BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Het Rijke Natuurleven
209 Jaargang
ZATERDAG 28 NOVEMBER 1908
No. T802
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 8 MAANDEN
©F 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTlEN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen
Hfetjuk der dienstbaarheid?
--Maar, A line, nu begrijp ik In 'V
ieheel niets meer van je, hoe kom Jij
»u in eens in ons Haagje?
Met deze woorden betreedt mevrouw
den. Doorn haar smaakvol salon waar
bare bezoekster reeds'heeft plaats ge-
(nomen, en nadat het gebruikelijke
handjes geven" is afgeloopen, gaat
u> Ijx één adem voort:
r- Ik dacht, dat Je na: hetoverlij
den van je lieve moeder -in. Zwolle
waart blijven wonen,' en wtts zeer ver
baasd gisterenavond uit je briefje te
jslen, dat je hier in betrekking bent als
huishoudster bij den ex-resident Ver-
loopen.. •-
Jij, de vroolijkste van allen op
school- en daarna de gevierde freule
Van Have, de koningin op alle feestjes
hoe heb je zoo in eens Je Jeugd en je
Vrijheid aan banden kunnen leggen,
door de zorg op je te nemen voor een
talrijk gezin en de opvoeding te lei
den van Indische, zeker in vrijheid
gedresseerde kinderen.
Dof en somber staart het' jonge, in
zwaren rouw gekleede meisje voor
zich uit, terwijl mevrouw Van Doorn
deze woorden tot haar richt, Zij hoort
ze aan als in een droom, want nu ze
zich plotseling geplaatst ziet tegen
over de vriendin harer kinderjaren,
doemt eensklaps' voor haar geest op
de herinnering aan lang vervlogen tij
den. Zij keerde terug tot haar verblijf
!op de kostschool van. madame Vincent
te Brussel, en herdacht haar beider
toekomstdroomen bij het verlaten dier
inrichting.-Zij had zich toen haar vol
gend leven als zeer zonnig voorge
steld; immers hare moeder had behal
ve haar fortuin, nog een pensioen en
jen aanzienlijke lijfrente en al haar
broeders en zusters waren reeds ge
vestigd. Henrietta van Eek daarente
gen, die de oudste dochter was van
een predikant op een klein dorp in
N.-Holland, geloofde dat hare toe
komst arm aan afwisseling zou zijn
en dat zij' zich zou moeten vergenoe
gen met huiselijke bezigheden en de
zorg voor de kleine broertjes en zus
jes.
En nu zes jaar later!...
Mevrouw van Havé stierf op hel on
verwachtst op 56-jarigen Leeftijd, haar
yensioen en lijfrente met zich in het
graf nemend, terwijl haar fortuin
onder haar acht kinderen gelijkelijk
werd verdeeld, zoodat zij, Aline,
slechts een rente kreeg van acht hon
derd gulden 's jaars.
Met één oogopslag had zij den toe
stand overzien en wist ze, dat zij ge
noodzaakt was eene betrekking te
zoeken zij, het kind der weeldel
En Hemriëtte van Eek? deze had op
een zendingsfeest, waarheen zij haren
vader vergezelde, den schatrijken ad
vocaat Van Doorn ontmoet, en werd
spoedig daarna diens, door vélen be
nijde, gade.
Eindelijk bemerkte Aline, dat hare
vriendin heeft opgehouden met spre
ken en koeren hare gedachten tot de
werkelijkheid terug nu zij bespeurt,
dat Henriëtte haar antwoord ver
wacht:
Vergeef mij, fluisterde zij zacht,
Vk wds afgedwaald, en dan plotseling,
jmstuimig, als overstelpt van gevoel:
Jet, je vraagt mij, wat er mij toe
gedreven heeft, om mijn heerlijk te
huis op te geven en het juk der dienst
baarheid .te gaan. torsen? Heb je dan
nooit gehoord van „het heilige moe
ten," waarover je goede vader zoo
menigmaal sprak, wanneer hij zwak
en vermoeid toch nog de kracht in
zich gevoelde orn voor zijne gemeente
op te treden? Welnu, iets van dat hei-
jige moeten heeft ook mijne ziel door-
Jrild, en ik heb de kracht gehad om
dien roepstem te volgen. Ik kon van
mijne ren,te niet leven en ik ben te
trotsch aan mijne broeders of zus
ters om een tehuis te vragen. Daarom
greep lk met belde handen het voor
stel aan, dat mij, namens den heer
Verloopen, werd gedaan. Ik weet 't,
mijne taak is zwaar, doch ik zal po
gen pal te staan en Indien het met
menschen krach t te bereiken ia, dan
zal ik slagen. Haastig stond ze op en
vervolgde:
Over eenige maanden pas, zal je
Üie terug zien. Vóór ik andermaal
over1 je drempel treedt, moet Ik be
slist weten of ik overwonnen heb, of...
'Verslagen, ben.
Arme Aline, fluistert Henriëtte
Van Doorn aangedaan, waarom kwam
Je niet tot ons? Je weet, mijn man la
Jljk, hij'zou je wel geholpen hebben...
r~ Neen. Henrlëtte. herneemt Aline
van Have, geen hulp van anderen ver
leng ik, zelf wil ik er mij doorslaan
met de woorden van jou vader Yoor
oógen: ,,het heilige moeten". En voor
dat mevrouw Van Doorn haar iets
meer "kon toevoegen was freule Van
Have de trap reeds afgesneld, hare
vriendin uit de verte nog toeroepend:
Vergeef me mijn kort bezoek,
maar je 'begrijpt, ik heb nu niet xneer
de vrije beschikking over mijn iijd.
Nog eene wijle staat mevrouw Van
Doorn voor het venster van haar sa
lon, als hare vriendin reeds lang uit
.het gezicht is verdwenen. Het is nu
schemer donker geworden, de lan
taarns zijn hier en daar reeds opge
stoken en de sterren verrijzen aan het
uitspansel... Het is het mystieke uur,
w aarop men alles voelt wegzinken wat
bahaal is of alledaagsch en onwille
keurig vlieden hare gedachten terug
naar de eenzame pastorie, waar zij
ver van da wereld, zulke grootsche
plannen koesterde van den menschen
ten zegen te zijn...
En thans? Ze gevoelt een knagende
pijn en ze ziet in, hoe de omstandig
heden van haar niets hebben ge
maakt, dan eene vrouw van de wereld
die haai' man, als hij thuis koïnt, met
een glimlach ontvangt, maar verder
haar eigen leven leidt, evenals hij
het zijne: twee zielen niet gemengd,
maar ook niet vereenigd.' Ze is mevr.
Van Doorn niet Van Doom's vrouw,
zijn troost en hulpe en met tranen in
de oogen van teleurstelling en van
weemoed, vraagt ze zich af of Alias's
leven niet reiner, verhevener is dan
het hare...
Drie maanden later op een guren
najaarsdag, als mevrouw Van Doorn
bezig is om met hare modiste de re
geling van haar wintertoilet te bespre
ken, komt de dienstbode haar een
kaartje overhandigen. Als zij daarop
den naam Aline van Have, zonder
kroon of titel, Leest, haast ze zich naar
de ontvangkamer, waar hare vrien
din haar wacht. Met beiden handen
uitgestoken, treedt deze haar tege
moet, en als een juichkreet klinkt het
van hare Lippen:
Henriétte, ik heb het gevonden,
eindelijk gevonden, wat ik van mijne
jeugd af tevergeefs heb gezocht; „het
waarachtige geluk". Ik heb een moei
lijken tijd gehad, toen ik rnij geplaatst
zag aan het hoöfd eener verwaarloos
de huishouding, maar ik heb gezege
vierd en nu benijd ik niemand meer...
zelfs jou niet. In 't begin heb ik me-
nigen nacht slapeloos doorgebracht,
ik vreesde, dat mijne krachten zouden
falen, maar* ik heb eindelijk liefde
kunnen wekken in de harten der kin
deren, ik heb den dienstboden ontzag
weten in te boezemen en van toen af
ging alles van zelf. Zoo je mij nu eens
wilt komen bezoeken, zal je een ge
woon, ordelijk, Hollandsch gezin vin
den en de kinderen zullen Je flinke,
gezonde kleuters toeschijnen. Mijn
heer Verloopen, die vroeger somber
en hoogst prikkelbaar was, is als het
w are herboren, nu er wede rorde, net
heid en opgewektheid in zijne woning
te vlnden is. Hij gevoelt, dat hij een
trouwe kameraad gevonden heeft, die
zij aan zij met hem strijdt voor het
geluk zijner kinderen en hij acht en
waardeert mij wellicht meer dan som
mige mannen het hunne vrouwen
doen. Ja, Henriëttte, ik gevoel het nu:
liet leven kan nog schoon zijn, zelfs
voor haar, aan wie het hoogste geluk
der vrouw is ontzegd, en wanneer bet
heilige moeten In ons werkt, dan is
het alsof de kracht en de opgewekt
heid tot de taak, die ons wacht, ons
van zelf worden geschonken.
MARIE VAN AMSTEL.
„Neen mijnheer, de palingvangst is
voorbij, kammende week ben ik er
met spiering".
Deze woorden ving ik verleden week
op, toen iemand een paling koopman
uitnoodigde, de volgende week even
aan te komen.
Nu geloof ik wel, dat de man wat
te veel generaliseerde, maar een feit
ia het toch, dat de grootste vangst
voorbij is.
„Jammer genoeg", hoor lis reeds
door enkele liefhebbers zuchten en
hoewel ik persoonlijk geen dolle lief
hebber ben, begrijp lk heel goed, hoe
hartgrondig die zucht kan gemeend
zijn, maar toch, ik ben blij, dat die
od gelukkige schepsels weer eens wat
rust sullen krijgen. Een groot gedeel
te vertrekt om nimmer .weer te keeren.
een ander gedeelte kruipt diep weg
en loopt niet heel veel gevaar door
een peueraar gesnapt te worden, daar
deze geduld-menschen weinig neiging
voor" de uitoefening van hun edele
kunst voelen als koude gure winden
door merg en been dringen. Ongeluk
kiger wezen dan een paling is moeie-
lijk op te noemen.
Kent gij een dier voor welks smart-
uitingen de mensch ongevoeliger is
dan voor die van den kleinen kronke
laar?
Ik ken menschen, die met geen mo
gelijkheid een kip kunnen plukken of
een konijn villen, zonder tienmaal de
griezeligheid van dit werkje betuigd
te hebben en die toch, als zij een hoe
veelheid gevilde paling in hun emmer
zien kronkelen, met het kalmste ge
zicht de bloederige dieren kunnen be
kijken, terwijl geen oogenblik bij hen
opkomt, dat daar pijn, dat daar veel
pijn, dat daar nameloos wee is, dat
daar voor die dieren nog maar één
geluk is, zoo gauw mogelijk te ster
ven. Het klinkt wellicht sentimen
teel, het klinkt naief, medelijden te
willen opwekken voor een visch, maar
toch, denk u den toestand In en gij
zult mij gelijk geven. Hebt gij ooit alen
in uw aquarium gehad? Hebt gij de
dieren in hun gewone Leven nage-
Niet ieder uwer kan hierop bevesti
gend antwoorden.
En toch in een aquarium, waarin
iiiet de duurste planten staan, zijn het
aardige dieren die voor den last, dien
zij veroorzaken, door het los woelen
van bet groen, wel wat vergoeding
geven.
Overdag zitten zij diep onder gedo
ken in den zandigen bodem. Slechts
den kop steekt boven het zand uit en
gaapt en blaast onafgebroken met
groote gelijkmatigheid van tempc.
Zij storen zich dan aan niet» De
rustige zeelten zwemmen kalm over
hen been, de brutale stekels kijken
met verbaasde blikken naar die
vreemde blaaskoppen, de torren
slaan de groote zwempooten ruw te
gen hen aan, het deert her niet, zij
geven zich ïmt eens da moeite den
kop terug te trekker en ademen vre
dig door.
De voornaamste gebeurtenis in het
visschenleven, het voederen brengt
hen niet eens altijd in beweging. Een
enkelen keer gelukt het slechts ze te
zien eten, maar dan gaat het er ook
flink op lós.
Een halve wurm wordt ln eens ver
orberd, een enkele maal zoeken zij
een tweede brokje, dat zij nog met
evenveel graagte verzwelgen, nog ee
nige slangachtige kronkelingen over
den aquariumbodem en de rust keert
terug. De visscken verdwijnen weer
in het zand en happen alsof er niets
is gebeurd
Nu ben ik nooit des avonds bij het
aquarium geweest. Ik veronderstel,
wel, dat het dan minder rustig toe
gaat, want onze paling legt zijn oude
gewoonten nooit af.
Het zijn echte nachtdieren, die als
het dónker is, op roof uitgaan en dan
alles eten, wat er maar te krijgen Is.
Een half vergane hond is wellicht nog
welkomer dan een versche negen-
worm. Met graagte kruipen zij in die
onsmakelijke dierresten en vinden er
zich op hun gemak. Doordat zij
zich meestal verschuilen en zulke
griezelige hoekjes opzoeken, door hun
groote taaiheid, waardoor zij meer op
ieptielen dan op vdsschen lijken, door
hun slangvorm en kronkelende bewe
gingen kleeft hun Lets geheimzinnigs
aan hetgeen niet weinig verhoogd
wordt door de zonderlinge wijze van
■vermenigvuldigen, die tot 1901 nog
voor alle geleerden een groot raadsel
was.
Men zag nooit kuit van paling en
vond toch in Maart en April reusach
tig groote zwermen kleine viscbjes.
Men wist, dat de paling in October
eu November naar zee trok, maar
wist niet, met welk doel.
Nu, zooals Ik zei, eerst enkele jaren
geleden, is het groote raadsel opge
lost
De geslachtsrijpe wijfjes zoeken in
genoemde maanden de groote rivieren
op, ontmoeten daar de mannetjes,
zwemmen met deze naar da diepe
zeeën en schieten daar kuit..
Deze dieren zien onze wateren nim
mer terug. Na voor het La staaid bou
de nder soort gezorgd te hebben, ster
ven zij. Uit de eitjes komen nu... geen
jonge alen. Neen, heel kleine door
zichtige vischjes, om hua helderheid
giasvischjes genoemd, zwemmen nu
eendgen tijd rond en worden
dan door den leek La 't geheel niet
voor toekomstige aaMnjcen gehouden.
Zij worden tot 10 e.M. groot. In de
Straat van Messina schijnen zij heel
veel voor te komen. Deze vischjes nu
w aren reeds lang bekend, maar steeds
werden zij voor een afzonderlijk
soort gehouden. Een paar Italiaan-
sche lcbthiologen hebben ten slotte
geprobeerd de giasvischjes ln het zee
water aquarium over te brengen. Dit
gelukte en tot hun groote verwonde
ring namen de breede diertjes allengs
den ronden palingvorm aan.
Die jonge aaltjes of palingen,
dierkundigen onderscheiden
twee soortep, zwemmen met mas
sa's de groote rivieren weer op, weten
overal doorheen te komen, kruipen
tegen dammen en sluizen op en be
reiken zoo onze binnenwateren. Vaak
is het waargenomen, dat zij over voch-
t'ge weilanden kropen en wellicht Is
daardoor het volksgeloof ontstaan, dat
de jonge aaltjes met den regen uit de
lucht komen. Die wonderverhalen
zijn niet zeldzaam. Er zijn menschen,
dJe stokstijf volhouden, dat -de man
nelijke helft uit slangen bestaat en
zelfs wordt hier en daar nog geloofd,
dat de palingen levende jongen ter
wereld brengen. Hoe het zij, de alen
zijn Interessante dieren, die wel wat
meer als lovende wezens mochten wor
den behandeld. Wanneer vóór het
villen een flinke, dlepo snede over den
kop wordt gegeven, kronkelen zij nog
wel, maar de pijngewaarwordingen
worden toch niet meer overgebracht,
zoodat de dieren niet uren aaneen een
langzamen marteldood behoeven te
sterven.
Door deze handelwijze kost het vil
len wellicht wat meer tijd, maar* men
zal het dan toch ntet behoeven aan te
zien, dat die arme weerlooze wezens
daar bloederig en ontveld rondkrui
pen niet wetende, wat te doen, om de
schrijnende wonden wat te verkoelen.
H. FEU SE NS,
VRAGENBUS.
Den Heer Joh. B. te Haarlem.
Uw kanarie moet, zal het gebroken
pootje genezen, op de volgende wijze
worden behandeld.
Smeer het beentje met een weinig
boomolie, zet d§n vogel in een kleine
kooi, zonder stokjes of zaadbakje,
zoodat het diertje steeds op den bo
dem moet blijven. Dek de kooi met
frisch linnen en bang haar op een
stille plaats. Het zaad kan onder isa
de kooi worden gestrooid en een laag
geplaatst drinkbakje (fonteintje) met
water worden gevuld. Acht dagen on
geveer moet het vogeltje zoo worden
behandeld, het gaat dan weer op het
beentje staan. Wacht nu nog een dag
of tien en het diertje is
Den. Hear N. G. K. te Haarlem. Uw
geraniums moeten nu in een vorstvrij
vertrek geplaatst worden. Zet ze voor
al niet te warm, giet om de veertien
dagen of drie weken en snij in het
voorjaar de ruwste zijtakken gedeel
telijk weg. Dit most echter doelmatig
geschieden, oefening doet hier veel.
H. PEUSENS,
Berouw.
In het grootste van twee sombere,
slecht gemeubelde vertrekken, lag een
omstreeks vijf-en-veertigjarige man
•in het laatste oogenblik eener lange
ziekte. De warme stralen der Junizon
rielen door het openstaande venster
op zijn vermagerd gelaat, zonder hom
meer te hinderen.
Met een erastigen, mededijdenden
blik op eon achttienjarig meisje, dat
bï! de legerstede neergeknield lag,
was de dokter stil heengegaan.
Zij wilde liever alleen bij haai
vader blijven, nu, had hij gezegd tot
de drie of vier vrouwen, die hem, be
neden in huis, op goedhartige, maai'
luidruchtige wijze aanboden te gaan
helpen. De bekwame verpleegster, die
hij ontbieden ging, zou er binnen een
half uur wezen.
Het jonge meisje lag naast het bed
te bidden, buiten staat aan iets an
ders te denken dan aan het feit, dat
het Laven \an hem, die haar het dier
baarst op aarde was, haar vader en
eonlgen Vriend, zijn einde naderde.
Over enkele uren zou rij alleen op de
wereld staan.
Hare moeder was gestorven', toen
zij nog heel klein was en van dat
oogenblik was de stervende van he
den alles en alles voor haar geweest.
Hij had baar op een goede kostschool
geda-an, waar hij haar ook hare va
cancies liet doorbrengen en eerst toen
zij op haar zestiende jaar voor goed
naar huls kwam, had zij ingezien,
welk een offer hare opvoeding aan
haar vader had gekost. Het geld, dat
Stephen Moore daaraan besteedde,
had hil met den hardste» arbeid ver
diend. Zij begreep thans pas, dat hij
honger en gebrek had geleden voor
haar.
Sybilla Moore wilde hem hare in
nige dankbaarheid voor zooveel lief
de bewijzen. Zij zocht aanstonds naar
werk, om zijne taak te verlichten en
dank zij hare vroegere schooldirectri-
ce, werd zij geplaatst bij een bejaarde
dame, om deze gedurende de morgen
uren voor te lezen, zij kon zoodoende
het overige van den dag aan haar
vader besteden. Maar de al te zware
arbeid en ontbering hadden zijne
krachten gesloopt en thans zouden zij
voor altijd scheiden.
Stephen Moore was anderen altijd
voorgekomen als een koud, in zichzelf
gekeerd man. Voor zijne dochter was
hij altijd 6ven liefderijk geweest. Zij
had eene onbegrensde bewondering
gekoesterd voor zijn helder doorzicht,
zijne veelomvattende kennis, zijn kin
derlijk gemoed.
Dat hij zoo in zichzelf gekeerd was
tegenover vreemden, schreef zij aan
bittere teleurstelling toe. Al had hij
haar daarover.ook nooit gesproken,
zi| wist, dat hij te Oxford gestudeerd
had en alles van de toekomst had mo
gen verwachten, terwijl hij er nooit
in geslaagd was iets anders dan eene
nederige positie ie bekleeden en met
groote moeite in hun onderhoud te
voorzien.
Thans deelde hij haar ten minste
één dong mede dat hij slechts den
naam Moore gekozen had, om te
voorkomen, dat degenen, mét wie hij
in aanraking kwam, zouden weten,
wie hij inderdaad was.
Onze ware naam is Harland
herinner u dat, mijn kind. Gij zult
een geboorte-acte vinden en ook het
bewijs van mijn huwelijk met uwe
moeder, de lieve vrouw, die er niet
voor terugbeefde mijn ongeluk te dee-
len en mij zoo trouw ter zijde stond.
Een groot, en wreed onrecht
In sprakelooze smart legde het
jonge meisje de wang op zijne hand,
waaraan hare liefkoozingen geen
warmte meer konden schenken. Hij
had dagen achtereen geiild, steeds
die woorden „een groot onrecht 1"
herhalende.
- Wordt het zoo don kei', Sybilla
Waar zijt gij
- Hier, vader. Ik zal u niet ver
laten 1
Hij voelde niet meer, dat zij zijne
hand vasthield.
Een groot onrechtEen wreed
onrecht I
Vergeet dat, vader. Herinner u
slechts, hoe gelukkig wij samen ge
weest zijn. Hoe zelfopofferend e>n goed
gij voor mij waart.
En vergeef ons onze schulden,
zooals wij vergeven onze schuldena
ren. Er moet vergeven wordeu, voor
dat ik heenga. Verstaat gij mij, kind,
volkomen vergeven I
Ja, vader.
Zijne gedachten keerden tot zijne
kinderjaren terug. Hij riep zijn broe
der Wilfred.
Gij moet mij beloven het voor mij
te doen, Sybilla. Zeg aan Wilfred....
Ga naar het ouderlijk huis
Waar, vader
Haresfteld. Zeg hem.... zoo waar
ik vergiffenis hoop te vinden
Wilfred
Stephen Harland sperde plotseling
do oogen wijd open, als was hij ver
baasd iemand te herkennen, daarop
zonk hij, met een glimlach op hei s*-
iaat, achterover.
Alles was voorbij L
Tien dagen Later bevond Sybilla
zich op weg naar Haresfïeld, een
groot landgoed in Berkshire. Tus-
schen do papieren Tan haar vader
had zij het juiste adres gevonden.
Aan het station nam zij een rijtuig
je, dat haar tot aan het hek bracht.
Van daar liep zij de lange oprijlaan
door, die naar een statig gebouw, uit
het tijdperk der Tudor's voerde. Dit
was dus de bezitting van Wilfred
Harland, terwijl zijn broeder in een
achterbuurt van Londen had geleefd,
rich doodende onder een ia zwaren
arbeid. De haat, dje hen scheidde,
moest wel heel diep zijn geweest.
Haar vader had haar geboden zijne
vergiffenis Qver te brengen aan den
man, die hem verongelijkt had, en zij
zou rich van die taak kwijten maar
zelf vergeven kon zij nietvooral niet
nu zij den rijkdom zag, die haar om
ringde, nu rij terugdacht aan hei lot
var. haar diet baren doode.
De deur van het kasteel werd haar
door een bediende in L'vrei geopend.
Is mijnheer Harland thuis Kan
ik hem spreken
Ik zal hem waarschuwen, me
vrouw, en de man liet baar eene ka-
me- binnengaan. Wie mag ik zeg
gen, dat er ls
Miss Harland, antwoordde zij
bedaard.
De knecht verwijderde zich en een
oogenblik later keerde hij terug met
het verzoek hem te volgen.
Wilfred Harland was uit zijn stoel
aan da schrijftafel opgerezen, en
stond vol verbazing naar de openge
bleven deur te staren. Thans trad zij
ne onverwachte bezoekster binnen,
eed jong meisje, dat hem wonder
schoon voorkwammaar met een
bijna afstootend. strenge uitdrukking
op het gelaat en in. zwaren rouw ge
huld.
1 Niet wetende, wait te zeggen, kon
hij slechts buigen en haar vragend
aanzien.
Zijt gij mijnheer Harland? vroeg
zij, zoodra de bediende de deur ge
slóten had, en zonder te letten op den
stoel, dien hij haar toeschoofmijn
heer Wilfred Harland
Ja.
Mijn naam is Sybilla Harland.
Ik ben liet eenigé kind van uw broe
der Stephen. Mijn lieve vader stierf
tién dagen geleden. Hij verzocht mi]
op zijn sterfbed, tot u te gaan en u
zijne vergiffenis over te brengen over
het groote onrecht, tegen hem ge
pleegd.
Ik begrijp u niet goed, luidde het
verbaasde antwoord. Ik heb geen
broeder.
Uw naam is Wilfred Harland
Verloochent gij uw broeder dan nu
nog
- Ik veronderstel, dat gij zinspeelt
op mijn vader. Hij heette ook Wilfred
en had een broeder Stephen, dien hij
sedert vele jaren uit het oog verloor.
Zij wierp hem thans een onderzoe
kenden blik toe en zag, dat hij nog
zeer jong was.
Dus had ik uw vader moeten
spreken
- Hij stierf reeds anderhalf Jaar
geleden.
Zij deed een pas achteruit, hem
zwijgend aanstarende. Hoe kon zij
hem de woorden naar het hoofd slin
geren, die haar op de lippen hadden"
gezweefd, hem, den zoon van den
doode
- Zij weet de waarheid nieit, dacht
de Ion,ge man, en ik kan haar die
niet mededeel en. Neen, er kome van
wat wil. dat kan lk niet
- Het spijt mij, u lastig te hebben,
gevallen, hernam zij, terwijl hare
hooghartige wrok plaats maakte voor
medelijden. Hoeveel erger moest het
niet zijn den zoon te wezen van den
man, die het onrecht had gepleegd,
dan in haar e'igen toestand te ver-
keeren, dacht zij, en zij ging voort
Ik wist niet van dat sterfgeval
af, en moest mij van de opdracht van
mijn vader kwijten.
Hij boog andermaal en niet weten
de wat te zeggen, sprak hij ietwat
onhandig
Ik hoop, dat uw vader niet veel
heeft geleden in zijn ziekte
Hij was altijd lijdend. Hij was
zeer arm en tot kort voor zijn dood
genoodzaakt te hard te werken.
Er lag voortdurend geld voor
hem te wachten op de Bank. Men
hoopte, -lat hij dit wist.
Zoo hij dat geweten heeft, ben
ik blij, dat hij het niet aannam. Maar
ik heb mij thans van mijn taak ge
kweten en zal u niet langer ophou
den, mijnheer. Vaarwel 1 en zij wend
de zich naar de deur.
- Ga niet heen, bid ik u, miss Har
land. Mijne zuster en ik zijn alleen
overgebleven en wij zijn thans met u
de eenige afstammelingen van het
oude geslacht. Wij moeten vrienden
zijn.
Ik dank umaar ik zou gaarne
den trein van twee uur halen gaf
zij, nog altijd een weinig stijf, ten
antwoord, ofschoon zij het moeilijk
vond de vriendelijkheid van haar neef
te weerstaan.
Hij was een schoon jong man met
een goed ontwikkeld verstand, die
ieder door zijne innemendheid won.
Laat ons trachten het verleden
te vergeten, zooals onze dooden dat
zeker van ons hadden gewenscht. Ge
looft gij niet, dat zij dat zouden ver
langen, indien zij hier tegenwoordig
konden zijn
Zij bewaarde het stilzwijgen. Haar
vader had zijne vergiffenis gezonden;
het voegde haar niet, iets te zeggen
of te doen, dat zijn woorden kon her
roepen.
Laat mij u tenminste mijn zus
ter voorstellen, hernam hij haastig.
Zij woont bij mij en ik zal haar on
middellijk halen.
Er zal geen tijd toe overblijven,
geloof ik.
O 1 ik kan u niet laten gaan,
zonder mijne zuster te hebben laten
zien. Grace zou het mij nooit verge
ven eu reeds snelde hij de kamer uit,
.ijne bezoekster ln grooten tweestrijd
achterlatende.
Een oogenblik later keerde hij te-
rug met een twintigjarig meisje, dat
er even knap en lief als haar broeder
uitzag.
Mijne zuster Grace miss Har
land. De dochter van vader's oudsten
broeder, Grace.
Onze nicht 1 Maar dan hadden
wij elkander al lang moeten kennen,
zeide Grace, met een beitooverenden
glimlach.
Sybilla kon daaraan nauwelijks
weerstand bieden. Toch vroeg zij nog
vrij koel
Hebt gij uwe zuster verteld, wal
mij hierheen voerde, mijnheer
Hij kresg een kleur, en zeide een
wedkrig verlegen
Ik had slechts den tijd haar te
zeggen, dat uw vader overleden was.
Het kwam mij onnoodig voor, haar
mede te deelen, dat gij eene opdracht
had te vervullen, voegde hij er
smeekend bij.
Mij dunkt, dat uwe zuster weten
moet, dat ik de vergiffenis vpm mijn
vader aan den uwe kwam overbren
gen, sprak Sybilla op rustigen, vast
beraden toon.
Vergiffenis Aan mijn vader
Hoe kon dat noodig zijn riep Grace
verontwaardigd uit haar nichtje uit-