DAMRUBRIEK.
wilde gaan en een arbeider meene
men. Ik schreef op die advertentie en
ging weg, maar tiet geen adres ach
ter, iel niemand iets en veranderde
mijn naam in Purvis vroeger heet
te iU Waterman.
In Natal zouden wij Indigo verbou
wen, maar dit liep tegen, toen wer
den er diamanten ontdekt em mijn
meester en ik verkregen claims. Het
güng one goed, tot hij op zekeren dag
de koorts kreeg en spoedig stierf.
Maar eerst had hij zijn claim aan
mij vermaakt. Nu werkte tk maar
voort, tot ik zoove>al geld bijeen had,
dat tk nitet wist, wat ik er mee doen
zou, maar hier hij wees op zijn
borst, was zoo'n vreeselijke honger
en verlangen om haar te zien en te
vernemen, hoe het mijn lieve Mary
ging of haar man goed voor haar
was en of zij goed rond konden ko
men, want, dacht ik, als dat niet het
geval >s, zou je hier mooi kunnen hel
pen
Hij hield op en veegde zijn oogen
ui*
Wel, mijnheer, ik kwam weer
thuis en begon te toformeerem en
was niet weLnig verbaasd te verne
men, dat de jonge advocaat nu Six
Marldon was en mijn Mary eene
Lady.
Hij richtte zich trotsch op.
Maar, zei ik, waarom bezoekt u
se ndet ik weet zeker, dat u hun
geen grooter pleizier kunt doen.
Neen, antwoordde hij, ik weet,
waar ik staan moet. Ik moet ze in
het geloof laten, dat ik dood ben, dat
is het beste. Weet u ook, of Sir
William haar ooit verweten heeft,
dat zij geen geld van zichzelf heeft
Ik weet zeker, dat hij dat nooit
doen zou.
En weet u, hun zoon heet Phi-
Ud
Ja. dat is hun oudste.
En ik heet ook Philip.
De oude man zag mij met een wel
gevallige uitdrukking aan.
Was dat ndet mood van haar,
haar zoon te noemen naar haar ouden
vader, van wien zij nooit meer iets
vernomen had
Dat is toch een bewijs, dat zij u
gaarne zouden zien
Dat weet ik wel, maar een an
dere zaak is, of dat goed zou zijn.
Daar hebben ze bedienden, dan een
grooton, deftigen bottelier, een palfre
nier en een koetsier. Ook hebben ze
voorname kennissen
Hij schudde het hoofd.
Ik ken mijn plaaos. Kijk eens,
mijnheer, zei hij. Toen ik met de
stoomboot hierheen kwam, was er
een kerel aan boord, die scheen te
begrijpen, dat Lk geld had en die met
alle geweld kaart met mij wilde spe
len. Het lukte hem niet. Toen werd
hij op zekeren dag boos en schreeuw
de hardop „Hoor eens, baas, je
denkt zeker in Engeland den banjer
uit t° hangen, omdat je wat geld hebt
maar niemand zal je ooit voor een
gentleman houden. Je spreekt en je
loopt en je eet als een boer."
En hebt u hem geen klap gege
ven
Neen, ik wist, dat het waar was.
En juist omdat ik het wist, wilde ik
geen hinderpaal zijn voor mijn doch
ter en haar echtgenoot. Iets anders
zou het geweest zijn, als zij het ar
moedig hadden. Begrijpt u
IV knikte.
Iets inwendigs zei me, dat ik met
al mijn kennis en welbespraaktheid j
toch onmetelijk lager stond dan die
ruwe man in al datgene, dat eigen
lijk den gentleman maakt.
No begrijpt u, zoo ging hij voort,
dat ik er naar snakte haar te zien.
En ik heb haar gezien als zij uit
den schouwburg kwam, of van diners
of a's zij naar de kerk ging, was ik
daar ook en ik sloeg geen oog van
haar af En heb tk ook haar kinde
ren op mijn schoot gehad en toen ik
het meisje den jongen Philip hoorde
notnieii, had je me neer kunnen slaan
met eert veer.
Eu toch hebt u ongelijk, u ont
houdt haar dat, wat haar geluk eerst
volkomen zou doen zijn.
Integendeel, ik zorg er voor, dat
zij niet in onvoorziene moeilijkheden
komt Ik weet, wat ik ben en ik weet,
wat zij is. Ik zal naar Zuid-Af rik a
teruggaan en daar mijn oud, grijs
hoofd ter ruste leggen. Ik ben hier
gelukkig genoeg geweest en nu ik
haar gezien heb en weet, dat 't haar
goed gaat en zij tevreden is en ge
zien, za! lk nog gelnkkïeer zijn. En
ten einde haar elke moeilijkheid te
vermijden blijf ik weg. Góeden-
nacht, mijnheer. U hebt mij uw
woord gegeven er over te zwijgen.
Zeker, zei ik.
Weg was hij. Nu was ik In een
mret'ijk parket. Sir William zou mij
zeker naar den ouden Purvis vragen.
Wat zou ik dan zeggen
Ik besloot de Marldons te mijden
tot Purvis wee iyas.
Den volgenden morgen kwam hij in
mijn kamer, terwijl ik zat te ontbij
ten hi; legde zijn vinger tegen zijn
voorboofd.
Ik. hoop, dat ik u niet stoor,
maar hebt u mij niet gezegd, dat Sir
William Marldon waarschijnlijk wel
rechter zou worden
Ja, dat staal vast, en dan baron
en misschien wel Lord Kanselier.
Dank u, meneer, een reden te
meer om te vertrekken. Ik hoop, dat
ik u rwet lastig geweest ben. ik ga
maar het bureau om een hut te be
spraken op hel eerste stoomschip, dat
naar Zuid-Afrika gaat.
Zoo spoedig al
Ei is niets, dat mij nog in En
geland houdt.
Toe' ik 's middags weer thuis
kwam, liep mijn hospita, die mij
blijkbaar opgewacht had, mij in de
gang tegemoet, zoodra zij hoorde, dat
ik den sleutel in het slot stak.
Mr. Purvis heeft een ongeluk i
geha' Hij is overreden en de dokter
is hi- - geweest en die geeft niet veel
liooo zei ze.
In minder dan geen tijd was ik op
d? trap en liep ik naar de kamer van
de i ouden man.
Hij lag in bed en zag er akelig uit.
Maar zijn gelaat helderde op, toen hij
me z«.g en hij stak mij zijn hand toe. I
Het is anders uitgekomen, dan
ik gedacht had, zei hij.
Ik ben met overreden in Har ley-
street, bepaald niet. I kgtog naar 't
bureau van het stoomschip en dacht
over dit en dat, lette niet op de druk
te en zoo kwam het. En nu is 't met
mij gedaan. Gelukkig ben ik nog hei
ier van hoofd.
Ik wasdïep bewogen 0
woord te zeggen.
Ik wilde een hut gaj
maar nu ga ik naar een andere hut
«n dat Is ook goed. Maar nu zou lk
eens graag met u spreken. U hebt
toch den tijd?
Zeker, mr. Purvis, ik ben geheel
tot uw dienst.
Dank u, mijnheer, u Is altijd
vriendelijk jegens mij geweest Ik
wou namelijk zeggen, dat ik, toen ik
in Engeland kwam en hoorde, dat het
hun goed ging, zoowat mijn geheele
bezit naar de Bank gebracht heb en
op haar naam laten inschrijven; ik
heb alleen maar zooveel overgehou
den, als ik dacht voor mijzelf noodig
te hebben. Maar ziet u, mijnheer,
daar weet zij niets van. Nu wemechie
lk u te vragen, of u zoo vriendelijk
wilt zijn, haar dat te zeggen, ais ik
dood en begraven ben. Het ie een
aardige som en zij beeft niu zelf een
goed inkomen buiten dat van haar
man. Hij zal er haar te meer om nee-
pecteeren.
Dat is ndet mogelijk, hij aanbidt
haar.
Wel, het doet lm leder geval
geen kwaad en hier heb Lk een dia
mant, het Is de tui verste, dien ik ge
vonden heb. Laat ze dien to een bro
che laten zetten of iets anders en hem
dragen ter herinnering aan mij. Geef
haar d en als ik dood hen.
Maar Mr. Purvis, u moet, hoort
u wei, u moet onder deze omstandig
heden haar laten komen. Het zou
haar hart breken, ais zij u niet nog
eens gezien had.
Denkt u?
Jk ben er zeker van.
Welnu, laat haar dan komen in
een huurrijtuig, niet In haar eigen
equipage, niet den koetsier met zijn
trotsch gezicht en den wijsneus van
een palfrenier. De bedienden hoeven
niet te weien, dat zij haar ouden va
der gaat bezoeken.
Ik ga dadelijk, zei ik_ Ik
wist, dat er geen tijd te verliezen
was.
Binnen een half uur was ik terug
en de lieve Lady Marldon was bij mij
met trillende lippen, en een bleek ge
laat, besproeid met tranen.
Zwijgend bracht ik haar naar de
kamer van den ouden man; Lk opende
de deur, liet haar naar binnengaan
en sloot de deur weer toe.
Ik denk, dat ik zoowat een kwar
tier gewacht heb en het toen noodig
achtte binnen te komen. Ik hoorde
de voordeur open gaan en den dokter
binnentreden.
Ik aarzelde niet langer, draaide de
kruk om en trad binnen.
Zij lag op haar knieën voor het bed
en haar hoofd lag op zijn borst. Zij
snakte, als wilde haar hart breken,
haar rechterarm had zij' om zijn hals
geslagen en zijn ruwe hand lag op
haar hoofd.
Een gelukkige glimlach lag op het
vredige gelaat van den ouden man;
ik zag in een oogopslag, dat de dok
ter net meer noodig was, maar dat
het noodzakelijk was de lady te ver
wijderen.
(Hsgz.)
De T®ng van Adèle.
Plaats der handeling; De eetzaal
der (Juincainpoix te Vincenues. Me
neer en mevrouw zitten aan tafel.
Meneer (met vollen mond); In
één woord, Adèle, je Malaquais zijn
brave menschen...
Mevrouw (koud en knorrig)- Ten
eerste zijn ze met „uiijn" Malaquais,
en vervolgens heb lk volstrekt niets
met ze uit te staan.
Meneer (die den storm voelt uaoe-
renj: Je hebt gelijk, liefste, groot ge
lijk; ik zei dan ook niets kwaads van
hen, integendeel, ik vond het brave
lieden... üch, geef me even de saue
aan.
Mevrouw (stuursch): 0 ja, dat
ken ik; wanneer men iemand wil uf
breken, begint uien met te zeggen,
dat liet een braaf merisch is en men
voegt er dadelijk een maartje achter,
dat de bedoeling heeft die persoon
eens over den hekel te halen.
Meneer: 0 wat een gruote woor
den, lieve... Een sneed je tong?
Mevrouw: Het woord „hekel" is
geen groot woord, voor zoover ik
weet.
Meneer; Maar hier wel, want bet
behoort evenals het werkwoord
„afbreken" in den zin waarin jij liet
gebruikt, In het volks-dialect thuis.
Mevrouw: Goedl dan spreek ik
maar volksdialect!
Meneer ^glimlachend, om het on
weer te bezweren): De groene taal,
dat is zeker de uitwerking van de
saus.
Mevrouw vheleedigd): - Ik geloof
toch, meneer, dat rnijn opvoeding
minstens even goed is als de uwe!
Meneer: 0, ze is oneind.g veel
beier... Deze omnielette is heerlijk!...
Mevrouw (woedend): Nu nog
spotternij ook...
Meneer (geruststellend): Wel
neen... wel neen ..- och, geef me je
bord even aan, dan zal ik je bedie
nen.
Mevrouw (bitter;Dank je. Ik
heb geen trek meer!... (Stilte): O,
spreek maar over dialect; zooveel is
zeker, dat ik niet, zooals jij, mijn
jeugd in de hallen van ia Butte ver
boemeld heb.
Meneer (een weinig ongeduldig):
„Boemelen," lieve, is ook een van
die uitdrukkingen, die in het woor
denboek met pop. staan aangegeven,
wat zeggen wil „populair".
Mevrouw (hoor hort terugduwend)
Ik ben klaar met eten. AJe je van
plan bent mij de deur uit te Jagen en
zoodoende bet dessert voor jou alleen
te houden, ben je volkomen geslaagd.
Wat je gewaardeerde lessen In bet
Hollandsoh betreft, vergeet niet dat
ik mijn acte heb.
Meneer; Ik zal het niet vergeten,
lieve.
Mevrouw. Men zon ear toch aan
twijfelen» (Ze begint me* haar ser
vet voor de oogen te schreien).
Meneer (heel zacht): Adèle.
Maar
Adèle... Je zenuwen zijn in de war.
kindje.
Mevrouw (woedend): Zoo xije de
mannen nul Wanne» se tot een
vrouw gezegd hebben: „Je zenuwen
zijn in de war" hebben se allee ge
zegd. 0, wat gelukkig dat ik mijn
akte heb, mijn broodwinning, tegen
den ttjd waarop je mij zonder twij
fel in de steek zult laten.
Mieneer i)eem weinig geraakt):
Je overdrijft schromelijkl
Mevrouw: Neen, het is onge
hoord: mij er van te durven beschul
digen dat ik een volksdialect spreek,
een taaltje uit de achterbuurten!
Als moeder dat eens hoorde!... (nog
altijd zacht snikkend).
Meneer: Maar lieve kindje, luis
ter nu toch eens... Jte windt je op voor
niets!
Mevrouw: - Voor niets? 0, vind
Jij soms dat dit niets Is?... We! nf
luister: Van dit oogenblik af. tal
ik geen woord In jouw tegenwoordig
heid meer spreken. Geen woord! Je
zult. de klank van mijn stem niet
meer hoorenl Dat zweer lk je bij.
bij. bij mijn lieven ouden oom!
Meneer (ongerust, ter zijde):
Haar erfoom! (luid): Nu, 't is weer
goed, nietwaar, Adèle?... Ik vraag Je
allernederigst om verschooning
Wind Je toch niet zoo op. liefste
Kom. laat lk Je maar eens kussen,
dan is alles weer vergeten....
(Maar de „liefste" zwijgt met boos
afgewend gezicht. Lange pauze, al
leen afgebroken door het gaan en ko
men van de me'd. die het ontbijt af
neemt, terwijl meneer zijn dessert
verorbert).
Meneer (teeder; Ik ga vandaag
langs je modisie, lieveling. Wil ik
«ven aauJoopen en zeggen, dat ze je
rus© japon kouieu buien
Mevrouw
(De meid gaat de kamer uit;.
Meneer Vanavond houdt Julie's
diensttijd op, nietwaar? Morgen komt
onze meuwe meid. Vind je die ver
andering van personeel niet vreeselijk
vervelend
Mevrouw r-
(Julia komt &eer binnen;.
Meneer- A propos, laten we
vooral niet vergeten, dat juffrouw
du Helder morgen jarig is. Ze beeft
ons al lang gevraagd eens bij tiaar
te komen... We zuilen maar gaan.
vind je met
Mevrouw i
(Julia gaat hoestend heen om
haar Lachen te verbergen;.
Meneer(opsiaandi Half drie.
Het is tijd om naar mijn bureau te
gaan. Maar, aangezien er toch niet
veel te doen is, kan ik je vanmiddag
wel gezelschap houden. Vind je dat
goed
Mevrouw
(lotaal ontmoedigd trekt meneer
zijn jas aun, neemt zijn wandelsLok,
zet zijn hoed op en vei trekt, na een
poging te hebben gedaan, om me
vrouw te kussen, evenwel vergeefs,
doordat ze haar servet stijf voor
haar gezicht houdt).
's Avonds doodsche stilte. Meneer
leest ouder het eten zijn krant; Me-
rouw bestudeert ijverig een pas ver
schenen boek. Julia, die straks toch
heengaai, ontziel zich niet, nu en
<ht.n onbeschaamd te glimlachen, wat
tiaar een versciirikkelijk standje van
meneer op den hals haalt.
Den volgenden ochtend komt Au
gustine, de nieuwe dienstbode. Zoo
lang meneer er bij is, zegt mevrouw
geen stom woord tot haar of geeft
haar de minste aanwijzing. Meneer
moet zich dus zelf wel belasten met
het onderwijs van Augustine, hoe
wel het hem niet bijzonder goed af
gaat.
Meneer doet alle mogelijke moeite
zijn vrouw weer aan 't spreken te
krijgen. Hij leest haar stukken uit de
krant voor, die hij weet, dat haar in-
teiesseeren vergeefsche moeite. Hij
stelt uitstapjes voor, bezoeken aan de
operageen antwoord. Hetzelfde
doodsche stilzwijgen, zoowel aan di
ner als ontbijt
Meneer(tot zich zelf) Drom
mels, ze houdt zich goed Dat had ik
nooit van haar gedacht. Het is waar
achtig zoo niet langer uit te hou
den i Dat moet anders worden I Stil,
daar bedenk ik iets....
Na de koffie haalt meneer, met een
geheimzinnig en peinzend uiterlijk,
een schop uit het tuinhuis en gaat
den kelder iri, na de deur goed ach
ter zich op slot gedaan te hebben.
Mevrouw, die hein stil heeft na ge
gluurd, kijkt met een zekeren angst
door het keldergut. Ze ziet dat haar
man bezig is een gat te graven, als
of hij iets in den grond wil stop-
I*?a).
Mevrouw(tot zich zelf) Wat
kan hij daar toch uithalen
On-lertusschen maakt meneer het
gat weer dicht en verlaat den kel
der Een oogenblik later gaat hij,
met beitel, hamer en nijptang gewa
pend, naar den zolder, steeds bespied
door mevrouw, die hem vol angst en
verbazing, planken en deksels ziet
oplichten, zelfs onder de pannen kij
ken om eindelijk alles weer op zijn
plaats Lo zetten.
Mevrouw (doodelijk ontsteld, tot
zich zelf) Armand Is gek gewor
den I... Wat moet ik beginnen?
Meneer is intusschen naar den sa
lon gegaan en kijkt, plat op den
grond liggend, onder de canapé en
achter de plano Vervólgens gaat hij
naar de keuken en kijkt in den gas
meter. Daarna onderzoekt MJ 3e
slaapkamer, keert alles onderstebo
ven, schudt zijn hoofd en zet de meu
bels vervolgenj weer op hun plaat»
Op t laatst maakt hij zelfs de kue-
eensloopeu open en schijnt teleurge
steld, als er niets dan veeree to
rond vliegen.
Dit is mevrouw te machtig.
Armand i Armand 1 Wat doe Je
toch?
Meneer(zeer kalm) Ik zocht je
tong, en.... (zegevierend) Ik heb haar
teruggevonden I
MUZIEKINSTRUMENTEN.
1. Het mooiste muziekinstrument
aldus T. E. A. Koeberg in bert „Va
derland" ia d« harmonica, omdai
elke klank op dit harmonisch toestel
een harmonie is.
2. Het meest metrische Is het draai
orgel, omdat evenals bij de metrono
me een slinger de maat aangeeft.
3. De piano Is het handigste instru
ment vanwege de „quatre-mains".
4. Het kerkorgel is de koning der
muziekinstrumenten, omdat het een
ge heel e gemeente naar „zijn pijjpen
kan laten zingen.
B. De Yoorlooper van het orohest
was de belleman.
8. De viool is een klein instrument,
daarom treedt ze in een orkest in den
regel „en bouquet" op.
7. De 2e viool moest eigenlijk „Vio
lette" heeten, omdat ze evenals het
„Maartecb viooltje" zoo bescheiden is.
8. De viola draagt haar naam, om
dat haar hoogste snaar een „La" aan
geeft en niet zooals bij de viool een E.
9. De violoncello is een groot soort
viool, vandaar dat er minder cello's
dan violen in een orkest gaan.
10. Hot bespelen van den contrabas
zeer moeilijk, omdat hoe hooger de
bespeler grijpt, zoo lager de tonen
worden.
11. De fluit is het eenige blaasinstru
ment zonder mondstuk en dat is om
dat men met dan mond alleen reeds
.fluiten" kan.
12. De piccolo is voor het aangeven
an de hooge tonen aan de fluit.
13. De hobo is een edel instrument,
omdat men van gewoon hout geen
.hautbois" maken kan; daarom geeft
zij ook steeds het orkest den toon aan.
14. De cor-anglas draagt zijn naam
niet met eere, want „neus-hoorn" wa
re beter vanwege zijn „nasaal" ge-
lu'd.
15. De clarinet is een bepaald Lnstru
ment omdat, haar toon zoo „klaar en
net" kan zijn.
16. De bas-clarinet is de weduwe
van de clarinet; als de clarinet nL
niet meer kan, treurt zij diep.
17. De fagot is zoo „knorrig" van
klank omdat de tonen zoolang werk
hebben voor zij „de pijp uit zijn".
18. De contrafagot keert midden to
haar bouw terug, vandaar de onder
scheiding „contra".
19. De waldhoorn wordt genoemd
naar het „woud", omdat die blaas
pijp zoo gekronkeld is als het pad in'
een woud kan zijn.
20. De trompet is de „militair" een
der de muziekinstrumenten; nooit be
gint een „strijd" zonder trompet.
21. De trombone is een zeer sterk
instrument, daarom laat hij zich
,goed berommelen".
22. De tonen van de tuba zijn zeer
diep, vandaar de naam „Tous-bas".
23. De pauken zijn de „domste' in
strumenten, omdat het ezelsvel nog
geslagen wordt na het uittreden van
den eigenaar.
24. De kleine trom is een „beroerd"
instrument, omdat het niet klinkt of
het moet „beroerd" worden.
25. De groote trom is het „lijdzaam
ste" muziekinstrument, omdat zij voor
eiken toon m de „ziel" getroffen moet
worden.
26. De triangel is gebrekkig, om
dat de „drie angels" een vierde noo
dig hebben om te kunnen klinken.
27. Het klokkenspel m een orkest
ziet wel den klepel hangen, maar
weet niet waar de klokken zijn
28. De voornaamste instrumenten
zijn de bekkens, omdat, wanneer zij
spreken, de andere Instrumenten niet
verneembaar zijn.
I. De tam-tam is wel het meest
„tamme" muziekinstrument, omdat
haar geluid zelden vernomen wordt
nog wel alleen dan als er sprake is
van den dood.
SO. De xylophen kan slechts „te hooi
en te gras' worden aangewend, daar
het „bout en stroo" alleen Is voor het
nabootsen van het rammelen der
doodsbeenderen.
31. De harp is van het vrouwelijk
geslacht, omdat ze meest door een
rouw liespeeld wordt en zoo zwak en
mooi 'S.
32. De ocarina is een „koud" instru
ment, omdat ze van steen is.
33. De mandoline is het „gevoelig
ste" muziekinstrument, omdat ze bij
na altijd „tremoleert"
34. De gitaar is de „chaperonne"
voor een te zwakke stem.
35. De citer is een angstig instru
ment, vanwege haar „sidderenden"
klank.
36. Het eenig onzichtbaar muziekin
strument ls de menschel ij ke stem.
37. De stemvork ls de vork waar
mede een bepaalde toon docar de
stem tot zich genomen wordt.
t. De doedelaak is de nar onder de
HAARLEMSCHE DAMCLUB,
'Alle correspondentie, deze rubrieE
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat
84. Telephoon 1543.
Probleem No. 33 van den heer
I. Weiss, Parijs,
Zwart
1 t 3 B
Wit
Zwart schijven op3, 6, 7, 8, 9, 15, 17, 20 en 36
Wit schijven op24, 28, 30, 33, 37, 40, 45, 47 en 48
Oplossingen worden ingewacht
uiterlijk Woensdag 24 Maart aan bo
vengenoemd adres.
Oplossing van probleem No. 29 van
den auteurWit 32 - 27 44 - 39
21 - 16, 39 - 34, 25 1, 1 46 I
Goed opgelost door mevrouw Wieg
man en de hoeren R. Bouw, J Jacob-
son Azn., D. G. Koning. N. J. Koster
Jr., W. J. A. Matla, M. Ruig Pzn., J.
F. Spanjaard, F. Th. Timmer, J. Vol
de, F. M. v. d. Werff, H. A. van Abs,
P. Balkenende, W. J. Balkenende, P.
J. Eype, C. Serodlnl.
Oplossing van Probleem No. 30 van
den auteurWit 48 - 42, 23 - 19
25 3, 25, 25 36 I
Goed opgelost door meivrouw Wieg
man en de heeren R. Bouw, D
Koning, W. J. A. Matla, N. J. Koster
Zwart
Jr., M. Ruig Pzn., J. F. Spanjaard,
F. Th. Timmer, J. Velde, F M. v <L
Werff ,H. A. van Aba, P. Balkenen
de, W. J. Balkenende, P. Goidorp, P.
J. Eype, C. SerodinL
CAUSERIE OVER HET DAMSPEL-
(Vervolg van de Rubriek 6 Febr. 1909).
Wij hebben in de vorige causerie
duidelijk aangetoond, dal het meer
malen passeeren van dezelfde open
ruit geoorloofd is en to 't minst geen
afbreuk doet aan de grondregels van
het spel. He* is dus on noodig dit met
meer gecompliceerde voorbeelden na
der uiteen te zetten. Wel zullen wij
een paar stellingen laten volgen, weL
ke meer ais curiositeit opgenomen
worden.
Wit
*8 4.7 40 4S ÖU
in deze stelling is het mogelijk alle
stukken to één slag te slaan, zonder
de schijven tijdens liet slaan weg te
nemen. W el wordt meermalen de
zelfde open rui* gepasseerd, maar
zulks doet aan de grondregels van
het sped niets af. Om alle stukken ge
lijktijdig te kunnen slaan, plaatst
men een witte dam op de ruit 2 of 3.
Echter er zijn nog meer velden, waar
van de slag kan aanvangen, en deze
te zoeken ia niet onaardig voor de
Zwart
liefhebbers.
Opmerkelijk, dat nog nimmer een
stand is ontworpen kunnen worden,
waarin het mogelijk is alle 2U schij
ven gelijktijdig te slaan. De beroemde
„van Vught" heeft hoogstwaarschijn
lijk hierin wel de uiterste grens be
reikt, en ons een stand nagelaten,
waarin 19 schijven in één slag ge
slagen worden; zie onderstaande
stelling.
Wit
Wij zullen de eigenaardige slag-
wending niet aangeven, maar deze
ter ontleding den liefhebbers overla
ten. Wed willen wij nog even mede-
deelen, dat, om den slag volledig te
kunnen doen, de witte dam op het
vedd 35 moet terecht komen.
Wij meenen, dat hiermede voldoen
de is aangetoond, dat het dam regle
ment ook in dergelijke gevallen voor
ziet, en dus wijziging van de artike
len 5 en 6 totaal overbodig Ls.
Nog willen wij even wijzen op de
slot-alinea van art. 6, waarin ver
meld staat„Bij gelijk aantal stuk
keu slaat men naar verkiezing met
de dam of de schijf. Als stuk heefteen
dam niet meer waarde dan een
schijf."
Wij meenen, dat voor sommige be
oefenaars van het damspel, deze zin
nog wel een nadere toelichting ver-
eischt. Ook diegenen, die ouderge.
woon to meenen, dat „damslag"' voor
gaat of „damslaan gaat voor schijf-
s'aan", zullen naar wij vertrouwen
met déze kleine studie, weldra tot
andere inzichten gebracht zijn.
(Wordt vervolgd).
De Hoarlemsche Damclub houdt ha
re bijeenkomsten iederen Maandag
avond van 8 tot 12 uur, in de boven
zaal van Café Suisse. Sm edestraat 19
(ingang naast het café) Liefhebbers
van het damspel zijn daar steeds wel
kom.
muziekinstrumenten, vandaar de
naam „musette" en niet „musique."
39. De schalmei heeft zoo'n „schaap
achtig" geluid, omdat zij slechts be
speeld wordt als er schapen to de
buurt zijn.
40. Het tarenklokspel ls de „kwar-
tetmeester" van de muzLektostrumen-
4L De panfluit is het meest „na
tuurlijke" instrument, omdat haar
bestaan slechts -een bosje hout" ia.
42. De metronome Ls de adjunct
kapelmeester.
43. De kapelmeester is het „stomste'
muziekinstrument omdat hij de mees
te beweging en het minste geluid
voorthrengt.
44. De trambel, de misthoorn en de
stoomfluit zijn de nuttigste muziek
instrumenten omdat steeds als tij in
werking komen angelukken kunnen
worden vermeden.