Een ciesiwe rol.
lae.
ren weg door een breed© sloot, en
toen we bij den oever waren, sprong
bij juist in de boot. Wij bom na en
hadden al spoedig de man gevat en
Spanden al onze krachten in om hem
niet weer te laten glippen.
r—Als Atkins maar hier was, riep
ik. Hij heeft zeker handboeien bij
sick
Terwijl ik dat zed, sprong de gevan
gene overeind, alsof hij een steek had
ontvangen, en wierp zich in het water
Hij zwom als een waterrot en wij
konden hem met roeien nauwelijks
bijhouden. Ziende, dat anders al onze
moeite vergeefsch zou wezen, gaf
Charlie hem een lichten slag met den
roeispaan op het hoofd. Dat bracht
hem tot bedenken. Hij Liet ons nader
komen en zoo konden we hem uit het
Water trekken en aan boord halen.
Hij scheen geheel uitgeput en adem
de hijgend en zwaar. Doch, dat kon
ook wel veinzerij zijn, en daarom
vermaande, ik de anderen op hunne
hoede te zijn.
Doorzoek zijne zakken, zed ik. Hij
kon nog wel een revolver bij zich
hebben.
Dat is vreemd, zei Charlie, die
aan mijn bevel gehoorzaamde- De
vent heeft geen enkel wapen bij zich
maar wel wat we op dit oogenblik
liet meest noodig hebben, een paar
handboeien.
Geef ze hier, zei ik. Wat te drom
mel kan hij met zulke dingen te doen
hebben? Maar goed, we zullen ze voor
hem zelf gebruiken.
Zoodra zijne handen geboeid wa
ren, scheen hij alles verloren te ach
ten. Hij ging languit op den grond
Van die schuit liggen en liet zich ge
willig de boenen vastbinden met een
touw, dat we aan een ring in den
achtersteven bevestigden. Ik nam de
riemen op, daar ik me na mijn ge
dwongen bad wel wat moest zien te
Verwarmen en de beide jonge ed'Ien
hielden de wacht bij den deugniet.
Deze geleek wel een beeld der wan
hoop en sprak geen woord, tot we die
sluis bij Cookham bereikten. Nog
iyoor ik den wachter iets kon vertel
len van ons avontuur, kwam de
knecht al naar ons toeloopen met een
bericht, dat ons niet weinig Vierbaas-
,de.
Hebt ge het groote nieuws ai ge-
hoord, mijnheer? riep hij, Mijnheer
•Symington i3 krankzinnig geworden
en naar een gesticht gebracht, Het
blijkt, dat hij dien avond volstrekt
•niet op de rivier is geweest, 't Was
.'Diets dan inbeelding van hem."
De gevangene wrong zich om en
mompelde met een sttem, die mij niet
onbekend voorkwam: „Niets dan in
beelding."
We brachten hem 'aan land en
wachtten daar op de agenten, die hem
Weg zouden voeren. Hij droeg een
Valschen haard, die niettegenstaande
'de worsteling goed was blijven zitten.
'Thans nam ik dien weg en keek den
ïnan aan.
Wel, kolonel, ge kent me nul zed
■hij stuursch.
Ik stond als van den donder getrof
fen. Het was... Atkins!
We hadden hem, den detective, er
iop uitgezonden, om zichzelf te bewa
ken. Hij was de xoover, die zoolang
'de rivier onveilig had gemaakt.
Het duurde niet lang, of hij zat
'achter slot en grendel en zoodra de
jonge Wybrooks hunne verklaringen
■hadden afgelegd, had ik een paar
minuten lang een Onderhoud alleen
met den aangehoudene.
Atkins, zei ik, het is "natuurlijk
niet noodig u te waarschuwen, dat
'al, wat ge zegt, tegen u gericht zal
Worden. Eéne vraag wil ik echter
'doen. Zijt ge van plan te bekennen?
Hij liet het hoofd hangen.
Och, 't is nu toch uitl sprak hij
,met schorre stem. Of dk voor een
schaap of een lam wordt gehouden,
dat. is precies hetzelfde. Ik denk te
bekennen, en me over te geven aan
:de genade van den rechter.
Maar gij zijt de schuld van alles,
'gij hebt me op de gedachte gebracht.
Ik?,.. Hoe komt ge daarop, At
kins?
Hij hield de geboeide handen tus-
'schen de knieën en gaf ten antwoord
'op uitdrukkelijken toon:
Omdat ge geloof scheen to hech
ten aan het vertelsel van dien oxiden
dwaas, Teddy Symington.
Gij hebt dus Symington bestolen.
Hij zag me aan met een kwaad aar
dige n blik.
Ik heb al jarenlang goede zaak
jes gemaakt met dergelijke dingen,
aeide hij. Ook in de stad heb ik ver
scheiden molen eon goed inbraakje
gedaan, waar niemand een detective
vermoeden zou. Doch gij hebt me hier
toe gebracht. Ik zou nooit op de ge
dachte zijn gekomen, Symington be
stolen? Niemand heeft Symington be
stolen. Dat wist ik al, zoodra Ik zijn
historie had gehoord. Hij was gek,
stapel gek. Hij had de krankzinnige
gedachte opgevat op de rivier aange
rand te zijn. Daar was niets van
waar, doch hetgeen gij zeidet, deed
öiij denken'. Het was niet gebeurd.
jnaar... het kon gedaan worden. Gij
hebt het geld gegeven voor een cano
en ik heb een heel lichte gekocht, die
opgevouwen kon worden.
Atkins, zei ik, ik geloof werke
lijk u toch te moeten waarschuwen,
dat alles wat ge zegt..,,
Hij zag me nijdig aan.
Zwijg stil, ouwe dwaas, beet hij
me toe. Denkt ge, dat ik u dit alles
vertel, zonder er mijne redenen voor
•te hebben.
Luister liever, 't Kan u in liet ver
volg te pas komen in het vervullen
van uw plcht. Ik kocht dam een caho
en ging de rivier op. Als detective
mocht Ik op private gronden komen,
zoo dikwijls ik wilde en de opgevou
wen cano medenamen. Met die onder
dien arm kon ik tweemaal zoo snel
voortkomen als iemand in een boot
kan voortroelen.
Ik begon met die twee dames Tal
bot. Ik wist, dat ze kostbaarheden bij
zich droegen. Eerst liep ik langs den-
kant tot het rietbed. Daar ging ik
weer te water en pagaaide stroomaf
waarts, trok mijn baard weg en
kwam de meisjes ter hulp met hunne
juweelen in mijne zakken.
Atkins seide ik, ik wil inderdaad
niet meer hooren. Het komt me alles
zoo ongelooflijk voor.
Hij lachte schamper.
'4 Is nog niet uit. Daar had go
die mevrouw Wybrook. Een paar da
gen geleden had ze mij gevraagd, of
er geen gevaar bestond, bij dag de
rivier over te gaan, want ze bracht
eiken Woensdag zestig pond mee in
goud van de bank 4e Maidenhead. Ik
zei haar dan van niet 't minste. En
daar juist van pas een stroomende
regen neer viel, snelde Ik het pad
langs met mijn cano onder dien arm,
hield haar tegen, nam het geld, wierp
het taschje weg tegelijk met mijn
revolver op eene plek, waar ik die
gemakkelijk kon terugvinden en niet
een van u dacht er aan, mijne zak
ken te doorzoeken. Een detective kon
immers geen kwaad doen. Ha, ha!
Ik trad terug.
Atkins, zeide ik, ik mag werke-
lijk niet meer hooren. 't Is al te erg.
Wees maar niet bang, ouwe, dat
ik de onbekwaamheid voor uw ambt
aan de kaak zal stellen, voegde hij
me nog toe met eene onbeschaamd
heid, die mij inwendig boos maakte.
De zaak kwam voor en Atkins on
derging zijne straf. Wat mij betreft,
het duurde nog lang, eer Ik mijne er
gernis te boven was, dat ik me zoo
had laten beetnemen.
(Centr.)
Zooals bijna eiken dag in den iaait-
Sten tijd, bevond ik mij in de Gomé-
i die Frangais© in de kleedkamer
van Morel den grootem Moral. Het
stuk was uit. Morel had zoo pas de
laatste, jubelende bijvals&alvo's yoor
zijn vertolking van de rol van Frédé-
ric in ontvangst genomen, welke hij
wcderoan meit meesleepend vuur had
gespeeld. Ofschoon hij reeds van mid
delbaren leeftijd was, bezat hij toch
nog ai de geestdrift der eerste jeugd.
Hij was werkelijk een eminent kun.
stenaar. Zijn sped werkte aangrij
pend ein was vol overtuigende na
tuurlijkheid. In 't voorstellen van
verhei do scènes was hij Letterlijk on-
©vtertrefbaax I Ik was Witogag©woon.
aan den beroemden toonedspeier ge
hecht. Ofschoon wo sedert onze eer
ste kinderjaren met elkander be
vriend warén, liepen onze levenswe
gen helaas sedert twintig jaar uiteen.
Des te gelukkiger warm wa nu el
kander te hebben weergevonden en
lieten daarom ook geen gelegenheid
om bij elkaar te zijn, ongebruikt voor
bijgaan.
Zoo bracht ik dan ook eiken avond
welken ik over had, in de Comóiie
Francais© door, ten einde van het ge,
zelscliap van mijn vriend te kunnen
profiteered. Ter-vijl 'hij zich dc
„schmimke" wegwiesch en zijn too-
neelpak tegen gewone kleeceu ver
wisselde, en ik het mij zonder com-
plimemten op zijn met rood pluche
beklesdie canapé gemakkelijk maakte,
verdiepten we ons in oude herinne
ringen of babbelden over de duizen
den nietigheden, waaruit hat leven
'in Parijs bestaat.
Morel stand ln hooge gunst bij de
voorname wereld. Hij was het ver
troetelde kind dat door Leder werd
aangehaald. Mou sprak veel over zijn
geluk en noemde hem een 'leveling
dar vrouwen. Toch was hij een een
voudig, bescheldan manisch gebleven
en Vereerde slechts „één©" de kunst,
maar deed dat dan ook met al den
hartstocht, die in hem. woonde. Voor
al de geruchten, welke omtrent hem
in omloop waren, had hij slechts een
luchtig schouderophalen...
Op dezen avond waren we bijzon
der opgeruimd en toen mijn vriend
zijn toomeelgewaad mat een gezel-
sChapscostuum had verwisseld, zei ik:
Vandaag, mijn besta Frédéric,
neem ik je mee om te soupeeren. Als
je 't goed vindt, zou ik ook Vlvette
willen uitnoodigem Mademoiselle
Barneuilles is ln deze rol werkelijk
verrukkelijk en 't zou mij aangenaam
zijn jou met je verloofde samen te
zien.
Mijn verloofde! herhaalde hij
ernstig, alsof dit woord een bijzon-
deren indruk op hem maakte.
Nu ja! Wat mankeert je toch?
Heb Ik dan zoo iets vreemds gezegd
Verloofden u*t een tooneeistuk zijn
immers niet gevaarlijk.... Ha, daar
moet mademoiselle Darn'ouillos ons
Juist passeeren. Goeden avond, klei
ne fee 1 Hebt ge lust om hedenavond
met Frédéaic en mij te soupeeren
Een prachtig Jdee I gaf ze vroo-
lijk ten antwoord.
Dadelijk daarna begaven we ons op
weg. En 'terwijl we op dén schoonen
Apriliavond met een helderen sterren
hemel boven ons voortwandelden,
kreeg ik den inval van mijn vriend
ta vragen waarom hij straks, 'toen ik
het woord „verloofde" gebruikte, er
zoo bedrukt had uitgezien.
Misschien is hij reeds eenmaal
verloofd geweest I merkte mademoi
selle DaaueuiJIlos plagend op. Wat
zou dat komisch zijn
Ge hebt de waarheid geraden,
juffrouw. Ik ben inderdaad verloofd,
geweest, antwoordde mijn vriend op
ernstiigen toon. Doch daarin ligt vol
strekt niets belachelijks....
Toen wij een poosje Later in een
restaurant aan de boulevaaxls gemoe.
delijk aan het uitlokkende souper za
ten. wendde mademoiselle Darneuil-
ïea riéh lachend tot Morel t
Nu. mijn mooie minnaar^ Ver
haal ons nu de historie van uw ver
loving.
Spot niet, antwoordde hij beris
pend, Ik ben merkelijk verliefd ge
weest Was trouwens slechts voor
korten lijd en ook slechte een too
neel verloving.
Och I lk begin weer bij te ko
men red de toomeelspeeister met een
komieken zucht. Hl welk stuk, als ik
wagon mag?
In een stuk zonder titel.
Op welk tooneel
iOp het tooneel des Levens I.,.
Morel 6prak deze woorden Lang
zaam, bijna droevig, alsof da herinne
ringen, welke ze opwekten, hem pijn
lijk aandeden.
Och tee, maak ons met die epl-
©oidie uit je leven bekend, drong Ik nu
ook bij mijn vriend aan, doc.!h met
deelnemende belangstelling.
Morel voldeed aan mijn wensch.
Vol ernst en weemoed en met een
zwaarmoedige uitdrukking in zijn
oogen verhaalde hij ons nu te mid
den dier drukte in de zaal, welke met
gasten uit alle oorden der wereld was
gevuld, en onder begeleiding van e>en
door een Zigeunerkapeille gespeelde
wals de volgende geschiedenis.
ZooaJLs lk straks reeds zal, begon
hij na e<en poos te hebben stil geze
ten ik was eens verloofd twee
maanden lang. Jullie bent verbaasd,
niet waar? Het was ook inden-daad
een zonderlinge verloving! Het jon
ge meisje is niet meer onder de le
venden. Ik kan er dus oter spieken.
Het was voor eenige jaren, korten
tijd nadat ik in het „ThéAtre du Gym-
naso" gedebuteerd had.
Trotsah op mijn succes, leidde ik
oen zeer gelukkig leven.
Op zekeren avond, toen ik ln mijn
gezellige kamer in een boek verdiept
zat, hoorde ik een zacht kloppen op
mijn deur. Ik deed open en zag voor
mij eien in zwaren rouw gekleed© da
me van middelbaren leeftijd en voor
name manieren.
Vol belangstelling verzocht ik haar
binnen te komen, en terwijl ik haar
een fauteuil toeschoof, vroeg ik be
leefd, wat ze wens elite.
Vergeef me mijn binnendrin
gen, meneer Morel, antwoordde de
dame op bedeesder! toon. Ik neem de
vrijheid u op te zoeken, ten einde een
verzoek tot u to richten, dat mij bui
tengewoon pijnlijk is. Als ik het even
wel toch waag, het te doen, dan ge
schiedt zulks, wijl mij uw groot ter
lent bekend is en ik vve&t, dat ik.
met een man van eer te doen heb, en
omdat mij helaas een behoef
te des harten er toe dringt. Ik h&et
madame D. een leef in vrij bekrompen
omstandigheden. Mijn man is sedert
een half jaar dood en ik hob niemand
op de wereld dan eten eenig kind
een jong meisje van negentien jaar.
Dit kind nu is ten do ode opge
schreven, meneer. Ze kwijnt weg aan
aan langzaam sluipende, maar onge
neeslijke ziekte. Er is geen middel om
haar in 't leven te houden en ik
moet als moeder haar van dag tot
dag ellendiger zien worden, zonder
diat ik haar lean helpen. Zij is mijn
teienig gelulc o.p d&ze wereld. En o,
hemel de geneesheer kan haar niet
eens meer verzachting van het lijden
verschaffen. Allo middelen zijn
krachteloos, zegt hij, of het moestal
zijn
D© woorden der srme moeder wer
den onverstaanbaar door hst snik
ken,
Of het moest al zijn, vervolgde
ze na ee/n klein© pauze, dat er in het»
hart van dit kind eon heftige bewe
ging, een reactie intrad. Ik weet niet
of ga mij begrijpt, mauser. Mijn ar
me. dochter, die door zooveel treuri
ge gebeurtenissen de dood van. den
teerbeminden vader, haar ernstige
ziekte, ons eentonig, in afzondering
doorgebracht leven. zeer zwaarmoe
dig is geworden, zou een groote
vreugde m'oeten smaken, ze zou een
kleinen liefdedroom moeten hebben.
Dan ziou haar ten minste een gemak
kelijk, zacht eindo beschoren zijn.
Ach, meneer! Iiunt ge er u een
voorstelling van maken, wat een moe
der bij zulk een meöedieeliing lijdt?
Mijn dochter sterftMijn een en mijn
alles 1 En hot eenige, wat ik nog voor
h,aar doen kan, is haar een kla'inen
liefdedroom te verschaffen., niet
ach I om lxaar gezond te maken
maar alleen opdat haar laatste
o ogenblikken lichter zijn en in het
■stervensuur een glimlach om haar
mond speelt, lk smeek u, den be
roemden tooneelspaler, in zekeren
zin om een aalmoes, niet om een
aalmoes in dlan vorm van een leugen
voor mijn ten dood© gewijd kind. Het
zou niieit voor langen tijd en het zou
ook niet zeer moeilijk zijn. Als ge ons
maar van tijd tot tijd alB buurman
kwaamt bezoeken. Als ge maar
vriendelij ken liefderijk tot mijn air-
rne zieke apraakt, zooals men met
een jong meisje pleegt te spreken, en
haar dan zoo ongemerkt aan een
weinig deelneming, een weonig mede
gevoel van uw kant bet geio oven, Ze
i3 u onverschillig, zult go zeggen.
Maar ik geef u de verzekering, dat
mijn arme dochter de grootste ach
ting en het innigste medelijden
waard Ls. Ze is ook niet schoon, of
bateir geizegd, ze is het niet meer. Wie
zou ook schoen kunnen zijn, dïe se
dert miaandien deen stempel van dien
dood op zijn voorhoofd draagt
Maar, Als ge mijn verzoek inwil
ligt, meneer, zal er in heit lijden mij
ner dochter, daarvan ben ik over
tuigd, een stilstand komen. Z© zal
hot vergeten, wat haar wacht, en
ten min&te voor een korte spanne
tijds de illusie hebben van gelukkig te
zijn..
Dat Is de rol, welke ik u smeek te
willen spelen, meneer Moned, u, die
•needs Zoovele rollen op het tooneel
(hebt gespeeld. Ge zoudt daarmee een
werk van edele menschlite v en dh e i cl
verrichten..,.
Ik ben, zooals ik straks reeds zei,
niet rijk. Maar alles, wat ik bezit, zal
u toaböhooren en mijn innigste wen-
■schon zullen voor u zijn, wanneer ik
mijn arm kind voor haar heengaan
nog een. klein weinig gelukkig kan
zien....
Maar, voegde ze er angstig bij, ge
zult zeker mtin verzoek afslaan
Wamit ge rijt een gelukkige op deze
aarde en die aanblik van heit lijden is
pijnlijk voor hem, die geen lijden)
kent.
Verbaasd over dit eigenaardag ver
zoek, maar tegelijk ook bewogen1
■door zooveel ongeluk stond ik op.
Ach, mevrouwbracht ik in heit
midden. Ik zou werkelijk gaarne uw
wensch vervuilen, maar lk heb zoo1
heetemaal niets aan mij om dia liefde;
van een jong meisje te wokken. En
ik vrees ook, dat uw dochter mijn
leugen zou doorzien. Vrouwen zijn in
liefdezaken niet te bedriegen.
Do oogem van mevrouw D. vulden
zich met tranen.
Probeer het dan ten minste,
smeekte ze mot aandrang.
Door medelijden overweldigd, ant-
wfoordde lk
Ik zal doen, wat go wetnscht, me
vrouw.
Ze heette Christine, de kleine ster
vende, met do groote oogen. Ze moest
eens zeer mooi geweest zijn, maar de
koorts had erge verwoestingen in
haar lichaam aangericht en nu bezat
ze geen andere schoonheden meer
dian twee wonder mooie oogen en eien
bijna, bovenaardschen glimlach.
Toen ik de dames onder het eene
of andere voorwendsel mijn eerste
bezoek bracht, beschouwde Christine
dien onbekenden bezoeker met groote
verwonderde oogen. Ik bemerkte
echter bij deze eerste gelegenheid, dat
lk haar niet mishaagde.
De moeder noodig do mij uit terug
te komen. De arme vrouw speelde
immers ook e,en rol, d'iie heel wat
zwaarder was dan de mijne. Wij bed
den moesten echter samenwerken...
lk voldeed aan haar uitnoodigiing
en herhaalde mijn bezoek. Ik liet de
zieke gelooveoi, dat ze mij belang
stelling inboezemde. Ik bracht haar
bloemen, boertigheden en ai die klei
nigheden mee, welke -een jong schep
seltje genoegen doen. Ik bracht haar
bovendien blijmoedigheid en opge
wektheid.
Het laatste mankeerde vooral in de
ze kleine omgeving, welke te een
voudig waa om belangrijk te kunnen
zijn en die bovendien ook nog met
droevige herinneringen gevuld was.
Ik verhaalde de dames grapjes en
aneedoten en als de moeder haar ziek
kirnd hoorde la-chen wat in langen
tijd niet meer gebuurd was dank
te zij mij met een blik, welke voor mij
de schoonste belooming was.
Langzamerhand scheen er verbete
ring in den toestand der arme zieke
te komen. De geneesheer had gelijk
gehad, vreugde was de beste medicijn
Toen ik dat waarnam, bagon ik
eiken dag bij de dames te komen.
Mijn bezoeken bereidden da kleine
Christine blijkbaar veel genoegen en
ik bracht nu heel© uren bij haar door
om haar voor te leizen of met haar te
babbelen. Haar mooie, groote oogen
hingen dan als onder een bstoove-
ring aan mij, soms zwaarmoedig,
droomerig, soms ondier zoekend uit-
vorsohend. Ze joegen mij angst aan,
die oogien, want ze schenen mijn bin
nenste te willen doordringen,, en ik
vreesde mij te verraden. Doch Chris-
•■t.iiiij© bemerkte het'bedrog niet. Ze was
zeer gelukkig, dat ze zoo'n beroem
den vriend had, en mijn bezoeken
eclicuan haar van zelf sprekend.
Langzamerhand deed de- liefde
haar intocht in liet hart van het ar
me kind. De liefde der vrouw....
Toen ik dit ontdekte, deed ik haar
met liet oog op haai- toestand op een
dier schoon© herfstavonden een lief
desverklaring, walke den schijn van
oprechtheid moest wekken.
O, wat kwam er daarbij ech blos
.op haar wangen 1 Wat stroomde het
bloed haar snel door de aderen
Ze had deze verklaring zeker ver
wacht. En toen 'nu haar oor ze ver
nam,- werd ze als door toovenarij een
andere. Haar lijdend gelaat straaide
in den glans van het geluk 1 Het
scheen zijn vroegere schoonheid te
ruggekregen to hébben I
Op dit. oogenblik kwam haar moe
der in de kamer en opgewonden deel
de de kleine zieke deze haar geluk
mede. Nog lieden staat de aangrij
pende scène mij levendig voor oogen
hoe da oud© dame met een plechtig
gezidht en eon glimlach om de lip
pen ons met eenige gevoelvolle phra-
sen haar zegen gaf en daarna, toen
we alleen waren, snikkend voor mij
neerviel
Dan volgenden dag kocht ik den
moolsten ring, welken lk kon vin-
dien. Toen lk hem aan Christine
overhandigde en de ten dood© gewij
de dit kleinood, hetwelk voor een ver
loofde een zoo groote be teekenis heeft
aan detn vinger stak, juichte ze van
varrukking.
Zoo is toch nog niet alles voor
mij ten einde I Ik zal nog niet ster
ven I Neen 1 Ik zal leven en' gelukkig
zijn 1 Ik zal trouwen, lieve moeder
Tic zal binnen' korten tijd trouwen
zoodra ik gezond ben
Maar ach 1 Dit geluk was slechts
van korten duur Toen de eerste kou
de kwaim, gevoeld© Christine, dat ze
toch deze schoon© aard© moest ver
laten. Maar ze ging kalm heen, met
een glimlach om de lippen, en dankte
mij met woorden, dia lk nooit zal
vergalen, voor bet geluk, dat door mij
haar deel was geworden.
Ik heb het noodlot nog willlen
dwingen, ik heb bet onmogelijke be
proefd. Ik raadpleegde de beroemd
ste geneesheeren, ik verlangde, dat
de moeder met mijn kleine, zieke vier-
loofde een zonnige villa, wélke ik
voor haar huurde, betrok e»en
klein, door rozen ©n gladiolussen om
geven huisje...,.
Daar is zij ontslape-n...,
Dahk zij mijn bemoeiingen dekten,
luoèle bergen van kransen haar lijk
kist. Ik wilde, dat de arme moeder,
ten minste dezen troost zou hebben,
haar kind te zien heengaan cis een'
dar gedukkigon dezer aarde.
Drie maanden "daarna,, toen ik,
evenals vandaag, in do Comédte
Frangaase de rol van Frédéric had
gespeeld, vond ik in mijn kleedka
mer oen fin diepen rouw gekleede
dame.
Hot was mevrouw D...,- j
Hoezeer was ze veranderd, 'de ar
me, oud© dame 1
.Veraeef me. meneer MoreL bo.
gon ze mét tranen m o© oogen, 'dat
£k zoo lang gewacht heb...
Ze stamelde van ontroering en
over haar geheel© lichaam bevende^
overhandigde ze mij een couvert.
Wat beteekent dat? vroeg ik
•ten zeerste verbaasd.
Wel
Nu had ik het begrepen.
De moeder wild© mij mijn rol als
to'oneelspsler betalen, ze wild© bet
mij betalen, dat haar kind in hot ge-
Voél van geluk was ingeslapen.
O, hoe duidelijk staat d©ze scène
voor m'n geestesoog. Nog in het cos-
tuum van Frédéric sloot ik d© arme
moeder in mijn armen en vond1
slechts een enkel woord, dat ik in
tegenwoordigheid van haar dochter
aoo dikwijls tot haar had gesproken:
„lieVe mama 1 llev© mama
Ge hebt haar dus toch bemind,
onze kleine Christine vroeg made
moiselle Darneuillos verbaasd.
Na een -lange pauze antwoordde de
kunstenaar langzaam, droomerig
MissChien
En mevrouw D vroeg ik
nu op mijn beurt. Wat is er van haar
gew-orcten
Zij woont in de klein© villa, Ln
welke haar dochter den la&tsten
adem hoeft uitgeblazen.
Elk jaar, ais de groote vacantia be
gint, begeef ik mij ook daarheen en
blijf éan heel© week bij d© oude da
me. Wij leven dan voor die herinne
ring aan- het lieve meisje en gedu
rende onze gemeenschappelijke wan
delingen roepen we ai de bijzonder
heden uit liet droevige leven der
dierbar© afgestorvene in ons geheu
gen terug.
Ik ben tot de overtuiging gekomen
dat er nog Iemand gesteund en ge
troost moest worden en mijn rol nog
niet wais uitgespeeld.
(N. v. *t N.)
'n Dokterscoupeetjo ratelt d© bree-
de straat door, houdt stil voor ©en
prachtig lieer en huis op den hoek.
D© oude arts stapt sukkelend uit...
mompelt iets tegen z'n verweerden
koetsier en schelt aan.
'u Helder© meid doet open, wenscht
den huisdokter een „goeie dag"; do
deur flapt toe; de dokter gaat zacht-
stommelend de breede, belooperde
trap op en doezelt zijn dikken vinger
tegen de kamerdeur, waar zij ligt.
En telkens en telkens doet het blee-
ke gelaat den dokter beven. Eiken
dag komt hij, eiken dag wordt dat
gezicht witter, glinsteren di© straal-
oogen hem tegen door zijn gouden
bril.
Zijn kennis, de wetenschap staan
aan d'r grens. Talrijke geneesmidde
len staan op 't tafeltje bij 't behemel-
de bed der lieve zieke,
't Morgenzonneke schramt de flesch-
jes en werpt fl'auw-vergulde rimpel
streepjes op het marmeren blad.
Niets brengt eenigen schijn aan ge
nezing, niets, niéts helpt.
De dokter drukt haar medelijdend
de magere, uitgeteerde hand, staart
weer in di© donkere dweep oogen, op
dat lieve gezicht door zwart haar om
lijst.
En hij blijft innig-bedroefd turen
in di© oogen, die beproeven te lachen
om medelijden te dooven.
D'r levenslust is groot, haar liefde
voor hem, voor haar Johan, is groo-
ter.
Zijn hartelijk© brief vari dezen
morgen ligt nog op de witte sprei,
meldende, dat hij, wanneer ze den
brief zal Lezen, reeds voor de groene
tafel zal zitten om zijn laatste exa
men te ondergaan.
Slaagt hij, dan is hij 'n man van
positie, dan is hij ingenieur en dan
gaan ze trouwen, héél gauw: hij met
Ine.
Dan zullen ze geluk hebben, dan
zullen ze genieten van d'r altijd bij-
een-zijn, dan zullen ze lachen, keuve
len, praten over d'r liefde, die ze
veelden voor elkaar, toen ze nog sa
men school gingen.
En zij, en hij, beiden hopen, op spoe
dige genezing, die nimmer zal komen.
Ze hoopt over 'n paar weken weer
uit rijden te mogen gaan, naast Jo
han ln de victoria, inademend d© fris-
sche herfstlucht, beschenen door war
me zon, genietend van z'n opgeruimd
humeur en van zijn eenvoudig gezel
lig kouten.
De dokter denkt er anders over...
ziet haar reeds In de kist met blan
ke, geel-witto rozen om haar heen,
omringd door haar snikkende ou
ders, omringd door haar alLes-ver-
liezenden Johan.
De dokter staat machteloos... voelt
zijn oogen vochtig worden... glim
lacht toch nog tegen d'r... Kalmeert
haar, de jonge engelachtige Ine, die
hij zoo dol-gaarne, ten koste van alles
zou willen geven: genezing en met
deze geluk aan haar, zoowel aan hem
zoowel aan hare ouders.
D© oude geneesheer schokschoudert
onmerkbaar, verdrietig; de binnenge
komen ouders vragen belangstellend
naar zijn oordeel... of ze gauw beter
zal zijn... of ze weer gauw d'r bed zal
mogen verlaten en wat ze toch eigen
lijk scheel. Hij draait er om heen
durft niet te zeggen: tering.
Weer rijdt de dokter weg, in zijn
verbeelding ziende de lijkkoets met
bloemen voor d© prachtige woning;
achter de wagen de koetsen, Waarin
haar Johan, met haar vader en ver
dere verwanten....
Johan rit aan 'de groene tafel ïn 'de
examenzaal. De hem gestelde vragen
beantwoordt hij met zekerheid. De
professoren vragen. Zijn antwoor
den zijn schitterend.
Jlet vermoeid© studie-gelaat van
Johan staart beurtelings op de diepe
gelantrimpels der oude geleerdenover
hem.
En terwijl even gepauseerd wordt,
doorstroomt zijn brein van de heer
lijkste illusies: wat zal Ine blij wezen
met 't telegram: Geslaagd... wat zul
len we gelukkig wezen... zou ze op
't oogenblik aan me denken...
Weer staat dezelfde coupé met den
zelfden koetsier voor 't huis op den
hoek.
De blinden zijn gesloten op de eer
ste verdieping. Op de overige étages
hangen de gordijnen als waden van
rouw naar omlaag, stijf, hier en daar
'i\ plooit, 'n rimpel om de eentonig
heid te breken.
De lijkschouw gaat hij verrichten,
die goede, oude dokter.
Achter zijn bril parelt 'n traan in
den ooghoek; hij denkt aan de velen,
die haar dierbaar zijn, voelt 'n naam
loos wee... denkt aan het oordeel der
menschen...
Hij condoleert door een innigen
handdruk de oiid.ers, die weenen en
hun zakdoek persen tusschen hun
rimpel-handen.
De vader laat, terwijl de dokter zijn
bezigheid gaat doen, de condolatie-
brieven en -kaartjes door z'n vingers
glijden.
En altoos meer brengt de meid er
binnen.
'n Telegram. Zenuwachtig ver
scheurt hij 't zegel... leest: „Geslaagd,
Kom straks. Johan."
En in zijn wilde smart rent hij naar
do doodenkamer, werpt de deur open,
verschrikt van de doktersgestalte en
roept met schorre stem: „Ine! Ine!
Johan komt straks. Iiij is geslaagd!"
En toen Johan gekomen was en zijn
verdriet had uitgeschreid in steê van
't woest verlangen haar vurig te kun
nen omhelzen van louter geluk, toen
eerst voelde hij wat hij veil or en had:
de liefde van haar, van haar kind-zijn
af.
En hij verlangde te zijn bij haar...
weg van deze wereld, die hem een
Eden beloofde toe te schijnen met
haar aan zijn zijde en zij met 'n haar
vurig-minnend echtgenoot.
Hij voelde zich doodziek... voelde
een gebroken leven in zicb... hoopte
spoedig te mogen rusten bij haar,
ver-genoeg van deze wereld met
haar verschrikkelijkheden.
'n Jaartje daarna op 'n kouden,
grimmigen Novemberdag ging Johan,
gekromd door zijn zielesmart, sf.il-
snikker-d om haar weg-zijn naar haar
graf.
Wanhopig legde hij d© chrysanthe
mums neer, drukte met gesloten
traan-oogen, 'n kus op den kouden,
natten steen, las en herlas het stijl-
looze opschrift, bad voor haar. En
de doodgraver, die den uitgeniergel-
den man daar zoo zag liggen in zijn
zielsverdriet, trok flauw-Iachend z'n
schouders op en sprak in zich zeiven,
voortsloffend in z'n grove klompen
door d© Novemb er-guur te: „Nou, di©
leit er over 'n poosje ook onder
(Pr. N. en H. Ct.)
HUMORESKE.
Uit het studentenleven.
Als ik nog terugdenk aan mijn stu
dentenleven dat was een heerlijke
tijd D© drie hoofdfactoren van een
gélukkig bestaan hier op aarde,
waarnaar ik later zoo dikwerf tever
geefs gezocht heib mo.ed, levenslust
en zorgloosheid, zij waren toenmaals
gamsch en al mijn deel, ©n iedarre da.g
wierp den levenslustigen student een
overvloed van nieuwe vreugd in den
schoot.
Als ik terugblader in het boek mij
ner herinnering, dan komt ook on
der de vel© kennissen vaai dien tijd
één te voorschijn, die wel niet tot
mijn© intieme vrienden behoorde,
maar aan wie.n ik steeds met g&noe.
gen terugdenkwant hij was dèit,
wat meer en meer zeldzaam wordt
een origineel menseh.
Deze mam, die nu al lang ondier
den grond rust, was d© vroegere lo
gementhouder in het dorp Z Nog
altijd staat hij mij levendig voor den
geest, de oude Vederman, mot liet
dikke, goedaardig© gezicht, het groen
flu wee Ion kapj© op hot hoofd, en wel
gevallig de handen over don dikken
buik gevouwen.
Z is een groot en daarbij
prachtig gelegen idorp, dat door eeni
aang.ona.mien weg mét de universi
teitsstad verbonden is, geen wonden*
dus, dat wij ga&rn© uitstapjes daar
heen maakten en dat d© gastvrije lo-
caldteli van vriend Veder man dik
werf de studenten herbergde.
De waard hield veel van d© aca
demisch© jeugd, en zelfs haar dolle
streken, waarvan hij ieder jaar, ja
elkeen dag genoeg te zien en onder-
vindein kreeg, vonden in hem steeds
een zacht én gemoedelijk rechter. Al
leen onaangenaamhedenduldde hij
niet, en meer dan eens was hij datn
mét méér energie tusscbembedde ge
komen, dam men van den goeden,
zwaaidijvlgen man zou verwacht heb
ben.
lieden wil ik een stukje verholen,
waarvan de gelukkige uitvoering b&m
buiten zichzelf van gramschap maak
te, omdat hij, $ie rich vuur- en ko
gelvrij tegenover alle studentenstre
ken waande, toch het kind van de re
kening werd.
Op een schoonen lierfst-namiiddag
treden zes studenten het logement
birnno, plaatsen zich met de hun eigen
ongedwongenheid aan de ronde ta-
fol, en beginnen een drinkgelag, zoo
als dit dein ervaren logementhouder
nog maar zelden voorgekomen was.
In korten tijd lag een aantal fles-
schen onder de tafel en een nieuw
paar flacons goot zijn inhoud in dé
bodemlooze zee der studentenmagen
vit