HAARLEM'S DAGBLAD. TWEEDE tuft In stormachtige Tijden. Stadsnieuws FEUILLETON DINSDAG 9 MAART 1909 OM ONS HEEN No. 894. Afschaffing van de Kermis. Zooals oii28 Lezers gisteren in dit blad 'uitvoerig konden lezen, wordt een groote stormloop op d» kei-mis ge daan. Niet minder dan zestien ver- lieenigingen of besturen hebben tot den Raad het verzoek gericht om haar af ie schaffen., In hoofdzaak zijn het diezelfde, die In 1901 een soortgelijke poging heb ben gedaan, weLke toen niet met voor hen gunstigeoi uitslag ia bekroond. Hoe het dezen keer zal gaan zou ik waarlijk niet durven voorspellen. Wel heeft negen jaar geleden de Rand met 17 tegen 10 stemmen de adres sen om afschaffing van de hand ge wezen, maar sinds dien tijd is de sa menstelling van het College veel ver anderd en van verschillende leden de meening nog niet bekend geworden. In het College van B. en W. is de verhouding nog dezelfde gebleven de meerderheid vindt de afschaffing niet gewenscht, de minderheid zou 'daartoe willen overgaan. lots geheel nieuws is dezen keer het optreden van bestrijder», die tot dusver aan het gevecht geen deelnamen. Van goed gewapende strijders, ook ln de letterlijke heteekenis van 't woord. B. en W. namelijk hebben de meening gevraagd van den Commissaris van politie en deze heeft op zijn beurt de opinie van zijn hoofdinspecteur, ad- junct-höofdinspecteur en vier inspec teurs gevraagd, die allen van mee ning zijn, dat de kermis hoe eerder hoe beter dienit te worden afgeschaft- Hoe ernstig de zaak waarom het gaat, ook wezen mag, er is in deze rapportenreeks iets kluchtigs, dat den lezer doet glimlachen. Ze doet name lijk onweerstaanbaar denken aan een klasse-onderwijzer, die aan zijn leerlingen een opstel heeft opgege ven. De vorm, waarin deze rapporten zijn gekleed, werkt tot dezen indruk mee. Deftig onderrichtend beginnen verschillende opstellen met de me- dedeeling, dat kermis oorspronkelijk afkomstig is van kerkmis en bij wel ke gelegenheid deze placht te worden gevierd en aan 't slot heeft de leer aar, ik wil zeggen de Commissaris, er een plechtig „gezien" onder gezet. Va ders van schoolgaande kinderen zul len uit gewoonte, maar vergeefs, naar het waardeeringscijfer zoeken. Al deze hoogere politie-ambtenaren hebben, naar hun inzicht en tempe rament, den nadruk gelegd op wat hun het meest belangrijk in de zaak voorkwam te zijn. Dat zij daarbij wel eens meer hebben gegeven, dan rede lijkerwijs van hen kon worden ver wacht, is zeker eer te loven dan te prijzen, zoo bijvoorbeeld de opmer king van den Commissaris, dat bij afschaffing van de kermis de gemeen tekas de staangelden zou moeten missen en dat dit bedrag op de belas tingbetalers zou moeten worden ver haald verder de meening van den zelfden ambtenaar, dat verreweg de meeste ingezetenen, aan wie de ker mis geen financieel voordeel aan brengt, tegen haar voortbestaan zijn gekant. Mijn ervaring op dit punt is even wel anders. Ik heb den indruk kregen, dat de meeste menschen noch warm loopen voor het behoud, noch voor de afschaffing, maar van oor deel zijn, dat men goed zal doen met haar den dood te laten sterven, dien zij in de laatste jaren naderende is, den dood door uitputting, door bloed armoede. Ik mag niet verbergen, dat ik in deze politie-rapporten iets heb mist, wat daaraan naar mijn overtui. ging niet had mogen ontbreken. Het is zonder twijfel zeer belangwekkend, wanneer deze heeren hunne b e- sc houwingen over de kermis tep beste geven, maar nog overtuigender zouden zij geweest zijn, wanneer daaraan cijfers waren toegevoegd. Als ik lees, dat de kermis dronken schap, diefstal, twisten en vechtpar tijen bevordert, dan zoek ik onwille keurig naar de cijfers van. vergelij king, waaruit zou kunnen blijken, dat in de kermisweek het aantal overtredingen en misdrijven van dien aard twee- of drie- of vijf of tienmaal zoo groot is geweest als het aantal pleegt te zijn in een andere week. Die getallen, waarvan de leerzaamheid groot zou zijn geweest, heb ik tot mijn Leedwezen niet gevonden. Ik wil wel zeggen, dat mijn indruk van de kermis der laatste jaren een heel andere is, dan die uit de Lezing der politie-rapporten wordt verkre gen. Onze keirm isverslagen uit deze periode vermelden regelmatig, dat het '8 avonds al vroeg stil was op de kermis en, bij de eindbeschouwing na afloop, dat de politie geen zware taak heeft gehad. Die beschouwingen zijn nimmer weersproken, men houde mij dus ten goede, dat ik mij daaraan ■ensch te houden. Er is nog een andere en zeer be langrijke zaak, die Ik in deze rappor ten mis. Geen van de berichtgevers namelijk maakt er melding van, dat de kermis voornamelijk is een kinder feest. In schrille kleuren wordt „het wanbedrijf van jongens en meiden" beschreven, maar geheel voorbijge zien, dat de kermis een kindergenoe gen isbij den opbouw al, later wan neer ze aan dein gang is, omdat de jeugd draaien kan en schommelen en wat lekkers koopen, dat ze anders niet krijgt, om den dag met een bord je poffertjes en den aankoop van een gasballonnetje te besluiten. Jaar in jaar uit heb ik aldus een zeer onschuldig kermisgenoegen zien smaken door kinderen, wier oogen straalden van pret, in deze wereld van klatergoud. Waarom heeft men op dezen kant van de kermis het licht niet laten vallen Hij is er toch ook en verdient beschouwing evengoed als de andere. Nu de zaak op deze breede wijze is opgezet, is er menig punt, waarop nader de aandacht kan worden ge vestigd. Ik hoop dat in een volgend artikel te doen, maar wil vooraf eenige algemeene opmerkingen ma ken, ter verduidelijking van het be ginsel, waarvan ik uitga Vooreerst om te zeggen, dat ik volkomen eer bied heb voor de gedachten, die adressanten tot hun adresbeweging hebben geleid en die zonder twijfel wortelden in de overtuiging, dat af schaffing van de kermis nuttig zal werken op orde en zedelijkheid. Ik geloof alleen, dat zij zich hierin vergissen en hoop nader aan te too- nen waarom. Een ander hoofdbeginsel is dit, dat hoe men de zaak ook beziet, flnan- cieele overwegingen op den achter grond zullen behooren te blijven. Zoo mag bijvoorbeeld de quaestie van 't behoud der staangelden den door slag niet geven. Wie eenmaal over tuigd is van 't kwaad, dat de kermis brouwt, mag zich niet van de afschaf fing laten weerhouden om het gal dat daardoor in de gemeentekas zal ontstaan. Zoo doet het evenmin ter zake, of de kermisreizigers van de op heffing schade zouden hebben. De tirade in hun adres, dat zij jaarlijks voor meer dan 40.000 monden het brood moeten verdienen, ie dus naast de quaestie. Zoo kan ook het voor deel van de tappers geen gewicht in de schaal leggen, evenmin als de op brengst van de advertentiën der ker misreizigers in de couranten. Deze laatste aangelegenheid raakt ons zelf. Het is mij meer dan eens ge bleken, dat deze annoncee in verband worden gebracht met de opinie, in meer dan eene courant geuit, dat er geen aanleiding bestaat de kermis af te schaffen. Ik stel er prijs op, te ver klaren, dat zoodanig verband niet be staat Men zal mij dienen te geloo- ven, wanneer ik .zeg, dat die winst niet zoo belangrijk is als sommigen wel meenen en dat, ook al ware ze eenige malen grooter, dit mij niet be letten zou, vierkant tegen de kermis partij te kiezen, wanneer ik van de wenseheltjkheld der afschaffing over tuigd zou zijn. Het kan zijn nut hebben, deze basis van redeneeriug vooraf deugdelijk vast te stellen. Mogelijk kan het mis verstand voorkomen. J. C. P. Drankbestrij ding. De Staatscourant bevat de Konink lijk goedgekeurde statuten van de V'ereenigmg afdeeling Haarlem van de Nederlandsche Vereeniging tot Af schaffing van Alcoholhoudende dran ken, te Haarlem. Het doel der vereeniging is de open bare meening zóó te leiden, dat zij zich verklaart tegen de drinkgewoon ten en dat verkregen wordt wettelijk verbod van drankhandel, productie en -invoer. Zij tracht haar doel te bereiken door: lo. den zedelijken en verstandelij ken invloed barer leden; 2o. het verbreiden van juiste begrip pen omtrent den invloed van alcohol gebruik op individu en maatschappij; 3o. het uitgeven, verspreiden, en verkoopen van boeken, brochures en lugscliriften, zoomede het uitgeven van een orgaan; 4o. het ij\eren voor verbetering van den algeuieenen economischen toe stand; 5o. het uitoefenen van invloed bij verkiezingen; 6o. bet aanwenden van pogingen om hen die aan het gebruik van alcohol houdende dranken gewoon zijn, daar van terug te brengen; 7o. de bevordering van het onder zoek naar oorzaken, werking en-mid delen ter bestrijding van het alcohol gebruik; 8o. het beleggen van huishoudelijke en openbare bijeenkomsten; het hou den van optochten en dergelijke; 9o. het richten van verzoekschriften aan vertegenwoordigende en bestu rende lichamen; lOo. het oprichten van vereenigin- gen aan drankbestrijding gewijd. Typ. Bond. Uitgenoodigd door de Commissie van Maatschappelijk Werk van den Al gem. Nederl. Typogr. Bond wer den door welwillendheid van de di rectie der Nederi. Bell-TeLephoon Maatschappij de inrichtingen daar aan verbonden, door een 25-tal leden van den Bond bezichtigd. Op zeer be vattelijke en aangename manier werd door den heer De Kort de wer king der verschillende toestellen uit eengezet. VERGUNNING DRANKWET. B. en W. brengen ter kennis, dat is ingekomen een verzoekschrift van H. F A. Okhuijsen, om vergunning (in gevolge art. 2 dier wet), tot het ver koopen van sterken drank in het klein voor gebruik ter plaatse van verkoop en elders dan ter plaatse van verkoop in het perceel aan de Gier straat no. 34. SCHOUW RIOLEN IN DEN HOUT. Burgemeesters en Wethouders der gemeenten Haarlem en Heemstede breDgen ter kennis van belangheb benden, dat op Vrijdag 26 Maart 19U9, ie beginnen des morgeus te 10 uur, schouw zal worden gehouden. De eigenaars van perceelen of er ven, langs of door welke de riolen, bedeeld bij art. 1 van genoemde ver ordening, loopen, worden herinnerd, dit zij, ingevolge art. 5 dier verorde ning, verplicht zijn, die, voor zooveel die over of langs hunne perceelen of erven loopen, behoorlijk te onderhou- !den en schoon te houden en dat het h-in en den bewoners van bedoelde 1 perceelen niet geoorloofd is, op die I riolen faecale stoffen te loozen of 1 daarin spruiten te brengen, die in verbinding zijn met beerputten of pri vaten. Onder de Mormonen. Uit de Damstraat 't Spaarne opko mend, moest je wezen in den hoek, die daar het vooruitspringend front van ,,de Korenbeurs" met de gewone huizenrij maakt. De deur stond er opem dan ging je in 't portaal links een andere deur door, klom een stei- len trap op en ten slotte vond je aan 't eind van een gang het zaaltje, waar ze bijeenkwamen. Daar waren de Mormonen 1 En nog wel Haarlemsche Mormonen. Eerlijk gezegd, 't viel me wat tegen, toen k cr dat kleine gezelschapje van goed moedige Haarlemmers, zoo vreed zaam en vergeef me 't woord nuchtec zitten zag. Want het woord Mormoon wekt onwillekeurig een reeks van vx-eemde gedachten op. Wat een rare verhalen loopen er niet over deze godsdienstige gezindte I En al trek je, logisch denkend, een flink ge deelte van die vertelsels af zoo'n soort surplus, waarvan je al bij voor baat nagaan kunt, dat hot ontstaat in over-fantastisché hersenen toch stel je je een Mormoon als een uit middelpuntig wezen voor. Welk een ontnuchtering In 't midden van het vertrek, waar ze Zondagmiddag om zes uur als naar gewoonte bijeenkwamen, ston den vijf rijen stoelen. Op de voorste reeks zaten eenige juffi'ouwan met een paar kinderen verder zaten op j de andere rijen Links een vijftal man nelijke leden der gemeente en genoo- digden, en rechts eenige vrouwelijke Mormonen. Achter een tafel zaten twee jonge mennen, die, naar later bleek, de plechtigheid zouden leiden. Een hun ner, wiens scherpe trekken het echte Amerikaansch-Britsche type aanwe zen, met het smalle, kaalgeschoren gezicht, stelde zich na afloop voor als j mr. F. H. Platthij vertoeft nu reeds 7 maanden in onze stad, en verliet ongeveer twee jaren geleden Utah, den Amerikaansehen staat, waar de hoofdzetel der Mormonen iszijn vriend, eveneens uit Utah afkomstig, mr. E. E. Mitchell, ziet er ronder van gezicht uithoewel ook zijn we zen hei Angelsaksisch ras verraadt. Uij was pas Zaterdagmiddag uit Gro ningen naar Haarlem gekomen. Naast de tafel, waaraan de beide zendelingen plaats hadden genomen, stond een kleiner tafeltje, waarover geheimzinnig een witte doek was uit gespreid. Verder was er niets in 't zaaltje wat aan een religieuse plechtigheid her innerde eer 't tegenovergestelde. Duar waren aan den wand de diplo ma's van scherm- en schietwedstrij den; daar waren portretten van aller lei soort vereenigingen daar ston- dxn op elkaar' gestapeld koffiehuis tafeltjes, een heele reeks lucifers- stamd aards Dat was ongeveer de omgeving, waarin de Mormoonsche gemeente tel oefening samen kwam. Echter was er ook nog een piano, waarop mr. Platt straks de zangen zou begeleiden, na dat hij met een sterk Engelsch accent een vers had voorgelezen uit het Lie derenboek van de Heiligen der Laat ste Dagen. De lede nder gemeente zongen dat vers uit het Liederenboek. Een hun ner had de welwillendheid z'n boek aan m'n collega en mij af te staan. Zoo zongen de aanwezigen een vers, en toen nog een, van beide alle cou pletten. 't Klonk niet bijster mooi, maar 't deed toch wel aan, zoo een voudig weg, maar o zoo eerbiedig als de kleine schare die liederen zong. Daar klonk een wei-innig ver trouwen uit deze eentonige verzen. Mr. Platt zat nog voor de piano, toen een der aanwezigen naar voren trad en een kort gebed zei; heel ge woon en niet opgesmukt zei deze jon ge man z'n bid-woorden. Z'n Amen werd nagemurnield door de geloovi- gen, gerekt en gedempt: a-a-mènnl Dan kwam mr. Platt onze nieuws gierigheid bevredigen naar wat er op dat bedeate tafeltje voor ons lag. De doek er over werd weggeslagen; en we zagen de benoodigdheden voor het Heilig Avondmaal: een bord met wat brood er op, een karaf water en een glas. Dit werd nu gebruikt. Tot zoover was er weinig vreemd soortigs in de plechtigheid geweest; en, wat er nu volgde, zou wel Lets on gewoons zijn, had het Leger des Heils er ons niet mee bekend maakt: de geloovigen kwamen hun „getuigenissen" afleggen. Eens in de maand komen de gemeente-leden, die er behoefte aan hebben, meedee- ling doen van 't geen God in dien tijd voor hen heeft gedaan. Dat ge beurt altijd dan eersten Zondag van elke maand, zoo vertelden de leiders der bijeenkomst. Toen namen ze plaats en bleven afwachten wat er gebeuren zou. Even een stilte. Toen stond er een vrouw op, in de voorste iij. Zich halverlïjfs tot de broeders en zusteren wendende, vertelde ze in klaren trant, wat er haar* op 't hart lag. „Zou 'k niet verblijd zijn?" vroeg ze met een oratorische vraag-wen- ding. „M'n dochtertje lag op 't ziekbed, en niemand was er, die 't beter ma ken kon. Toen heeft de gemeente tot God gebeden. En God heeft m'n doch tertje weer beter gemaakt. En nie mand anders kon haar beter maken. Zou 'k dan niet blijde zijn? Sinds 'k den vorlgen keer getuigenis aflei, zijn er drie nieuwe broeders tot de Mormo nen-gemeente in onze stad toegetre den. Zou 'k dan niet blijde zijn?..." Heel kalm en rustig in haar sterk geloof, stond ze 't zoo te vertellen, en zei ze: hoe weldadig T haar was, en hoe heerlijk zij 1 voelde nu dichter bij met God te leven en van nog i' duigen meer: van den Bijbel, en \an 't Boek van Mormon; van den proleet Smith... 'I oen ze was gaan zitten, stond er een se giant op, die verklaarde vroe ger ook geloofd te hebben; maar toen G.-itbrak tem iets, voelde hij, en dat had hij thans gevonden, nu hij tot de Mormonen was gekomen. En na hem getuigde de jonge man, die voor-ge beden had; en na dien weer een an der, die niet veel te zeggen had: geen pen kon 't beschrijven, en geen mond 't uitspreken, welk een groote genade hij gevonden had en diepen ziele- vrede... en eiudelijk weer een vrouw, die terugkwam op de wonderbare ge nezing van 't kind van haar buur vrouw 't welk ze „met d'r eigen oo- oi' had gezien, dat 't op sterven lag. Elk van hen vertelde, leder met z'n eigen woorden, 't Was geen van bui ten geleerd lesje; geen aanstellerij; je voelde 't, dat 't bij de eenvoudige lie den kwam uit 't hart. Als tusschenzang werd weer een gezang uit 't Liederenboek genomen. Mr. Platt liet echter nu de piano met rust. Het laatste gedeelte van de bijeen komst werd gevuld met toespraken van de beide zendelingen. Eerst sprak mr. Mitchell, toen mr. Platt. Lag 't aan ons, dat we vruchteloos naar verband tusschen de deelen der redevoeringen zochten, en dat we heel dikwijls de logische lijnen kwijt raakten? Mr. Mitchell was nog vrij geregeld te volgen. Hij verhaalde, hoe de zen delingen van Utah uit door heel de wereld worden uitgezonden, hoe hun arbeid louter liefdewerk is: Belooning ontvangen ze er niet voor; maar ze worden deels onderhouden door de gemeente waar ze werken. Daarna be sprak hij de Mormoonsche artikelen des geloofs, hier en daar een der ar tikelen nader besprekend. Zoo vestigde hij de aandacht op t doopen der lidmaten, eerst dan, wan neer zij gelooven. De zendeling ging zoo een poosje door... Maar uit eerbied voor de aan wezigen bleef m'n verslaggeversboek in m'n zak. Vandaar, dat hier maar schetsmatig 't een en ander neerge schreven wordt. Intusschen de spre ker en z'n mede-arbeider gingen nu en dan wat dieper op de leer der Mormonen >n. Wij Mormonen, verklaarde mr. Platt, gelooven in den Bijbel, zooals die in z'n natuurlijke vertaling luidt; maar daarnaast hebben wij 't Boek van Mormon, dat de geschiedenis is van Gods volk in Amerika; evenals de Bijbel de geschiedenis van Gods volk in het Oosten... Als zij begonnen was, eindigde de godsdienstoefening: een gezang, een gebed, thans staande door allen aan gehoord. Na afloop kwam mr. Mitchell een paar hoekjes brengen. Met hem en mr. Plat praatten we nog wat na. Mr. Platt vertelde, dat er nu in Haarlem 15 Mormonen zijn. Er zijn tegenwoordig geregeld zendelingen Ln onze stad, om hot kleine kuddeke bijeen te houden en uit te brei&erv Ook hier geschiedt de doop door on derdompeling. Die plechtigheid heeft plaats in de zweminrichting aan de Houtvaart, Nog even praatte mr. Mitchell over de verdachtmakingen, waaraan de „Heiligen der Laatste dagen", gelijk ze zich noemen, blootstaan, toen na men we afscheid van onze stadgenoo- ten-Mormonen, die ons hartelijk de hand drukten met een vriend elijkeji wensch voor „my brotlier and fr'leóad". Het Mormonisme hreidt zich lang zaam in ons land uit. Er zijn nu reeds meer dan 2500 landgenoot-en, die zich „Heiligen der laatste Dagen noemen, terwijl een 1000 Hollanders, die de Leer van Mormon zijn toege daan in den Noord-Ainerikaansche® staat Utah vertoeven. Vandaar, dat de beweging hier te lande ook bij bui- tanstaanders belangstelling gaat wek ken. Dat bewijst de Karakterschets door den heer Frans Netscher in het laatste nummer van de „Hollandsche Revue' over den leider der Mormonen in Nederland, den heer Sylvester O. Cannon, te Rotterdam. Daaraan zij hjer het volgende ont leend ter aanvulling van 't geen hier boven werd meegedeeld. De „Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen," werd in April 1830 te Fayette, Seneca- County, in den Amerikaansehen staat New-York gesticht. Joseph Smith Jr. was er de oprichter van. Deze jonge man, die herhaaldelijk tot God had gebeden om een aanwijzing bij welke sekte hij zich moest aansluiten, had, naar hij meedeelde, op 21 September 1823 nadat hem reeds eenige malen hernelsche wezens waren verscheuen, wederom en thans tot drie malen toe in zijn slaapvertrek een ver schijning van een Godsgezant, die zich Moroni noemde en hem beval te gaan naar een heuvel bij het dorp Manchester in Ontario-County, waar hij in een steenen kist op steenen pla ten in beeldschrift zou vinden een ver haal van de lotgevallen der bewoners van het oude Amerikaansche vaste land. De engel gebood hem den vol genden dag, toen hij de kist vond, de ze vier jaren daar te laten. Toen deze tijd verstreken was, werd hem het ge schiedverhaal moegegeven. Een ge deelte er van, opgesteld door den pro feet Mormon, die omstreeks het jaar 400 leefde, moest hij vertalen met be hulp van een bijgevoegden sleutel. Aldus geschiedde en Smith liet het „Boek van Mormon" in 1829 drukken. Het behelst de historie van de kolo nisten, waarop ook mr. Platt Zondag doelde, die Amerika zouden hebben bevolkt en later zouden ontaard zijn tot de Roodhuiden-stammen en ook: „de openbaring van het Evangelie. Volgens de nieuwere geschriften der Mormonen hebben hedendaag- sche onderzoekingen de ruïnen van steden, tempels en aiulore gebouwen aan het licht gebracht, dae reeds te voren in dit boek waren beschreven. Dit „Boek van Mormon" is, in vele talen overgezet; ook in 't Hollandsch. Voor een couranten-artikel zou het te ver voeren, hier de merkwaardige lotgevallen van de Mormonen na te gaan. In korte trekken zij echter mee gedeeld, dat de nieuwe secte van staat tot staat verdreven werd. Joseph Smith zelf werd in 1844 ver moord door een gemaskerde bende. Brigham Young volgde hem als de Profeet, Ziener en Openbaarder op. Zij hadden zich thans in den staat Utah gevestigd en breidden zich van daar Uit van Mexico tot Canada. Salt-lake-city is hun hoofdstad; de fraaie Tabernakel kan 10.000 men schen bevatten en heeft 8000 zitplaat sen. Dit kerkgebouw bezit het mooiste orgel der wereld. Over de ontzagwek kende organisatie der Mormonen in Amerika kan te dezer plaatse niet worden uitgeweid, 'k Moet mij bepa len tot ons eigen land, dat nu sedert 50 jaren door zendelingen uit Utah wordt bearbeid. In 1891 kwam België bij 't Nederlandsche Zendingsgebied. Naar het Engeisch, door Barones Orczy. 21) Iedereen kan het daar zien in het Museum Carnavalet in de glazen doos, op geel papier, met verbleekten inkt, niets verradende van de groote overwinning der ziel, waarvan het een uitvloeisel was. Het krabbelige, ietwat schoolmeisjesachtige schrift is de stomme, aandoenlijke getuige van een der droevigste tragédies, die een tijd Wtn zorg en misdaad ooit gekend heeft Aan de Vertegenwoordigers van hei Volk, die nu zit ting hebben in de Verga dering van de Nationale Conventie. U gelooft en vertrouwt in den Volksvertegenwoordiger burger- fif^evaardigde Paul Déroulède. Hij is valsch en een verrader van de republiek. Hij maakt plannen •n hoopt ze uit te voeren om de gewezen Marie Antoinette, wedu- tere van den verrader Louis Ca pet, te bevrijden. Haast u 1 volksvertegenwoordi gers 1 Bewijzeu van deze bewe ring, papieren en plannen zijn nog in het huis van burger-afge vaardigde Déroulède. Deze getuigenis wordt u gedaan door iemand, die er zeker van is. I 23 Fructidor. Toen de brief geschreven was, las zij hem nog eens zorgvuldig door, veranderde er nog wat in, hetgeen nu nog te zien is in het document, vouwde den brief dicht, verborg hem in haar zakdoek, wikkelde zich in een donkeren mantel met kap en sloop stil haar kamer uit. Het was doodstil in huis. Zij hui verde even, toen de koele morgen lucht over haar wangen streek, voel de zij dat ais de adem des doods. Zij liep \lug de trap af, schoof de zware grendels van de voordeur en sloop de straat op. Er was ai leven in de stad. Er was nu geen tijd om lang te slapen nu er zooveel gedaan moest worden voor de veiligheid van de bedreigde Repu bliek. Daar Juliette don kant van de ri vier uitging, ontmoette zij troepjes werklieden, die Frankrijk voor haar verdediging gebruikte. Achter haar in de tuinen van het Luxemburg en langs de overzijde van de rivier, waren de ovens al vuur en vlam en de smeden druk bezig met het vervaardigen der vernieiings- werktuigen. Telkens kwam Juliette nu langs zoo'n groot aanplakbiljet tegen de hooge gaigvormxge palen gespijkerd, waardoor ieder voorbijgaand burger er aan herinnerd werd, dat het Fran- sche volk zich van wapens voorzag. Dwars over de Place de l'Institut zoeken eenige marktwagens, bela den met groenten en wat vruchten, hun weg naar het midden van de stad. Alle zijn voorzien van dunne, drie kleurige vlaggen, niet een vrijheids- piek en dito mute boven aan den stok. Het waren goede patriotten, die marktbezoekers, <Lie dagelijks binnen Parijs kwamen om het uitgehonger de volk te voeden met een handjevol waterige aardappelen en ellendige, half afgevreten kool, het eenige, dat do broederlijke revolutie hun nog toestond zonder hinder te kweeken. Zoo vroeg in den morgen schijnt iedereen nog met zijn werk bezigde bezigheid van vermoorden begint niet voor later op den dag. Nu kan Juiiette nog op straat loo pen ronder to worden lastig gevallen; de vrouwen en kinderen haasten zich meest allen naar hun vaste verblijf plaatsen in de Tuiieriën, waar da gelijks pluksel, verbandlinnen en jas sen voor de soldaten worden ge maakt. De muren van alle huizen dragen het groote, vaderlandslievende de vies „Vrijheid, Gelijkheid, Broeder schap tot in den dood"andere dra gen de meer politieke aankondiging „De Republiek éen en onverdeeld". Maar tegen de muren van het Lou vre, v<u> het groote paleis der voor malige koningen, had de nieuwe en groote Republiek haar laatste aan kondiging geplakt Op een groot bord tegen de muren gespijkerd staan de woorden„De V\et tegen de Verdachten". Onder het bord is een reusachtig grooten kist geplaatst met een gleuf in het deksei. Dit is de laatste uitvinding om de veiligheid te verzekeren van deze eenige en onverdeelde republiek. Voortaan wordt iedereen een verra der op een woord van aanklacht van een leeglocper of vijand, en evenals in de meest tyrannieke dagen van de Spaanse he Inquisitie werd de eene helft van het volk opgezet tegen het andere om het te bespionneeren, die houten kist, met haar gleuf, la daar neergezet om aanklachten van den eenen mensch tegen den ander in ontvangst te nemen. Had Juliette nog maar een onder deel van een seconde geaarzeld, was zij maar even blijven staan om het biljet, waarop die afschuwelijke wet stond, te Lezen, had zij alleen nog maar nagedacht, dan zou zij zelfs nu nog teruggekeerd zijn en gevlucht van die afschuwelijke kist van schandalen, zooals zij het zou doen voor een gevaarlijke en vergiftige slang. Maar zij was op dit oogenbllk als 't ware niets meer dan een automaat. Zij haalde den brief te voorschijn en liet hem door de gleuf vallen. Het on herroepelijke was nu gebeurd. Niets wat zij voortaan zou doen of zeggen, zelfs geen wonderen konden dit onge daan maken en Paul Déroulède red den van een gerechtelijk verhoor en de guillotine. Eenige menschen, die haastig naar hun werk gingen, hadden gezien, dat zij den brief in de kist liet glijden. Een paar kleine kinderen bleven met den vinger in den mond staan en keken haar met onnoozele nieuws gierigheid aaneen vrouw liet een ruwe vloek hooren, anderen haalden de schouders op en liepen verder. Zij, die gewoonlijk hier langs kwa men, waren aan zulke tooneeltjes ge woon. Die houten kist, met haar mond- vormige gleuf was als een onverza- delijk monster dat voortdurend voed moest worden en altijd nog gaapte naar meer. Na haar werk verricht te hebben keerde Juiiette rich om en even gauw als zij gekomen was, keerde zij tei-ug naar haar tijdelijk tehuis. Maar nu haar tehuis niet meer zij moest liet dadelijk verlaten, zoo mo gelijk vandaag nog. Daarvan was zij overtuigd, zij kon niet langer het brood eten van den man, dien zij ver raden had. Zij zou niet aan het ont bijt komen, hoofdpijn voortvenden en 's middags zou PelroaeLla haar kof fer pakken. Zij ging in een winkeltje vlak bij, en vroeg om een glas melk en een stuk brood. De vrouw, die haar be diende, keek haar met groote nieuws- nerigheid aan, wunt Juliette maakte op dit oogenblik een vreemden in druk. Zij was nog niet begonnen te den ken en leed niet meer. Maar dat zou spoedig komen en dan zou zij baar daad van zooeven pas goed leeren beoordeelen. HOOFDSTUK XL „Aan m ij d wraak". Onder het voorwendsel hoofdpijn te hebben, bleef Juliette het grootst© deel van den dag op haar kamer. Zij had het liefst met de geheele wereld niets te maken gehad in die uren, waarin zij strijd voerde tegen haar eigen gedachten en haar eigen leed. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5