DANIRDBRIEK. ^dagend aanziende. Hier moet eene 'verassing plaats hebben. En gij ver geet, dat ook onze vader dood is, mies Harland. Dat wist ik niet, toen ik hier heen kwam en ik moest mij kwijten van hetgeen mijn vader mij op zijn sterfbed opdroeg. Thans moet ik gaan of ik zo a Jen trein missen. Wij zijn vier mijlen van het sta tion verwijderd, zeide Wilfred, zijne zuster aanziende, en gij moogt n»et te voet gaan. Gij moet ons veroorloven u per rijtuig weg te brengen en ter wijl men inspant, kunt gij nog wat gebruiken. Grace bleef een hooghartig stilzwij gen behouden. Ik dank u, maar ik aal liever loopen. Zij boog even voor hen en verwij derde zich, gevolgd door het tweetal. Moogt gij ons wel op deze wijze verlaten vroeg W'lfred, toen zij buitengekomen \yaren. Het zou ons zoo verheugen, goede vrienden met U te zijn. Ik weet het niet gaf zli ten ant woord, Ik wensch niet verkeerd te handelen maar ik kan niet verge ten, dat ik de dochter van Stephen Harland ben en ik weet, hoe hij hei ondraaglijk heeft geleden. Vaarwel daarom, en zij hep door. Wat heeft dit te beduiden, Wil fred vroeg Grace, haar nastarende weet gij het Vraag mij daar niet naar, ant woordde de jonge man, zich over het voorhoofd strijkende. Waarom niet Wat is er, dat ik niet mag weten Zij was volkomen ter goeder trouw, toen zij de vergiffenis van haar vader overbracht. Maar hoe kon vader dte behoe ven Hij kan zich toch niets te ver wijten hebben gehad Neen, dat is ook zoo, Grace. Het was eene ellendige geschiedenis, en men zeide er u noo't iets van, om dat vader haast niet te bewegen was, er over te spreken. Thans moet ik het toch weten, zeide het jonge meisje. Misschien hebt gij gelijk, zooals de zaken nu staan. Het feit is. toen de twee broeders op het punt ston den Oxford te verlaten, waar Stephen zich bijzonder onderscheiden had, er eene zeer verkeerde daad begaan werddoor haar vader. Gij kunt u dus voorstellen, wat er in mij om ging toen zijne dochter hter, uit zijn naam, van vergiffenis kwam spre ken. O, Wilfred, wat hebt gij toch wel gezegd Eenvoudig dat mijn vader dood Was. Het was onmogelijk den hare bij haar aan te klagen. Neen, dat begrijp ik maar wart, was zijn misdrijf? Ik geloof het een. of ander be drog ten opzichte van het landgoed maar vader wilde daar nooit gaarne op terugkomen, zoodat ik nooit de juiste toedracht vernam. Dit alleen is zeker, dat zijn broeder zich ernstig vergreep en dientengevolge het ouder lijk huis moest verlaten. Laat ons er met meer oan denken, Grace dat ge schiedde jaren geleden en beiden zijn dood. Het zij ons genoeg te weten, dat onze vader zich niets te verwijten had, en wat haar betreft, zou de .waarheid eene schaduw over haar gansche leven werpen. En zij scheen zoo beschaafd en lief. 0, Wilfred, wat is dat jammer I Gij hebt gelijk, Iaat haar voortgeloo- Ven in hem. Oom Stephen was im mers de oudste zoon Hoe kwam hij dan zoo arm Zijne daad moet al zeer slecht geweest zijnwant onze grootvader was zóó verontwaardigd, dat hij zijn testament veranderde en hem niets nalietmaar ik weet, dat vader hem gaarne geholpen zou hebben, als hij hem slechts had kunnen wedervin den. Wilfred, wij moeten haar niet uit het oog verliezen. Ik zal haar vol- fen. Zij kan den korten zijweg niet ennen en als gij het rijtuigje maar laat inspannen, haal ik haar spoe dig in. Dat is een goede inval.! riep hij uit, al naar het koetshuis rennende. Hoe gauw het paard ook voor het rijtuig stond, vond hij Grace reeds gekleed staan wachten. Neen, ik zal alleen gaan, zeide zij tot den stalknecht, die achterop wilde klimmen. Zij reed vlug de laan door en een weg over en zag al spoedig Sybilla een kwartmijl voor zich uit loopen. Zoo spoedig mogelijk bevond zij zich aan haar zijde. Ik ben op weg naar het station, zeide zij, wilt gij niet met mij mede rijden Och, doe dat. Het jonge meisje aarzelde, pogende haar hoogmoed te hulp te roepen maar er was geen schaduw de weg was warm en vol stof en de vermoeie nis en aandoening, welke zij na een ontoereikend ontbijt had doorstaan, hadden haar sterk aangegrepen. Geef mij de hand, zeide Grace, Van geen weigering willende weten. Ziezoo I En Sybilla zat naast haar nichtje. Ziende hoe bleek zij was en niet goed wetende wat te zeggen, hernam Gra ce Het spijt mij, dat gij niet bij ons bleeft koffie drinken. Woont gij bij vrienden Neen, ik woon geheel alleen. Gij inoet ons toestaan, iets voor u te doen. Wilfred is zulk een lieve, goede jongen, en hij zou er trotsch op zijn, uw vriend te worden maar dat zult gij later zien. Zoo gij mij bij den naain wildet noemen, zouden wij ons meer als nichtjes gevoelen. Op het oogenblik, dat zij aan het station kwamen, snelden drie of vier mannen toe, om het paard vast te houden. Sybilla stapte uit en Grace volgde haar. De trein was in aantocht. Mag ik u eens schrijven, Sybilla? klonk het, terwijl zij het perron be traden. Hoe is uw adres Camberwell-weg 20. Grace knikte en glimlachte. Gij zult van mij hooren, zeide zij, met een laatste kushand. Sybilla Harland had haar arbeid weder hervat, maar hare gedachten dwaalden daarbij telkens af naar haren dierbaren overledene en naar de bloedverwanten, wier ontvangst zoo hartelijk was geweest en die zij toch van zich af had gestooten. Een tijd lang verdroeg de oude dame, bij Avie zij In betrekking was. hare ver strooidheid vrij goed, met het oog op hare droefheid maar toen er weken verliepen, zonder dat zij eenig belang in hare laak scheen te stellen, werd mevrouw Westall er ongeduldig on der. Misschien zullen de huwelijks- en doodsberichten u meer belang in boezemen dan het hoofdartikel schijnt te doen, zeide zij op zekeren morgen kregelig. Met een gesmoorde zucht sloeg Sy billa het blad om en begon daar te lezen, waar zij gewoonlijk ophield. Zij las tot halverwege voor, toen zij op eens ademloos stil hield daar stond immers ,,0p 8 Juni "overleed Stephen, oudste zoon van wijlen Ambro- sius Harland, van Harsfielde Berkshire. Hoe kwam die annonce daar Dat moest haar neef gedaan hebben 1 Welnu, kind, welnu zeide me vrouw Westall. Het jonge meisje snakte naar adem en toen, bedenkende, dat de oude vrouw haar toch slechts als Miss Moore kende, haastte zij zich met on vaste stem het bericht voor te lezen. Lees dat nog eens, Leve. Zij gehoorzaamde met gebogen hoofd. Harland Stephen Harland van Haresfield Wel. dat moet de ver miste geweest zijn. Hij is dus gestor ven I Hij zal daarboven heel wat te verantwoorden hebben gehad, tenzij dat hij vergiffenis verwierf van hen, die hij verongelijkte I Hij deed niemand eenig kwaad I riep het jonge meisje uit. Gij kunt hem niet hebben gekend O i zeker. Wij wanen uit dezelfde streek en jaren geleden buren. Hij brachte groote droefheid over zijne familie. Gij moet zijn broeder bedoelen, zeide Sybilla, ontroerd. Neen, het was Stephen, de oud ste zoon. Zijn daad baarde destijds heel wat opzien en hij moest dienten gevolge het ouderlijk huis verlaten. Hij werd daarom ook later caiterfd. Zooveel weet Ik nog wel, ofschoon ik nooit precies gehoord heb, wat hij eigenlijk misdeed. Hert was de eene of andere oplichterij, zeide menmaar de familie was blij, de zaak zooveel mogelijk te verbergen. Het is niet waar Die daad werd niet door hem gepleegd I riep Sybilla overeind springende. Hoe weet gij dat, Miss Moore vroeg de oude vrouw gestreng, haar verbaasd aanstarende. Stephen Harland was mijn dier bare vader en ik kan geen uur langer bij u blijven, nu gij hem zoo ten on rechte verdenkt. Uw vader Mijn kind, hoe kon ik dat ook raden Gij zeidet Moore te heeteu. Ik heet Harland. Mijn vader wil de zijn eigen naam niet voeren, voor dat hij weer in eere was hersteld. Ik moest zijne vergiffenis overbrengen aan.... den waren schuldige maar ik kwam te laat. Hij ook was reeds ge storven. Het was tot het afleggen van dien tocht, dat ik u om een dag vrij ai vroeg. En thans- moet ik gaan. Waarom zoudt gij mij verlaten Gij bevalt mij heel goed. Nu gij toch uw brood wenscht te verdienen, ge loof ik niet, dat gij Licht iets beters zoudt vinden dan deze betrekking. Gij gelooft, dat mijn vader schul dig is en ik kan met bij iemand blij ven, die dat doetal viel er ook een fortuin bij u te verdienen. Hierover waren drie of vier weken verloopen, toen er op een middag op de deur werd getikt en Grace Har land en haar broeder binnentraden. Be'iden droegen eene ernstige uitdruk king en zagen er geheel anders uit dan te voren. Mogen wij binnen komen Ja zeker, sprak zij, hen half ver suft aanstarende, zoo verbaasd was zij over dü bezoek. Wij moesten u zien, zeide Wil fred, ter wille van den doode. Er ge beurde iets, dat dit noodzakelijk maakte. Wat stamelde het jonge meisje, plotseling vervuld van vrees, dat zij hier dezelfde aanklacht zou hooren als van mevrouw Westall's lippen. Mijn broeder heeft u eene mede- deeling te doen, zeide Grace, eene raededeeling, die heel smartelijk voor ons is. Voor u Ik begrijp u niet. Wilfred's gelaat werd donkerrood de aderen aan zijn voorhoofd waren gezwollen maar hij slaagde er in, op kalmen toon te antwoorden Dat zult gii doen, als ik u alles heb uitgelegd, imt ik zoo kort moge lijk zal trachten te doen. Eenige da gen geleden spraken mijne zuster en ik over uw bezoek aan ons („Wanneer heeft hij niet van Sybilla gesproken dacht Grace met een droevig glimlachje. Wij trachten een middel te vin den u niet geheel uit het oog te ver liezen, toen ik mij eensklaps eenige woorden herinnerde, door mijn vader tijdens zijne laatste ziekte gezegd om trent een brief. Ik had in die dagen gemeend, dat hij ijlhoofdig was; maar nu g'ng ik aan het zoeken en vond dezen brief eindelijk en ten laatste in een boek. Hier is hij, ging de jonge man voort, een enveloppe uit zijnen borstzak te voorschijn halende Lees hem en tracht den schrijver te spa ren, zooveel gij kunt 1 Mijn lieve zoon, las Sybilla, doosbleek en bevend van angst voor hetgeen zij vernemen zou. Neen, ik kan dat niet lezen Vertel het mij zoo kort mogelijk. Ik zie, dat het u leed doet voor mij, en daar ben ik u dankbaar voor. Alleen, en hier weerklonk een snik, ik wil ndet gelooven.... Gij moet wel ver staan, dat niets mijne liefde voor hem zal dooden, niets, wat dan ook Laat mij dan beginnen met de verklaring, dat ik thans weet, hoe die boodschap van vergiffenis werd toe gezonden van een onschuldige aan een schuldige. Weet gij, dat mijn vader on schuldig was stamelde Sybilla, op gebroken toon. Zijt gij mij dat ko men zeggen Ja. Mijn arme vader I God belpe mil I Ik kan alleen hopen, dat wat hii geleden heeft voor hem moge plei ten. Want hij heeft geleden en zijne laatste ziekte was slechts het gevolg van een jarenlang berouw. Hij zou er een wereld voor gegeven hebben, om het verleden ongedaan te maken maar dat was onmogelijk. Ik weet, dat hli alles aanwendde om zijn broe der weer te vfcdeö. Bij geloofde, dal hij rten laatste gestorven is. Noodt heeft hij geweiten, dat zijn broe der gehuwd was en een kind bezat. Zijne bekentenis durfde hij niet bij zijn leven afleggen. O 1 Hoe zal ik u dart sombere verhaal verder vertellen? Doe het niet. Gij hebt mij genoeg gezegd om mijn vader in eere te her stellen, zeide het jonge meisje, in hare grootmoedigheid diep medelijden ge voelende met den zoon, wien zulk een zware taak was opgelegd. Om het even, wat het mij kosten moge, het is mijn plicht het begane onrecht, zooveel als doenlijk is, te herstellen. Het is de eenige wijze, waarop Ik het eenigszins goed kan maken en gij moet de waarheid In haar geheel kennen. Mijn vader kwam, te Oxford zijnde, in geldverle genheid en aangezien mijn grootva der een onverbiddelijk mensch was, nam bij zijne toevlucht tot woe keraars. Slechts een jongere zoon zijnde, kon hij zelf niet aan geld ko men. Hij overreedde daarom zijnen broeder Stephen, borg voor hem te blijven. Neen, leg mij het stilzwijgen ndet op, gij moet het ergste nog hoo ren. Oom Stephen was op dat tijdstip geheel in zijne studio's verdiept, en, vertrouwen stellende in zijn broeder, teekende hij stukken voor een veel grooter bedrag dan hij zelf wist. Hun vader vernam van de zaak en geloof de, dat de oudste broeder den jongste in moeilijkheden had gebracht. Er volgde een stormachtig tooneel met uw vader, waarbij deze beschuldigd werd zijn broeder in het verderf te hebben willen storten. Stephen wilde niets zeggen, om zich zelf vrij te pleiten en zijn vader bleek onverzoen lijk. Het ongeluk wilde, dat mijn va der op dat oogenblik voor drie maan de! op reis was. Ik wil ten minste ho pen, dat hij anders zijn broeder zou hebben verdedigd. Onze grootvader ontnam zijn oudsten zoon elke toela ge, veranderde zijn testament en liet alles aan mijn vader na. Oom Stephen, die zijn broeder niet had willen verraden, werd uit het ouderlijk huis gejaagd. Grootvader stierf kort daarop en het was toen reeds te laat het onrecht te herstellen; want men kon mijn oom niert vinden. Mijn vader heeft het zich zelf nooit V6JL6Maar mijn vader deed dat wel, Gode zij dank i engij moet niet denken.... Hij had een moeilijk leven, maar niet zoo hard als men wel mee- nen zou. Hij aroeidde voor mij... wij haddien elkander.... en toch ook onze vreugde. En gij zult naar huis komen en in het bezit treden yan wat u recht matig toeoehoori. Naar huis Dfit woord bracht een zachten blos va-i geluk op hare wan gen en gload in ha-a oogen. Dat zou waarlijk rijkdom bot rekenen 1 Het is een groot fortuin, zeide Wilfred. 0 1 nu begint gij "over geld te spreken. Wij willen liever denken aan onze belde dooden en het woord „vergeven" het verleden laten beze gelen. Al het overige zal in orde ko men, Wilfred. Hij hief het hoofd op, zich voor het eerst weder in zijne volle lengte over eind richtende, en zag haar aan. In har» oogen straalde een wonder baar licht. Zijne zuster ving dien blik op en zeide hij zichzelven dat alles in orde zou komen, en dat nog wel op de allerbeste manier. („Centr. De nieuwe keukenmeid We zochten een nieuwe keukeumeid de oude was weggestuurd wegens een totaal verbranden haas en ons plan voorloopig het zonder beheersche- res der kookpotten te doen, kon niet ten uitvoer gelegd worden. We plaat sten derhalve een advertentie; slechts zij die goede getuigen hadden, behoef den zich aan te melden, maar ze kwa men met slechte getuigschriften ver moedelijk in de hoop, dat ze toch nog de beste zouden hebben. Maar ook goede getuigschriften kregen we te zien en wel zoo goed dat we het niet wisten hoe we het hadden. Men weet immers bij ondervinding hoe zulke getuigen ontstaan. Het meisje is op gezegd, het uur van scheiden nadert dan verschijnt de dierbare geest en smeekt ons om een getuigschrift, „maar asjeblieft een goed", ten einde haar de gelegenheid niet te ontnemen om een anderen dienst te krijgen, ze was immers gewillig en werkte graag, wanneer zij toch onze ontevredenheid opgewekt had dan lag het daaraan, dat het vleesch dikwijls zwakker is dan de wil. We zijn allen menschen en het hart van den mensch wordt door een vrou welijke traan maar al te vaak ge roerd men denkt na vermoord heeft ze ons niet ook niet vergiftigd met haar kokerij bestolen, ten min ste bij ons weten, ook niet, gebroken heeft ze niet meer dan anderen. Men laat dus genade yoor recht gel den en schrijft in een zwak oogenblik meer dan goeds op dan ze haar ge- heele Leven doen kan. Ik ben dus een beetje wantrouwend op het stuk van goede getuigschriften en dus scheepte ik alle sollicitanten af met de boodschap dat ze maar eene te rug moesten komen. Toen wij reeds alle hoop opgegeven hadden presen teerde zich nog een net meisje met een helderwitte muts, die in haar blauw gestreepten katoenen japon en haar nette schoenen een gunstigen indruk maakte.. We lazen de getuigschriften, wei nig lof, maar ook weinig blaam. Kun je koken? vroeg mijn vrouw. Een beetje, was het antwoord» Wat noem je een beetje? Een zoogenaamde burgerpot. Dat klonk al wat beter, fasanten met kastanjes, gebakken zeetong en truffels en dergelijke delicatessen eet men niet eiken dag, wanneer men niet het voorrecht heeft tot den allereer- 6ten te behooren. Bovendien maakte LlèbetH *oo Eestte' 3e Behooöi een zeer goeden Indruk, kalm, rustig, niet veel praatjes en pocherij als bij hare mededingsters. Aldus werd Llsbeth bij erna als keu kenmeid aangenomen, nadat al het verdere met haar afgesproken was, negentig gulden loon, klimmend per Ylereljaar met twee gulden tot het hoogste loon van f 120 bereikt was, op zeggen met de drie maanden en om de veertien dagen een uitgaansdag. De schoone was het daarmee eens en zwoer zich alle moeite te zullen geven om mettertijd ook de fijnste keuken te leeren. Ruim een uur later deed zij haar In trede bij ons met een linnenkast, twee hoedendoozen en een zijden paraplu! en reeds den volgenden middag ver rast te zij ons met een totaal bedorven klppenfricassee. Mijn vrouw was woedend, mij was het onverschillig, eerlijk gezegd, was ik blij, dat ik van dat gerecht, dat lk niet lust, niets behoefde te eten en door mijn bedaardheid kreeg ook mijn vrouw haar kalmte terug. Welbe schouwd kon het meisje er toch ook niets aan doen, ze moest eerst aan het fcrnuls wennen, het eene brandt hard, het andere zacht, soms ook heele^ maal niet. Den volgenden keer zou 't wel beter gaan» Maar helaas, den volgenden middag ging het nog slechter. Mijn vrouw had, teneinde mij scha deloos te stellen voor mijn honger- kuur van den vorigen dag een mijner lievelingsgerechten willen opdisschen, namelijk beafsteak met champignons. Dezen keer was lk woedend en zeer duidelijk gaf ik dat onze keukenprin ses te verstaan. Maar mijn woede maakte niet den minsten Indruk op haar, ze liet me, zonder een spier van haar gelaat te vertrekken kalm uit spreken en zeide toen beleefd, maar beslist: „Meneer doet me onrecht, ik heb al leen gezegd dat ik een eenvoudigeD burgerpot kon koken maar eenvoudi ge burgers eten geen champignons." Daar had zij weer gelijk in en be schaamd over de onrechtvaardig uit gebrachte verwij teu ging ik naai- onze kamers terug en stilde mijn honger aiet studentenhaver. Da tijd verstreek en zelfs de bitterste nijd moest erkennen dat Lisbetk zich alle moeite gaf de kookkunst te leeren. Ze las en bestudeerde alle kook- en receptenboeken, die er maar te krij gen waren en 's avonds, alvorens naar bed te gaan trok ze een blad van den scheurkalender af en las met een ijver .«en betere zaak waardig, alle menus en recepten die op den achterkant stonden Maar koken Leerde ze niet na vier weken hadden we alle hoop op gegeven het haar ooit te leeren en toen ik In de noodzakelijkheid kwam een partij te geven, had ik reeds het plan opgevat hoven de deur van de eetkamer de spreuk te laten aanbren gen- Laat alle hoop varen, gij, die hier binnentreedt, toen een kookster ons voor dezen keer redde. Op dagen dat mijn vrouw het met haren tijd en met hare maatschappe lijke verplichtingen overeen kon bren gen, kookte zij zelf en slechts dan, wanneer ze door niet uit den weg te ruimen bezwaren verhinderd was, kookte Llsbeth de pap want iets an ders kwam ex dan niet voor den dag als zij in de keuken alleen den scep ter zwaaide. Natuurlijk hadden wij al lang het plan haar op te zeggen en haar te ra den een nieuw rijk te veroveren. Maar we konden haar toch maar niet zoo op eens wegzenden we moesten toch een reden hebben. Ze was vlijtig, gewillig, trouw en eerlijk en deed wat ze gezegd had te kunnen doen. Zoo slopen we als een roofdier om zijn buit om haar heen om maar iets te vin den, waardoor we het oogenblik be spoedigen konden dat we haar den buns konden geven. En dat oogenblik kwam toen ze ons een schotel ver brande gebakken aardappelen op ta fel zette. Ik ging naar de keuken. Behooren gebakken aardappelen tot een burgerpot? Ja of neen? Ja. f Zoo, dan zeg Ik je bij dezen den dienst op. Ze antwoordde heelemaal niets, maar ging het een of ander uitvoeren aan den zelfden haard, waaraan zij iveds zooveel onheil gesticht had. Je hebt me toch verstaan, Lis- beth? vroeg'ik voorzichtigheidshalve. Zeker, mijnheer, antwoordde zij, maar... Maar? vroeg ik.. Mijnheer kan me vandaag niet opzeggen het is vandaag de 17de Februari; op den eersten Januari ben ik met drie maandeJijksche opzegging in dienst getreden, dus behoef ik vol gens de Duitsche wet eerst op 1 April een opzegging aan te nemen tegen 1 Augustus. Zoolang wil Je dus nog voor ons koken? riep lk verschrikt uit, maar kind dat kun je niet meenen. Welzeker, mijnheer, luidde het antwoord, ik ben mij van geen schuld bewust als u niet over mij tevreden ls, ligt het niet aan mij, waarom heb u mij aangenomen? Hoe dikwijls yraagt men zich in zijn kven als men een domheid begaan heeft nie taf: Waarom, ja, waar om? En alle zeven wijzen bij elkaar zouden er geen antwoord op kunnen geven» Waarom had lk haar In dienst ge nomen? Ik trachtte met haar te parle- monteeren, maar op haar kalme, be- HÏARLEMSCHE DAMCLUB, Probleem No, 18 van N. N. Zwart Wit Zwart schijven op5, 11, 12, 13, 14,15, 17, 21. 22, 26, 27, 82 en 87, Wit schijven op23, 24, 25, 80, 33,35, 36, 40, 46, 47 en 48, Zwart Probleem met naspel van B. 1 B 8 4 B Wit Zwart schijven op 2, 4 6, 8, 10, 25, 30 en dam op 15 Wit schijven op13, lü, 18, 26, 27, 28, 34, 39, 40 en 44. Oplossingen worden ingewacht uiterlijk Woensdag 9 December a. s. aan het adres van den heer J. Meyer, Kruisstraat 34, telephoon 1543. Oplossing van probleem No. 11. Van den auteur Wit40 - 35, 35 - 30, 17 - 11, 49 - 44, 44 241 Oplossing van Probleem met naspel Wit 44 - 39, 39 30, 12 - 8, 15 Goede oplossingen zonden de hoe ren P. Geldorp ,J. Jacobson Azn., W» J. A. Matla, F. M. v. d. Werff, J. F Spanjaard, F. Th. Timmer, P. J. Oostwouder, Patrizio OttoLini, C. Se- rodini, R. Bouw. Van Probleem No. 10 nog een goede oplossing van den heer Patrizio Otto- lini. van D. 10 23 3, 3 - 26, 26 - 48. 24, l 12. 5 19A, 24 - 1 - 34, 34 - 40, Wit: 23 - 18, 28 10, 10 4, 4 - 18, 18 - 22 1 40 - 45, A Zwart: 5 14, 12 23. 24 Goede oplossingen ontvangen van Matla, C. SerodinL VERVOLG VAN DE CAUSERIE OVER HET DAMSPEL. De geschiedenis leert ons, dat het damspel reeds ongeveer 2000 jaren vóór onze jaartelling in het land der Phorao's werd beoefend. Zoo bevin den zich lm het Louvre te Parijs twee damborden van oud-Egyptischen oor sprong. Doch ook in Griekenland en Rome werd het reeds in de oudste tij den gespeeld; zelfs in de Grieksche Mythologie wordt er melding van ge maakt. Zoo noemt een oude Grieksche Sage de God Hermes als vader van het damspel, terwijl zij ons verhaalt hoe deze Godheid met Selene (de maan) een partij dam speelde, waar bij de inzet wasvijf dagen. Hermes won de partij en voegde zijn winst bij het jaar, hetwelk eerst 36Ü dagen tei de en zoodoende gebracht werd op 365. Van al de oude vormen van het damspel zijn nog twee hoofdsoorten overgebleven, n.l. het oude Ooster- sche spel, dat gespeeld wordt met 24 steenen op een bord met 64 ruiten, en het zoogenaamd Poolsch damspel (uitgevonden door een te Parijs woon achtigen Pool) hetwelk met 40 steenen op een in 100 ruiten verdeeld bord wordt gespeeld, terwijl men daarbij de dam, die vroeger slechts een ruit verzet mocht worden, meerdere rui ten te gelijk mag verplaatsen. 14, 29 - 33, de heenen J. Jacobson Azn., W. J. A. In enkele streken van Friesland en Groningen wordt nog een damspel be oefend, hetwelk den naam draagt van Spaanseh-Poolseh damspel en een ver bastering is van beide genoemde soorten. Toen het damspel in ons land meer en meer bekend werd, doch op ver schillende manieren gespeeld, gevoel de men behoefte er een vasten grond slag aan te geven. Verschillende auteurs trachtten een reglement saam te stellen, totdat in Mei 1904 door de Damvereenigingen te Amsterdam, Rotterdam, Haarlem, Edam en Wormerveer, een door de heeren Jozef Biankenaar en C. H. Broekkamp ontworpen reglement werd herzien, goedgekeurd en vastge steld. Dit reglement geldt sedert al gemeen als het Reglement voor het Damspel en stellen wij ons voor in een volgende causerie de verschillen de artikelen daarvan meer of minder uitgebreid te behandelen. R. H. D. De dameursus van den heer C. H Broekkamp wordt a. s. Maandag avond te 81/2 uur in het vereenigings- lokaal van de Haarlemsche Damclub (bovenzaal Café Suisse, Smedestraat) voortgezet. Liefhebbers, nog geen lid zijnde van eenige Damclub kunnen daaraan kosteloos deelnemen. sliste wijze van doen, die mij eerst zoo goed bevallen was, stelde zij voor waarden, harder dan bij de overgave van een belegerde stad. Een goed ge tuigschrift, uitbetaling van het volle loon met Inbegrip van de driemaande- lijksche toelage van twee gulden, een gulden per dag voor kost tot 1 Juli en bovendien op mijn kosten zoolang ad- vertentiën in de couranten tot ze iets geschiktst gevonden had. Dat kon ik niet aanemen, ook al niet om den toestand van mijn porte- monnaie. En zoo kookte zij voortaan uit aan geboren talent of met opzet, ik weet het niet, van dtsc tot dag slechter. Evenals degeen, cÖ© tot langdurige ge vangenisstraf veroordeeld is, de minu ten en seconden telt tot den dag dat de gulden vrijheid hem hergeven wordt, zoo telden wij de minuten tot den dag dat Lisbeth ons zou verlaten. Evenals de kleine kinderen voor St Nicolaas juichend zeggend: Hoezee nog zooveel dagen en het is Sinter Klaas, zoo telde ik de dagen dat ik het kooksel van onze keukenfee nog zou moeten slikken. Onder deze vrome wenschen en ge beden verliep de tijd en de maand Maart neigde ten einde toen ik voor zaken op reis moest. Ik kon den dag van mijn terugkomst niet vooruit be palen en daarom scherpte ik mijn vrouw in toch vooral niet te vergeten het meisje op 1 April op te zeggen. Wees maar gerust zei ze, lk heb zelf te veel last met de kokerij om er niet aan te denken blijf maar kalm. Maar toen de len April in het land gekomen was, greep mij desniettegen staande de angst aan, dat mijn vrouw het zou kunnen vergeten en telegra feerde lk mijn vrouw met betaald ant woord. Zeg het meisje op en antwoord mij telegrafisch als het gebeurd is. Een uur later kwam het antwoord. Heb haar zooeven in tegenwoor digheid van den telegrambesteller af gezegd. lk herademde als bevrijd van een zwaren last en het voorgevoel van het hoogste geluk bestelde ik ee& uit stekend diner, dronk daarbij beer- 'ïjk glaasje wijn en was zog vrooltik' als een mensch bij mogelijkheid zijn kan. Acht dagen later was ik weer thuis en na eenige weken plaateten we weer advertenties in de couranten, schreven aan bes teders en besteedeters cn deden al wat we konden om Uiana eens een goede keukenmeid te krij gen. En het geluk was met ons. we vonden een keukenprinses, die bij een familie wegging omdat deze naar eea andere plaats verhuisde en die een prachtig getuigschrift bad.Mijn vrouw ging zelf nog op informatie uit en kwam terug vol van lof. Zoo naderde de eerste Juli de dag van verlossing en bevrijding. Gewoon lijk komen de dienstmeisjes eerst doé avonds aan, maar daar Marie, zoo heette de uitverkorene in de stad geen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1908 | | pagina 26