BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN CF 10 CENT PER WEEK. Rubriek voor Vrouwea Het Rijke Natumlevea Het genootschap der „Duizend Visioenen". a gfl» Jawgeag ZATEBDAG 23 JANUARI 1909 No. 7846. -n HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMIN^TRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUM ADVERTENTIËN DOELTREFFENDL ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT, Da waarde van het geld. Crediet in de buishouding. Het bezit van geld ts noodzakelijk Voor ieder rnensch, om daardoor in zijn levensbehoeften te voorzien. Met den vooruitgang van de beschaving zijn deze behoeften grooter geworden, en daar er nu voor de bevrediging der behoeften meer gold noodig is, is ook het streven, om geld to verkrij gen, naar die mate trrooter geworden. Sommige lieden beschouwen de macht van het geld als iets vernede rends, waarvan zij hun kinderen ver houden, om hun hunne idealen zoo lang mogelijk te laten behouden. Doch hoe* hulpeloos staan zulke we zentjes in de wereld, als zij plotseling met den strijd om het bestaan kennis maken Anderen daarentegen wekken bij jongelieden de zucht naar rijkdom op, door immer over geld te spreken. Dit zijn de beide uitersten, welke men vermijden moet. Kinderen behaoren Vroegtijdig de waarde van het geld te loeren kennen ten opzichte van liet gebruik dat zij er van moeten maken. Ouders moeten zich niet bezorgd ma ken over het feit, dat ze hun kinderen geen groot vermogen kunnen nalaten, doch hen liever leeren een goed ge bruik er van te maken. Hen leeren, het geld voor goede en nuttige doel einden aan te wenden, doch het ntiet te gebruiken om aan oixnoodige en schadelijke behoeften te voldoen en dus.... leeren sparen 1 Hen leeren dat niet het hebben doch het ontzeggen en opoffe ren gelukkig maakt. Hen leeren, eigen verdiend geld met een zekeren trots te ontvangen om daarmede in hunne behoeften te kunnen voorzien, doch het hen ook leeren ontvangen, om weer te kunnen geven. Genteten zonder werken verslapt, en jonge lie den. die niet weten wat zij met hun geld zullen aanvangen, zijn spoedig zonder initiatief, zonder fantasie, zon der idealen, kortom arme, ongelukk'- ge menschen. „Wat ge van uw ouders erft, tracht je dat waardig te maken", en bedenk dat „wien veel gegeven is, van hem zal veel verlangd worden" dit zijn waarheden, die den nadenkenden mensch veel stof tot philosofeeren ge- von. Men zal het geld niet liefhebben, noch verachten, doch het waardeeren als een middel om door te bestaan en waardoor men zijn eigen leven eh dat van anderen mooier kan maken. Tot het verkrijgen van geld moeten wij ons blijmoedig inspannen en wan neer we het met moeite verdiend heb ben. er in den goeden zin trotsch op zijn. Nauw met het geld staat het „cre diet geven" en „crediet hebben" in verhand. Over het eerste zal ik niet uitweiden, omdat het bij mijn onder werp niet te pas komt, maar over het laatste wensch ik een hartig woordje mee te spreken. Het crediet geeft aanleiding, dat menmeer koopt dan strikt noodzake lijk is men ziet er niet op, dat de slager een half pond vleesch meer brengt dan hem besteld werd, men merkt niet op, dat boter en eieren opgeslagen zijn, de fruitvrouw heeft heden zulke mooie druiven en mor gen zijn de perziken zóó goedkoop. Men laat zich een nieuwen hoed of mantel maken, koopt onderweg zes rnooie theekopïes of een lief tafel kleedje want over tien dagen ls de maand om en ontvangt men toch weer nieuw geld om te kunnen beta len. Zulke lichtvaardige, koopzieke vrouwen doen grootere bestellingen, dan zij voornemens waren, en in- plaats dat zij stof voor één blouse nemen, gaan zij naar huis met twee stuksdoch bekommeren er zich weinig over, daar het voorloopig toch niet betaald behoeft te worden. Door deze wijze van doen wordt echter menig man geruïneerd. Bovendien moet mem nog in het oog houden, dat' veel kleine winkeliers, door het crediet geven, geregeld In moeilijkheden verkec ren, wanneer velen hunner klanten met de betaling tra.iheeren, kunnen zij hun wissels niet op den bepaalden tijd voldoen en wil menige fabrikant hun niel meer leveren. Erger nog brengt het crediet den handwerksman in ongelegenheid en zorgen. hen klein schoenmakersbaasje, die op Maandagmorgen zijn huur moet betalen en op Zaterdagavond zijn knecht en loopjongen, werkt tot laat in den nacht om nog eenige paren laarzen te repareeren, en zoodoende aan zijne verplichtingen te kunnen voldoen doch, helaas, als zijn werk wordt afgeleverd, krijgt de jongen de quitantie onbetaald teiug, met de boodschap, om den eersten van de volgende maand om geld te komen I Betaalde daarentegen elke klant contant, de handwerksman zou in de gelegenheid zijn, zijn materialen con tant te betalen en daardoor eene voor hem aanzienlijke korting te bedingen. Daarom verdient het aanbeveling, slechts datgene te koopen dat men direct betalen kan, en zich bovenal elk genotmiddel te ontzeggein, als men er geen geld voor heeft. Liever één pónd vleesch dat betaald ts, dan twee pond op rekening. Beter een ouderwetschen hoed dragen, dan ©en modernen, waarover de modiste in angst verkeert over het haar toe komend loonwant onwillekeurig denkt men aan het spreekwoord: „Het hinkend© paard komt achteraan. MARIE VAN AMSTEL. RINGELRUPSEN. 't Verrukt den mensch, als hij In bloemhof en In weiden, Het heir der vlindertjes ziet vliegen door elkaèr. Als wij deze dichtregels lezen ver langen wij nog sterker naar het ont waken der natuur; naar het helder opklinkend© gezang der vogels en het zorgeloos gedartel der etherische zon nekinderen, de bontgekleurde, fijn-ge vormde dagvlinders. Bezien, wij dit alles met het oog van den dichter, dan kunnen wij niet begrijpen hoe practiscbe men schen er toe kunnen komen, vlinders te doodem en schadelijke vogels te vernietigen en toch, onze eigen be langen eischen het. Wij mogen de ge voeligheid niet te ver drijven, wij zijn dikwijls verplicht ons verstand te la ten overheerschen en mee te strijden den verdelgingskrijg gevoerd, vooral tegen da schadelijke insecten. Daartoe is het dn de eert© plaats noodig, dat wij deze vijanden ken nen, dat wij weten, welke verwoestin gen zij kunnen aanrichten. Zijn wij hiermee bekend, dan zoeken wij naar middelen ter bestrijding, dan eerst kunnen wij met vrucht werkzaam zijn. De vlinderwereld is, zooals velen uwer weten, in twee hoofdgroepen verdeeld, nl. dag- en nachtvlinders. De eerste zijn mooier van bouw en in d ©meeste gevallen levendiger van kleur, dan de laatste, die beter .bekend zijn cmder dan naam van Uilen. Tot deze laatste groep behoort ook de vlinder van de zoo gehate ringel - rups. Nog deze week lazen wij in ,,ïL D.", dat men in Amsterdam weer druk bezig is met het nazien der hoo rnen om de eitjes van genoemde rups te vernietigen... Met opzet gebruik ik hier de algemeen© uitdrukking: „eie ren van die of die rups". Wij allen weten echter, dat rupsen geen eieren leggen, dat zij slechts tusschenvor- men zijn tusschen ed en vlinder en zich dus ndet behoeven voort te plan ten. Toch zijn er nog genoeg men schen, die hieromtrent in het onze kere verkeeren en voor hen wees ik er even op. De ringelrups komt in verbazend groote hoeveelheden voor, in bijna al le streken van ons land. Haar signalement is als volgt; Lengte van het volwassen dier on geveer zes duim. Aantal pooten zes tien, waaronder tien valsche pooten, die eigenlijk uitstulpingen van de huid zijn. De kop ls voorzien van scherpe kaken, die meer kracht heb ben, dan voor onze vrucht- en sier- boornen wel gewenscht ia Het lichaam heeft sterk sprekende kleuren. De ondergrond is blauwach tig, daarover loopen roodbruine stre pen met zwarte randen; ln het mid den is de rug met een smalle witte streep getooid, terwijl de blauwe kop aan weerszijden een zwarte vlek heeft die vaak ten onreelite voor oogen worden gehouden. Het geheele lichaam is matig bezet met geelbruine haren, terwijl liet ach terlijf nog voorzien is van een klein pluimpje. De ringelrups behoort tot de z.g.n. spinners. Zij bezit het vermogen een vloeistof te bereiden, die te voor schijn komt uit een openingetje in de onderlip en die, wanneer zij bloot gesteld wordt aan de lucht, verhardt Van dat vermogen maken zij al vroeg gebruik. Nauwelijks hebben zij de eitjes verlaten, of zij vervaardigen zich lange draden, waaraan zij soms de wonderlijkst© toeren verrichten. D© kracht dier draden schijnt hun bekend te zijn. Zonder vrees laten zij zich zakken aan zoo'n dun koord en komen zoo vaak terecht op een malsch blad of een teere bloem. Heel dikwijls ook blijven d© rup sen den eersten tijd van hun leven gezellig bijeen. Een dicht weefsel van ragfijn© draden omgeeft hen en dient wellicht ter beschutting tegen de nachtelijke koude of de al te groote nieuwsgierigheid der insecten etende vogels. Als zij zoo'n gezellig kolonieleven leiden zijn zij al heel vraatzuchtig. De bladeren die de twijfelachtige eer genieten zoo'n troepje veelvraten in hun nabiihedd te hebben, xijn in een oogwenk door de bende verslonden. Zijn zij eenige dagen oud, dan gaat iedere raps op eigen gelegenheid haar fortuin zoeken, omgeeft zich mi en dan met wat spinscldraad en groeit snel. Nu is het vernietigen bij na onmogelijk geworden. In Mei, als do kleine diertjes nog de nesten bewonen, kunnen wij heel ge makkelijk de aangetaste takken of de kolonie alleen, vernietigen, door doze uit te knippen of ai te branden. Later gaat dit naet meer. De rupsen, die aan de vernietiging zijn ontkomen, groeien snel, vervellen enkele malen en kunnen niet velen, dat er een ge zond blad in haar nabijheid is en, daar zij ^teeds in groote hoeveelhe den voorkomen, vreten zij in korten tijd een boom gelief kaal. lh het laatst van Juni of begin Juli zijn zij volwassen/ Steeds minder wordt haar eetlust, steeds trager worden de be wegingen.' Zij zoeken nu een geschikt plaatsje op en beginnen dan oen' warm bedje te vervaardigen, waarin zij geruimen tijd gaan rusten. Hier voor gebruiken "zij een groote hoe veelheid spinsel. De vervaardiging van dit bedje, dat den ovaalvorm zeer nabij komt, is zeer merkwaardig. Vroeger heb ik mij meermalen af gevraagd, hoe het toch mogelijk is, dat die rupsen zoo'n mooien cocon vervaardigen en ten slotte rustig in het midden er van zitten zonder dat er een opening ls te vinden. Later gelukte het mij meermalen de verpop ping te zien. Eerst maakt de rups op drie of vier punten wat draden vast. Tusschen deze in zal de cocon wor den vastgezet. Meestal worden enkele bladeren als aanhechtingsplaatsen gebezigd. Zijn deze niet meer aanwe zig, dan doen dunne twijgen dezen- dienst. "Nu begint het dier 'deze eerste draden te verbinden met' andere, er voor zorgende, dat er een ruimte in het midden overblijft. Is dit eerste werk gereed, dan zit de rups dus in e^n net van draden, waaruit zij zich niet meer kan verwijderen. Een halven dag of nog langer loopt zij nu in deze ruimte rond steeds de wanden bekleed end met draden steeds steviger makend haar eigen gevange nis. Het binnenbekleedsel wordt nog vaster geweven. De rups mengt tus schen de spinseldraden haar eigen haar, dat gemakkelijk uit de huid los laat. Deze scheurt eindelijk open eh een zacht lichaam Ln den vorm van een pop komt te voorschijn. De huid waarmede deze is bekleed wordt har der en steviger en vertoont slechte aan de zijden de zoo noodzakelijke ad e mhaliaigsopen i n gen In die pop wordt een grootsch, ge heimzinnig werk verricht. De geel achtige substantie neemt allengs vas ter vorm aan en ls na eenige weken veranderd ln een diklijvlgen vlinder. Deze verbreekt de pophuid. vernietigt de spinseldraden, waarschijnlijk door een vloeistof, waarin de draden op lossen, en kruipt nu naar buiten. De kleur is zeer onaanzienlijk. De mannetjes zijn geelachtig met twee bruine aderen op de voorvleu gels, de veel grootere wijfjes zijn don kerder getint, hebben bruine vlekken of liever breed© banden op de voor vleugels en een bruinen ader op de achtervleugels. Zij vliegen meestal des nachts. De wijfjes leggen na pa/- ring twee a driehonderd kleine eitjes om de takken van eiken, populieren berken, appel- en peretnboomen. Deze worden met een kleverige vloeistof bevestigd en in den vorm van een ring van een duim breedte om de takjes gelegd. Het zijn deze eitjes, die overwinteren en die nu zoo ijve rig worden gezocht. Zij zijn grijsach tig zwart en vertoornen in het midden een kleine Lndeuking. Het is nu nog tijd uw vruchtboo- men na te zien, later, als de bladeren zijn gekomen, gaat dit lastiger. Zoek ze vlijtig, vernietig ze spoe dig, dóe verraderlijke eiringen en hang daarbij nest kastjes in uw hoo rnen, om de vogeltjes te lokken, die beter dan wij er op ingericht zijn, de schadelijke insecten te verdelgen. H. PEUSENS. VRAGENBUS. Den Heer Kw. te H. De Latijn- sche naam van den Japanschen nach tegaal is; Leiothrix lutea. Den Heer O. te H. Door het te laat ontvangen van uw vraag en de uitgebreidheid van het antwoord, kan ik u eerst in het volgend num mer van „de Zaterdagavond" ant woorden. H. PEUSENS. In verschillende tijdperken van mijn leven was ik het Jliineesche gouver nement van dienst reweest in zaken van kleiner of grooter aanbelang, en blijkbaar zeer tot tevredenheid mijner lastgevers, daar ik maar zelden zon der de eene of andere opdracht was. Ofschoon geboren te Londen, was ik reeds als kind naar het ilemelsche Rijk vertrokken, zoodat ik de taal kende als een inboorling, neen, als een geleerde. Met ijver legde ik me toe op dé stu die der oude wijsbegeerte en andere takken van wetenschappen, waar door ik tamelijk wel in aanzien stond bij liet beschaafde gedeelte der samen leving. Op zekeren dag kwam een hooggeplaatste beambte der regeering op mijn bureel, on vertelde, dat Zijne Keizerlijke Majesteit, de Zoon des hemels, werk voor mij had te doen. Ik luisterde nederig en onderwor pen, toe, zooals het een gewoon ster veling betaamt, als hij een boodschap ontvangt uit hoogere gewesten. De beambte nam mijne betuigingen van onderwerping aan niet een ern stig gezichtmaar hij wist precies, wat ze waard waren. Wij hebben kennis gekregen, zoo sprak hij, omtrent een geheime veree- rngn'ng, onder den naam van „de Duizend Visioenen". Nanking is het middelpunt er van, dat weten we. Dc leden hebben tot nog toe alle naspo- ringen der overheden weten te ontwij ken. Wij hebben derhalve geen enkel gegeven, waarnaar on9 te richten, hoewel de gouverneur, een in alle opzichten vertrouwbaar bestuurder, allés aanwendt om deze pest uit te roedeii. Hij beweert wel, dat zijne vijanden den toestand zwarter af schilderen, dan diie ls doch berichten uit andere bronnen hebben de regee ring. doen besluiten tot ernstige maat regelen over te gaan. - Juist zoo. - Düs zult ge naar Nanking ver trekken en daar onmiddellijk een be zoek brengen aan den gouverneur Chung-Ki, hem dezen brief overhan digen en met hem bespreken, op wel ke wijze ge in deze zaak te werk zult gaan De belooning zal aanzienlijk zijn. Ik boog. Ge hebt geene tegenwerpingen te maken Neen. Zijne Majesteit, de Zoon des he mels, hernam hij net zachte stem en buigende bij het uitspreken van dien naam, vergeet niet de diensten, welke ge hem reeds bewezen hebt. Zijne majeste't is te goed, ant woordde ik. Een brein, steeds vol met zaken van het hoogste gewicht, moet zich niet afgeven met kleinigheden. De vader des volks mag niets ver geten. Inderdaad. Het onderhoud, dat meer op eene comedle geleek dan op iets anders, eindigde hiermede en ik bleef alleen om te denken. De provincie Kteng-Tsu krioelde gelijk tk wtet, van geheime genoot schappen, waarvan de moesten het toelegden op de omverwerping der Manchu-dynastie. Dat de vereendging der „Duizend Visioenen" een der ge vaarlijkste was, kon ik opmaken uit de zending, welke mij w as opgedra gen. Dat mijn leven aan een draad hing, wanneer ik er mij mee bemoei de,leed derhalve geen twijfel bij mij, die den Chinees kende met de fluweel-zachte tong en zijn hart van een slang. Ik verliet Peking in het gewaad van een Ch'nees en stripte te Nanking aan den wal als een Eugelsch-naii. Zulks deed ik om aan de vijanden, zoo mogelijk, mjjn spoor te verbergen. Ik begaf me dadelijk naar het paleis van den gou verneur, Chung-Ki, waar ik na eeni ge moeilijkheden met tien bediende, die mijne Europeesche Weeding wan trouwde, 'n een vertrek werd gelaten en weldra door Zijne Excellentie zelf werd begroet Hij was een man van middelbare grootte, tengei- en donker van uit zicht, met een paar scherp doordrin gende oogen. Hij keek er mij mee aan, of hij tot in mijn binnenste wilde le zen en ik wist, dat goon enkele bijzon derheid van mijn gelaat, kleeding of manieren hem ontsnapte. Nadat ik mijn geloofsbrieven had overhandigd, ging hij zitten en wees mij tegelijkertijd een stoel aan. Verschooning, ze' bij, maar ik had niet gedacht u gekleed te zien als Europeaan. Ik kleed me gewoonlijk op de manier, welke anderen liet minst ver wachten. Het kwam me voor, dat een glim lachje even de rimpels rondom de donkere cozen vertrok - doch ik was er niet zeker van, daar de strakke mond onbeweeglijk bleef. Nogmaals varschooni'ng, zei hii. Gij spreekt het Chmeesch vloeiend, maar toch met een vreemd accent. Ik verzeker u. Excellentie, dat nog niemand ooit getwijfeld heeft aan mijn accent Vreemd, mompelde hij. En het vuur ln »ijn zwarte oogen ylamde recht in de mijne. Er was echter niets vreemds tn, daar ik expres ©en weinig onzuiver had gesproken. Misschien ls het verstand van Uwe Excellentie grooter dan dat van andere menschen. Het was of hij er zich mee vermaak te mot de gedachte, dat het gouver nement iemand gezonden had, die liet Chineesch sprak met een vreemden tongval. Hij deed echter verder niets bemerken, doch kwam weer terug op onze zakeai. Deze brief beveelt me, ter uwer beschikking te stellen, alles, wat mij bekend Is, omtrent het genootschap der „Duizend Visioenen". Ik ban de nederige slaaf van Zijne Keizerlijke Majesteit, mijn meester. Hij boog diep het hoofd, maar te gelijk klonk er in zijn stem een bit tere toon van spot, die mij deed op schrikken. Volgens de berichten is hetgeen ge weet van weinig aanbelang, zei ik. Inderdaad, Uwe Excellentie moet het mij niet euvel duiden,, als ik zeg, niet te begrijpen, hoe het mogelijk is, dat gij onbekend zijt, met iets, hetwelk zoo dicht in uwe nabijheid omgaat. Wel, antwoordde hij, het kleinste succes is beter dan een berg van po gingen. Ik twijfel niet, of ik zal me kunnen rechtvaardigen bij het gou vernementtenzij Z. M. verlangt, dat Ik persoonlijk den spion zou spe len. Dat was ©en steek op mij, doch ik hield me, alsof ik het niet bemerkte. - We worden beiden gevoed door dezelfde hand, zei ik. Ja. Zonderling, niet waar? Vreezende, op gevaarlijk terrein te zuilen komen, gaf ik een andere wen ding aan het gesprek. Wil Uwe Excellentie zoo goed zijn, me mede te deelen, hetgeen hij weet omtrent dat geheime genoot schap Is me zulks niet bevolen vToeg hij, niet een optrekken der lippen, hetwelk veel geleek op een grijns. Maar ik vrees dat, gelijk ge reeds gezegd hebt, mijne informatie niet veel heteekenL - Is hot genootschap van politie- ken aard - Ongetwijfeld. - Een vrucht van het tegenwoor dige verdorven regeerlngssysteem Ik geloof, dat ze tets dergelijks verkondigen. Te Peking zegt men, dat het zeer machtig is. Te Peking weet men misschien meer dan wij, die in de nabijheid zijn. Gij houdt het dus met voor ge vaarlijk - Ik houd het voor geheel onbetee- kenend. Eenige koelies-, die enkele vermeende grieven denken te wre ken. - En toch hebt ge de hand nog niet op hen kunnen leggen - Hoe kan men optreden tegen een paar menschen, die In een wijnhuis wat luidruchtig hunne gedachten uiten - Maar deze vereeniging heeft ten doel, de regeerenie dynastie te ont tronen. Er wordt beweerd, dat ver scheidene der eerste burgers er in be trokken zijn. Ik kan het niet aannemen, zoo iets zou zeker te mijner kennis zijn gekomen. Tenzij uwe onderhoorigen u val sche berichten brengen. Dat scheen eene nieuwe gedachte voor hem en hij ging er dadelijk op in. Ja, Ja, wel mogelijk, zei hij. Een man in mijne positie hangt in zooveel opzichten af van degenen, die onder hejn staan. Ik ben blij, dat ge geko men zijt, samen zullen we wellicht in staat ziin, den sluier op te lichten. Hebt ge reeds plannen gemaakt om er naar te werken Neen, ik maak nooit plannen. Hij keek nog even ongeloorig. Maar ge zult u toch zeker ver mommen Dat zal noodig zijn. Gij zijt u bewust van het gevaar uwer zending Hoe, van den kant van ©enige koelie s met denkbeeldige grieven Maar zelfs ©en kot lie kan uw leven bedreigen als hij verhit is door den wijn. Uwe Excellentie is zeer bezorgd voor mijne veiligheid. Zeer I zei hij met een elgenaar- dïgen glimlach. Hoewel ik niet veel denk van den omvang dezer samenzwering, heb ik al eenige ondervinding opgedaan van de soort 'van lieden, die er zich mede afgeven en ik waarschuw u, dat ze niet veel omslag zulten maken met een geheimen agent der regeering. Ook kan het zijn, dat do omvang groo te is dan ik vermoed en dat maakt me ongerust om uwentwil. Ik zal el- ken dag op dit uur te spreken zijn. Houd me op de hoogte van alles en ind'en ge geld of mannen noodig hebt Dank u, zei ik. Ik werk altijd alleen. Ik ging heen, vol van het gewicht mijner onderneming en denkende over het vreemde karakter van den gouverneur. Op straat gekomen, keek tk om mij heen, zooals ieder vreemde ling zou doen in eene onbekende stad; doch mijn blik bleef voornamelijk ge richt op het paleis achter mij. Plotseling zag ik een koelie in het grijs gekeed da poort uitsnellen. Toen bij tot op een vijftigtal schreden van t mij verwijderd was, bleef hij staan, Voelde onder zijn gewaad, en. ntet vindend wat hij zocht, stak hij de straat over en verdween in een zij- steeg. Ik slenterde voort, stopte mijn pijp en stak xo aan, waarbij ik weer aia toevallig achterom keek, juist in tij da om ©en koelie in het grijs eene deur te zien binnensluipen. Wat zou dat beteekenen Werd ik bespied Ik moest me goed houden. Ik wandelde steeds door, of ik van niets was be wust, de eon© straat uit, de andere in, van tijd tot tijd even ter zijde gluren de en dan altijd den vervolger bespeu rende. Dat duurde zoo voort, tot ik ma t voor de deur van mijn logement be vond, als wanneer ik hem aan het e'nde der straat zag staan. Op mijn kamertje gekomen, haalde ik een compleet Chineesch costuum voor den dag en trok het aan, na mijne Engel- i sche kleeding opgeborgen te hebben. Nu eerst even geprobeerd, of mij ne vermomming goed gelukt is, dacht ik, de trap afdalend, en de al- gemeene zaal binnentredend. Daar zaten drie of vier mannen te rooken en thee te drinken. Gelukkig had de waard me de deur niet zien binnenkomen. Ik riep hem en bestelde eene pijp en thee. Gij hebt vreemdelingen hier Int huis vroeg ik zoo als terloops. Ja, Excellentie, één. Wat weet ge van hem Niets. Is dat zeker hernam ik' op ongé- loovigen toon. Is Uwe Excellentie ook op hefc spoor Ook Wat bedoelt ge Hij glimlachte veelbeteekenehd. Zoiidt ge het niet lievecr vragen1 aan uwe vrienden daar En mei ten wenk naar de drie man- - nen slofte hij heen. Een minuut of vijf lang bleef ik zit ten, kleine teugjes ;hee nemende éni nauwelijks durvende opkijken. Wat beteekende die algemeene belangstel ling ln mijn persoon Hadden die lie den iets te maken met den grijzen; koelie, die mij zoo hardnekkig was gevolgd Ik begreep er niets van. Buiten gekomen, tuurde ik in dö richting, waar ik een uur of zoo gele den den man voor het laatst gezien had. Ja, waarlijk, hij stond er nog. Geleund tegen hetzelfde huis. Ik ging rakelings langs hem heen, terwijl hij rnij van het hoofd tot de voeten op nam. Hij scheen me niet te herken nerf en dat stelde me ©enigszins gerust, en ik slenterde de stad door. tot het don ker werd. Toen keerde ik naar mijn logement terug, met het plan, mijn koffertje to halen en mijn kwartier elders op te slaan. Er waren slechts twee menschen in de gelagkamer. De een lag te slapen in een hoek en de ander had een pak bij zich en geleek wel ©en marskramer. Hoe het kwam, weet ik niet, maar het scheen me toe, dat hij ook al belang in mij stelde. Zijn manier van doen gaf me, dacht ik, er aanleiding toe. Ik vroeg tets te eten en nadat 'k mijn maaltijd geëindigd had, knoopte ik een gesprek met hem aan. Hij was inderdaad een marskramer en bood me allerlei snuisterijen te koop aan. Ik weigerde ze echter, waarna hij me op vertromvelijken toon vertelde, nog een prachtlgen armband van jaspis en goud te hebben, die hij me evenwel liefst tn het geheim wenschte te la ten zien. In de hoop, misschien er gens achter te zullen komen, noodig- de ik hem uit, mee te gaan naar mijn kamér. Ik verwonderde me over de vlug heid, waarmede hij de trap opklom en nog meer over de verandering in zijne stem, toen hij weer sprak. Ik herkende ze nauwelijks. - Waar is nu die armband r— vroeg ik. Ik zal hem u laten zien. Hij frommelde wat in zijn zak, die vol zat mei min of meer kostbare kleinigheden, en ik keek toe, hem ech ter tegelijkertijd in bet cog houdende. Plotseling zag ik zijn handen onder zijn kleed verdwijnen en weer t© voorschijn komen met een mes gewa pend. In één sprong was de kerel bij mij doch ik bukte. Het mes ging over mijn schouder en ik greep hem bij den pols, waarna ik hem oen ruk gaf, die hem den arm bijna uit het lid deed gaan. Het mes rolde op den grond. Met een schreeuw snelde hij naar de deur. Ik pakte echter zijn langen haarstaart vast, die tot mijne verba zing losliet en me zijn eigen zwarte lokken te zien gaf, netjes gevlochten om het hoofd. Zonder een oogenblik te dralen omvatte ik hem met mijne armen en in do worsteling, welke ont stond, kwam hij vrij onzacht met het hoofd terecht op den harden vloer. Hij kreunde een paar maal en bleef- toen st.il liggen. Terwijl ik naar hem keek, kon ik een gevoel van bewondering nieu onderdrukken van het „Genoot schap der Duizend Visioenen", we gens de wijze, waarop het te werk ging. Geen twijfel mogelijk, of er sLond een bekwaam man aan het hoofd, ©en man met scherp verstand en doortastend van handelen. En toen kwam er ©en ander© gedachte in me op, waaraan ik niet draalde, uitvoe ring te geven. Na met zorg mijn eigen staart om mijn hoofd te hebben ge wonden, hechtte lk den valschenvan den marskramer er boven op, ontdeed

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 11