!n stormachtige Tijden.
NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
OM ONS HEEN
Buitenlandsch Overzicht
FEUILLETON
26- Jaargang No. 7891
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
WOENSDAG 11 MAART 1909 JJ
ABONNEMENTEN
PBR DRIB MAANDBNl
Poor Haarlem '.',',11/ 1J28
Voor de dorpen In den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente)1.30
Franco per post door Nederland1.65
Afzonderlijke nummers0.02 H
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem037 H
n „de omstreken en franco per post 0.45
Uitgave der Veneootschap Lonrens Coster. Directeur 3. C. PEEREB00RL
ADVERTENTIËNi
Van 1—5 regels 50 Cts.: iedere regel meer 10 Cts. Bulten het Arrondissement
Haarlem van 1—5 regels ft—elke regel meer f0. SS Reclames 30 Cent per regel
BIJ Abonnement aanzienlijk rabat
Advertenti5n van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing
RQ Cts. voor 3 plaatsingen contant
Redactie en Administraties Groote Houtstraat 55.
iffitercommnnaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 72A
Drukkerij: Zuider Buitenspaarae 6. Telefoonnummer 122.
Tot de plaatsing van advertenti6n en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem :n dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA,
Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon Interc. 6229.
TWEEDE BLAD.
No. 900.
Figuren uit de Raadsvergadering
E. LEVERT.
Zoover mogelijk van het publiek af,
vlak bij de deur van het Leesmuseum,
op de boekplaats naast den heer
van Rossom, zit de heer E. Levert.
Ik ben niet ver van de waarheid, als
ik hem den idealist van den Raad
noem. Geloof n'et, dat hij het woord
zal voeren over den onderhouds
plicht van een brug of over de vraag,
of een of andere buurt met keien, dan
wal met klinkers zal moeten worden
bestraat Levert is de man van de
groote lijnen, ik zou haast zeggen
van de politiële* des hasten. Toen hij
•onlangs liet behouden van de ge
trouwde vrouw in de school verdedig
de, was dat zeker een gevolg van
zijn vriendelijk gemoed, dat medelij
den had met allen, die door het te-,
gen o ver gee tel d e in de toekomst zou
den worden getroffen. En zelfs w>e
het in dat opzicht volkomen met hem
oneens waren, vonden toen zijn op-
treden sympathiek, omdat het blijk
gaf van zooveel warra medegevoel,
dat hem wist op te voeren tot de
hoogte van een tn den Raad maar
zelden gehoorde welsprekendheid.
In een College als dit, waar bij uit
stek practische aangelegenheden ple
gen voor te komen, neemt een idea
list als Levert een min of meer ge
vaarlijke positie In. Zoo licht wordt
er gedacht aan particularisme, nei
ging tot afwijkende meening, aan
pose. Dat zijn collega's geen oogen-
hlik die eigenschappen bij hem ver
onderstellen, pleit voor hem. En zelfs
wanneer hij, zoo als een week gele
den, een betoog levert, waarin de
roode draad der logica niet altijd
«ichtbaar, somtijds zelfs klaarblijke
lijk afgebroken is, gaan zijn. mede
leden wel niet op zijn voorstellen in,
maar verklaren toch na afloop der-
vergadering, dat hij een snaar tn
hun hart heeft doen trillen.
Ik geloof, dat dit niet tegenstrijdig
Is. Ik ben er zeker van, dat dit ook
ïret enkel mag worden toegeschreven
aan den köurigen vorm, waarin hij
zijn betoog wist te kleeden. Veeleer
zou ik die vage instemming, die toch
«iet tot ondersteuning van zijn denk
beelden komen kan, willen toeschrij
ven aan de omstandigheid, dat Le
vert in zijn rede gedachten bij zijn
hoorders beeft opgewekt, dlie daar
slapende waren. Als ik het onder
neem een korte karakterschets van
dit Raadslid te geven, kan dat
waarschijnlijk niet beter doen, dan
door aan te toonen, welke overeen
stemming er was in de tegenstrijdig
heid van zijn betoog.
Er waren drie elementen In die
rede, waarop het licht d'ent te val
len. Vooreerst, dat hij herhaaldelijk
verzekerde, in de eerste plaats het
oog te hebben op den toestand van de
gemeentekas vervolgens, dat hij het
onderwijs van de Hoogere Burger
school gemakkelijker toegankelijk
maken wou voor kinderen van on-
en minvermogenden en ten slotte,
dat hij de aanwezigen opriep om te
streven naar vereenvoudiging van
hun bestaan en dat van hun kinde
ren en op grond daarvan middelbaar
en handelsonderwijs, als opge
schroefd, afkeurde.
Hot eerste punt laat ik voorloopig
rusten. Het tweede is een rechtstreeks
gevolg van zijn vriendelijk gemoed.
Hoewel hij niet zoo midden in de
beweging van het leven staat als hij
zelf wel schijnt te meenen, heeft hij
ervaring genoeg opgedaan, om te
weten, welke groote beteekenis, welke
overdreven beteekenis zou ik met hein
w'llen zeggen, er gehecht wordst aan
het bezit van het einddiploma van
een middelbare school. Dat wapen in
den bestaansstrijd nu wil hij ook
meegeven aan de kinderen van men
schen, die deze opvoeding voor hunne
kinderen niet tegen den gewonen
prijs kunnen betalen. Het gaat hem
aan 't hart, dat zij daarvan zouden
zijn uitgesloten en, een oogenblik
parallel denkende met de practisch
aangelegde geesten, die hoven de
poort van maatschappelijk succes
het deviesKennis is macht
hebben opgehangen, reikt hij aan
deze ohbemiddelden de hand, om hen
op te trekken langs de steile helling,
aan wellis top voor hen de ontwikke
ling is, die het middelbaar onderwijs
vermag te geven.
Lang kan hij zich evenwel bij deze
nuchtere berekening niet aanpassen.
Zijn idealisme to overt hem heel iets
anders voor oogen vereenvoudiging
van ons bestaan. Hoe moet hij, in
oogenblikken van stille droomerij,
zich vaak hebben weggewenscht uit
deze roezige, woelige samenleving,
waar zoo luid geroepen wordt en zoo
valsch gepraat, waar de een den an
der zoo ruw uit den weg tracht te
duwen, of hem te overtreffen met
grooter slimheid, brutaliteit of ken
nis Hoe moet hij dikwijls gesmacht
hebben naar een minder samenge
steld leven, met minder vormen en
hinderlijke maatschappelijke verplich
tingen, met geringer strijd en groo
ter vrede, een leven, waarvan we
ons hier op aarde geen juiste voor
stelling kunnen maken, opgegroeid
als we zijn in die onrust, mededin
ging, haast, afgunst, noodzaak tot
meedoogenloosheid van het moderne
bestaan.
Soms vinden we een weerklank
van dat innig verlangen naar groo
ter eenvoud, naar meer rust in de
beschrijvingen van tafreelen in de
boeken. Het primitieve bestaan van
verre volken, levende van visch-
vangst of weinig ontwikkelden land
bouw, in landen van zon en tropische
schoonheid schijnt dan een vervulling
van liet vage ideaal. En wanneer ik
var. den heer Levert aldus ben over
gestapt op dit gevoel van velen onzer,
dan komt het, omdat juist dat ele
ment in zijn betoog bij velen, die hem
hoorden, de S e h n s u c h t, het
zielsverlangen naar grooter eenvoud
van bestaan heeft opgewekt. Dat was
juist het gloeiende middelpunt in
zijn rede, waarop zijn hoorders,
adiemloos bijna, het oog gevestigd
hielden, al begrepen ze ternauwer
nood, dat juist dit hunne aandacht
boeide.
Ale een noodkreet klonk bet
„schroeft toch het leven niet zoo op,
stelt u toch met wat minder tevre
den, wat gij voor werkelijke behoefte
aanziet, is niets anders dan vraag,
die weer voortkomt uit het hijgend
jach/ten naar meer kennis, om te
beter den mededinger te verslaan 1"
De wethouder van onderwijs liet
zijn betoog niet onaangevochten.
Volkomen terecht. Een wethouder
moet practisch zijn. Hij mag niet dul
den, dat de Haarlemsche jongens
minder onderlegd zouden zijn, dan
die van Rotterdam of Groningen.
Kan het zijn, dan moeten ze die over
treffen. In dien zin zouden we waar
lijk een dwaze daad hebben gedaan,
wanneer we de reorganisatie van het
middelbaar onderwijs niet met geju
bel hadden begroet. De strijd om het
bestaan wacht onze jongens de wa
penen, die wij hun daarin meegeven,
moeten goed zijn. En de aanneming
van de voorstellen van den heer Le
vert zou voor deze practische overwe
gingen allernoodlottigst zijn ge
weest. Maar wel hebben velen in den
Daad, met weemoed om het onbereik
bare, een oogenblik met hem mee
gedroomd over een samenleving,
waarin die verscherping van den
strijd om het bestaan, die maar
voortgaat, zonder dat iemand beseft
waai* ze eind'gen zal, plaats zou
hebben gemaakt voor eenvoudiger
vormen en grooter rust. Onder die
bekoring moet ook de voorzitter ge
komen zijn, die den spreker kalm
liet voortgaan buiten de orde van bet
debat
Op deze manier is de schijnbare
tegenstrijdigheid verklaard. Het was
dezelfde warmhartigheid, die den
spreker in één adem het beste onder
wijs deed begeeren voor den arme en
datzelfde onderwijs als overdreven
en opgeschroefd deed afkeuren.
Blijft nog over de zorg voor de ge
meentekas, die hij zelf als de bas's
van zijn voorstel herhaaldelijk op
den voorgrond schoof.
Ik heb dit als iets zeer onwezen
lijks gevoeld. Het paste allerminst in
't kader van het betoog. Noch bij het
streven naar toelating voor ieder tot
de H. B. S., noch bij den ik zou haast
zeggen h ar tstoohtel ijken kreet om
meer eenvoud, kwam deze een ten-
quaestie te pas. Ze scheen als een
muis op een hoogen hoed, als een
mopshond in een droomlandschap.
En ze kwam, als ik het zeggen mag,
ook niet u»t den heer Levert zeiven
voort. Menschen als hij zijn zich
wel van bewust, dat hun gedachten-
gang in een andere richting gaat,
dan die van Yele anderenze hebben
dat van tijd tot tijd aan pijnlijke
botsingen wel bespeurd. Nü trachten
ze zich, in hun hart wel gevoelende,
dal wie Iets bereiken wil, de practijk
van het leven niet voorbij mag zien,
zich daarbij aan te passen, maar
missen daarbij de juiste maat, en
gaan ten slotte verder, dan veel
nuchterder naturen zouden doen.
Voor Levert was d'it argument van
de gemeentekas als de band, die zijn
idealen aan de werkelijkheid ver
bond. Wie maar een weinig dichter
bij kwamen, zagen wel, dat die band
aan rafels hing hij had die niet van
heeler harte daaraan vast geweven.
Het gebeurt meermalen, dat Iemand
d^e schrijft, wordt misverstaan. Dat
kan aan den lezer liggen, maai' ook
aan den schrijver, die vrij subtiele
gewaarwordingen misschien niet dui
delijk genoeg omschreven heeft.
Daarom wensch ik te zeggen, dat
ik niet hoop, dat iemand in dit een
en ander critiek zal vinden op des
hoeren Leve ris geschiktheid voor den
Raad Die is daarmee met bedoeld.
Integendeel, er zijn vanzelf in eeu
College als dit zooveel personen, bij
wie meer uitingen van het verstand,
dan van het hart naar voren komen,
dal ik de positie van den idealist Le
vert wel als een eenzame, maar ook
als een eervolle beschouw.
J. C. P.
DE ENGELSCHE HEERSCHAPPIJ
TER ZEE.
In 't land van John Buil wordt in
deze dagen over weinig andere dan
de vlootaangelegenheden gesproken,
't Is h e t onderwerp voor de hoo-
ge regeerlngskringen, voor de volks
vertegenwoordigers, voor de politie^
ke vergaderingen, voor de couranten
en natuurlijk ook voor de gasten der
stamtafels in sociëteit en kroeg
Dit vuurtje dat trouwens al lang
smeulde is aangestoken of weer
opgelaaid door den minister van ma
rine, die enkele dagen gelegen zijn
begrooting indiende.
Onze lezers weten al wat Z.Exc.
vraagt. Voor de vergeet acht! gen zij
't nog gememoreerd31.142.700 pond
of 422 mil li oen gulden. Er worden dan
nieuw gebouwd 4 Dreadnoughts, 6
kruisers, 20 torpedovernielers en een
collectie onderzeeeche booten
t Mag een kunst heeten, 't iedereen
naar den zin te maken. Helaas, zijn
we niet allemaal zulke kunstenma
kers 1 De onvolmaakten kunnen zich
evenwel troosten ook de Engelsche
minister van marine is in hun mid
den 1 Wat een eer I Toch heeft Mc.
Kenna moeite genoeg gedaan, om
wel bij de „kunstenmakers" inge
deeld te worden. Maar 't ideaal werd
nlot bereikt.
De minister bad ook een uiteret
moeilijke taak 1 De marine-specialitei
ten wiiden voor dit jaar tien Dread
noughts laten bouwen. Ook een peuL
schilletje, want elk schip kost
„maar" twee-en-twintig m i L
iioen gulden I
De collega van financiën zong zoo
iets van wie moet dat betalen
Na wat loven en bieden weid de
eisch verminderd tot zes zeemon
sters, doch dat zou 't laatste woord
zijn „Zes en niet minder", zoo riepen
de conservatieven in 't echo-koor
„zes, en niet minder"
Anders dachten de radicalen over
de quaestie. Zij zongen weldra „vier
en niet meer."
Zes en niet minder...-
Vier en niet meer...
Mc. Kenna kwam in een lastig par.
ket. Hij wilde (en moest!) beide par
tijen te vriend houden maar hoe?
Na eenige slapelooze nachten kreeg
Z.Exc. van de een of andere, zich
over hem ontfermende fee een planne
tje cadeau. Dit bemiddelingsvoorstel
hield in, voor dit jaar slechts v i er
Dreadnoughts te laten bouwen, maar
dan op den eersten dag van het
volgende dienstjaar dadelijk weer
met vier te beginnen.
Zoo komen er in korten tijd acht
Dreadnoughts dat zijn nog twee
meer dan de autoriteiten en de con
servatieven verlangden. En 't voor
naamste is, dat er van deze acht sche
pen die feitelijk in één jaar plus
één dag gebouwd wordenor
slechts vier op de rekening van dit
jaar vereffend moeten worden. Voor
het volgende jaar nog geen zorgen
Wat zegt men van Mc. K anna's ver.
nuft En dat is nu een marine-minis
ter, die nooit zelf gevaren heeft en
niet weet, hoe scheepsbeschuit
smaakt
Zijn oplossing is als t ei van Co
lumbus I
Maar.... Mc. Kenna heeft zijn be-
grootingsscheepje nog niet in veilige
havenEr zijn menschen, die niet
met zijn oplossing sympathiseeren.
Allereerst een groep, die oordeelt,
dat Engeland te weinig laat bou
wen. Onder hen is zoowaar
WILLIAM T. STEAD,
de bekende ij ver aar voor den wereld
vrede.
Hoe is dat mogelijk vragen ze
ker vele lezers. Een raadsel I Stead
beeft aan een journalist de verkla
ring van dit raadsel gegeven. Nu
moest Stead ook eens goed uit z'n
tent komen en klare wijn schenken.
Hij verklaarde dat z. i. de wereld
vrede slechts bewaard kan worden,
cloor.... veel oorlogsmateriaal te
maken! Engeland moet zijn twee
Power-standaard (Engeland 100/0
meer schepen dan de twee sterkste
zeemogendheden te zamen) hand
haven, ja, meer dan dat, het moet
nóg sterker zijn. Siead wees op de
vlootuitbreiding van Duitschland, dat
oorlogsschepen bouwt met het excuus
„dat 't is, om den werkloozen werk
te geven".'Daarna vervolgde hij„lk
ben steeds vóór bezuiniging op oor
logsuitgaven, wanneer dat overal
kan gebeuren, maar als men gaat
verminderen, terwijl anderen zich
verstarken, staat zulks gelijk met
zelfmoord Evengoed als ik meen, dat
de overheerschende kracht van het
Duitse he leger een voorwaarde voor
den vrede is op het vasteland, even
goed ben ik overtuigd dat de supre
matie der Britsche vloot de veilig
heidsklep ig voor den vrede over de
geheele wereld. Ik zou de eerste zijn
om een vermindering van onze oor-
logs-uitgaven met millioenen en mil-
lioenen toe te juichen, mits natuur
lijk zoodanige vermindering in gelij
ke verhouding ook plaats Iiad op de
begrooting van andere volken."
De conservatieven willen om de
zelfde redenen als Stead een uitbrei
ding van het vlootprogramma. Mis
schien dat ze nood gedwongen I
genoegen nemen met Mc. Kenna'i
plan....-
Ex zijn gelukkig ook menschen, die
vinden, dat Engeland te veel
bouwt I De vrijzinnigen toornen te
gen de groote uitgaven voor de mar
rine. Door de steeds steigende uitga
ven voor de ooriogsbenoodigdheden
is 't onmogelijk, om geld te vinden
voor de sociale wetgeving. De pen
sioenwetten voor de oudjes zijn er,
maar daarmee is alles gezegd en
veel sociaal werk ligt te wachten
Voor dit verzet tegen de groote
vloot-uiigaven 16 veel te zeggen I
Is t geen schande, dat er dit jaar
alleen in Engeland 500 m illioen gul
den (want bij de vlootuitgaven komt
nog een kleine 100 millioen voor 'k
leger) moet worden uitgegeven voor
vechtmatariaal Wanneer dit geld
eens anders besteed kou worden 1 'k
Is evenwel 't oude liedje 1 De „waan
van den oorlog" heeft gemaakt, dak
de mogendheden den feilen concur*
rentie-strijd hebben aangebonden, om
maar 't meeste m oord-werk tui gen
bezitten. Nu durft de een voor den
ander niet te verminderen, zelfs niek
eens op dezelfde hoogte te blijven. Al
maar meer al maar meer... We
vreezen, als we binnenkort de Duit*
sche marine-begrooting zuilen zien I
't Standpunt van Stead is te begrij
pen Maar op dezen weg komen we
nooit tot een wereldvrede. Dit ideaal
is niet te bereiken door vermeerde
ring van het oorlogsmateriaal, ook
niet door vermindering, doch door
finale afschaffing.
Hoe lang zal 't evenwel nog duren,
vóór we zoover gevorderd zijn? Deze
nieuwe Engelsche marine-begrooting
geeft ons helaas 1 weinig hoop
voor de naaste toekomst....
Gisteren heeft de minister van. Ma»-
rine zijn begrooting bij het
LAGERHUIS
ingediend. Natuurlijk hield Z.Exc.,
een rede. Eerst de gewone phrase,
Engeland moet offers voor zijn vloot
over hebben.
„De veiligheid van liet land moet
verzekerd worden, onverschillig hoe
hoog de kosten zijn. Wij moeten da
sterkte onzer marine vaststellen,
naar mate van don vooruitgang van
andere mogendheden. Verschillende
mogendheden breiden snel hunne
vloten uit, maar geen enkele met zoo
grooten spoed als Duitschland.
Wij kunnen het er niet op aan la
ten komen, dat wij in gevaar zullen
raken. iToejuichingen.) Wanneer wij
de zekerheid zullen hébben, dat wij
de meerderen blijven wat betreft het
bezit van „Dreadnoughts", dan moet
de admiraliteit, zoo noodig, in staat
zijn de noodige orders te kunnen ge
ven ter verzekering van den bouw-
van nog vier „Dreadnoughts". Tegen
Maart 1912 zuilen wij dan voorbereid
zijn op de mogelijkheid dat Duitsch
land 17 „Dreadnoughts" bezit, terwijl
wij in hetzelfde voorjaar er 20 zullen
hebben."
Minister Asquith gaf een doekje
voor 't bloeden. Hij zei, dat zijn col
lega van marine alleen Duitschland
als voorbeeld van rekenkunst geno-
men heeft, zonder daarmee te bedoe
len, dat de verstandhouding der lan
den niet goed ie. Ook zei de minister
dat de van Engelsche zijde gedane
voorstellen tot wederzijdse he beper
king van den vlootbouw herhaaldelijk
en formeel van de hand waren gewe
zen, daar Duitschland vastbesloten
was zijn program ten uitvoer te leg
gen, zonder zich te bekommeren over
Naar bet Engelsch, door
Barones Orczy.
28)
Merlin stond tusschen haar en Dé-
roulède, zoodat de laatste vraag noch
antwoord zag.
U is slim, burger-afgevaardigde,
zei Merlin, zich nu tot hem wen
deend, en ongetwijfeld heeft het u
moeite gekost uw verraderlijke cor
respondentie te verstoppen. U be
grijpt natuurlijk, dat het Comité van
Alge-meen Welzijn zich niet tevreden
stek met een doorzoeken van uwe
ptudeerkamer alleen, voegde hij er
bij, een aiir van ironische welwillend
heid aannemend, en ik denk, dat u
er niets tegen zal hebben, als ik en
dezo burgers andere deelen van uw
iiu'.i aan een onderzoek onderwer
pen.
Zooals u wilt, zei Déroulède
droogjes
U wordt verzocht mee te gaan,
burger-afgevaardigde, beval de ander
kortaf.
De vier mannen van de Nationale
^ardie gingen in een rij staan buiten
d3 studeerkamer, Merlin gaf Dérou
lède bevel hen te volgen, waarna hij
zelf ook heenging. Bij de deur keerde
hij zich nog eens om en keek Ju-
liett aan.
Wat u betreft, burgeres, zei hij
met Iets kwaadaardigs in zijn stem,
als het blykt, dat u ons om den tuin
heeft geleid, zal het u slecht ver
gaan. denk daaraan. Verlaat hei
huis niet, totdat wij terugkeeren.
Misschien heb ik u een paar vragen
te doen
HOOFDSTUK XIII.
Ingewikkelde K n o o p e n.
Juliette wachtte even, totdat de
voetstappen van de zes mannen weg
stierven op den massieven eikenhou
ten trap.
Voor 't eerst sinds het zwaard van
Damocles was gevallen, was zij al
leen met haar gedachten.
Zij had maar enkele oogenblikken
om een uitkomst te vinden uit deze
moeilijke positie, waarin zij den man,
dien zij liefhad, zelf had gebracht.
Merlin en zijn mannen zouden
straks terugkeeren. Dan zou de co
ined ie weer beginnen en zoolang de
brieventasch in de studeerkamer
bleef was Déroulède aan een reus
achtig groot gevaar voor ontdekking
blootgesteld.
Zij dacht er een oogenblik over om
de brieventasch tusschen haar eigen
k loeren te verbergen, maar 'n oogen
blik van nadenken overtuigde haar,
dat dit niets zou geven. Zij had de
papieren zelf niet gezien maar zij
konden alle wel een duidelijk bewijs
van de schuld van Déroulède bevat
ten de correspondentie was waar
schijnlijk door hem zelf geschreven.
Als Merlin In zijn woede, teleur
stelling en kwaadaardigheid order
gaf, dat men haar kleeren moest
doorzoeken I
De afschuw voor die vernedering
deed haar beven, maar zij zou er rich
aai hebben onderworpen, als zij
daarmee Déroulède had kunnen red
den. Maar daarvan kon zij niet zeker
zijn dan nadat zij de papieren had
doorgekeken en daarvoor had zij nu
geen tijd.
Haar eerste en voornaamste idéé
was deze kamer met de compromit-
taerende papieren te verlaten. Als hij
buiten verdenking zou blijven, moest
er hier' geen spoor van overblijven.
Zij stond van de sofa od en gluurde
door de deur. De hal was nu verla-
tm aan den linkervleugel van het
huis klonken op de bovenverdieping
de zware voetstappen der soldaten en
meu kon het onbeschaafde lachen
van Merlin duidelijk hooren.
Juliette bleef even luisteren, en
trachtte te begrijpen, wat er gebeur
de. Ja, zij waren allen naar de slaap
kamer "au Déroulède gegaan, die aan
het uiterste eind van den linker
vleugel lag, aan het eind van de gang
op de eerste verdieping. Er zou mis
schien juist tijd genoeg zijn om te
volbrengen, wat zij nu besloten was
te doen
Zoo goed als zij maar eeniigszlns
kon, verborg zij de dikke portefeuille
tusschen de plooien van haar japon.
1-Iet was nu letterlijk er op of er on
der. Als zij op den trap door een van
de mannen gegrepen werd, kon niets
haar, of mogelijk Déroulède
meer redden.
Maar in elk geval was ontdekking
zeker als zij bleef, waar zij was, als
zij de zaken hun eigen gang liet
gsan. Liever besloot zij het gevaar te
tro'seeren.
Heel zachtjes sloop zij de kamer uit
en de groote eikenhouten trap op.
Merlin en zijn mannen waren zoo
druk becig met aJles in de slaapka
mer van Déroulède na te snuffelen,
dat zij geen acht sloegen op hetgeen
achter hen gebeurde. Juliette kwam
op de bovengang, sloeg haastig rechts
af on snelde over den dikken looper
naar haar eigen kamer.
Dit alles had rich in minder dan
een minuut afgespeeld. Het volgend
oogenblik hoorde zij de stem van
Merlin, die een der mannen beval op
wacht te gaan staan in de gang,
maar op dat oogenblik was zij al vei
lig en wel in haar kamer. Zij sloot
heel zacht de deur achter zich.
Petronella, die den geheelen mid
dag bezig was geweest, om bet goed
van haar jonge meesteres in te pak
ken, was in sjaap gevallen in een
ara stoel. Onbewust van de vreeselij-
ke gebeurtenissen, die elkaar in dit
huis zoo snel opvolgden, lag de waar
dige, oude ziel rusliig te snurken, met
haar handen in haar schoot saam-
gevcuwem
Juliette nam voor het oogenblik
geen notitie van haar. Zoo vlug en
handig als zij kon, maakte zij de
zware leeren brieventasch open met
een scherpe schaar en heel spoedig
lag zijn inhoud verspreid over de
tafel.
Eén blik in die papieren was vol
doende om haar te overtuigen, dat
de meeste, als zij gevonden werden,
voor Déroulède de guillotine betee-
konden. De meeste brieven waren van
de hand van den burger-afgevaardig
de. Zij had natuurlijk geen tijd, ze
meer van nabij te bekijken, maar na
tuurlijk instinct zei haar, dat zij zeer
compromitteerend moesten zijn.
Zij stapelde de papieren opeen en
scheurde ze in repen, toen legde zij
ze in de aschlade van de groote por-
celeinen kachel, die in een hoek van
de kamer stond.
Ongelukkig was het een warme dag
in Augustus. Zij zou een vrij wat
gemakkelijker taak gehad hebbenl
als zij midden In den winter een sta-
I>el papieren had willen verecheu-
wanneer er een flink vuur in de
kachel brandde.
Maar haar besluit stond vast en
de drijfveer daartoe de grootste, die
een mensch ooit tot heldenmoed
heeft aangespoord.
Zonder eenigszins te denken aan de
gevolgen voor zichzelf, had zij alleen
maar dat ééne doel voor oogen, Dé
roulède te redden, het mocht kosten,
wat heit wilde.
Aan den wand tegenover haar bed
hing een klein wijwaterbakje, waar
boven een altijd brandend kleLn olie
lampje
Dit nam Juliette heel voorzichtig
in de hand, uit vrees dat het kleine
vlammetje uit zou gaan. Eerst goot
zij de olie over het verscheurde pa
pier in de aschlade, toen stak zij met
het vlammetje de geheele correspon
dentie aan.
De olie maakte, dat het papier vlug
doorbrandde, de onaangename lucht
of misschien wel de aanwezigheid
van Juliette in de kamer maakte de
waardige, oude Petronella wakker.
Het is niets, Petronella, zeide
Juliette kalm ik verbrand alleen
maar wat oudé brieven. Maar ik wil
wel graag een poosje alleen blijven
wil je naar de keuken gaan, en
daar blijven, tot ik je roep?
Gewoon te doen, wat haar jonge
meesteres zei, stond Petronella op
I zonder een woord te zeggen.
I (Wordt vervolgd).