BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
286 Jaargang.
ZATERDAG 27 FEBRUARI 1909
No. 7876.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
?L20 PER 3 MAANDEN
SF 10 CENT PER WEEK.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJM
ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND;
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen
Kleur en Kleeding.
Ruskin heeft gezegd! „Ieder mensch
riet graag kleuren, doch slechts de
iijnbeschaafde heeft er begrip van."
De groote Engelsche geleerde had
slechts ten opzichte van het eerste
gedeelte van dezen zin gelijk. Ieder
inensch ziet graag kleuren. Het zij de
schreeuwende, schelle, in het oog loo-
pende liet zij de matte, teere, blee-
ke. Doch het is niet juist dat slechts
de fijn beschaafde mensch daarvan
jegrip heeft. Bij de natuurmenschen
Is de zin voor kleuren veel sterker
ontwikkeld. Bernard Shaw slaat den
spijker op den kop waar hij op zijn
paradoxale wijze zegt: „De tegen
woordige smaak voert het daarheen,
dat de kleur haai* kleur verliest."
Werkelijk brengt onze smaak me
de dat ons omgeven met- en hullen in
iriet-sprekende klem-en. Vooral de
monueu die toch in doorsnee de be
schaafdste zijn, hebben hun zin voor
kleur geheel verloren. Dat blijkt uit
hun kleeding. De vrouw daarentegen
heeft haai' zin voor kleur behouden.
En de beschaafde vrouw heeft hem
opgevoerd tot een ideale- kunstuiting.
Alle vrouwen die in de geschiedenis
een rol gespeeld hebben, hadden een
bijzcwideren zin voor kleunen en
kleedden zich kostbaar in heerlijk ge
tinte gewaden. Cleopatra hield er van,
zich in kleuren te hullen.
Diana van Poitiers dweepte met'
geel. En geel was de kleur die zij al
tijd droeg. Pompadour gaf hierdoor
blijk van haar fijnen smaak, dat zij
teer blauw en teer rose goed wist te
comb.neeren; Marie Antoinette bracht
bij voorkeur rose en geel bijeen, waar
uit blijkt, hoeveel vertrouwen zij in
haar schoonheid had.
Keizerin Josephine vond de combi
natie uit van wit, zwart en groen, die
haar verrukkelijk stond. In onzen tijd
schepte de ongelukkige koningin Dra-
ga van Servie behagen in een ware
kleurencultuur. En ook onze meest*
bekende toeneelsterren geven blijk
van een echt kunstenaarsoog voor
kleuren. Vooraan staan wel Sarah
Bernard en Réjane
Wit is de kleur der onschuld en
handhaaft bij geboorte, sterfgevallen
en bru.loften, zijn reeds heilig gewor
den .tradities. In 't dagelijksch levten
echter moet men met het dragen van
witte toiletten wat voorzichtig en te
rughoudend zijn. Gladstone, die een
uitstekend vrouwenkenner was, be
weerde wel is waar, dat elke vrouw,
oud of jong, er in witte zijde het
beste uitzag, doch in het algemeen
gaat wit door voor de kleur, die min
of meer aan de jeugd behoort. Die al-
gemeene opvatt'ng is verkeerd, want
er zijn ook jonge meisjes en vrouwen,
die absoluut geen wit kunnen dra
gen. Er zijn oude en oudere vrouwen,
wie wit beier staat, dan eenige an
dere kleur. Maar wit is moeilijk te
dragen. Onder de bekende vrouwen,
die met voorliefde wit dragen, en het
goed dragen, behooren vooral de ko
ningin-moeder Margarita van Italië,
dan de Ke'zerin-moeder van Rusland,
er de Koningin van Engeland, die
dikwijls ook op hoffeesten in een
witte japon verschijnt.
Zwart gaat door voor de kleur der
rouwenden of der matrones van rij
peren leeftijd, die zich reeds alle ge
noegens des levens hebben ontzegd.
In Parijs is het nu echter de mode
kleur. Daarbij wordt dikwijls ten on
rechte gemeend, dat slechts blonde
vrouwen zwart kunnen dragen, ter
wijl juist een donker type In zwarte
kleed in g dikwijls prachtig uitkomt.
Zwart mag evenwel niet eentonig zijn,
doch moet aan een toilet in verschil
lende tinten aangetroffen worden.
Kant en lint brengen licht en scha
duw in de kleur van een zwarte jft-
pon. Geel is een prachtige kleur, dia
jaren lang ten onrechte is veronacht
zaamd en voor leelljk uitgekreten. Het
l«? een der gloedrijkste kleuren en mis
staat slechts als schreeuwend goud
geel. Overigens kan echter iedere
schakeering met succes gedragen
worden. Vooral barnsteen geel in ver
schillende nuancen staat zeer goed
en het is jammer, dat de mode zich
meer en meer afwendt van barnstee-
ïien versierselen. Blonde vrouwen
moesten eens beproeven, zich in geel
en bruin te kleed en en het effect zou
haar leeren, welk een wonderschoone 1
lijst deze kleurencombinatie vooar ha
re schoonheid vormt.
Een diep oranje staat de brunette
goed en die kleurmenging van geel
en rose, die wij abrikozemtimt noe
men, voegt zich naar iedere, blonde
zoowel als donkere, schoonheid- .Ook
chamois, dat alle schakeeringen van
geel en bruin in zich vereenigt, is
een mooie kleur, en het kan geen
kwaad, als zij meer naar geel dan
naar bruin overhelt.
Geel was de lievelingskleur van ve
le onzer oude meesters. Rubens gaf
gaarne veel geel in zijn draperiën en
Van Dijck vermocht het geel effecten
te ontlokken, die .aan het wonder
baarlijke grensden.
Blauw was steeds de lievelingskleur
der menschheid en het is moeilijk
daarvoor een oorzaak op te geven.
Misschien, omdat de hemel zoo blauw
is, of omdat men naar het blauw des
hemels verlangt, dat zoo weinigen
kennen, want niet iedereen heeft een
blauwe hemel gezien.
Echt blauw ziet men zeer zelden en
in de natuur komt het weinig voor.
Blauwe vogels, blauwe visschen, blau
we insecten en blauwe mineralen be
hooren tot de uitzonderingen. Ook
bloemen van deze kleur hebben wij
slechts weinig.
Van blauw komt men als vanzelf
op groen. Groen is de kleur der hoop
Doch het heeft een zwanen strijd te
voeren tegen het vooroordeel, dat het
de teint afbreuk doet en iets spook
achtigs en ongezonds geeft.
Wij zeiden reeds dat keizerin Jo
sephine de combinatie van wit, zwart
en groen in de wereld bracht en nog
altijd is die kleurmengeling de dank
baarste en schoonste, zoodat wij be
grijpen kunnen dat groen eeuwenlang
de lievelingskleur der vrouwen is ge
weest. Violet is een kleur die niet ge
makkelijk te dragen is; de nuance
moet met veel zorg gekozen zijn. Ko
ningin Nathalie van Servië droeg met
voorliefde deze kleur, terwijl koning
in Alexandra haar afwisselt met wit.
Bruin had langen tijd den naam,
niet goed te kleeden. Eerst de laatste
jaren is een duidelijk streven merk
baar, ook het bruin tot zijn recht te
doen komen. Erkend moet worden, dat
bruin zeer moeilijk te dragen is.
Bruin is een avondkleur. De kunst
matige belichting verleent het eern
glans, die het anders mist, en het
schoonste wat men zich denken kan,
is een baljapon van bruine tule,
waarbij een garnituur van gele topa
zen of licht barnsteen gedragen
wordt. Ook met roode garneering, die
natuurlijk niet hard mag zijn, doet
bruin het uitstekend.
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
VOORJAARSBLOEMEN.
Welke heerlijke gedachten wekt dit
woord alleen reeds bij ons op. Welk
een sterk verlangen naar Irissche,
opgewekte wandelingen bekruipt ons.
De eerste voorjaarskinderen, kondi
gen weer de nadering aan van het
lfe ven wekkende jaargetijde, van de
lieve bloemrijke lente. Hun aantal is
uog schaars, hun bloemen zijn nog
teer maar daardoor zijn zij ons te lie
ver, daardoor waardeeren wij hun
komst nog meer.
Ziet ze daar wiegelen, aan dunne,
fraai gebogen stengeltjes, de teen-
witte sneeuwklokjes. Als beangst
dooa* haar overmoed buigen zij de
mooie kopjes ter aarde en weinig
schijnen zij er zich om te bekomme
ren, dat haar hartjes op d;e manier
niet goed kunnen worden bewonderd.
De sneeuwklokjes behooren evenals
de tulpen en hyacinten tot de gewas
sen, die onder den grond een bol heb
ben.
Haar vroege bloei is hierdoor reeds
genoegzaam verklaard. De bollen nl.
zijn onderaardsche stengels met dik
ke, vleezige bladeren. Deze bladeren
bevatten een groote hoeveelheid voed
sel, terwijl zij in haar oksels knoppen
dragen. Reeds heel vroeg in het voor
jaar, soms al in Januari begint de
plant te groeien en zendt een twee
tal smalle bladeren omhoog. Deze
zijn den eersten tijd nog besloten in
een vleezig schutblad. Zoodra dit
openbarst verschijnen de bladeren,
die vrij dik zijn en stomp gepunt.
In 't midden tusschen deze twee
kleine zwaarden zien wij al heel spoe
dig een knopje verschijnen. Aanvan
kelijk is het nog n et heel sierlijk van
bouw. Op een driekant stengeltje
staat een dun, langwerpig, groen
knotsje, dat nog weinig op een bloem
lijkt. Wat wij zien, is ook geen bloem,
maar een bloemomhulsel, een vliezig
schutblad, dat het teere bloempje In
zijn eerste jeugd beschermt Weldra
buigt dit wat naar voren en na eeni
ge dagen steekt een vliezig lepeltje
met groene randen omhoog, terwijl
het bloempje, nu nog een teer knopje,
aan 't dunne stengeltje wiegt. Deze
knopjes, hoe eenvoudig van bouw zijn
op zich zelf het bekijken genoegzaam
waard. De witte blaadjes drie in ge
tal zijn nog een weinig Ineengedraaid
ongeveer op dezelfde manier, als een
paraplu. Deze blaadjes zijn geplaatst
op een groen vruchtbeginsel en steken
met haar wit aardig af bij het teere
groen van dit laatste.
Zoodxa de eerste zonnestralen het
knopje verwarmen ontplooit het zich
en nu komt een kunstig gebouwd
bloempje te voorschijn.
Om dit naar waarde te schatten
moeten wij het echter bekijken op een
manier zooals de bestuivende insecten
ons bloempje bewonderen. Sneeuw
klokjes zijn nl. transparante bloemen.
De witte blaadjes laten een goede
hoeveelheid licht door en deze licht
stralen herscheppen het bloempje in
een kleinen won dertempel.
In het midden verheft zich een dun
zuiltje. Dit is de op het vruchtbegin
sel geplaatste stijl. Daaromheen staan
de zes slanke meeldraden.
De gele helmknopjes rusten op kor
te porseleinwitte steeltjes, of liever,
zooals wij ons het bloempje voorstel
len, hangen zij er aan. Deze helm
knopjes zijn eigenlijk doosjes, welke
gevuld zijn met stuifmeel korrels. Aan
den top ontstaat bij rijpheid een klei
ne opening. Nu is het een eerste voor
waarde voor vrucht vorming, dat het
rijpe stuifmeel niet te vroeg met
vocht in aanraking komt. In het vroe
ge voorjaar, als onze sneeuwklokjes
bloeien, loopen zij nog heel wat ge
vaar, dooa* een sneeuw- of regenbui
overvallen te worden. Zou het water
aan de heimknoppen komen dan was
het stuifmeel bedorven en juist daar
om is het zoo goed voor ons bloempje,
dat het kopje steeds omlaag hangt.
De schijnbare nederigheid is dus
niets anders dan een zoeken van ei
gen voordeel. Daarvoor dienen ook
de mooie groene plekjes op de drie
binnenste bloemblaadjes. Dit zijn
kleine groene ruitjes die zoo lief af
steken bij de witte omgeving, dat de
insecten ze heel spoedig bemerken.
Door nieuwsgierigheid of honger ge
dreven, vliegen zij naar die groene
vlekjes toe, zij kruipen Ln de bloem
en volgens onzen smaak moeten zij
nu wel heel verbluft rondkijken. Ziet,
een getemperd licht valt op de gele
helmknoppen. Wat ziet het er in zoo'n
bloempje heerlijk uit. De wanden van
het binnenste drietal blaadjes zijn ge
heel groen. Over de geheele lengte
vertoon en zij lichte en donkere Btre-
pen en wat het wonderlijkste is, die
mooie zacht groene streepjes schei
den de heerlijkste honing af, waarop
onze insecten met gretigheid azen.
Niet lang zal dan ook de verwonde
ring duren waarmee zij het inwendi
ge van ons kleine tempeltje bekijken,
het practische dringt op den voor
grond en spoedig doen zij zich te
goed aan het zoete vocht, dat hun
van alle kanten zoo kwistig wordt
geschonken.
Is het echter koud, zoodat de bestui
vende insecten nog geen lust krijgen
op honing uit te gaan, dan moet het
plantje zich een weinig behelpen en
gelukkig is de stijl langer dan de
meeldraden, zoodat het stuifmeel ook
door zelfbestuiving met den stempel
in aanraking kan komen. Mislukt
ook dit, dan zorgt de bol voor het
voortbestaan der soort.
Aan de Leidschevaart, even voor
bij de remise van de electrische tram,
bloeit nu ook de els. Deze is niet zoo
nederig als ons sneeuwklokje. Fier
heft hij zijn takken hoog op als was
hij er trotsch op, dat hij tot een flin-
ken boom is uitgegroeid en niet maar
tot versiering van een slootkant dient
Een verbazende hoeveelheid geel
groene katjes wiegelt aan dunne
steeltjes en bij lederen rukwind wor
den wolkjes stuifmeel omhoog ge
waaid. Deze komen in aanraking met
de vrouwelijke bloemen en bewerken
zoo de bevruchting. De mannelijke
bloemen van onzen els behoef ik niet
nader te beschrijven. Deze komen
vrijwel overeen met die van den ha
zelaar en zijn dus genoegzaam be
kend.
De bouw der vrouwelijke bloemem
is echter heel anders. Dit zijn kleine
bruinroode katjes. Eigenlijk is zoo'n
katje een geheele verzameling van
bloemen. Ieder bloempje bestaat uit
een klein schubje, waarin twee stam
pers zijn geplaatst elk voorzien van
twee roode stempels. Deze steken in
den bloeitijd buiten de katjee uit en
wachten op het stuifmeel.
Is de vruchtvorming tot stand ge
komen, dan worden de vrouwelijke
katjes groene keeltjes. Dit komt,
doordat de schubben hard worden en
zich dicht tegen elkaar aansluiten.
Zijn de zaden rijp, dau openen zich
de schubben waarna de nu houtige
elzenproppen haar rijken inhoud uit
strooien en zelf verder waardeloos
zijn geworden.
Bladeren zijn nu aan den els nog
niet op te merken, ten minste geen
gewone loofbladeren. De knoppen
ver toon en echter een eigenaardig
heid, die niet zoo heel vaak voor
komt.
Terwijl nl. de knoppen van de
meeste boomen beschexmd worden
door de knopschubben ontbreken deze
bij den els. De knoppen van deze
plant zijn ingesloten door de twee
steunblaadjes van het eerste loof-
blad. Zoodra dit Is verschenen, val
len de steunblaadjes af en een vol
gend tweetal vertoont zich om het
verdere gedeelte van den knop.
De takken van den els zijn nu juist
goed om op het vroeger vermelde voe
dingswater geplaatst te worden. In
de kamer kunnen wij ze, vooral als
het weer wat guur is, beter bekijken
en meer naar waarde schatten.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Den Heer D. B. te II. U vraagt
mij, waar in dezen tijd bloeiende
sneeuwklokjes, bloeiend kruiskruid
en madeliefjes zijn te vinden. Sneeuw
klokjes komen zelden in het wild
voor, wel vaak verwilderd o.a. op
Bosch en Vaart en op het grasveld
voor de eerste villa voorbij de Zand-
voorterlaan. Kruiskruid heb ik
bloeiend gevonden tusschen de sloe
rie n voor het hotel Zomerzorg en ma
deliefjes bloeien in het weiland vóór
Caprera.
H. PEUSENS.
De Virtnoos.
Op een mooien herfstmorgen trad
de kastelein uit de herberg van een
plattelaudsstadje bij Ravenna naai
buiten, om een groet te brengen aan
da reizigers Jer diligence, die voor
zijn logement geregeld een poos stil
hielden. Het verwonderde hem, maar
één enkelen passagier uit hei voer
tuig te zien stappen, een jongmensxh
van ongeveer 18 jaar.
Stemmig was hij gekleed. Een lan
ge, grijze mantel verborg zijn welge
vormde gestalte, en een eenvoudige
flu woelen pet dekte de blonde lok
ken.
Vriendelijk groet hij den waard,
treedt de herberg binnen era bestelt
een sober ontbijt.
Midden in het vertrek ziet hij twee
heeren aan een welvoorztenen disch
ter zijde in een hoek zit een eerbied
waardig grijsaard, zich lavend met
een glas wijn.
Na de aanwezigen gegroet te heb
ben, kiest hij een geschikt plaatsje,
en gaat zitten.
Met welgevallen richt hij nog eens
het oog op den grijsaard, doch een
spottend lachje zweeft om ziin lippen,
zoodra hij een blik werpt op de twee
gasten in het midden van 't vertrek,
van wier gesprek hem geen woord
ontgaat.
Dank zij uw bemoeiingen, zal tk
morgenavond hier een concert geven,
zegt de een tot zijn metgezel.
Deze laat daarop volgen
Dan zal men nog eens van u
spreken
Heb ik u mlet verteld van den
bijval, dien ik te Saënza ondervonden
heb Wat zegt men er hier van Ver
wacht men niet met spanning mijn
optreden
Kalmpjes antwoordt de ander
Zeer zeker, een concert la hier
iets zeldzaams, en het beschaafde
publiek zal deze gelegenheid, om ie-
gelijke muziek te hooren, niet laten
voorbijgaan. Doch er zijn h'er ook
zoogenaamde deskundigen, die met
hun bekrompen oordeel niet licht een
genie willen erkennen.
Ja, dat geloof ik gaarne meer
dan eens heb ik het ondervonden.
Toch schittert mijn naam als een ster
aan den muzikalen hemel I
Beste vriend, zegt de ander, uw
bekwaamheid zal de toehoorders ver-
bezen
Met nederbulgende vertrouwelijk
heid klinkt de gevierde kunstenaar
nog eens met zijn bewonderaar, waar
op deze afscheid neemt.
Daar nadert hem de grijsaard en
spreekt
Vergeef mij mijn vrijpostigheid
uit uw eigen mond verneem ik zo>
even, dat gij kunstenaar zij-t en daar
om
D? kunstenaar laat hem niet uit
spreken.
Wat wilt gij, man Gij stoort
mij ln mijn verheven phantasieën I
Verlangt gij een aalmoes Ik geef an
ders nooit Iets aan onbekenden.
Verontwaardigd antwoordt de grijs-
aar i
Ik ben geen bedelaar, mijnheer,
al tie Ut er armoedig uit. Niet om uw
brurs, maar om uw kunst is het mij
te doen.
Do jongeling, bij het raam gezeten,
bemerkte, hoe het gelaat van den
kunstenaar opklaarde.
Mijn vader, zoo vervolgt de grijs
aard, was een man van naam ln
de kunstwereld, 't Mislukken van ve
le zijner ondernemingen deed mij een
andere loopbaan kiezen. Toch koester
tk een warme liefde voor do kunst
Nu meende lk bescheiden deze gele
genheid niet ongebruikt te mogen la
ten Vergeef mij, mijnheer, dat ik i
niet ken. Mag ik weten, wie gi£ zijt
Ik ben Garzini, was het korte
antwoord.
Ik ken hem evenmin, kl'nkt
schalks eene zachte stem bij het
raam.
Dit ongevraagd bescheid wekte den
toorn des kunstenaars op.
Ik begrijp, waar ge heen wilt,
voegt Garzini den grijsaard toe.
Gij kunt een vrijkaart krijgen voor
mijn concert van morgen avond.
Morgenavond ben ik ver van
hier. Ik had het anders gehoopt. Wel
licht vraag ik te veel, doch aarzelend
ging hij voorttk zou mij geluk
kig achten, zoo ik u vandaag mocht
hooren.
Wat raakt gij mij antwoordt
bits de hooghartige virtuoos.
Smeekend wordt nu de toon des
grijsaards
Ter w'lle van de kunst bid .ik
u, al was het maar een klein stukje!
Gekrenkt springt de kunstenaar op.
Zou ik hier voor u spelen, en
dal op zoo'n gehavend instrument als
dit hier
Hij wendt het aangezicht ai, en
verlaat de kamer.
De grijsaard staat verbluft.
Intusschan is de jongeling opge
staan en naderbij gekomen. Hij legt
don ouden man een hand op den
schouder en zegt
Dat kan geen waar kunstenaar
zijn. Een man met geestesgaven laat
zich niet zoo uit over eigen bekwaam
heid, gij toont edeler karakter.
lk dank u. Wellicht zijt gij zelf
op weg om kunstenaar te worden
Ik ben nog maar een leerling m
de kunst en op reis naar Napels,
waar ik bij een groot meester mijn
studies denk voort te zetten. Een vir
tuoos, als Garzini, ben ik niet, doch
wil ik iets voor u spelen
O, duizend maal verplicht, jon
geheer, mag ik u dan verzoeken
De jonge reiziger opent het oude
klavter, dat toch zoo versleten niet
bleek als Garzini gemeend had. Het
was een eenvoudige Duitsche melodie,
een compositie van Haydnnaar
eigen phantasie werkte hij het thema
uit
In verrukking zat de oude man te
luisteren. De huisgenooten en do
voorbijgangers waren ook stil bin
nengekomen bij de wegslepende tonen
der muziek.
De forsche stap van een binnen
tredende wekt de toehoorders uit
hun vervoering, 't Is Garzini, die de
kamer binnenstuift
Mijnheer, zoo klinkt 't antwoord
op mijn spel laat ik mij niets
voorstaan, ik hoop het verder te
brengen, maar ik speelde om een
ander genoegen te doen.
De giijsaard wist geen woorden te
vinden om den jongen musicus zijn
dank te betuigen. Geen lof was te
hoog in zijn oog voor dat ontluikend
talent
Gij speelt aardig, zegt Garzini,
doch het ontbreekt u nog aan oefe
ning onder een goede leiding. Uw
plan Is toch niet, hier concert te ge
ven
Ja, mijnheer, ik ben van plan
hier een uitvoering te geven.
Hoe dwaas I Weet gij dan niet,
dat ik, Garzini, morgenavond hier
concert geef Dat alle plaatsen be
sproken zijn Hoe kunt gij, een on
bekende, op gunstigen uitslag reke
nen Wanneer wilt gij spelen, daar
mi, a concert op morgenavond is be
paald
Wel, overmorgen, en om
reeds eenige bekendheid aan mijn
optreden te zeven, zal ik dezen
avond kosteloos eenige stukken uit
voeren. De kastelein zal hier niets op
tegen hebben.
Maar het publiek, beste collega,
Is hier gesteld op schitterende voor-
diachten. Hoe zal uw spel afsteken
jij het mijne
Nu, ik wil dan hetzelfde spelen
tegen overmorgen, wat gij morgen
ten gehoore brengt, al moge mijne
uitvoering dan ook slechts een flauwe
herinnering zijn aan den kunstvollen
avond van uw concert.
Hoe zoudt gij dat kunnen; mijne
composities bestaan alleen in hand
schrift I
Garzini gaat voor het klavier zitten
en speelt. De jongeling glimlachte t
6pel had èn om den inhoud, èn om
de voordracht geen waarde, 't Was
roffelwerk, dat alleen een alle-
daagsch publiek met graagte hoort.
Nu is de beurt aan den leerling.
Hij neemt de plaats van Garzini in
en speelt diens stuk over, verfraaid
en met zeer moeilijke variaties.
Wel 1 roept Garzini uit, 't is een
goochelaar I
Stilte onderbreekt het gesprek.
Garzini weet niet wat te beginnen.
Hoor, jonge vriend, zegt hij op
vrderlijken toon, ik meen het toch
best met u. Gij hoopt hier Iets te ver-
dJenen, doch uwe verwachtingen zijii
ij'lol. Hier hebt gij vijftig lire. Kiest
hot zekere voor 't onzekerebeloof
mij' te vertrekken, teueinde u niet
aan krenkende critiek bloot te stel
len
Aangenomen, roept do jongeling
uit, ei. neemt het geld in ontvangst.
Ziellier, zegt hij tot den grijs
aard, geef dit aan uwe kleinkinderen
ter herinnering aan dezen dag.
Op verlegen toon voegde de oude
man hem echter toe
Uw spel heeft mij verrukt en uu
biedt gij mij nog een geschenk aan.
Gij kunt het gerust aannemen,
antwoordde de jongeling, en tevre
den heengaan. Mocht mijn pak er
wat kaal uitzien, d© keizerin schenkt
mi: een nieuw voor mijn reis naar
Maestro Paësiell, aan wien Haydn
mij heeft aanbevolen.
Wie zijt gij dan vroeg Garzini.
Ik ben Wolfgang Amadeus Mo
zart, Duitscher van geboorte.
Daar stond nu de deerlijk ontnuch
terde Garzini en keek het rijtuig ach
terna, dat Mozart wegvoerde.
Van Garzini's concerten is in da
geschiedenis niets opgeteekend, doch
met gulden letteren lezen we er den
naam van Mozart, die ons het klaar
ste bewijs gaf, dat ook in de toon
kunst eenvoud hot zegel van le
waarheid is; de kunstenaar, wiens
heerlijke compositiën getuigenis ui
leggen van zijn grootsch vernuft.
(„Tijd").
Tien minuten oponthoud
De D-trein houdt voor een station
op. Eon man opent hot raam van zijn
coupé en laat zich de frissclie lucht
om het hoofd waaien. Hij kijkt op
zijn horloge. Nog zes uur dan is hij
thuis.
Een schelle fluit, een krachtige ruk
en de trein zet zich in beweging. Hij
zit alleen in den coupé zoekt een
hoekje op en geeft zich aan zijn over
peinzingen over, totdat, de trein weer
stilstaat.
Opnieuw opent hij het raampje om
die reden van het oponthoud te. erva
ren. Op het andere spoor staat een
trein die van het Noorden is aangeko
men. Half verstrooid ziet onze vriend
hoe recht tegenover hem het raampje
van ©en dainescoupó wordt openge
maakt. Een jong meisje kijkt een oo-
genbiik tot hem op en breekt dji.n uit
in een vroolijk gelach.
Frits!
Mar iel
Wat heb je een zwaren knevelt
Ik kon toch niet als ©en school
jongen bij de menschen komen.
Een oogenblik zwijgen beiden ver
logen. Daarna vraagt hij: Waar
ga je heen?
Naar Bazel.
Zoo, en?
Ik heb examen gedaan en ga tri
betrekking als onderwijzeres.
Flink zool Het schijnt Frits groo
te moeite te koeten zich de kleine,
overmoedige Marie als onderwijzeres
voor te stellen. Ze merkt dat wel en
zegt:
Ik ben vxeeselijk verstandig ge
worden, Frits.
In ernst? vraagt Frits.
Werkelijk. Het kon zoo ook niiet
voort blijven gaan. Weet je Frits.
Ze leunt mot gekruiste armen op
het portier. Het is Frits, alsof ze voor
het hek van het tuintje van Marie's
huis ©taan te praten als in hun jeugd.
In de jeugd heeft men een
moeder noodig. Toen ik een kind
was, dacht ik er niet veel bij, als men
mij zei: je ouders zijn dood, Marie;
maar de laatste jaren heb ik erg ver
langd naar vader en moeder ik
voelde me zoo eenzaam.
Het was lang geleden, dat ze open
met Frits gepraat had. Hij ziet haar
hartelijk aan zonder een woord tot
antwoord te kunnen vinden.
Later ben lk aan *t studeerien
gegaan. Dat heeft me geholpen, alle
zwaarmoedige gedachten gingen daar
door op de vlucht. En jij? Hoe gaat
het jou?
Ik ben in Salzbach in de prak
tijk.
En?
Dat is heel Interessant. Men
krijgt een diepen blik op het leven
en de menschen! Maar de ellende is
zoo groot! Vreeselijk het leven van die
ongelukkigen en helpen kan men
niet
Hoezoo?
O, wat kunnen receptor uitwer
ken als er geen eten is en geen licht
en lucht
Het doet Frits goed tegen Marie te
spreken over datgene, waarvan zijn
hart vol ia.
Is hot zoo erg en zonder dat de
menschen het kunnen helpen?
Dikwijls wel! Bij de armen vindt