BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD Het Rijke Natuurleven 209 Jaargang ZATERDAG 28 NOVEMBER 1908 No. T802 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 8 MAANDEN ©F 10 CENT PER WEEK. ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTlEN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen Hfetjuk der dienstbaarheid? --Maar, A line, nu begrijp ik In 'V ieheel niets meer van je, hoe kom Jij »u in eens in ons Haagje? Met deze woorden betreedt mevrouw den. Doorn haar smaakvol salon waar bare bezoekster reeds'heeft plaats ge- (nomen, en nadat het gebruikelijke handjes geven" is afgeloopen, gaat u> Ijx één adem voort: r- Ik dacht, dat Je na: hetoverlij den van je lieve moeder -in. Zwolle waart blijven wonen,' en wtts zeer ver baasd gisterenavond uit je briefje te jslen, dat je hier in betrekking bent als huishoudster bij den ex-resident Ver- loopen.. •- Jij, de vroolijkste van allen op school- en daarna de gevierde freule Van Have, de koningin op alle feestjes hoe heb je zoo in eens Je Jeugd en je Vrijheid aan banden kunnen leggen, door de zorg op je te nemen voor een talrijk gezin en de opvoeding te lei den van Indische, zeker in vrijheid gedresseerde kinderen. Dof en somber staart het' jonge, in zwaren rouw gekleede meisje voor zich uit, terwijl mevrouw Van Doorn deze woorden tot haar richt, Zij hoort ze aan als in een droom, want nu ze zich plotseling geplaatst ziet tegen over de vriendin harer kinderjaren, doemt eensklaps' voor haar geest op de herinnering aan lang vervlogen tij den. Zij keerde terug tot haar verblijf !op de kostschool van. madame Vincent te Brussel, en herdacht haar beider toekomstdroomen bij het verlaten dier inrichting.-Zij had zich toen haar vol gend leven als zeer zonnig voorge steld; immers hare moeder had behal ve haar fortuin, nog een pensioen en jen aanzienlijke lijfrente en al haar broeders en zusters waren reeds ge vestigd. Henrietta van Eek daarente gen, die de oudste dochter was van een predikant op een klein dorp in N.-Holland, geloofde dat hare toe komst arm aan afwisseling zou zijn en dat zij' zich zou moeten vergenoe gen met huiselijke bezigheden en de zorg voor de kleine broertjes en zus jes. En nu zes jaar later!... Mevrouw van Havé stierf op hel on verwachtst op 56-jarigen Leeftijd, haar yensioen en lijfrente met zich in het graf nemend, terwijl haar fortuin onder haar acht kinderen gelijkelijk werd verdeeld, zoodat zij, Aline, slechts een rente kreeg van acht hon derd gulden 's jaars. Met één oogopslag had zij den toe stand overzien en wist ze, dat zij ge noodzaakt was eene betrekking te zoeken zij, het kind der weeldel En Hemriëtte van Eek? deze had op een zendingsfeest, waarheen zij haren vader vergezelde, den schatrijken ad vocaat Van Doorn ontmoet, en werd spoedig daarna diens, door vélen be nijde, gade. Eindelijk bemerkte Aline, dat hare vriendin heeft opgehouden met spre ken en koeren hare gedachten tot de werkelijkheid terug nu zij bespeurt, dat Henriëtte haar antwoord ver wacht: Vergeef mij, fluisterde zij zacht, Vk wds afgedwaald, en dan plotseling, jmstuimig, als overstelpt van gevoel: Jet, je vraagt mij, wat er mij toe gedreven heeft, om mijn heerlijk te huis op te geven en het juk der dienst baarheid .te gaan. torsen? Heb je dan nooit gehoord van „het heilige moe ten," waarover je goede vader zoo menigmaal sprak, wanneer hij zwak en vermoeid toch nog de kracht in zich gevoelde orn voor zijne gemeente op te treden? Welnu, iets van dat hei- jige moeten heeft ook mijne ziel door- Jrild, en ik heb de kracht gehad om dien roepstem te volgen. Ik kon van mijne ren,te niet leven en ik ben te trotsch aan mijne broeders of zus ters om een tehuis te vragen. Daarom greep lk met belde handen het voor stel aan, dat mij, namens den heer Verloopen, werd gedaan. Ik weet 't, mijne taak is zwaar, doch ik zal po gen pal te staan en Indien het met menschen krach t te bereiken ia, dan zal ik slagen. Haastig stond ze op en vervolgde: Over eenige maanden pas, zal je Üie terug zien. Vóór ik andermaal over1 je drempel treedt, moet Ik be slist weten of ik overwonnen heb, of... 'Verslagen, ben. Arme Aline, fluistert Henriëtte Van Doorn aangedaan, waarom kwam Je niet tot ons? Je weet, mijn man la Jljk, hij'zou je wel geholpen hebben... r~ Neen. Henrlëtte. herneemt Aline van Have, geen hulp van anderen ver leng ik, zelf wil ik er mij doorslaan met de woorden van jou vader Yoor oógen: ,,het heilige moeten". En voor dat mevrouw Van Doorn haar iets meer "kon toevoegen was freule Van Have de trap reeds afgesneld, hare vriendin uit de verte nog toeroepend: Vergeef me mijn kort bezoek, maar je 'begrijpt, ik heb nu niet xneer de vrije beschikking over mijn iijd. Nog eene wijle staat mevrouw Van Doorn voor het venster van haar sa lon, als hare vriendin reeds lang uit .het gezicht is verdwenen. Het is nu schemer donker geworden, de lan taarns zijn hier en daar reeds opge stoken en de sterren verrijzen aan het uitspansel... Het is het mystieke uur, w aarop men alles voelt wegzinken wat bahaal is of alledaagsch en onwille keurig vlieden hare gedachten terug naar de eenzame pastorie, waar zij ver van da wereld, zulke grootsche plannen koesterde van den menschen ten zegen te zijn... En thans? Ze gevoelt een knagende pijn en ze ziet in, hoe de omstandig heden van haar niets hebben ge maakt, dan eene vrouw van de wereld die haai' man, als hij thuis koïnt, met een glimlach ontvangt, maar verder haar eigen leven leidt, evenals hij het zijne: twee zielen niet gemengd, maar ook niet vereenigd.' Ze is mevr. Van Doorn niet Van Doom's vrouw, zijn troost en hulpe en met tranen in de oogen van teleurstelling en van weemoed, vraagt ze zich af of Alias's leven niet reiner, verhevener is dan het hare... Drie maanden later op een guren najaarsdag, als mevrouw Van Doorn bezig is om met hare modiste de re geling van haar wintertoilet te bespre ken, komt de dienstbode haar een kaartje overhandigen. Als zij daarop den naam Aline van Have, zonder kroon of titel, Leest, haast ze zich naar de ontvangkamer, waar hare vrien din haar wacht. Met beiden handen uitgestoken, treedt deze haar tege moet, en als een juichkreet klinkt het van hare Lippen: Henriétte, ik heb het gevonden, eindelijk gevonden, wat ik van mijne jeugd af tevergeefs heb gezocht; „het waarachtige geluk". Ik heb een moei lijken tijd gehad, toen ik rnij geplaatst zag aan het hoöfd eener verwaarloos de huishouding, maar ik heb gezege vierd en nu benijd ik niemand meer... zelfs jou niet. In 't begin heb ik me- nigen nacht slapeloos doorgebracht, ik vreesde, dat mijne krachten zouden falen, maar* ik heb eindelijk liefde kunnen wekken in de harten der kin deren, ik heb den dienstboden ontzag weten in te boezemen en van toen af ging alles van zelf. Zoo je mij nu eens wilt komen bezoeken, zal je een ge woon, ordelijk, Hollandsch gezin vin den en de kinderen zullen Je flinke, gezonde kleuters toeschijnen. Mijn heer Verloopen, die vroeger somber en hoogst prikkelbaar was, is als het w are herboren, nu er wede rorde, net heid en opgewektheid in zijne woning te vlnden is. Hij gevoelt, dat hij een trouwe kameraad gevonden heeft, die zij aan zij met hem strijdt voor het geluk zijner kinderen en hij acht en waardeert mij wellicht meer dan som mige mannen het hunne vrouwen doen. Ja, Henriëttte, ik gevoel het nu: liet leven kan nog schoon zijn, zelfs voor haar, aan wie het hoogste geluk der vrouw is ontzegd, en wanneer bet heilige moeten In ons werkt, dan is het alsof de kracht en de opgewekt heid tot de taak, die ons wacht, ons van zelf worden geschonken. MARIE VAN AMSTEL. „Neen mijnheer, de palingvangst is voorbij, kammende week ben ik er met spiering". Deze woorden ving ik verleden week op, toen iemand een paling koopman uitnoodigde, de volgende week even aan te komen. Nu geloof ik wel, dat de man wat te veel generaliseerde, maar een feit ia het toch, dat de grootste vangst voorbij is. „Jammer genoeg", hoor lis reeds door enkele liefhebbers zuchten en hoewel ik persoonlijk geen dolle lief hebber ben, begrijp lk heel goed, hoe hartgrondig die zucht kan gemeend zijn, maar toch, ik ben blij, dat die od gelukkige schepsels weer eens wat rust sullen krijgen. Een groot gedeel te vertrekt om nimmer .weer te keeren. een ander gedeelte kruipt diep weg en loopt niet heel veel gevaar door een peueraar gesnapt te worden, daar deze geduld-menschen weinig neiging voor" de uitoefening van hun edele kunst voelen als koude gure winden door merg en been dringen. Ongeluk kiger wezen dan een paling is moeie- lijk op te noemen. Kent gij een dier voor welks smart- uitingen de mensch ongevoeliger is dan voor die van den kleinen kronke laar? Ik ken menschen, die met geen mo gelijkheid een kip kunnen plukken of een konijn villen, zonder tienmaal de griezeligheid van dit werkje betuigd te hebben en die toch, als zij een hoe veelheid gevilde paling in hun emmer zien kronkelen, met het kalmste ge zicht de bloederige dieren kunnen be kijken, terwijl geen oogenblik bij hen opkomt, dat daar pijn, dat daar veel pijn, dat daar nameloos wee is, dat daar voor die dieren nog maar één geluk is, zoo gauw mogelijk te ster ven. Het klinkt wellicht sentimen teel, het klinkt naief, medelijden te willen opwekken voor een visch, maar toch, denk u den toestand In en gij zult mij gelijk geven. Hebt gij ooit alen in uw aquarium gehad? Hebt gij de dieren in hun gewone Leven nage- Niet ieder uwer kan hierop bevesti gend antwoorden. En toch in een aquarium, waarin iiiet de duurste planten staan, zijn het aardige dieren die voor den last, dien zij veroorzaken, door het los woelen van bet groen, wel wat vergoeding geven. Overdag zitten zij diep onder gedo ken in den zandigen bodem. Slechts den kop steekt boven het zand uit en gaapt en blaast onafgebroken met groote gelijkmatigheid van tempc. Zij storen zich dan aan niet» De rustige zeelten zwemmen kalm over hen been, de brutale stekels kijken met verbaasde blikken naar die vreemde blaaskoppen, de torren slaan de groote zwempooten ruw te gen hen aan, het deert her niet, zij geven zich ïmt eens da moeite den kop terug te trekker en ademen vre dig door. De voornaamste gebeurtenis in het visschenleven, het voederen brengt hen niet eens altijd in beweging. Een enkelen keer gelukt het slechts ze te zien eten, maar dan gaat het er ook flink op lós. Een halve wurm wordt ln eens ver orberd, een enkele maal zoeken zij een tweede brokje, dat zij nog met evenveel graagte verzwelgen, nog ee nige slangachtige kronkelingen over den aquariumbodem en de rust keert terug. De visscken verdwijnen weer in het zand en happen alsof er niets is gebeurd Nu ben ik nooit des avonds bij het aquarium geweest. Ik veronderstel, wel, dat het dan minder rustig toe gaat, want onze paling legt zijn oude gewoonten nooit af. Het zijn echte nachtdieren, die als het dónker is, op roof uitgaan en dan alles eten, wat er maar te krijgen Is. Een half vergane hond is wellicht nog welkomer dan een versche negen- worm. Met graagte kruipen zij in die onsmakelijke dierresten en vinden er zich op hun gemak. Doordat zij zich meestal verschuilen en zulke griezelige hoekjes opzoeken, door hun groote taaiheid, waardoor zij meer op ieptielen dan op vdsschen lijken, door hun slangvorm en kronkelende bewe gingen kleeft hun Lets geheimzinnigs aan hetgeen niet weinig verhoogd wordt door de zonderlinge wijze van ■vermenigvuldigen, die tot 1901 nog voor alle geleerden een groot raadsel was. Men zag nooit kuit van paling en vond toch in Maart en April reusach tig groote zwermen kleine viscbjes. Men wist, dat de paling in October eu November naar zee trok, maar wist niet, met welk doel. Nu, zooals Ik zei, eerst enkele jaren geleden, is het groote raadsel opge lost De geslachtsrijpe wijfjes zoeken in genoemde maanden de groote rivieren op, ontmoeten daar de mannetjes, zwemmen met deze naar da diepe zeeën en schieten daar kuit.. Deze dieren zien onze wateren nim mer terug. Na voor het La staaid bou de nder soort gezorgd te hebben, ster ven zij. Uit de eitjes komen nu... geen jonge alen. Neen, heel kleine door zichtige vischjes, om hua helderheid giasvischjes genoemd, zwemmen nu eendgen tijd rond en worden dan door den leek La 't geheel niet voor toekomstige aaMnjcen gehouden. Zij worden tot 10 e.M. groot. In de Straat van Messina schijnen zij heel veel voor te komen. Deze vischjes nu w aren reeds lang bekend, maar steeds werden zij voor een afzonderlijk soort gehouden. Een paar Italiaan- sche lcbthiologen hebben ten slotte geprobeerd de giasvischjes ln het zee water aquarium over te brengen. Dit gelukte en tot hun groote verwonde ring namen de breede diertjes allengs den ronden palingvorm aan. Die jonge aaltjes of palingen, dierkundigen onderscheiden twee soortep, zwemmen met mas sa's de groote rivieren weer op, weten overal doorheen te komen, kruipen tegen dammen en sluizen op en be reiken zoo onze binnenwateren. Vaak is het waargenomen, dat zij over voch- t'ge weilanden kropen en wellicht Is daardoor het volksgeloof ontstaan, dat de jonge aaltjes met den regen uit de lucht komen. Die wonderverhalen zijn niet zeldzaam. Er zijn menschen, dJe stokstijf volhouden, dat -de man nelijke helft uit slangen bestaat en zelfs wordt hier en daar nog geloofd, dat de palingen levende jongen ter wereld brengen. Hoe het zij, de alen zijn Interessante dieren, die wel wat meer als lovende wezens mochten wor den behandeld. Wanneer vóór het villen een flinke, dlepo snede over den kop wordt gegeven, kronkelen zij nog wel, maar de pijngewaarwordingen worden toch niet meer overgebracht, zoodat de dieren niet uren aaneen een langzamen marteldood behoeven te sterven. Door deze handelwijze kost het vil len wellicht wat meer tijd, maar* men zal het dan toch ntet behoeven aan te zien, dat die arme weerlooze wezens daar bloederig en ontveld rondkrui pen niet wetende, wat te doen, om de schrijnende wonden wat te verkoelen. H. FEU SE NS, VRAGENBUS. Den Heer Joh. B. te Haarlem. Uw kanarie moet, zal het gebroken pootje genezen, op de volgende wijze worden behandeld. Smeer het beentje met een weinig boomolie, zet d§n vogel in een kleine kooi, zonder stokjes of zaadbakje, zoodat het diertje steeds op den bo dem moet blijven. Dek de kooi met frisch linnen en bang haar op een stille plaats. Het zaad kan onder isa de kooi worden gestrooid en een laag geplaatst drinkbakje (fonteintje) met water worden gevuld. Acht dagen on geveer moet het vogeltje zoo worden behandeld, het gaat dan weer op het beentje staan. Wacht nu nog een dag of tien en het diertje is Den. Hear N. G. K. te Haarlem. Uw geraniums moeten nu in een vorstvrij vertrek geplaatst worden. Zet ze voor al niet te warm, giet om de veertien dagen of drie weken en snij in het voorjaar de ruwste zijtakken gedeel telijk weg. Dit most echter doelmatig geschieden, oefening doet hier veel. H. PEUSENS, Berouw. In het grootste van twee sombere, slecht gemeubelde vertrekken, lag een omstreeks vijf-en-veertigjarige man •in het laatste oogenblik eener lange ziekte. De warme stralen der Junizon rielen door het openstaande venster op zijn vermagerd gelaat, zonder hom meer te hinderen. Met een erastigen, mededijdenden blik op eon achttienjarig meisje, dat bï! de legerstede neergeknield lag, was de dokter stil heengegaan. Zij wilde liever alleen bij haai vader blijven, nu, had hij gezegd tot de drie of vier vrouwen, die hem, be neden in huis, op goedhartige, maai' luidruchtige wijze aanboden te gaan helpen. De bekwame verpleegster, die hij ontbieden ging, zou er binnen een half uur wezen. Het jonge meisje lag naast het bed te bidden, buiten staat aan iets an ders te denken dan aan het feit, dat het Laven \an hem, die haar het dier baarst op aarde was, haar vader en eonlgen Vriend, zijn einde naderde. Over enkele uren zou rij alleen op de wereld staan. Hare moeder was gestorven', toen zij nog heel klein was en van dat oogenblik was de stervende van he den alles en alles voor haar geweest. Hij had baar op een goede kostschool geda-an, waar hij haar ook hare va cancies liet doorbrengen en eerst toen zij op haar zestiende jaar voor goed naar huls kwam, had zij ingezien, welk een offer hare opvoeding aan haar vader had gekost. Het geld, dat Stephen Moore daaraan besteedde, had hil met den hardste» arbeid ver diend. Zij begreep thans pas, dat hij honger en gebrek had geleden voor haar. Sybilla Moore wilde hem hare in nige dankbaarheid voor zooveel lief de bewijzen. Zij zocht aanstonds naar werk, om zijne taak te verlichten en dank zij hare vroegere schooldirectri- ce, werd zij geplaatst bij een bejaarde dame, om deze gedurende de morgen uren voor te lezen, zij kon zoodoende het overige van den dag aan haar vader besteden. Maar de al te zware arbeid en ontbering hadden zijne krachten gesloopt en thans zouden zij voor altijd scheiden. Stephen Moore was anderen altijd voorgekomen als een koud, in zichzelf gekeerd man. Voor zijne dochter was hij altijd 6ven liefderijk geweest. Zij had eene onbegrensde bewondering gekoesterd voor zijn helder doorzicht, zijne veelomvattende kennis, zijn kin derlijk gemoed. Dat hij zoo in zichzelf gekeerd was tegenover vreemden, schreef zij aan bittere teleurstelling toe. Al had hij haar daarover.ook nooit gesproken, zi| wist, dat hij te Oxford gestudeerd had en alles van de toekomst had mo gen verwachten, terwijl hij er nooit in geslaagd was iets anders dan eene nederige positie ie bekleeden en met groote moeite in hun onderhoud te voorzien. Thans deelde hij haar ten minste één dong mede dat hij slechts den naam Moore gekozen had, om te voorkomen, dat degenen, mét wie hij in aanraking kwam, zouden weten, wie hij inderdaad was. Onze ware naam is Harland herinner u dat, mijn kind. Gij zult een geboorte-acte vinden en ook het bewijs van mijn huwelijk met uwe moeder, de lieve vrouw, die er niet voor terugbeefde mijn ongeluk te dee- len en mij zoo trouw ter zijde stond. Een groot, en wreed onrecht In sprakelooze smart legde het jonge meisje de wang op zijne hand, waaraan hare liefkoozingen geen warmte meer konden schenken. Hij had dagen achtereen geiild, steeds die woorden „een groot onrecht 1" herhalende. - Wordt het zoo don kei', Sybilla Waar zijt gij - Hier, vader. Ik zal u niet ver laten 1 Hij voelde niet meer, dat zij zijne hand vasthield. Een groot onrechtEen wreed onrecht I Vergeet dat, vader. Herinner u slechts, hoe gelukkig wij samen ge weest zijn. Hoe zelfopofferend e>n goed gij voor mij waart. En vergeef ons onze schulden, zooals wij vergeven onze schuldena ren. Er moet vergeven wordeu, voor dat ik heenga. Verstaat gij mij, kind, volkomen vergeven I Ja, vader. Zijne gedachten keerden tot zijne kinderjaren terug. Hij riep zijn broe der Wilfred. Gij moet mij beloven het voor mij te doen, Sybilla. Zeg aan Wilfred.... Ga naar het ouderlijk huis Waar, vader Haresfteld. Zeg hem.... zoo waar ik vergiffenis hoop te vinden Wilfred Stephen Harland sperde plotseling do oogen wijd open, als was hij ver baasd iemand te herkennen, daarop zonk hij, met een glimlach op hei s*- iaat, achterover. Alles was voorbij L Tien dagen Later bevond Sybilla zich op weg naar Haresfïeld, een groot landgoed in Berkshire. Tus- schen do papieren Tan haar vader had zij het juiste adres gevonden. Aan het station nam zij een rijtuig je, dat haar tot aan het hek bracht. Van daar liep zij de lange oprijlaan door, die naar een statig gebouw, uit het tijdperk der Tudor's voerde. Dit was dus de bezitting van Wilfred Harland, terwijl zijn broeder in een achterbuurt van Londen had geleefd, rich doodende onder een ia zwaren arbeid. De haat, dje hen scheidde, moest wel heel diep zijn geweest. Haar vader had haar geboden zijne vergiffenis Qver te brengen aan den man, die hem verongelijkt had, en zij zou rich van die taak kwijten maar zelf vergeven kon zij nietvooral niet nu zij den rijkdom zag, die haar om ringde, nu rij terugdacht aan hei lot var. haar diet baren doode. De deur van het kasteel werd haar door een bediende in L'vrei geopend. Is mijnheer Harland thuis Kan ik hem spreken Ik zal hem waarschuwen, me vrouw, en de man liet baar eene ka- me- binnengaan. Wie mag ik zeg gen, dat er ls Miss Harland, antwoordde zij bedaard. De knecht verwijderde zich en een oogenblik later keerde hij terug met het verzoek hem te volgen. Wilfred Harland was uit zijn stoel aan da schrijftafel opgerezen, en stond vol verbazing naar de openge bleven deur te staren. Thans trad zij ne onverwachte bezoekster binnen, eed jong meisje, dat hem wonder schoon voorkwammaar met een bijna afstootend. strenge uitdrukking op het gelaat en in. zwaren rouw ge huld. 1 Niet wetende, wait te zeggen, kon hij slechts buigen en haar vragend aanzien. Zijt gij mijnheer Harland? vroeg zij, zoodra de bediende de deur ge slóten had, en zonder te letten op den stoel, dien hij haar toeschoofmijn heer Wilfred Harland Ja. Mijn naam is Sybilla Harland. Ik ben liet eenigé kind van uw broe der Stephen. Mijn lieve vader stierf tién dagen geleden. Hij verzocht mi] op zijn sterfbed, tot u te gaan en u zijne vergiffenis over te brengen over het groote onrecht, tegen hem ge pleegd. Ik begrijp u niet goed, luidde het verbaasde antwoord. Ik heb geen broeder. Uw naam is Wilfred Harland Verloochent gij uw broeder dan nu nog - Ik veronderstel, dat gij zinspeelt op mijn vader. Hij heette ook Wilfred en had een broeder Stephen, dien hij sedert vele jaren uit het oog verloor. Zij wierp hem thans een onderzoe kenden blik toe en zag, dat hij nog zeer jong was. Dus had ik uw vader moeten spreken - Hij stierf reeds anderhalf Jaar geleden. Zij deed een pas achteruit, hem zwijgend aanstarende. Hoe kon zij hem de woorden naar het hoofd slin geren, die haar op de lippen hadden" gezweefd, hem, den zoon van den doode - Zij weet de waarheid nieit, dacht de Ion,ge man, en ik kan haar die niet mededeel en. Neen, er kome van wat wil. dat kan lk niet - Het spijt mij, u lastig te hebben, gevallen, hernam zij, terwijl hare hooghartige wrok plaats maakte voor medelijden. Hoeveel erger moest het niet zijn den zoon te wezen van den man, die het onrecht had gepleegd, dan in haar e'igen toestand te ver- keeren, dacht zij, en zij ging voort Ik wist niet van dat sterfgeval af, en moest mij van de opdracht van mijn vader kwijten. Hij boog andermaal en niet weten de wat te zeggen, sprak hij ietwat onhandig Ik hoop, dat uw vader niet veel heeft geleden in zijn ziekte Hij was altijd lijdend. Hij was zeer arm en tot kort voor zijn dood genoodzaakt te hard te werken. Er lag voortdurend geld voor hem te wachten op de Bank. Men hoopte, -lat hij dit wist. Zoo hij dat geweten heeft, ben ik blij, dat hij het niet aannam. Maar ik heb mij thans van mijn taak ge kweten en zal u niet langer ophou den, mijnheer. Vaarwel 1 en zij wend de zich naar de deur. - Ga niet heen, bid ik u, miss Har land. Mijne zuster en ik zijn alleen overgebleven en wij zijn thans met u de eenige afstammelingen van het oude geslacht. Wij moeten vrienden zijn. Ik dank umaar ik zou gaarne den trein van twee uur halen gaf zij, nog altijd een weinig stijf, ten antwoord, ofschoon zij het moeilijk vond de vriendelijkheid van haar neef te weerstaan. Hij was een schoon jong man met een goed ontwikkeld verstand, die ieder door zijne innemendheid won. Laat ons trachten het verleden te vergeten, zooals onze dooden dat zeker van ons hadden gewenscht. Ge looft gij niet, dat zij dat zouden ver langen, indien zij hier tegenwoordig konden zijn Zij bewaarde het stilzwijgen. Haar vader had zijne vergiffenis gezonden; het voegde haar niet, iets te zeggen of te doen, dat zijn woorden kon her roepen. Laat mij u tenminste mijn zus ter voorstellen, hernam hij haastig. Zij woont bij mij en ik zal haar on middellijk halen. Er zal geen tijd toe overblijven, geloof ik. O 1 ik kan u niet laten gaan, zonder mijne zuster te hebben laten zien. Grace zou het mij nooit verge ven eu reeds snelde hij de kamer uit, .ijne bezoekster ln grooten tweestrijd achterlatende. Een oogenblik later keerde hij te- rug met een twintigjarig meisje, dat er even knap en lief als haar broeder uitzag. Mijne zuster Grace miss Har land. De dochter van vader's oudsten broeder, Grace. Onze nicht 1 Maar dan hadden wij elkander al lang moeten kennen, zeide Grace, met een beitooverenden glimlach. Sybilla kon daaraan nauwelijks weerstand bieden. Toch vroeg zij nog vrij koel Hebt gij uwe zuster verteld, wal mij hierheen voerde, mijnheer Hij kresg een kleur, en zeide een wedkrig verlegen Ik had slechts den tijd haar te zeggen, dat uw vader overleden was. Het kwam mij onnoodig voor, haar mede te deelen, dat gij eene opdracht had te vervullen, voegde hij er smeekend bij. Mij dunkt, dat uwe zuster weten moet, dat ik de vergiffenis vpm mijn vader aan den uwe kwam overbren gen, sprak Sybilla op rustigen, vast beraden toon. Vergiffenis Aan mijn vader Hoe kon dat noodig zijn riep Grace verontwaardigd uit haar nichtje uit-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 25