HAARLEM'S DAGBLAD.
TWEEDE tuft
In stormachtige Tijden.
Stadsnieuws
FEUILLETON
DINSDAG 9 MAART 1909
OM ONS HEEN
No. 894.
Afschaffing van de Kermis.
Zooals oii28 Lezers gisteren in dit blad
'uitvoerig konden lezen, wordt een
groote stormloop op d» kei-mis ge
daan. Niet minder dan zestien ver-
lieenigingen of besturen hebben tot den
Raad het verzoek gericht om haar af
ie schaffen.,
In hoofdzaak zijn het diezelfde, die
In 1901 een soortgelijke poging heb
ben gedaan, weLke toen niet met voor
hen gunstigeoi uitslag ia bekroond.
Hoe het dezen keer zal gaan zou ik
waarlijk niet durven voorspellen.
Wel heeft negen jaar geleden de Rand
met 17 tegen 10 stemmen de adres
sen om afschaffing van de hand ge
wezen, maar sinds dien tijd is de sa
menstelling van het College veel ver
anderd en van verschillende leden de
meening nog niet bekend geworden.
In het College van B. en W. is de
verhouding nog dezelfde gebleven
de meerderheid vindt de afschaffing
niet gewenscht, de minderheid zou
'daartoe willen overgaan. lots geheel
nieuws is dezen keer het optreden
van bestrijder», die tot dusver aan
het gevecht geen deelnamen. Van
goed gewapende strijders, ook ln de
letterlijke heteekenis van 't woord. B.
en W. namelijk hebben de meening
gevraagd van den Commissaris van
politie en deze heeft op zijn beurt de
opinie van zijn hoofdinspecteur, ad-
junct-höofdinspecteur en vier inspec
teurs gevraagd, die allen van mee
ning zijn, dat de kermis hoe eerder
hoe beter dienit te worden afgeschaft-
Hoe ernstig de zaak waarom het
gaat, ook wezen mag, er is in deze
rapportenreeks iets kluchtigs, dat den
lezer doet glimlachen. Ze doet name
lijk onweerstaanbaar denken aan
een klasse-onderwijzer, die aan zijn
leerlingen een opstel heeft opgege
ven. De vorm, waarin deze rapporten
zijn gekleed, werkt tot dezen indruk
mee. Deftig onderrichtend beginnen
verschillende opstellen met de me-
dedeeling, dat kermis oorspronkelijk
afkomstig is van kerkmis en bij wel
ke gelegenheid deze placht te worden
gevierd en aan 't slot heeft de leer aar,
ik wil zeggen de Commissaris, er een
plechtig „gezien" onder gezet. Va
ders van schoolgaande kinderen zul
len uit gewoonte, maar vergeefs,
naar het waardeeringscijfer zoeken.
Al deze hoogere politie-ambtenaren
hebben, naar hun inzicht en tempe
rament, den nadruk gelegd op wat
hun het meest belangrijk in de zaak
voorkwam te zijn. Dat zij daarbij wel
eens meer hebben gegeven, dan rede
lijkerwijs van hen kon worden ver
wacht, is zeker eer te loven dan te
prijzen, zoo bijvoorbeeld de opmer
king van den Commissaris, dat bij
afschaffing van de kermis de gemeen
tekas de staangelden zou moeten
missen en dat dit bedrag op de belas
tingbetalers zou moeten worden ver
haald verder de meening van den
zelfden ambtenaar, dat verreweg de
meeste ingezetenen, aan wie de ker
mis geen financieel voordeel aan
brengt, tegen haar voortbestaan zijn
gekant.
Mijn ervaring op dit punt is even
wel anders. Ik heb den indruk
kregen, dat de meeste menschen noch
warm loopen voor het behoud, noch
voor de afschaffing, maar van oor
deel zijn, dat men goed zal doen met
haar den dood te laten sterven, dien
zij in de laatste jaren naderende is,
den dood door uitputting, door bloed
armoede.
Ik mag niet verbergen, dat ik in
deze politie-rapporten iets heb
mist, wat daaraan naar mijn overtui.
ging niet had mogen ontbreken. Het
is zonder twijfel zeer belangwekkend,
wanneer deze heeren hunne b e-
sc houwingen over de kermis tep
beste geven, maar nog overtuigender
zouden zij geweest zijn, wanneer
daaraan cijfers waren toegevoegd.
Als ik lees, dat de kermis dronken
schap, diefstal, twisten en vechtpar
tijen bevordert, dan zoek ik onwille
keurig naar de cijfers van. vergelij
king, waaruit zou kunnen blijken,
dat in de kermisweek het aantal
overtredingen en misdrijven van dien
aard twee- of drie- of vijf of tienmaal
zoo groot is geweest als het aantal
pleegt te zijn in een andere week. Die
getallen, waarvan de leerzaamheid
groot zou zijn geweest, heb ik tot mijn
Leedwezen niet gevonden.
Ik wil wel zeggen, dat mijn indruk
van de kermis der laatste jaren een
heel andere is, dan die uit de Lezing
der politie-rapporten wordt verkre
gen. Onze keirm isverslagen uit deze
periode vermelden regelmatig, dat
het '8 avonds al vroeg stil was op de
kermis en, bij de eindbeschouwing na
afloop, dat de politie geen zware taak
heeft gehad. Die beschouwingen zijn
nimmer weersproken, men houde mij
dus ten goede, dat ik mij daaraan
■ensch te houden.
Er is nog een andere en zeer be
langrijke zaak, die Ik in deze rappor
ten mis. Geen van de berichtgevers
namelijk maakt er melding van, dat
de kermis voornamelijk is een kinder
feest. In schrille kleuren wordt „het
wanbedrijf van jongens en meiden"
beschreven, maar geheel voorbijge
zien, dat de kermis een kindergenoe
gen isbij den opbouw al, later wan
neer ze aan dein gang is, omdat de
jeugd draaien kan en schommelen en
wat lekkers koopen, dat ze anders
niet krijgt, om den dag met een bord
je poffertjes en den aankoop van een
gasballonnetje te besluiten.
Jaar in jaar uit heb ik aldus een
zeer onschuldig kermisgenoegen zien
smaken door kinderen, wier oogen
straalden van pret, in deze wereld
van klatergoud. Waarom heeft men
op dezen kant van de kermis het licht
niet laten vallen Hij is er toch ook
en verdient beschouwing evengoed
als de andere.
Nu de zaak op deze breede wijze is
opgezet, is er menig punt, waarop
nader de aandacht kan worden ge
vestigd. Ik hoop dat in een volgend
artikel te doen, maar wil vooraf
eenige algemeene opmerkingen ma
ken, ter verduidelijking van het be
ginsel, waarvan ik uitga Vooreerst
om te zeggen, dat ik volkomen eer
bied heb voor de gedachten, die
adressanten tot hun adresbeweging
hebben geleid en die zonder twijfel
wortelden in de overtuiging, dat af
schaffing van de kermis nuttig zal
werken op orde en zedelijkheid.
Ik geloof alleen, dat zij zich hierin
vergissen en hoop nader aan te too-
nen waarom.
Een ander hoofdbeginsel is dit, dat
hoe men de zaak ook beziet, flnan-
cieele overwegingen op den achter
grond zullen behooren te blijven. Zoo
mag bijvoorbeeld de quaestie van 't
behoud der staangelden den door
slag niet geven. Wie eenmaal over
tuigd is van 't kwaad, dat de kermis
brouwt, mag zich niet van de afschaf
fing laten weerhouden om het gal
dat daardoor in de gemeentekas zal
ontstaan. Zoo doet het evenmin ter
zake, of de kermisreizigers van de op
heffing schade zouden hebben. De
tirade in hun adres, dat zij jaarlijks
voor meer dan 40.000 monden het
brood moeten verdienen, ie dus naast
de quaestie. Zoo kan ook het voor
deel van de tappers geen gewicht in
de schaal leggen, evenmin als de op
brengst van de advertentiën der ker
misreizigers in de couranten.
Deze laatste aangelegenheid raakt
ons zelf. Het is mij meer dan eens ge
bleken, dat deze annoncee in verband
worden gebracht met de opinie, in
meer dan eene courant geuit, dat er
geen aanleiding bestaat de kermis af
te schaffen. Ik stel er prijs op, te ver
klaren, dat zoodanig verband niet be
staat Men zal mij dienen te geloo-
ven, wanneer ik .zeg, dat die winst
niet zoo belangrijk is als sommigen
wel meenen en dat, ook al ware ze
eenige malen grooter, dit mij niet be
letten zou, vierkant tegen de kermis
partij te kiezen, wanneer ik van de
wenseheltjkheld der afschaffing over
tuigd zou zijn.
Het kan zijn nut hebben, deze basis
van redeneeriug vooraf deugdelijk
vast te stellen. Mogelijk kan het mis
verstand voorkomen.
J. C. P.
Drankbestrij ding.
De Staatscourant bevat de Konink
lijk goedgekeurde statuten van de
V'ereenigmg afdeeling Haarlem van
de Nederlandsche Vereeniging tot Af
schaffing van Alcoholhoudende dran
ken, te Haarlem.
Het doel der vereeniging is de open
bare meening zóó te leiden, dat zij
zich verklaart tegen de drinkgewoon
ten en dat verkregen wordt wettelijk
verbod van drankhandel, productie
en -invoer.
Zij tracht haar doel te bereiken door:
lo. den zedelijken en verstandelij
ken invloed barer leden;
2o. het verbreiden van juiste begrip
pen omtrent den invloed van alcohol
gebruik op individu en maatschappij;
3o. het uitgeven, verspreiden, en
verkoopen van boeken, brochures en
lugscliriften, zoomede het uitgeven
van een orgaan;
4o. het ij\eren voor verbetering van
den algeuieenen economischen toe
stand;
5o. het uitoefenen van invloed bij
verkiezingen;
6o. bet aanwenden van pogingen om
hen die aan het gebruik van alcohol
houdende dranken gewoon zijn, daar
van terug te brengen;
7o. de bevordering van het onder
zoek naar oorzaken, werking en-mid
delen ter bestrijding van het alcohol
gebruik;
8o. het beleggen van huishoudelijke
en openbare bijeenkomsten; het hou
den van optochten en dergelijke;
9o. het richten van verzoekschriften
aan vertegenwoordigende en bestu
rende lichamen;
lOo. het oprichten van vereenigin-
gen aan drankbestrijding gewijd.
Typ. Bond.
Uitgenoodigd door de Commissie
van Maatschappelijk Werk van den
Al gem. Nederl. Typogr. Bond wer
den door welwillendheid van de di
rectie der Nederi. Bell-TeLephoon
Maatschappij de inrichtingen daar
aan verbonden, door een 25-tal leden
van den Bond bezichtigd. Op zeer be
vattelijke en aangename manier
werd door den heer De Kort de wer
king der verschillende toestellen uit
eengezet.
VERGUNNING DRANKWET.
B. en W. brengen ter kennis, dat is
ingekomen een verzoekschrift van H.
F A. Okhuijsen, om vergunning (in
gevolge art. 2 dier wet), tot het ver
koopen van sterken drank in het
klein voor gebruik ter plaatse van
verkoop en elders dan ter plaatse van
verkoop in het perceel aan de Gier
straat no. 34.
SCHOUW RIOLEN IN DEN HOUT.
Burgemeesters en Wethouders der
gemeenten Haarlem en Heemstede
breDgen ter kennis van belangheb
benden, dat op Vrijdag 26 Maart 19U9,
ie beginnen des morgeus te 10 uur,
schouw zal worden gehouden.
De eigenaars van perceelen of er
ven, langs of door welke de riolen,
bedeeld bij art. 1 van genoemde ver
ordening, loopen, worden herinnerd,
dit zij, ingevolge art. 5 dier verorde
ning, verplicht zijn, die, voor zooveel
die over of langs hunne perceelen of
erven loopen, behoorlijk te onderhou-
!den en schoon te houden en dat het
h-in en den bewoners van bedoelde
1 perceelen niet geoorloofd is, op die
I riolen faecale stoffen te loozen of
1 daarin spruiten te brengen, die in
verbinding zijn met beerputten of pri
vaten.
Onder de Mormonen.
Uit de Damstraat 't Spaarne opko
mend, moest je wezen in den hoek,
die daar het vooruitspringend front
van ,,de Korenbeurs" met de gewone
huizenrij maakt. De deur stond er
opem dan ging je in 't portaal links
een andere deur door, klom een stei-
len trap op en ten slotte vond je aan
't eind van een gang het zaaltje,
waar ze bijeenkwamen.
Daar waren de Mormonen 1 En nog
wel Haarlemsche Mormonen. Eerlijk
gezegd, 't viel me wat tegen, toen k
cr dat kleine gezelschapje van goed
moedige Haarlemmers, zoo vreed
zaam en vergeef me 't woord
nuchtec zitten zag. Want het woord
Mormoon wekt onwillekeurig een
reeks van vx-eemde gedachten op. Wat
een rare verhalen loopen er niet over
deze godsdienstige gezindte I En al
trek je, logisch denkend, een flink ge
deelte van die vertelsels af zoo'n
soort surplus, waarvan je al bij voor
baat nagaan kunt, dat hot ontstaat
in over-fantastisché hersenen toch
stel je je een Mormoon als een uit
middelpuntig wezen voor. Welk een
ontnuchtering
In 't midden van het vertrek, waar
ze Zondagmiddag om zes uur als
naar gewoonte bijeenkwamen, ston
den vijf rijen stoelen. Op de voorste
reeks zaten eenige juffi'ouwan met
een paar kinderen verder zaten op j
de andere rijen Links een vijftal man
nelijke leden der gemeente en genoo-
digden, en rechts eenige vrouwelijke
Mormonen.
Achter een tafel zaten twee jonge
mennen, die, naar later bleek, de
plechtigheid zouden leiden. Een hun
ner, wiens scherpe trekken het echte
Amerikaansch-Britsche type aanwe
zen, met het smalle, kaalgeschoren
gezicht, stelde zich na afloop voor als j
mr. F. H. Platthij vertoeft nu reeds
7 maanden in onze stad, en verliet
ongeveer twee jaren geleden Utah,
den Amerikaansehen staat, waar de
hoofdzetel der Mormonen iszijn
vriend, eveneens uit Utah afkomstig,
mr. E. E. Mitchell, ziet er ronder
van gezicht uithoewel ook zijn we
zen hei Angelsaksisch ras verraadt.
Uij was pas Zaterdagmiddag uit Gro
ningen naar Haarlem gekomen.
Naast de tafel, waaraan de beide
zendelingen plaats hadden genomen,
stond een kleiner tafeltje, waarover
geheimzinnig een witte doek was uit
gespreid.
Verder was er niets in 't zaaltje wat
aan een religieuse plechtigheid her
innerde eer 't tegenovergestelde.
Duar waren aan den wand de diplo
ma's van scherm- en schietwedstrij
den; daar waren portretten van aller
lei soort vereenigingen daar ston-
dxn op elkaar' gestapeld koffiehuis
tafeltjes, een heele reeks lucifers-
stamd aards
Dat was ongeveer de omgeving,
waarin de Mormoonsche gemeente tel
oefening samen kwam. Echter was er
ook nog een piano, waarop mr. Platt
straks de zangen zou begeleiden, na
dat hij met een sterk Engelsch accent
een vers had voorgelezen uit het Lie
derenboek van de Heiligen der Laat
ste Dagen.
De lede nder gemeente zongen dat
vers uit het Liederenboek. Een hun
ner had de welwillendheid z'n boek
aan m'n collega en mij af te staan.
Zoo zongen de aanwezigen een vers,
en toen nog een, van beide alle cou
pletten. 't Klonk niet bijster mooi,
maar 't deed toch wel aan, zoo een
voudig weg, maar o zoo eerbiedig
als de kleine schare die liederen
zong. Daar klonk een wei-innig ver
trouwen uit deze eentonige verzen.
Mr. Platt zat nog voor de piano,
toen een der aanwezigen naar voren
trad en een kort gebed zei; heel ge
woon en niet opgesmukt zei deze jon
ge man z'n bid-woorden. Z'n Amen
werd nagemurnield door de geloovi-
gen, gerekt en gedempt: a-a-mènnl
Dan kwam mr. Platt onze nieuws
gierigheid bevredigen naar wat er
op dat bedeate tafeltje voor ons lag.
De doek er over werd weggeslagen;
en we zagen de benoodigdheden voor
het Heilig Avondmaal: een bord met
wat brood er op, een karaf water en
een glas.
Dit werd nu gebruikt.
Tot zoover was er weinig vreemd
soortigs in de plechtigheid geweest;
en, wat er nu volgde, zou wel Lets on
gewoons zijn, had het Leger des
Heils er ons niet mee bekend
maakt: de geloovigen kwamen hun
„getuigenissen" afleggen. Eens in
de maand komen de gemeente-leden,
die er behoefte aan hebben, meedee-
ling doen van 't geen God in dien
tijd voor hen heeft gedaan. Dat ge
beurt altijd dan eersten Zondag van
elke maand, zoo vertelden de leiders
der bijeenkomst. Toen namen ze
plaats en bleven afwachten wat er
gebeuren zou. Even een stilte. Toen
stond er een vrouw op, in de voorste
iij. Zich halverlïjfs tot de broeders en
zusteren wendende, vertelde ze in
klaren trant, wat er haar* op 't hart
lag. „Zou 'k niet verblijd zijn?" vroeg
ze met een oratorische vraag-wen-
ding.
„M'n dochtertje lag op 't ziekbed,
en niemand was er, die 't beter ma
ken kon. Toen heeft de gemeente tot
God gebeden. En God heeft m'n doch
tertje weer beter gemaakt. En nie
mand anders kon haar beter maken.
Zou 'k dan niet blijde zijn? Sinds 'k
den vorlgen keer getuigenis aflei, zijn
er drie nieuwe broeders tot de Mormo
nen-gemeente in onze stad toegetre
den. Zou 'k dan niet blijde zijn?..."
Heel kalm en rustig in haar sterk
geloof, stond ze 't zoo te vertellen, en
zei ze: hoe weldadig T haar was, en
hoe heerlijk zij 1 voelde nu dichter
bij met God te leven en van nog
i' duigen meer: van den Bijbel, en
\an 't Boek van Mormon; van den
proleet Smith...
'I oen ze was gaan zitten, stond er
een se giant op, die verklaarde vroe
ger ook geloofd te hebben; maar toen
G.-itbrak tem iets, voelde hij, en dat
had hij thans gevonden, nu hij tot de
Mormonen was gekomen. En na hem
getuigde de jonge man, die voor-ge
beden had; en na dien weer een an
der, die niet veel te zeggen had: geen
pen kon 't beschrijven, en geen mond
't uitspreken, welk een groote genade
hij gevonden had en diepen ziele-
vrede... en eiudelijk weer een vrouw,
die terugkwam op de wonderbare ge
nezing van 't kind van haar buur
vrouw 't welk ze „met d'r eigen oo-
oi' had gezien, dat 't op sterven lag.
Elk van hen vertelde, leder met z'n
eigen woorden, 't Was geen van bui
ten geleerd lesje; geen aanstellerij; je
voelde 't, dat 't bij de eenvoudige lie
den kwam uit 't hart.
Als tusschenzang werd weer een
gezang uit 't Liederenboek genomen.
Mr. Platt liet echter nu de piano met
rust.
Het laatste gedeelte van de bijeen
komst werd gevuld met toespraken
van de beide zendelingen. Eerst sprak
mr. Mitchell, toen mr. Platt.
Lag 't aan ons, dat we vruchteloos
naar verband tusschen de deelen der
redevoeringen zochten, en dat we heel
dikwijls de logische lijnen kwijt
raakten?
Mr. Mitchell was nog vrij geregeld
te volgen. Hij verhaalde, hoe de zen
delingen van Utah uit door heel de
wereld worden uitgezonden, hoe hun
arbeid louter liefdewerk is: Belooning
ontvangen ze er niet voor; maar ze
worden deels onderhouden door de
gemeente waar ze werken. Daarna be
sprak hij de Mormoonsche artikelen
des geloofs, hier en daar een der ar
tikelen nader besprekend.
Zoo vestigde hij de aandacht op t
doopen der lidmaten, eerst dan, wan
neer zij gelooven.
De zendeling ging zoo een poosje
door... Maar uit eerbied voor de aan
wezigen bleef m'n verslaggeversboek
in m'n zak. Vandaar, dat hier maar
schetsmatig 't een en ander neerge
schreven wordt. Intusschen de spre
ker en z'n mede-arbeider gingen nu
en dan wat dieper op de leer der
Mormonen >n.
Wij Mormonen, verklaarde mr.
Platt, gelooven in den Bijbel, zooals
die in z'n natuurlijke vertaling luidt;
maar daarnaast hebben wij 't Boek
van Mormon, dat de geschiedenis is
van Gods volk in Amerika; evenals de
Bijbel de geschiedenis van Gods volk
in het Oosten...
Als zij begonnen was, eindigde de
godsdienstoefening: een gezang, een
gebed, thans staande door allen aan
gehoord.
Na afloop kwam mr. Mitchell een
paar hoekjes brengen. Met hem en
mr. Plat praatten we nog wat na.
Mr. Platt vertelde, dat er nu in
Haarlem 15 Mormonen zijn. Er zijn
tegenwoordig geregeld zendelingen
Ln onze stad, om hot kleine kuddeke
bijeen te houden en uit te brei&erv
Ook hier geschiedt de doop door on
derdompeling. Die plechtigheid heeft
plaats in de zweminrichting aan de
Houtvaart,
Nog even praatte mr. Mitchell over
de verdachtmakingen, waaraan de
„Heiligen der Laatste dagen", gelijk
ze zich noemen, blootstaan, toen na
men we afscheid van onze stadgenoo-
ten-Mormonen, die ons hartelijk de
hand drukten met een vriend elijkeji
wensch voor „my brotlier and fr'leóad".
Het Mormonisme hreidt zich lang
zaam in ons land uit. Er zijn nu
reeds meer dan 2500 landgenoot-en,
die zich „Heiligen der laatste Dagen
noemen, terwijl een 1000 Hollanders,
die de Leer van Mormon zijn toege
daan in den Noord-Ainerikaansche®
staat Utah vertoeven. Vandaar, dat
de beweging hier te lande ook bij bui-
tanstaanders belangstelling gaat wek
ken. Dat bewijst de Karakterschets
door den heer Frans Netscher in het
laatste nummer van de „Hollandsche
Revue' over den leider der Mormonen
in Nederland, den heer Sylvester O.
Cannon, te Rotterdam.
Daaraan zij hjer het volgende ont
leend ter aanvulling van 't geen hier
boven werd meegedeeld.
De „Kerk van Jezus Christus van
de Heiligen der Laatste Dagen,"
werd in April 1830 te Fayette, Seneca-
County, in den Amerikaansehen staat
New-York gesticht. Joseph Smith Jr.
was er de oprichter van. Deze jonge
man, die herhaaldelijk tot God had
gebeden om een aanwijzing bij welke
sekte hij zich moest aansluiten, had,
naar hij meedeelde, op 21 September
1823 nadat hem reeds eenige malen
hernelsche wezens waren verscheuen,
wederom en thans tot drie malen
toe in zijn slaapvertrek een ver
schijning van een Godsgezant, die
zich Moroni noemde en hem beval te
gaan naar een heuvel bij het dorp
Manchester in Ontario-County, waar
hij in een steenen kist op steenen pla
ten in beeldschrift zou vinden een ver
haal van de lotgevallen der bewoners
van het oude Amerikaansche vaste
land. De engel gebood hem den vol
genden dag, toen hij de kist vond, de
ze vier jaren daar te laten. Toen deze
tijd verstreken was, werd hem het ge
schiedverhaal moegegeven. Een ge
deelte er van, opgesteld door den pro
feet Mormon, die omstreeks het jaar
400 leefde, moest hij vertalen met be
hulp van een bijgevoegden sleutel.
Aldus geschiedde en Smith liet het
„Boek van Mormon" in 1829 drukken.
Het behelst de historie van de kolo
nisten, waarop ook mr. Platt Zondag
doelde, die Amerika zouden hebben
bevolkt en later zouden ontaard zijn
tot de Roodhuiden-stammen en ook:
„de openbaring van het Evangelie.
Volgens de nieuwere geschriften
der Mormonen hebben hedendaag-
sche onderzoekingen de ruïnen van
steden, tempels en aiulore gebouwen
aan het licht gebracht, dae reeds te
voren in dit boek waren beschreven.
Dit „Boek van Mormon" is, in vele
talen overgezet; ook in 't Hollandsch.
Voor een couranten-artikel zou het
te ver voeren, hier de merkwaardige
lotgevallen van de Mormonen na te
gaan. In korte trekken zij echter mee
gedeeld, dat de nieuwe secte van staat
tot staat verdreven werd.
Joseph Smith zelf werd in 1844 ver
moord door een gemaskerde bende.
Brigham Young volgde hem als de
Profeet, Ziener en Openbaarder op.
Zij hadden zich thans in den staat
Utah gevestigd en breidden zich van
daar Uit van Mexico tot Canada.
Salt-lake-city is hun hoofdstad; de
fraaie Tabernakel kan 10.000 men
schen bevatten en heeft 8000 zitplaat
sen. Dit kerkgebouw bezit het mooiste
orgel der wereld. Over de ontzagwek
kende organisatie der Mormonen in
Amerika kan te dezer plaatse niet
worden uitgeweid, 'k Moet mij bepa
len tot ons eigen land, dat nu sedert
50 jaren door zendelingen uit Utah
wordt bearbeid. In 1891 kwam België
bij 't Nederlandsche Zendingsgebied.
Naar het Engeisch, door
Barones Orczy.
21)
Iedereen kan het daar zien in het
Museum Carnavalet in de glazen
doos, op geel papier, met verbleekten
inkt, niets verradende van de groote
overwinning der ziel, waarvan het
een uitvloeisel was. Het krabbelige,
ietwat schoolmeisjesachtige schrift is
de stomme, aandoenlijke getuige van
een der droevigste tragédies, die een
tijd Wtn zorg en misdaad ooit gekend
heeft
Aan de Vertegenwoordigers
van hei Volk, die nu zit
ting hebben in de Verga
dering van de Nationale
Conventie.
U gelooft en vertrouwt in den
Volksvertegenwoordiger burger-
fif^evaardigde Paul Déroulède.
Hij is valsch en een verrader van
de republiek. Hij maakt plannen
•n hoopt ze uit te voeren om de
gewezen Marie Antoinette, wedu-
tere van den verrader Louis Ca
pet, te bevrijden.
Haast u 1 volksvertegenwoordi
gers 1 Bewijzeu van deze bewe
ring, papieren en plannen zijn
nog in het huis van burger-afge
vaardigde Déroulède.
Deze getuigenis wordt u gedaan
door iemand, die er zeker van is.
I 23 Fructidor.
Toen de brief geschreven was, las
zij hem nog eens zorgvuldig door,
veranderde er nog wat in, hetgeen
nu nog te zien is in het document,
vouwde den brief dicht, verborg hem
in haar zakdoek, wikkelde zich in
een donkeren mantel met kap en
sloop stil haar kamer uit.
Het was doodstil in huis. Zij hui
verde even, toen de koele morgen
lucht over haar wangen streek, voel
de zij dat ais de adem des doods.
Zij liep \lug de trap af, schoof de
zware grendels van de voordeur en
sloop de straat op.
Er was ai leven in de stad. Er was
nu geen tijd om lang te slapen nu
er zooveel gedaan moest worden voor
de veiligheid van de bedreigde Repu
bliek.
Daar Juliette don kant van de ri
vier uitging, ontmoette zij troepjes
werklieden, die Frankrijk voor haar
verdediging gebruikte.
Achter haar in de tuinen van het
Luxemburg en langs de overzijde van
de rivier, waren de ovens al vuur en
vlam en de smeden druk bezig met
het vervaardigen der vernieiings-
werktuigen.
Telkens kwam Juliette nu langs
zoo'n groot aanplakbiljet tegen de
hooge gaigvormxge palen gespijkerd,
waardoor ieder voorbijgaand burger
er aan herinnerd werd, dat het Fran-
sche volk zich van wapens voorzag.
Dwars over de Place de l'Institut
zoeken eenige marktwagens, bela
den met groenten en wat vruchten,
hun weg naar het midden van
de stad.
Alle zijn voorzien van dunne, drie
kleurige vlaggen, niet een vrijheids-
piek en dito mute boven aan den
stok.
Het waren goede patriotten, die
marktbezoekers, <Lie dagelijks binnen
Parijs kwamen om het uitgehonger
de volk te voeden met een handjevol
waterige aardappelen en ellendige,
half afgevreten kool, het eenige, dat
do broederlijke revolutie hun nog
toestond zonder hinder te kweeken.
Zoo vroeg in den morgen schijnt
iedereen nog met zijn werk bezigde
bezigheid van vermoorden begint niet
voor later op den dag.
Nu kan Juiiette nog op straat loo
pen ronder to worden lastig gevallen;
de vrouwen en kinderen haasten zich
meest allen naar hun vaste verblijf
plaatsen in de Tuiieriën, waar da
gelijks pluksel, verbandlinnen en jas
sen voor de soldaten worden ge
maakt.
De muren van alle huizen dragen
het groote, vaderlandslievende de
vies „Vrijheid, Gelijkheid, Broeder
schap tot in den dood"andere dra
gen de meer politieke aankondiging
„De Republiek éen en onverdeeld".
Maar tegen de muren van het Lou
vre, v<u> het groote paleis der voor
malige koningen, had de nieuwe en
groote Republiek haar laatste aan
kondiging geplakt
Op een groot bord tegen de muren
gespijkerd staan de woorden„De
V\et tegen de Verdachten". Onder het
bord is een reusachtig grooten kist
geplaatst met een gleuf in het deksei.
Dit is de laatste uitvinding om de
veiligheid te verzekeren van deze
eenige en onverdeelde republiek.
Voortaan wordt iedereen een verra
der op een woord van aanklacht van
een leeglocper of vijand, en evenals
in de meest tyrannieke dagen van de
Spaanse he Inquisitie werd de eene
helft van het volk opgezet tegen het
andere om het te bespionneeren, die
houten kist, met haar gleuf, la daar
neergezet om aanklachten van den
eenen mensch tegen den ander in
ontvangst te nemen.
Had Juliette nog maar een onder
deel van een seconde geaarzeld, was
zij maar even blijven staan om het
biljet, waarop die afschuwelijke wet
stond, te Lezen, had zij alleen nog
maar nagedacht, dan zou zij zelfs nu
nog teruggekeerd zijn en gevlucht
van die afschuwelijke kist van
schandalen, zooals zij het zou doen
voor een gevaarlijke en vergiftige
slang.
Maar zij was op dit oogenbllk als
't ware niets meer dan een automaat.
Zij haalde den brief te voorschijn en
liet hem door de gleuf vallen. Het on
herroepelijke was nu gebeurd. Niets
wat zij voortaan zou doen of zeggen,
zelfs geen wonderen konden dit onge
daan maken en Paul Déroulède red
den van een gerechtelijk verhoor en
de guillotine.
Eenige menschen, die haastig naar
hun werk gingen, hadden gezien, dat
zij den brief in de kist liet glijden.
Een paar kleine kinderen bleven
met den vinger in den mond staan
en keken haar met onnoozele nieuws
gierigheid aaneen vrouw liet een
ruwe vloek hooren, anderen haalden
de schouders op en liepen verder.
Zij, die gewoonlijk hier langs kwa
men, waren aan zulke tooneeltjes ge
woon.
Die houten kist, met haar mond-
vormige gleuf was als een onverza-
delijk monster dat voortdurend
voed moest worden en altijd nog
gaapte naar meer.
Na haar werk verricht te hebben
keerde Juiiette rich om en even gauw
als zij gekomen was, keerde zij tei-ug
naar haar tijdelijk tehuis.
Maar nu haar tehuis niet meer zij
moest liet dadelijk verlaten, zoo mo
gelijk vandaag nog. Daarvan was zij
overtuigd, zij kon niet langer het
brood eten van den man, dien zij ver
raden had. Zij zou niet aan het ont
bijt komen, hoofdpijn voortvenden en
's middags zou PelroaeLla haar kof
fer pakken.
Zij ging in een winkeltje vlak bij,
en vroeg om een glas melk en een
stuk brood. De vrouw, die haar be
diende, keek haar met groote nieuws-
nerigheid aan, wunt Juliette maakte
op dit oogenblik een vreemden in
druk.
Zij was nog niet begonnen te den
ken en leed niet meer.
Maar dat zou spoedig komen en
dan zou zij baar daad van zooeven
pas goed leeren beoordeelen.
HOOFDSTUK XL
„Aan m ij d wraak".
Onder het voorwendsel hoofdpijn te
hebben, bleef Juliette het grootst©
deel van den dag op haar kamer. Zij
had het liefst met de geheele wereld
niets te maken gehad in die uren,
waarin zij strijd voerde tegen haar
eigen gedachten en haar eigen leed.
(Wordt vervolgd).