BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD fl.20 PES 8 1AANDÈN OF SO CENT PES WEEK. SminStrate GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. Het rijke Natuurleven. Bet Orakel. 26e Jsargsng. ZATERDAG 24 OCTOBER 1908. No. 7772. DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIM ADVERTENTIËN DOELTREFFENSt, ONZE ANNONCES WORDEN OFGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen. Hoeden. Modiste en naaister, ziedaar twee vakken, die wel is waar zeer apant zijn, doch die elkaar nauw raken, omdat beide zich in dienst stellen van de vrouwelijke ijdelheid; en aange zien alle dochteren Eva's min of meer met deze kwaal behept zijn, hebben zij, die bovenbedoelde \akken uitoefe nen in den regel do handen vol. Voor al bij de wisseling der jaargetijden is dit laatste het geval, want iedere vrouw haast zich naar hare modiste om te vernemen welke nouveauté's aan de orde zijn. Zoowel met hoeden als japonnen verdient het aanbeveling niet al te haastig te zijn met het doen van be stellingen, doch zich in den beginne liever te behelpen met een opgeknap- ten hoed en een dito toilet van een vorig jaar'. Hel komt meermalen voor dat een of andere nouveauté niet inslaat, d. w. z. dat zij zich niet gedurende het geheele seizoen weet staande te hou den, doch na eenige weken wederom van het tooneel verdwijnt. Ten op zichte van de hoeden is zulks niet al tijd aangenaam, daar liet van zelf spreekt dat men in het begin de beste keuze vindt. Sommige mode-dames dragen van September af reeds den najaarshoed van fluweel of vilt, ter wijl de meer eenvoudige er eerst nu aan denken de zomerhoeden tegen warmer kleedende hoeden te verwis selen. Verscheidene malen heeft men te vergeefs getracht de kleine modellen opnieuw in te voeren. De groote hoed is nog steeds aan de orde en men be leeft op het oogenblik wederom een tijd van sterke overdrijving, de ran den der hoeden reiken tot over de schouders, terwijl er zelfs modellen gebracht worden, die een omvang hebben van 1.70 M.; bovendien gaan er reeds geruchten, dat de zomerhoe den van 1909 zóó groot zullen zijn, dal ze tegelijkertijd als parasol dienst doen. Madame Mode wordt dus praktisch! Het spreekt van zelf, dat geen ver standige vrouw, die over bescheiden middelen beschikt zich tot zulk eene dwaasheid zal laten verleiden, want het zou onmogelijk zijn, om aldus toe getakeld van een of ander publiek vervoermiddel gebruik te maken, zon der zijne medereizigers overlast aan te doen; doch het is wel eens aar dig, orn te vernemen, wat voor nieuws onze grillige koningin bedacht om er zich meer of min door te laten be gin- vloeden. Mijne geachte lezeressen raad ik voor het a.s. seizoen den breed ge- randen hoed aan zonder nu juist in een dwaas uiterste te vervallen. De nieuwe modellen zijn vrij laag van bol aJleen de garneering brengt eeni ge verhooging aan, als vleugels, pen nen, veeren, aigrettes, enz. Helaas, dat deze versiering uitslui tend uit het vogelenrijk afkomstig is. Mijne lezeressen zullen mij verge ven, wanneer ik hier even in herin nering breng, wat te dien opzichte een Zwitsersch blad schrijft, meer spéciaal omtrent de aigretten, die zooals men weet, uit vederen van den reiger bestaat. „De aigrette is het huwelijksge waad van het reigerwijfje, zij dragen deze vederen uitsluitend in den broei tijd. Iedereen weet, dat tegen dezen tijd de jacht op vogels gesloten wordt. Daar bekommert zich do roofgierige mode niet om; zij moet veeren hebben, en wel zeer veel. De reigers nestelen zich in zwermen op moerasachtigen bodem; de nesten worden op wilgen of dergelijke boomen gebouwd of in struikgewas. Terwijl de vogels hunne jongen, die de vleugels nog niet kun nen roeren, voedsel brengen, komt de jager het nest verstonen." Verder vertelt het blad, dat de ou ders bij hinderden vallen als slacht offers van '<un ouderplicht en hoe na de moordpartij, de gelukkige jager, beladen met veeren, welke hij den ar men vogels heeft uitgetrokken welge moed huiswaarts keert. Er Is hier sprake van eene al geheele uitroeiing van een vogelras, van vogelmoord, ten gunste der mode. Na deze uit weiding vervolgen wij ons mode- verslag. Eenvoudige hoeden garneert men met eene draperie van fluweel, zijde of mousseline, afgesloten met een touffe van fluweelen bloemen. Eene nouveauté, welke ik niet mag Verzuimen te vermelden, is het ver werken van soutache op de hoeden. Men ziet bv.: empire-groen taffetas, bewerkt met zwart soutache. Er worden dit seizoen zéér veel over trokken hoeden gebracht. Ik bedoel daarmede vormen van leton, die overtrokken worden met fluweel, zij de, satijn, ottoman of crêpe de chine; zoodat de vilten en castoren vormen in de minderheid zullen zijn. Dames van middelbaren leeftijd zullen er niet aan denken zich de hierboven beschreven hoeden aan te schaffen; voor haar brengt men eene ruime keuze in breed© toque model len die zeer flatteus kleeden. De en- trée der toques is vrij ruim, zoodat men zorg dient te dragen voor een breed kapsel. Het goed staan der hoeden is trou wens voor een groot deel afhankelijk van het kapsel, vandaar dat tegen woordig ook ten onzent de voorname coiffeurs er zich op toeleggen, aan hunne zaak eene afdeeling hoeden te verbinden. MARIE VAN AMSTEL. Wanneer wij in dezen tijd naar Amsterdam reizen zieai wij op de welilanidieih naast de Amsterdam sch© Vaart een eigenaardig vogelleven. Daar wordt reünie gehouden. Daar ontmoeten elkaar twee groote vijan den, de kievit en de bont© kraai. Nu ia een bont© niet de felste tegenstan der van de roemruchte ei©rlegger3. De geheel© kraaienfamilie lust even als de mensch heel graag d© eieren van onzen groen-witten weidewande» laar en hoewel d© bonte kraaien niet de moeste eieren stolen, daar hun vertrek naar Oost-Europa dit onmo gelijk maakt, toch heeft een kievit in den broedtijd zoo'n afschuw van alles wat kraai beet, dat de z. g. n. Wees jongen niet wordt buitengesloten. De haat is nu niet groot meer. Als een bonte kraal nu zijn langgerekt Spaaaa laat hooren in die nabijheid van e,en kievit, dan vliegt deze- niet eens op. Hat angstige kiewiet-kiewiet dat wij in het voorjaar hooren, weer klinkt niet meer zoo veelvuldig. Er valt niets meer t© stelen. Een week geleden was het daar op die weilan den verbazend druk en nog kunnon wij diezelfde drukte waarnemen, als wij wat -elukkig zijn. Groote zwer men kieviton vlogen bijeen, vielen weer neer, schreeuwden, tierden, piepten en schenen nog niet heel eensgezind t© zijn over de wijze, waarop zij hun tocht zouden aanvan gen. Telkens kwamen weer andere \©rnemen, wat de eerste van plan waren.. Ook deze schreeuwden uit al le macht mee en vonden misschien weer oude kennissen, die zij in maan den niet had den ontmoet. Het merk waardigste was nog wel ,dat enkele kieviten -aan hot algemeen© geraas niet meededen. Zij zaten rustig aan den slootkant te kijken, pikten ©ons, huppel don wat verder, vlogen eens even, maar aan de aigemeene vlieg- oefeiningen deden zij niet mee. Zeker waren liet ouden van dagen, die niot veel lust tot luidruchtigheid haddein of zieke vogels, die al blij waren, dat zij al zoo ver waven gekomen. In Augustus en September komen n.l. hoel wat jong© vogels uit Noord- F.uropa en uit het N.-Oosten van dit werelddeel in deze richting en leggen dan door hun groot aantal de spret- k ends te getuigenis af, dat hun ge slacht nog niet aan 't uitsterven is, dank zij da vogel wet, d'ie het rapen van eieirem na de intrede van bloei maand verbiedt. Zij verbinden zich heel spoedig met dl© reeds aanwezi ge groepen en krijgen dan van de onden vliegles. Draaien en koeren, rijzen en dalen In steeds afwisselen de snelhard ©n richting. Maar hun vleugels worden sterker en als de koude invalt trekken zij met breede zwermen Zuidwaarts. Enkele Laten zioh d'oor den winter verschalken, vooral als het begin van dit jaarge tijde niet al te streng is. Trouwens hoel vei&l vogels laten zich daardoor beet niemen en zeer dikwijls moiatari deze onachtzamen het met den, dood bek o open. Dat fijn gebouwde insecbenverslin- dendle heirleger laat ons 's winters anders leelijk in deu steek. Als ech ter de meest© van hen vertrokken zijn of zelfs al, als er aanstalten worden gemaakt, komt heel gemoede lijk de bonte kraai waf leven op hei veld brengen. Het is een stevige baas. Een paar sterke zwarte pooten onder, steunen het forschgebouwde, dik be vederde lichaam. De kleur Is volgens do naamgevers bont, maar beten- klinkt mij dam nog d© naam „Waas1- jongeil" in d© ooren, daar ik hei. dier nu niet zoo heel bont. kan. noemen. Kop, wangen, ketel, vleugels, 6taart en pooien zijn prachtig glanzend! «wart. De rest is grauw en nieits dan dat. Maar de naam doet er eigenlijk weinig toe. Hoofdzaak zijn die eigen schappen van mijnheer. „Hij riet er wel goedig uit", zegt ge. Ik geef heit u toe, maar een lobbes van een vo gel is het niet. liet dier is verbalend verstandig. Als men voel op deze vo gels gaat lettenstaal men dikwijls verbaasd over de behendigheid, waar mede zij te werk gaan. Gij weet, dat alles van hun gading is en. dit is voor vogels, die altijd in koudere streken wonen, dan ook wel noodig. Zij verorberen met evenveel graagte een stuk brood, dat zij als in de Vlucht van den grond oprapen, als ■een glibberig weekdier, een mossel of oester, bemachtigd op de steengiooi- 'ing6n op sommige plaatsen van ons strand. Do stevige kegelvormige sna vel kan heel wat stuk krijgen en d© maag ©ischt heel veel. Hebt ge ze wel ©eins op den uitkijk ziern zitten in ©en hoogen boom Ni/ets ontgaat hun dan. Zij zijn heel openlijk en durven gerust hun ge luid t© laten hooren. Meestal zijn er Pen paar bijeen, die om de beurt den volkertan verkouden, dat sparen eon zeer gewanischte bezigheid is. Telkens klinkt het met veel gewicht „Spaar, 'Spaar". Plotseling is de vogel stil. Hij schijnt iets te zien, en van zijn verheven plaats af gaat dat, in ver band met de uitmuntende gezichts- scherpt© nog al gemakkelijk. Daar slaat hij de breed© wieken uit en zweeft geruiscliloos in de richting vanwaar zijn aandacht werd getrok ken. Een bonte broeder heeft een hoeveelheid voedsel ontdekt, mis schoten wel eikels, brood of iets der gelijks en nu neemt ieder, wat hij bemachtigen kan. Zijn er menschen in die buurt., dam gaat dat nro&staill Tn'et een eigenaardige voorzichtig heid. Even zet de vogel zich neeir, •pikt neemt zooveel als hij In een.' hap kan krijgen en zoekt een verhe ven plaats op, om het voedsel te con- sumeeren. Raken zij aan u gewend, b.v. door geregeld voeren, dam zijn liet gezel lige beesten, die uw gerecht alle eer aandoen. Zij vliegen nu nog niet vete! in de stadstuinen buiten vimden zij nog genoeg, en gebrek kennen zij nog niet. Een groot gedeelte moet ook nog komen en dan pas kunit gij goed met uw waarnemingen beginnen. Overdag zult gij ze dan met veel pathos en groote waardigheid bezig kunnen zien en 's avonds zal het u dan Wel opvallen, hoe zij met groo te groepen in een boscbrijke duin strook de nachtrust ingaan, na af en toe nog een langgerekte aansporing tot zuinigheid ten beste te hebben ge geven. H. PEUSENS. Den Hoer Joh. S. H. te Haarlem. In het voorjaar kunt u op onze bloe menmarkten (Botermarkt en Gast- huisvast) zakjes met aarde zien, waarin saamgebonden klimoptakken. Kcop zoo'n plant, graaf haar in en •bindt de twijgen met raffiabast aan spijkers vast, die gij vooraf in muur of schutting hebt geslagen. Druic de aarde goed aan houdt den gronidl vochtig en uw kweekerïj za.l wol luk ken. Den Heter P. P. R. te Haarlem. Uw Azalia is een sierplant uit Japan, maar doordat zij nog al sterk is, ge lukt het, vooral na een warmen zo mer, wel vaker om ze in bloei te trekken in den volen grond. Gebr. B. t© O. Uw prozaïsch© pisse bedden, Onlscus asellus genaamd, be. hooren tot de Ringkroeften. Doordat ■zij door kieuwen ademen, kunnen zij alleen in vochtige lucht leven. Gij kunt ze verwijderen door veel zon •ein licht t© laten toetreden etn zoo dit (aiiet g,aat. strooi dan ongebluschte kalk. De droogte zal de dieren wel ver wijderen of doen sterven. H. PEUSENS. Humoreske. Met schuwe blikken om zich heen ziende, als twee misdadigers, dio -men op het spoor is, tastten de belde vrien dinnen door de donkere gang tot naar de deur, achter welke de wijze kaart legster, vrouw Bernd, haar geheim zinnige kunst uitoefende. Als ons maar niemand gezien heeftl fluisterde Else. Er zijn men- schen, die zich er vroolijk over ma ken, wanneer ze hooren, dat men naar een kaartlegster loopt, en papa behoort ook tot die menschen. O, die zou natuurlijk erg boos zijn, als hij er van wist, stemde Erna toe. Maar wees niet bang, nooit zal iemand ons geheim vernemen. Ga je nu eindelijk schellen? Doe jij het toch! smeekte Erna. Nu, als je toch al zoo trilt. Ik voor mijn persoon ben niet bang. Ze tastte naar de bel en schelde. Ze hoorden eleepende voetstappen, een grendel werd weggeschoven en een oude vrouw In een lange, zwarte japon, van welke men door de heer- schende duisternis niet kon zien, hoe versleten ze wel was, verscheen op den drempel. Wat verlangt ge? vroeg ze. Wij wij zouden maar spreek dan toch, drong Else aan, terwijl ze haar vriendin met den elleboog in de zijde stiet. Wij wilden ons de kaarten laten leggen, verklaarde Erna, vuurrood van gemoedsbeweging. Komt, als 't u blieft, binnenI Een oude commode en een tafel met verscheiden stoelen er oin heen was alles, wat men in het halfdonker ver trek onderscheidde, en de onfrdssche reuk, welke er uit het oude goed op steeg, was volkomen geschikt om het geyoel van angst in de opgewonden gemoederen te versterken. Neemt plaats, noodigde vrouw Bernd en ze maakte daarbij een be weging met de hand. Erna wilde aan de uitnoodiging voldoen, doch sprong plotseling met een gil achteruit. Op de leuning van den stoel zat een grijze uil en keek de indringster met halfgesloten oo- gen vijandig aan. Maar dat ls immers een uil! stamelde ze. Nu ja, een uil. Weet ge niet, dat de uil het symbool der wijsheid is? Bijt hij? vroeg Erna, terwijl ze om het symbool der wijsheid een grooten boog beschreef. Alleen als men hem tergt. Hier is een andere stoel, als ge bang zijt. Dank u; ik ben wel is waar niet bang, maar... Met verlicht gemoed ging ze op een tamelijk grooten af stand van het akelige dier zitten. Else schoof dicht naast haar. Terwijl ze elkaar onder de tafel bij de hand vat ten, volgden ze met de oogen de lang zame bewegingen der vrouw, welke met deftige omslachtigheid een pakje vuile kaarten uit de commode nam zich nooit, had de vriendin, welke de. Welke van de dames wil de eer ste zijn? Dat was een gewetensvraag. Jij, Else, spoorde Erna aan. Ik wil heel graag wachten. Of kunt ge ons niet tegelijk waarzeggen? Zeker, dat gaat ook. Mag ik u verzoeken met de linkerhand af te nemen? Nu was Erna de moedigste. Else volgde haar voorbeeld. Thans zou de sluier dér toekomst voor haar wor den opgelicht. Vrouw Bernd vergiste zich nooit, had de vxiendine welke haar de beroemde vrouw had aanbe volen, met volle overtuiging gezegd. Blijkbaar volledig in beslag geno men door haar belangrijk werk, be gon de waarzegster de kaarten op de tafel te leggen, waarbij ze een zeke re volgorde in acht nam. Ge zijt beiden van goede familie, zei ze toen, terwijl ze een vluchtigen blik op haar vis-a-vis wierp. Else knikte. O ja. Mijn papa is Dank u, ik weet het al, zei vrouw Bernd. De meisjes zagen elkaar veelbetee- kenend aan. Zij wist dat, dus was ze een hooger wezen, met een tweede gezicht begaafd. Vrouw Bernd nam nota van dien blik. Uw ouders zijn met elkaar be vriend, vervolgde ze, terwijl ze de kaarten gadesloeg. Erna schudde eenigszins teleurge steld het hoofd. Ik heb immers heele- maal geen ouders meer. Heb ik dan misschien het tegen deel beweerd? De ouders van de juf- IrJJlLW zijn met u bevriend. Zoo be doelde ik het. Als men de duistere beteekenis der kaarten niet weet te vatten, moet men bet uitleggen liever aan anderen overlaten. Of is het u misschien alleen maar om een grap te doen? In dat geval? Neen, neen, ga maar verder! Vrouw Bernd sloeg de oogen weei op de kaarten. Ge waart nog nooit verliefd, zei ze. Neen, bekende El9e blozend. Ik ook niet, vulde Erna aan. Och, dames, het is volstrekt niet noodig, dat ge telkens bevestigt, wat ik zeg. Het staat immers in de kaar ten. De meisjes sloegen de oogen neer. Heel voorkomend was deze vrouw nu juist niet. Een poosje zag vrouw Bernd zwij gend op haar kaarten neer, daarop knikte ze verschelden keereh achter elkaar en wees met den wijsvinger op een bepaalde kaart. Ja, Ja, ik heb me niet bedrogen. Er staat u Iets grootsch te wachten, dames. Hier, 't klaveraas! Ziet ge het? Twee paar brandende oogen boor den zich vast op de aangewezen plek. Wat ls dat dan? Dat is liet groote, hetwelk u wacht. Wat voor grootsch? Vrouw Bernd stiet met den wijs vinger de kaart een eindje weg. Ge wordt vervolgd, zei ze be daard. Een gil klonk door de kamer. Ver volgd? Wij? Door wien? Vrouw Bernd wierp een knorrigen blik op de kaarten. Schreeuwt toch niet zoo! Eén van tweeën: men is bang voor de kaarten en dan onder vraagt men ze in 't geheel niet, of men is niet bang en dan luistert men bedaard naai" hetgeen ze te zeggen hebben. Ge verjaagt mij met uw schreeuwen al 't fluïdum. We zijn niet bang, lispelde Else met doodsbleeke lippen. Ge kunt ons gerust het vreeselijkste zeggen. Wie is het, die ons vervolgt? Een man. Vervolgt hij ons beiden? Ja natuurlijk. Ge zijt immers altijd bij elkaar? En wat wil de man van ons? Allereerst wil hij kennis met u maken en dan zal hij op een van u verliefd worden. Op wie? vroeg Else. Op de mooiste. Dat was een antwoord, waarop geen vraag kon volgen. Erna esn Else keken elkaar aan en bloosden. Nu, dat zou toch niet zoo erg zijn, zei Else. Zeker niet-, maar de zaak heeft lets ten gevolge, dat u veel verdriet zal veroorzaken. Klaveraas is niet te vergeefs een ongelukskaart. De lief de van dezen man zal tegelijk de ver woester van uw vriendschap zijn. Van onze vriendschap? Neen, nooit! Verdedigde Erna zich opgewon den. Al mag ook alles uitkomen, wat ge ons voorspelt, op dit punt hebben de kaarten zich stellig vergist. Else en ik zijn samen opgegroeid, hebben lief en leed met elkaar gedeeld en Ha, en nu wilt ge ook den man met elkaar deelenl spotte vrouw Bernd. Nu, als ge dat klaar speelt, heb ik er vrede mee. Ik dring u mijn meening niet op. En wat zal er dan gebeuren? vroeg Else op vergoelijkenden toon. Vrouw Bernd haalde de schouders op. Wat dan gebeurt, kan ik u eerst zoggen, zoodra het eerste is gekomen. Ge behoeft dan maar terug te komen en wordt alles in bijzonderheden ge waar. Is het niet mogelijk de kennisma king te verhinderen, wanneer die toch tot ons ongeluk is? vroeg Erna. Vrouw Bernd glimlachte medelij dend. Verhinderen? Ge vraagt de kaarten naar uw lot en nu ge het weet, zoudt ge het weer op zij willen schuiven. Ik begrijp u heelemaal niet. Alles, wat ge kunt doen, is de dingen hun vrijen loop laten. Hoe minder te genstand ge biedt, des te beter voor u. Zal de man zich spoedig vertoo- nen? Hij kon elk oogenblik in uw le ven treden. Het contact tusschen de zielen bestaat reeds, ofschoon hij nog niet weet, dat hij u zoekt. Dat is juist het wonderbaarlijke werken der go din van het noodlot, dat ze onzicht baar haar draden weeft en altijd juist op het rechte oogenblik ontwart, ein digde ze, terwijl ze als een slecht too- neelspeler de stem beurtelings liet rijzen en dalen om meer indruk te maken. De meisjes stonden op. We kunnen dus nu gaan? Zeker, zoodra ge betaald fiebt. Ik krijg voor mijn moeite vijf mark. Eenigszins verschrikt door dien hoogen eisch grabbelde Else In haar geldtaschje. De inhoud was juist vol doende. We danken u zeer, zei Erna. Ze wierp nog een schuwen blik naai* den uil, die de veeren opzette en de groo te oogen dichtkneep, alsof hij zich in zichzelven over de twee vroolijk maak te. Het volgende oogenblik stonden de meisjes buiten de deur in den donke ren gang. Wel, wat zeg je nu? zei Erna. Ik ben eenvoudig weg. Maar zeg, Erna, dat met de vriendschap maakt ons niot bang. Er kan immers diets komen wat een verwijdering tusschen ons zou kunnen brengen, nietwaar? Geroerd omarmden ze elkander. Natuurlijk niets ter wereld, verzeker de Erna. Ik ben nu al vreeselijk nieuwsgierig naar - Naar den man, bedoel Je? Ja. Het is eigenlijk toch ver schrikkelijk akelig, te denken, dat er tusschen ons en een man, die ons nog in 't geheel niet kent, reeds een con tact der zielen bestaat, dat deze man elk oogenblik Het woord bestierf plotseling op haar lippen en met een snijdenden gil stoven de meisjes uit elkaar. Een man, een blonde jonge man, was in de poort verschenen en keek om zich heen, verwonderd, dat hij zooveel schrikt had veroorzaakt. Maar dat duurde slechts een seconde. Reeds hadden de meisjes elkaar weer bij de handen gevat en stoven als een wer velwind de straat op. Erna, om 's hemels wil, heb je het gezien? kreunde Else met knik kende knieën, Dat was hij, stellig ze ker was hij het. Natuurlijk was hij het. En wat heeft hij ons aangezien. O, mijn knie ën trillen, ik heb lood In mijn voeten, ik kan niet verder. Och, kijk, toch eens even om, of Else deed het. Hij staat voor de poort, fluisterde ze bevend, hij slaat ons gade. Zeg, ik geloof, kijk zelf maar eens, mij dunkt, dat hij voorne mens is ons te volgen. Kom, laten we snel wegloopen. Het helpt ons niet, zei Erna nau welijks hoorbaar, terwijl ze zich aail den arm van haar vriendin vast hield. Zijn bestemming kan men niet ontloopen. En we moeten ons er zoo weinig mogelijk tegen verzetten, heeft de vrouw gezegd. Het is het best, dat we hem bedaard nader laten komen. Ze keek nogmaals om. Alle goede geesten, daar is hij al! Een gele stroohoed beschreef naast haar tot teeken van een groet een cirkel in de lucht en daalde daarna langzaam neer op het hoofd van een zeer jongen, zeèr blonden en piekfijii gekleeden heer. Ik vraag excuus, dames, zei hij met een verdachte trilling om do mondhoeken. Mag ik niet weten, waardoor Ik u zoo heb doen schrik ken? Bij deze woorden drukte hij den gouden knop van zijn wandelstok te gen zijn neus en zag nu juist niet erg schrander van de eene op de andere. Go hebt ons niet doen schrik ken, zei Else gejaagd. Wij wij hebben alleen maar Iemand verwacht? vroeg hij met een veelbeteekenenden glimlach. Dat eigenlijk ook niet. Maar Er zijn nu eenmaal voorbeschik kingen, vulde Erna aan met een vrij moedigheid, waarover ze zelf ver baasd was. Voorbeschikkingen, ja ja, na tuurlijk, zeker zijn er voorbeschik kingen, bevestigde de jonge man op. ernstigen toon. En daar ik zelf fata list ben, zullen de dames mij wellicht veroorloven van deze bekoorlijkste al ler voorbeschikkingen gebruik te ma ken en u een eindweegs te vergezellen Alfons Winzer, referendaris. De meisjes hielden elkander kramp achtig vast en daar ze het niet waag den „neen" te zeggen, vergenoegden' ze zich er mee, dat ze met gebogen' hoofd verder gingen. Misschien wenscht u in een ver- verschingslokaal te gaan? vroeg de referendaris. Verschrikt hief Erna het hoofd op. Dank n. Als het niet onvoor waardelijk noodig is, zouden we het liever niet doen. We konden door een kennis worden gezien, die het dan misschien thuis ging vertellen. Else'f' papa is zeer streng. Ach ja, zuchtte Else. Hij is zeei streng en wil, dat ik voorshands aan niets zal denken dan aan mijn boe ken. De juffrouw studeert dus? Een heele boel. Piano, Fransch, schilderen Verschrikkelijk. Dan kan een ge woon sterveling zich eigenlijk heele maal niet naast u vertoonen, zei hij, terwijl hij met de linkerhand dc lichtblonde haartjes onder zijn hoed wegtrok. Else lachte. Zoo erg is het niet. Ik spreek vee' liever over andere dingen dan ove* die flauwe kost. Bij voorbeeld? Wel, over reizen, tennissen, ovet En over de liefde vulde hij aan terwijl hij zich naar haar toe boog, Denkt u dat? vroeg zo met eer verlegen glimlachje. Erna gaf haar een duwtje. Dat wai overbodig, zei ze boos. Waarom toch? Men kan ricï toch niet zoo dom aanstellen, wan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 11