DANIRDBRIEK.
^dagend aanziende. Hier moet eene
'verassing plaats hebben. En gij ver
geet, dat ook onze vader dood is, mies
Harland.
Dat wist ik niet, toen ik hier
heen kwam en ik moest mij kwijten
van hetgeen mijn vader mij op zijn
sterfbed opdroeg. Thans moet ik gaan
of ik zo a Jen trein missen.
Wij zijn vier mijlen van het sta
tion verwijderd, zeide Wilfred, zijne
zuster aanziende, en gij moogt n»et te
voet gaan. Gij moet ons veroorloven
u per rijtuig weg te brengen en ter
wijl men inspant, kunt gij nog wat
gebruiken.
Grace bleef een hooghartig stilzwij
gen behouden.
Ik dank u, maar ik aal liever
loopen.
Zij boog even voor hen en verwij
derde zich, gevolgd door het tweetal.
Moogt gij ons wel op deze wijze
verlaten vroeg W'lfred, toen zij
buitengekomen \yaren. Het zou ons
zoo verheugen, goede vrienden met
U te zijn.
Ik weet het niet gaf zli ten ant
woord, Ik wensch niet verkeerd te
handelen maar ik kan niet verge
ten, dat ik de dochter van Stephen
Harland ben en ik weet, hoe hij hei
ondraaglijk heeft geleden. Vaarwel
daarom, en zij hep door.
Wat heeft dit te beduiden, Wil
fred vroeg Grace, haar nastarende
weet gij het
Vraag mij daar niet naar, ant
woordde de jonge man, zich over het
voorhoofd strijkende.
Waarom niet Wat is er, dat ik
niet mag weten
Zij was volkomen ter goeder
trouw, toen zij de vergiffenis van
haar vader overbracht.
Maar hoe kon vader dte behoe
ven Hij kan zich toch niets te ver
wijten hebben gehad
Neen, dat is ook zoo, Grace.
Het was eene ellendige geschiedenis,
en men zeide er u noo't iets van, om
dat vader haast niet te bewegen was,
er over te spreken.
Thans moet ik het toch weten,
zeide het jonge meisje.
Misschien hebt gij gelijk, zooals
de zaken nu staan. Het feit is. toen
de twee broeders op het punt ston
den Oxford te verlaten, waar Stephen
zich bijzonder onderscheiden had, er
eene zeer verkeerde daad begaan
werddoor haar vader. Gij kunt u
dus voorstellen, wat er in mij om
ging toen zijne dochter hter, uit zijn
naam, van vergiffenis kwam spre
ken.
O, Wilfred, wat hebt gij toch wel
gezegd
Eenvoudig dat mijn vader dood
Was. Het was onmogelijk den hare
bij haar aan te klagen.
Neen, dat begrijp ik maar wart,
was zijn misdrijf?
Ik geloof het een. of ander be
drog ten opzichte van het landgoed
maar vader wilde daar nooit gaarne
op terugkomen, zoodat ik nooit de
juiste toedracht vernam. Dit alleen is
zeker, dat zijn broeder zich ernstig
vergreep en dientengevolge het ouder
lijk huis moest verlaten. Laat ons er
met meer oan denken, Grace dat ge
schiedde jaren geleden en beiden zijn
dood. Het zij ons genoeg te weten, dat
onze vader zich niets te verwijten
had, en wat haar betreft, zou de
.waarheid eene schaduw over haar
gansche leven werpen.
En zij scheen zoo beschaafd en
lief. 0, Wilfred, wat is dat jammer I
Gij hebt gelijk, Iaat haar voortgeloo-
Ven in hem. Oom Stephen was im
mers de oudste zoon Hoe kwam hij
dan zoo arm
Zijne daad moet al zeer slecht
geweest zijnwant onze grootvader
was zóó verontwaardigd, dat hij zijn
testament veranderde en hem niets
nalietmaar ik weet, dat vader hem
gaarne geholpen zou hebben, als hij
hem slechts had kunnen wedervin
den.
Wilfred, wij moeten haar niet
uit het oog verliezen. Ik zal haar vol-
fen. Zij kan den korten zijweg niet
ennen en als gij het rijtuigje maar
laat inspannen, haal ik haar spoe
dig in.
Dat is een goede inval.! riep hij
uit, al naar het koetshuis rennende.
Hoe gauw het paard ook voor het
rijtuig stond, vond hij Grace reeds
gekleed staan wachten.
Neen, ik zal alleen gaan, zeide
zij tot den stalknecht, die achterop
wilde klimmen.
Zij reed vlug de laan door en een
weg over en zag al spoedig Sybilla
een kwartmijl voor zich uit loopen.
Zoo spoedig mogelijk bevond zij
zich aan haar zijde.
Ik ben op weg naar het station,
zeide zij, wilt gij niet met mij mede
rijden Och, doe dat.
Het jonge meisje aarzelde, pogende
haar hoogmoed te hulp te roepen
maar er was geen schaduw de weg
was warm en vol stof en de vermoeie
nis en aandoening, welke zij na een
ontoereikend ontbijt had doorstaan,
hadden haar sterk aangegrepen.
Geef mij de hand, zeide Grace,
Van geen weigering willende weten.
Ziezoo I
En Sybilla zat naast haar nichtje.
Ziende hoe bleek zij was en niet goed
wetende wat te zeggen, hernam Gra
ce
Het spijt mij, dat gij niet bij ons
bleeft koffie drinken. Woont gij bij
vrienden
Neen, ik woon geheel alleen.
Gij inoet ons toestaan, iets voor
u te doen. Wilfred is zulk een lieve,
goede jongen, en hij zou er trotsch op
zijn, uw vriend te worden maar dat
zult gij later zien. Zoo gij mij bij den
naain wildet noemen, zouden wij ons
meer als nichtjes gevoelen.
Op het oogenblik, dat zij aan het
station kwamen, snelden drie of vier
mannen toe, om het paard vast te
houden. Sybilla stapte uit en Grace
volgde haar.
De trein was in aantocht.
Mag ik u eens schrijven, Sybilla?
klonk het, terwijl zij het perron be
traden. Hoe is uw adres
Camberwell-weg 20.
Grace knikte en glimlachte.
Gij zult van mij hooren, zeide
zij, met een laatste kushand.
Sybilla Harland had haar arbeid
weder hervat, maar hare gedachten
dwaalden daarbij telkens af naar
haren dierbaren overledene en naar
de bloedverwanten, wier ontvangst
zoo hartelijk was geweest en die zij
toch van zich af had gestooten. Een
tijd lang verdroeg de oude dame, bij
Avie zij In betrekking was. hare ver
strooidheid vrij goed, met het oog op
hare droefheid maar toen er weken
verliepen, zonder dat zij eenig belang
in hare laak scheen te stellen, werd
mevrouw Westall er ongeduldig on
der.
Misschien zullen de huwelijks-
en doodsberichten u meer belang in
boezemen dan het hoofdartikel schijnt
te doen, zeide zij op zekeren morgen
kregelig.
Met een gesmoorde zucht sloeg Sy
billa het blad om en begon daar te
lezen, waar zij gewoonlijk ophield. Zij
las tot halverwege voor, toen zij op
eens ademloos stil hield daar stond
immers
,,0p 8 Juni "overleed Stephen,
oudste zoon van wijlen Ambro-
sius Harland, van Harsfielde
Berkshire.
Hoe kwam die annonce daar Dat
moest haar neef gedaan hebben 1
Welnu, kind, welnu zeide me
vrouw Westall.
Het jonge meisje snakte naar
adem en toen, bedenkende, dat de
oude vrouw haar toch slechts als Miss
Moore kende, haastte zij zich met on
vaste stem het bericht voor te lezen.
Lees dat nog eens, Leve.
Zij gehoorzaamde met gebogen
hoofd.
Harland Stephen Harland van
Haresfield Wel. dat moet de ver
miste geweest zijn. Hij is dus gestor
ven I Hij zal daarboven heel wat te
verantwoorden hebben gehad, tenzij
dat hij vergiffenis verwierf van hen,
die hij verongelijkte I
Hij deed niemand eenig kwaad I
riep het jonge meisje uit. Gij kunt
hem niet hebben gekend
O i zeker. Wij wanen uit dezelfde
streek en jaren geleden buren. Hij
brachte groote droefheid over zijne
familie.
Gij moet zijn broeder bedoelen,
zeide Sybilla, ontroerd.
Neen, het was Stephen, de oud
ste zoon. Zijn daad baarde destijds
heel wat opzien en hij moest dienten
gevolge het ouderlijk huis verlaten.
Hij werd daarom ook later caiterfd.
Zooveel weet Ik nog wel, ofschoon ik
nooit precies gehoord heb, wat hij
eigenlijk misdeed. Hert was de eene of
andere oplichterij, zeide menmaar
de familie was blij, de zaak zooveel
mogelijk te verbergen.
Het is niet waar Die daad werd
niet door hem gepleegd I riep Sybilla
overeind springende.
Hoe weet gij dat, Miss Moore
vroeg de oude vrouw gestreng, haar
verbaasd aanstarende.
Stephen Harland was mijn dier
bare vader en ik kan geen uur langer
bij u blijven, nu gij hem zoo ten on
rechte verdenkt.
Uw vader Mijn kind, hoe kon
ik dat ook raden Gij zeidet Moore te
heeteu.
Ik heet Harland. Mijn vader wil
de zijn eigen naam niet voeren, voor
dat hij weer in eere was hersteld. Ik
moest zijne vergiffenis overbrengen
aan.... den waren schuldige maar ik
kwam te laat. Hij ook was reeds ge
storven. Het was tot het afleggen van
dien tocht, dat ik u om een dag vrij ai
vroeg. En thans- moet ik gaan.
Waarom zoudt gij mij verlaten
Gij bevalt mij heel goed. Nu gij toch
uw brood wenscht te verdienen, ge
loof ik niet, dat gij Licht iets beters
zoudt vinden dan deze betrekking.
Gij gelooft, dat mijn vader schul
dig is en ik kan met bij iemand blij
ven, die dat doetal viel er ook een
fortuin bij u te verdienen.
Hierover waren drie of vier weken
verloopen, toen er op een middag op
de deur werd getikt en Grace Har
land en haar broeder binnentraden.
Be'iden droegen eene ernstige uitdruk
king en zagen er geheel anders uit
dan te voren.
Mogen wij binnen komen
Ja zeker, sprak zij, hen half ver
suft aanstarende, zoo verbaasd was
zij over dü bezoek.
Wij moesten u zien, zeide Wil
fred, ter wille van den doode. Er ge
beurde iets, dat dit noodzakelijk
maakte.
Wat stamelde het jonge meisje,
plotseling vervuld van vrees, dat zij
hier dezelfde aanklacht zou hooren
als van mevrouw Westall's lippen.
Mijn broeder heeft u eene mede-
deeling te doen, zeide Grace, eene
raededeeling, die heel smartelijk voor
ons is.
Voor u Ik begrijp u niet.
Wilfred's gelaat werd donkerrood
de aderen aan zijn voorhoofd waren
gezwollen maar hij slaagde er in, op
kalmen toon te antwoorden
Dat zult gii doen, als ik u alles
heb uitgelegd, imt ik zoo kort moge
lijk zal trachten te doen. Eenige da
gen geleden spraken mijne zuster en
ik over uw bezoek aan ons
(„Wanneer heeft hij niet van
Sybilla gesproken dacht Grace met
een droevig glimlachje.
Wij trachten een middel te vin
den u niet geheel uit het oog te ver
liezen, toen ik mij eensklaps eenige
woorden herinnerde, door mijn vader
tijdens zijne laatste ziekte gezegd om
trent een brief. Ik had in die dagen
gemeend, dat hij ijlhoofdig was; maar
nu g'ng ik aan het zoeken en vond
dezen brief eindelijk en ten laatste in
een boek. Hier is hij, ging de jonge
man voort, een enveloppe uit zijnen
borstzak te voorschijn halende Lees
hem en tracht den schrijver te spa
ren, zooveel gij kunt 1
Mijn lieve zoon, las Sybilla,
doosbleek en bevend van angst voor
hetgeen zij vernemen zou.
Neen, ik kan dat niet lezen
Vertel het mij zoo kort mogelijk. Ik
zie, dat het u leed doet voor mij, en
daar ben ik u dankbaar voor. Alleen,
en hier weerklonk een snik, ik wil
ndet gelooven.... Gij moet wel ver
staan, dat niets mijne liefde voor hem
zal dooden, niets, wat dan ook
Laat mij dan beginnen met de
verklaring, dat ik thans weet, hoe die
boodschap van vergiffenis werd toe
gezonden van een onschuldige aan
een schuldige.
Weet gij, dat mijn vader on
schuldig was stamelde Sybilla, op
gebroken toon. Zijt gij mij dat ko
men zeggen
Ja. Mijn arme vader I God belpe
mil I Ik kan alleen hopen, dat wat
hii geleden heeft voor hem moge plei
ten. Want hij heeft geleden en zijne
laatste ziekte was slechts het gevolg
van een jarenlang berouw. Hij zou
er een wereld voor gegeven hebben,
om het verleden ongedaan te maken
maar dat was onmogelijk. Ik weet,
dat hli alles aanwendde om zijn broe
der weer te vfcdeö. Bij geloofde, dal
hij rten laatste gestorven is. Noodt
heeft hij geweiten, dat zijn broe
der gehuwd was en een kind bezat.
Zijne bekentenis durfde hij niet bij
zijn leven afleggen. O 1 Hoe zal ik u
dart sombere verhaal verder vertellen?
Doe het niet. Gij hebt mij genoeg
gezegd om mijn vader in eere te her
stellen, zeide het jonge meisje, in hare
grootmoedigheid diep medelijden ge
voelende met den zoon, wien zulk een
zware taak was opgelegd.
Om het even, wat het mij kosten
moge, het is mijn plicht het begane
onrecht, zooveel als doenlijk is, te
herstellen. Het is de eenige wijze,
waarop Ik het eenigszins goed kan
maken en gij moet de waarheid In
haar geheel kennen. Mijn vader
kwam, te Oxford zijnde, in geldverle
genheid en aangezien mijn grootva
der een onverbiddelijk mensch was,
nam bij zijne toevlucht tot woe
keraars. Slechts een jongere zoon
zijnde, kon hij zelf niet aan geld ko
men. Hij overreedde daarom zijnen
broeder Stephen, borg voor hem te
blijven. Neen, leg mij het stilzwijgen
ndet op, gij moet het ergste nog hoo
ren. Oom Stephen was op dat tijdstip
geheel in zijne studio's verdiept, en,
vertrouwen stellende in zijn broeder,
teekende hij stukken voor een veel
grooter bedrag dan hij zelf wist. Hun
vader vernam van de zaak en geloof
de, dat de oudste broeder den jongste
in moeilijkheden had gebracht. Er
volgde een stormachtig tooneel met
uw vader, waarbij deze beschuldigd
werd zijn broeder in het verderf te
hebben willen storten. Stephen wilde
niets zeggen, om zich zelf vrij te
pleiten en zijn vader bleek onverzoen
lijk. Het ongeluk wilde, dat mijn va
der op dat oogenblik voor drie maan
de! op reis was. Ik wil ten minste ho
pen, dat hij anders zijn broeder zou
hebben verdedigd. Onze grootvader
ontnam zijn oudsten zoon elke toela
ge, veranderde zijn testament en liet
alles aan mijn vader na.
Oom Stephen, die zijn broeder niet
had willen verraden, werd uit het
ouderlijk huis gejaagd. Grootvader
stierf kort daarop en het was toen
reeds te laat het onrecht te herstellen;
want men kon mijn oom niert vinden.
Mijn vader heeft het zich zelf nooit
V6JL6Maar mijn vader deed dat wel,
Gode zij dank i engij moet niet
denken.... Hij had een moeilijk leven,
maar niet zoo hard als men wel mee-
nen zou. Hij aroeidde voor mij... wij
haddien elkander.... en toch ook onze
vreugde.
En gij zult naar huis komen en
in het bezit treden yan wat u recht
matig toeoehoori.
Naar huis Dfit woord bracht een
zachten blos va-i geluk op hare wan
gen en gload in ha-a oogen. Dat zou
waarlijk rijkdom bot rekenen 1
Het is een groot fortuin, zeide
Wilfred.
0 1 nu begint gij "over geld te
spreken. Wij willen liever denken
aan onze belde dooden en het woord
„vergeven" het verleden laten beze
gelen. Al het overige zal in orde ko
men, Wilfred.
Hij hief het hoofd op, zich voor het
eerst weder in zijne volle lengte over
eind richtende, en zag haar aan.
In har» oogen straalde een wonder
baar licht.
Zijne zuster ving dien blik op en
zeide hij zichzelven dat alles in orde
zou komen, en dat nog wel op de
allerbeste manier.
(„Centr.
De nieuwe keukenmeid
We zochten een nieuwe keukeumeid
de oude was weggestuurd wegens
een totaal verbranden haas en ons
plan voorloopig het zonder beheersche-
res der kookpotten te doen, kon niet
ten uitvoer gelegd worden. We plaat
sten derhalve een advertentie; slechts
zij die goede getuigen hadden, behoef
den zich aan te melden, maar ze kwa
men met slechte getuigschriften ver
moedelijk in de hoop, dat ze toch nog
de beste zouden hebben. Maar ook
goede getuigschriften kregen we te
zien en wel zoo goed dat we het niet
wisten hoe we het hadden. Men weet
immers bij ondervinding hoe zulke
getuigen ontstaan. Het meisje is op
gezegd, het uur van scheiden nadert
dan verschijnt de dierbare geest en
smeekt ons om een getuigschrift,
„maar asjeblieft een goed", ten einde
haar de gelegenheid niet te ontnemen
om een anderen dienst te krijgen, ze
was immers gewillig en werkte graag,
wanneer zij toch onze ontevredenheid
opgewekt had dan lag het daaraan,
dat het vleesch dikwijls zwakker is
dan de wil.
We zijn allen menschen en het hart
van den mensch wordt door een vrou
welijke traan maar al te vaak ge
roerd men denkt na vermoord
heeft ze ons niet ook niet vergiftigd
met haar kokerij bestolen, ten min
ste bij ons weten, ook niet, gebroken
heeft ze niet meer dan anderen.
Men laat dus genade yoor recht gel
den en schrijft in een zwak oogenblik
meer dan goeds op dan ze haar ge-
heele Leven doen kan.
Ik ben dus een beetje wantrouwend
op het stuk van goede getuigschriften
en dus scheepte ik alle sollicitanten af
met de boodschap dat ze maar eene te
rug moesten komen. Toen wij reeds
alle hoop opgegeven hadden presen
teerde zich nog een net meisje met een
helderwitte muts, die in haar blauw
gestreepten katoenen japon en haar
nette schoenen een gunstigen indruk
maakte..
We lazen de getuigschriften, wei
nig lof, maar ook weinig blaam.
Kun je koken? vroeg mijn vrouw.
Een beetje, was het antwoord»
Wat noem je een beetje?
Een zoogenaamde burgerpot.
Dat klonk al wat beter, fasanten
met kastanjes, gebakken zeetong en
truffels en dergelijke delicatessen eet
men niet eiken dag, wanneer men niet
het voorrecht heeft tot den allereer-
6ten te behooren. Bovendien maakte
LlèbetH *oo Eestte' 3e Behooöi
een zeer goeden Indruk, kalm, rustig,
niet veel praatjes en pocherij als bij
hare mededingsters.
Aldus werd Llsbeth bij erna als keu
kenmeid aangenomen, nadat al het
verdere met haar afgesproken was,
negentig gulden loon, klimmend per
Ylereljaar met twee gulden tot het
hoogste loon van f 120 bereikt was, op
zeggen met de drie maanden en om de
veertien dagen een uitgaansdag. De
schoone was het daarmee eens en
zwoer zich alle moeite te zullen geven
om mettertijd ook de fijnste keuken te
leeren.
Ruim een uur later deed zij haar In
trede bij ons met een linnenkast, twee
hoedendoozen en een zijden paraplu!
en reeds den volgenden middag ver
rast te zij ons met een totaal bedorven
klppenfricassee.
Mijn vrouw was woedend, mij was
het onverschillig, eerlijk gezegd, was
ik blij, dat ik van dat gerecht, dat lk
niet lust, niets behoefde te eten en
door mijn bedaardheid kreeg ook mijn
vrouw haar kalmte terug. Welbe
schouwd kon het meisje er toch ook
niets aan doen, ze moest eerst aan het
fcrnuls wennen, het eene brandt hard,
het andere zacht, soms ook heele^
maal niet. Den volgenden keer zou 't
wel beter gaan»
Maar helaas, den volgenden middag
ging het nog slechter.
Mijn vrouw had, teneinde mij scha
deloos te stellen voor mijn honger-
kuur van den vorigen dag een mijner
lievelingsgerechten willen opdisschen,
namelijk beafsteak met champignons.
Dezen keer was lk woedend en zeer
duidelijk gaf ik dat onze keukenprin
ses te verstaan. Maar mijn woede
maakte niet den minsten Indruk op
haar, ze liet me, zonder een spier van
haar gelaat te vertrekken kalm uit
spreken en zeide toen beleefd, maar
beslist:
„Meneer doet me onrecht, ik heb al
leen gezegd dat ik een eenvoudigeD
burgerpot kon koken maar eenvoudi
ge burgers eten geen champignons."
Daar had zij weer gelijk in en be
schaamd over de onrechtvaardig uit
gebrachte verwij teu ging ik naai- onze
kamers terug en stilde mijn honger
aiet studentenhaver.
Da tijd verstreek en zelfs de bitterste
nijd moest erkennen dat Lisbetk zich
alle moeite gaf de kookkunst te leeren.
Ze las en bestudeerde alle kook- en
receptenboeken, die er maar te krij
gen waren en 's avonds, alvorens naar
bed te gaan trok ze een blad van den
scheurkalender af en las met een ijver
.«en betere zaak waardig, alle menus
en recepten die op den achterkant
stonden
Maar koken Leerde ze niet na
vier weken hadden we alle hoop op
gegeven het haar ooit te leeren en
toen ik In de noodzakelijkheid kwam
een partij te geven, had ik reeds het
plan opgevat hoven de deur van de
eetkamer de spreuk te laten aanbren
gen-
Laat alle hoop varen, gij, die
hier binnentreedt, toen een kookster
ons voor dezen keer redde.
Op dagen dat mijn vrouw het met
haren tijd en met hare maatschappe
lijke verplichtingen overeen kon bren
gen, kookte zij zelf en slechts dan,
wanneer ze door niet uit den weg te
ruimen bezwaren verhinderd was,
kookte Llsbeth de pap want iets an
ders kwam ex dan niet voor den dag
als zij in de keuken alleen den scep
ter zwaaide.
Natuurlijk hadden wij al lang het
plan haar op te zeggen en haar te ra
den een nieuw rijk te veroveren. Maar
we konden haar toch maar niet zoo
op eens wegzenden we moesten
toch een reden hebben. Ze was vlijtig,
gewillig, trouw en eerlijk en deed wat
ze gezegd had te kunnen doen. Zoo
slopen we als een roofdier om zijn buit
om haar heen om maar iets te vin
den, waardoor we het oogenblik be
spoedigen konden dat we haar den
buns konden geven. En dat oogenblik
kwam toen ze ons een schotel ver
brande gebakken aardappelen op ta
fel zette.
Ik ging naar de keuken.
Behooren gebakken aardappelen
tot een burgerpot? Ja of neen?
Ja. f
Zoo, dan zeg Ik je bij dezen den
dienst op.
Ze antwoordde heelemaal niets,
maar ging het een of ander uitvoeren
aan den zelfden haard, waaraan zij
iveds zooveel onheil gesticht had.
Je hebt me toch verstaan, Lis-
beth? vroeg'ik voorzichtigheidshalve.
Zeker, mijnheer, antwoordde zij,
maar...
Maar? vroeg ik..
Mijnheer kan me vandaag niet
opzeggen het is vandaag de 17de
Februari; op den eersten Januari ben
ik met drie maandeJijksche opzegging
in dienst getreden, dus behoef ik vol
gens de Duitsche wet eerst op 1 April
een opzegging aan te nemen tegen 1
Augustus.
Zoolang wil Je dus nog voor ons
koken? riep lk verschrikt uit, maar
kind dat kun je niet meenen.
Welzeker, mijnheer, luidde het
antwoord, ik ben mij van geen schuld
bewust als u niet over mij tevreden
ls, ligt het niet aan mij, waarom
heb u mij aangenomen?
Hoe dikwijls yraagt men zich in zijn
kven als men een domheid begaan
heeft nie taf: Waarom, ja, waar
om? En alle zeven wijzen bij elkaar
zouden er geen antwoord op kunnen
geven»
Waarom had lk haar In dienst ge
nomen? Ik trachtte met haar te parle-
monteeren, maar op haar kalme, be-
HÏARLEMSCHE DAMCLUB,
Probleem No, 18 van N. N.
Zwart
Wit
Zwart schijven op5, 11, 12, 13, 14,15, 17, 21. 22, 26, 27, 82 en 87,
Wit schijven op23, 24, 25, 80, 33,35, 36, 40, 46, 47 en 48,
Zwart
Probleem met naspel van B.
1 B 8 4 B
Wit
Zwart schijven op 2, 4 6, 8, 10, 25, 30 en dam op 15
Wit schijven op13, lü, 18, 26, 27, 28, 34, 39, 40 en 44.
Oplossingen worden ingewacht
uiterlijk Woensdag 9 December a. s.
aan het adres van den heer J. Meyer,
Kruisstraat 34, telephoon 1543.
Oplossing van probleem No. 11. Van
den auteur
Wit40 - 35, 35 - 30, 17 - 11, 49 - 44,
44 241
Oplossing van Probleem met naspel
Wit 44 - 39, 39 30, 12 - 8, 15
Goede oplossingen zonden de hoe
ren P. Geldorp ,J. Jacobson Azn., W»
J. A. Matla, F. M. v. d. Werff, J. F
Spanjaard, F. Th. Timmer, P. J.
Oostwouder, Patrizio OttoLini, C. Se-
rodini, R. Bouw.
Van Probleem No. 10 nog een goede
oplossing van den heer Patrizio Otto-
lini.
van D.
10 23 3, 3 - 26, 26 - 48.
24,
l 12. 5 19A, 24 -
1 - 34, 34 - 40,
Wit:
23 - 18, 28 10, 10 4, 4 - 18, 18 - 22 1
40 - 45,
A Zwart: 5 14, 12 23. 24
Goede oplossingen ontvangen van
Matla, C. SerodinL
VERVOLG VAN DE CAUSERIE
OVER HET DAMSPEL.
De geschiedenis leert ons, dat het
damspel reeds ongeveer 2000 jaren
vóór onze jaartelling in het land der
Phorao's werd beoefend. Zoo bevin
den zich lm het Louvre te Parijs twee
damborden van oud-Egyptischen oor
sprong. Doch ook in Griekenland en
Rome werd het reeds in de oudste tij
den gespeeld; zelfs in de Grieksche
Mythologie wordt er melding van ge
maakt. Zoo noemt een oude Grieksche
Sage de God Hermes als vader van
het damspel, terwijl zij ons verhaalt
hoe deze Godheid met Selene (de
maan) een partij dam speelde, waar
bij de inzet wasvijf dagen. Hermes
won de partij en voegde zijn winst bij
het jaar, hetwelk eerst 36Ü dagen tei
de en zoodoende gebracht werd op
365.
Van al de oude vormen van het
damspel zijn nog twee hoofdsoorten
overgebleven, n.l. het oude Ooster-
sche spel, dat gespeeld wordt met 24
steenen op een bord met 64 ruiten, en
het zoogenaamd Poolsch damspel
(uitgevonden door een te Parijs woon
achtigen Pool) hetwelk met 40 steenen
op een in 100 ruiten verdeeld bord
wordt gespeeld, terwijl men daarbij
de dam, die vroeger slechts een ruit
verzet mocht worden, meerdere rui
ten te gelijk mag verplaatsen.
14, 29 - 33,
de heenen J. Jacobson Azn., W. J. A.
In enkele streken van Friesland en
Groningen wordt nog een damspel be
oefend, hetwelk den naam draagt van
Spaanseh-Poolseh damspel en een ver
bastering is van beide genoemde
soorten.
Toen het damspel in ons land meer
en meer bekend werd, doch op ver
schillende manieren gespeeld, gevoel
de men behoefte er een vasten grond
slag aan te geven.
Verschillende auteurs trachtten een
reglement saam te stellen, totdat in
Mei 1904 door de Damvereenigingen te
Amsterdam, Rotterdam, Haarlem,
Edam en Wormerveer, een door de
heeren Jozef Biankenaar en C. H.
Broekkamp ontworpen reglement
werd herzien, goedgekeurd en vastge
steld. Dit reglement geldt sedert al
gemeen als het Reglement voor het
Damspel en stellen wij ons voor in
een volgende causerie de verschillen
de artikelen daarvan meer of minder
uitgebreid te behandelen.
R. H. D.
De dameursus van den heer C.
H Broekkamp wordt a. s. Maandag
avond te 81/2 uur in het vereenigings-
lokaal van de Haarlemsche Damclub
(bovenzaal Café Suisse, Smedestraat)
voortgezet. Liefhebbers, nog geen lid
zijnde van eenige Damclub kunnen
daaraan kosteloos deelnemen.
sliste wijze van doen, die mij eerst
zoo goed bevallen was, stelde zij voor
waarden, harder dan bij de overgave
van een belegerde stad. Een goed ge
tuigschrift, uitbetaling van het volle
loon met Inbegrip van de driemaande-
lijksche toelage van twee gulden, een
gulden per dag voor kost tot 1 Juli en
bovendien op mijn kosten zoolang ad-
vertentiën in de couranten tot ze iets
geschiktst gevonden had.
Dat kon ik niet aanemen, ook al
niet om den toestand van mijn porte-
monnaie.
En zoo kookte zij voortaan uit aan
geboren talent of met opzet, ik weet
het niet, van dtsc tot dag slechter.
Evenals degeen, cÖ© tot langdurige ge
vangenisstraf veroordeeld is, de minu
ten en seconden telt tot den dag dat
de gulden vrijheid hem hergeven
wordt, zoo telden wij de minuten tot
den dag dat Lisbeth ons zou verlaten.
Evenals de kleine kinderen voor St
Nicolaas juichend zeggend: Hoezee
nog zooveel dagen en het is Sinter
Klaas, zoo telde ik de dagen dat ik
het kooksel van onze keukenfee nog
zou moeten slikken.
Onder deze vrome wenschen en ge
beden verliep de tijd en de maand
Maart neigde ten einde toen ik voor
zaken op reis moest. Ik kon den dag
van mijn terugkomst niet vooruit be
palen en daarom scherpte ik mijn
vrouw in toch vooral niet te vergeten
het meisje op 1 April op te zeggen.
Wees maar gerust zei ze, lk heb zelf
te veel last met de kokerij om er niet
aan te denken blijf maar kalm.
Maar toen de len April in het land
gekomen was, greep mij desniettegen
staande de angst aan, dat mijn vrouw
het zou kunnen vergeten en telegra
feerde lk mijn vrouw met betaald ant
woord. Zeg het meisje op en antwoord
mij telegrafisch als het gebeurd is.
Een uur later kwam het antwoord.
Heb haar zooeven in tegenwoor
digheid van den telegrambesteller af
gezegd.
lk herademde als bevrijd van een
zwaren last en het voorgevoel van
het hoogste geluk bestelde ik ee& uit
stekend diner, dronk daarbij beer-
'ïjk glaasje wijn en was zog vrooltik'
als een mensch bij mogelijkheid zijn
kan.
Acht dagen later was ik weer thuis
en na eenige weken plaateten we
weer advertenties in de couranten,
schreven aan bes teders en besteedeters
cn deden al wat we konden om Uiana
eens een goede keukenmeid te krij
gen. En het geluk was met ons. we
vonden een keukenprinses, die bij een
familie wegging omdat deze naar eea
andere plaats verhuisde en die een
prachtig getuigschrift bad.Mijn vrouw
ging zelf nog op informatie uit en
kwam terug vol van lof.
Zoo naderde de eerste Juli de dag
van verlossing en bevrijding. Gewoon
lijk komen de dienstmeisjes eerst doé
avonds aan, maar daar Marie, zoo
heette de uitverkorene in de stad geen