stormachtige Tijden.
NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
FEUILLETON
26e Jaargang. No. 7874 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. donderdag 25 febroari 1009 b
ABONNEMENTEN
PER DRIB MAANDENl
Voor Haarlem1.29
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd Is (kom der
gemeente)1-30
Franco per post door Nederlandl-6g
Afzonderlijke nummers
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37 H
de omstreken en franco per post 9 0.4o
Uitgave der Venaootscbap Lonrens Coster. Directeur I. C. PEEREBO0M#
AD VERTENTIÈNi
7an 1—5 regels 50 Cts.: iedere regel meer 10 Cis. Buiten het Arrondissement
Haarlem van 1—5 regels /i—elke regel meer /0.10 Reclames 30 Cent per rcgeL
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Advcrtenttën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing!
50 Cts. voor 3 plaatsingen k contant
Redactie en Administratiet Groote Houtstraat 55.
Intercommunaa! Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724.
Drukkerij: Zolder Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122.
Tot de plaatsing van advertentiCn en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA,
Warmoesstraat 76—78, Amsterdam. Telephoon interc. 6229.
TWEEDE BLAD.
OM ONS HEEN
No. 888.
Nabetrachting van den
Gemeenteraad.
Onlangs is in dit blad meegedeeld,
dat d3 verordening op de schoolgeld
heffing voor de school van meer uit
gebreid lager onderwijs door de Re
geering voorloopig tot September
1909 is goedgekeurd, omdat daaraan
de bepaling ontbreekt, dat kinderen
Tan min- en onvermogende ouders er
tegen betaling van een gering of zelfs
in 't geheel geen schoolgeld, zullen
worden toegelaten. Deze bepaling is
er een van de wet op het lager on
derwijs en de Regeering schijnt van
zins, die strikt te handhaven.
Naar den zin van ouders, die op
die school nu voor hun kinderen
50 betalen, is dit vooruitzicht aller
minst. Vijf en veertig hunner, van
.wie de heer Feltmann als eerste on
derteekenaar, hebben bij den Raad
gerequestreerd. Zij beroepen zich er
op, dat in 1907 in den Raad is ver
klaard, dat de school zou zijn voor
meer gegoeden. Worden leerlingen
uit andere categoriën daarop toege
laten, dan zullen zij zich misleid ach
ten en hunne kinderen, 80 in getal,
-Yan school nemen. Hunnerzijds doen
zij het middel aan de hand om aan
het bezwaar te ontkomen, namelijk
door aan een van de andere scholen
gelegenheid te geven tot voortgezet
onderwijs en daar dan kinderen van
min- en on vermogenden toe te laten.
Bij de oprichting van de school is
deze bepaling van de wet voorbij ge.
zien. En had men die bedacht, dan
zou ze nog geen moeilijkheid hebben
opgeleverd, omdat toen het. plan be
stond een tweede school voor m. u. 1.
o. met zeer verlaagd schoolgeld op te
richten. De nieuwe onderwijsplannen,
vooral de weder-oprichting van de H.
B. S. met 3-jarigen cursus, heelt den
Raad daarvan evenwel doen afzien.
Er zal dus nu een middel gezocht moe
ten worden om de requestreerende
ouders tevreden te stellen.
Tevreden gesteld is de heer Middel,
koop nog niet. Hij heeft voor d<
tweede maal een betoog gehouden
over ons schilderijenmuseum en
daarbij teruggekomen op zijn in de
vorige vergadering geuite bewerini
dat bet vernig van de Frans Hals af
gedropen was, omdat het stuk te vroeg
zou zijn opgehangen. Nu de Commis
sie er op gewezen beeft, dat die
druipplekken er al veel vroeger op
ontstaan zijn, heeft de heer Middel
koop gezegd, dat hij niet de nieuwe
vernis bedoeld heeft, maar de oude.
Ik wil er alleen dit van zeggen, dat
bij zich dan bijzonder onduidelijk
heeft uitgedrukt.
Dezen keer had hij een nieuwe
grief. Plet groote Schuttersstuk was
in 't ongereede geraakt, de verf over
meer dan de helft gebarsten.
Ik heb daarover maar weer een on
derzoek ingesteld. Dit Schuttersstuk
hing voor den nooduitgang, de ope
ning naar het zoogenaamde schavotje
en heeft daar de felle kou ondervon
den. De vernis was eenigszins ge
schift en zal dus worden geregene
reerd. Bij de Commissie bestond
reeds vroeger het voornemen, die
bewerking op bet stuk toe te passen
en daar nu besloten is, de door den
nooduitgang instroomende kou te
weren door er een zwaar gordijn voor
te hangen, is meteen liet stuk onder
handen genomen. Tegelijk zal dus
het gordijn en het schilderij worden
opgehangen.
Intusschen is de kachel in de zaai
lekker aan 't branden en wordt zorg
vuldig geregeld, opdat de tempera-
tuur niet boven de 60 graden stijgen
zal. Kou en vocht kunnen er dus nu
niet meer voorkomen en al is het
goed, dat daaraan nu een einde is
gemaakt, lijkt het mij toch wel over
dreven, nat we nu elke Raadsvergade
ring jammerklachten over het Mu
seum moeten aanhooren. De Commia.
sie, waarin behalve ernstige liefheb
bers van schilderijen, toch ook een
schilder als de heer Koster en deskun
digen als Jhr. Six uit Amsterdam en
Dr. Bredius uit den Plaag zitting heb
ben, vat haar taak waarlijk niet licht
vaardig op.
Dezen keer heeft de Raad zich met
een wensch van den wethouder van
onderwijs, niet vereenigd. B. en W.
waren vóór het denkbeeld van den
heer Krolage, dat aan hen het toe
zicht zou worden opgedragen over
inrichtingen van onderwijs, die dooi
de gemeente worden gesubsidieerd
en niet onder het toezicht van andere
colleges staan. Ook de Raad kon zich
met dat stelsel wel vereenigen, maar
had er bezwaar tegen, dat B. en W.
ook do programma's van die scholen
en cursussen zouden hebben goed te
keuren. Daarvan voorzagen sommige
sprekers conflicten, anderen vonden
de bepaling overbodig.
Het baatte niet, of Mr. Thiel tot
tweemaal toe uitdrukkelijk verklaar
de, dat liij toezicht zonder goedkeu
ring van de programma's van nul en
geener waarde vond. Evenmin, dat
hij ben die botsingen voorzagen, wees
op het voornemen van B. en W., om
overleg te plegen met de betrokken
hoofden en schoolbesturen. 'sRaads
meerderheid scheen bijzonder huive
rig om aan B. en W. deze bevoegd
heid toe te kennen en liet zich zelfs
niet verteederen door de zeer juiste
opmerking van den heer Van Sty-
rum, dat deze subsidies immers elk
jaar weer ter sprake komen en de
proef derhalve, mocht ze niet vol
doen, altijd na een jaar kon worden
gestaakt't Hielp alles nietde Raad
zag nu eenmaal spoken op klaarlich
ten dag. Met achttien tegen veertien
stemmen werd een amendement van
den heer VaD Lynden, om de voor
waarde betreffende de goedkeuring
der programma's, uit bet voorstel te
lichten, aangenomen en daarna liet
geamendeerde voorstel zelf, in weer
wil van Mr. Thiols verzoek om nu
het heeie toezicht maar liever te lo
ten vervallen, aangenomen.
Welk heil de Raad nu verwacht
van een toezicht, waarvan de man,
die tot het honden meer in 't bijzon
der geroepen is, zegt dat het niets om
't lijf kan hebben, is voor den bui
tenstaander een raadsel. Er heersch-
te een ige opgewondenheid over deze
toch zoo eenvoudige zaak. Toen de
wethouder sprak, gonsde het in de
zaal van half ingehouden stemmen.
De heer Rinkema werd zelfs tot de
orde geroepen, toen hij meende, dat
Mr. Thiel „het er wat dik oplegde."
Was dai een onparlementaire uit
drukking Pk heb er het onver to gene
niet van gevoeld. Dik opleggen doet
soms een schilder in den letterlijken
zin vraag maar aan den heer Mid
delkoop. Dik opleggen doet in den fi
guurlijken zin een tooneelspeler
vraag maar aan ja, wie van on
ze Raadsleden is deskundig op too-
neelgebied misschien het meest
de heer Rinkema zelf, die immers
den schouwburg aan den Jansweg
verbouwd heeft en daarvan allicht
wat theaterkennïs heeft meegekregen,
gedachtig aan het versje:
Zijt gij amber? vroeg een wijsgeer
Aan een nietig klompje stof,
Dat door zoeten geur hem trof.
Neen, was 't antwoord van bet
klompje.
Maar ik toefde een korte poos
In gezelschap van de roos.
Eten en ander natuurlijk alweer in
figuurlijken zin, daar de forsche ge
stalte van den heer Rinkema aller
minst aan een „nietig klompje stof"
doet denken.
Ik weet niet, of het den lezer belang
inboezemt, dat B. en W. zijgevels van
huizen, die ten zuiden van het Wijde
Geldeloozenpad zullen worden ge
bouwd, gevoegd willen hebben. Dat
de heer Modoo ook de gelegenheid
wou openlaten, dat ze kunnen wor
den gepleisterd. En dat ten slotte de
groote meerderheid van den Raad
met B. en W. het voegen gebiedend
voorschreef.
Maar zeker zal men nog iets wil
len lezen over d© keien aan den Wa
genweg. Ik vermoed, dat het zijn
nut kan hebben even aan de historie
van dit geval te herinneren. In Dec.
1907 besloot de Raad, naar aanlei
ding van een request van Wagenweg,
bewoners, de zoogoed als nieuwe kei-
bestrating door klinkers te vervan
gen. Verzuimd werd alleen, de noo-
dige gelden daarvoor toe te staan. In-
plaals daarvan werd besloten tot
algemeen stratenonderzoek in geheel
Haarlem. Dat onderzoek is nog niet
afgeloopen. Welnu, zei de heer Snel-
tjes, laat ons een eind maken aan de
zaak van den Wagenweg en den
voorzitter uitnoodigen, deze aangele
genheid te plaatsen op de agenda
voor de eerstvolgende vergadering.
Want, zoo zei hij, lichtelijk spot
tend, hoe schoon ook die keien mo
gen wezen, nu ze voor de Amsterdam-
scho waterleiding moeten worden op
gebroken, zal hun oorspronkelijk
schoon wel verloren gaan. En listig
lijk voegde hij er bij, dat juist nu,
door een overeenkomst met Amster
dams gemeentebestuur, kans bestond
de veelbeminde klinkertjes goedkoo-
per dan onder gewone omstandighe
den, gelegd te krijgen.
Zelfs de paarden zouden, als die
stomme dieren spreken konden, om
verandering van deze bestrating ko
men smeeken. Zij vallen er herhaal
delijk op. Nog Dinsdag was er voor
het huis van den spreker, hoe kon t
casueel zoo treffen, een edel ros van
de beenen geraakt.
Tot een debat kwam het niet. De
burgemeester hamerde het vlug er
door. Gedegenheid tot praten komt
dus in de volgende vergadering. In
die vijftien maanden is er nogal ver
andering gekomen in den Raad. Zul
len het in de volgende vergadering
keien blijven of klinkers worden
Wie lust heeft mag die vraag over
wegen in de slapelooze nachten, die
de bewoners van den Wagenweg had
den of hebben van de rumoeropleve
rende keien.
Aan 't slot een klein incident.
De Commissie van toezicht op het
middelbaar onderwijs had een voor
dracht ingediend voor een lid van
haar college.
Gewoonte is, dat No. 1 van zooda
nige voordracht met algemeen© stem
men wordt benoemd. En zeker liad
wel niemand in de vergadering be
zwaar tesen Dr. P. P. C. Hoek, die
als een bij uitstek bekwaam man be
kend staat. Toch verwierf deze niet
meer dan 18 stemmen en waren er 12
uitgebracht op den heer J. J. Beijnes,
die zelfs niet op de voordracht ge
noemd werd.
Hier werd een principieel protest
bedoeld. Men vindt namelijk de voor.
drachten van deze Commissie wat
exclusief. Nooit wordt iemand van
rechts voorgesteld, altijd behooren de
candidate® links.
Is dat opzet? Ik kan het niet den
ken. Juist het middelbaar onderwijs
wenscht aan jonge menschen zooveel
breedheid van denken bij te brengen,
dat zij later de goede krachten zoe
ken waar zij ze kunnen vinden, on
verschillig of die rechts thuis behoo
ren of links. Op smaller basis kan,
dunkt me, het oordeel van de Com
missie dus niet rusten. En ik heb dan
ook, informeerende, ten antwoord ge
kregen, dat nooit in de Commissie
©enigerlei bespreking is gehouden,
die ten doel had personen van
rechtsch-politieke overtuiging te we
ren. „Juist de heer J. J. Beynes", zoo
voegde onze zegsman er bij, „zou in
onze Commissie zeer op zijn plaats
zijn. Maar hebben de Raadsleden die
op hem stemden, de zekerheid dat hij
een benoeming aannemen zal? An
dere functiën, bijvoorbeeld een
Raadscandidatuur, zijn door hem in
dertijd geweigerd.
Tot zoover het lid van de Commis
sie, wiens meening ik gevraagd heb.
J. C. P.
De Kermis te Beverwijk.
II.
't Zal den lezer niet ontgaan zijn,
dat er in den Raad geen argumenten
te berde zijn gebracht tegen de af
schaffing. Toch waren er wel leden,
die togen het voorstel van den voor
zitter waren. Maar dit gold persoon
lijke overwegingen.
Een der leden, de heer Burger,
achtte de kermis op zichzelf geen
kwaad. Wil men tijdons de kermis
kwaad doen, redeneerde hij, dan kan
men dat doen; tuaar even goed buiten
den kermistijd. Hij erkende echter
door de argumentatie in de adressen
der geestelijkheid, aan het wankelen
te zijn gebracht in zijn meening eai 't
bleek in de vergadering van den
raad, dat hij tot de tegenstanders dei-
kermis was overgegaan, want hij
stemde toen voor de afschaffing.
Ook andere leden, die bezwaren
hadden tegen voorstel van den lieer
Strick, woretn door onderlinge be
sprekingen overtuigd van de wen-
schelijkheid, het Ingediend© voorstel
aan te nemen. Dat geschiedde, als
gemeld, met algemeene stemmen. Tot
de afwezigen behoorde een kennis-
voorstander, wethouder Moens; maar
ook op hem behoeven de kermisgezin-
den hun hoop niet te bouwen. De
wethouder zal naar alle waarschijn
lijkheid thans zijn stem niet geven
aan een mogelijk voorstel tot weder
invoering.
Ook het motief van andere ledent
dat de kermis haar eigen dood spoe
dig zou sterven, en dat men er dus
geen einde aan behoefde te maken,
is thans door de afschaffing uiteraard
vervallen. Inderdaad moest de jaar
markt in de laatste jaren aan beüee-
kenis hebben verloren. Toch stond
nog de halve Breestraat aan weers
kanten vol met kramen, draaimolens
en een enkel spel en theater.
En overdag was 't er meestal een
gezellige drukte, vertelde een der
heeren, die vóór het besluit van den
Raadsvoorzitter gestemd had.
Daar kwamen de ouders met hun
kinderen uit den omtrek, gedurende
Donderdag tot Dinsdag nu en dan
eens een middagje bermishouden;
maar des avonds als tram en trein
de nette bezoekers had thuisgebracht,
nam het beschonken volk de over
hand en veroorzaakte ergerlijke too-
neelen.
Vooral op de hoofddagen Zaterdag
en Zondag was dit het geval.
Uit het manifest tot wederinvoering
heeft men kunnen lezen, dat men
wederom kermis wenscht, omdat de
neringdoenden op gevoelige wijze
zouden zijn benadeeld. Is dit Inder
daad 't geval? Zeker, een bepaalde
groep Beverwijkers hebben het vorig
jaar een schadepostje gehad. Maar,
dat was slechts een beperkt getaJ in
gezetenen, nl. de café-houders en ook
voor een deel de sigarenhandelaars.
't Behoeft wel geen nader betoog,
dat de kermisvierders uitstekende
klanten waren voor de herbergiers^
na het gemeld© over de dronkemans-
tooneelen; ook voor de sigarenhande- -
laars waren 't goede dagen. En noode
hebben zij in Augustus 1.1. hun vele
klanten gemist, ofschoon er dien tijd,
door de macht der traditie nog heel
wat volk op de been was.
Doch behalve deze groepen kan
men niet In gemoede volhouden, dat
andere neringdoenden schade, al
thans belangrijke schade liebben ge
leden door het verdwijnen der ker
mis, al zijn er wel, die 't tegendeel
beweren. We kunnen u uit onze boe
ken laten zien, voert men dan aan,-
dat we im Augustus 1908 minder
hebben ontvangen, dan ln die maand
van het voorgaande jaar." Wie zoo
spreken, zijn bv. de slagers.
Als 't kermis is, doen de Wijkers
zich eens te goed aan vleesch. En in
derdaad moeten het verbazend© hoe-
voelheden zijn, die zij dan verorbe
ren. Maar, tegen dit tijdelijke voor
deel, staat voor de slagers het na
deel, dat een groot aantal dezer men-
schJen in geen drie of vier weken
meer geld heeft om vleesch te koo-
pen. De tijdelijke overdaad wordt duf
gevolgd door een geruimen tijd van'
onthouding. Zoo gaat het ook bij an
dere neringdoenden. Over het aJge-:
meen hebben zij geen werkelijk voor
deel van het houden der kermis.
Het is dan ook een onjuistheid, dat-
de wederinvoering de welvaart van
de gemeente zou verhoogen. Dit is
een foutieve voorstelling der waar
heid, die men in 't manifest aan de
burgerij als ter goeder trouw kan
aanvaarden, omdat men nu eenmaal
geneigd is eigen belang voor alge
meen belang te houden. Minstens
overdreven Is ook het gunstig saldo
voor de gemeentekas van de staan
gelden, daar hiervan, als reeds opge
merkt, de zeer belangrijke kosten,
door de kermis veroorzaakt, moeteri
worden afgetrokken.
Bij de belanghebbenden, ten min
ste bij sommigen van ben, behoeft
men niet aan te komen met den ethi-
schen kant der zaak. Zij laten het
stoffelijke voordeel zwaarder wegen,
dan het moreel© nadeel en meenen de
moraliteitskwestie uit te schakelen
met de redeneering, dat ongebonden
heid en uitspanningen toch plaats
hebben, ook als er geen kennis is..
Dat is in zoover natuurlijk juist;
maar afgezien van het zeer belang
rijk gradueel verschil, zien zij dan
over het hoofd, dat de kermis aanlei
ding geeft tot allerlei onbehoorlijks*
In Beverwijk is dat nu eenmaal een
feit; daarvan gaat niets af en het
wordt ook niet verzwakt doordat el
ders op de kermissen veel voorvalt
wat de moraliteit ernstig schaadt.
De wat-gaat-'trmij-aan-wat een
and er-doe Ureden eer ing gaat voor een
ernstig mensch niet op. En geenszins
mag het algemeen belang opgeofferd
worden aan het belang van enkelen.
Dat is dan ook de gezonde rede
neering, dile den Beverwij kschen Raad
Naar het Engelsch, door
Barones Orczy.
11)
Hij sprak over het gepeupel van
Parijs, dat hij blijkbaar zoo goed be
greep. Voorvallen, zooals Juliette er
nu een had uitgelokt, hadden al zoo
dikwijls tot roof en diefstal, ja zelfs
tot moord aanleiding gegevenmaar
in den omtrek van het huis van den
burger-afgevaardigde Déroulède was
alles rustig en kalm, een half uur
nadat Juliette aan die huilende me
nigte ontsnapt was.
Hij had eenvoudig maar twintig
minuten lang lot iien gesproken en
zij waren heei kalm heengegaan,
zonder eer» haar op zijn hoofd ie
krenken Hij scheen van hen te hou
den, het beetje goed te kunnen vin
den, dat achter die harde korst
van kwaad, door veel ellende om
hun hart gegroeid, verborgen zat.
Eens wendde hij zich plotseling
kortaf tot Juliette:
Pardon, mademoiselle, maar
om uwentwil moeten wij u hier een
poosje gevangen houden. Niemand
zal u ouder dit dak eenig kwaad
doen, maar u zou vanavond niet vei
lig door de straten in deze buurt kun
nen gaan.
Maar ik moet gaan, mijnheer.
Ik moet inderdaad gaan I zei ze ern
stig. Ik ben u zeer dankbaar, maar
ik kan Petronella niet alleen laten.
Wie is Petronella
Mijn lieve, oude verzorgster,
mijnheer. Zij heeft mij nooit verla
ten. Wat zal zij angstig en ongedul
dig zijn, nu ik zoo lang wegblijf.
Waar woont zij
Rue Taitbout No. 15, maar....
Vind ingoed, dat ik haar een
boodschap zend Ik zal baar berich
ten, dat u veilig onder mijn dak is,
en dat het veel voorzichtiger is, als
u daar voorloopig blijft.
Als u dat het beste oordeelt,
mijnheer, antwoordde zij.
Inwendig beefde zij van opgewon
denheid. Niet alleen was zij nu in
dit huis gekomen, maar zij zou hier
ook blijven.
Uit wier naam moet ik de bood
schap overbrengen vroeg hij.
Mijn naam is Juliette Marny.
Zij keek hem scherp aan, terwijl zij
dat zeide, maar hij gaf niet het min
ste teoken, dat die naam herinnerin
gen bij hein opwekte.
Tien jaar is een lange tijd, en in
die tien jaar had men zooveel be
leefd 1 Een gewaarwording van groo
te verontwaardiging kwam in Juliet
te op, toen zij begreep, dat hij het
vergeten was.
De naam beteekende niets voor
hem 1 Hij riep niet eens in zijn ge
heugen het feit wakker, dat zijn han
den met bloed bevlekt waren.
Hij boog voor haar en ging de ka
mer uit.
Het gevoel van verontwaardiging
werd minder en zij bleef alleen met
mevrouw Déroulèdeeven daarna
kwam ook Anne Mie binnen.
De drie vrouwen babbelden wat sa.
men, terwijl zij wachtten op den te
rugkeer van den meester des huizes.
JuiieLte voelde zich goed en in spijt
van zichzelf bijna gelukkig. Zij had
zoo lang alleen met Petronella op het
armzalige, kleine zolderkamertje ge
woond, dat zij genoot van de weelde
van deze beschaafde omgeving. Na
tuurlijk was het niet zoo groot of
weelderig als het vorstelijk paleis van
lia&r vader tegenover het Louvre,
waarvan nu mets anders over was
dan een bouwval, sinds het door het
Comité van Nationale Verdediging in
bezit was genomen en als een
soort van kazerne dienst deed. Maar
het huis van de familie Déroulède had
speciaal iets zeer beschaafds. Het
mooie porselein op den grooten
schoorsteenrand, de mooie schilde
rijen langs den wand, het gezicht
door de open deur naar de tafeL dia
met een fijn damast tafellaken gedekt
en schitterend van zilver sprak van
verfijnden smaak en van weelderige
gewoonten, die door den geest van
Gelijkheid en Anarchie nog niet on
derdrukt waren.
Toen Déroulède terugkwam, bracht
hij een atmosfeer van frissch© opge
wektheid met zich mee.
In de straat was het nu rustig en
toen hij voorbij het ziekenhuis zijn
eigen gift aan het volk wandelde,
was hij luide toegejuicht. Een of
twee ironische stemmen hadden hem
gevraagd wat lnj gedaan had met de
aristocraat en haar kanten prullen,
maai* daar was het bij gebleven en
Mademoiselle Marny behoefde geen
vrees te hebben.
Hij had Petronella meegenomen,
zijn zorglooze, onbegrensde gastvrij
heid zou hem er zelfs toegebracht
hebben Juliette en lui ar geheele
dienstbodenpersoneel bij zich in huis
te nemen, als zij er een bezeten had.
Nu had een vloed van tranen van
de brave, oude ziel zijn vriendelijk
hart fyen smelten. Hij bood haar en
haar' jonge meesteres een tehuis aan,
totdat de dreigende wolk voorbij
getrokken zou zijn.
Hij ried haar aan, daarna naar
Engeland te gaan. Emigratie was het
eenige veilige en Mademoiselle Mar
ny had nu de attentie van het Parij-
8che JzesDuis on zich eevestLad. Oxure-
twijfedd zouden haar namen binnen
eenige dagen als „verdacht" staan
opgeteekend. Zij zou buitenslandsch
het veiligst zijn, en kon niet beter
doen dan zichzef onder de hoede van
dien Engelschen enthousiast te stel
len, die al zoo menig vervolgd
Franschman had geholpen om aan
de verschrikkingen van de Revolutie
te ontkomen; den man, die een doorn
in het oog was van het Comité van
Algemeen Welzijn en die den bij
naam van den Ru oden Pimpernel had
gekregen.
HOOFDSTUK IV.
De trouwe Huishond.
Na het souper spraken zij over
Charlotte Corday.
Juliette was vervuld van de
dacht© aan die heldin en hield
van over haar te spreken. Zij was
voor haar een rechtvaardiging van
haar eigen daden, die dus rechtvaar
diging noodig schenen te hebben.
Zij hield er van Paul Déroulede te
hoor en sprekenzijn enthousiasme
op te wekken en te zien hoe zijn
ernstig, donker gelaat door liet in
nerlijk vuur van geestdrift ophel
derde.
Zij had zich openlijk bekend ge
maakt als de dochter van den Her-
tos da Marny* Toen zij anrak over
haar vader en over haar broeder,
die in een duel gedood was, zag zq,
dat Déroulède haar lang en onder*
zoekend aankeek. Blijkbaar vroeg hi)
zich af, of zij alles wistmaar zij be
antwoordde zijn blik*open en onbe*
vreesd en daarop was hij, naar het
scheen, voldaan.
Mevrouw Déroulède scheen niets te
weten van de bijzonderheden van dat
duel. Déroulède trachtte Juliette er
toe te brengen over baar broeder te
spreken. Zij beantwoordde zijn vra»
gen openhartig, maar uit hetgeen zii
zeide, bleek heelemaal niet of zij
wist, wie haar broeder doodde.
Zij wilde, dat hij wist met wie hi)
te doen had. Als hij een vijand ia
haar vreesde, dan had hij nog gele
genheid genoeg om zijn deur vooc
haar te sluiten.
Maar even later had hij zijn warm
aanbod van gastvrijheid vernieuwd.
Totdat wij alles in orde kunnen
maken voor uw reis naar Engeland,
voegde hij er even zuchtend bij, ala
zag hij er tegen op van haar te
scheiden.
(Wordt vervolgd)^