!n stormachtige Tijden. NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. OM ONS HEEN Buitenlandsch Overzicht FEUILLETON 26- Jaargang No. 7891 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. WOENSDAG 11 MAART 1909 JJ ABONNEMENTEN PBR DRIB MAANDBNl Poor Haarlem '.',',11/ 1J28 Voor de dorpen In den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente)1.30 Franco per post door Nederland1.65 Afzonderlijke nummers0.02 H Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem037 H n „de omstreken en franco per post 0.45 Uitgave der Veneootschap Lonrens Coster. Directeur 3. C. PEEREB00RL ADVERTENTIËNi Van 1—5 regels 50 Cts.: iedere regel meer 10 Cts. Bulten het Arrondissement Haarlem van 1—5 regels ft—elke regel meer f0. SS Reclames 30 Cent per regel BIJ Abonnement aanzienlijk rabat Advertenti5n van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing RQ Cts. voor 3 plaatsingen contant Redactie en Administraties Groote Houtstraat 55. iffitercommnnaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 72A Drukkerij: Zuider Buitenspaarae 6. Telefoonnummer 122. Tot de plaatsing van advertenti6n en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem :n dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA, Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon Interc. 6229. TWEEDE BLAD. No. 900. Figuren uit de Raadsvergadering E. LEVERT. Zoover mogelijk van het publiek af, vlak bij de deur van het Leesmuseum, op de boekplaats naast den heer van Rossom, zit de heer E. Levert. Ik ben niet ver van de waarheid, als ik hem den idealist van den Raad noem. Geloof n'et, dat hij het woord zal voeren over den onderhouds plicht van een brug of over de vraag, of een of andere buurt met keien, dan wal met klinkers zal moeten worden bestraat Levert is de man van de groote lijnen, ik zou haast zeggen van de politiële* des hasten. Toen hij •onlangs liet behouden van de ge trouwde vrouw in de school verdedig de, was dat zeker een gevolg van zijn vriendelijk gemoed, dat medelij den had met allen, die door het te-, gen o ver gee tel d e in de toekomst zou den worden getroffen. En zelfs w>e het in dat opzicht volkomen met hem oneens waren, vonden toen zijn op- treden sympathiek, omdat het blijk gaf van zooveel warra medegevoel, dat hem wist op te voeren tot de hoogte van een tn den Raad maar zelden gehoorde welsprekendheid. In een College als dit, waar bij uit stek practische aangelegenheden ple gen voor te komen, neemt een idea list als Levert een min of meer ge vaarlijke positie In. Zoo licht wordt er gedacht aan particularisme, nei ging tot afwijkende meening, aan pose. Dat zijn collega's geen oogen- hlik die eigenschappen bij hem ver onderstellen, pleit voor hem. En zelfs wanneer hij, zoo als een week gele den, een betoog levert, waarin de roode draad der logica niet altijd «ichtbaar, somtijds zelfs klaarblijke lijk afgebroken is, gaan zijn. mede leden wel niet op zijn voorstellen in, maar verklaren toch na afloop der- vergadering, dat hij een snaar tn hun hart heeft doen trillen. Ik geloof, dat dit niet tegenstrijdig Is. Ik ben er zeker van, dat dit ook ïret enkel mag worden toegeschreven aan den köurigen vorm, waarin hij zijn betoog wist te kleeden. Veeleer zou ik die vage instemming, die toch «iet tot ondersteuning van zijn denk beelden komen kan, willen toeschrij ven aan de omstandigheid, dat Le vert in zijn rede gedachten bij zijn hoorders beeft opgewekt, dlie daar slapende waren. Als ik het onder neem een korte karakterschets van dit Raadslid te geven, kan dat waarschijnlijk niet beter doen, dan door aan te toonen, welke overeen stemming er was in de tegenstrijdig heid van zijn betoog. Er waren drie elementen In die rede, waarop het licht d'ent te val len. Vooreerst, dat hij herhaaldelijk verzekerde, in de eerste plaats het oog te hebben op den toestand van de gemeentekas vervolgens, dat hij het onderwijs van de Hoogere Burger school gemakkelijker toegankelijk maken wou voor kinderen van on- en minvermogenden en ten slotte, dat hij de aanwezigen opriep om te streven naar vereenvoudiging van hun bestaan en dat van hun kinde ren en op grond daarvan middelbaar en handelsonderwijs, als opge schroefd, afkeurde. Hot eerste punt laat ik voorloopig rusten. Het tweede is een rechtstreeks gevolg van zijn vriendelijk gemoed. Hoewel hij niet zoo midden in de beweging van het leven staat als hij zelf wel schijnt te meenen, heeft hij ervaring genoeg opgedaan, om te weten, welke groote beteekenis, welke overdreven beteekenis zou ik met hein w'llen zeggen, er gehecht wordst aan het bezit van het einddiploma van een middelbare school. Dat wapen in den bestaansstrijd nu wil hij ook meegeven aan de kinderen van men schen, die deze opvoeding voor hunne kinderen niet tegen den gewonen prijs kunnen betalen. Het gaat hem aan 't hart, dat zij daarvan zouden zijn uitgesloten en, een oogenblik parallel denkende met de practisch aangelegde geesten, die hoven de poort van maatschappelijk succes het deviesKennis is macht hebben opgehangen, reikt hij aan deze ohbemiddelden de hand, om hen op te trekken langs de steile helling, aan wellis top voor hen de ontwikke ling is, die het middelbaar onderwijs vermag te geven. Lang kan hij zich evenwel bij deze nuchtere berekening niet aanpassen. Zijn idealisme to overt hem heel iets anders voor oogen vereenvoudiging van ons bestaan. Hoe moet hij, in oogenblikken van stille droomerij, zich vaak hebben weggewenscht uit deze roezige, woelige samenleving, waar zoo luid geroepen wordt en zoo valsch gepraat, waar de een den an der zoo ruw uit den weg tracht te duwen, of hem te overtreffen met grooter slimheid, brutaliteit of ken nis Hoe moet hij dikwijls gesmacht hebben naar een minder samenge steld leven, met minder vormen en hinderlijke maatschappelijke verplich tingen, met geringer strijd en groo ter vrede, een leven, waarvan we ons hier op aarde geen juiste voor stelling kunnen maken, opgegroeid als we zijn in die onrust, mededin ging, haast, afgunst, noodzaak tot meedoogenloosheid van het moderne bestaan. Soms vinden we een weerklank van dat innig verlangen naar groo ter eenvoud, naar meer rust in de beschrijvingen van tafreelen in de boeken. Het primitieve bestaan van verre volken, levende van visch- vangst of weinig ontwikkelden land bouw, in landen van zon en tropische schoonheid schijnt dan een vervulling van liet vage ideaal. En wanneer ik var. den heer Levert aldus ben over gestapt op dit gevoel van velen onzer, dan komt het, omdat juist dat ele ment in zijn betoog bij velen, die hem hoorden, de S e h n s u c h t, het zielsverlangen naar grooter eenvoud van bestaan heeft opgewekt. Dat was juist het gloeiende middelpunt in zijn rede, waarop zijn hoorders, adiemloos bijna, het oog gevestigd hielden, al begrepen ze ternauwer nood, dat juist dit hunne aandacht boeide. Ale een noodkreet klonk bet „schroeft toch het leven niet zoo op, stelt u toch met wat minder tevre den, wat gij voor werkelijke behoefte aanziet, is niets anders dan vraag, die weer voortkomt uit het hijgend jach/ten naar meer kennis, om te beter den mededinger te verslaan 1" De wethouder van onderwijs liet zijn betoog niet onaangevochten. Volkomen terecht. Een wethouder moet practisch zijn. Hij mag niet dul den, dat de Haarlemsche jongens minder onderlegd zouden zijn, dan die van Rotterdam of Groningen. Kan het zijn, dan moeten ze die over treffen. In dien zin zouden we waar lijk een dwaze daad hebben gedaan, wanneer we de reorganisatie van het middelbaar onderwijs niet met geju bel hadden begroet. De strijd om het bestaan wacht onze jongens de wa penen, die wij hun daarin meegeven, moeten goed zijn. En de aanneming van de voorstellen van den heer Le vert zou voor deze practische overwe gingen allernoodlottigst zijn ge weest. Maar wel hebben velen in den Daad, met weemoed om het onbereik bare, een oogenblik met hem mee gedroomd over een samenleving, waarin die verscherping van den strijd om het bestaan, die maar voortgaat, zonder dat iemand beseft waai* ze eind'gen zal, plaats zou hebben gemaakt voor eenvoudiger vormen en grooter rust. Onder die bekoring moet ook de voorzitter ge komen zijn, die den spreker kalm liet voortgaan buiten de orde van bet debat Op deze manier is de schijnbare tegenstrijdigheid verklaard. Het was dezelfde warmhartigheid, die den spreker in één adem het beste onder wijs deed begeeren voor den arme en datzelfde onderwijs als overdreven en opgeschroefd deed afkeuren. Blijft nog over de zorg voor de ge meentekas, die hij zelf als de bas's van zijn voorstel herhaaldelijk op den voorgrond schoof. Ik heb dit als iets zeer onwezen lijks gevoeld. Het paste allerminst in 't kader van het betoog. Noch bij het streven naar toelating voor ieder tot de H. B. S., noch bij den ik zou haast zeggen h ar tstoohtel ijken kreet om meer eenvoud, kwam deze een ten- quaestie te pas. Ze scheen als een muis op een hoogen hoed, als een mopshond in een droomlandschap. En ze kwam, als ik het zeggen mag, ook niet u»t den heer Levert zeiven voort. Menschen als hij zijn zich wel van bewust, dat hun gedachten- gang in een andere richting gaat, dan die van Yele anderenze hebben dat van tijd tot tijd aan pijnlijke botsingen wel bespeurd. Nü trachten ze zich, in hun hart wel gevoelende, dal wie Iets bereiken wil, de practijk van het leven niet voorbij mag zien, zich daarbij aan te passen, maar missen daarbij de juiste maat, en gaan ten slotte verder, dan veel nuchterder naturen zouden doen. Voor Levert was d'it argument van de gemeentekas als de band, die zijn idealen aan de werkelijkheid ver bond. Wie maar een weinig dichter bij kwamen, zagen wel, dat die band aan rafels hing hij had die niet van heeler harte daaraan vast geweven. Het gebeurt meermalen, dat Iemand d^e schrijft, wordt misverstaan. Dat kan aan den lezer liggen, maai' ook aan den schrijver, die vrij subtiele gewaarwordingen misschien niet dui delijk genoeg omschreven heeft. Daarom wensch ik te zeggen, dat ik niet hoop, dat iemand in dit een en ander critiek zal vinden op des hoeren Leve ris geschiktheid voor den Raad Die is daarmee met bedoeld. Integendeel, er zijn vanzelf in eeu College als dit zooveel personen, bij wie meer uitingen van het verstand, dan van het hart naar voren komen, dal ik de positie van den idealist Le vert wel als een eenzame, maar ook als een eervolle beschouw. J. C. P. DE ENGELSCHE HEERSCHAPPIJ TER ZEE. In 't land van John Buil wordt in deze dagen over weinig andere dan de vlootaangelegenheden gesproken, 't Is h e t onderwerp voor de hoo- ge regeerlngskringen, voor de volks vertegenwoordigers, voor de politie^ ke vergaderingen, voor de couranten en natuurlijk ook voor de gasten der stamtafels in sociëteit en kroeg Dit vuurtje dat trouwens al lang smeulde is aangestoken of weer opgelaaid door den minister van ma rine, die enkele dagen gelegen zijn begrooting indiende. Onze lezers weten al wat Z.Exc. vraagt. Voor de vergeet acht! gen zij 't nog gememoreerd31.142.700 pond of 422 mil li oen gulden. Er worden dan nieuw gebouwd 4 Dreadnoughts, 6 kruisers, 20 torpedovernielers en een collectie onderzeeeche booten t Mag een kunst heeten, 't iedereen naar den zin te maken. Helaas, zijn we niet allemaal zulke kunstenma kers 1 De onvolmaakten kunnen zich evenwel troosten ook de Engelsche minister van marine is in hun mid den 1 Wat een eer I Toch heeft Mc. Kenna moeite genoeg gedaan, om wel bij de „kunstenmakers" inge deeld te worden. Maar 't ideaal werd nlot bereikt. De minister bad ook een uiteret moeilijke taak 1 De marine-specialitei ten wiiden voor dit jaar tien Dread noughts laten bouwen. Ook een peuL schilletje, want elk schip kost „maar" twee-en-twintig m i L iioen gulden I De collega van financiën zong zoo iets van wie moet dat betalen Na wat loven en bieden weid de eisch verminderd tot zes zeemon sters, doch dat zou 't laatste woord zijn „Zes en niet minder", zoo riepen de conservatieven in 't echo-koor „zes, en niet minder" Anders dachten de radicalen over de quaestie. Zij zongen weldra „vier en niet meer." Zes en niet minder...- Vier en niet meer... Mc. Kenna kwam in een lastig par. ket. Hij wilde (en moest!) beide par tijen te vriend houden maar hoe? Na eenige slapelooze nachten kreeg Z.Exc. van de een of andere, zich over hem ontfermende fee een planne tje cadeau. Dit bemiddelingsvoorstel hield in, voor dit jaar slechts v i er Dreadnoughts te laten bouwen, maar dan op den eersten dag van het volgende dienstjaar dadelijk weer met vier te beginnen. Zoo komen er in korten tijd acht Dreadnoughts dat zijn nog twee meer dan de autoriteiten en de con servatieven verlangden. En 't voor naamste is, dat er van deze acht sche pen die feitelijk in één jaar plus één dag gebouwd wordenor slechts vier op de rekening van dit jaar vereffend moeten worden. Voor het volgende jaar nog geen zorgen Wat zegt men van Mc. K anna's ver. nuft En dat is nu een marine-minis ter, die nooit zelf gevaren heeft en niet weet, hoe scheepsbeschuit smaakt Zijn oplossing is als t ei van Co lumbus I Maar.... Mc. Kenna heeft zijn be- grootingsscheepje nog niet in veilige havenEr zijn menschen, die niet met zijn oplossing sympathiseeren. Allereerst een groep, die oordeelt, dat Engeland te weinig laat bou wen. Onder hen is zoowaar WILLIAM T. STEAD, de bekende ij ver aar voor den wereld vrede. Hoe is dat mogelijk vragen ze ker vele lezers. Een raadsel I Stead beeft aan een journalist de verkla ring van dit raadsel gegeven. Nu moest Stead ook eens goed uit z'n tent komen en klare wijn schenken. Hij verklaarde dat z. i. de wereld vrede slechts bewaard kan worden, cloor.... veel oorlogsmateriaal te maken! Engeland moet zijn twee Power-standaard (Engeland 100/0 meer schepen dan de twee sterkste zeemogendheden te zamen) hand haven, ja, meer dan dat, het moet nóg sterker zijn. Siead wees op de vlootuitbreiding van Duitschland, dat oorlogsschepen bouwt met het excuus „dat 't is, om den werkloozen werk te geven".'Daarna vervolgde hij„lk ben steeds vóór bezuiniging op oor logsuitgaven, wanneer dat overal kan gebeuren, maar als men gaat verminderen, terwijl anderen zich verstarken, staat zulks gelijk met zelfmoord Evengoed als ik meen, dat de overheerschende kracht van het Duitse he leger een voorwaarde voor den vrede is op het vasteland, even goed ben ik overtuigd dat de supre matie der Britsche vloot de veilig heidsklep ig voor den vrede over de geheele wereld. Ik zou de eerste zijn om een vermindering van onze oor- logs-uitgaven met millioenen en mil- lioenen toe te juichen, mits natuur lijk zoodanige vermindering in gelij ke verhouding ook plaats Iiad op de begrooting van andere volken." De conservatieven willen om de zelfde redenen als Stead een uitbrei ding van het vlootprogramma. Mis schien dat ze nood gedwongen I genoegen nemen met Mc. Kenna'i plan....- Ex zijn gelukkig ook menschen, die vinden, dat Engeland te veel bouwt I De vrijzinnigen toornen te gen de groote uitgaven voor de mar rine. Door de steeds steigende uitga ven voor de ooriogsbenoodigdheden is 't onmogelijk, om geld te vinden voor de sociale wetgeving. De pen sioenwetten voor de oudjes zijn er, maar daarmee is alles gezegd en veel sociaal werk ligt te wachten Voor dit verzet tegen de groote vloot-uiigaven 16 veel te zeggen I Is t geen schande, dat er dit jaar alleen in Engeland 500 m illioen gul den (want bij de vlootuitgaven komt nog een kleine 100 millioen voor 'k leger) moet worden uitgegeven voor vechtmatariaal Wanneer dit geld eens anders besteed kou worden 1 'k Is evenwel 't oude liedje 1 De „waan van den oorlog" heeft gemaakt, dak de mogendheden den feilen concur* rentie-strijd hebben aangebonden, om maar 't meeste m oord-werk tui gen bezitten. Nu durft de een voor den ander niet te verminderen, zelfs niek eens op dezelfde hoogte te blijven. Al maar meer al maar meer... We vreezen, als we binnenkort de Duit* sche marine-begrooting zuilen zien I 't Standpunt van Stead is te begrij pen Maar op dezen weg komen we nooit tot een wereldvrede. Dit ideaal is niet te bereiken door vermeerde ring van het oorlogsmateriaal, ook niet door vermindering, doch door finale afschaffing. Hoe lang zal 't evenwel nog duren, vóór we zoover gevorderd zijn? Deze nieuwe Engelsche marine-begrooting geeft ons helaas 1 weinig hoop voor de naaste toekomst.... Gisteren heeft de minister van. Ma»- rine zijn begrooting bij het LAGERHUIS ingediend. Natuurlijk hield Z.Exc., een rede. Eerst de gewone phrase, Engeland moet offers voor zijn vloot over hebben. „De veiligheid van liet land moet verzekerd worden, onverschillig hoe hoog de kosten zijn. Wij moeten da sterkte onzer marine vaststellen, naar mate van don vooruitgang van andere mogendheden. Verschillende mogendheden breiden snel hunne vloten uit, maar geen enkele met zoo grooten spoed als Duitschland. Wij kunnen het er niet op aan la ten komen, dat wij in gevaar zullen raken. iToejuichingen.) Wanneer wij de zekerheid zullen hébben, dat wij de meerderen blijven wat betreft het bezit van „Dreadnoughts", dan moet de admiraliteit, zoo noodig, in staat zijn de noodige orders te kunnen ge ven ter verzekering van den bouw- van nog vier „Dreadnoughts". Tegen Maart 1912 zuilen wij dan voorbereid zijn op de mogelijkheid dat Duitsch land 17 „Dreadnoughts" bezit, terwijl wij in hetzelfde voorjaar er 20 zullen hebben." Minister Asquith gaf een doekje voor 't bloeden. Hij zei, dat zijn col lega van marine alleen Duitschland als voorbeeld van rekenkunst geno- men heeft, zonder daarmee te bedoe len, dat de verstandhouding der lan den niet goed ie. Ook zei de minister dat de van Engelsche zijde gedane voorstellen tot wederzijdse he beper king van den vlootbouw herhaaldelijk en formeel van de hand waren gewe zen, daar Duitschland vastbesloten was zijn program ten uitvoer te leg gen, zonder zich te bekommeren over Naar bet Engelsch, door Barones Orczy. 28) Merlin stond tusschen haar en Dé- roulède, zoodat de laatste vraag noch antwoord zag. U is slim, burger-afgevaardigde, zei Merlin, zich nu tot hem wen deend, en ongetwijfeld heeft het u moeite gekost uw verraderlijke cor respondentie te verstoppen. U be grijpt natuurlijk, dat het Comité van Alge-meen Welzijn zich niet tevreden stek met een doorzoeken van uwe ptudeerkamer alleen, voegde hij er bij, een aiir van ironische welwillend heid aannemend, en ik denk, dat u er niets tegen zal hebben, als ik en dezo burgers andere deelen van uw iiu'.i aan een onderzoek onderwer pen. Zooals u wilt, zei Déroulède droogjes U wordt verzocht mee te gaan, burger-afgevaardigde, beval de ander kortaf. De vier mannen van de Nationale ^ardie gingen in een rij staan buiten d3 studeerkamer, Merlin gaf Dérou lède bevel hen te volgen, waarna hij zelf ook heenging. Bij de deur keerde hij zich nog eens om en keek Ju- liett aan. Wat u betreft, burgeres, zei hij met Iets kwaadaardigs in zijn stem, als het blykt, dat u ons om den tuin heeft geleid, zal het u slecht ver gaan. denk daaraan. Verlaat hei huis niet, totdat wij terugkeeren. Misschien heb ik u een paar vragen te doen HOOFDSTUK XIII. Ingewikkelde K n o o p e n. Juliette wachtte even, totdat de voetstappen van de zes mannen weg stierven op den massieven eikenhou ten trap. Voor 't eerst sinds het zwaard van Damocles was gevallen, was zij al leen met haar gedachten. Zij had maar enkele oogenblikken om een uitkomst te vinden uit deze moeilijke positie, waarin zij den man, dien zij liefhad, zelf had gebracht. Merlin en zijn mannen zouden straks terugkeeren. Dan zou de co ined ie weer beginnen en zoolang de brieventasch in de studeerkamer bleef was Déroulède aan een reus achtig groot gevaar voor ontdekking blootgesteld. Zij dacht er een oogenblik over om de brieventasch tusschen haar eigen k loeren te verbergen, maar 'n oogen blik van nadenken overtuigde haar, dat dit niets zou geven. Zij had de papieren zelf niet gezien maar zij konden alle wel een duidelijk bewijs van de schuld van Déroulède bevat ten de correspondentie was waar schijnlijk door hem zelf geschreven. Als Merlin In zijn woede, teleur stelling en kwaadaardigheid order gaf, dat men haar kleeren moest doorzoeken I De afschuw voor die vernedering deed haar beven, maar zij zou er rich aai hebben onderworpen, als zij daarmee Déroulède had kunnen red den. Maar daarvan kon zij niet zeker zijn dan nadat zij de papieren had doorgekeken en daarvoor had zij nu geen tijd. Haar eerste en voornaamste idéé was deze kamer met de compromit- taerende papieren te verlaten. Als hij buiten verdenking zou blijven, moest er hier' geen spoor van overblijven. Zij stond van de sofa od en gluurde door de deur. De hal was nu verla- tm aan den linkervleugel van het huis klonken op de bovenverdieping de zware voetstappen der soldaten en meu kon het onbeschaafde lachen van Merlin duidelijk hooren. Juliette bleef even luisteren, en trachtte te begrijpen, wat er gebeur de. Ja, zij waren allen naar de slaap kamer "au Déroulède gegaan, die aan het uiterste eind van den linker vleugel lag, aan het eind van de gang op de eerste verdieping. Er zou mis schien juist tijd genoeg zijn om te volbrengen, wat zij nu besloten was te doen Zoo goed als zij maar eeniigszlns kon, verborg zij de dikke portefeuille tusschen de plooien van haar japon. 1-Iet was nu letterlijk er op of er on der. Als zij op den trap door een van de mannen gegrepen werd, kon niets haar, of mogelijk Déroulède meer redden. Maar in elk geval was ontdekking zeker als zij bleef, waar zij was, als zij de zaken hun eigen gang liet gsan. Liever besloot zij het gevaar te tro'seeren. Heel zachtjes sloop zij de kamer uit en de groote eikenhouten trap op. Merlin en zijn mannen waren zoo druk becig met aJles in de slaapka mer van Déroulède na te snuffelen, dat zij geen acht sloegen op hetgeen achter hen gebeurde. Juliette kwam op de bovengang, sloeg haastig rechts af on snelde over den dikken looper naar haar eigen kamer. Dit alles had rich in minder dan een minuut afgespeeld. Het volgend oogenblik hoorde zij de stem van Merlin, die een der mannen beval op wacht te gaan staan in de gang, maar op dat oogenblik was zij al vei lig en wel in haar kamer. Zij sloot heel zacht de deur achter zich. Petronella, die den geheelen mid dag bezig was geweest, om bet goed van haar jonge meesteres in te pak ken, was in sjaap gevallen in een ara stoel. Onbewust van de vreeselij- ke gebeurtenissen, die elkaar in dit huis zoo snel opvolgden, lag de waar dige, oude ziel rusliig te snurken, met haar handen in haar schoot saam- gevcuwem Juliette nam voor het oogenblik geen notitie van haar. Zoo vlug en handig als zij kon, maakte zij de zware leeren brieventasch open met een scherpe schaar en heel spoedig lag zijn inhoud verspreid over de tafel. Eén blik in die papieren was vol doende om haar te overtuigen, dat de meeste, als zij gevonden werden, voor Déroulède de guillotine betee- konden. De meeste brieven waren van de hand van den burger-afgevaardig de. Zij had natuurlijk geen tijd, ze meer van nabij te bekijken, maar na tuurlijk instinct zei haar, dat zij zeer compromitteerend moesten zijn. Zij stapelde de papieren opeen en scheurde ze in repen, toen legde zij ze in de aschlade van de groote por- celeinen kachel, die in een hoek van de kamer stond. Ongelukkig was het een warme dag in Augustus. Zij zou een vrij wat gemakkelijker taak gehad hebbenl als zij midden In den winter een sta- I>el papieren had willen verecheu- wanneer er een flink vuur in de kachel brandde. Maar haar besluit stond vast en de drijfveer daartoe de grootste, die een mensch ooit tot heldenmoed heeft aangespoord. Zonder eenigszins te denken aan de gevolgen voor zichzelf, had zij alleen maar dat ééne doel voor oogen, Dé roulède te redden, het mocht kosten, wat heit wilde. Aan den wand tegenover haar bed hing een klein wijwaterbakje, waar boven een altijd brandend kleLn olie lampje Dit nam Juliette heel voorzichtig in de hand, uit vrees dat het kleine vlammetje uit zou gaan. Eerst goot zij de olie over het verscheurde pa pier in de aschlade, toen stak zij met het vlammetje de geheele correspon dentie aan. De olie maakte, dat het papier vlug doorbrandde, de onaangename lucht of misschien wel de aanwezigheid van Juliette in de kamer maakte de waardige, oude Petronella wakker. Het is niets, Petronella, zeide Juliette kalm ik verbrand alleen maar wat oudé brieven. Maar ik wil wel graag een poosje alleen blijven wil je naar de keuken gaan, en daar blijven, tot ik je roep? Gewoon te doen, wat haar jonge meesteres zei, stond Petronella op I zonder een woord te zeggen. I (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5