Een ciesiwe rol. lae. ren weg door een breed© sloot, en toen we bij den oever waren, sprong bij juist in de boot. Wij bom na en hadden al spoedig de man gevat en Spanden al onze krachten in om hem niet weer te laten glippen. r—Als Atkins maar hier was, riep ik. Hij heeft zeker handboeien bij sick Terwijl ik dat zed, sprong de gevan gene overeind, alsof hij een steek had ontvangen, en wierp zich in het water Hij zwom als een waterrot en wij konden hem met roeien nauwelijks bijhouden. Ziende, dat anders al onze moeite vergeefsch zou wezen, gaf Charlie hem een lichten slag met den roeispaan op het hoofd. Dat bracht hem tot bedenken. Hij Liet ons nader komen en zoo konden we hem uit het Water trekken en aan boord halen. Hij scheen geheel uitgeput en adem de hijgend en zwaar. Doch, dat kon ook wel veinzerij zijn, en daarom vermaande, ik de anderen op hunne hoede te zijn. Doorzoek zijne zakken, zed ik. Hij kon nog wel een revolver bij zich hebben. Dat is vreemd, zei Charlie, die aan mijn bevel gehoorzaamde- De vent heeft geen enkel wapen bij zich maar wel wat we op dit oogenblik liet meest noodig hebben, een paar handboeien. Geef ze hier, zei ik. Wat te drom mel kan hij met zulke dingen te doen hebben? Maar goed, we zullen ze voor hem zelf gebruiken. Zoodra zijne handen geboeid wa ren, scheen hij alles verloren te ach ten. Hij ging languit op den grond Van die schuit liggen en liet zich ge willig de boenen vastbinden met een touw, dat we aan een ring in den achtersteven bevestigden. Ik nam de riemen op, daar ik me na mijn ge dwongen bad wel wat moest zien te Verwarmen en de beide jonge ed'Ien hielden de wacht bij den deugniet. Deze geleek wel een beeld der wan hoop en sprak geen woord, tot we die sluis bij Cookham bereikten. Nog iyoor ik den wachter iets kon vertel len van ons avontuur, kwam de knecht al naar ons toeloopen met een bericht, dat ons niet weinig Vierbaas- ,de. Hebt ge het groote nieuws ai ge- hoord, mijnheer? riep hij, Mijnheer •Symington i3 krankzinnig geworden en naar een gesticht gebracht, Het blijkt, dat hij dien avond volstrekt •niet op de rivier is geweest, 't Was .'Diets dan inbeelding van hem." De gevangene wrong zich om en mompelde met een sttem, die mij niet onbekend voorkwam: „Niets dan in beelding." We brachten hem 'aan land en wachtten daar op de agenten, die hem Weg zouden voeren. Hij droeg een Valschen haard, die niettegenstaande 'de worsteling goed was blijven zitten. 'Thans nam ik dien weg en keek den ïnan aan. Wel, kolonel, ge kent me nul zed ■hij stuursch. Ik stond als van den donder getrof fen. Het was... Atkins! We hadden hem, den detective, er iop uitgezonden, om zichzelf te bewa ken. Hij was de xoover, die zoolang 'de rivier onveilig had gemaakt. Het duurde niet lang, of hij zat 'achter slot en grendel en zoodra de jonge Wybrooks hunne verklaringen ■hadden afgelegd, had ik een paar minuten lang een Onderhoud alleen met den aangehoudene. Atkins, zei ik, het is "natuurlijk niet noodig u te waarschuwen, dat 'al, wat ge zegt, tegen u gericht zal Worden. Eéne vraag wil ik echter 'doen. Zijt ge van plan te bekennen? Hij liet het hoofd hangen. Och, 't is nu toch uitl sprak hij ,met schorre stem. Of dk voor een schaap of een lam wordt gehouden, dat. is precies hetzelfde. Ik denk te bekennen, en me over te geven aan :de genade van den rechter. Maar gij zijt de schuld van alles, 'gij hebt me op de gedachte gebracht. Ik?,.. Hoe komt ge daarop, At kins? Hij hield de geboeide handen tus- 'schen de knieën en gaf ten antwoord 'op uitdrukkelijken toon: Omdat ge geloof scheen to hech ten aan het vertelsel van dien oxiden dwaas, Teddy Symington. Gij hebt dus Symington bestolen. Hij zag me aan met een kwaad aar dige n blik. Ik heb al jarenlang goede zaak jes gemaakt met dergelijke dingen, aeide hij. Ook in de stad heb ik ver scheiden molen eon goed inbraakje gedaan, waar niemand een detective vermoeden zou. Doch gij hebt me hier toe gebracht. Ik zou nooit op de ge dachte zijn gekomen, Symington be stolen? Niemand heeft Symington be stolen. Dat wist ik al, zoodra Ik zijn historie had gehoord. Hij was gek, stapel gek. Hij had de krankzinnige gedachte opgevat op de rivier aange rand te zijn. Daar was niets van waar, doch hetgeen gij zeidet, deed öiij denken'. Het was niet gebeurd. jnaar... het kon gedaan worden. Gij hebt het geld gegeven voor een cano en ik heb een heel lichte gekocht, die opgevouwen kon worden. Atkins, zei ik, ik geloof werke lijk u toch te moeten waarschuwen, dat alles wat ge zegt..,, Hij zag me nijdig aan. Zwijg stil, ouwe dwaas, beet hij me toe. Denkt ge, dat ik u dit alles vertel, zonder er mijne redenen voor •te hebben. Luister liever, 't Kan u in liet ver volg te pas komen in het vervullen van uw plcht. Ik kocht dam een caho en ging de rivier op. Als detective mocht Ik op private gronden komen, zoo dikwijls ik wilde en de opgevou wen cano medenamen. Met die onder dien arm kon ik tweemaal zoo snel voortkomen als iemand in een boot kan voortroelen. Ik begon met die twee dames Tal bot. Ik wist, dat ze kostbaarheden bij zich droegen. Eerst liep ik langs den- kant tot het rietbed. Daar ging ik weer te water en pagaaide stroomaf waarts, trok mijn baard weg en kwam de meisjes ter hulp met hunne juweelen in mijne zakken. Atkins seide ik, ik wil inderdaad niet meer hooren. Het komt me alles zoo ongelooflijk voor. Hij lachte schamper. '4 Is nog niet uit. Daar had go die mevrouw Wybrook. Een paar da gen geleden had ze mij gevraagd, of er geen gevaar bestond, bij dag de rivier over te gaan, want ze bracht eiken Woensdag zestig pond mee in goud van de bank 4e Maidenhead. Ik zei haar dan van niet 't minste. En daar juist van pas een stroomende regen neer viel, snelde Ik het pad langs met mijn cano onder dien arm, hield haar tegen, nam het geld, wierp het taschje weg tegelijk met mijn revolver op eene plek, waar ik die gemakkelijk kon terugvinden en niet een van u dacht er aan, mijne zak ken te doorzoeken. Een detective kon immers geen kwaad doen. Ha, ha! Ik trad terug. Atkins, zeide ik, ik mag werke- lijk niet meer hooren. 't Is al te erg. Wees maar niet bang, ouwe, dat ik de onbekwaamheid voor uw ambt aan de kaak zal stellen, voegde hij me nog toe met eene onbeschaamd heid, die mij inwendig boos maakte. De zaak kwam voor en Atkins on derging zijne straf. Wat mij betreft, het duurde nog lang, eer Ik mijne er gernis te boven was, dat ik me zoo had laten beetnemen. (Centr.) Zooals bijna eiken dag in den iaait- Sten tijd, bevond ik mij in de Gomé- i die Frangais© in de kleedkamer van Morel den grootem Moral. Het stuk was uit. Morel had zoo pas de laatste, jubelende bijvals&alvo's yoor zijn vertolking van de rol van Frédé- ric in ontvangst genomen, welke hij wcderoan meit meesleepend vuur had gespeeld. Ofschoon hij reeds van mid delbaren leeftijd was, bezat hij toch nog ai de geestdrift der eerste jeugd. Hij was werkelijk een eminent kun. stenaar. Zijn sped werkte aangrij pend ein was vol overtuigende na tuurlijkheid. In 't voorstellen van verhei do scènes was hij Letterlijk on- ©vtertrefbaax I Ik was Witogag©woon. aan den beroemden toonedspeier ge hecht. Ofschoon wo sedert onze eer ste kinderjaren met elkander be vriend warén, liepen onze levenswe gen helaas sedert twintig jaar uiteen. Des te gelukkiger warm wa nu el kander te hebben weergevonden en lieten daarom ook geen gelegenheid om bij elkaar te zijn, ongebruikt voor bijgaan. Zoo bracht ik dan ook eiken avond welken ik over had, in de Comóiie Francais© door, ten einde van het ge, zelscliap van mijn vriend te kunnen profiteered. Ter-vijl 'hij zich dc „schmimke" wegwiesch en zijn too- neelpak tegen gewone kleeceu ver wisselde, en ik het mij zonder com- plimemten op zijn met rood pluche beklesdie canapé gemakkelijk maakte, verdiepten we ons in oude herinne ringen of babbelden over de duizen den nietigheden, waaruit hat leven 'in Parijs bestaat. Morel stand ln hooge gunst bij de voorname wereld. Hij was het ver troetelde kind dat door Leder werd aangehaald. Mou sprak veel over zijn geluk en noemde hem een 'leveling dar vrouwen. Toch was hij een een voudig, bescheldan manisch gebleven en Vereerde slechts „één©" de kunst, maar deed dat dan ook met al den hartstocht, die in hem. woonde. Voor al de geruchten, welke omtrent hem in omloop waren, had hij slechts een luchtig schouderophalen... Op dezen avond waren we bijzon der opgeruimd en toen mijn vriend zijn toomeelgewaad mat een gezel- sChapscostuum had verwisseld, zei ik: Vandaag, mijn besta Frédéric, neem ik je mee om te soupeeren. Als je 't goed vindt, zou ik ook Vlvette willen uitnoodigem Mademoiselle Barneuilles is ln deze rol werkelijk verrukkelijk en 't zou mij aangenaam zijn jou met je verloofde samen te zien. Mijn verloofde! herhaalde hij ernstig, alsof dit woord een bijzon- deren indruk op hem maakte. Nu ja! Wat mankeert je toch? Heb Ik dan zoo iets vreemds gezegd Verloofden u*t een tooneeistuk zijn immers niet gevaarlijk.... Ha, daar moet mademoiselle Darn'ouillos ons Juist passeeren. Goeden avond, klei ne fee 1 Hebt ge lust om hedenavond met Frédéaic en mij te soupeeren Een prachtig Jdee I gaf ze vroo- lijk ten antwoord. Dadelijk daarna begaven we ons op weg. En 'terwijl we op dén schoonen Apriliavond met een helderen sterren hemel boven ons voortwandelden, kreeg ik den inval van mijn vriend ta vragen waarom hij straks, 'toen ik het woord „verloofde" gebruikte, er zoo bedrukt had uitgezien. Misschien is hij reeds eenmaal verloofd geweest I merkte mademoi selle DaaueuiJIlos plagend op. Wat zou dat komisch zijn Ge hebt de waarheid geraden, juffrouw. Ik ben inderdaad verloofd, geweest, antwoordde mijn vriend op ernstiigen toon. Doch daarin ligt vol strekt niets belachelijks.... Toen wij een poosje Later in een restaurant aan de boulevaaxls gemoe. delijk aan het uitlokkende souper za ten. wendde mademoiselle Darneuil- ïea riéh lachend tot Morel t Nu. mijn mooie minnaar^ Ver haal ons nu de historie van uw ver loving. Spot niet, antwoordde hij beris pend, Ik ben merkelijk verliefd ge weest Was trouwens slechts voor korten lijd en ook slechte een too neel verloving. Och I lk begin weer bij te ko men red de toomeelspeeister met een komieken zucht. Hl welk stuk, als ik wagon mag? In een stuk zonder titel. Op welk tooneel iOp het tooneel des Levens I.,. Morel 6prak deze woorden Lang zaam, bijna droevig, alsof da herinne ringen, welke ze opwekten, hem pijn lijk aandeden. Och tee, maak ons met die epl- ©oidie uit je leven bekend, drong Ik nu ook bij mijn vriend aan, doc.!h met deelnemende belangstelling. Morel voldeed aan mijn wensch. Vol ernst en weemoed en met een zwaarmoedige uitdrukking in zijn oogen verhaalde hij ons nu te mid den dier drukte in de zaal, welke met gasten uit alle oorden der wereld was gevuld, en onder begeleiding van e>en door een Zigeunerkapeille gespeelde wals de volgende geschiedenis. ZooaJLs lk straks reeds zal, begon hij na e<en poos te hebben stil geze ten ik was eens verloofd twee maanden lang. Jullie bent verbaasd, niet waar? Het was ook inden-daad een zonderlinge verloving! Het jon ge meisje is niet meer onder de le venden. Ik kan er dus oter spieken. Het was voor eenige jaren, korten tijd nadat ik in het „ThéAtre du Gym- naso" gedebuteerd had. Trotsah op mijn succes, leidde ik oen zeer gelukkig leven. Op zekeren avond, toen ik ln mijn gezellige kamer in een boek verdiept zat, hoorde ik een zacht kloppen op mijn deur. Ik deed open en zag voor mij eien in zwaren rouw gekleed© da me van middelbaren leeftijd en voor name manieren. Vol belangstelling verzocht ik haar binnen te komen, en terwijl ik haar een fauteuil toeschoof, vroeg ik be leefd, wat ze wens elite. Vergeef me mijn binnendrin gen, meneer Morel, antwoordde de dame op bedeesder! toon. Ik neem de vrijheid u op te zoeken, ten einde een verzoek tot u to richten, dat mij bui tengewoon pijnlijk is. Als ik het even wel toch waag, het te doen, dan ge schiedt zulks, wijl mij uw groot ter lent bekend is en ik vve&t, dat ik. met een man van eer te doen heb, en omdat mij helaas een behoef te des harten er toe dringt. Ik h&et madame D. een leef in vrij bekrompen omstandigheden. Mijn man is sedert een half jaar dood en ik hob niemand op de wereld dan eten eenig kind een jong meisje van negentien jaar. Dit kind nu is ten do ode opge schreven, meneer. Ze kwijnt weg aan aan langzaam sluipende, maar onge neeslijke ziekte. Er is geen middel om haar in 't leven te houden en ik moet als moeder haar van dag tot dag ellendiger zien worden, zonder diat ik haar lean helpen. Zij is mijn teienig gelulc o.p d&ze wereld. En o, hemel de geneesheer kan haar niet eens meer verzachting van het lijden verschaffen. Allo middelen zijn krachteloos, zegt hij, of het moestal zijn D© woorden der srme moeder wer den onverstaanbaar door hst snik ken, Of het moest al zijn, vervolgde ze na ee/n klein© pauze, dat er in het» hart van dit kind eon heftige bewe ging, een reactie intrad. Ik weet niet of ga mij begrijpt, mauser. Mijn ar me. dochter, die door zooveel treuri ge gebeurtenissen de dood van. den teerbeminden vader, haar ernstige ziekte, ons eentonig, in afzondering doorgebracht leven. zeer zwaarmoe dig is geworden, zou een groote vreugde m'oeten smaken, ze zou een kleinen liefdedroom moeten hebben. Dan ziou haar ten minste een gemak kelijk, zacht eindo beschoren zijn. Ach, meneer! Iiunt ge er u een voorstelling van maken, wat een moe der bij zulk een meöedieeliing lijdt? Mijn dochter sterftMijn een en mijn alles 1 En hot eenige, wat ik nog voor h,aar doen kan, is haar een kla'inen liefdedroom te verschaffen., niet ach I om lxaar gezond te maken maar alleen opdat haar laatste o ogenblikken lichter zijn en in het ■stervensuur een glimlach om haar mond speelt, lk smeek u, den be roemden tooneelspaler, in zekeren zin om een aalmoes, niet om een aalmoes in dlan vorm van een leugen voor mijn ten dood© gewijd kind. Het zou niieit voor langen tijd en het zou ook niet zeer moeilijk zijn. Als ge ons maar van tijd tot tijd alB buurman kwaamt bezoeken. Als ge maar vriendelij ken liefderijk tot mijn air- rne zieke apraakt, zooals men met een jong meisje pleegt te spreken, en haar dan zoo ongemerkt aan een weinig deelneming, een weonig mede gevoel van uw kant bet geio oven, Ze i3 u onverschillig, zult go zeggen. Maar ik geef u de verzekering, dat mijn arme dochter de grootste ach ting en het innigste medelijden waard Ls. Ze is ook niet schoon, of bateir geizegd, ze is het niet meer. Wie zou ook schoen kunnen zijn, dïe se dert miaandien deen stempel van dien dood op zijn voorhoofd draagt Maar, Als ge mijn verzoek inwil ligt, meneer, zal er in heit lijden mij ner dochter, daarvan ben ik over tuigd, een stilstand komen. Z© zal hot vergeten, wat haar wacht, en ten min&te voor een korte spanne tijds de illusie hebben van gelukkig te zijn.. Dat Is de rol, welke ik u smeek te willen spelen, meneer Moned, u, die •needs Zoovele rollen op het tooneel (hebt gespeeld. Ge zoudt daarmee een werk van edele menschlite v en dh e i cl verrichten..,. Ik ben, zooals ik straks reeds zei, niet rijk. Maar alles, wat ik bezit, zal u toaböhooren en mijn innigste wen- ■schon zullen voor u zijn, wanneer ik mijn arm kind voor haar heengaan nog een. klein weinig gelukkig kan zien.... Maar, voegde ze er angstig bij, ge zult zeker mtin verzoek afslaan Wamit ge rijt een gelukkige op deze aarde en die aanblik van heit lijden is pijnlijk voor hem, die geen lijden) kent. Verbaasd over dit eigenaardag ver zoek, maar tegelijk ook bewogen1 ■door zooveel ongeluk stond ik op. Ach, mevrouwbracht ik in heit midden. Ik zou werkelijk gaarne uw wensch vervuilen, maar lk heb zoo1 heetemaal niets aan mij om dia liefde; van een jong meisje te wokken. En ik vrees ook, dat uw dochter mijn leugen zou doorzien. Vrouwen zijn in liefdezaken niet te bedriegen. Do oogem van mevrouw D. vulden zich met tranen. Probeer het dan ten minste, smeekte ze mot aandrang. Door medelijden overweldigd, ant- wfoordde lk Ik zal doen, wat go wetnscht, me vrouw. Ze heette Christine, de kleine ster vende, met do groote oogen. Ze moest eens zeer mooi geweest zijn, maar de koorts had erge verwoestingen in haar lichaam aangericht en nu bezat ze geen andere schoonheden meer dian twee wonder mooie oogen en eien bijna, bovenaardschen glimlach. Toen ik de dames onder het eene of andere voorwendsel mijn eerste bezoek bracht, beschouwde Christine dien onbekenden bezoeker met groote verwonderde oogen. Ik bemerkte echter bij deze eerste gelegenheid, dat lk haar niet mishaagde. De moeder noodig do mij uit terug te komen. De arme vrouw speelde immers ook e,en rol, d'iie heel wat zwaarder was dan de mijne. Wij bed den moesten echter samenwerken... lk voldeed aan haar uitnoodigiing en herhaalde mijn bezoek. Ik liet de zieke gelooveoi, dat ze mij belang stelling inboezemde. Ik bracht haar bloemen, boertigheden en ai die klei nigheden mee, welke -een jong schep seltje genoegen doen. Ik bracht haar bovendien blijmoedigheid en opge wektheid. Het laatste mankeerde vooral in de ze kleine omgeving, welke te een voudig waa om belangrijk te kunnen zijn en die bovendien ook nog met droevige herinneringen gevuld was. Ik verhaalde de dames grapjes en aneedoten en als de moeder haar ziek kirnd hoorde la-chen wat in langen tijd niet meer gebuurd was dank te zij mij met een blik, welke voor mij de schoonste belooming was. Langzamerhand scheen er verbete ring in den toestand der arme zieke te komen. De geneesheer had gelijk gehad, vreugde was de beste medicijn Toen ik dat waarnam, bagon ik eiken dag bij de dames te komen. Mijn bezoeken bereidden da kleine Christine blijkbaar veel genoegen en ik bracht nu heel© uren bij haar door om haar voor te leizen of met haar te babbelen. Haar mooie, groote oogen hingen dan als onder een bstoove- ring aan mij, soms zwaarmoedig, droomerig, soms ondier zoekend uit- vorsohend. Ze joegen mij angst aan, die oogien, want ze schenen mijn bin nenste te willen doordringen,, en ik vreesde mij te verraden. Doch Chris- •■t.iiiij© bemerkte het'bedrog niet. Ze was zeer gelukkig, dat ze zoo'n beroem den vriend had, en mijn bezoeken eclicuan haar van zelf sprekend. Langzamerhand deed de- liefde haar intocht in liet hart van het ar me kind. De liefde der vrouw.... Toen ik dit ontdekte, deed ik haar met liet oog op haai- toestand op een dier schoon© herfstavonden een lief desverklaring, walke den schijn van oprechtheid moest wekken. O, wat kwam er daarbij ech blos .op haar wangen 1 Wat stroomde het bloed haar snel door de aderen Ze had deze verklaring zeker ver wacht. En toen 'nu haar oor ze ver nam,- werd ze als door toovenarij een andere. Haar lijdend gelaat straaide in den glans van het geluk 1 Het scheen zijn vroegere schoonheid te ruggekregen to hébben I Op dit. oogenblik kwam haar moe der in de kamer en opgewonden deel de de kleine zieke deze haar geluk mede. Nog lieden staat de aangrij pende scène mij levendig voor oogen hoe da oud© dame met een plechtig gezidht en eon glimlach om de lip pen ons met eenige gevoelvolle phra- sen haar zegen gaf en daarna, toen we alleen waren, snikkend voor mij neerviel Dan volgenden dag kocht ik den moolsten ring, welken lk kon vin- dien. Toen lk hem aan Christine overhandigde en de ten dood© gewij de dit kleinood, hetwelk voor een ver loofde een zoo groote be teekenis heeft aan detn vinger stak, juichte ze van varrukking. Zoo is toch nog niet alles voor mij ten einde I Ik zal nog niet ster ven I Neen 1 Ik zal leven en' gelukkig zijn 1 Ik zal trouwen, lieve moeder Tic zal binnen' korten tijd trouwen zoodra ik gezond ben Maar ach 1 Dit geluk was slechts van korten duur Toen de eerste kou de kwaim, gevoeld© Christine, dat ze toch deze schoon© aard© moest ver laten. Maar ze ging kalm heen, met een glimlach om de lippen, en dankte mij met woorden, dia lk nooit zal vergalen, voor bet geluk, dat door mij haar deel was geworden. Ik heb het noodlot nog willlen dwingen, ik heb bet onmogelijke be proefd. Ik raadpleegde de beroemd ste geneesheeren, ik verlangde, dat de moeder met mijn kleine, zieke vier- loofde een zonnige villa, wélke ik voor haar huurde, betrok e»en klein, door rozen ©n gladiolussen om geven huisje...,. Daar is zij ontslape-n..., Dahk zij mijn bemoeiingen dekten, luoèle bergen van kransen haar lijk kist. Ik wilde, dat de arme moeder, ten minste dezen troost zou hebben, haar kind te zien heengaan cis een' dar gedukkigon dezer aarde. Drie maanden "daarna,, toen ik, evenals vandaag, in do Comédte Frangaase de rol van Frédéric had gespeeld, vond ik in mijn kleedka mer oen fin diepen rouw gekleede dame. Hot was mevrouw D...,- j Hoezeer was ze veranderd, 'de ar me, oud© dame 1 .Veraeef me. meneer MoreL bo. gon ze mét tranen m o© oogen, 'dat £k zoo lang gewacht heb... Ze stamelde van ontroering en over haar geheel© lichaam bevende^ overhandigde ze mij een couvert. Wat beteekent dat? vroeg ik •ten zeerste verbaasd. Wel Nu had ik het begrepen. De moeder wild© mij mijn rol als to'oneelspsler betalen, ze wild© bet mij betalen, dat haar kind in hot ge- Voél van geluk was ingeslapen. O, hoe duidelijk staat d©ze scène voor m'n geestesoog. Nog in het cos- tuum van Frédéric sloot ik d© arme moeder in mijn armen en vond1 slechts een enkel woord, dat ik in tegenwoordigheid van haar dochter aoo dikwijls tot haar had gesproken: „lieVe mama 1 llev© mama Ge hebt haar dus toch bemind, onze kleine Christine vroeg made moiselle Darneuillos verbaasd. Na een -lange pauze antwoordde de kunstenaar langzaam, droomerig MissChien En mevrouw D vroeg ik nu op mijn beurt. Wat is er van haar gew-orcten Zij woont in de klein© villa, Ln welke haar dochter den la&tsten adem hoeft uitgeblazen. Elk jaar, ais de groote vacantia be gint, begeef ik mij ook daarheen en blijf éan heel© week bij d© oude da me. Wij leven dan voor die herinne ring aan- het lieve meisje en gedu rende onze gemeenschappelijke wan delingen roepen we ai de bijzonder heden uit liet droevige leven der dierbar© afgestorvene in ons geheu gen terug. Ik ben tot de overtuiging gekomen dat er nog Iemand gesteund en ge troost moest worden en mijn rol nog niet wais uitgespeeld. (N. v. *t N.) 'n Dokterscoupeetjo ratelt d© bree- de straat door, houdt stil voor ©en prachtig lieer en huis op den hoek. D© oude arts stapt sukkelend uit... mompelt iets tegen z'n verweerden koetsier en schelt aan. 'u Helder© meid doet open, wenscht den huisdokter een „goeie dag"; do deur flapt toe; de dokter gaat zacht- stommelend de breede, belooperde trap op en doezelt zijn dikken vinger tegen de kamerdeur, waar zij ligt. En telkens en telkens doet het blee- ke gelaat den dokter beven. Eiken dag komt hij, eiken dag wordt dat gezicht witter, glinsteren di© straal- oogen hem tegen door zijn gouden bril. Zijn kennis, de wetenschap staan aan d'r grens. Talrijke geneesmidde len staan op 't tafeltje bij 't behemel- de bed der lieve zieke, 't Morgenzonneke schramt de flesch- jes en werpt fl'auw-vergulde rimpel streepjes op het marmeren blad. Niets brengt eenigen schijn aan ge nezing, niets, niéts helpt. De dokter drukt haar medelijdend de magere, uitgeteerde hand, staart weer in di© donkere dweep oogen, op dat lieve gezicht door zwart haar om lijst. En hij blijft innig-bedroefd turen in di© oogen, die beproeven te lachen om medelijden te dooven. D'r levenslust is groot, haar liefde voor hem, voor haar Johan, is groo- ter. Zijn hartelijk© brief vari dezen morgen ligt nog op de witte sprei, meldende, dat hij, wanneer ze den brief zal Lezen, reeds voor de groene tafel zal zitten om zijn laatste exa men te ondergaan. Slaagt hij, dan is hij 'n man van positie, dan is hij ingenieur en dan gaan ze trouwen, héél gauw: hij met Ine. Dan zullen ze geluk hebben, dan zullen ze genieten van d'r altijd bij- een-zijn, dan zullen ze lachen, keuve len, praten over d'r liefde, die ze veelden voor elkaar, toen ze nog sa men school gingen. En zij, en hij, beiden hopen, op spoe dige genezing, die nimmer zal komen. Ze hoopt over 'n paar weken weer uit rijden te mogen gaan, naast Jo han ln de victoria, inademend d© fris- sche herfstlucht, beschenen door war me zon, genietend van z'n opgeruimd humeur en van zijn eenvoudig gezel lig kouten. De dokter denkt er anders over... ziet haar reeds In de kist met blan ke, geel-witto rozen om haar heen, omringd door haar snikkende ou ders, omringd door haar alLes-ver- liezenden Johan. De dokter staat machteloos... voelt zijn oogen vochtig worden... glim lacht toch nog tegen d'r... Kalmeert haar, de jonge engelachtige Ine, die hij zoo dol-gaarne, ten koste van alles zou willen geven: genezing en met deze geluk aan haar, zoowel aan hem zoowel aan hare ouders. D© oude geneesheer schokschoudert onmerkbaar, verdrietig; de binnenge komen ouders vragen belangstellend naar zijn oordeel... of ze gauw beter zal zijn... of ze weer gauw d'r bed zal mogen verlaten en wat ze toch eigen lijk scheel. Hij draait er om heen durft niet te zeggen: tering. Weer rijdt de dokter weg, in zijn verbeelding ziende de lijkkoets met bloemen voor d© prachtige woning; achter de wagen de koetsen, Waarin haar Johan, met haar vader en ver dere verwanten.... Johan rit aan 'de groene tafel ïn 'de examenzaal. De hem gestelde vragen beantwoordt hij met zekerheid. De professoren vragen. Zijn antwoor den zijn schitterend. Jlet vermoeid© studie-gelaat van Johan staart beurtelings op de diepe gelantrimpels der oude geleerdenover hem. En terwijl even gepauseerd wordt, doorstroomt zijn brein van de heer lijkste illusies: wat zal Ine blij wezen met 't telegram: Geslaagd... wat zul len we gelukkig wezen... zou ze op 't oogenblik aan me denken... Weer staat dezelfde coupé met den zelfden koetsier voor 't huis op den hoek. De blinden zijn gesloten op de eer ste verdieping. Op de overige étages hangen de gordijnen als waden van rouw naar omlaag, stijf, hier en daar 'i\ plooit, 'n rimpel om de eentonig heid te breken. De lijkschouw gaat hij verrichten, die goede, oude dokter. Achter zijn bril parelt 'n traan in den ooghoek; hij denkt aan de velen, die haar dierbaar zijn, voelt 'n naam loos wee... denkt aan het oordeel der menschen... Hij condoleert door een innigen handdruk de oiid.ers, die weenen en hun zakdoek persen tusschen hun rimpel-handen. De vader laat, terwijl de dokter zijn bezigheid gaat doen, de condolatie- brieven en -kaartjes door z'n vingers glijden. En altoos meer brengt de meid er binnen. 'n Telegram. Zenuwachtig ver scheurt hij 't zegel... leest: „Geslaagd, Kom straks. Johan." En in zijn wilde smart rent hij naar do doodenkamer, werpt de deur open, verschrikt van de doktersgestalte en roept met schorre stem: „Ine! Ine! Johan komt straks. Iiij is geslaagd!" En toen Johan gekomen was en zijn verdriet had uitgeschreid in steê van 't woest verlangen haar vurig te kun nen omhelzen van louter geluk, toen eerst voelde hij wat hij veil or en had: de liefde van haar, van haar kind-zijn af. En hij verlangde te zijn bij haar... weg van deze wereld, die hem een Eden beloofde toe te schijnen met haar aan zijn zijde en zij met 'n haar vurig-minnend echtgenoot. Hij voelde zich doodziek... voelde een gebroken leven in zicb... hoopte spoedig te mogen rusten bij haar, ver-genoeg van deze wereld met haar verschrikkelijkheden. 'n Jaartje daarna op 'n kouden, grimmigen Novemberdag ging Johan, gekromd door zijn zielesmart, sf.il- snikker-d om haar weg-zijn naar haar graf. Wanhopig legde hij d© chrysanthe mums neer, drukte met gesloten traan-oogen, 'n kus op den kouden, natten steen, las en herlas het stijl- looze opschrift, bad voor haar. En de doodgraver, die den uitgeniergel- den man daar zoo zag liggen in zijn zielsverdriet, trok flauw-Iachend z'n schouders op en sprak in zich zeiven, voortsloffend in z'n grove klompen door d© Novemb er-guur te: „Nou, di© leit er over 'n poosje ook onder (Pr. N. en H. Ct.) HUMORESKE. Uit het studentenleven. Als ik nog terugdenk aan mijn stu dentenleven dat was een heerlijke tijd D© drie hoofdfactoren van een gélukkig bestaan hier op aarde, waarnaar ik later zoo dikwerf tever geefs gezocht heib mo.ed, levenslust en zorgloosheid, zij waren toenmaals gamsch en al mijn deel, ©n iedarre da.g wierp den levenslustigen student een overvloed van nieuwe vreugd in den schoot. Als ik terugblader in het boek mij ner herinnering, dan komt ook on der de vel© kennissen vaai dien tijd één te voorschijn, die wel niet tot mijn© intieme vrienden behoorde, maar aan wie.n ik steeds met g&noe. gen terugdenkwant hij was dèit, wat meer en meer zeldzaam wordt een origineel menseh. Deze mam, die nu al lang ondier den grond rust, was d© vroegere lo gementhouder in het dorp Z Nog altijd staat hij mij levendig voor den geest, de oude Vederman, mot liet dikke, goedaardig© gezicht, het groen flu wee Ion kapj© op hot hoofd, en wel gevallig de handen over don dikken buik gevouwen. Z is een groot en daarbij prachtig gelegen idorp, dat door eeni aang.ona.mien weg mét de universi teitsstad verbonden is, geen wonden* dus, dat wij ga&rn© uitstapjes daar heen maakten en dat d© gastvrije lo- caldteli van vriend Veder man dik werf de studenten herbergde. De waard hield veel van d© aca demisch© jeugd, en zelfs haar dolle streken, waarvan hij ieder jaar, ja elkeen dag genoeg te zien en onder- vindein kreeg, vonden in hem steeds een zacht én gemoedelijk rechter. Al leen onaangenaamhedenduldde hij niet, en meer dan eens was hij datn mét méér energie tusscbembedde ge komen, dam men van den goeden, zwaaidijvlgen man zou verwacht heb ben. lieden wil ik een stukje verholen, waarvan de gelukkige uitvoering b&m buiten zichzelf van gramschap maak te, omdat hij, $ie rich vuur- en ko gelvrij tegenover alle studentenstre ken waande, toch het kind van de re kening werd. Op een schoonen lierfst-namiiddag treden zes studenten het logement birnno, plaatsen zich met de hun eigen ongedwongenheid aan de ronde ta- fol, en beginnen een drinkgelag, zoo als dit dein ervaren logementhouder nog maar zelden voorgekomen was. In korten tijd lag een aantal fles- schen onder de tafel en een nieuw paar flacons goot zijn inhoud in dé bodemlooze zee der studentenmagen vit

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 14