alvast een heer had ingezeept, vrouw. je weet het groote nieuws nog niet Het is vrede in het land vrede in de gansche wereld I Frankrijk heeft aan den aardbol rust en geluk bezorgd 1 De ingezeepte, een vreemdeling, sid derde op zijn stoel en verbleekte, Hoe nu, mijnheer, u moet stil zitten, anders zult ge nog gesneden worden, zeide het magere barbiertje. Och kom, antwoordde de vrouw de vrede, de vrede, die ons al wel twintig maal beloofd is en de oorlog blijft voortduren 1 Neen, dezen keer is de tijding echt, men zegt zelfs, dat de Keizer vandaag te Fontainebleau terug komt. B;« deze woorden kon de onbekende zich niet moer inhouden hij stond plotseling op. Heb nog een oogenblikje geduld, mijnheer, zei de barbier, u bent nog slechts aan één kant geschoren. De vreemdeling wierp schielijk een blik in den spiegel, om zich te overtui gen, dat hij onmogelijk zoo heen kon gaan, en ging weer zitten, zeggende Nu, maar haast u dan 1 Toen het scheren was af gel oo pen, wierp de jongeman een goudstuk op tafel en stprmde de deur uit zonder zelfs af te wachten, dat men hem geld teruggaf. Die man ziet er niet bijzonder in zijn humeur uit, merkte de barbier op. Dat geloof ik graag, zeide zijn yrouw. Hij is een Engelschman I Het oude mannetje wreef zich van genoegen in de handen over de teleur stelling der Engelschen en dat juist hij het was, die een hunner het eerst die boodschap kon mededeelen. Daar zag hij op den grond een hrie- ventasch, blijkbaar uit den zak van den Engelschman gevallen. Hij nam de portefeuille, bekeek haar van alle kanten, maar durfde haar nog niet openen. Geef op, geef op riep de vrouw en rukte hem de portefeuille uiit de handen. We moeten zien, van wien zij is. Maar de brieventasch bevatte slechts eenlge aanteekenlngen en een brief, geschreven in een taal, die het echt paar niet verstond. Op den brief stond evenwel een adres Monsieur Edward Collington, Montmartre 17, Paris. Ziezoo, nu we de woonplaats van den jongen man kennen, zal Ik de portefeuille maar dadelijk terugbren gen. Ik loop er heen, zei de barbier. Doe dat, man antwoordde zijn oudje en de kleine, magere man trippelde de deur uit. Edward had zich zoo spoedig inoge- lijk naar huis begeven en zat daar nu met het hoofd in de handen, in ge dachten verdiept Zijn angst en be kommernis schenen toe te nemen; hij stond op, liep gejaagd eenige malen de kamer op en neer en bleef toen staan voor zijn schrijftafel, waaruit hij een dolk en een koppel pistolen nam. Deze wapens legde hij op heit marmeren schoorsteen.blad. Juist werd er op de kamerdeur ge klopt. Wie is daar Een vriend. Jéróme Berquin, Rue Neuve des Petits Champs, u weet wel, de kapper. De jonge man deed de deur open en de barbier trad binnen. - Gelukkig, dat ik u thuis vind, mijnheer, begon deze. U hebt uw por tefeuille bij mij laten liggen, H'er is ze O verschrikkelijk -♦ riep de vreemdeling verbleekend. Heb je ge lezen wat zij inhield 7 Ik versta geen Engelsch, gaf Jéró e Berquin ten antwoord, ontzet over den schrik van den Engelsch man. De brief, de brief! terwiil Edward dit meer riep dan zeide, had hij drif tig de deur op slot gedraaid en was hij voor den barbier gaan staan, om hem den weg te versperren. Ik bezweer u, mijnheer, dat ik Sniets dan het opschrift heb gelezen. Is dat waar De vreemdeling had, terwijl hij de ze woorden sprak, zulk een dreigen de houding aangenomen, dat de bar bier met toenemende ongerustheid het oog liet rusten op de wapenen op den schoorsteenmantel. Maar ik zweer u.... Nu zei de Engelschman., zooveel te beter voor u, want als het andere was, zou het uw leven kunnen kosten. De arme barbier, meer dood dan le vend, herhaalde maar Ik zweer u. ik zweer u t Edward duwde hem terug, en zei Ik geloof u, maar voor alle ze kerheid zult ge hier blijven, tot ik terug kom. Waar gaat gij heen 7 r— Dat is u hetzelfde 7 Wanneer komt u terug? Morgen vroeg of nooit, am woordde de jonge man, greep zijn hoed en zou juist de wapens ter hand nemen, toen er weder aan de deur geklopt werd. De barbier was al blij, hopende op redding. Wie daar vroeg Edward. Tom, antwoordde een krachtige, welluidende stem. Edward beefde, nam den barbier bq den arm en duwde hem in een aan grenzend pikdonker kabinetje, hein toef! u'sie rend Bij het minste gerucht zijt ge een kind des doods. De deur ging open. Een slanke man trad binnen. Dichte, roode wenkbrau wen, die er als nagemaaukt uitzagen, overschaduwden zijn gelaat. Hot, Edward, nog alhier Heb je mijn brief niet ontvangen vroeg hij vei- wijtend. Zeker antwoordde Edward. Maar Bonaparte komt juist van daag te Fontainebleau aan. Ik weet het. Er moet spoed gemaakt worden. Zoo liggen daar uw wapenen. En van welke denkt ge u te bedienen Zwijg, viel Edward hein in dp rede. Men moest ons soms hooren. Is er dan iemand hier Neen, maar vaak hebben de mu ren ooren. Ge hebt gelijk. Voorzichtigheid boven al. Laat ons gaan. Edward scheen aan de hevigste on rust ten prooi, maar hij bewoog zich niet van de plaats. O, ontzettend prevelde hij, Fan ny komt maar niet Nu, vroeg Tom, beef je Ik denk aan mijn bruid. Denk liever, aan uw eed een man moet zijn eed gestand doen, of hij is een lafaard. Een lafaard.... Tom. arh ziit on verbiddelijk, welnu, kom flan. I Edward stak zij a wapenen bil rich en verwijderde zich met zijn land genoot. Meester Jöróme keek eens voorzich tig uit zijn schuilhoek en trad toen schoorvoetend de kamer binnen. Hij hield zich verzekerd, dat er sprake was van een aanslag op het leven van den Keizer. Hij wilde vluchten, maar de deur was gesloten. Half in onmacht ried hij In een armstoel neer. Eenigen tijd later hoorde hii, dat er van buiten een sleutel in het slot werd omgedraaid en in net volgende oogen- blik trad een jonge, schoone dame het vertrek binnen. Is Edward niet hier vroeg zij verwonderd, den vreemdeling met verbazing opnemende. Neen, mejuffrouw, zeide Ber quin, die tegelijkertijd naar de deur snelde. Maar het meisje hield hem met bei de handen terug. Is hij naar Fontainebleau 7 ging zij voort. Ik meen ja, zuchtte de barbier, die weder trachtte te ontsnappen. De ongelukkige, hij zaTzich in het verderf storten. In 's hemelsnaam, mijnheer, ijl hem na en zie hem te beletten, zijn verschrikkelijk opzet uit te voeren. Graag 1 riep Berquin. Maar hoe Wat te doen Gij zijt toch ©en man Zeker, maar Bedenk u wel, mijnheer, als gil de misdaad niet voorkomt houdt men u voor medeplichtig De ongelukkige barbier viel biina weder in een flauwte, zóó trof hem d'e bedreiging. Eindelijk kon hij uit brengen Welaan, Juffrouw, ik ben gereed laat ons gaan Het jonge meisje nam zijn arm, en zij haastten rich de straat op, waar Berquin weer ruimer ademde. Zwij gend ging hij naast de onbekende, ge heel verdiept in een denkbeeld, dat zich aan zijn geest opdeed. Eindelijk hield hii stil voor een ge bouw, waarboven de driekleur wap perde. Op het gezicht daarvsn ver schrikte het meisje herig. Waar brengt vff mij vroeg zij. Bij den commissaris van politie, antwoordde de barbier. Gii, ellendize. wilt gij Edward verraden Laat mij maar begaan, juffrouw, en vrees niets, zeide de. redder van zijn vaderland kordaat Hij ging naar b'nnen het meisje volgde hem beiden werden terstond bij den commissaris toegelaten. De barbier onderhield zich eenige oogan- blikken fluisterend met hem, spoedig daarop kwam een riituig voor, waar in Berquin, het meisje en de commis saris plaats namen Naar de barrière de Fontaine bleau 1 luidde het bevel tot den koet sier Daar aangekomen, stapte men ntt en hield een wakend oog op ieder, die van den kant van Parijs kwam. Het meisje verkeerde in een verschrikke lijke ongerustheid. Daar kwamen twee jongelieden aan. 't Waren Edward en Tom, die te voet gingen een rijtuig volgde hen op ©enigen afstand. Daar zijn ze, riep de barbier. Onmiddellijk ijlde de commissaris hen achterna. Fanny kon een kreet niet onderdrukken. Verraad, verraad Zij zijn ver loren Zwijg toch, zeide de bartner, hij is gered. De commissaris sprak eenige oog en- blikken met de jongelieden, en ging daarna met hen in het rijtuig, dat volgde. Een en ander geschiedde zon kalm en snel, dat Fanny verbaasd vroeg Waar gaan zij naar toe Naar de gevangenis. Naar de gevangenis Ja. maar niet voor langen tijd Zij weten, dat het tegenwoordig den Engelschen niet geoorloofd is, In Frankrijk te wonen en dit is de eeni ge reden hunner arrestatie, mejuf frouw. Zij zullen spoedig naar Enge land worden overgebracht Bij dit antwoord viel Fanny voor den kleinen barbier op de knieën, en kuste hem de handen. Hij onttrok zich snel aan hare dank betuigingen en vloog als de wind naar huis. Jéróme vroeg zijn vrouw, waar heb je zoo lang gezeten Ik ben doo- delijk ongerust geweest. De barbier hief zich trotsch uit den armstoel op, waarin hij afgemat was neergevallen, en zei op veelbeteeken- den tooD Ik heb daar zooeven mijn vader land gered G.N.Br/") De nienwe robe. Ik verzeker je, Henri, daf. ik van avond mij uiet laat zien, als ik mijn nieuw kleed niet thuis krijgje hadl toch best, toen je een paar dagen ge leden te Ltrecht waait, even hij de modiste kunnen aanioopen. Nu, wind je maar niet op, Betsy; het is pas negen uur en ik kan vóél den middag best nog even naar de stad gaan. In 't ergste geval koop ik je een andere robe, gemaakt, kant en klaar. Onzin, zeg je? Kom, wees au niet zoo dadelijk uit je humeur. Op deze en dergelijke wijze tracht te de lieer Dorbos zijn jonge vrouw gerust te steil en en weer in haar hu meur te brengen, daar zij buiten zich zelve was door de nonchalance van lie modiste en liet weinig doordenker van haar man. De toestand was trouwens hoogst bedenkelijk. Mijnheer en mevrouw Dorbos hadden kortelings hun nieu we villa betrokken in het bekende dorp, dal. zoowel wegens zijn Leerlij ke omstreken, ais omdat het aan de lijn gelegen is, meer en meer in trek komt. Zij zouden dien avond daar voor het eerst „menschen zien" —en dan zou de vrouw des huizes z<ondei- haar nieuw kleed verschijnen Onmogelijk Liever den dood En het was volslagen onmogelijk, nu nog de partij uit te stellen, waar voor geen enkele reden te bedenken was. Daarbij kwam, dat mijnheer Dor bos er weinig op gesteld was geweest, dat aan het voornemen, om eenige fa, milies terug te vragen, zoodra doen lijk gevolg gegeven werd. Do bedreiging van Betsy, Gat zij ic geval van ongunstig verlooperwie toi let-aangelegenheid zich in haar bou doir zou terugtrekken esx ongesteld heid voorwenden, zal den lezer wat al te kras voorkomen; maar dan moet ik hem tot miju diep leedwezen doen opmerken, dat hij van zulke zaken volstrekt geen begrip heeft, en dat absoluut het nieuwe kleed, en geen ander, het feest luister bijzetten moest. Henri begreep dan ook, dai het ernst was, en dadelijk na het ontbijt zien wij hem zich naar het station spoeden, om aldra door de kracht van den stoom in de nabijheid der plichtverzakende artist© van de naald gebracht te worden. Gelukkig aangekomen, besluit hij om een gias bier te nemen, want hij heeft in den snikheeten waggon dor et gekregen aan het buffet staan de, ziet hij toevallig zijn zaakwaar nemer. Die komt regelrecht naar hem toe Wel, dat treft hij zonder 1 Ik was juist van plan, naar u toe te gaan liet huis op de Nieuwegracht, dat u tot eiken prijs wildet koopen, is nu voor 'n appel en 'n ei te krijgenik heb gehoord, dat de eigenaar er zoo spoedig mogelijk af wil. ik wilde ude volmacht daartoe vragen, want an ders is men on« wellicht voor.... Ah, dat ie mooi 1 riep Dorbos verheugd uitjammer, dat ik niet dadelijk terugkeeren kan, want hoe eer die zaak uit de wereld is... Maar wacht, mijne vrouw is thuis en.. Ja, ik zou de helft van den koop prijs gaarne hebben, want het is zaak om onverwijld van de gunstige gele genheid gebruik te maken en het uit de hand te koopen, op 't oogen- blik heb ik dat bedrag niet disponibel. Maar de volmacht kunt u toch even teekenen. Hm, merkte Dorbos aan, onge duldig op zijn horloge ziende, dat zal tijd kosten en uk. 0, dat is nietsde notaris woont hier vlak bij ga even mee, dan kan hij de volimackt legaliseeren en dan begeef ik mij zonder een minuut to verliezen naar uw villa. Want er zijn meer liefhebbers, dat weet ik zeker. Zij begaven zich naar den notaris, bij wien het benoodigd document met de noodige omslachtigheid en lang zaamheid wordt opgemaakt. De heer Dorbos staat op he.?te kolen. Intusschen is het bijna twaalf uur geworden en de zaakwaarnemer spoedt rich weer naar het station, om mei üoü niKjosoguxnn- te *-eruoKh.en. .iiuai' nog uieer i>pocd inaaül de ijve rige ëcniviieirii, vut auur deze zaan tc-urge urén verspeeld heeft, en al oij zij ii oiugeluKsrge eega terug had kun nen. wezen, ais hij den trein van el ven gehaald had. Urn door de tariooze voorbijganger s niet opgehouden te worden ioopt hij nuoden op straal, iets, uat toevallig ooü een siaentersjongen doet, die geen naast heelt. Daar oeideu zich ui lijnrecht tegenovergestelde richtiug newegea, terwijl de neer Dorbos voor mets oogen of ooren heeft en eon slaciitersjongen nog nooit voor een sterveling is uit den weg gegaan is öen botsing onvermijdelijk, ten dof geruid, en de hoed van mijnheer Dorbos en de pet van den jongen lig gen naast eikander. De verwoede vleeschliouwer geeft in onverholen bewoordingen zijn on genoegen over dit conflict te kennen tot groote ergernis van onzen vriend ontstaat er een minder hoffelijk dan luide conversatie, en weldra moet hij ontwaren, dat zij door een dichten drom menschen omgeven worden, due lachend en joelend het booneei aan zien. Het iaat zich hooren, dat de volks menigte hem, die fatsoenlijk gekleed is, beslist in 't ongelijk stelde; men behoeft slechts door een kleinhande laar achter een groeniekar uitge scholden te worden, om een geheeie volksmenigte aan den hals te krijgen. Daar komt een handhaver der openbare rust, die den vrede herstel len en de passage vrij maken wil de aankomende slachter begmt zich nu zoo oneerbiedig uit te laten, dat de agent beide partijen uitnoodigt om hem naar het politiebureau te vol gen. Het is duidelijk, dat de heer Dor bos aan geen verzet dacht, 't geen trouwens niet geholpen zou hebben. l>e commissaris haastte zich, zoo dra onze vriend zich genoemd en de toedracht der zaak niet een paar woorden verhaald had, om duizend excuses te makenmaar met dat al had de heer Dorbos zich naast een verwoeden slachtersjongen en door ©en deel nemende horde omringd, naar het commissariaat moeten be geven en ten overvloede er was een vol uur verloren gegaan. Met een zucht van verlichting ver. liet hij het bureau tot merkbare ver bazing van een paar jongens, die vast en zeker gedacht hadden, dat hij wel achter slot" zou gaan. Na zijn hoed weer wat opgestreken te hebben, be reikte hij zonder ongevallen het eto- blissemeat van mademoiselle Fijne- snuaak. Daar trof hij een dame aan, wier aanblik hem momenteel zoo zeer in verwarring bracht, dat hij strak, met wijd geopende oogen, staan bleef. Die dame was Betsy, zijn vrouw. Henri, jou afschuwelijke man, waar blijf je toch Ik zat op gloeien de kolen, toen je met den middagtrein niet terug gekomen bent, je kondt toch nagaan, dat ik het toen geen minuut meer thuis kon uithouden en maar zelve hier naar toe gegaan ben en nu verneem ik N. B. dat je hier nog niet eens geweest zijt 1 En verbeeld je, de modis.e is juist naar ons toe, zoodat de trein, waarin zij zat, den mijne gekruist heeft. Dus je japon is op 't oogenblik thuis stamelde hij, uitgeput op een stoel vallende. Ja wel wij kunnen dus be daard terug gaan. Onder weg verhaalde hij haar al zijne avonturen en vroeg haar, of zijn zaakwaarnemer al bij haar geweest was. Betsy zei van neen. Trouwens, dat kon ook niet Die kon eerst na éénen arriveeren en zijn vrouw was al om één uur vertrokken. Een nieuwe re den tot onrust voor bean. Zij bereik ten zonder wederwaardigheden het station. Is de modiste hier geweest riep mevrouw, vol smachtend verlangen naar haar nieuwe robe, de kamenier reeds van vera© toe. Ja, mevrouw maar omdat me vrouw niet thuis was, ia ze weer heengegaan. En het kleed? Waar is het kleed, dat heeft ze toch hier gela ten, wil lik hopen, Hier gelaten? Wel neen; ze heeft het weer meegenomen. Mevrouw was nog nooit zoo dicht bij een onmacht geweest. De galante echtvriend wreef zich met de hand over het voorhoofdhij was volko men in twijfel over zijn eigen gees testoestand. Ja, verklaarde 't meisje, de juf frouw hoorde, dat mevrouw naar de stad vertrokken was en hoopte u dus in uw woning daar aan te treffen. Zij zei, dat zij eerst moest zien of 't goed zat, daar zij het anders zonder de minste moedia nog kon verbeteren. Zonder zich er van overtuigd te heb ben dai alles in orde is, levert ze nooit een robe af, zei ze, dat was duidelijk. Ontzettend 1 En wij zijn in stad niet eens thuLs geweest 1 0 j a, meneer, en dan is uw zaak waarnemer, meneer Land, er ook ge weest; hij vroeg naar mevrouw, maar.... Genoegbeet Henri haar woe dend toe, en hij wierp grimmige r<iikken op zijn gade, die daar aJs een geknakte lelie stond. Pruil maar niet, sprak hij, na zich een oogenblik bedacht te heb ben, ik kan nog naar de stad en breng je modiste en kleed dood of levend 1 Eln weg was hij. Hij nam te Utrecht een vigelant, die aan liet station stond, noeimde hel adres van de modiste en voort ratelde ce muffe kast, waarin een arm echt genoot op heete kolen zat. Hij is er en heeft den knop van het portier in de hand. Daar rijdt de lomperd door. Dorbos klopt tegen het raampjede koetsier hoort 't niet. En ar is geen minuut te veriiezen. Buiten zich zelf v-su gejaagdheid, sraat hij thans voedend tegen het glas. Thans hoort de koetsier en kijkt om. Geen wonder, want de gebalde vuist is door het glas heen gegaan en het bloed stroomt uit een leelijke snede. Bloedend en vloekend rent het armzalig offer van vrouwentyrannae bet atelier van de modiste binnen, welke hij gelukkig thuis treft en hij gend verzoekt, hein op staanden voet ie volgen. De goede vrouw, ontroerd door het aanscnouwen van de bloedende hand en het schichtig uiterlijk van mijn heer Dorbos, wil linnen en water ha len. maar hij schreeuwt Daarvoor is nu geen tijdstap in de vigelant, ais ik je bidden mag I Zij genoorzaamt. Dorbos werpt de noodlottige doos in het rijtuig. Maar zijn hand begint heviger te bloeden, zoodat hij wed gedwongen is er maar te laten zien. 'ie chirurgijn vindt de kwetsuur niet onbelangrijk, en Dorbos is zoo wit als een doek. Toen hij verbonden was, was 't eeist wat hij deed op zijn horloge zien. Zijn noodlot was vervuld; de wij zers wezen Te Iaat De rodel ooze heer Dorbos, die eerst des avonds Laat thuis kwam, vond zijn wouw te bed. Zij had hevige koorts. De geïnviteerde families, die punc tueel op het convenabele uur in haar plechtgewaad waren komen opdagen hadden van den knecht de zco onver wacht opgekomen ongesteldheid van mevrouw en de afwezigheid van me neer vernomen en waren hoofdschud dend vertrokken. Enkelen hadden iets gemompeld van „curieus© invita tie" „wonderlijke manieren", „eigen aardige lni" enz. Henri ging voor het venster staan en trommelde met de vingers van de gezonde hand tegen een glasruit. Daarop liet hij een akeligen lach hoo ren zoodat de zieke een kreet van angst uitstiet en de modiste maakte dat ze weg kwam. Daar heb je de robe, sprak hij stijf en afgemeten; dank zij de eigenzinnigheid hen ik in aanraking met de politie geweest, heb mijn hand geblesseerd buiten en behalve dat we ons allebei als gekken aangesteld hebben. Betsy liet een smartvol kreunen hooren en hield haar zakdoek voor de oogen. Had nu maar bedaard tot den middag gewacht De knecht klopte. Hij bracht een telegram Dorbos. Heb mevrouw en u overal gezocht Ben te laat gekomen. Huis verkocht aan bankier Rozenburg. Zeer jammer. LAND. Dorbos verkreukte het papier en wierp het op den grond. Daarop vLoog hij de deur uit. Zijn vrouwtje bleef nog een gerui me poos na dit drama ongesteld. Zij nam zich echter definitief voor, om niet meer capricious te zijn. Dorbos maakt nog heden visite* om die verdrietige zaak uit de we reld te maken hier en daar wordt hij koel ontvangen. (U. Crt) Het begeerlijke meisje Een oud rood steenen gebouw, dat giooter was dan het er uitzag, stond achter in een groot park en werd geheel beschenen door de middagzon. Op een hell'-ng voor het huis was een tuin aangelegd tusschen liet huis eu den tuin in bevond zich een ter ras, begrensd door een laag steenen muurtje Op dit muurtje zat een in rouw gekleed jong meisje en op eeni gen afstand Liet een jonge man van ongeveer denzelfden leeftijd, zijne voeten bungelen boven een perk re seda. Het was Philip Wadham, de kleinzoon van een verren neef van den overleden squire. Deze had den knaap tot zich genomen, toen hij twee jaar geleden zijn ouders verloor, had zijn opvoeding bekostigd en hem een Jaargeld van twee duizend gulden na gelaten- Bij een open raam In de buurt kon men twee of drie oudere mannen en een vrouw van middelbaren leeftijd zien. Ik wou, dot ik kon hooren wat zij zeggen, sprak het meisje zachtjes tot haar metgezel. Ik geloof zeker, dat zij het over mij hebben. De jonge man keek naar het mooie gezichtje voor hem met een soort van droevige bewondering, maar gaf geen antwoord. Zij spraken werkelijk over haar, ziehier hun gesprek Herf Is een waar woord der ouden, dat een man, d'e zijn eigen rechtsgeleerde is, een dwaas tot klant heeft. Deze opmerking kwam, zooals •rion kan denken, van den notaris der famtl'e. Daar ben ik nog zoo zeker niet van, mijnbeer Brinsley, sprak een kaalhoofdig man, die tegenover hem zat. Onze geëerde gestorven vriend wist dat zijn nichtje - Stiefnichtje, viel de notaris hem in óc rede. Dat zijn stiefnichtje, May Den- nislon, een jonge dame is, d'e waar schijnlijk zai trouwen en ook goed doet met spoedlig te trouwen. Een landgoed met een inkomen van zes tig duizend golden 's jaars (om niet 'e spreken van wat er nog bij komt) zou voor een ongetrouwde vrouw een !ast zijn. Zij zou niet weten, hoe ze het geld moest besteden en aan alle kanten bedrogen worden, of ten prooi vallen aan een gelukzoeker. Ik ben van plan haar morgen met ons naar de stad te nemen en een goeden man voor haar te zoeken, zei mevrouw Pritchaid, de vrouw van den kaalhoofdigen man. Ik zie haar daar zitten met dien mage- reri jongen, die alitijd om haar heen draait, en 'k gelouf, dat 'k het best zal doen haar van hier weg te ne men. Zij stond op en ging naar de deur, die zij bereikte vóór den notaris, die zou beleefd wou zijn ze voor haar te openen. Toen zij op het terras ver scheen, sprak Phil tot zijn metgezel Wat zal je daar in Londen veel aainhidders krijgen. Dat hoop ik, antwoordde het meisje schalks. Ik denk (hij vermande zich), ik denk dat je ze een van allen zult trouwen. 0, dat weet ik nog niet het is v\el mogelijk, ze' het meisje, terwijl ze een paar keisteentjes in de hoogte gooide, om ze bij het neervallen weer op te vangen. Voor mij is natuurlijk geen hoop vroeg hij met een smeekenden blik May, oogenschijnlijk vol aandacht voor de vallende steentjes, antwoord de alleen door het hoofd te schud den Als de squire eens niet begon hij op bitteren toon» toen May hem in de rede viel. Zeg nu niets ten nadeele vam oom, riep zij met verhoogde kleur. Dat was ik niet van plan. Ik wou alleen de opmerking maken,-dat ale hij niet ais hij een arm man w:ls geweest, alles anders zou zijn geworden. Natuurlijk zou dan heel veel an ders hebben kunnen zijn, sprak het meisje bedaard. Dan zou mijn l'eve n'cht, zooals zij zich zelf noemt, niet zoo verba zend verlangend zijn geweest om mij met zich naar Londen te nemen. Daar de lieve nicht nu binnen het bereik hunner stemmen was geko men, stond Phil op om weg te slen teren, met de handen in de zakken van zijn jasje e>n bitterheid in zijn hart Ik heb mijzelf geen goed gedaan met wat ik zei., dacht hij droevig. Wat ben ik toch een ezeJ I Alsof dat de manier was om een me'sje als May van mij te doen houden Maar w-vt komt het er op aan Nu kan toch n'ets m'ï rneer schelen. Binnen een jaar zal May getrouwd zijn. Maar één ding staat vast, ik zal niet bij haar huwelijk tegenwoordig zijn. Het was hard te moeten bedenken, dat het meisje, dat hij van kindsbeen af had liefgehad, nu boven zijn be reik was Maar te welen, dat hij nu voor ingebeeld gehouden werd, als hij aan haar dacht te weten, dat zij naar Londen werd gevoerd om daar bewonderd en ten slotte aan den hoogsten bieder gegeven te wor den was meer dan hij kon ver dragen. Want May bemerkte bij haar komst te Londen, dat haar faam haar al was vooruitgegaan. Ieder scheen al alles te weten omtrent haar oom den heer Wadham van Wadham Hall en d'ens testament. Ieder scheen al be wust van het feit, dat zij in het bezit zou komen van een zeer schoon land goed, als zij voor den 12den Jul' tuuwde dat wil zeggen binnen iwaali maanden na den dood van den squ're terwijl zij niets zou krijgen als zij hier niet aan voldeed. In ge va1 zij twaalf maanden onge trouwd bleef, moest het landgoed ko men aan eenige liefdadige instellin gen. Het was alles de schuld van die vervelende kranten, waarvan sommi ge hun geestighe'd botv ierden aan den armen gestorven squire. Maar May vergat spoedig het ver velende van d'e algemeene bekend heid en begon plezier te hebben, in spijt van den rouw, d'en zij droeg, met al de luchthartigheid en opge wektheid van eem negentienjarige. Er werden voortdurend allerlei partijen gegeven heel kalm, begrijpt u, om dat onze arme lieve May nog in den rouw is. om met mevrouw Prit- chards woorden te spreken, maar daarom niet minder vroolijk. Er kwam een groot aantal aanbidders, son.migen oud, anderen jong, enke len gezet en van m'ddelbaren leeftijd, sommigen welgesteld, anderen heel arm, sommigen mooi, anderen lee- lijk Een van haar meest volhardende aanb'dders was een baronet uit het Noorden, die in zijn hart vond, dat hij May een groote en onverdiende eer bewees door haar te vragen haar leven met het zijne te verbinden. Lieve jonge dame hm be gon Sir Gilbert, terwijl hij zijn zak doek zwaaide. Ik geloof wel, dat u de reden van mijn komst vandaag begrijpt. Uw lief bekoorlijk beeld heeft mijn hart ingenomen sedert den dag, nu juist zes maanden gele den, waarop Ik het voor 't eerst aan schouwde. Hm I Ik ben niet meer zoo jong als 'k eens was, juffrouw Den ais ton, maar ik geloof zeker, dat wij samen best overweg zouden kunnen, en wat mij aangaat, ik kan u verze keren, dat ik een trouw en goed echtgenoot zal zijn. in één woord, juflrouw Denn'ston, wilt u mijne vrouw worden De waardige baronet was eenigs- ziiis doof, eq hij was dus genood zaakt zijn hand aan het oor te bren gen om liet schuchtere „ja" te ver staan, dat over de lippen der schoone kwam. lieve juffrouw Denniston, lie- ve May. dat mag ik nu wel zeggen, iet ik ben verrukt I Je hebt mij tot den gelukkigsten man op aarde gemaaki 1 Maar de afgesproken twaalf maan- len waren woldra om, zooals de ba ronet heel goed wist en vóór hij haar verliet, vond hij het gewenscht, even te zeggen, dat het onder de bestaan de omstandigheden goed zou zijn, den trouwdag gauw te bepalen. May zette daarbij haar groote on schuldige oogen wijd open. 0, Sir Gilbert, ik zou nog lang roet aan trouwen kunnen deuken Maar je vergeet de vastgestelde twaalf maanden, lieve May bracht de baronet hiertegen in. Het zou toch heel onaardig zijn tegenover de nagedachtenis van mijn oom, als ik binnen een jaar na zijn dood trouwde. Ik heb er veel over na gedacht, en ik ben vast besloten een iaar te laten voorbij gaan, voor ik tot een huwelijk overga. Maar begrijp je dan niet, dat lit dwarsboomen zou zijn van de goe ie bedoelingen, die je oom ten op zichte van je had Ik geloof vast, zei May plechtig, dat oom die bepaling maakte om mij op de proef te stellen, om te z'en of ik den juisten eerbied voor zijne na gedachtenis zou hebben of niet. Maar hoe dwaas is dat nu riep de baronet bijna buiten zich zelf van boosheid. In dat geval zou de heele bezitting naar die liefdadige Instel lingen gaan. Het zou zoo jammer zijn l Ik denk niet, dat d'e vereeni- gingem dat niet u eens zullen zijn, antwoordde May kalm. In ieder ge val. mijn besluit staat vast. En ditzelfde antwoord gaf zij aan ai haar aanbidders. Zij nam ze bijna ailen aan in de vaste overtuiging, dat zij. als zij hoorden van haar be sluit om pas ua den 12den Juli te trouwen, zich op meer of minder nette wijze terug zouden trekken. Het hielp n'ets of haar nicht er haar al over onder handen nam. Zij ant woordde, dat niemand er haar toe bungen zou, zoo oneerbied'g te zijn tegenover haar oom's nagedachtenis. En dus ging zij in de heerlijke maand Juni weer naar Wadham terug. Phil kwam haar in het park tegen op den avond van haar terugkomst. Met wie ga je trouwen, May vroeg hij. Met niemand. Een lange pauze. Wil je dan met mij trouwen, May Je weet, dat ik je al mijn le ven heb lief gehad. Ik zal in Augustus meit je trou wen, als je dat verlangt. Hij keek haar aan en daarna brak or een glimlach door op zijn jon- gf nsachtig gez'cht. Best, May. Als je er niet om geeft arm te zijn, geef ik er zeker n'et om. Lieveling, zou het mogelijk zijn, dat je dan ten slotte toch nog de mijne werd En waarom wou je nu dien ver- eenigingen de geheeie bezitting ge ven, May vroeg hij, toen zij af scheid namen. Zij zullen niet alles krijgen. De heer Brinsley zegt, dat er eenige be palingen zijn, die maken, dat zij er niet van in liet bezit kunnen komen. Hé En wat moet er dan mee gebeuren De vereenigingen krijgen het geld, dat er is. Het landgoed is voor den rechtmatigen erfgenaam. Gelukkige drommel En wie zou dat wel zijn Ik geloof, dat hij Philip Wad ham heet, sprak May heel bedaard. May, houd je mij voor den gek? Zou ik die gelukkige eigenaar zijn Ik herhaal slechts, wat mijn heer Brinsley mij vertelde, zei May. Ik Het hem beloven, dat hij voor mijn terugkomst aan niemand zou ver tellen, dat jij de erfgenaam was. Nu zie je eens, wat er van komt, als iemand zijn eigen testament maakt, zei hij. Uw oom heeft er natuurlijk niet over gedacht, dat u geen lust zou hebben om zoo gauw te trouwen. Dan wou ik hem nu maar eens laten zien, dat dit toch het geval was Phil bleef stom van verbazing. Hij sloeg zijn arm om het middel van het me'sje en drukte haar tegen zich aan Je maakt niet zooveel haast met het huwelijk als de anderen, sprak zij. Maar als je het werkelijk liever wou, omdat er misschien anders al lerlei vervelende dingen ontstaan door de uitlegging van die bepalin g-en, dan zou ik er misschien wel toe te bewegen zijn, om den trouwdag wat vroeger vast te stellen. (,.D. Ct.") DAT GING NIET OP! Onlangs ontving de Noorsche regee ring voor het Noorsche ethnografi- *che museum te Kristiania van een Deenschen goudsmid een nabootsing in zuiver goud van een be kenden Deenschen gouden hoorn ten geschenke. Men schatte de waar de van het geschenk op 12.000 kronen. Tiet werd dankbaar aanvaard en aan het museum gezonden. Maar voor de kist daar uitgepakt was kreeg men de boodschap van de regeering, dat het geschenk terug moest. Er was nl. telegrafisch bericht ge komen, van den Noorse hen gezanit te Kopenhagen, dat de schenker hem had gezegd, nu ook op een Noorsche ridderorde te rekenen, ais een zaak die Yun zelf sprak.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 14