BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN M EO CENT PER WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. Rubriek voor Vroawec Het Rijke Natuur leven De Zakkenroller. 28e Jaargang ZATERDAG 80 JANUARI 1909 No. 7852. DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADiVUMSTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJ^ ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. De overdreven mode vatn 1909. „Spoedig of niet", heet het tegen woordig in alle zaken, maar vooral In de mode. Als een nieuw model ge lanceerd wordt, behoeft men zich waarlijk niet lang te bedenken, of men liet al of niet zal namaken, daar het in den kortst mogelijken Lijd door andere nouveauté s verdrongen wordt. In de laatste helft van het vorige seizoen hebben de nouveau té's elkan der mét buitengewone snelheid opge volgd en bovendien ziju ze alle zon der onderscheid, ingeslagen. Men den- ke slechts aan de nauwe rokken, de lange nauwe mouwen en, eindelijk aan de reusachtig groote pelshoeden Jammer dat „madame mode" zich steeds aan overdrijving schuldig maakt en daardoor den caricatuurtee- kenaars steeds nieuwe stof voor hun eigenaardige kunstproducten levert, waardoor wij vrouwen min of meer bespottelijk worden gemaakt. In een Fransch blad verscheen dozer dagen onder den titel van „Parijsche straat typen" een car 10atuur van de vrouw met nieuwmodisch schoeisel, grooten polshoed, reusachtige boa's en dito mof, dat inderdaad aller belaclielijkst is en wcike modellen spoedig ten on zent zuilen nagevolgd worden. Ik kan met het oog daarop mijne lezeressen niet genoeg waarschuwen tegen over drijving ui de mode. Zooals de mode op het oogenblik is, moet ze mits met tact toegepast, elke vrouw goed kiee- den. De slanke tailles komen met de empire-modellen op hun voordeeligst uit, terwijl er hij de meer gezette fi guren veel door gemaskeerd kan wor den. Met ernst moet ik mijn stem verhef fen tegen den z.g. gebonden rok ;een model, dat slechts M. 1.80 ondierwijdte beeft en dat boven de knieen met een schuif is ingetrokken,, of wel met een zijden lint uijeen gebonden, zoodat 't onmogelijk is gewoon te loopen. Men maakt vee Leer een voortschuivende beweging, die aan zakloopon doet den ken. Eigenaardig is hei, dat dergelijke linten op den onderrok worden aan gebracht, terwijl het overkleed, dat vaak doorzichtig is, er los overheen hangt. Mooi is de robe' princesso, die de vormen van het lichaam nauwkeurig omsluit, de taille-lijn onder de buste aangeeft en het overige van het ge waad in sierlijke plooien doet afhan gen. Beslist leelijk noemen we daarente gen de nieuwere modellen, Laar van de rok van onderen nauwer is dan om de heupen, zoodat van een doorvoe ren van lijnen geen sprake meer kan zijn. Te Parijs mompelt men van eene nieuwe créatie van de gezusters Cal- lot, die binnenkort een rok zullen lan- céeren met een onderwijdte van 8 me ter en een lange taille aan de middeL eeuwen ontleend, die ver oxuler de normale taille eindigt. Het is dus zaak zeei voorzichtig te tijn en niet meer japonnen aan te schaffen dan strikt noodzakelijk Is, want nu men de nauwe rokmodellen zoo spoedig tot in uitersten over dreef, is een terugslag niet onmoge lijk. Vast, lijkt ons de mode ten op zichte van de mouwen, die zonder uitzondering nauw zijn en voor de gekleede toiletten steeds van de gar- neerstof vervaardigd worden. Om de nauwe mouwen goed te laten val len, en te zorgen, dat ze niet hinder lijk zijn, moet men de armgaten zoo nauw mogelijk laten, d. w. z. de taille moet hoog in den oksel zijn opgeknipt ALs garneering bezigt men nog veeJ soutache en galon, naast tule, kant en mousseline de soie. Voor de a.s. voorjaarscostuums zijn dun laken en fijne serge aan de orde; van een bepaalde modekleur is nog niets bekend. De mantels zullen wederom in „empire" en „directoi re" gebracht worden en zoowel van de stoffen der japonnen, als van licht kleurig laken vervaardigd worden. De lengte der mantels is zeer verschil lend, de gameerkig bestaat uit knoo- pen, zijdon band, tres of galon. MARIE VAN AMSTEL. CORRESPONDENTIE. Mevr. H. W. B. Voor het baltoilet van uw zeventienjarige dochter ls witte voile-stof, fijne witte cachemi- re of witte éólienne het meest ge schikt. Ook wit pongó komt in aan merking, doch het laatste vordert veel kantgarneering. Als rnodel raad ik u een hoog opgeknipten rok met wit zijden empire-ceintuur aan. Het korte lijfje, moet met een kanten hals-passe en dito mouwen worden ingericht. De mouwen en het hals- stuk worden op mousseline gewerkt. Ale het lijfje gedécolleteerd moet zijn, behoeven de mouwen niet van kant te zijn. Men kan dan effen mousseli ne de sole nemen, dat In fijne, dwar se lingerie plooitjes genaaid wordt ön met mousselino uitgevoerd. Mevr. D. Voor een belijdenis-ja pon raad lk u witte of zwarte voile- stof aan. Het laatste ls bij ons meer gebruikelijk. Het maaksel moet zeer eenvoudig zijn. Bijv .een empire-rok met smal voorbaantje. In de taille garneert men de voorbaan aan weers zijden met vijf hoog knoopen. Het korte ruime lijfje moot met een voor- plooi ingericht worden even breed als l>et voorbaantje van den rok. Het stuk Home men van kant, dóch niet trans parent. De lange nauwe mouwen kun nen in fijne dwarse plooien genaaid worden. Op zwart is een fijn wit kraagje en dito manchetjes aan te bevelen. Handschoenen van peau de suèdet MARIE VAN AMSTEL. Waterhoentjes. Maken wij in dezen tijd een wan deling naar Elswour, Caprera of de ruïne van Broderode, dan ontmoeten wij aar. dfn kant van de vijvers of in ■ie eeuwenoude slotgrachten van ge noemd kastee' geregeld onze kleinen, 1 Jggen moerasvogel het waterhoen tje. In dezen tijd is het heel gemakke lijk ze te bespieden, daar geen hoog- opgaande rietstengels of andere wa terplanten deze vlugge YOgcls verber gen. Zelf doen zij er ook heel geen moeite voor. Met de grootste kalmte blijven zij langs den graskant zwem men geen gebaar vreezend, als wisten zij dat de iriensch niet hun grootste vijand is. De kleur is weinig opval lend, een eigenschap die hen zeker ten goede kornt en die hen behoedt voor hevige vervolging van den kant der menschen. Het is een zegen voor vogels, geen schitterend vederkleed te bezitten, als mode-artikel vallen zij dan niet gauw n den smaak en vooral ons donker gekleurd watorhenuetje vaart er wel bij. De bovenzijde is bronsgroen., de borst- en buikveertjes zijn leiachtig blauw, de kop vertoont ongeveer de zelfde tinten. Heel aardig steekt de onderkant ■Ier korte vleugels daarbij af. Deze vertoont nJ. witte stopen, een teeke- oing, die op den donkeren grond zeer aardig uitkomt. Het, smalle kopje is voorzien van een sierlijk gevormd en snavel, die evenals de pooten groen achtig is gekleurd. De hals is niet lang, maar toch juist groot genoeg, om het diertje een sier lijken vorm te geven, de pooten zijn niet te lang en het lichaam is niet plomp van bouw. Daar de pooten niet te ver naar achteren zijn ge- olaatst, heeft het waterhoentje een veel eleganter model dan onze een den. Ziet het daar zwemmen langs dien hoogen graskant. Het kopje beweegt zich met kleine schokjes, het dik be vederde lichaam steekt ver boven het water uit, terwijl de vlugge pooten zorgen, dat het kleine scheepje vlug vooruitschiet. Het is al leven en be weging. Het kopje ls geen oogenbldk in rust, de schrandere oogjes spieden links en rechts: en In enkele oogen- blikken zijn er heel wat mugjes ver slonden, heel wat vliegjes bemach tigd. Treden wij wat naderbij. Voorzlch- t!g, het diertje ls niet schuw, maar het liefst blijft het toch een tiental meters van ons af. Rusteloos gaat het door met happen naar alle kanten, onvermoeid beweegt het de vlugge pooten, steeds blijft het ln beweging. Daar maakt een onzer een te snelle beweging. Weg ls het aardige vogel tje. Met een bewonderenswaardig ta lent duikt het cmder water en ,komt eerst een geheel eind verder weer bo ven. Is de schrikbeweging te heftig creweest, dan blijft het gerulmen tijd weg. Vaak h?b Ik mij er over verbaasd, dat zoo'n waterhoentje zoo'n enorm uithoudingsvermogen bezat. Het was aan den weg langs Ooaterduin, bij het kleine brugje. In de diepte zwom een tweetal de zer vogels rustig langs den kant. Plotseling nam nummer één een du ik je en daar nummer twee wel ver moedde, dat zijn collega niet zonder reden de oppervlakte verliet, vond ook hij het raadzaam in de diepte te verdwijnen. Dat vond Ik een fraaie gelegenheid om eens te onderzoeken, hoe lang zoo'n tochtje onder water wel duurde. Veel waterplanten groei den er niet, wat kikkerbeet en enkele exemplaren van. de gele plomp wa ren do voornaamste vertegenwoordi gers van het plantenrijk. De graskant bood weinig gelegenheid tot weg schuilen aan, ik had dus een ruim uitzicht. Er verliepen enkele seconden, deze groeiden aan tot een kwart, tot een halve minuut en nog steeds zag ik niets verschijnen. Daar ontdek lk plotseling een onrustig turend kopje dicht bij een plompenblad. Meer kreeg Ik van het diertje niet te zien en daar het water vrij helder was, kon ik uit den stand wel opmaken, dat het diertje zich onder water aan plantenstengels vast hield De lang durige tocht onder water was dus slechts een fantasie, een van de vele schijnbewegingen die de dieren zoo vaak maken om den vervolgers te ontkomen. De brutaalste van 't twee tal had zich niet zoo lang schuil ge houden, maar, eveneens door zucht tot misleiding gedreven, was hij_ naar den overkant van het water ge zwommen en hier zette hij de gestoor de insectenjacht voort. Op verschillende plaatsen in de om geving van Haarlem heb lk zoo de waterhoentjes bespied. Verleden Zon dag liep een heel clubje rustig te wan delen dicht bij Elswout, in het wei land waar in den zomer de roodbonte koeien hun Zwitsersch geklingel doen nooreiL Er heerschte volmaakte vre de onder dit groepje. Geen jaloezie of naijver deed den twist ontbranden:. Mannetjes en wijfjes leefden eendrach tig samen en wandelden rustig door het korte gras of zaten mijmerend op net ijs te staren. Het was, als konden zij niet begrij pen, dat het zwembassin in korten lijd zoo ondoordringbaar was gewor den. In dezen tijd lijden de vogels wel gebrek en ik geloof wel, dat er nu meer vischjes zullen worden gesnapt dan in den zomer. Voor het overige zijn het meer insecteneters, die voor de visscherij niet zoo erg nadeelig kunnen zijn, al worden zij heel vaak met den naam vischdief gedoodverfd. Straks als de lente in het land is, gaan de clubjes uiteen. De mannetjes worden dan vechtlustig, zoeken ieder oogenblik twist en rusten niet, voor zij een wijfje hebben bemachtigd. Het nest is vrij eenvoudig. Gewoon lijk bestaat het uit riet en grassten gels en daar onze vogels geen beste vliegers zijn Is het niet zeer hoog ge plaatst. Een vooruitstekende boom stronk, een oude knotwilg, een iiet- hoop, al deze plaatsen zijn geschikt dm het bed te spreiden. Het aantal eieren is gewoonlijk niet zeer groot. Men beweert wel dat de waterhoentjes hun eigen eieren, zoo het aantal te groot ls, gedeeltelijk uit het nest werpen, maar mij zelf is het nog nooit gelukt zoo'n snood ouder paar bezig te zien. De grootste vijanden der water hoentjes zijn de waterratten. Deze verslinden heel wat jongen en wel licht is het voor een gedeelte daar aan toe te schrijven, dat wij deze zoo zelden te zien krijgen. Langen tijd na het uitzwemmen blijft een familie bijeen, tenminste de kinderen. De ouden beginnen een tweede broedsel. Eerst het volgend voorjaar Bplitsen de jongen zich, om op hun beurt voor de instandhouding der soort zorg te dragen. H. PEUSENS. VRAGENBUS. Den HeeT C. O. te H. Hieronder volgen naast de Latijnsche, de Hol- landsche namen van uw vlinders. Lycaena learus: Gewoon blauwtje. Argynus aglaja: Aglaja vlinder. Coenomympha pamphilus: Het hool- beestje. Hesparia sylvanus; Gevlekt ddk- kopje. Smerinthus popull, Populier pijl staart. Ino atatlcus: 8tandkruid vlinder. Syntomis phegea: Holl. naam onbe kend. Vlinder zeer zeldzaam. Spllsoma menthostre: Witte tljger- vlinder. Lascoiampha plmi: HolL naam on bekend 8Lechta éénmaal gevonden bij Nijmegen. Phalera bucephala: De wapendra ger. Marnes tra persicoria: Basterd hoorn vlinder. Microlepidoptera ls geen vlinder naam, maar beteekent: kleine schub- vlougeligen, dus kleine vlinders. Den Heer A. P. A. J. U kunt uw kamerplanten na de vorstperiode heel goed verpotten, zonder gevaar voor wortels en bladeren. H. PEUSENS. In een wanhopige stemming, die aan krankzinnigheid grensde, nader de Frank Marshall den oever van het kanaal, om zich te verdrinken. Vast besloten te eterven, had hij een zak met steen meegenomen, die hij aan zijn hals zou vastbinden, om er zeker van te zijn, dat hij direct in de diepte zou verdwijnen. Plotseling zag hij in hetzelfde wa/ter, dat hij voor zijn graf bestemd had, een man voor zijn leven worsteden. Zonder zich te bedenken, trok hij zijn jas uit en sprong in het water, om het leven van den ander te redden en toch het zijne ndet te ver liezen. Het machtige toeval had zijn plan veranderd. Wellicht had de doordrin gende koude voji het water hierop in vloed gehad, of de harde strijd, dien hij te voeren had, eer hij en de dren keling weer veilig aan wal stonden. Maar wat de reden ook zij, toen Frank zich weer op het droge bevond, had hij geen lust voor een tweeden keer in het water te springen. Inte gendeel, hij dankte den hemel vurig, dat hij er goed was uitgekomen, en hoopte nooit weer zoo dom te zijn. De vreemdeling, dien hij gered had, stond nu op en schopte tegen den zak met steenen, dlie Frank mee had ge bracht. Hallo Wat ls dat vroeg hij. Frank lachte en vertelde het hem. De vreemdeling liet een zacht gefluit hooren. Het was een kleine man met een vuil gezicht, kort kroeshaar en onrustige oogen. Hij floot weer. Wij moeten er wat op zien te vinden, zei hij. XL Meneer Henry Wheeler, de reeder, zat aan het ontbijt iret eene sombere uitdrukking op zijn anders opgeruimd gelaat. Het dient tot niets er verder over te spreken, Susanna, verklaarde hij. Ik vind het naar genoeg. Gisteren avond op het diner bij Popham heb ik er voortdurend aan gedacht en er oven' getobd. Maar de jonge Frank Marshall, hield mevrouw Wheeler aan, zoo'n goede jongen Ik zou het van ieder ander eerdei' gedacht hebben, zoide Wheeler, maar het feit is, dat er 100 pond sterling uit zijn Kas vermist wordt en tenzij hij er voldoende rekenschap van kan geven, zal ik een vervolging moeten instel len. Ik hoop, dat hij onschuldig is, maar hij heeft den schijn erg tegen zich. De schijn is zoo bedrieglijk, seide mevrouw Wheeler zuchtend zijne moeder en ik waren schoolvriendin nen. Daarom nam ik hem op mijn kantoor, merkte Wheeler op. Hii heeft den tijd tot vanmiddag maar ik vrees, dat het er slecht voor hern uit ziet. Hij heeft bekend, dat hij ver zuimd heeft een lijstje te maken van de nummers der bankbiljetten ja, ik vrees, dot hij meer dan den schijn iegen zich heeft. Niet wetende wat te antwoorden, zweeg mevrouw Wheeler. Hoewel ge fortuneerd, liep mijnheer Wheeler om gezondheidsredenen naar het station, en terug, en daar het nu zijn tijd was om te vertrekken en zijn gewo nen trein te pakken, greep hij naar zijn krant, parapluie en het valiesje, kuste zijn vrouw en ging heen. Toen hij uit het laantje, dat van zijn huis naar de straat leidde, kwam, stootte een kleine man, die nogal po vertjes was gekleed, tegen hem aan. Hij zag ei' uit als een klerk, die zich naar het station spoedde. De heer Wheeler keek even kinorrig, maar na eenLge minuten dacht hij er niet meer aan. Hij liep vlug door, totdat het hem voorkwam, dat er iets hards en zwaars ln den zak van zijn overjas was. Hij stak er zijne hand in en haalde er, nogal afgetrokken, een groote zilveren lepol uit. Hij stond een oogenblikje geheel verbijsterd stil en keek toen om zich heen. Wei, zetide hij zachtjes, wel. En toen zag hij tot zijne groote ver wondering, dat het wapen van den heer Popham, bij wien hij gisteren avond gedineerd had, op den lepel gegraveerd stond. Wel, ik ben begon hij, maar bedacht zich, dat hij ouderling was. Het is ongetwijfeld een der lepels van Popham, peinsde hij, maar hoe kwam hij ln den t&k.van mijn over jas? Wie zou mij die poets hebben ge speeld Ja, lk had deze Ja« aan gis terenavond. Hij stak xilne hand weer voorzich tig in dan zak om te voelen of er nog meer lepels tn waren en vond een «tukje papier, wat bli nadere beschou wing een lommerdbriefje bleek te zijn waarop het verpanden van twee zil veren lepels aangeteekend was. De heer Wheeler begon er angstig uit te zien en doorzocht haastig zijne zakken, maar vond verder niets. Het is werkelijk onbegrijpelijk, fluisterde hij. Ik ben er zeker van, dat ik het niet gedaan hebhet ls bespottelijk Hij voelde het zweet op zijn voor hoofd en lichtte de hand, waarin hij den lepel hield, op, om het af te ve gen. Terwijl hij dit deed, bemerkte hij aan de overzijde van de straat een politieagent, die hem oplettend gade sloeg. De heer Wheeler vond den blik van den agent onaangenaam en voor het eerst van zijn léven begreep hij de gevoelens, waarmee misdadigers de politie beschouwen. Haastig liet hij den lepel in zijn zak glijden en liep verder. Een vluchtige blik over zijn schouder geworpen, toonde hein, dat de agent hem op verdachte wijze na keek. Dat volk, die agenten van politie, peinsde hij, ze gaan zoozeer op den schijn af. Het slaan van een nabiizijnde klok bewees hem, dat het oponthoud ver oorzaakt door het examlneeren van dien vreemden lepel, hem zijn trein had doen missen. Vervelend, zei hij hardop, en. an- bogrijpel ijk. Een kleine, net gekleede heer van gevorderden leeftijd trad naar hem toe en maakte een beleefde buiging. Het scheen een vreemdeling, want hij sprak heel slecht Engelsch, maar hij wist zich itoch verstaanbaar te maken. Hij wenschte namelijk den weg te weten naar een der naburige straten. Meneer Wheeler wees hem terecht en hij vertrok onder dankbetuigingen en buligingen, terwijl de heer Wheeler zich naar het station begaf. - Ik moet den volgenden trein niet missen, dacht hij bij zichzelf en voel de naar zijn horloge om naar den tijd te zien. Maar zijn vestzak scheen bui tengewoon dik en daarin vond hij niet alleen zijn eigen horloge, maar ook een, dat hij nooit van te voren gezien had een prachtig gouden horloge, met een stukje ketting er nog aan bevestigd. Dit I hijgde de heer Wheeler, terwijl hij er verstomd op staarde, dit is ontzettend. Hij onderzocht het zorgvuldig en zag, dat het een kostbaar werk was. De naam van Roberi Knox stond er op gegraveerd. De heer Wheeler schudde wanhopig het hoofd, terwijl hij ln zijn verbijste ring rondkeek en denzelfden politie agent bemerkte, dien hij kort te voren gezien had. De hoer Wheeler had een oogenblik het plan den man aan te roepen en hem alles te vertellen, maar bedacht zich, dat zijn verhaal den agent buitengewoon vreemd zou toe lijken en deed het horloge weer ln zijn zak, waarna hij zich naar het station spoedde, - Laagstaande menschen oordeeJen zoo zeer naar den schijn, peinsde hij. Warm en ademloos kwam hij op het perron aan, dat bijna leeg was. Hij moest nog tien minuten wachten, en zette zich neer op een bank, om zijn krant te gaan lezen. Een vrouw kwam naast hem zitten en haalde hare beurs te voorschijn, om haar geld te tellen. Ze liet een geldstuk vallen en stoorde den heer Wheeler bij het oprapen. Toen kwam de trein aan. De heer Wheeler zou Juist plaats nemen tn een coupé, toen er een geweldig la waai ontstond. Iedereen bleef staan om te kijken. Het was de vrouw, die naast meneer Whealer had gezeten. Ze scheen beroofd te zijn vam hare beurs en klaagde luid. - Hoeveel was er tn vroeg iemand. - Vijftien gulden een eenige kope ren munten en onze huissleutel, ant woordde de vrouw. O, die ver schrikkelijke dieven 1 Ze keek woest rond en haar blik viel op den heer Wheeler. Hij zat naast mij, schreeuwde zij uit, en wees beschuldigend op hem. Wat? Dat is de beer Wheeler van Worth House, zei de stationschef, har telijk lachende. De heer Wheeler lachte ook, maar flauwtjes, hij was blij, dat het fluitje ging en hij kon gaan zitten. Van het raam van zijn coupé oit zag hij de be stolen vroujy druk met een agent van pplitle spreken denzelfden agent. De heer Wheeler dacht, dat hare gesticuleerende hand nog altijd naar hem wees. Werkelijk, fluisterde hij, hot zou een lastige toestand zijn geweest ik heb den schijn zoo beslist tegen mij. Terwijl hij dit zeide, deed hij zijn valiesje open en daar lag boven zijne papieren een beurs, 'n vreemde beurs. Hij opende haar snel en vond er vijf tien gulden, eenige koperen munten en een sleutel tn. Haastig verborg hij de beurs onder ln zijn valiesje, dat hij dichtsloot en zoo stevig vasthield, alsof het een giftige slang bevatte. Twee hearen ln de coupé spraken samen. De politie moet scherpere maat regelen nemen, telde de eene. Ja, stemde de andere toe, er loopen heed wat zakkenrollers rond. De oude heer Knox vertelde mij, dat hem zijn horloge vanmorgen is ont stolen. Ik ontmoette hem op weg naar het politiebureau om liet aan te geven. Hij denkt, dat hij het In High Lane heeft verloren. Meneer Wheeler woonde ln High Lane. Hij verborg zich achter zijne krant en vroeg zich zelf angstig af wat het wel beteekende, toen het woord „kleptomanie" hem eensklaps te binnen schoot. Het koude zweet brak hem uit. Hij herinnerde zich van een geval te hebben gehoord, waarin iemand werktuigelijk en onbewust stal. De heer WheeJer bracht dien mor gen het onaangenaamste half uurtje van zijn leven door, reizende naar de stad met mijnheer Pophara's lepel ln den zak van zijn overjas, menoer Knox s horloge ln ziju vestzak eu de beurs van die vreemde vrouw in zijn valias. J In zijn opwinding vergat hij bij het uitstappen zijn parapluie. Een kleine man, gekleed in een werkpakje, kwam hem snel er mee achter na loopen en daar h:j klaarblijkelijk eeu fooi ver wachtte, tastte de heer YV heeler naar eenige koperen munten om ze hem te geven. Er is daar een heel standje, me neer, zeide hij, terwijl hij op het geld wachtte. Hij wees naax het station. Een hoer, die met uw trein ls aangekomen werd zijn horloge ontstolen, meneer. Is het waar vroeg Wheeler, ter wijl hij den man het geld gaf en ver der liep. Een poosje later was hij nauwelijks verbaasd in zijn anderen vestzak een tweede gouden horloge te vinden. III. Op den avond van diemzelfden dag wandelde de hoer Wheeler, die geen verdere onaangename avonturen had ondervonden, van het station naar huis. In High Lane aangekomen, liep een armoedig gekleede man naar hem toe. Pardon, meneer, zeide hij, maar het zou er heel slecht voor u hebben uitgezien, wanneer 'emand de politie had gewaarschuwd, toen u vanmor gen het station in de stad verliet. De beer Wheeler keek hem aan. Wel, man, hoe weet je dat vroeg hij. Ik weet alles, antwoordde de vreemde bescheiden, want ik heb dit alles gedaan. Waarom vroeg Wheeler. Om den heer Frank Marshall, antwoordde hij, en laat wat u van daag gebeurd is, eene waarschuwing voor u zijn, om het in orde te brengen voor den lieer Frank Marshall, want hij Ls even onschuldig als u het van morgen geweest is, hoewel hij even als u den schijn tegen zich had. Maar, beste man, zoudt ge u nader willen verklaren Wat weet go van Frank Marshall Niet veel, zeide de ander, maar hij haalde mij gisteren uH het kanaal waari/n ik was gevallen. Hij vedelde mij, hoe hij daarheen was gegaan, om zich te verdrinken, omdat hij in moeilijkheden was geraakt op uw kantoor. Ik had gauw genoeg ont dekt bij wien u dineerde ik ging er heen en stal drie lepels. Twee er van verpandde lk en toen u vanmorgen uit uw huls kwam, stootte lk tegen u a&ïi en liet den andere tegelijk met het lommerdbriefje 'n uw zak glijden. Ik had een helper om den hoek van de straat, veranderde van kleeren, stal het horloge van een ouden neer en toen vertoonde ik mij aan u xls een vreemdeling. Terwijl u mij den weg wees, liet ik het horloge in uw zak glijdep. De vrouw aan het station was mijne helpster en toen u niet keek. legde zij hare beurs in uw valles. Ik stapte ln denzelfden tre'n als u en trok de kleeren aan van een werkman. Toen wij aan het station kwamen, nam ik het horloge van een ander weg. Op hetzelfde oogenblik, dat ik u van dezen diefstal vertelde, deed ik het horloge in uw zak. En nu vertel lk het u ronduit wanneer er iets met Frank Marshall gebeurt, zal ik maken, dat u binnen drie maanden aan de grootste schan de wordt blootgesteld. Ge schijnt een goede vrtend te zijn, maar uwe bezorgdheid omtrent deu jongen Marshall was geheel on- noodig. liet vermiste geld kwam he denmorgen vroeg terecht. Dan is het in orde, ze'de de klei ne man, maar vergeet niet wat ik u gezegd heb. Adieu 1 De heer Wheeler riep hem terug. Je gedrag was schandelijk, zeide hij, en het beeft mij in de onaangena me noodzakelij klieid gesteld een ano niem pakje, inhoudende de voorwer pen, die je bij mij gestoken hebt, naar de pojitie te brengen. Je dankbaar heid aan Marshall geeft het bewijs van beteren aard O, als ge mij verbeteren wilt, hebt ge het glad mis. Hij klopte den heer Wheeler stevig op de borst. Om ons te verbeteren, moet men ons jong vangen, zeide hij. Hij verdween en Wheeler l'ep naar huls. Hij had xijne vrouw een tele gram gestuurd, waarin hij haar be luchtte, dat het geld terecht was en opgewekt kwam zij hem tegemoet Ik was zeer verrukt met Je tele gram, zeide zij. Maar wat ls er met Je horloge gebeurd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 11