BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
fl.20 PES 8 1AANDÈN
OF SO CENT PES WEEK.
SminStrate GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
Het rijke Natuurleven.
Bet Orakel.
26e Jsargsng.
ZATERDAG 24 OCTOBER 1908.
No. 7772.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIM
ADVERTENTIËN DOELTREFFENSt,
ONZE ANNONCES
WORDEN OFGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen.
Hoeden.
Modiste en naaister, ziedaar twee
vakken, die wel is waar zeer apant
zijn, doch die elkaar nauw raken,
omdat beide zich in dienst stellen van
de vrouwelijke ijdelheid; en aange
zien alle dochteren Eva's min of meer
met deze kwaal behept zijn, hebben
zij, die bovenbedoelde \akken uitoefe
nen in den regel do handen vol. Voor
al bij de wisseling der jaargetijden is
dit laatste het geval, want iedere
vrouw haast zich naar hare modiste
om te vernemen welke nouveauté's
aan de orde zijn.
Zoowel met hoeden als japonnen
verdient het aanbeveling niet al te
haastig te zijn met het doen van be
stellingen, doch zich in den beginne
liever te behelpen met een opgeknap-
ten hoed en een dito toilet van een
vorig jaar'.
Hel komt meermalen voor dat een
of andere nouveauté niet inslaat, d.
w. z. dat zij zich niet gedurende het
geheele seizoen weet staande te hou
den, doch na eenige weken wederom
van het tooneel verdwijnt. Ten op
zichte van de hoeden is zulks niet al
tijd aangenaam, daar liet van zelf
spreekt dat men in het begin de beste
keuze vindt. Sommige mode-dames
dragen van September af reeds den
najaarshoed van fluweel of vilt, ter
wijl de meer eenvoudige er eerst nu
aan denken de zomerhoeden tegen
warmer kleedende hoeden te verwis
selen.
Verscheidene malen heeft men te
vergeefs getracht de kleine modellen
opnieuw in te voeren. De groote hoed
is nog steeds aan de orde en men be
leeft op het oogenblik wederom een
tijd van sterke overdrijving, de ran
den der hoeden reiken tot over de
schouders, terwijl er zelfs modellen
gebracht worden, die een omvang
hebben van 1.70 M.; bovendien gaan
er reeds geruchten, dat de zomerhoe
den van 1909 zóó groot zullen zijn,
dal ze tegelijkertijd als parasol
dienst doen. Madame Mode wordt
dus praktisch!
Het spreekt van zelf, dat geen ver
standige vrouw, die over bescheiden
middelen beschikt zich tot zulk eene
dwaasheid zal laten verleiden, want
het zou onmogelijk zijn, om aldus toe
getakeld van een of ander publiek
vervoermiddel gebruik te maken, zon
der zijne medereizigers overlast aan
te doen; doch het is wel eens aar
dig, orn te vernemen, wat voor nieuws
onze grillige koningin bedacht om er
zich meer of min door te laten be gin-
vloeden.
Mijne geachte lezeressen raad ik
voor het a.s. seizoen den breed ge-
randen hoed aan zonder nu juist in
een dwaas uiterste te vervallen. De
nieuwe modellen zijn vrij laag van
bol aJleen de garneering brengt eeni
ge verhooging aan, als vleugels, pen
nen, veeren, aigrettes, enz.
Helaas, dat deze versiering uitslui
tend uit het vogelenrijk afkomstig is.
Mijne lezeressen zullen mij verge
ven, wanneer ik hier even in herin
nering breng, wat te dien opzichte
een Zwitsersch blad schrijft, meer
spéciaal omtrent de aigretten, die
zooals men weet, uit vederen van den
reiger bestaat.
„De aigrette is het huwelijksge
waad van het reigerwijfje, zij dragen
deze vederen uitsluitend in den broei
tijd. Iedereen weet, dat tegen dezen
tijd de jacht op vogels gesloten wordt.
Daar bekommert zich do roofgierige
mode niet om; zij moet veeren hebben,
en wel zeer veel. De reigers nestelen
zich in zwermen op moerasachtigen
bodem; de nesten worden op wilgen
of dergelijke boomen gebouwd of in
struikgewas. Terwijl de vogels hunne
jongen, die de vleugels nog niet kun
nen roeren, voedsel brengen, komt de
jager het nest verstonen."
Verder vertelt het blad, dat de ou
ders bij hinderden vallen als slacht
offers van '<un ouderplicht en hoe na
de moordpartij, de gelukkige jager,
beladen met veeren, welke hij den ar
men vogels heeft uitgetrokken welge
moed huiswaarts keert. Er Is hier
sprake van eene al geheele uitroeiing
van een vogelras, van vogelmoord,
ten gunste der mode. Na deze uit
weiding vervolgen wij ons mode-
verslag.
Eenvoudige hoeden garneert men
met eene draperie van fluweel, zijde
of mousseline, afgesloten met een
touffe van fluweelen bloemen.
Eene nouveauté, welke ik niet mag
Verzuimen te vermelden, is het ver
werken van soutache op de hoeden.
Men ziet bv.: empire-groen taffetas,
bewerkt met zwart soutache.
Er worden dit seizoen zéér veel over
trokken hoeden gebracht. Ik bedoel
daarmede vormen van leton, die
overtrokken worden met fluweel, zij
de, satijn, ottoman of crêpe de chine;
zoodat de vilten en castoren vormen
in de minderheid zullen zijn.
Dames van middelbaren leeftijd
zullen er niet aan denken zich de
hierboven beschreven hoeden aan te
schaffen; voor haar brengt men eene
ruime keuze in breed© toque model
len die zeer flatteus kleeden. De en-
trée der toques is vrij ruim, zoodat
men zorg dient te dragen voor een
breed kapsel.
Het goed staan der hoeden is trou
wens voor een groot deel afhankelijk
van het kapsel, vandaar dat tegen
woordig ook ten onzent de voorname
coiffeurs er zich op toeleggen, aan
hunne zaak eene afdeeling hoeden te
verbinden.
MARIE VAN AMSTEL.
Wanneer wij in dezen tijd naar
Amsterdam reizen zieai wij op de
welilanidieih naast de Amsterdam sch©
Vaart een eigenaardig vogelleven.
Daar wordt reünie gehouden. Daar
ontmoeten elkaar twee groote vijan
den, de kievit en de bont© kraai. Nu
ia een bont© niet de felste tegenstan
der van de roemruchte ei©rlegger3.
De geheel© kraaienfamilie lust even
als de mensch heel graag d© eieren
van onzen groen-witten weidewande»
laar en hoewel d© bonte kraaien niet
de moeste eieren stolen, daar hun
vertrek naar Oost-Europa dit onmo
gelijk maakt, toch heeft een kievit in
den broedtijd zoo'n afschuw van alles
wat kraai beet, dat de z. g. n. Wees
jongen niet wordt buitengesloten.
De haat is nu niet groot meer. Als
een bonte kraal nu zijn langgerekt
Spaaaa laat hooren in die nabijheid
van e,en kievit, dan vliegt deze- niet
eens op. Hat angstige kiewiet-kiewiet
dat wij in het voorjaar hooren, weer
klinkt niet meer zoo veelvuldig. Er
valt niets meer t© stelen. Een week
geleden was het daar op die weilan
den verbazend druk en nog kunnon
wij diezelfde drukte waarnemen, als
wij wat -elukkig zijn. Groote zwer
men kieviton vlogen bijeen, vielen
weer neer, schreeuwden, tierden,
piepten en schenen nog niet heel
eensgezind t© zijn over de wijze,
waarop zij hun tocht zouden aanvan
gen. Telkens kwamen weer andere
\©rnemen, wat de eerste van plan
waren.. Ook deze schreeuwden uit al
le macht mee en vonden misschien
weer oude kennissen, die zij in maan
den niet had den ontmoet. Het merk
waardigste was nog wel ,dat enkele
kieviten -aan hot algemeen© geraas
niet meededen. Zij zaten rustig aan
den slootkant te kijken, pikten ©ons,
huppel don wat verder, vlogen eens
even, maar aan de aigemeene vlieg-
oefeiningen deden zij niet mee. Zeker
waren liet ouden van dagen, die niot
veel lust tot luidruchtigheid haddein
of zieke vogels, die al blij waren, dat
zij al zoo ver waven gekomen. In
Augustus en September komen n.l.
hoel wat jong© vogels uit Noord-
F.uropa en uit het N.-Oosten van dit
werelddeel in deze richting en leggen
dan door hun groot aantal de spret-
k ends te getuigenis af, dat hun ge
slacht nog niet aan 't uitsterven is,
dank zij da vogel wet, d'ie het rapen
van eieirem na de intrede van bloei
maand verbiedt. Zij verbinden zich
heel spoedig met dl© reeds aanwezi
ge groepen en krijgen dan van de
onden vliegles. Draaien en koeren,
rijzen en dalen In steeds afwisselen
de snelhard ©n richting. Maar hun
vleugels worden sterker en als de
koude invalt trekken zij met breede
zwermen Zuidwaarts. Enkele Laten
zioh d'oor den winter verschalken,
vooral als het begin van dit jaarge
tijde niet al te streng is. Trouwens
hoel vei&l vogels laten zich daardoor
beet niemen en zeer dikwijls moiatari
deze onachtzamen het met den, dood
bek o open.
Dat fijn gebouwde insecbenverslin-
dendle heirleger laat ons 's winters
anders leelijk in deu steek. Als ech
ter de meest© van hen vertrokken
zijn of zelfs al, als er aanstalten
worden gemaakt, komt heel gemoede
lijk de bonte kraai waf leven op hei
veld brengen. Het is een stevige baas.
Een paar sterke zwarte pooten onder,
steunen het forschgebouwde, dik be
vederde lichaam. De kleur Is volgens
do naamgevers bont, maar beten-
klinkt mij dam nog d© naam „Waas1-
jongeil" in d© ooren, daar ik hei. dier
nu niet zoo heel bont. kan. noemen.
Kop, wangen, ketel, vleugels, 6taart
en pooien zijn prachtig glanzend!
«wart. De rest is grauw en nieits dan
dat. Maar de naam doet er eigenlijk
weinig toe. Hoofdzaak zijn die eigen
schappen van mijnheer. „Hij riet er
wel goedig uit", zegt ge. Ik geef heit
u toe, maar een lobbes van een vo
gel is het niet. liet dier is verbalend
verstandig. Als men voel op deze vo
gels gaat lettenstaal men dikwijls
verbaasd over de behendigheid, waar
mede zij te werk gaan. Gij weet, dat
alles van hun gading is en. dit is
voor vogels, die altijd in koudere
streken wonen, dan ook wel noodig.
Zij verorberen met evenveel graagte
een stuk brood, dat zij als in de
Vlucht van den grond oprapen, als
■een glibberig weekdier, een mossel of
oester, bemachtigd op de steengiooi-
'ing6n op sommige plaatsen van ons
strand. Do stevige kegelvormige sna
vel kan heel wat stuk krijgen en d©
maag ©ischt heel veel.
Hebt ge ze wel ©eins op den uitkijk
ziern zitten in ©en hoogen boom
Ni/ets ontgaat hun dan. Zij zijn heel
openlijk en durven gerust hun ge
luid t© laten hooren. Meestal zijn er
Pen paar bijeen, die om de beurt den
volkertan verkouden, dat sparen eon
zeer gewanischte bezigheid is. Telkens
klinkt het met veel gewicht „Spaar,
'Spaar". Plotseling is de vogel stil.
Hij schijnt iets te zien, en van zijn
verheven plaats af gaat dat, in ver
band met de uitmuntende gezichts-
scherpt© nog al gemakkelijk. Daar
slaat hij de breed© wieken uit en
zweeft geruiscliloos in de richting
vanwaar zijn aandacht werd getrok
ken. Een bonte broeder heeft een
hoeveelheid voedsel ontdekt, mis
schoten wel eikels, brood of iets der
gelijks en nu neemt ieder, wat hij
bemachtigen kan. Zijn er menschen
in die buurt., dam gaat dat nro&staill
Tn'et een eigenaardige voorzichtig
heid. Even zet de vogel zich neeir,
•pikt neemt zooveel als hij In een.'
hap kan krijgen en zoekt een verhe
ven plaats op, om het voedsel te con-
sumeeren.
Raken zij aan u gewend, b.v. door
geregeld voeren, dam zijn liet gezel
lige beesten, die uw gerecht alle eer
aandoen.
Zij vliegen nu nog niet vete! in de
stadstuinen buiten vimden zij nog
genoeg, en gebrek kennen zij nog
niet. Een groot gedeelte moet ook
nog komen en dan pas kunit gij goed
met uw waarnemingen beginnen.
Overdag zult gij ze dan met veel
pathos en groote waardigheid bezig
kunnen zien en 's avonds zal het u
dan Wel opvallen, hoe zij met groo
te groepen in een boscbrijke duin
strook de nachtrust ingaan, na af en
toe nog een langgerekte aansporing
tot zuinigheid ten beste te hebben ge
geven.
H. PEUSENS.
Den Hoer Joh. S. H. te Haarlem.
In het voorjaar kunt u op onze bloe
menmarkten (Botermarkt en Gast-
huisvast) zakjes met aarde zien,
waarin saamgebonden klimoptakken.
Kcop zoo'n plant, graaf haar in en
•bindt de twijgen met raffiabast aan
spijkers vast, die gij vooraf in muur
of schutting hebt geslagen. Druic de
aarde goed aan houdt den gronidl
vochtig en uw kweekerïj za.l wol luk
ken.
Den Heter P. P. R. te Haarlem. Uw
Azalia is een sierplant uit Japan,
maar doordat zij nog al sterk is, ge
lukt het, vooral na een warmen zo
mer, wel vaker om ze in bloei te
trekken in den volen grond.
Gebr. B. t© O. Uw prozaïsch© pisse
bedden, Onlscus asellus genaamd, be.
hooren tot de Ringkroeften. Doordat
■zij door kieuwen ademen, kunnen
zij alleen in vochtige lucht leven. Gij
kunt ze verwijderen door veel zon
•ein licht t© laten toetreden etn zoo dit
(aiiet g,aat. strooi dan ongebluschte
kalk. De droogte zal de dieren wel ver
wijderen of doen sterven.
H. PEUSENS.
Humoreske.
Met schuwe blikken om zich heen
ziende, als twee misdadigers, dio -men
op het spoor is, tastten de belde vrien
dinnen door de donkere gang tot naar
de deur, achter welke de wijze kaart
legster, vrouw Bernd, haar geheim
zinnige kunst uitoefende.
Als ons maar niemand gezien
heeftl fluisterde Else. Er zijn men-
schen, die zich er vroolijk over ma
ken, wanneer ze hooren, dat men
naar een kaartlegster loopt, en papa
behoort ook tot die menschen.
O, die zou natuurlijk erg boos
zijn, als hij er van wist, stemde Erna
toe.
Maar wees niet bang, nooit zal
iemand ons geheim vernemen.
Ga je nu eindelijk schellen?
Doe jij het toch! smeekte Erna.
Nu, als je toch al zoo trilt. Ik
voor mijn persoon ben niet bang. Ze
tastte naar de bel en schelde.
Ze hoorden eleepende voetstappen,
een grendel werd weggeschoven en
een oude vrouw In een lange, zwarte
japon, van welke men door de heer-
schende duisternis niet kon zien, hoe
versleten ze wel was, verscheen op
den drempel.
Wat verlangt ge? vroeg ze.
Wij wij zouden maar spreek
dan toch, drong Else aan, terwijl ze
haar vriendin met den elleboog in de
zijde stiet.
Wij wilden ons de kaarten laten
leggen, verklaarde Erna, vuurrood
van gemoedsbeweging.
Komt, als 't u blieft, binnenI
Een oude commode en een tafel met
verscheiden stoelen er oin heen was
alles, wat men in het halfdonker ver
trek onderscheidde, en de onfrdssche
reuk, welke er uit het oude goed op
steeg, was volkomen geschikt om het
geyoel van angst in de opgewonden
gemoederen te versterken.
Neemt plaats, noodigde vrouw
Bernd en ze maakte daarbij een be
weging met de hand.
Erna wilde aan de uitnoodiging
voldoen, doch sprong plotseling met
een gil achteruit. Op de leuning van
den stoel zat een grijze uil en keek
de indringster met halfgesloten oo-
gen vijandig aan.
Maar dat ls immers een uil!
stamelde ze.
Nu ja, een uil. Weet ge niet, dat
de uil het symbool der wijsheid is?
Bijt hij? vroeg Erna, terwijl ze
om het symbool der wijsheid een
grooten boog beschreef.
Alleen als men hem tergt. Hier
is een andere stoel, als ge bang zijt.
Dank u; ik ben wel is waar niet
bang, maar... Met verlicht gemoed
ging ze op een tamelijk grooten af
stand van het akelige dier zitten. Else
schoof dicht naast haar. Terwijl ze
elkaar onder de tafel bij de hand vat
ten, volgden ze met de oogen de lang
zame bewegingen der vrouw, welke
met deftige omslachtigheid een pakje
vuile kaarten uit de commode nam
zich nooit, had de vriendin, welke
de.
Welke van de dames wil de eer
ste zijn?
Dat was een gewetensvraag.
Jij, Else, spoorde Erna aan. Ik
wil heel graag wachten. Of kunt
ge ons niet tegelijk waarzeggen?
Zeker, dat gaat ook. Mag ik u
verzoeken met de linkerhand af te
nemen?
Nu was Erna de moedigste. Else
volgde haar voorbeeld. Thans zou de
sluier dér toekomst voor haar wor
den opgelicht. Vrouw Bernd vergiste
zich nooit, had de vxiendine welke
haar de beroemde vrouw had aanbe
volen, met volle overtuiging gezegd.
Blijkbaar volledig in beslag geno
men door haar belangrijk werk, be
gon de waarzegster de kaarten op de
tafel te leggen, waarbij ze een zeke
re volgorde in acht nam.
Ge zijt beiden van goede familie,
zei ze toen, terwijl ze een vluchtigen
blik op haar vis-a-vis wierp.
Else knikte. O ja. Mijn papa is
Dank u, ik weet het al, zei vrouw
Bernd.
De meisjes zagen elkaar veelbetee-
kenend aan. Zij wist dat, dus was ze
een hooger wezen, met een tweede
gezicht begaafd.
Vrouw Bernd nam nota van dien
blik.
Uw ouders zijn met elkaar be
vriend, vervolgde ze, terwijl ze de
kaarten gadesloeg.
Erna schudde eenigszins teleurge
steld het hoofd. Ik heb immers heele-
maal geen ouders meer.
Heb ik dan misschien het tegen
deel beweerd? De ouders van de juf-
IrJJlLW zijn met u bevriend. Zoo be
doelde ik het. Als men de duistere
beteekenis der kaarten niet weet te
vatten, moet men bet uitleggen liever
aan anderen overlaten. Of is het u
misschien alleen maar om een grap te
doen? In dat geval?
Neen, neen, ga maar verder!
Vrouw Bernd sloeg de oogen weei
op de kaarten.
Ge waart nog nooit verliefd, zei
ze.
Neen, bekende El9e blozend.
Ik ook niet, vulde Erna aan.
Och, dames, het is volstrekt niet
noodig, dat ge telkens bevestigt, wat
ik zeg. Het staat immers in de kaar
ten.
De meisjes sloegen de oogen neer.
Heel voorkomend was deze vrouw nu
juist niet.
Een poosje zag vrouw Bernd zwij
gend op haar kaarten neer, daarop
knikte ze verschelden keereh achter
elkaar en wees met den wijsvinger op
een bepaalde kaart. Ja, Ja, ik heb
me niet bedrogen. Er staat u Iets
grootsch te wachten, dames. Hier, 't
klaveraas! Ziet ge het?
Twee paar brandende oogen boor
den zich vast op de aangewezen plek.
Wat ls dat dan?
Dat is liet groote, hetwelk u
wacht.
Wat voor grootsch?
Vrouw Bernd stiet met den wijs
vinger de kaart een eindje weg.
Ge wordt vervolgd, zei ze be
daard.
Een gil klonk door de kamer. Ver
volgd? Wij? Door wien?
Vrouw Bernd wierp een knorrigen
blik op de kaarten. Schreeuwt toch
niet zoo! Eén van tweeën: men is
bang voor de kaarten en dan onder
vraagt men ze in 't geheel niet, of
men is niet bang en dan luistert men
bedaard naai" hetgeen ze te zeggen
hebben. Ge verjaagt mij met uw
schreeuwen al 't fluïdum.
We zijn niet bang, lispelde Else
met doodsbleeke lippen. Ge kunt ons
gerust het vreeselijkste zeggen. Wie
is het, die ons vervolgt?
Een man.
Vervolgt hij ons beiden?
Ja natuurlijk. Ge zijt immers
altijd bij elkaar?
En wat wil de man van ons?
Allereerst wil hij kennis met u
maken en dan zal hij op een van u
verliefd worden.
Op wie? vroeg Else.
Op de mooiste.
Dat was een antwoord, waarop
geen vraag kon volgen.
Erna esn Else keken elkaar aan en
bloosden.
Nu, dat zou toch niet zoo erg
zijn, zei Else.
Zeker niet-, maar de zaak heeft
lets ten gevolge, dat u veel verdriet
zal veroorzaken. Klaveraas is niet te
vergeefs een ongelukskaart. De lief
de van dezen man zal tegelijk de ver
woester van uw vriendschap zijn.
Van onze vriendschap? Neen,
nooit! Verdedigde Erna zich opgewon
den. Al mag ook alles uitkomen, wat
ge ons voorspelt, op dit punt hebben
de kaarten zich stellig vergist. Else
en ik zijn samen opgegroeid, hebben
lief en leed met elkaar gedeeld en
Ha, en nu wilt ge ook den man
met elkaar deelenl spotte vrouw
Bernd. Nu, als ge dat klaar speelt,
heb ik er vrede mee. Ik dring u mijn
meening niet op.
En wat zal er dan gebeuren?
vroeg Else op vergoelijkenden toon.
Vrouw Bernd haalde de schouders
op. Wat dan gebeurt, kan ik u eerst
zoggen, zoodra het eerste is gekomen.
Ge behoeft dan maar terug te komen
en wordt alles in bijzonderheden ge
waar.
Is het niet mogelijk de kennisma
king te verhinderen, wanneer die
toch tot ons ongeluk is? vroeg Erna.
Vrouw Bernd glimlachte medelij
dend. Verhinderen? Ge vraagt de
kaarten naar uw lot en nu ge het
weet, zoudt ge het weer op zij willen
schuiven. Ik begrijp u heelemaal niet.
Alles, wat ge kunt doen, is de dingen
hun vrijen loop laten. Hoe minder te
genstand ge biedt, des te beter voor u.
Zal de man zich spoedig vertoo-
nen?
Hij kon elk oogenblik in uw le
ven treden. Het contact tusschen de
zielen bestaat reeds, ofschoon hij nog
niet weet, dat hij u zoekt. Dat is juist
het wonderbaarlijke werken der go
din van het noodlot, dat ze onzicht
baar haar draden weeft en altijd juist
op het rechte oogenblik ontwart, ein
digde ze, terwijl ze als een slecht too-
neelspeler de stem beurtelings liet
rijzen en dalen om meer indruk te
maken.
De meisjes stonden op. We kunnen
dus nu gaan?
Zeker, zoodra ge betaald fiebt.
Ik krijg voor mijn moeite vijf mark.
Eenigszins verschrikt door dien
hoogen eisch grabbelde Else In haar
geldtaschje. De inhoud was juist vol
doende.
We danken u zeer, zei Erna. Ze
wierp nog een schuwen blik naai* den
uil, die de veeren opzette en de groo
te oogen dichtkneep, alsof hij zich in
zichzelven over de twee vroolijk maak
te.
Het volgende oogenblik stonden de
meisjes buiten de deur in den donke
ren gang.
Wel, wat zeg je nu? zei Erna.
Ik ben eenvoudig weg. Maar zeg,
Erna, dat met de vriendschap maakt
ons niot bang. Er kan immers diets
komen wat een verwijdering tusschen
ons zou kunnen brengen, nietwaar?
Geroerd omarmden ze elkander.
Natuurlijk niets ter wereld, verzeker
de Erna. Ik ben nu al vreeselijk
nieuwsgierig naar -
Naar den man, bedoel Je?
Ja. Het is eigenlijk toch ver
schrikkelijk akelig, te denken, dat er
tusschen ons en een man, die ons nog
in 't geheel niet kent, reeds een con
tact der zielen bestaat, dat deze man
elk oogenblik
Het woord bestierf plotseling op
haar lippen en met een snijdenden gil
stoven de meisjes uit elkaar. Een
man, een blonde jonge man, was in
de poort verschenen en keek om zich
heen, verwonderd, dat hij zooveel
schrikt had veroorzaakt. Maar dat
duurde slechts een seconde. Reeds
hadden de meisjes elkaar weer bij de
handen gevat en stoven als een wer
velwind de straat op.
Erna, om 's hemels wil, heb je
het gezien? kreunde Else met knik
kende knieën, Dat was hij, stellig ze
ker was hij het.
Natuurlijk was hij het. En wat
heeft hij ons aangezien. O, mijn knie
ën trillen, ik heb lood In mijn voeten,
ik kan niet verder. Och, kijk, toch
eens even om, of
Else deed het. Hij staat voor de
poort, fluisterde ze bevend, hij slaat
ons gade. Zeg, ik geloof, kijk zelf
maar eens, mij dunkt, dat hij voorne
mens is ons te volgen. Kom, laten
we snel wegloopen.
Het helpt ons niet, zei Erna nau
welijks hoorbaar, terwijl ze zich aail
den arm van haar vriendin vast
hield.
Zijn bestemming kan men niet
ontloopen. En we moeten ons er zoo
weinig mogelijk tegen verzetten, heeft
de vrouw gezegd. Het is het best, dat
we hem bedaard nader laten komen.
Ze keek nogmaals om.
Alle goede geesten, daar is hij al!
Een gele stroohoed beschreef naast
haar tot teeken van een groet een
cirkel in de lucht en daalde daarna
langzaam neer op het hoofd van een
zeer jongen, zeèr blonden en piekfijii
gekleeden heer.
Ik vraag excuus, dames, zei hij
met een verdachte trilling om do
mondhoeken. Mag ik niet weten,
waardoor Ik u zoo heb doen schrik
ken?
Bij deze woorden drukte hij den
gouden knop van zijn wandelstok te
gen zijn neus en zag nu juist niet erg
schrander van de eene op de andere.
Go hebt ons niet doen schrik
ken, zei Else gejaagd. Wij wij
hebben alleen maar
Iemand verwacht? vroeg hij met
een veelbeteekenenden glimlach.
Dat eigenlijk ook niet. Maar
Er zijn nu eenmaal voorbeschik
kingen, vulde Erna aan met een vrij
moedigheid, waarover ze zelf ver
baasd was.
Voorbeschikkingen, ja ja, na
tuurlijk, zeker zijn er voorbeschik
kingen, bevestigde de jonge man op.
ernstigen toon. En daar ik zelf fata
list ben, zullen de dames mij wellicht
veroorloven van deze bekoorlijkste al
ler voorbeschikkingen gebruik te ma
ken en u een eindweegs te vergezellen
Alfons Winzer, referendaris.
De meisjes hielden elkander kramp
achtig vast en daar ze het niet waag
den „neen" te zeggen, vergenoegden'
ze zich er mee, dat ze met gebogen'
hoofd verder gingen.
Misschien wenscht u in een ver-
verschingslokaal te gaan? vroeg de
referendaris.
Verschrikt hief Erna het hoofd op.
Dank n. Als het niet onvoor
waardelijk noodig is, zouden we het
liever niet doen. We konden door een
kennis worden gezien, die het dan
misschien thuis ging vertellen. Else'f'
papa is zeer streng.
Ach ja, zuchtte Else. Hij is zeei
streng en wil, dat ik voorshands aan
niets zal denken dan aan mijn boe
ken.
De juffrouw studeert dus?
Een heele boel. Piano, Fransch,
schilderen
Verschrikkelijk. Dan kan een ge
woon sterveling zich eigenlijk heele
maal niet naast u vertoonen, zei hij,
terwijl hij met de linkerhand dc
lichtblonde haartjes onder zijn hoed
wegtrok.
Else lachte.
Zoo erg is het niet. Ik spreek vee'
liever over andere dingen dan ove*
die flauwe kost.
Bij voorbeeld?
Wel, over reizen, tennissen, ovet
En over de liefde vulde hij aan
terwijl hij zich naar haar toe boog,
Denkt u dat? vroeg zo met eer
verlegen glimlachje.
Erna gaf haar een duwtje. Dat wai
overbodig, zei ze boos.
Waarom toch? Men kan ricï
toch niet zoo dom aanstellen, wan