BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
©F 10 CENT PER WEEK.
Rubriek voor Vrouwen
Langs omwegen.
26e Jaargang.
ZATEBDAG APBIL 1909
ft O. 78CO.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEWS DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM S DAGBLAD ZUM
ADVERTENTIËN DOELTREFFENDl
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Wat de mode-koningen ons
vertellen.
Een mijner Fransche collega's had
dezer dagen een belangwekkend on
derhoud met een der Fransche Mode
koningen, mr. M. J. Worth, waar
van zij mij welwillend op de hoogte
stelde en, dat ik op mijne beurt an
ten geachlen lezeressen wil verhalen,
oondat de opinie van den eigenaar
Van het wereldberoemde huis Worth,
In modezaken toonaangevend is.
Op haar vraag of de japonnen om-
ter dames voor het a.s. seizoen nauw
tullen blijven, of de paniers ingang
tullen vinden en de fourreaux-model-
len gehandhaafd zullen worden, dan
wél van het tooneel verdwijnen, kreeg
tij een leuk „misschien" ten ant
woord.
Dat „misschien" werd echter op de
volgende wijze toegelicht:
Als de dames van meening zijn,
dat de paniers en fourreaux haar voor
deelig kleeden, zullen zij ze zonder
twijfel aannemen, en dan zijn ze in
de mode. Zijn de élégante vrouwen
daarentegen van het tegenovergestel
de gevoelen, dan dragen ze ze niet en
de bovenbedoelde modellen verdwij
nen voor een wijle van het tooneel.
Ten opzichte van de mode is de
Fransche vrouw verstandiger dan ve
le denken, in haar smaak heeft ze
Iets individueels, ze vraagt niet wat
(s mode, doch décreteert, past en
past weer, tot ze uit den chaos van
modellen datgene gevonden heeft wat
haar flatteert. Door haar, die geen
persoonlijken smaak bezitten, wordt
ze dan nagevolgd en dit of dat model
Is dan „de mode".
Toen mijn collega den heer Worth
vroeg: maar hebt ge dan geen opinie
ie<n opzichte van de komende mode,
antwuordde hij beslist:
„Neen, het is inderdaad een
groote dwaling te gelooven, dat een
kleermaker, wie hij ook zij, in den
tegenwoordLigem tijd, de mode décre
teert. Vroeger, ja, toen staken de rij
ke Amerikaansche en Engelsche
vrouwen den oceaan over en kwamen
ons vol vertrouwen vragen: „wat
wordt er in het komende seizoen ge
dragen?"
Maar de tijden zijn veranderd en
van ééne mode is sedert lang geen
sprake meer. Van alle kanten spant
men zich in, iets oorspronkelijks, iets
nieuws te scheppen. Iedereen werkt
in stilte, bang om bespied te worden.
En, onder voorwendsel, iets nieuws,
Iets ongekends, bedacht te hebben,
wordt er te kort gedaan aan lijnen-
harmonie, artisticiteit en en goeden
smaak.
Uit dien chaos van de wonderlijkste
tegenstrijdigheden, moet de vrouw
dan kiezen; men ziet hare verwonde
ring, ze aarzelt, informeert en ein
digt met te berusten. Ze kiest zich
hier een gedrapeerd corsage, daar
een goed model rok, bij een derde
een nieuw model mouw en bij een
vierde een garneering.
Geloof me vrij, nietlwij décreteeren
meer de mode, doch de vrouwen kie
zen zelve. Het spreekt van zelf, dat
het onze taak is haar met raad en
daad ter zijde te staan, door haar op
verschillende zaken opmerkzaam te
maken, wat haar later zou kunnen
mishagen. Doch, dat we haar zouden
voorschrijven, dat een rok drie of vijf
meter wijd moet zijn, dat ze de heu
pen nauw moet omsluiten of om de
taille gedrapeerd moet worden, die
tijd is voorbij.
Laat ons daarbij één ding niet ver
geten. Zoo min als er in de natuur
geen twee boomen precies dezelfde
zijn, zoo min vindt men twee vrou
wen die elkander precies gelijken.
Hoe zou men nu een absolute mode
kunnen verlangen? Wat een jonge
vrouw van twintig jaar beslist leelijk
staat, kan dikwijls een dertigjarige
flatteeren. Hetgeen een slanke ge
stalte voordeelig kleedt, is voor een
meer gezette figuur soms onmogelijk.
Verder moeten we hier aan toevoe
gen, dat van één spéciaal huis nim
mer alle modes kunnen uitgaan, om
de eenvoudige reden, dat er kleerma
kers zijn, die tot hunne clientèle uit
sluitend gefortuneerde vrouwen reke
nen, doch waar .zich nimmer een zeer
jong meisje laat kleeden. Meesten
tijds zijn het de vrouwen die de der
tig gepasseerd zijn, die over ruime
middelen kunnen beschikken, deels
omdat hare echtgenooten in zaken
hun hoogtepunt bereikt bebben, deels
omdat ze door erfenis over eigen h>
komen kunnen beschikken. Aldus ko
men we tot de volgende conclusie:
Elk seizoen brengt een menigte
nouveautó's, doch er is geen sprake
van ééne absolute mode; noch ten op
zichte van modellen, noch ten op
zichte van kleuren. Elke vrouw moet
zich naar hare eigen individualiteit
kleeden en daarbij rekening houden
met gestalte, houding, gelaatskleur
©n de kleur van het haar en de oogen.
We zullen daarom in den a.s. zo
mer wederom van alles en allerlei
zien dragen, zoowel de zeer nauwe
fourreaux, als de wijdere enipire-rok,
overirokken en misschien wel paniers.
Een eigenaardig staaltje vertelde mij
nog mijne collega: „In Parijs is er
een zeer voornaam huis in modes,
dat op het oogenblik de drie tegen-
strijdigste genres lanceert, n.l. mo
dellen met verkorte taille-lijn, model
len waar de taille op haar normale
plaats zit en ten slotte echte Louis
XV modellen waarbij de taille tot ver
onder de ceinture reikt." Zou het
„embarras du choix" daar nu geen
parten spelen?
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
VOORJAARSKINDEREN.
Stil, bijna onmerkbaar heeft zij
haar intrede gedaan. Jonkvrouw
Lente gaat rond, als een weldoende
fee, geheel de natuur opwekkend tot
nieuw leven, vreugde verspreidend
alom. Zij brengt al het levende ander
haar* weldadigen invloed. Geheel de
schepping ondervindt de geheimzin
nige kracht die van haar uitgaat.
Haar mantel glijdt zacht over dor
re weiden en herschept ze in een veel
kleurig tapijt Even raakt zij met
haren tooverstaf de boomen en hees
ters aan en frisch groene blaadjes en
teere bloesems tooien- de eerst zoo
dorre, naakte takken.
Merels fluiten, spreeuwen twette-
ren hun vroolijkste zangen, geheel
de natuur ademt blijheid en nieuwen
levenslust
Ziet, een heirleger van crocusbloe-
men steekt de kleurige kopjes fier
omhoog. Weinig storen zij zich aan
de weerprofeten, die koude voor-
jaarsnachten voorspelden. Zij wagen
het er op. Met groote krachtsinspan
ning doorboorden de knoppen den
bodem. Het vliezig omhulsel beschut
te den tee ren inhoud nog de eerste
dagen, maar toen het lentezonnetje
zijn heerlijke stralen over hen liet
gaan, toen verlangden zij naar licht
en zonneschijn. Zij verbraken het be
schermende kleed en fijne groene
blaadjes en kleurige bloemknoppen
vertoonden zich in jeugdige pracht.
O, wat doet, vooral in dezen tijd
zoo'n veldje bloemen heerlijk aan.
Het is alles nog zoo etherisch fijn.
De zes fraai gevormde bloembladen
hebben een geleidelijk verloop en
vormen aan hun voet een zoo teere
kroonbuis, dat wij bij de minste aan
raking zouden vreezen, het fijne
weefsel te vernietigen.
Hebt gij er wel eens over gedacht,
hoe het toch komt, dat die voorjaars-
planten zoo verbazend snel kunnen
opschieten, groeien en bloeien?
De oorzaak is niet ver te zoeken.
Het voedsel, dat voor die snelle ont
wikkeling noodig is, behoeft niet
meer uit den bodem te worden ge
haald. De bekende crocusknollen, die
in het najaar van 1908 in den grond
werden gebracht lagen daar rustig de
eerste dagen. Maar het vocht van de
omringende aarde werkte langzaam
op hen in. Hun levenskracht wilde
zich uiten en weldra vertoonden zich
dunne, witte draden aan den voet
van het bruine knolletje.
Dat waren de wortels der plant,
dat waren de organen die de voe
dingsstoffen uit den bodem zouden
zuigen, dat waren de buisjes, waar
door het water zou worden aange
voerd. Tegelijkertijd had aan de
bovenzijde van den knol iets anders
plaats. Gij allen hebt vaak genoeg
zoo'n crocusknol ontleed en bekeken,
gij weet dat onder die bruine vliezi
ge omhulsels een witte harde substan
tie verborgen is, maar hebt gij bij
uw onderzoek ook de kleine knopjes
opgemerkt, die aan den voet dier
bruine dekkleedjea zichtbaar zijn?
Waarschijnlijk wel. Het zijn deze
knopjes nu, die zich beginnen te ont
wikkelen. Langzaam worden zij
grooter, zij zoeken de oppervlakte der
aarde en rusten niet voor zij deze
hebben bereikt. Enkele grootere knop
pen, die bij het poolen van de knollen
reeds vrij groot waren, doen al hun
best, óm zooveel mogelijk voor te
blijven en bijna altijd komt de mid
delste of eindknop het eerst uit den
bodem kijken! Stel u eens voor, welk
een kracht er moet worden aange
wend om de teere worteltjes door den
vrij harden bodem te dringen, om de
dikke knoppen de vaste aarde te doen
doorboren. Hiervoor is veel energie
noodig en deze wordt in de eerste
plaats geleverd door het knollichaam
Meedoogenloos wordt dit uitgezogen.
De beste stoffen worden veranderd in
wortels en bladeren en weinig blijft
er ten slotte van het eerst zoo stevige
plantendeel over. Het is niet bestand
tegen die voortdurende marteling,
van alle kanten wordt het aangeval
len en als de bladeren zich hebben
ontwikkeld en de bloemen zijn ont
plooid is de oude knol in een voos
weefsel veranderd.
Niets wijst meer op vroegere kracht
en vastheid en als wij nog verder in
den tijd naar onze crocus zoeken is
een verschrompeld, taai lichaam het
eenige wat is overgebleven. Maar wat
is dat? Zitten daar nieuwe knolletjes
op de rampzalige resten der ver
schrompelde oude? Gij hebt goed ge
zien. Toen de bloei was geëindigd,
vormden zich aan den voet van de
stengels nieuwe Lichamen. Daarheen
werd al het voedsel gebracht, dat de
lijnvormige bladeren met behulp van
het water, dat uit den bodem werd
gezogen, hadden gevormd. In den
vorm van zetmeel werd dit voedsel
aan den stengelvoet afgezet en gelei
delijk werden zoo de jonge knollen
gevormd waarover gij straks uw ver
wondering te kennen gaaft. Later als
de bladeren zijn verdwenen komen
de nieuw gevormde knollen vrij en
eerst het volgend jaar zulle nzij tot
nieuwe crocusplanten uitg oeien.
Doch het is nu de tijd, v tarop wij
in staat zijn de mooie bloc len te be
wonderen.
Deze lentekinderen zijn uiterst ge
voelig voor temperatuurswisseling en
voor de inwerking van bet licht.
Zoodra heeft niet de zon haar eer
ste stralen op haar geworpen of zij
openen zich en vertoonen zich in al
haar luister. En het zijn mooie bloe
men. Het transparante hunner bla
deren geeft iets teers aan het geheel,
dat vooral als de zon er op schijnt erg
opvallend is. Heeft de bloem zich ge
opend dam hebben wij gelegenheid
dein fraaien inhoud te bewonderen.
Ziet, in het midden pi-ijkt een fijnge-
vormde driedeelige stempel, omringd
door drie even mooie meeldraden.
Deze zijn op den bloemkroon inge
plant en sluiten met haar korte steel
tjes de lange kroonbuis gedeeltelijk
af.
Als gij uw jongens eens aan 't
werk wilt zetten moet gij hun eens
vragen of zij u het vruchtbeginsel wil
len aanwijzen. Dit is in iedere cro-
cusbloem aanwezig en hoewel het
meer dan een c.M. lang is zullen zij
het niet gemakkelijk vinden. Hebben
zij wat aan botanie gedaan, dan zijn
zij slim genoeg om den stijl te vol
gen, wel wetende, dat dit een onfeil
baar middel is om bij de rijke verza
meling van eitjes aan te landen.
Deze bevindt zich heel onder in de
bloem, en leeft daar In afwachting
van het bevruchtende stuifmeelproto-
plasma, dat door den langen stijl zal
worden aangevoerd.
Komt de bevruchting tot stand,
dan groeit het vruchtbeginsel uit tot
een lichaam, dat rijk is aan zaden
en later in drieén openspringt.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS..
Den Heer H. J. v. L. te H. Har
telijk dan voor uw waard ©erend
schrijven. Het door u bedoelde voe-
din-gswater heb ik met vrucht voor
mijn kamerplanten gebruikt, maar
erg verdund. Vooral bij vruchtbaren
grond moet er rekening mee gehou
den worden, dat de aarde reeds een
zekere hoeveelheid van de noodige
zouten bevat. Een enkele maal is in-
tusschen wel goed. Voor planten in
den volLen grond is het beslist aan te
bevehenj
Mevr. H. J. v. L.—v. H. te H. De
kleur en de aroma van den honing
ia afhankelijk van de bloemensoort,
die door de bijen wordt bezocht. De
manier van kweeken, de behandeling
en de verpakking maakt de honing
der bijenparken wat duurder.
De honing die wij bij het gewicht
bij de drogisten koopen ia meestal
buitenlandsche honing maar is als
voedingsmiddel uitstekend te gebrui
ken. Dat er bij de tcoedkooDe soorten
geen surrogaten zijn, durf ik riJet
met zekerheid te beweren. Een nauw
keurig scheikundig onderzoek zou dat
moeten uitmaken.
H. PEUSENS.
Beste Lotte, het spijt me werke
lijk zeer, daar het juist het eerste ge
maskerde bal is, maar
Je hebt het mij beloofd!
Zeker, maar het gaat werkelijk
niet, want ik...
Het moet gaan! Ik heb er mij al
zoo op verheugd. Waarom zou het
ook niet mogelijk zijn?
Ik ga op reis
Juist op dezen Zaterdag?
Ja, juist op dezen Zaterdag!
Ik moet beslist op reis. Maar je kunt
immers ook alleen
Neen! Wat denk je wel van mij?
Wel, vroeger
Vroeger! Ja, toen was het heel
iets anders. Maar nu ben ik verloofd
ein als verloofde zal ik nooit alleen
naar een gemaskerd bal gaan.
Als je niet kunt, als je volstrekt op
reis moe^ dan dan blijf ik stil
thuis,
Ik zou je volstrekt niet van een
genoegen willen berooven. Je zoudt
mij inderdaad een zeer groot pleizier
Maar ik wil niet
Bij deze woorden stampten de sier
lijke schoentjes zoo stijf op den grond
dat de geslepen glazen van de gas
kroon zacht rinkelden en de snaren
van de piano er bij bromden. Maar
dezen keer kon Bertram Kaltenbrunn
zich niet van streek laten brengen en
hij voltooide den aangevangen zin:
zeer groot pleizier doen, als je niet
naar heit bal gingt.
Niet?
Lotte Gellerup was zoo Verbaasd,
dat ze hem nog een poosje liet door
praten.
Zie je, grooter pleizier had je
mij nooit kunnen doenl Ik wil niet,
dat anderen je bewonderen, dat an
deren in je klein oor aardige woord
jes fluisteren en je t hoofd op hol
brengen
O, maar denk je dan, dat dit zoo
gemakkelijk gebeurt?
Ik ben nu eenmaal jaloer&ch.
Hoe goedig ik er misschien ook uit
zie, als ik reden had tot wantrouwen,
dan...
Het lachen van de kleine klonk als
het tegen elkander klinken van twee
geslepen kelken.
Haha! Wat! Mijn heer zou dan
misschien zelfs gevaarlijk willen
worden? Neen! Je kunt gerust op reis
gaan. Niemand zal mij op het gemas
kerd bal zien, niemand zal mij
verliefde woordjes toefluisteren en
niemand mij het hoofd op hol bren
gen. Ik zal netjes thuis blijven en er
aan denken, dat jij maar wacht,
dat heb je nog niets eens verteld.
Waar gaat de reis naar toe?
Naar naar Neurenberg! Ja,
naar Neurenberg!
Dat klonk bijna, alsof Bertram
Kaltenbrunn zich eerst had moeten
bedenken.
Wanneer vertrekt je trein? Zal
ik je niet naar 't station brengen?
Neen! Volstrekt niet! Mijn trein
vertrekt om zes uur vijf-en-veertig.
Zoo vroeg! Ja, dan zal ik werke
lijk nog slapen. Maar uit Neurenberg
breng je mij dan ten minste een klei
ne herinnering mee?
Natuurlijk!
Eindelijk waren nu de twee tevre
den. De komende Zaterdag was ver
geten.
Toen Bertram Kaltenbrunn afscheid
genomen had en reeds op den deur
drempel stond, keek hij nog eens om
en vroeg:
Je komt dus bepaald niet op het
gemaskerd bal?
Stellig zeker niet, jij jaloersche!
Weg was hij.
Lotte Gellerup had hem een heel
bijzondere verrassing toegedacht.
Des Zaterdags liet zij zich door
haar dienstmeisje reeds om half
zes wekken, want ze wilde aan het
station afscheid van hem nemen, ze
wilde tot hem zeggen: Zie je nou, hoe
lief Ik je heb! Zóó vroeg ben Ik uit
de veeren gekropen om je nogmaals
te zien en je te verzekeren, dat je
volstrekt niet jaloersch behoeft te
worden. Ja, dat had ze willen doen.
Ze was ook om zes uur twintig
reeds In de groote hal van het station.
Maar Bertram Kaltenbrunn was nog
nergens te zien. Eenigszins ongedul
dig liep Lotte Gellerup heen en weer.
De wijzer van de klok schoof ander-
tuMchen steeds verder vooruit
Nog slechts één minuut, en Ber
tram Kaltenbrunn was nog altijd niet
zichtbaar.
Ze wendde zich tot een conducteur.
De trein naar Neurenberg vertrekt
om zes uur vijf en veertig?
Wel zeker. Maar om zeven uur
gaat er weer een.
En ze wachtte! Ze wachtte tot ze
ven uur, toen de Neurenberger D-
tredrt blazend en sissend, maar weer
zonder Bertram Kaltenbrunn liet sta
dion had verlaten. Hij was in 't ge
heel niet gekomen, in 't geheel niet
naar Neurenberg op reis gegaan. Hij
had haar wat wijs gemaakt. Doch
waarom? Waarom had' hij haar zoo
schandelijk bedrogen? Alles scheen
haar thans verdacht. Hij had haar
heel verward Neurenberg als liet doel
zijner reis opgegeven, even verlegen
had hij het uur van zijn vertrek ge
noemd. Daarom had ze hem dus niet
naar het station mogen Vergezellen!
Maar waarom mocht ze juist niet
naar het gemaskerd bal?
En Lotte Gellerup moest geen
vrouw geweest zijn, als ze daarbij
niet dadelijk aan een „andere" had
gedacht. Aan de andere, die steeds
in de hoofden der vrouwen spookt,
wanneer alles niet precies uitkomt,
zooals zij denken. De andere!
Hier Ulrich Wambsgansz, infor
matiebureau wie daar? Ja!
Ja! Ja! Zeer goed! Komt in orde!
Bonjour!
Ulrich Wambsgansz belde af, en
ging met groote passen en stijve bee-
nen naar zijn schrijftafel. Zijn be
diende kwam binnen.
Een dame wenscht u in een dis
crete aangelegenheid te spreken, meld
de hij.
Breng de dame hier!
Deze kwam binnen. Haar gezichtje
was met een gloeien den blos overto-
gen.
Ulrich Wambsgansz was opgestaan.
Waarmee kan Ik u van dienst
zijn?
Ik weet niet, hoe ik het zal uit
leggen; ik heb nog nooit van de
diensten van een detectiveninstituut
gebruik gemaakt, en dan is de zaak
ook van zeer vertrouwd ij ken aard.
Ulrich Wambsgansz was sedert 12
jaar leider van 't informatiebureau.
Deze langdurige werkzaamheid stel
de hem in staat te raden wat niet
duidelijk werd uitgesproken.
Ulrich Wambsgansz bladerde in pa
pieren, welke hem in werkelijkheid
in 't geheel niet interesseerden en zei
zoo terloops:
Het betreft dus hem?
Zeker! en juist daarom ben Ik
bij u gekomen.
U gelooft, dat hij met een andere
Maar... maar hoe weet u dat?
Ulrich Wambsgansz glimlachte di
plomatisch.
Ik vermoed het... u zult het wel
begrijpen! Bij mijn practijk kan men
zulke besluiten trekken, mevrouw!
Ik ben niet getrouwd.
i— Dus verloofd.
Jal
Wie Is uw verloofde?
Dat... dat kan ik... dat wil ik...
Als Ik uw mededeelingen goed
begrepen heb, wenscht u uw verloof
de te laten nagaan om hem te be
trappen en meteen te weten te ko
men, wie de andere is.
Ja, dat wil ik! Ze voelde haar
moed herleven.
U moet weten, hoe hij mij voor
gelogen heeft. Hij vertelde me, dat
hij op reis moest naar Neurenberg.
En opdat ik maar nief met hem naar
het station zou gaan, beweerde hij,
dat hij reeds om zes uur vijf-en-veer-
tig van hier vertrok.
Ulrich Wambsgansz knikte.
Ik begrijp alles! De zaak ls m!J
volkomen duidelijk.
Ik was aan het station. Maar
hij is om zes uur vijf-en-veert:g niet
vertrokken en om zeven uur ook niet.
Maar waar is hij dan, als hij niet
naar Neurenberg is gegaan?
Zeer waarschijnlijk nog In Mfln-
chen.
Maar dan heeft hij mij een on
waarheid verteld.
Men zegt, dat dit vaker voor
komt.
Doch waarom heeft hij het ge
daan? Hij had mij immers beloofd
met mij naar het eerste gemaskerde
bal te gaan. Natuurlijk had ik mij
daarop al zeer verheugd, en nu is H
pleizier weg En bovendien heeft de
bedrieger mij laten beloven, dat Ik
niet naar het bal zal gaan.
Heeft hij dat gedaan?
Ja, ik heb het hem stellig moe
ten beloven.
Maar dan is de zaak afgedaan.,
Afgedaan? Volstrekt niet! Ik wil
weten waarom hij mij wat heeft wij»
gemaakt, met wie hij mij bedriegt en
waar hij is.
Ja, dat bedoelde ik juist. Dat is
in orde!
U... u weet dat reeds? En wie..*
wie is ze? Wie is die andere?
Hij zal vandaag met de andere
op het bal zijn! Begrijpt u nu alles?
Ha! De kleine handjes scheur
den de glacé's stuk, alsof deze de
oorzaak van allo kwaad waren. Ja
zeker, ik begrijp alles. Daarom mocht
ik niet! Daarom! Maai' ik wil hem
daar overrompelen, hem ontmaske
ren en u moet mij daarbij helpen.
En toen werden ze het eens.
Lotte Gellerup moest zich een do
mino aanschaffen, welke haar ver
loofde niet kende, terwijl Wambs
gansz voor de kaarten voor 't bai zou
zorgen.
Eer het avond is, zal ik u ook
nog kunnen mededeelen, of onze ver
moedens juist waren. Maar thans
moet u mij nog het Voornaamste me
dedeelen. Wie is uw verloofde?
Wederom werd de woordenstroom
van de kleine schilderes gestuit.
Zou ik dat mogen zeggen?
Dat moet u, anders kan ik im-
mers zijn gangen niet laten nagaan.
Eerst toen fluisterde ze heel zacht,
alsof de muren ooren konden hebben,
zijn naam:
Bertram Kaltenbrunn.
Daarmee was de samenzwering
voltooid.
Lotte Gellerup gebruikte de mid
daguren om een zeer elegante domino
zwart scheen haar de eenige kleur
welke nu voor haar paste te koo
pen en naai- haar woning te laten
brengen.
In pijnlijke onzekerheid bracht ze
toen den tijd door tot de samenkomst
met Ulrich Wambsgansz, die haar
beloofd had persoonlijk voor haar
werkzaam te zullen zijn.
Toen de pendule op de schoor
steenmantel met zilveren slag negen
had geslagen stond Lotte Gellerup
met roodgeweende oogen in de zwar
te domino voor Ulrich Wambsgansz,
die in zwarten rok met een witte
bloem in 't knoopsgat was versche
nen.
Zijn rapport kenmerkte zich door
kortheid en duidelijkheid.
Meneer Bertram Kaltenbrunn is
niet naar Neurenberg gereisd. Hij is
nog in München en was van middag
in het café van den hofschouwburg.
Vandaar is hij in een vigelante naar
den Duitschen schouwburg gereden
en heeft aan 't bureau twee kaarten
voor het gemaskerd bal gekocht. Dat
achtte ik voldoende. Het rijtuig
wacht beneden. Hebt u een vast be
sluit- genomen?
Snikkend knikte Lotte Gellerup.
Ik wil hem alleen maar opzoe
ken en hem zeggen, dat hij met de
andere gelukkig moet trachten te
worden...
In de zalen van den Duitschen
schouwburg had de uitgelaten vroo-
lijkheid van het eerste gemaskerde
bal haar hoogtepunt bereikt. De groo
te zaal, welke door een bekend Mun-
chener kunstenaar in wit en oranje
was gedecoreerd, was, wat de loges
en het parket betreft, dicht gevuld.
De dansende paren zweefden reeds
op de tonen van een wals vah Strauss
door elkaar. Het was een ineensmel
ten der kleerem van allerlei domino's:
zeegroen, geel, rood, blauw, violet en'
oranje. Bij die heldere kleuren stak'
het zwart van de heerenkleedLng af
als een inktvlek.
De violen jubelden, de bas bromde
er ontevreden bij, alsof zij tegen den!
overschuimenden levenslust protes
teerde, de fhiillen lokten, daartus-
schen schenen de horens en trompet
ten nog meer danslustigen op het ap
pèl te willen roepen, terwijl de cello's
het lachen nabootsten en de groote
trommel nu en dan kort, maar dui
delijk zijn instemming betuigde.
In loge no. 3 werd een gesprek ge
voerd, hetwelk al heel wein.ig over
eenstemde met de pret rondom.
Daar zat aan een tafel Lotte Gelle
rup en keek met roode, brandende
oogen voortdurend naar het parket,
waar zij onder de dansende paren
den trouwelooze zocht, door wien zij
zich verraden waande. Maar ze had
Bertram Kaltenbrunn nog niet ge
vonden.
Haar hartje klopte onstuimig en
hoe langer ze toekeek, des te angsti
ger werd ze te moe da.