stormachtige Tijden. NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. FEUILLETON 26e Jaargang. No. 7874 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. donderdag 25 febroari 1009 b ABONNEMENTEN PER DRIB MAANDENl Voor Haarlem1.29 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd Is (kom der gemeente)1-30 Franco per post door Nederlandl-6g Afzonderlijke nummers Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37 H de omstreken en franco per post 9 0.4o Uitgave der Venaootscbap Lonrens Coster. Directeur I. C. PEEREBO0M# AD VERTENTIÈNi 7an 1—5 regels 50 Cts.: iedere regel meer 10 Cis. Buiten het Arrondissement Haarlem van 1—5 regels /i—elke regel meer /0.10 Reclames 30 Cent per rcgeL Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Advcrtenttën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing! 50 Cts. voor 3 plaatsingen k contant Redactie en Administratiet Groote Houtstraat 55. Intercommunaa! Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724. Drukkerij: Zolder Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122. Tot de plaatsing van advertentiCn en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA, Warmoesstraat 76—78, Amsterdam. Telephoon interc. 6229. TWEEDE BLAD. OM ONS HEEN No. 888. Nabetrachting van den Gemeenteraad. Onlangs is in dit blad meegedeeld, dat d3 verordening op de schoolgeld heffing voor de school van meer uit gebreid lager onderwijs door de Re geering voorloopig tot September 1909 is goedgekeurd, omdat daaraan de bepaling ontbreekt, dat kinderen Tan min- en onvermogende ouders er tegen betaling van een gering of zelfs in 't geheel geen schoolgeld, zullen worden toegelaten. Deze bepaling is er een van de wet op het lager on derwijs en de Regeering schijnt van zins, die strikt te handhaven. Naar den zin van ouders, die op die school nu voor hun kinderen 50 betalen, is dit vooruitzicht aller minst. Vijf en veertig hunner, van .wie de heer Feltmann als eerste on derteekenaar, hebben bij den Raad gerequestreerd. Zij beroepen zich er op, dat in 1907 in den Raad is ver klaard, dat de school zou zijn voor meer gegoeden. Worden leerlingen uit andere categoriën daarop toege laten, dan zullen zij zich misleid ach ten en hunne kinderen, 80 in getal, -Yan school nemen. Hunnerzijds doen zij het middel aan de hand om aan het bezwaar te ontkomen, namelijk door aan een van de andere scholen gelegenheid te geven tot voortgezet onderwijs en daar dan kinderen van min- en on vermogenden toe te laten. Bij de oprichting van de school is deze bepaling van de wet voorbij ge. zien. En had men die bedacht, dan zou ze nog geen moeilijkheid hebben opgeleverd, omdat toen het. plan be stond een tweede school voor m. u. 1. o. met zeer verlaagd schoolgeld op te richten. De nieuwe onderwijsplannen, vooral de weder-oprichting van de H. B. S. met 3-jarigen cursus, heelt den Raad daarvan evenwel doen afzien. Er zal dus nu een middel gezocht moe ten worden om de requestreerende ouders tevreden te stellen. Tevreden gesteld is de heer Middel, koop nog niet. Hij heeft voor d< tweede maal een betoog gehouden over ons schilderijenmuseum en daarbij teruggekomen op zijn in de vorige vergadering geuite bewerini dat bet vernig van de Frans Hals af gedropen was, omdat het stuk te vroeg zou zijn opgehangen. Nu de Commis sie er op gewezen beeft, dat die druipplekken er al veel vroeger op ontstaan zijn, heeft de heer Middel koop gezegd, dat hij niet de nieuwe vernis bedoeld heeft, maar de oude. Ik wil er alleen dit van zeggen, dat bij zich dan bijzonder onduidelijk heeft uitgedrukt. Dezen keer had hij een nieuwe grief. Plet groote Schuttersstuk was in 't ongereede geraakt, de verf over meer dan de helft gebarsten. Ik heb daarover maar weer een on derzoek ingesteld. Dit Schuttersstuk hing voor den nooduitgang, de ope ning naar het zoogenaamde schavotje en heeft daar de felle kou ondervon den. De vernis was eenigszins ge schift en zal dus worden geregene reerd. Bij de Commissie bestond reeds vroeger het voornemen, die bewerking op bet stuk toe te passen en daar nu besloten is, de door den nooduitgang instroomende kou te weren door er een zwaar gordijn voor te hangen, is meteen liet stuk onder handen genomen. Tegelijk zal dus het gordijn en het schilderij worden opgehangen. Intusschen is de kachel in de zaai lekker aan 't branden en wordt zorg vuldig geregeld, opdat de tempera- tuur niet boven de 60 graden stijgen zal. Kou en vocht kunnen er dus nu niet meer voorkomen en al is het goed, dat daaraan nu een einde is gemaakt, lijkt het mij toch wel over dreven, nat we nu elke Raadsvergade ring jammerklachten over het Mu seum moeten aanhooren. De Commia. sie, waarin behalve ernstige liefheb bers van schilderijen, toch ook een schilder als de heer Koster en deskun digen als Jhr. Six uit Amsterdam en Dr. Bredius uit den Plaag zitting heb ben, vat haar taak waarlijk niet licht vaardig op. Dezen keer heeft de Raad zich met een wensch van den wethouder van onderwijs, niet vereenigd. B. en W. waren vóór het denkbeeld van den heer Krolage, dat aan hen het toe zicht zou worden opgedragen over inrichtingen van onderwijs, die dooi de gemeente worden gesubsidieerd en niet onder het toezicht van andere colleges staan. Ook de Raad kon zich met dat stelsel wel vereenigen, maar had er bezwaar tegen, dat B. en W. ook do programma's van die scholen en cursussen zouden hebben goed te keuren. Daarvan voorzagen sommige sprekers conflicten, anderen vonden de bepaling overbodig. Het baatte niet, of Mr. Thiel tot tweemaal toe uitdrukkelijk verklaar de, dat liij toezicht zonder goedkeu ring van de programma's van nul en geener waarde vond. Evenmin, dat hij ben die botsingen voorzagen, wees op het voornemen van B. en W., om overleg te plegen met de betrokken hoofden en schoolbesturen. 'sRaads meerderheid scheen bijzonder huive rig om aan B. en W. deze bevoegd heid toe te kennen en liet zich zelfs niet verteederen door de zeer juiste opmerking van den heer Van Sty- rum, dat deze subsidies immers elk jaar weer ter sprake komen en de proef derhalve, mocht ze niet vol doen, altijd na een jaar kon worden gestaakt't Hielp alles nietde Raad zag nu eenmaal spoken op klaarlich ten dag. Met achttien tegen veertien stemmen werd een amendement van den heer VaD Lynden, om de voor waarde betreffende de goedkeuring der programma's, uit bet voorstel te lichten, aangenomen en daarna liet geamendeerde voorstel zelf, in weer wil van Mr. Thiols verzoek om nu het heeie toezicht maar liever te lo ten vervallen, aangenomen. Welk heil de Raad nu verwacht van een toezicht, waarvan de man, die tot het honden meer in 't bijzon der geroepen is, zegt dat het niets om 't lijf kan hebben, is voor den bui tenstaander een raadsel. Er heersch- te een ige opgewondenheid over deze toch zoo eenvoudige zaak. Toen de wethouder sprak, gonsde het in de zaal van half ingehouden stemmen. De heer Rinkema werd zelfs tot de orde geroepen, toen hij meende, dat Mr. Thiel „het er wat dik oplegde." Was dai een onparlementaire uit drukking Pk heb er het onver to gene niet van gevoeld. Dik opleggen doet soms een schilder in den letterlijken zin vraag maar aan den heer Mid delkoop. Dik opleggen doet in den fi guurlijken zin een tooneelspeler vraag maar aan ja, wie van on ze Raadsleden is deskundig op too- neelgebied misschien het meest de heer Rinkema zelf, die immers den schouwburg aan den Jansweg verbouwd heeft en daarvan allicht wat theaterkennïs heeft meegekregen, gedachtig aan het versje: Zijt gij amber? vroeg een wijsgeer Aan een nietig klompje stof, Dat door zoeten geur hem trof. Neen, was 't antwoord van bet klompje. Maar ik toefde een korte poos In gezelschap van de roos. Eten en ander natuurlijk alweer in figuurlijken zin, daar de forsche ge stalte van den heer Rinkema aller minst aan een „nietig klompje stof" doet denken. Ik weet niet, of het den lezer belang inboezemt, dat B. en W. zijgevels van huizen, die ten zuiden van het Wijde Geldeloozenpad zullen worden ge bouwd, gevoegd willen hebben. Dat de heer Modoo ook de gelegenheid wou openlaten, dat ze kunnen wor den gepleisterd. En dat ten slotte de groote meerderheid van den Raad met B. en W. het voegen gebiedend voorschreef. Maar zeker zal men nog iets wil len lezen over d© keien aan den Wa genweg. Ik vermoed, dat het zijn nut kan hebben even aan de historie van dit geval te herinneren. In Dec. 1907 besloot de Raad, naar aanlei ding van een request van Wagenweg, bewoners, de zoogoed als nieuwe kei- bestrating door klinkers te vervan gen. Verzuimd werd alleen, de noo- dige gelden daarvoor toe te staan. In- plaals daarvan werd besloten tot algemeen stratenonderzoek in geheel Haarlem. Dat onderzoek is nog niet afgeloopen. Welnu, zei de heer Snel- tjes, laat ons een eind maken aan de zaak van den Wagenweg en den voorzitter uitnoodigen, deze aangele genheid te plaatsen op de agenda voor de eerstvolgende vergadering. Want, zoo zei hij, lichtelijk spot tend, hoe schoon ook die keien mo gen wezen, nu ze voor de Amsterdam- scho waterleiding moeten worden op gebroken, zal hun oorspronkelijk schoon wel verloren gaan. En listig lijk voegde hij er bij, dat juist nu, door een overeenkomst met Amster dams gemeentebestuur, kans bestond de veelbeminde klinkertjes goedkoo- per dan onder gewone omstandighe den, gelegd te krijgen. Zelfs de paarden zouden, als die stomme dieren spreken konden, om verandering van deze bestrating ko men smeeken. Zij vallen er herhaal delijk op. Nog Dinsdag was er voor het huis van den spreker, hoe kon t casueel zoo treffen, een edel ros van de beenen geraakt. Tot een debat kwam het niet. De burgemeester hamerde het vlug er door. Gedegenheid tot praten komt dus in de volgende vergadering. In die vijftien maanden is er nogal ver andering gekomen in den Raad. Zul len het in de volgende vergadering keien blijven of klinkers worden Wie lust heeft mag die vraag over wegen in de slapelooze nachten, die de bewoners van den Wagenweg had den of hebben van de rumoeropleve rende keien. Aan 't slot een klein incident. De Commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs had een voor dracht ingediend voor een lid van haar college. Gewoonte is, dat No. 1 van zooda nige voordracht met algemeen© stem men wordt benoemd. En zeker liad wel niemand in de vergadering be zwaar tesen Dr. P. P. C. Hoek, die als een bij uitstek bekwaam man be kend staat. Toch verwierf deze niet meer dan 18 stemmen en waren er 12 uitgebracht op den heer J. J. Beijnes, die zelfs niet op de voordracht ge noemd werd. Hier werd een principieel protest bedoeld. Men vindt namelijk de voor. drachten van deze Commissie wat exclusief. Nooit wordt iemand van rechts voorgesteld, altijd behooren de candidate® links. Is dat opzet? Ik kan het niet den ken. Juist het middelbaar onderwijs wenscht aan jonge menschen zooveel breedheid van denken bij te brengen, dat zij later de goede krachten zoe ken waar zij ze kunnen vinden, on verschillig of die rechts thuis behoo ren of links. Op smaller basis kan, dunkt me, het oordeel van de Com missie dus niet rusten. En ik heb dan ook, informeerende, ten antwoord ge kregen, dat nooit in de Commissie ©enigerlei bespreking is gehouden, die ten doel had personen van rechtsch-politieke overtuiging te we ren. „Juist de heer J. J. Beynes", zoo voegde onze zegsman er bij, „zou in onze Commissie zeer op zijn plaats zijn. Maar hebben de Raadsleden die op hem stemden, de zekerheid dat hij een benoeming aannemen zal? An dere functiën, bijvoorbeeld een Raadscandidatuur, zijn door hem in dertijd geweigerd. Tot zoover het lid van de Commis sie, wiens meening ik gevraagd heb. J. C. P. De Kermis te Beverwijk. II. 't Zal den lezer niet ontgaan zijn, dat er in den Raad geen argumenten te berde zijn gebracht tegen de af schaffing. Toch waren er wel leden, die togen het voorstel van den voor zitter waren. Maar dit gold persoon lijke overwegingen. Een der leden, de heer Burger, achtte de kermis op zichzelf geen kwaad. Wil men tijdons de kermis kwaad doen, redeneerde hij, dan kan men dat doen; tuaar even goed buiten den kermistijd. Hij erkende echter door de argumentatie in de adressen der geestelijkheid, aan het wankelen te zijn gebracht in zijn meening eai 't bleek in de vergadering van den raad, dat hij tot de tegenstanders dei- kermis was overgegaan, want hij stemde toen voor de afschaffing. Ook andere leden, die bezwaren hadden tegen voorstel van den lieer Strick, woretn door onderlinge be sprekingen overtuigd van de wen- schelijkheid, het Ingediend© voorstel aan te nemen. Dat geschiedde, als gemeld, met algemeene stemmen. Tot de afwezigen behoorde een kennis- voorstander, wethouder Moens; maar ook op hem behoeven de kermisgezin- den hun hoop niet te bouwen. De wethouder zal naar alle waarschijn lijkheid thans zijn stem niet geven aan een mogelijk voorstel tot weder invoering. Ook het motief van andere ledent dat de kermis haar eigen dood spoe dig zou sterven, en dat men er dus geen einde aan behoefde te maken, is thans door de afschaffing uiteraard vervallen. Inderdaad moest de jaar markt in de laatste jaren aan beüee- kenis hebben verloren. Toch stond nog de halve Breestraat aan weers kanten vol met kramen, draaimolens en een enkel spel en theater. En overdag was 't er meestal een gezellige drukte, vertelde een der heeren, die vóór het besluit van den Raadsvoorzitter gestemd had. Daar kwamen de ouders met hun kinderen uit den omtrek, gedurende Donderdag tot Dinsdag nu en dan eens een middagje bermishouden; maar des avonds als tram en trein de nette bezoekers had thuisgebracht, nam het beschonken volk de over hand en veroorzaakte ergerlijke too- neelen. Vooral op de hoofddagen Zaterdag en Zondag was dit het geval. Uit het manifest tot wederinvoering heeft men kunnen lezen, dat men wederom kermis wenscht, omdat de neringdoenden op gevoelige wijze zouden zijn benadeeld. Is dit Inder daad 't geval? Zeker, een bepaalde groep Beverwijkers hebben het vorig jaar een schadepostje gehad. Maar, dat was slechts een beperkt getaJ in gezetenen, nl. de café-houders en ook voor een deel de sigarenhandelaars. 't Behoeft wel geen nader betoog, dat de kermisvierders uitstekende klanten waren voor de herbergiers^ na het gemeld© over de dronkemans- tooneelen; ook voor de sigarenhande- - laars waren 't goede dagen. En noode hebben zij in Augustus 1.1. hun vele klanten gemist, ofschoon er dien tijd, door de macht der traditie nog heel wat volk op de been was. Doch behalve deze groepen kan men niet In gemoede volhouden, dat andere neringdoenden schade, al thans belangrijke schade liebben ge leden door het verdwijnen der ker mis, al zijn er wel, die 't tegendeel beweren. We kunnen u uit onze boe ken laten zien, voert men dan aan,- dat we im Augustus 1908 minder hebben ontvangen, dan ln die maand van het voorgaande jaar." Wie zoo spreken, zijn bv. de slagers. Als 't kermis is, doen de Wijkers zich eens te goed aan vleesch. En in derdaad moeten het verbazend© hoe- voelheden zijn, die zij dan verorbe ren. Maar, tegen dit tijdelijke voor deel, staat voor de slagers het na deel, dat een groot aantal dezer men- schJen in geen drie of vier weken meer geld heeft om vleesch te koo- pen. De tijdelijke overdaad wordt duf gevolgd door een geruimen tijd van' onthouding. Zoo gaat het ook bij an dere neringdoenden. Over het aJge-: meen hebben zij geen werkelijk voor deel van het houden der kermis. Het is dan ook een onjuistheid, dat- de wederinvoering de welvaart van de gemeente zou verhoogen. Dit is een foutieve voorstelling der waar heid, die men in 't manifest aan de burgerij als ter goeder trouw kan aanvaarden, omdat men nu eenmaal geneigd is eigen belang voor alge meen belang te houden. Minstens overdreven Is ook het gunstig saldo voor de gemeentekas van de staan gelden, daar hiervan, als reeds opge merkt, de zeer belangrijke kosten, door de kermis veroorzaakt, moeteri worden afgetrokken. Bij de belanghebbenden, ten min ste bij sommigen van ben, behoeft men niet aan te komen met den ethi- schen kant der zaak. Zij laten het stoffelijke voordeel zwaarder wegen, dan het moreel© nadeel en meenen de moraliteitskwestie uit te schakelen met de redeneering, dat ongebonden heid en uitspanningen toch plaats hebben, ook als er geen kennis is.. Dat is in zoover natuurlijk juist; maar afgezien van het zeer belang rijk gradueel verschil, zien zij dan over het hoofd, dat de kermis aanlei ding geeft tot allerlei onbehoorlijks* In Beverwijk is dat nu eenmaal een feit; daarvan gaat niets af en het wordt ook niet verzwakt doordat el ders op de kermissen veel voorvalt wat de moraliteit ernstig schaadt. De wat-gaat-'trmij-aan-wat een and er-doe Ureden eer ing gaat voor een ernstig mensch niet op. En geenszins mag het algemeen belang opgeofferd worden aan het belang van enkelen. Dat is dan ook de gezonde rede neering, dile den Beverwij kschen Raad Naar het Engelsch, door Barones Orczy. 11) Hij sprak over het gepeupel van Parijs, dat hij blijkbaar zoo goed be greep. Voorvallen, zooals Juliette er nu een had uitgelokt, hadden al zoo dikwijls tot roof en diefstal, ja zelfs tot moord aanleiding gegevenmaar in den omtrek van het huis van den burger-afgevaardigde Déroulède was alles rustig en kalm, een half uur nadat Juliette aan die huilende me nigte ontsnapt was. Hij had eenvoudig maar twintig minuten lang lot iien gesproken en zij waren heei kalm heengegaan, zonder eer» haar op zijn hoofd ie krenken Hij scheen van hen te hou den, het beetje goed te kunnen vin den, dat achter die harde korst van kwaad, door veel ellende om hun hart gegroeid, verborgen zat. Eens wendde hij zich plotseling kortaf tot Juliette: Pardon, mademoiselle, maar om uwentwil moeten wij u hier een poosje gevangen houden. Niemand zal u ouder dit dak eenig kwaad doen, maar u zou vanavond niet vei lig door de straten in deze buurt kun nen gaan. Maar ik moet gaan, mijnheer. Ik moet inderdaad gaan I zei ze ern stig. Ik ben u zeer dankbaar, maar ik kan Petronella niet alleen laten. Wie is Petronella Mijn lieve, oude verzorgster, mijnheer. Zij heeft mij nooit verla ten. Wat zal zij angstig en ongedul dig zijn, nu ik zoo lang wegblijf. Waar woont zij Rue Taitbout No. 15, maar.... Vind ingoed, dat ik haar een boodschap zend Ik zal baar berich ten, dat u veilig onder mijn dak is, en dat het veel voorzichtiger is, als u daar voorloopig blijft. Als u dat het beste oordeelt, mijnheer, antwoordde zij. Inwendig beefde zij van opgewon denheid. Niet alleen was zij nu in dit huis gekomen, maar zij zou hier ook blijven. Uit wier naam moet ik de bood schap overbrengen vroeg hij. Mijn naam is Juliette Marny. Zij keek hem scherp aan, terwijl zij dat zeide, maar hij gaf niet het min ste teoken, dat die naam herinnerin gen bij hein opwekte. Tien jaar is een lange tijd, en in die tien jaar had men zooveel be leefd 1 Een gewaarwording van groo te verontwaardiging kwam in Juliet te op, toen zij begreep, dat hij het vergeten was. De naam beteekende niets voor hem 1 Hij riep niet eens in zijn ge heugen het feit wakker, dat zijn han den met bloed bevlekt waren. Hij boog voor haar en ging de ka mer uit. Het gevoel van verontwaardiging werd minder en zij bleef alleen met mevrouw Déroulèdeeven daarna kwam ook Anne Mie binnen. De drie vrouwen babbelden wat sa. men, terwijl zij wachtten op den te rugkeer van den meester des huizes. JuiieLte voelde zich goed en in spijt van zichzelf bijna gelukkig. Zij had zoo lang alleen met Petronella op het armzalige, kleine zolderkamertje ge woond, dat zij genoot van de weelde van deze beschaafde omgeving. Na tuurlijk was het niet zoo groot of weelderig als het vorstelijk paleis van lia&r vader tegenover het Louvre, waarvan nu mets anders over was dan een bouwval, sinds het door het Comité van Nationale Verdediging in bezit was genomen en als een soort van kazerne dienst deed. Maar het huis van de familie Déroulède had speciaal iets zeer beschaafds. Het mooie porselein op den grooten schoorsteenrand, de mooie schilde rijen langs den wand, het gezicht door de open deur naar de tafeL dia met een fijn damast tafellaken gedekt en schitterend van zilver sprak van verfijnden smaak en van weelderige gewoonten, die door den geest van Gelijkheid en Anarchie nog niet on derdrukt waren. Toen Déroulède terugkwam, bracht hij een atmosfeer van frissch© opge wektheid met zich mee. In de straat was het nu rustig en toen hij voorbij het ziekenhuis zijn eigen gift aan het volk wandelde, was hij luide toegejuicht. Een of twee ironische stemmen hadden hem gevraagd wat lnj gedaan had met de aristocraat en haar kanten prullen, maai* daar was het bij gebleven en Mademoiselle Marny behoefde geen vrees te hebben. Hij had Petronella meegenomen, zijn zorglooze, onbegrensde gastvrij heid zou hem er zelfs toegebracht hebben Juliette en lui ar geheele dienstbodenpersoneel bij zich in huis te nemen, als zij er een bezeten had. Nu had een vloed van tranen van de brave, oude ziel zijn vriendelijk hart fyen smelten. Hij bood haar en haar' jonge meesteres een tehuis aan, totdat de dreigende wolk voorbij getrokken zou zijn. Hij ried haar aan, daarna naar Engeland te gaan. Emigratie was het eenige veilige en Mademoiselle Mar ny had nu de attentie van het Parij- 8che JzesDuis on zich eevestLad. Oxure- twijfedd zouden haar namen binnen eenige dagen als „verdacht" staan opgeteekend. Zij zou buitenslandsch het veiligst zijn, en kon niet beter doen dan zichzef onder de hoede van dien Engelschen enthousiast te stel len, die al zoo menig vervolgd Franschman had geholpen om aan de verschrikkingen van de Revolutie te ontkomen; den man, die een doorn in het oog was van het Comité van Algemeen Welzijn en die den bij naam van den Ru oden Pimpernel had gekregen. HOOFDSTUK IV. De trouwe Huishond. Na het souper spraken zij over Charlotte Corday. Juliette was vervuld van de dacht© aan die heldin en hield van over haar te spreken. Zij was voor haar een rechtvaardiging van haar eigen daden, die dus rechtvaar diging noodig schenen te hebben. Zij hield er van Paul Déroulede te hoor en sprekenzijn enthousiasme op te wekken en te zien hoe zijn ernstig, donker gelaat door liet in nerlijk vuur van geestdrift ophel derde. Zij had zich openlijk bekend ge maakt als de dochter van den Her- tos da Marny* Toen zij anrak over haar vader en over haar broeder, die in een duel gedood was, zag zq, dat Déroulède haar lang en onder* zoekend aankeek. Blijkbaar vroeg hi) zich af, of zij alles wistmaar zij be antwoordde zijn blik*open en onbe* vreesd en daarop was hij, naar het scheen, voldaan. Mevrouw Déroulède scheen niets te weten van de bijzonderheden van dat duel. Déroulède trachtte Juliette er toe te brengen over baar broeder te spreken. Zij beantwoordde zijn vra» gen openhartig, maar uit hetgeen zii zeide, bleek heelemaal niet of zij wist, wie haar broeder doodde. Zij wilde, dat hij wist met wie hi) te doen had. Als hij een vijand ia haar vreesde, dan had hij nog gele genheid genoeg om zijn deur vooc haar te sluiten. Maar even later had hij zijn warm aanbod van gastvrijheid vernieuwd. Totdat wij alles in orde kunnen maken voor uw reis naar Engeland, voegde hij er even zuchtend bij, ala zag hij er tegen op van haar te scheiden. (Wordt vervolgd)^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5