BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
CF 10 CENT PER WEEK.
Rubriek voor Vrouwea
Het Rijke Natumlevea
Het genootschap der
„Duizend Visioenen".
a
gfl» Jawgeag
ZATEBDAG 23 JANUARI 1909
No. 7846.
-n
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMIN^TRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUM
ADVERTENTIËN DOELTREFFENDL
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT,
Da waarde van het geld.
Crediet in de buishouding.
Het bezit van geld ts noodzakelijk
Voor ieder rnensch, om daardoor in
zijn levensbehoeften te voorzien. Met
den vooruitgang van de beschaving
zijn deze behoeften grooter geworden,
en daar er nu voor de bevrediging
der behoeften meer gold noodig is, is
ook het streven, om geld to verkrij
gen, naar die mate trrooter geworden.
Sommige lieden beschouwen de
macht van het geld als iets vernede
rends, waarvan zij hun kinderen ver
houden, om hun hunne idealen zoo
lang mogelijk te laten behouden.
Doch hoe* hulpeloos staan zulke we
zentjes in de wereld, als zij plotseling
met den strijd om het bestaan kennis
maken
Anderen daarentegen wekken bij
jongelieden de zucht naar rijkdom
op, door immer over geld te spreken.
Dit zijn de beide uitersten, welke men
vermijden moet. Kinderen behaoren
Vroegtijdig de waarde van het geld te
loeren kennen ten opzichte van liet
gebruik dat zij er van moeten maken.
Ouders moeten zich niet bezorgd ma
ken over het feit, dat ze hun kinderen
geen groot vermogen kunnen nalaten,
doch hen liever leeren een goed ge
bruik er van te maken. Hen leeren,
het geld voor goede en nuttige doel
einden aan te wenden, doch het ntiet
te gebruiken om aan oixnoodige en
schadelijke behoeften te voldoen en
dus.... leeren sparen 1
Hen leeren dat niet het hebben
doch het ontzeggen en opoffe
ren gelukkig maakt. Hen leeren,
eigen verdiend geld met een zekeren
trots te ontvangen om daarmede in
hunne behoeften te kunnen voorzien,
doch het hen ook leeren ontvangen,
om weer te kunnen geven. Genteten
zonder werken verslapt, en jonge lie
den. die niet weten wat zij met hun
geld zullen aanvangen, zijn spoedig
zonder initiatief, zonder fantasie, zon
der idealen, kortom arme, ongelukk'-
ge menschen.
„Wat ge van uw ouders erft, tracht
je dat waardig te maken", en bedenk
dat „wien veel gegeven is, van hem
zal veel verlangd worden" dit zijn
waarheden, die den nadenkenden
mensch veel stof tot philosofeeren ge-
von. Men zal het geld niet liefhebben,
noch verachten, doch het waardeeren
als een middel om door te bestaan en
waardoor men zijn eigen leven eh dat
van anderen mooier kan maken.
Tot het verkrijgen van geld moeten
wij ons blijmoedig inspannen en wan
neer we het met moeite verdiend heb
ben. er in den goeden zin trotsch op
zijn.
Nauw met het geld staat het „cre
diet geven" en „crediet hebben" in
verhand. Over het eerste zal ik niet
uitweiden, omdat het bij mijn onder
werp niet te pas komt, maar over het
laatste wensch ik een hartig woordje
mee te spreken.
Het crediet geeft aanleiding, dat
menmeer koopt dan strikt noodzake
lijk is men ziet er niet op, dat de
slager een half pond vleesch meer
brengt dan hem besteld werd, men
merkt niet op, dat boter en eieren
opgeslagen zijn, de fruitvrouw heeft
heden zulke mooie druiven en mor
gen zijn de perziken zóó goedkoop.
Men laat zich een nieuwen hoed of
mantel maken, koopt onderweg zes
rnooie theekopïes of een lief tafel
kleedje want over tien dagen ls
de maand om en ontvangt men toch
weer nieuw geld om te kunnen beta
len. Zulke lichtvaardige, koopzieke
vrouwen doen grootere bestellingen,
dan zij voornemens waren, en in-
plaats dat zij stof voor één blouse
nemen, gaan zij naar huis met twee
stuksdoch bekommeren er zich
weinig over, daar het voorloopig toch
niet betaald behoeft te worden.
Door deze wijze van doen wordt
echter menig man geruïneerd.
Bovendien moet mem nog in het oog
houden, dat' veel kleine winkeliers,
door het crediet geven, geregeld In
moeilijkheden verkec ren, wanneer
velen hunner klanten met de betaling
tra.iheeren, kunnen zij hun wissels
niet op den bepaalden tijd voldoen en
wil menige fabrikant hun niel meer
leveren.
Erger nog brengt het crediet den
handwerksman in ongelegenheid en
zorgen.
hen klein schoenmakersbaasje, die
op Maandagmorgen zijn huur moet
betalen en op Zaterdagavond zijn
knecht en loopjongen, werkt tot laat
in den nacht om nog eenige paren
laarzen te repareeren, en zoodoende
aan zijne verplichtingen te kunnen
voldoen doch, helaas, als zijn werk
wordt afgeleverd, krijgt de jongen de
quitantie onbetaald teiug, met de
boodschap, om den eersten van de
volgende maand om geld te komen I
Betaalde daarentegen elke klant
contant, de handwerksman zou in de
gelegenheid zijn, zijn materialen con
tant te betalen en daardoor eene voor
hem aanzienlijke korting te bedingen.
Daarom verdient het aanbeveling,
slechts datgene te koopen dat men
direct betalen kan, en zich bovenal elk
genotmiddel te ontzeggein, als men er
geen geld voor heeft.
Liever één pónd vleesch dat betaald
ts, dan twee pond op rekening. Beter
een ouderwetschen hoed dragen, dan
©en modernen, waarover de modiste
in angst verkeert over het haar toe
komend loonwant onwillekeurig
denkt men aan het spreekwoord: „Het
hinkend© paard komt achteraan.
MARIE VAN AMSTEL.
RINGELRUPSEN.
't Verrukt den mensch, als hij In
bloemhof en In weiden,
Het heir der vlindertjes ziet vliegen
door elkaèr.
Als wij deze dichtregels lezen ver
langen wij nog sterker naar het ont
waken der natuur; naar het helder
opklinkend© gezang der vogels en het
zorgeloos gedartel der etherische zon
nekinderen, de bontgekleurde, fijn-ge
vormde dagvlinders.
Bezien, wij dit alles met het oog
van den dichter, dan kunnen wij
niet begrijpen hoe practiscbe men
schen er toe kunnen komen, vlinders
te doodem en schadelijke vogels te
vernietigen en toch, onze eigen be
langen eischen het. Wij mogen de ge
voeligheid niet te ver drijven, wij zijn
dikwijls verplicht ons verstand te la
ten overheerschen en mee te strijden
den verdelgingskrijg gevoerd, vooral
tegen da schadelijke insecten.
Daartoe is het dn de eert© plaats
noodig, dat wij deze vijanden ken
nen, dat wij weten, welke verwoestin
gen zij kunnen aanrichten. Zijn wij
hiermee bekend, dan zoeken wij naar
middelen ter bestrijding, dan eerst
kunnen wij met vrucht werkzaam
zijn.
De vlinderwereld is, zooals velen
uwer weten, in twee hoofdgroepen
verdeeld, nl. dag- en nachtvlinders.
De eerste zijn mooier van bouw en in
d ©meeste gevallen levendiger van
kleur, dan de laatste, die beter .bekend
zijn cmder dan naam van Uilen.
Tot deze laatste groep behoort ook
de vlinder van de zoo gehate ringel -
rups. Nog deze week lazen wij in
,,ïL D.", dat men in Amsterdam weer
druk bezig is met het nazien der hoo
rnen om de eitjes van genoemde rups
te vernietigen... Met opzet gebruik ik
hier de algemeen© uitdrukking: „eie
ren van die of die rups". Wij allen
weten echter, dat rupsen geen eieren
leggen, dat zij slechts tusschenvor-
men zijn tusschen ed en vlinder en
zich dus ndet behoeven voort te plan
ten. Toch zijn er nog genoeg men
schen, die hieromtrent in het onze
kere verkeeren en voor hen wees ik
er even op.
De ringelrups komt in verbazend
groote hoeveelheden voor, in bijna al
le streken van ons land.
Haar signalement is als volgt;
Lengte van het volwassen dier on
geveer zes duim. Aantal pooten zes
tien, waaronder tien valsche pooten,
die eigenlijk uitstulpingen van de
huid zijn. De kop ls voorzien van
scherpe kaken, die meer kracht heb
ben, dan voor onze vrucht- en sier-
boornen wel gewenscht ia
Het lichaam heeft sterk sprekende
kleuren. De ondergrond is blauwach
tig, daarover loopen roodbruine stre
pen met zwarte randen; ln het mid
den is de rug met een smalle witte
streep getooid, terwijl de blauwe kop
aan weerszijden een zwarte vlek heeft
die vaak ten onreelite voor oogen
worden gehouden.
Het geheele lichaam is matig bezet
met geelbruine haren, terwijl liet ach
terlijf nog voorzien is van een klein
pluimpje.
De ringelrups behoort tot de z.g.n.
spinners. Zij bezit het vermogen een
vloeistof te bereiden, die te voor
schijn komt uit een openingetje in
de onderlip en die, wanneer zij bloot
gesteld wordt aan de lucht, verhardt
Van dat vermogen maken zij al
vroeg gebruik. Nauwelijks hebben zij
de eitjes verlaten, of zij vervaardigen
zich lange draden, waaraan zij soms
de wonderlijkst© toeren verrichten.
D© kracht dier draden schijnt hun
bekend te zijn. Zonder vrees laten zij
zich zakken aan zoo'n dun koord en
komen zoo vaak terecht op een malsch
blad of een teere bloem.
Heel dikwijls ook blijven d© rup
sen den eersten tijd van hun leven
gezellig bijeen. Een dicht weefsel van
ragfijn© draden omgeeft hen en dient
wellicht ter beschutting tegen de
nachtelijke koude of de al te groote
nieuwsgierigheid der insecten etende
vogels.
Als zij zoo'n gezellig kolonieleven
leiden zijn zij al heel vraatzuchtig.
De bladeren die de twijfelachtige eer
genieten zoo'n troepje veelvraten in
hun nabiihedd te hebben, xijn in een
oogwenk door de bende verslonden.
Zijn zij eenige dagen oud, dan gaat
iedere raps op eigen gelegenheid
haar fortuin zoeken, omgeeft zich mi
en dan met wat spinscldraad en
groeit snel. Nu is het vernietigen bij
na onmogelijk geworden.
In Mei, als do kleine diertjes nog de
nesten bewonen, kunnen wij heel ge
makkelijk de aangetaste takken of de
kolonie alleen, vernietigen, door doze
uit te knippen of ai te branden. Later
gaat dit naet meer. De rupsen, die
aan de vernietiging zijn ontkomen,
groeien snel, vervellen enkele malen
en kunnen niet velen, dat er een ge
zond blad in haar nabijheid is en,
daar zij ^teeds in groote hoeveelhe
den voorkomen, vreten zij in korten
tijd een boom gelief kaal. lh het
laatst van Juni of begin Juli zijn zij
volwassen/ Steeds minder wordt haar
eetlust, steeds trager worden de be
wegingen.' Zij zoeken nu een geschikt
plaatsje op en beginnen dan oen'
warm bedje te vervaardigen, waarin
zij geruimen tijd gaan rusten. Hier
voor gebruiken "zij een groote hoe
veelheid spinsel.
De vervaardiging van dit bedje, dat
den ovaalvorm zeer nabij komt, is
zeer merkwaardig.
Vroeger heb ik mij meermalen af
gevraagd, hoe het toch mogelijk is,
dat die rupsen zoo'n mooien cocon
vervaardigen en ten slotte rustig in
het midden er van zitten zonder dat
er een opening ls te vinden. Later
gelukte het mij meermalen de verpop
ping te zien. Eerst maakt de rups op
drie of vier punten wat draden vast.
Tusschen deze in zal de cocon wor
den vastgezet. Meestal worden enkele
bladeren als aanhechtingsplaatsen
gebezigd. Zijn deze niet meer aanwe
zig, dan doen dunne twijgen dezen-
dienst. "Nu begint het dier 'deze eerste
draden te verbinden met' andere, er
voor zorgende, dat er een ruimte in
het midden overblijft. Is dit eerste
werk gereed, dan zit de rups dus in
e^n net van draden, waaruit zij zich
niet meer kan verwijderen.
Een halven dag of nog langer loopt
zij nu in deze ruimte rond steeds de
wanden bekleed end met draden steeds
steviger makend haar eigen gevange
nis. Het binnenbekleedsel wordt nog
vaster geweven. De rups mengt tus
schen de spinseldraden haar eigen
haar, dat gemakkelijk uit de huid los
laat. Deze scheurt eindelijk open eh
een zacht lichaam Ln den vorm van
een pop komt te voorschijn. De huid
waarmede deze is bekleed wordt har
der en steviger en vertoont slechte
aan de zijden de zoo noodzakelijke
ad e mhaliaigsopen i n gen
In die pop wordt een grootsch, ge
heimzinnig werk verricht. De geel
achtige substantie neemt allengs vas
ter vorm aan en ls na eenige weken
veranderd ln een diklijvlgen vlinder.
Deze verbreekt de pophuid. vernietigt
de spinseldraden, waarschijnlijk door
een vloeistof, waarin de draden op
lossen, en kruipt nu naar buiten. De
kleur is zeer onaanzienlijk.
De mannetjes zijn geelachtig met
twee bruine aderen op de voorvleu
gels, de veel grootere wijfjes zijn don
kerder getint, hebben bruine vlekken
of liever breed© banden op de voor
vleugels en een bruinen ader op de
achtervleugels. Zij vliegen meestal
des nachts. De wijfjes leggen na pa/-
ring twee a driehonderd kleine eitjes
om de takken van eiken, populieren
berken, appel- en peretnboomen. Deze
worden met een kleverige vloeistof
bevestigd en in den vorm van een
ring van een duim breedte om de
takjes gelegd. Het zijn deze eitjes,
die overwinteren en die nu zoo ijve
rig worden gezocht. Zij zijn grijsach
tig zwart en vertoornen in het midden
een kleine Lndeuking.
Het is nu nog tijd uw vruchtboo-
men na te zien, later, als de bladeren
zijn gekomen, gaat dit lastiger.
Zoek ze vlijtig, vernietig ze spoe
dig, dóe verraderlijke eiringen en
hang daarbij nest kastjes in uw hoo
rnen, om de vogeltjes te lokken, die
beter dan wij er op ingericht zijn, de
schadelijke insecten te verdelgen.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Den Heer Kw. te H. De Latijn-
sche naam van den Japanschen nach
tegaal is; Leiothrix lutea.
Den Heer O. te H. Door het te
laat ontvangen van uw vraag en de
uitgebreidheid van het antwoord,
kan ik u eerst in het volgend num
mer van „de Zaterdagavond" ant
woorden.
H. PEUSENS.
In verschillende tijdperken van mijn
leven was ik het Jliineesche gouver
nement van dienst reweest in zaken
van kleiner of grooter aanbelang, en
blijkbaar zeer tot tevredenheid mijner
lastgevers, daar ik maar zelden zon
der de eene of andere opdracht was.
Ofschoon geboren te Londen, was ik
reeds als kind naar het ilemelsche
Rijk vertrokken, zoodat ik de taal
kende als een inboorling, neen, als
een geleerde.
Met ijver legde ik me toe op dé stu
die der oude wijsbegeerte en andere
takken van wetenschappen, waar
door ik tamelijk wel in aanzien stond
bij liet beschaafde gedeelte der samen
leving. Op zekeren dag kwam een
hooggeplaatste beambte der regeering
op mijn bureel, on vertelde, dat Zijne
Keizerlijke Majesteit, de Zoon des
hemels, werk voor mij had te doen.
Ik luisterde nederig en onderwor
pen, toe, zooals het een gewoon ster
veling betaamt, als hij een boodschap
ontvangt uit hoogere gewesten.
De beambte nam mijne betuigingen
van onderwerping aan niet een ern
stig gezichtmaar hij wist precies,
wat ze waard waren.
Wij hebben kennis gekregen, zoo
sprak hij, omtrent een geheime veree-
rngn'ng, onder den naam van „de
Duizend Visioenen". Nanking is het
middelpunt er van, dat weten we. Dc
leden hebben tot nog toe alle naspo-
ringen der overheden weten te ontwij
ken. Wij hebben derhalve geen enkel
gegeven, waarnaar on9 te richten,
hoewel de gouverneur, een in alle
opzichten vertrouwbaar bestuurder,
allés aanwendt om deze pest uit te
roedeii. Hij beweert wel, dat zijne
vijanden den toestand zwarter af
schilderen, dan diie ls doch berichten
uit andere bronnen hebben de regee
ring. doen besluiten tot ernstige maat
regelen over te gaan.
- Juist zoo.
- Düs zult ge naar Nanking ver
trekken en daar onmiddellijk een be
zoek brengen aan den gouverneur
Chung-Ki, hem dezen brief overhan
digen en met hem bespreken, op wel
ke wijze ge in deze zaak te werk zult
gaan De belooning zal aanzienlijk
zijn.
Ik boog.
Ge hebt geene tegenwerpingen te
maken
Neen.
Zijne Majesteit, de Zoon des he
mels, hernam hij net zachte stem en
buigende bij het uitspreken van dien
naam, vergeet niet de diensten, welke
ge hem reeds bewezen hebt.
Zijne majeste't is te goed, ant
woordde ik. Een brein, steeds vol met
zaken van het hoogste gewicht, moet
zich niet afgeven met kleinigheden.
De vader des volks mag niets ver
geten.
Inderdaad.
Het onderhoud, dat meer op eene
comedle geleek dan op iets anders,
eindigde hiermede en ik bleef alleen
om te denken.
De provincie Kteng-Tsu krioelde
gelijk tk wtet, van geheime genoot
schappen, waarvan de moesten het
toelegden op de omverwerping der
Manchu-dynastie. Dat de vereendging
der „Duizend Visioenen" een der ge
vaarlijkste was, kon ik opmaken uit
de zending, welke mij w as opgedra
gen.
Dat mijn leven aan een draad hing,
wanneer ik er mij mee bemoei de,leed
derhalve geen twijfel bij mij, die den
Chinees kende met de fluweel-zachte
tong en zijn hart van een slang. Ik
verliet Peking in het gewaad van een
Ch'nees en stripte te Nanking aan den
wal als een Eugelsch-naii. Zulks deed
ik om aan de vijanden, zoo mogelijk,
mjjn spoor te verbergen. Ik begaf me
dadelijk naar het paleis van den gou
verneur, Chung-Ki, waar ik na eeni
ge moeilijkheden met tien bediende,
die mijne Europeesche Weeding wan
trouwde, 'n een vertrek werd gelaten
en weldra door Zijne Excellentie zelf
werd begroet
Hij was een man van middelbare
grootte, tengei- en donker van uit
zicht, met een paar scherp doordrin
gende oogen. Hij keek er mij mee aan,
of hij tot in mijn binnenste wilde le
zen en ik wist, dat goon enkele bijzon
derheid van mijn gelaat, kleeding of
manieren hem ontsnapte.
Nadat ik mijn geloofsbrieven had
overhandigd, ging hij zitten en wees
mij tegelijkertijd een stoel aan.
Verschooning, ze' bij, maar ik
had niet gedacht u gekleed te zien als
Europeaan.
Ik kleed me gewoonlijk op de
manier, welke anderen liet minst ver
wachten.
Het kwam me voor, dat een glim
lachje even de rimpels rondom de
donkere cozen vertrok - doch ik was
er niet zeker van, daar de strakke
mond onbeweeglijk bleef.
Nogmaals varschooni'ng, zei hii.
Gij spreekt het Chmeesch vloeiend,
maar toch met een vreemd accent.
Ik verzeker u. Excellentie, dat
nog niemand ooit getwijfeld heeft
aan mijn accent
Vreemd, mompelde hij.
En het vuur ln »ijn zwarte oogen
ylamde recht in de mijne.
Er was echter niets vreemds tn,
daar ik expres ©en weinig onzuiver
had gesproken.
Misschien ls het verstand van
Uwe Excellentie grooter dan dat van
andere menschen.
Het was of hij er zich mee vermaak
te mot de gedachte, dat het gouver
nement iemand gezonden had, die liet
Chineesch sprak met een vreemden
tongval. Hij deed echter verder niets
bemerken, doch kwam weer terug op
onze zakeai.
Deze brief beveelt me, ter uwer
beschikking te stellen, alles, wat mij
bekend Is, omtrent het genootschap
der „Duizend Visioenen". Ik ban de
nederige slaaf van Zijne Keizerlijke
Majesteit, mijn meester.
Hij boog diep het hoofd, maar te
gelijk klonk er in zijn stem een bit
tere toon van spot, die mij deed op
schrikken.
Volgens de berichten is hetgeen
ge weet van weinig aanbelang, zei ik.
Inderdaad, Uwe Excellentie moet het
mij niet euvel duiden,, als ik zeg, niet
te begrijpen, hoe het mogelijk is, dat
gij onbekend zijt, met iets, hetwelk
zoo dicht in uwe nabijheid omgaat.
Wel, antwoordde hij, het kleinste
succes is beter dan een berg van po
gingen. Ik twijfel niet, of ik zal me
kunnen rechtvaardigen bij het gou
vernementtenzij Z. M. verlangt,
dat Ik persoonlijk den spion zou spe
len.
Dat was ©en steek op mij, doch ik
hield me, alsof ik het niet bemerkte.
- We worden beiden gevoed door
dezelfde hand, zei ik.
Ja. Zonderling, niet waar?
Vreezende, op gevaarlijk terrein te
zuilen komen, gaf ik een andere wen
ding aan het gesprek.
Wil Uwe Excellentie zoo goed
zijn, me mede te deelen, hetgeen hij
weet omtrent dat geheime genoot
schap
Is me zulks niet bevolen vToeg
hij, niet een optrekken der lippen,
hetwelk veel geleek op een grijns.
Maar ik vrees dat, gelijk ge reeds
gezegd hebt, mijne informatie niet
veel heteekenL
- Is hot genootschap van politie-
ken aard
- Ongetwijfeld.
- Een vrucht van het tegenwoor
dige verdorven regeerlngssysteem
Ik geloof, dat ze tets dergelijks
verkondigen.
Te Peking zegt men, dat het zeer
machtig is.
Te Peking weet men misschien
meer dan wij, die in de nabijheid zijn.
Gij houdt het dus met voor ge
vaarlijk
- Ik houd het voor geheel onbetee-
kenend. Eenige koelies-, die enkele
vermeende grieven denken te wre
ken.
- En toch hebt ge de hand nog
niet op hen kunnen leggen
- Hoe kan men optreden tegen een
paar menschen, die In een wijnhuis
wat luidruchtig hunne gedachten
uiten
- Maar deze vereeniging heeft ten
doel, de regeerenie dynastie te ont
tronen. Er wordt beweerd, dat ver
scheidene der eerste burgers er in be
trokken zijn.
Ik kan het niet aannemen, zoo
iets zou zeker te mijner kennis zijn
gekomen.
Tenzij uwe onderhoorigen u val
sche berichten brengen.
Dat scheen eene nieuwe gedachte
voor hem en hij ging er dadelijk
op in.
Ja, Ja, wel mogelijk, zei hij. Een
man in mijne positie hangt in zooveel
opzichten af van degenen, die onder
hejn staan. Ik ben blij, dat ge geko
men zijt, samen zullen we wellicht in
staat ziin, den sluier op te lichten.
Hebt ge reeds plannen gemaakt om
er naar te werken
Neen, ik maak nooit plannen.
Hij keek nog even ongeloorig.
Maar ge zult u toch zeker ver
mommen
Dat zal noodig zijn.
Gij zijt u bewust van het gevaar
uwer zending
Hoe, van den kant van ©enige
koelie s met denkbeeldige grieven
Maar zelfs ©en kot lie kan uw
leven bedreigen als hij verhit is door
den wijn.
Uwe Excellentie is zeer bezorgd
voor mijne veiligheid.
Zeer I zei hij met een elgenaar-
dïgen glimlach.
Hoewel ik niet veel denk van den
omvang dezer samenzwering, heb ik
al eenige ondervinding opgedaan van
de soort 'van lieden, die er zich mede
afgeven en ik waarschuw u, dat ze
niet veel omslag zulten maken met
een geheimen agent der regeering.
Ook kan het zijn, dat do omvang groo
te is dan ik vermoed en dat maakt
me ongerust om uwentwil. Ik zal el-
ken dag op dit uur te spreken zijn.
Houd me op de hoogte van alles en
ind'en ge geld of mannen noodig
hebt
Dank u, zei ik. Ik werk altijd
alleen.
Ik ging heen, vol van het gewicht
mijner onderneming en denkende
over het vreemde karakter van den
gouverneur. Op straat gekomen, keek
tk om mij heen, zooals ieder vreemde
ling zou doen in eene onbekende stad;
doch mijn blik bleef voornamelijk ge
richt op het paleis achter mij.
Plotseling zag ik een koelie in het
grijs gekeed da poort uitsnellen. Toen
bij tot op een vijftigtal schreden van
t mij verwijderd was, bleef hij staan,
Voelde onder zijn gewaad, en. ntet
vindend wat hij zocht, stak hij de
straat over en verdween in een zij-
steeg.
Ik slenterde voort, stopte mijn pijp
en stak xo aan, waarbij ik weer aia
toevallig achterom keek, juist in tij da
om ©en koelie in het grijs eene deur
te zien binnensluipen. Wat zou dat
beteekenen Werd ik bespied Ik
moest me goed houden. Ik wandelde
steeds door, of ik van niets was be
wust, de eon© straat uit, de andere in,
van tijd tot tijd even ter zijde gluren
de en dan altijd den vervolger bespeu
rende.
Dat duurde zoo voort, tot ik ma t
voor de deur van mijn logement be
vond, als wanneer ik hem aan het
e'nde der straat zag staan. Op mijn
kamertje gekomen, haalde ik een
compleet Chineesch costuum voor den
dag en trok het aan, na mijne Engel- i
sche kleeding opgeborgen te hebben.
Nu eerst even geprobeerd, of mij
ne vermomming goed gelukt is,
dacht ik, de trap afdalend, en de al-
gemeene zaal binnentredend.
Daar zaten drie of vier mannen te
rooken en thee te drinken. Gelukkig
had de waard me de deur niet zien
binnenkomen. Ik riep hem en bestelde
eene pijp en thee.
Gij hebt vreemdelingen hier Int
huis vroeg ik zoo als terloops.
Ja, Excellentie, één.
Wat weet ge van hem
Niets.
Is dat zeker hernam ik' op ongé-
loovigen toon.
Is Uwe Excellentie ook op hefc
spoor
Ook Wat bedoelt ge
Hij glimlachte veelbeteekenehd.
Zoiidt ge het niet lievecr vragen1
aan uwe vrienden daar
En mei ten wenk naar de drie man- -
nen slofte hij heen.
Een minuut of vijf lang bleef ik zit
ten, kleine teugjes ;hee nemende éni
nauwelijks durvende opkijken. Wat
beteekende die algemeene belangstel
ling ln mijn persoon Hadden die lie
den iets te maken met den grijzen;
koelie, die mij zoo hardnekkig was
gevolgd Ik begreep er niets van.
Buiten gekomen, tuurde ik in dö
richting, waar ik een uur of zoo gele
den den man voor het laatst gezien
had. Ja, waarlijk, hij stond er nog.
Geleund tegen hetzelfde huis. Ik ging
rakelings langs hem heen, terwijl hij
rnij van het hoofd tot de voeten op
nam. Hij scheen me niet te herken nerf
en dat stelde me ©enigszins gerust, en
ik slenterde de stad door. tot het don
ker werd. Toen keerde ik naar mijn
logement terug, met het plan, mijn
koffertje to halen en mijn kwartier
elders op te slaan. Er waren slechts
twee menschen in de gelagkamer. De
een lag te slapen in een hoek en de
ander had een pak bij zich en geleek
wel ©en marskramer.
Hoe het kwam, weet ik niet, maar
het scheen me toe, dat hij ook al
belang in mij stelde. Zijn manier van
doen gaf me, dacht ik, er aanleiding
toe. Ik vroeg tets te eten en nadat 'k
mijn maaltijd geëindigd had, knoopte
ik een gesprek met hem aan. Hij was
inderdaad een marskramer en bood
me allerlei snuisterijen te koop aan.
Ik weigerde ze echter, waarna hij me
op vertromvelijken toon vertelde, nog
een prachtlgen armband van jaspis
en goud te hebben, die hij me evenwel
liefst tn het geheim wenschte te la
ten zien. In de hoop, misschien er
gens achter te zullen komen, noodig-
de ik hem uit, mee te gaan naar mijn
kamér.
Ik verwonderde me over de vlug
heid, waarmede hij de trap opklom
en nog meer over de verandering in
zijne stem, toen hij weer sprak. Ik
herkende ze nauwelijks.
- Waar is nu die armband r—
vroeg ik.
Ik zal hem u laten zien.
Hij frommelde wat in zijn zak, die
vol zat mei min of meer kostbare
kleinigheden, en ik keek toe, hem ech
ter tegelijkertijd in bet cog houdende.
Plotseling zag ik zijn handen onder
zijn kleed verdwijnen en weer t©
voorschijn komen met een mes gewa
pend. In één sprong was de kerel bij
mij doch ik bukte.
Het mes ging over mijn schouder
en ik greep hem bij den pols, waarna
ik hem oen ruk gaf, die hem den arm
bijna uit het lid deed gaan. Het mes
rolde op den grond.
Met een schreeuw snelde hij naar
de deur. Ik pakte echter zijn langen
haarstaart vast, die tot mijne verba
zing losliet en me zijn eigen zwarte
lokken te zien gaf, netjes gevlochten
om het hoofd. Zonder een oogenblik
te dralen omvatte ik hem met mijne
armen en in do worsteling, welke ont
stond, kwam hij vrij onzacht met het
hoofd terecht op den harden vloer. Hij
kreunde een paar maal en bleef- toen
st.il liggen. Terwijl ik naar hem keek,
kon ik een gevoel van bewondering
nieu onderdrukken van het „Genoot
schap der Duizend Visioenen", we
gens de wijze, waarop het te werk
ging. Geen twijfel mogelijk, of er
sLond een bekwaam man aan het
hoofd, ©en man met scherp verstand
en doortastend van handelen. En toen
kwam er ©en ander© gedachte in me
op, waaraan ik niet draalde, uitvoe
ring te geven. Na met zorg mijn eigen
staart om mijn hoofd te hebben ge
wonden, hechtte lk den valschenvan
den marskramer er boven op, ontdeed