
aardige kinderdasjes gemaakt wor
den. Oude couranten worden vaak
als waardeloos weggeworpen, omdat
het papier in den regel te broos is om
er iets in te kunnen verpakken. Toch
kunnen de couranten ons in de huis
houding van velerlei nut zijn. Men
moet in de slaapkamer steeds eenige
couranten bij de hand hebben, om er
de friseer tang aan te probeeren en na
gebruik mede af te wrijven. Verder
voor het reinigen van haarkammen,
scheermessen en andere toiletartike
len.
Vroeger jaren gehruikte men zacht,
oud papier voor het schoonmaken
van vensterruiten, doch later werd 't
papier verdrongen door flanellen- en
zeemlederen lappen.
Waarom zullen we echter niet tot
het oude terugkeeren, als we in aan
merking nemen, dat het aanschaf
fen van zeemlederen lappen veel geld
kost en het schoonwassch&n er van
veel 'tijd in beslag neemt, terwijl het
nutteloos weggeworpen zachte papier
even zuiver en glanzend maakt als
bovenbedoelde lappen?
Voorwerpen van tin en cuivre poli
worden eveneens schoon en zonder
krassen als men ze tweemaal pier
week met zacht papier afwrijft. Ook
in de keuken bewijst oud papier goe
de diensten. In de eerste plaats be
dekt men er tafels en aanrechten me
de, alvorens met een of ander vuil
werk te beginnen.
Bij het schoonmaken van lampen
of branders van petroleumstellen is
courantenpapier schier onmisbaar.
Messen en vorken, die naar visch rui
ken, wrijft men ter dege met couran
tenpapier af, voor ze te gaan was
schen.
Als er melk overkookt, wrijft men
de kachelplaat eveneens met papier
en zout.
Als liet fornuis of de kachel gepot
lood zijn, moet men zoodra ze aan
gemaakt worden, de platen met pa
pier afwrijven, hetgeen den glans ver-
hoogt'en het achtergebleven potlood
Verwijdert, zoodat ze niet meer afge
ven. Voorts is courantenpapier een
uitstekend voorbehoedmiddel tegen
mot. Kamers die weinig gebruikt wor
den, dekt men met courantenpapier
af. Bontwerk verpakt men bij voor
keur in versche couranten, die nog
sterk naar drukinkt ruiken.
In den winter verdient het aanbeve
ling ©en dikke laag courantenpapier
onder de vloerkleeden te leggen,
vooral in benedenkamers zal men dan
minder last hebben van koude voe
ten.
In nieuwe woningen, waar de mu
ren vochtig zijn, moet men tusschen
de muren en meubelen zoowel als
achter schilderijen en gravures een
dikke laag papier aanbrengen; wan
neer men het papier geregeld ver
nieuwt, voorkomt men daardoor het
ontstaan van vochtplekken.
Dat het oude courantenpapier in
de huishouding niet te versmaden is
en dat er over het algemeen veel te
bezuinigen valt, zal thans elke vrouw
moeten beamen.
MARIE VAN AMSTEL.
BIJ GELEGENHEID VAN DE EER
STE VERGADERING DER MY-
COLOGISCHE VEREENIGING.
De lange tijd hunner veronachtza
ming is ten einde, het geheimzinnige
dat hun nog adnkleeft, wordt him
ontnomen, zij zullen allengs de waar
deering gaan genieten, die hun zoo
ten volle toekomt.
Sprookjesachtig rijzen zij plotseling
in volle majesteit uit den gr-omd op,
de veelkleurige, wonderlijk gevorm
de paddestoelen, de geheimzinnige
herfstkinderen, waarop de kabouter
tjes des nachts een oogenhlik uitrus
ten van den zwaren arbeid na dagen
van druk bezig zijn met aardmanne
tjesvlugheid,
In korte trekken leidde ik deze la
gere plantengroep reeds bij u in, in
een der vorige opstellen. Ik vertelde
u reeds de vorming en den groei van
enkele zwammen en beloofde ook, er
nog eens op terug te komen.
Nu vandaag de oprichtingsverga
dering in de Gehoorzaal van Tey-
ler's Stichting werd gehouden, een
vergadering, die de eerste bijeen
komst is der Nederl. Paddestoelen
vereenaging, vond ik de gelegenheid
gunstig, om u kennis 'te doen maken
met een andere zeer merkwaardige
zwam.
Onbewust heeft uw neus wellicht
reeds kennis gemaakt met den padde
stoel, dien ik op het oog heb, maar
gij wist het niet. Gij zette uw wande
ling voort.
Is het u niet overkomen, dat gij
plotseling een zeer onaangenaam
luchtje in den neus kreegt, dat ook
even plotseling, na drie of vier pas
sen geloopen te hebben weer ver
dween?
Allerlei verschrikkingen doemden
voor u op. Gij dacht aan bedorven
visch, stinkende grachten en meer
liefelijkheden, maar de ware oorzaak
hebt gij niet vermoed. Met nog haas
tiger tred zijt gij doorgestapt, blij, u
zoo ver mogelijk van dat geurtje te
kunnen verwijderen.
Dat was jammer. Als het u weer
eens overkomt en in dezen tijd is het
zoo'n groote zeldzaamheid niet, loop
dan eens niet door, overwin uw wal
ging, haal de lucht even goed op;
verdoof uw reukzenuwen en zoek zoo
scherp gij kunt, naar het stankver-
spreidende, omtrek verpestende won
derding.
Ziet gij daar dat mooie witte weef
sel boven de geel geworden eikebla
deren uitsteken?
Het lijkt zoo op het eerste gezicht
wel wat op een gloeiiichitkousje, zoo
teer van bouw, zoo eigenaardig van
tint is het vreemde lichaam.
Gij gelooft niet, dat gij de ooi-zaak
van uw oponthoud reeds hebt gevon
den en zoekt verder, of er wellicht
niet een doods mol, een half vergaan
konijn hier of daar verborgen ligt.
Maar doe maar geen moeite meer
Hoe langer gij met de natuur on
gaat, hoe meer geheimen voor u wor
den opgelost, des te grooter verras
singen zal zij u bereiden. Zoek maar
niet verder, het was werkelijk dat on
schuldig lijkende natu urge wrocht, het
was de Phallus impudicue of Stink
zwam, die zoozeer uw reukorgaan
prikkelde.
Volg die aasvliegjes maar. Zij ko
men op hetzelfde doel af en wonder
lijk, ook zij worden misleid, ook zij
weten niet, dat die paddestoel het
doet, voor zij op dien hoed zijn aan
geland. Zij meenden een heerlijk
hapje te vinden in den vorm van een
half vergaan dierlijk organisme, zij
vonden slechts een paddestoel.
Ziet ze daar nu nog zoeken op dien
zwart-slijmerigen hoed, zij vinden
niet veel van hun gading, maar de
zwam bereikt haar doel, zij is op ei
gen voordeel bedacht, haar sporen
zullen op deze manier voldoende wor
den verspreid en in andere gedeelten
van het bosch zullen nieuwe odeur
fabriekjes ontstaan.
In haar jeugd was de Phallus dood
onschuldig. Ala een helder wit ei lag
zij daar tusschen de bladeren en
hield al het heerlijks nog binnen wit
te wanden verborgen. Met het myce
lium in den grond was zij alleen ver
bonden door een wortelachtig gedeel
te, voor 't overige had zij niet veel
steun.
Tn dien vorm Doemen de menschen
bet duivelse! eren en geen wonder.
Bedriegelijker ding zult gij moei
lijk vinden. Neem het onschuldige ei
maar niet mee naar huis, want als
gij er niet op zij® verdacht gaat het
plotseling een onaangename geur
verspreiden. Denkt gij ex echter aan,
en wilt gij de eieren consumeeren,
voor zij gaan ruiken, dan bieden si'
u een uitstekend voedsel aan, dat in
Zuid-DuItschland en Frankrijk veel
wordt gekocht en zelfs als middel te
gen rbeumatiek geldt.
In het bosch barst dat ei plotseling
open. De steel, die eerst bijna geheel
door den hoed wan bedekt, wordt
plotseling een d.M. lang. De door hei.
slijm donker gekleurd© hoed hangt
nu losjes over den steel en ziet er nog
ooglijk uit. Waag het eens even met
een mesje dit gedeelte te bewerken.
Gij krijgt dan d© geur kersversch.
Dat slijm bevat de sporen. Na een
regenbui ziet gij het meestal van den
hoed afgedropen op den grond' lig
gen. Meteen merkt gij dan, dat de
steel, het eigenlijke gloeikousje niet
ruikt.
Als gij nu Zondag kennis wilt ma
ken mot deze vreemd© zwam, wandel
of fiets dan den Vogele-nzangscbecD
straatweg. Vóór gij aan den Zwarten
we gnaar Woestduin zijt genaderd,
hebt gij stellig twee of driemaal de
gelegenheid gehad, orn uw kennis te
verrijken en een eigenaardig natuur
wonder t© aanschouwen.
Verleden week is het mij zelf drie
maal gelukt, dus er bestaat groot©
leans, dat er daar In dat eikenhout
nog meer staan.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Den Heer J. K. V. te Haarlem.
Wacht met het verplanten tot het
voorjaar, als alles nog in knop is,
dus niet, wanneer de blaadjes al
zichtbaar zijn. D© voedingsstoffen die
n unog in de bladeren aanwezig zijn,
wordt door den stam en de taktoan
opgenomen en de bladeren vallen af.
In het voorjaar kan de plant dan
beter eon stootje hebben. Graaf er
flink om heen, zoodat d© wortels niet
te veel lijden.
H. PEUSENS.
Toen ik voor het eerst hoorde, dat
een invloedrijk lid van het Lagerhuis
was aangevallen en beroofd door een
welgekleed man op de voornaamste
zijrivier van de Theems en op eene
plek, waar alle dagen tal van booten
én plaizierjachten voorbijkwamen, ge
loofde ik er niets van. Ik was vijftien
jaar hoofd van d© politie geweest in
het graafschap en iets dergelijke was
onder mijn rechtsgebied nog nooit
voorgekomen.
Onzin, zei Ik tot een politiebe
ambte, die mij de mededeellng kwam
doen, die beer heeft zeker wat zwaar
gegeten, in het een of ander hotel
aan den rivierkant, wellicht met on
eerlijke kennissen, die hem later zijn
geld hebben afhandig gemaakt en nu
vertelt hij om zich schoon te was
schen zoo'n historie. Doch toen de
hoogwelgeboren heer Edward Sy
mington in eigen persoon bij mij
kwam en me zijn wedervaren vertel
de, wist lk niet meer, wat ik er van
zou denken. Hij leek me d© oprecht
ste man van de wereld en verhaald©
me het geval met d© meeste onbevan
genheid. HIJ was met eenige vrien
den de rivier op geweest en had ge
geten in een welbekend restaurant
Omstreeks negen uur, daar het
schoon zomerweer was, ging hij in
dk.i
i-l een Canadoescbe oono, a# uii ©en
opvouwbaar vaartuigje voor óén per
soon bestaat, naar Maidenhead.Waar
de stroom zich splitst, nam hij het
middelste kanaal en juist achter het
eiland zag hij tot zijn© verbazing een
ander schuitje op hem toeschieten,
waarin een man zat, die met een re
volver dreigde en zijn geld elschje.
Het was er op dat uur eenzaam en
s'il en ongewapend als hij was, in
een Ucht schuitje, dat bij de minste
beweging kon omkantelen, had hij
zijn portemonnaie overgegeven.
Hoeveel geld was er in,? vroeg ik.
Och, een bagatel, een pond of ze
ven, maar daarom is het niet. 't Is
om het feit, dat een roover in deze
beschaafde tijden mjrertraft op een
drukke rivter ais de Theems zijn
schaamteloos bedrijf kan uitoefenen.
Zoo Iets vind ik ongehoord.
Ik dacht een poosje na.
Er kunnen rare dingen gebeu
ren, zeide ik. Niettegenstaande alles,
wat men doet om ze te voorkomen. Dit
echter beloof ik u, dat er zoo iets niet
weer zal voorvallen. Ik zal de rivier
op alle punten streng doen bewaken.
Dat is goed, zeide hij. Iets van
dien aard is eene schande voor onze
hoogberoemde beschaving. Gij moei.
den schurk in arrest zien te krijgen.
Voor dat dit gedaan is, bebt ge uw
plicht niet gedaan tegenover het pu
bliek, kolonel Hughes.
Zoodra hij A-er trok ken was, vroeg
ik aan mijn eersten detective, die bij
't onderhoud tegenwoordig was ge
weest, wat hij dacht van de geschie
denis.
Hij streek zich langs de kin en ant
woordde met overtuiging.
Zijn verhaal heeft iets in zich,
dat aan de waarheid zou doen geloo-
ven. Mijnheer Symington is niet jong
naar, om een vertelseltje te verzin-
naar, om ee nvertelseltje te verzin
nen, ten einde de verdenking van zich
af te wenden, de ©en of andere dwaas
heid te hebben begaan.
Naar mijn oordeel zou het goed
zijn, dat gedeelte der rivier geduren
de een paar weken van den oever te
doen bewaken.
Atkins, zeide Ik, we zullen het.
doen, maar niet van den oever. Gij
zijt de man er voor. Gij kent de rivier
en kunt met een boot omgaan. We
moeten deen kerel met' zijn eigen wa
pens bevechten.
Als er ten minste zoo iemand be
staat, wat ik sterk betwijfel. Hij ge
bruikte een Canadeesche cano en dat
is goed overlegd. Geen vaartuig glijdt
zoo geruischloos voort of is zoo ge
makkelijk t© besturen. G© kunt het,
zoo noodig, over land naar een ander
vaarwater dragen. Gij moet zoo'n
cano nemer, en de wacht houden voor
het geval. dat er nogmaals zoo'n aan
slag wordt gepleegd.
Dat zal zeker wederom gebeu
ren, mijnheer, antwoordde Atkdns
op beslisten toon. Als het verhaal
waarheid bevat, zal d© roover voor
de tweede maal zijn kans beproeven,
nu hij gezien heeft, hoe gemakkelijk
het is zelfs een man in d© kracht van
zijn leven voor te houden.
We spraken er over, waar hij zich
plaatsen zou. Ik meende, dat we een
streek hoogerop moesten Mezen, dan
die, waar het laatste geval plaats
had. Atklns echter dacht er anders
over.
Een roover, dl© hoop heeft op
buit, zal nooit een zoo weinig bezoch
te plaats uitkiezen als gij daar noemt
voor de uitoefening van zijn bedrijf.
Te Morlow of Bisham zou hij na
donker uren kunnen wachten, zonder
iemand te zien. Bij Clivenden Reach
echter komt telkens het een of ander
pleziervaartuig voorbij. Ook kan hij
daar gebruik maken van de beschut
ting van het riet.
Ik gaf hem gelijk en nam maatre
gelen voor het aanschaffen van een
cano, terwijl ik tevens twee politie
agenten aanwees, die in den omtrek
zouden blijven in een roeiboot, gereed
om toe te schieten op het sein van
Atkin's ratel.
De magistraten lachten er mee, dal
ik geloof sloeg aan zoo'n vertelseltje,
doch ik stoorde er mij niet aan en
ging mijn gang.
Acht dagen later kon ik de wijze
heeren op mijn beurt uitlachen.
De twee jonge dames, Talbot, de
welbekende dochters van den ban
kier, waren een tochtje gaan doen in
een boot in de richting van Taplow
Bridge. Omstreeks negen uur keerden
ze terug en juist bij het grootere ei
land zei een der belde meisje* schert-
- Ik hoop maar ndet, dat mijnheer
Symington's roover ons hier tegen
mug komen.
Ze had nog niet uitgesproken, toen
plotseling een kleine cano uit het riet
op hen toekwam. Een man zat er in
met vollen zwarten baard, en trok
een revolver te voorschijn.
—Stilte, sprak hij zacht, doch ge
biedend. Als een uwer een woord
spreekt, schiet ik. Geef uwe juweelen,
horloges en geld hier. Zoo ge één se
conde draalt, gaat het er door heen.
Gauw dus.
De beide dames waren te zeer ont
steld om er iets tegen te durven doen.
Z© haalden hun portemoimai.es voor
den dag, deden hunne sieraden af en
overhandigden alles aan den boos
wicht.
Nu, luister, zei hij. Ik ga nu heen,
doch zal u van het riet uit bespieden.
Als ge roept voor ge te Cookham zijt,
geef ik vuur, Ik ben een goed schut
ter en zal niet missen.
Daarmee verdween hij tn het riet
gewas. De meisjes roeiden in stilte
voort, doch niet zoodra hadden ze 't
meer open gedeelte van het wpter be
reikt, of ze begonnen luidkeels- te
roepen:
Help, help moord!
De veerman hoorde ze, doch voor
hij in zijn boot kon springen, kwam
Atkins, die een weinig verderop de
wacht had gehouden, naar hen toe in
zijn cano.
Wat is er, dames, lk ben detec
tive en heb een paar politiemannen
bij me. Is er iemand, die u lastig ge
vallen heeft?
De meisjes vertelden hun wederva
ren en Atkins gaf het sein met zijn ra
tel .waarop de twee agenten in hun
roeiboot naderden. Toen nam hij een
der meisjes en een agent mee langs
den éénen kant van het eiland, ter
wijl de tweede politiebeambte met de
tweede jonge dame de tegenoverge
stelde zijde uitgingen. Binnen een
kwartier had hij gesproken met de
verschillende sluiswachters en een
half dozijn mannen bijeengeroepen,
met Lichten en booten, die overal het
riet afzetten. Maar de roover was
verdwenen, alle nasporingen waren
te vergeefs.
Het geval baarde natuurlijk groo
te ontsteltenis. Mi'. Talbot loofde eene
groote belooning uit voor het ontdek
ken van den misdadiger, doch drie of
vier weken kwam er niets dergelijks
meer voor en men begon al te geloo-
ven, dat er een ein,d aan de zaak zou
zijn. Na verloop van dien tijd even
wel ontving ik een rapport, dat me
van drift en ergernis met den voet
deed stampen.
Mevrouw Wybrook is een© bejaar
de dame, algemeen geacht in de na
buurschap en bekend om hare mild
dadigheid. Op een zekeren regenacli-
tigen achtermiddag keerde ze om
streeks zes uur terug van Bray in een
boot, die geroeid werd door hare bei
de nichten, die goed met de riemen
konden omgaan. Ze had juist een
ehéque ontvangen van zestig pond.
gelijk hare gewoonte was eens in de
veertien dagen en had het geld In
goud bij zich in een leeren handtasch-
je. Op de rivier was het stil. Geen en
kel ander vaartuig vertoonde er zich.
Plotseling, op den hoek bij het tweede
eiland schoot een Canadeesche cano
snel den stroom over en een man met
een zwarten baard hief zijn hand op
met dreigend gebaar.
Geen woord, zei hij stroef. Als ge
me de zestig pond geeft, kunt ge on
gestoord uws weegs gaan. Ge weet,
wat ik wil. Bij de minste draling geef
ik vuur.
Mevrouw Wybrook scheen zich te
willen verzetten, doch hare jongste
nicht, geheel ontsteld, trok het tasch-
je met goudstukken uit de hand ha-
rar tante en wierp het den roover toe.
Hij ving het op in één hand, wierp
het met anaakschy vroolijkheid als
een bal in dua lucht, pakte het weer
vast, toen het neerviel, nam beleefd
zijn hoed af en verdween achter het
eiland. Zoodra hij weg was, riepen
de dames om hulp, doch niemand
hoord© ze. Ze waren al zoowat bij de
volgende sluis, toen ze Atkins zagen,
li© kalm voortpagaaide in het vervul
len van zijn plicht, terwijl de regen
nog steeds bij stroomen neerviel. In
het eerst geloofd© hij niet aan het ver
haal, gelijk hij zeide. Hij vergezelde
echter do boot een eind stroomaf
waarts en moest nu wel van d© waar
heid overtuigd zijn, daar hij een re
volver vond, welke de man op den oe
ver had weggegooid. Even later ont
dekte hij ook het leeren geldtaschje.
dat een der dames den roover had
toegeworpen. Het was leeg natuurlijk.
Ik zal niet gewagen van een drietal
volgende, steeds zoo overlegd, dat ze
telkens plaats hadden gedurende de
afwezigheid van Atkins, die mij zijn
vermoeden te kennen gaf dat deschurk
misschien in verband stond met zijn
eigen politieagenten of de sluiswach
ters in de buurt.
Er werden nog strenger maatrege
len genomen in overleg met de auto
riteiten van het naburige graafschap.
Mij willende overtuigen van de mo
gelijkheid van dergelijke gebeurtenis
sen gedurende den avond was lk op
een keer een eind het pad langs de
rivier opgewandeld. Bij het eerste ei
land gekomen, zag ik in het schemer
licht een bootje door twee „meisjes"
geroeid.
In de nabijheid van het rietbed
meende lk eenig gedruisch te hooren.
En jawel. Daar gebeurde juist dat
gen©, waar ik met eenige spanning
op wachtte een Canadeesche cano
gleed plotseling vlak voor den boeg
van het andere vaartuig.
Ik snelde den oever langs om te
zien, wat er verder gebeuren zou. Ik
kon den roover de hand, met een re
volver gewapend, zien opheffen. Ik
hoorde hem roepen: „Halt, daar. Uw
geld."
Het volgend oogenhlik was ik ge
tuige van iets geheel onverwachts.
D© „meisjes", instede van te gillen
of zich beangst te toornen, stonden op
in de boot en grepen den onverlaat
aan. Eén richtte een revolver op hem,
terwijl het andere hem het wapen uit
de vuist wrong.De cano kantelde om
en de aanvaller lag In het water. Ik
trok jas en schoenen uit en zwom
naar het tooneel van den strijd om te
helpen hem te pakken. Terwijl ik na
derde, riep een der „meisjes" met
eene mannelijke stem mij toe: „Wie
zijt gij?"
Kolonel Hughes, hoofd der poli
tie in het graafschap, gaf ik ten ant
woord.
Oh, zijt gij het, kolonel? klonk
het weer. En nu wist ik, dat ik een
man voor had. Tevens herkende ik
de beide inzittenden. Het waren de
twee jonge Wijbrooks, broeders van
de meisjes, die vroeger waren aan
gevallen in gezelschap van hunne
oude tante. Ze hadden zich vermomd
om den booswicht te misleiden, doch
deze was hun t© glad af. Gebruik ma
kend van de kortstondige afleiding,
welke mijne verschijning veroorzaak
te, worstelde hij zich los, dook onder
het schuitje door en zwom land
waarts.
Zie hem voor te komen, kolonel,
riep Charlie Wybrook, terwijl hij een
roeispaan nam en de boot in beweging
zette. Ik deed mijn best en meende
hem den pas af te snijden. Maar hij
dook weer en was spoedig aan den
wal. Ik raakte verward tusschen eeni
ge waterplanten en zakte een eind
weg in de modder. Toen ik mij met
behuip der beide jonge mannen had
losgewerkt, zag ik den schurk voort
snellen in de richting van een groot
wit huls in de verte. Wij drieën hem
na. Maar het terrein was doorsneden
met breede slooten, waar we over
moesten springen of doorwaden.
De vluchteling scheen goed ver
trouwd met den grond, en leende de
kleine bruggetjes hier en daar, want
hij aarzelde nooit en liep er altijd
recht op aan. 't Scheen mij een ho~
pelooze jacht toe. Maar waar bleef
Atkins al dien tijd? Hij "vroeger
overal tegenwoordig, waar gevaar
dreigde, liet zich thans nergens zien.
Ik haalde mijn fluitje voor den dag,
en liet een paar malen een lang, gil
lend gefluit hooren. Niemand ver
scheen. Toen begon ik te vreezen,
dat onze prooi ons ontsnappen zou.
Charlie zat hem echter al dicht op de
hielen, toen hij opeens toesprong op
het tuinhek van het witte huis.
Klaarblijkelijk tot zijne verwonde
ring Yond hij het gesloten, daar had
hij niiet op gerekend. Er was geen
twijfel aan, dat hij goed bekend was
met de plaats, want zoodra hij zag
niet door het hek te kunnen, klom
hij op een klein schuurtje en toen op
het dak van het huis, Charlie volgde
hem zondfër bedenken. Eien oogen
hlik worstelden ze samen, maar de
sluwerd wist weer vrij te komen, liet
zich zakken en kroop wat we ook
deden om het te beletten onder on
ze armen door en ijlde weg.
Snijd hem den pas af, Arthur,
riep Ik. Toe, snijd hem den pas af,
want de kerel liep thans op de ri
vier toe, zeker met het doel de boot
te bereiken, over te roeien en eene
schuilplaats te zoeken tusschen de
heuvelen van Buckinghamshire.
Charlie was ondertuaschen ook
weer bij ons gekomen en met ons
drieën zetten we thans de jacht voort.
We werden achter ongehouden on on-