BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. 286 Jaargang. ZATERDAG 27 FEBRUARI 1909 No. 7876. DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ?L20 PER 3 MAANDEN SF 10 CENT PER WEEK. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJM ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND; ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen Kleur en Kleeding. Ruskin heeft gezegd! „Ieder mensch riet graag kleuren, doch slechts de iijnbeschaafde heeft er begrip van." De groote Engelsche geleerde had slechts ten opzichte van het eerste gedeelte van dezen zin gelijk. Ieder inensch ziet graag kleuren. Het zij de schreeuwende, schelle, in het oog loo- pende liet zij de matte, teere, blee- ke. Doch het is niet juist dat slechts de fijn beschaafde mensch daarvan jegrip heeft. Bij de natuurmenschen Is de zin voor kleuren veel sterker ontwikkeld. Bernard Shaw slaat den spijker op den kop waar hij op zijn paradoxale wijze zegt: „De tegen woordige smaak voert het daarheen, dat de kleur haai* kleur verliest." Werkelijk brengt onze smaak me de dat ons omgeven met- en hullen in iriet-sprekende klem-en. Vooral de monueu die toch in doorsnee de be schaafdste zijn, hebben hun zin voor kleur geheel verloren. Dat blijkt uit hun kleeding. De vrouw daarentegen heeft haai' zin voor kleur behouden. En de beschaafde vrouw heeft hem opgevoerd tot een ideale- kunstuiting. Alle vrouwen die in de geschiedenis een rol gespeeld hebben, hadden een bijzcwideren zin voor kleunen en kleedden zich kostbaar in heerlijk ge tinte gewaden. Cleopatra hield er van, zich in kleuren te hullen. Diana van Poitiers dweepte met' geel. En geel was de kleur die zij al tijd droeg. Pompadour gaf hierdoor blijk van haar fijnen smaak, dat zij teer blauw en teer rose goed wist te comb.neeren; Marie Antoinette bracht bij voorkeur rose en geel bijeen, waar uit blijkt, hoeveel vertrouwen zij in haar schoonheid had. Keizerin Josephine vond de combi natie uit van wit, zwart en groen, die haar verrukkelijk stond. In onzen tijd schepte de ongelukkige koningin Dra- ga van Servie behagen in een ware kleurencultuur. En ook onze meest* bekende toeneelsterren geven blijk van een echt kunstenaarsoog voor kleuren. Vooraan staan wel Sarah Bernard en Réjane Wit is de kleur der onschuld en handhaaft bij geboorte, sterfgevallen en bru.loften, zijn reeds heilig gewor den .tradities. In 't dagelijksch levten echter moet men met het dragen van witte toiletten wat voorzichtig en te rughoudend zijn. Gladstone, die een uitstekend vrouwenkenner was, be weerde wel is waar, dat elke vrouw, oud of jong, er in witte zijde het beste uitzag, doch in het algemeen gaat wit door voor de kleur, die min of meer aan de jeugd behoort. Die al- gemeene opvatt'ng is verkeerd, want er zijn ook jonge meisjes en vrouwen, die absoluut geen wit kunnen dra gen. Er zijn oude en oudere vrouwen, wie wit beier staat, dan eenige an dere kleur. Maar wit is moeilijk te dragen. Onder de bekende vrouwen, die met voorliefde wit dragen, en het goed dragen, behooren vooral de ko ningin-moeder Margarita van Italië, dan de Ke'zerin-moeder van Rusland, er de Koningin van Engeland, die dikwijls ook op hoffeesten in een witte japon verschijnt. Zwart gaat door voor de kleur der rouwenden of der matrones van rij peren leeftijd, die zich reeds alle ge noegens des levens hebben ontzegd. In Parijs is het nu echter de mode kleur. Daarbij wordt dikwijls ten on rechte gemeend, dat slechts blonde vrouwen zwart kunnen dragen, ter wijl juist een donker type In zwarte kleed in g dikwijls prachtig uitkomt. Zwart mag evenwel niet eentonig zijn, doch moet aan een toilet in verschil lende tinten aangetroffen worden. Kant en lint brengen licht en scha duw in de kleur van een zwarte jft- pon. Geel is een prachtige kleur, dia jaren lang ten onrechte is veronacht zaamd en voor leelljk uitgekreten. Het l«? een der gloedrijkste kleuren en mis staat slechts als schreeuwend goud geel. Overigens kan echter iedere schakeering met succes gedragen worden. Vooral barnsteen geel in ver schillende nuancen staat zeer goed en het is jammer, dat de mode zich meer en meer afwendt van barnstee- ïien versierselen. Blonde vrouwen moesten eens beproeven, zich in geel en bruin te kleed en en het effect zou haar leeren, welk een wonderschoone 1 lijst deze kleurencombinatie vooar ha re schoonheid vormt. Een diep oranje staat de brunette goed en die kleurmenging van geel en rose, die wij abrikozemtimt noe men, voegt zich naar iedere, blonde zoowel als donkere, schoonheid- .Ook chamois, dat alle schakeeringen van geel en bruin in zich vereenigt, is een mooie kleur, en het kan geen kwaad, als zij meer naar geel dan naar bruin overhelt. Geel was de lievelingskleur van ve le onzer oude meesters. Rubens gaf gaarne veel geel in zijn draperiën en Van Dijck vermocht het geel effecten te ontlokken, die .aan het wonder baarlijke grensden. Blauw was steeds de lievelingskleur der menschheid en het is moeilijk daarvoor een oorzaak op te geven. Misschien, omdat de hemel zoo blauw is, of omdat men naar het blauw des hemels verlangt, dat zoo weinigen kennen, want niet iedereen heeft een blauwe hemel gezien. Echt blauw ziet men zeer zelden en in de natuur komt het weinig voor. Blauwe vogels, blauwe visschen, blau we insecten en blauwe mineralen be hooren tot de uitzonderingen. Ook bloemen van deze kleur hebben wij slechts weinig. Van blauw komt men als vanzelf op groen. Groen is de kleur der hoop Doch het heeft een zwanen strijd te voeren tegen het vooroordeel, dat het de teint afbreuk doet en iets spook achtigs en ongezonds geeft. Wij zeiden reeds dat keizerin Jo sephine de combinatie van wit, zwart en groen in de wereld bracht en nog altijd is die kleurmengeling de dank baarste en schoonste, zoodat wij be grijpen kunnen dat groen eeuwenlang de lievelingskleur der vrouwen is ge weest. Violet is een kleur die niet ge makkelijk te dragen is; de nuance moet met veel zorg gekozen zijn. Ko ningin Nathalie van Servië droeg met voorliefde deze kleur, terwijl koning in Alexandra haar afwisselt met wit. Bruin had langen tijd den naam, niet goed te kleeden. Eerst de laatste jaren is een duidelijk streven merk baar, ook het bruin tot zijn recht te doen komen. Erkend moet worden, dat bruin zeer moeilijk te dragen is. Bruin is een avondkleur. De kunst matige belichting verleent het eern glans, die het anders mist, en het schoonste wat men zich denken kan, is een baljapon van bruine tule, waarbij een garnituur van gele topa zen of licht barnsteen gedragen wordt. Ook met roode garneering, die natuurlijk niet hard mag zijn, doet bruin het uitstekend. MARIE VAN AMSTEL. Het Rijke Natuurleven VOORJAARSBLOEMEN. Welke heerlijke gedachten wekt dit woord alleen reeds bij ons op. Welk een sterk verlangen naar Irissche, opgewekte wandelingen bekruipt ons. De eerste voorjaarskinderen, kondi gen weer de nadering aan van het lfe ven wekkende jaargetijde, van de lieve bloemrijke lente. Hun aantal is uog schaars, hun bloemen zijn nog teer maar daardoor zijn zij ons te lie ver, daardoor waardeeren wij hun komst nog meer. Ziet ze daar wiegelen, aan dunne, fraai gebogen stengeltjes, de teen- witte sneeuwklokjes. Als beangst dooa* haar overmoed buigen zij de mooie kopjes ter aarde en weinig schijnen zij er zich om te bekomme ren, dat haar hartjes op d;e manier niet goed kunnen worden bewonderd. De sneeuwklokjes behooren evenals de tulpen en hyacinten tot de gewas sen, die onder den grond een bol heb ben. Haar vroege bloei is hierdoor reeds genoegzaam verklaard. De bollen nl. zijn onderaardsche stengels met dik ke, vleezige bladeren. Deze bladeren bevatten een groote hoeveelheid voed sel, terwijl zij in haar oksels knoppen dragen. Reeds heel vroeg in het voor jaar, soms al in Januari begint de plant te groeien en zendt een twee tal smalle bladeren omhoog. Deze zijn den eersten tijd nog besloten in een vleezig schutblad. Zoodra dit openbarst verschijnen de bladeren, die vrij dik zijn en stomp gepunt. In 't midden tusschen deze twee kleine zwaarden zien wij al heel spoe dig een knopje verschijnen. Aanvan kelijk is het nog n et heel sierlijk van bouw. Op een driekant stengeltje staat een dun, langwerpig, groen knotsje, dat nog weinig op een bloem lijkt. Wat wij zien, is ook geen bloem, maar een bloemomhulsel, een vliezig schutblad, dat het teere bloempje In zijn eerste jeugd beschermt Weldra buigt dit wat naar voren en na eeni ge dagen steekt een vliezig lepeltje met groene randen omhoog, terwijl het bloempje, nu nog een teer knopje, aan 't dunne stengeltje wiegt. Deze knopjes, hoe eenvoudig van bouw zijn op zich zelf het bekijken genoegzaam waard. De witte blaadjes drie in ge tal zijn nog een weinig Ineengedraaid ongeveer op dezelfde manier, als een paraplu. Deze blaadjes zijn geplaatst op een groen vruchtbeginsel en steken met haar wit aardig af bij het teere groen van dit laatste. Zoodxa de eerste zonnestralen het knopje verwarmen ontplooit het zich en nu komt een kunstig gebouwd bloempje te voorschijn. Om dit naar waarde te schatten moeten wij het echter bekijken op een manier zooals de bestuivende insecten ons bloempje bewonderen. Sneeuw klokjes zijn nl. transparante bloemen. De witte blaadjes laten een goede hoeveelheid licht door en deze licht stralen herscheppen het bloempje in een kleinen won dertempel. In het midden verheft zich een dun zuiltje. Dit is de op het vruchtbegin sel geplaatste stijl. Daaromheen staan de zes slanke meeldraden. De gele helmknopjes rusten op kor te porseleinwitte steeltjes, of liever, zooals wij ons het bloempje voorstel len, hangen zij er aan. Deze helm knopjes zijn eigenlijk doosjes, welke gevuld zijn met stuifmeel korrels. Aan den top ontstaat bij rijpheid een klei ne opening. Nu is het een eerste voor waarde voor vrucht vorming, dat het rijpe stuifmeel niet te vroeg met vocht in aanraking komt. In het vroe ge voorjaar, als onze sneeuwklokjes bloeien, loopen zij nog heel wat ge vaar, dooa* een sneeuw- of regenbui overvallen te worden. Zou het water aan de heimknoppen komen dan was het stuifmeel bedorven en juist daar om is het zoo goed voor ons bloempje, dat het kopje steeds omlaag hangt. De schijnbare nederigheid is dus niets anders dan een zoeken van ei gen voordeel. Daarvoor dienen ook de mooie groene plekjes op de drie binnenste bloemblaadjes. Dit zijn kleine groene ruitjes die zoo lief af steken bij de witte omgeving, dat de insecten ze heel spoedig bemerken. Door nieuwsgierigheid of honger ge dreven, vliegen zij naar die groene vlekjes toe, zij kruipen Ln de bloem en volgens onzen smaak moeten zij nu wel heel verbluft rondkijken. Ziet, een getemperd licht valt op de gele helmknoppen. Wat ziet het er in zoo'n bloempje heerlijk uit. De wanden van het binnenste drietal blaadjes zijn ge heel groen. Over de geheele lengte vertoon en zij lichte en donkere Btre- pen en wat het wonderlijkste is, die mooie zacht groene streepjes schei den de heerlijkste honing af, waarop onze insecten met gretigheid azen. Niet lang zal dan ook de verwonde ring duren waarmee zij het inwendi ge van ons kleine tempeltje bekijken, het practische dringt op den voor grond en spoedig doen zij zich te goed aan het zoete vocht, dat hun van alle kanten zoo kwistig wordt geschonken. Is het echter koud, zoodat de bestui vende insecten nog geen lust krijgen op honing uit te gaan, dan moet het plantje zich een weinig behelpen en gelukkig is de stijl langer dan de meeldraden, zoodat het stuifmeel ook door zelfbestuiving met den stempel in aanraking kan komen. Mislukt ook dit, dan zorgt de bol voor het voortbestaan der soort. Aan de Leidschevaart, even voor bij de remise van de electrische tram, bloeit nu ook de els. Deze is niet zoo nederig als ons sneeuwklokje. Fier heft hij zijn takken hoog op als was hij er trotsch op, dat hij tot een flin- ken boom is uitgegroeid en niet maar tot versiering van een slootkant dient Een verbazende hoeveelheid geel groene katjes wiegelt aan dunne steeltjes en bij lederen rukwind wor den wolkjes stuifmeel omhoog ge waaid. Deze komen in aanraking met de vrouwelijke bloemen en bewerken zoo de bevruchting. De mannelijke bloemen van onzen els behoef ik niet nader te beschrijven. Deze komen vrijwel overeen met die van den ha zelaar en zijn dus genoegzaam be kend. De bouw der vrouwelijke bloemem is echter heel anders. Dit zijn kleine bruinroode katjes. Eigenlijk is zoo'n katje een geheele verzameling van bloemen. Ieder bloempje bestaat uit een klein schubje, waarin twee stam pers zijn geplaatst elk voorzien van twee roode stempels. Deze steken in den bloeitijd buiten de katjee uit en wachten op het stuifmeel. Is de vruchtvorming tot stand ge komen, dan worden de vrouwelijke katjes groene keeltjes. Dit komt, doordat de schubben hard worden en zich dicht tegen elkaar aansluiten. Zijn de zaden rijp, dau openen zich de schubben waarna de nu houtige elzenproppen haar rijken inhoud uit strooien en zelf verder waardeloos zijn geworden. Bladeren zijn nu aan den els nog niet op te merken, ten minste geen gewone loofbladeren. De knoppen ver toon en echter een eigenaardig heid, die niet zoo heel vaak voor komt. Terwijl nl. de knoppen van de meeste boomen beschexmd worden door de knopschubben ontbreken deze bij den els. De knoppen van deze plant zijn ingesloten door de twee steunblaadjes van het eerste loof- blad. Zoodra dit Is verschenen, val len de steunblaadjes af en een vol gend tweetal vertoont zich om het verdere gedeelte van den knop. De takken van den els zijn nu juist goed om op het vroeger vermelde voe dingswater geplaatst te worden. In de kamer kunnen wij ze, vooral als het weer wat guur is, beter bekijken en meer naar waarde schatten. H. PEUSENS. VRAGENBUS. Den Heer D. B. te II. U vraagt mij, waar in dezen tijd bloeiende sneeuwklokjes, bloeiend kruiskruid en madeliefjes zijn te vinden. Sneeuw klokjes komen zelden in het wild voor, wel vaak verwilderd o.a. op Bosch en Vaart en op het grasveld voor de eerste villa voorbij de Zand- voorterlaan. Kruiskruid heb ik bloeiend gevonden tusschen de sloe rie n voor het hotel Zomerzorg en ma deliefjes bloeien in het weiland vóór Caprera. H. PEUSENS. De Virtnoos. Op een mooien herfstmorgen trad de kastelein uit de herberg van een plattelaudsstadje bij Ravenna naai buiten, om een groet te brengen aan da reizigers Jer diligence, die voor zijn logement geregeld een poos stil hielden. Het verwonderde hem, maar één enkelen passagier uit hei voer tuig te zien stappen, een jongmensxh van ongeveer 18 jaar. Stemmig was hij gekleed. Een lan ge, grijze mantel verborg zijn welge vormde gestalte, en een eenvoudige flu woelen pet dekte de blonde lok ken. Vriendelijk groet hij den waard, treedt de herberg binnen era bestelt een sober ontbijt. Midden in het vertrek ziet hij twee heeren aan een welvoorztenen disch ter zijde in een hoek zit een eerbied waardig grijsaard, zich lavend met een glas wijn. Na de aanwezigen gegroet te heb ben, kiest hij een geschikt plaatsje, en gaat zitten. Met welgevallen richt hij nog eens het oog op den grijsaard, doch een spottend lachje zweeft om ziin lippen, zoodra hij een blik werpt op de twee gasten in het midden van 't vertrek, van wier gesprek hem geen woord ontgaat. Dank zij uw bemoeiingen, zal tk morgenavond hier een concert geven, zegt de een tot zijn metgezel. Deze laat daarop volgen Dan zal men nog eens van u spreken Heb ik u mlet verteld van den bijval, dien ik te Saënza ondervonden heb Wat zegt men er hier van Ver wacht men niet met spanning mijn optreden Kalmpjes antwoordt de ander Zeer zeker, een concert la hier iets zeldzaams, en het beschaafde publiek zal deze gelegenheid, om ie- gelijke muziek te hooren, niet laten voorbijgaan. Doch er zijn h'er ook zoogenaamde deskundigen, die met hun bekrompen oordeel niet licht een genie willen erkennen. Ja, dat geloof ik gaarne meer dan eens heb ik het ondervonden. Toch schittert mijn naam als een ster aan den muzikalen hemel I Beste vriend, zegt de ander, uw bekwaamheid zal de toehoorders ver- bezen Met nederbulgende vertrouwelijk heid klinkt de gevierde kunstenaar nog eens met zijn bewonderaar, waar op deze afscheid neemt. Daar nadert hem de grijsaard en spreekt Vergeef mij mijn vrijpostigheid uit uw eigen mond verneem ik zo> even, dat gij kunstenaar zij-t en daar om D? kunstenaar laat hem niet uit spreken. Wat wilt gij, man Gij stoort mij ln mijn verheven phantasieën I Verlangt gij een aalmoes Ik geef an ders nooit Iets aan onbekenden. Verontwaardigd antwoordt de grijs- aar i Ik ben geen bedelaar, mijnheer, al tie Ut er armoedig uit. Niet om uw brurs, maar om uw kunst is het mij te doen. Do jongeling, bij het raam gezeten, bemerkte, hoe het gelaat van den kunstenaar opklaarde. Mijn vader, zoo vervolgt de grijs aard, was een man van naam ln de kunstwereld, 't Mislukken van ve le zijner ondernemingen deed mij een andere loopbaan kiezen. Toch koester tk een warme liefde voor do kunst Nu meende lk bescheiden deze gele genheid niet ongebruikt te mogen la ten Vergeef mij, mijnheer, dat ik i niet ken. Mag ik weten, wie gi£ zijt Ik ben Garzini, was het korte antwoord. Ik ken hem evenmin, kl'nkt schalks eene zachte stem bij het raam. Dit ongevraagd bescheid wekte den toorn des kunstenaars op. Ik begrijp, waar ge heen wilt, voegt Garzini den grijsaard toe. Gij kunt een vrijkaart krijgen voor mijn concert van morgen avond. Morgenavond ben ik ver van hier. Ik had het anders gehoopt. Wel licht vraag ik te veel, doch aarzelend ging hij voorttk zou mij geluk kig achten, zoo ik u vandaag mocht hooren. Wat raakt gij mij antwoordt bits de hooghartige virtuoos. Smeekend wordt nu de toon des grijsaards Ter w'lle van de kunst bid .ik u, al was het maar een klein stukje! Gekrenkt springt de kunstenaar op. Zou ik hier voor u spelen, en dal op zoo'n gehavend instrument als dit hier Hij wendt het aangezicht ai, en verlaat de kamer. De grijsaard staat verbluft. Intusschan is de jongeling opge staan en naderbij gekomen. Hij legt don ouden man een hand op den schouder en zegt Dat kan geen waar kunstenaar zijn. Een man met geestesgaven laat zich niet zoo uit over eigen bekwaam heid, gij toont edeler karakter. lk dank u. Wellicht zijt gij zelf op weg om kunstenaar te worden Ik ben nog maar een leerling m de kunst en op reis naar Napels, waar ik bij een groot meester mijn studies denk voort te zetten. Een vir tuoos, als Garzini, ben ik niet, doch wil ik iets voor u spelen O, duizend maal verplicht, jon geheer, mag ik u dan verzoeken De jonge reiziger opent het oude klavter, dat toch zoo versleten niet bleek als Garzini gemeend had. Het was een eenvoudige Duitsche melodie, een compositie van Haydnnaar eigen phantasie werkte hij het thema uit In verrukking zat de oude man te luisteren. De huisgenooten en do voorbijgangers waren ook stil bin nengekomen bij de wegslepende tonen der muziek. De forsche stap van een binnen tredende wekt de toehoorders uit hun vervoering, 't Is Garzini, die de kamer binnenstuift Mijnheer, zoo klinkt 't antwoord op mijn spel laat ik mij niets voorstaan, ik hoop het verder te brengen, maar ik speelde om een ander genoegen te doen. De giijsaard wist geen woorden te vinden om den jongen musicus zijn dank te betuigen. Geen lof was te hoog in zijn oog voor dat ontluikend talent Gij speelt aardig, zegt Garzini, doch het ontbreekt u nog aan oefe ning onder een goede leiding. Uw plan Is toch niet, hier concert te ge ven Ja, mijnheer, ik ben van plan hier een uitvoering te geven. Hoe dwaas I Weet gij dan niet, dat ik, Garzini, morgenavond hier concert geef Dat alle plaatsen be sproken zijn Hoe kunt gij, een on bekende, op gunstigen uitslag reke nen Wanneer wilt gij spelen, daar mi, a concert op morgenavond is be paald Wel, overmorgen, en om reeds eenige bekendheid aan mijn optreden te zeven, zal ik dezen avond kosteloos eenige stukken uit voeren. De kastelein zal hier niets op tegen hebben. Maar het publiek, beste collega, Is hier gesteld op schitterende voor- diachten. Hoe zal uw spel afsteken jij het mijne Nu, ik wil dan hetzelfde spelen tegen overmorgen, wat gij morgen ten gehoore brengt, al moge mijne uitvoering dan ook slechts een flauwe herinnering zijn aan den kunstvollen avond van uw concert. Hoe zoudt gij dat kunnen; mijne composities bestaan alleen in hand schrift I Garzini gaat voor het klavier zitten en speelt. De jongeling glimlachte t 6pel had èn om den inhoud, èn om de voordracht geen waarde, 't Was roffelwerk, dat alleen een alle- daagsch publiek met graagte hoort. Nu is de beurt aan den leerling. Hij neemt de plaats van Garzini in en speelt diens stuk over, verfraaid en met zeer moeilijke variaties. Wel 1 roept Garzini uit, 't is een goochelaar I Stilte onderbreekt het gesprek. Garzini weet niet wat te beginnen. Hoor, jonge vriend, zegt hij op vrderlijken toon, ik meen het toch best met u. Gij hoopt hier Iets te ver- dJenen, doch uwe verwachtingen zijii ij'lol. Hier hebt gij vijftig lire. Kiest hot zekere voor 't onzekerebeloof mij' te vertrekken, teueinde u niet aan krenkende critiek bloot te stel len Aangenomen, roept do jongeling uit, ei. neemt het geld in ontvangst. Ziellier, zegt hij tot den grijs aard, geef dit aan uwe kleinkinderen ter herinnering aan dezen dag. Op verlegen toon voegde de oude man hem echter toe Uw spel heeft mij verrukt en uu biedt gij mij nog een geschenk aan. Gij kunt het gerust aannemen, antwoordde de jongeling, en tevre den heengaan. Mocht mijn pak er wat kaal uitzien, d© keizerin schenkt mi: een nieuw voor mijn reis naar Maestro Paësiell, aan wien Haydn mij heeft aanbevolen. Wie zijt gij dan vroeg Garzini. Ik ben Wolfgang Amadeus Mo zart, Duitscher van geboorte. Daar stond nu de deerlijk ontnuch terde Garzini en keek het rijtuig ach terna, dat Mozart wegvoerde. Van Garzini's concerten is in da geschiedenis niets opgeteekend, doch met gulden letteren lezen we er den naam van Mozart, die ons het klaar ste bewijs gaf, dat ook in de toon kunst eenvoud hot zegel van le waarheid is; de kunstenaar, wiens heerlijke compositiën getuigenis ui leggen van zijn grootsch vernuft. („Tijd"). Tien minuten oponthoud De D-trein houdt voor een station op. Eon man opent hot raam van zijn coupé en laat zich de frissclie lucht om het hoofd waaien. Hij kijkt op zijn horloge. Nog zes uur dan is hij thuis. Een schelle fluit, een krachtige ruk en de trein zet zich in beweging. Hij zit alleen in den coupé zoekt een hoekje op en geeft zich aan zijn over peinzingen over, totdat, de trein weer stilstaat. Opnieuw opent hij het raampje om die reden van het oponthoud te. erva ren. Op het andere spoor staat een trein die van het Noorden is aangeko men. Half verstrooid ziet onze vriend hoe recht tegenover hem het raampje van ©en dainescoupó wordt openge maakt. Een jong meisje kijkt een oo- genbiik tot hem op en breekt dji.n uit in een vroolijk gelach. Frits! Mar iel Wat heb je een zwaren knevelt Ik kon toch niet als ©en school jongen bij de menschen komen. Een oogenblik zwijgen beiden ver logen. Daarna vraagt hij: Waar ga je heen? Naar Bazel. Zoo, en? Ik heb examen gedaan en ga tri betrekking als onderwijzeres. Flink zool Het schijnt Frits groo te moeite te koeten zich de kleine, overmoedige Marie als onderwijzeres voor te stellen. Ze merkt dat wel en zegt: Ik ben vxeeselijk verstandig ge worden, Frits. In ernst? vraagt Frits. Werkelijk. Het kon zoo ook niiet voort blijven gaan. Weet je Frits. Ze leunt mot gekruiste armen op het portier. Het is Frits, alsof ze voor het hek van het tuintje van Marie's huis ©taan te praten als in hun jeugd. In de jeugd heeft men een moeder noodig. Toen ik een kind was, dacht ik er niet veel bij, als men mij zei: je ouders zijn dood, Marie; maar de laatste jaren heb ik erg ver langd naar vader en moeder ik voelde me zoo eenzaam. Het was lang geleden, dat ze open met Frits gepraat had. Hij ziet haar hartelijk aan zonder een woord tot antwoord te kunnen vinden. Later ben lk aan *t studeerien gegaan. Dat heeft me geholpen, alle zwaarmoedige gedachten gingen daar door op de vlucht. En jij? Hoe gaat het jou? Ik ben in Salzbach in de prak tijk. En? Dat is heel Interessant. Men krijgt een diepen blik op het leven en de menschen! Maar de ellende is zoo groot! Vreeselijk het leven van die ongelukkigen en helpen kan men niet Hoezoo? O, wat kunnen receptor uitwer ken als er geen eten is en geen licht en lucht Het doet Frits goed tegen Marie te spreken over datgene, waarvan zijn hart vol ia. Is hot zoo erg en zonder dat de menschen het kunnen helpen? Dikwijls wel! Bij de armen vindt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 11