BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN ©F 10 CENT PER WEEK. Rubriek voor Vrouwen Langs omwegen. 26e Jaargang. ZATEBDAG APBIL 1909 ft O. 78CO. DE ZATERDAGAVOND HAARLEWS DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM S DAGBLAD ZUM ADVERTENTIËN DOELTREFFENDl ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Wat de mode-koningen ons vertellen. Een mijner Fransche collega's had dezer dagen een belangwekkend on derhoud met een der Fransche Mode koningen, mr. M. J. Worth, waar van zij mij welwillend op de hoogte stelde en, dat ik op mijne beurt an ten geachlen lezeressen wil verhalen, oondat de opinie van den eigenaar Van het wereldberoemde huis Worth, In modezaken toonaangevend is. Op haar vraag of de japonnen om- ter dames voor het a.s. seizoen nauw tullen blijven, of de paniers ingang tullen vinden en de fourreaux-model- len gehandhaafd zullen worden, dan wél van het tooneel verdwijnen, kreeg tij een leuk „misschien" ten ant woord. Dat „misschien" werd echter op de volgende wijze toegelicht: Als de dames van meening zijn, dat de paniers en fourreaux haar voor deelig kleeden, zullen zij ze zonder twijfel aannemen, en dan zijn ze in de mode. Zijn de élégante vrouwen daarentegen van het tegenovergestel de gevoelen, dan dragen ze ze niet en de bovenbedoelde modellen verdwij nen voor een wijle van het tooneel. Ten opzichte van de mode is de Fransche vrouw verstandiger dan ve le denken, in haar smaak heeft ze Iets individueels, ze vraagt niet wat (s mode, doch décreteert, past en past weer, tot ze uit den chaos van modellen datgene gevonden heeft wat haar flatteert. Door haar, die geen persoonlijken smaak bezitten, wordt ze dan nagevolgd en dit of dat model Is dan „de mode". Toen mijn collega den heer Worth vroeg: maar hebt ge dan geen opinie ie<n opzichte van de komende mode, antwuordde hij beslist: „Neen, het is inderdaad een groote dwaling te gelooven, dat een kleermaker, wie hij ook zij, in den tegenwoordLigem tijd, de mode décre teert. Vroeger, ja, toen staken de rij ke Amerikaansche en Engelsche vrouwen den oceaan over en kwamen ons vol vertrouwen vragen: „wat wordt er in het komende seizoen ge dragen?" Maar de tijden zijn veranderd en van ééne mode is sedert lang geen sprake meer. Van alle kanten spant men zich in, iets oorspronkelijks, iets nieuws te scheppen. Iedereen werkt in stilte, bang om bespied te worden. En, onder voorwendsel, iets nieuws, Iets ongekends, bedacht te hebben, wordt er te kort gedaan aan lijnen- harmonie, artisticiteit en en goeden smaak. Uit dien chaos van de wonderlijkste tegenstrijdigheden, moet de vrouw dan kiezen; men ziet hare verwonde ring, ze aarzelt, informeert en ein digt met te berusten. Ze kiest zich hier een gedrapeerd corsage, daar een goed model rok, bij een derde een nieuw model mouw en bij een vierde een garneering. Geloof me vrij, nietlwij décreteeren meer de mode, doch de vrouwen kie zen zelve. Het spreekt van zelf, dat het onze taak is haar met raad en daad ter zijde te staan, door haar op verschillende zaken opmerkzaam te maken, wat haar later zou kunnen mishagen. Doch, dat we haar zouden voorschrijven, dat een rok drie of vijf meter wijd moet zijn, dat ze de heu pen nauw moet omsluiten of om de taille gedrapeerd moet worden, die tijd is voorbij. Laat ons daarbij één ding niet ver geten. Zoo min als er in de natuur geen twee boomen precies dezelfde zijn, zoo min vindt men twee vrou wen die elkander precies gelijken. Hoe zou men nu een absolute mode kunnen verlangen? Wat een jonge vrouw van twintig jaar beslist leelijk staat, kan dikwijls een dertigjarige flatteeren. Hetgeen een slanke ge stalte voordeelig kleedt, is voor een meer gezette figuur soms onmogelijk. Verder moeten we hier aan toevoe gen, dat van één spéciaal huis nim mer alle modes kunnen uitgaan, om de eenvoudige reden, dat er kleerma kers zijn, die tot hunne clientèle uit sluitend gefortuneerde vrouwen reke nen, doch waar .zich nimmer een zeer jong meisje laat kleeden. Meesten tijds zijn het de vrouwen die de der tig gepasseerd zijn, die over ruime middelen kunnen beschikken, deels omdat hare echtgenooten in zaken hun hoogtepunt bereikt bebben, deels omdat ze door erfenis over eigen h> komen kunnen beschikken. Aldus ko men we tot de volgende conclusie: Elk seizoen brengt een menigte nouveautó's, doch er is geen sprake van ééne absolute mode; noch ten op zichte van modellen, noch ten op zichte van kleuren. Elke vrouw moet zich naar hare eigen individualiteit kleeden en daarbij rekening houden met gestalte, houding, gelaatskleur ©n de kleur van het haar en de oogen. We zullen daarom in den a.s. zo mer wederom van alles en allerlei zien dragen, zoowel de zeer nauwe fourreaux, als de wijdere enipire-rok, overirokken en misschien wel paniers. Een eigenaardig staaltje vertelde mij nog mijne collega: „In Parijs is er een zeer voornaam huis in modes, dat op het oogenblik de drie tegen- strijdigste genres lanceert, n.l. mo dellen met verkorte taille-lijn, model len waar de taille op haar normale plaats zit en ten slotte echte Louis XV modellen waarbij de taille tot ver onder de ceinture reikt." Zou het „embarras du choix" daar nu geen parten spelen? MARIE VAN AMSTEL. Het Rijke Natuurleven VOORJAARSKINDEREN. Stil, bijna onmerkbaar heeft zij haar intrede gedaan. Jonkvrouw Lente gaat rond, als een weldoende fee, geheel de natuur opwekkend tot nieuw leven, vreugde verspreidend alom. Zij brengt al het levende ander haar* weldadigen invloed. Geheel de schepping ondervindt de geheimzin nige kracht die van haar uitgaat. Haar mantel glijdt zacht over dor re weiden en herschept ze in een veel kleurig tapijt Even raakt zij met haren tooverstaf de boomen en hees ters aan en frisch groene blaadjes en teere bloesems tooien- de eerst zoo dorre, naakte takken. Merels fluiten, spreeuwen twette- ren hun vroolijkste zangen, geheel de natuur ademt blijheid en nieuwen levenslust Ziet, een heirleger van crocusbloe- men steekt de kleurige kopjes fier omhoog. Weinig storen zij zich aan de weerprofeten, die koude voor- jaarsnachten voorspelden. Zij wagen het er op. Met groote krachtsinspan ning doorboorden de knoppen den bodem. Het vliezig omhulsel beschut te den tee ren inhoud nog de eerste dagen, maar toen het lentezonnetje zijn heerlijke stralen over hen liet gaan, toen verlangden zij naar licht en zonneschijn. Zij verbraken het be schermende kleed en fijne groene blaadjes en kleurige bloemknoppen vertoonden zich in jeugdige pracht. O, wat doet, vooral in dezen tijd zoo'n veldje bloemen heerlijk aan. Het is alles nog zoo etherisch fijn. De zes fraai gevormde bloembladen hebben een geleidelijk verloop en vormen aan hun voet een zoo teere kroonbuis, dat wij bij de minste aan raking zouden vreezen, het fijne weefsel te vernietigen. Hebt gij er wel eens over gedacht, hoe het toch komt, dat die voorjaars- planten zoo verbazend snel kunnen opschieten, groeien en bloeien? De oorzaak is niet ver te zoeken. Het voedsel, dat voor die snelle ont wikkeling noodig is, behoeft niet meer uit den bodem te worden ge haald. De bekende crocusknollen, die in het najaar van 1908 in den grond werden gebracht lagen daar rustig de eerste dagen. Maar het vocht van de omringende aarde werkte langzaam op hen in. Hun levenskracht wilde zich uiten en weldra vertoonden zich dunne, witte draden aan den voet van het bruine knolletje. Dat waren de wortels der plant, dat waren de organen die de voe dingsstoffen uit den bodem zouden zuigen, dat waren de buisjes, waar door het water zou worden aange voerd. Tegelijkertijd had aan de bovenzijde van den knol iets anders plaats. Gij allen hebt vaak genoeg zoo'n crocusknol ontleed en bekeken, gij weet dat onder die bruine vliezi ge omhulsels een witte harde substan tie verborgen is, maar hebt gij bij uw onderzoek ook de kleine knopjes opgemerkt, die aan den voet dier bruine dekkleedjea zichtbaar zijn? Waarschijnlijk wel. Het zijn deze knopjes nu, die zich beginnen te ont wikkelen. Langzaam worden zij grooter, zij zoeken de oppervlakte der aarde en rusten niet voor zij deze hebben bereikt. Enkele grootere knop pen, die bij het poolen van de knollen reeds vrij groot waren, doen al hun best, óm zooveel mogelijk voor te blijven en bijna altijd komt de mid delste of eindknop het eerst uit den bodem kijken! Stel u eens voor, welk een kracht er moet worden aange wend om de teere worteltjes door den vrij harden bodem te dringen, om de dikke knoppen de vaste aarde te doen doorboren. Hiervoor is veel energie noodig en deze wordt in de eerste plaats geleverd door het knollichaam Meedoogenloos wordt dit uitgezogen. De beste stoffen worden veranderd in wortels en bladeren en weinig blijft er ten slotte van het eerst zoo stevige plantendeel over. Het is niet bestand tegen die voortdurende marteling, van alle kanten wordt het aangeval len en als de bladeren zich hebben ontwikkeld en de bloemen zijn ont plooid is de oude knol in een voos weefsel veranderd. Niets wijst meer op vroegere kracht en vastheid en als wij nog verder in den tijd naar onze crocus zoeken is een verschrompeld, taai lichaam het eenige wat is overgebleven. Maar wat is dat? Zitten daar nieuwe knolletjes op de rampzalige resten der ver schrompelde oude? Gij hebt goed ge zien. Toen de bloei was geëindigd, vormden zich aan den voet van de stengels nieuwe Lichamen. Daarheen werd al het voedsel gebracht, dat de lijnvormige bladeren met behulp van het water, dat uit den bodem werd gezogen, hadden gevormd. In den vorm van zetmeel werd dit voedsel aan den stengelvoet afgezet en gelei delijk werden zoo de jonge knollen gevormd waarover gij straks uw ver wondering te kennen gaaft. Later als de bladeren zijn verdwenen komen de nieuw gevormde knollen vrij en eerst het volgend jaar zulle nzij tot nieuwe crocusplanten uitg oeien. Doch het is nu de tijd, v tarop wij in staat zijn de mooie bloc len te be wonderen. Deze lentekinderen zijn uiterst ge voelig voor temperatuurswisseling en voor de inwerking van bet licht. Zoodra heeft niet de zon haar eer ste stralen op haar geworpen of zij openen zich en vertoonen zich in al haar luister. En het zijn mooie bloe men. Het transparante hunner bla deren geeft iets teers aan het geheel, dat vooral als de zon er op schijnt erg opvallend is. Heeft de bloem zich ge opend dam hebben wij gelegenheid dein fraaien inhoud te bewonderen. Ziet, in het midden pi-ijkt een fijnge- vormde driedeelige stempel, omringd door drie even mooie meeldraden. Deze zijn op den bloemkroon inge plant en sluiten met haar korte steel tjes de lange kroonbuis gedeeltelijk af. Als gij uw jongens eens aan 't werk wilt zetten moet gij hun eens vragen of zij u het vruchtbeginsel wil len aanwijzen. Dit is in iedere cro- cusbloem aanwezig en hoewel het meer dan een c.M. lang is zullen zij het niet gemakkelijk vinden. Hebben zij wat aan botanie gedaan, dan zijn zij slim genoeg om den stijl te vol gen, wel wetende, dat dit een onfeil baar middel is om bij de rijke verza meling van eitjes aan te landen. Deze bevindt zich heel onder in de bloem, en leeft daar In afwachting van het bevruchtende stuifmeelproto- plasma, dat door den langen stijl zal worden aangevoerd. Komt de bevruchting tot stand, dan groeit het vruchtbeginsel uit tot een lichaam, dat rijk is aan zaden en later in drieén openspringt. H. PEUSENS. VRAGENBUS.. Den Heer H. J. v. L. te H. Har telijk dan voor uw waard ©erend schrijven. Het door u bedoelde voe- din-gswater heb ik met vrucht voor mijn kamerplanten gebruikt, maar erg verdund. Vooral bij vruchtbaren grond moet er rekening mee gehou den worden, dat de aarde reeds een zekere hoeveelheid van de noodige zouten bevat. Een enkele maal is in- tusschen wel goed. Voor planten in den volLen grond is het beslist aan te bevehenj Mevr. H. J. v. L.—v. H. te H. De kleur en de aroma van den honing ia afhankelijk van de bloemensoort, die door de bijen wordt bezocht. De manier van kweeken, de behandeling en de verpakking maakt de honing der bijenparken wat duurder. De honing die wij bij het gewicht bij de drogisten koopen ia meestal buitenlandsche honing maar is als voedingsmiddel uitstekend te gebrui ken. Dat er bij de tcoedkooDe soorten geen surrogaten zijn, durf ik riJet met zekerheid te beweren. Een nauw keurig scheikundig onderzoek zou dat moeten uitmaken. H. PEUSENS. Beste Lotte, het spijt me werke lijk zeer, daar het juist het eerste ge maskerde bal is, maar Je hebt het mij beloofd! Zeker, maar het gaat werkelijk niet, want ik... Het moet gaan! Ik heb er mij al zoo op verheugd. Waarom zou het ook niet mogelijk zijn? Ik ga op reis Juist op dezen Zaterdag? Ja, juist op dezen Zaterdag! Ik moet beslist op reis. Maar je kunt immers ook alleen Neen! Wat denk je wel van mij? Wel, vroeger Vroeger! Ja, toen was het heel iets anders. Maar nu ben ik verloofd ein als verloofde zal ik nooit alleen naar een gemaskerd bal gaan. Als je niet kunt, als je volstrekt op reis moe^ dan dan blijf ik stil thuis, Ik zou je volstrekt niet van een genoegen willen berooven. Je zoudt mij inderdaad een zeer groot pleizier Maar ik wil niet Bij deze woorden stampten de sier lijke schoentjes zoo stijf op den grond dat de geslepen glazen van de gas kroon zacht rinkelden en de snaren van de piano er bij bromden. Maar dezen keer kon Bertram Kaltenbrunn zich niet van streek laten brengen en hij voltooide den aangevangen zin: zeer groot pleizier doen, als je niet naar heit bal gingt. Niet? Lotte Gellerup was zoo Verbaasd, dat ze hem nog een poosje liet door praten. Zie je, grooter pleizier had je mij nooit kunnen doenl Ik wil niet, dat anderen je bewonderen, dat an deren in je klein oor aardige woord jes fluisteren en je t hoofd op hol brengen O, maar denk je dan, dat dit zoo gemakkelijk gebeurt? Ik ben nu eenmaal jaloer&ch. Hoe goedig ik er misschien ook uit zie, als ik reden had tot wantrouwen, dan... Het lachen van de kleine klonk als het tegen elkander klinken van twee geslepen kelken. Haha! Wat! Mijn heer zou dan misschien zelfs gevaarlijk willen worden? Neen! Je kunt gerust op reis gaan. Niemand zal mij op het gemas kerd bal zien, niemand zal mij verliefde woordjes toefluisteren en niemand mij het hoofd op hol bren gen. Ik zal netjes thuis blijven en er aan denken, dat jij maar wacht, dat heb je nog niets eens verteld. Waar gaat de reis naar toe? Naar naar Neurenberg! Ja, naar Neurenberg! Dat klonk bijna, alsof Bertram Kaltenbrunn zich eerst had moeten bedenken. Wanneer vertrekt je trein? Zal ik je niet naar 't station brengen? Neen! Volstrekt niet! Mijn trein vertrekt om zes uur vijf-en-veertig. Zoo vroeg! Ja, dan zal ik werke lijk nog slapen. Maar uit Neurenberg breng je mij dan ten minste een klei ne herinnering mee? Natuurlijk! Eindelijk waren nu de twee tevre den. De komende Zaterdag was ver geten. Toen Bertram Kaltenbrunn afscheid genomen had en reeds op den deur drempel stond, keek hij nog eens om en vroeg: Je komt dus bepaald niet op het gemaskerd bal? Stellig zeker niet, jij jaloersche! Weg was hij. Lotte Gellerup had hem een heel bijzondere verrassing toegedacht. Des Zaterdags liet zij zich door haar dienstmeisje reeds om half zes wekken, want ze wilde aan het station afscheid van hem nemen, ze wilde tot hem zeggen: Zie je nou, hoe lief Ik je heb! Zóó vroeg ben Ik uit de veeren gekropen om je nogmaals te zien en je te verzekeren, dat je volstrekt niet jaloersch behoeft te worden. Ja, dat had ze willen doen. Ze was ook om zes uur twintig reeds In de groote hal van het station. Maar Bertram Kaltenbrunn was nog nergens te zien. Eenigszins ongedul dig liep Lotte Gellerup heen en weer. De wijzer van de klok schoof ander- tuMchen steeds verder vooruit Nog slechts één minuut, en Ber tram Kaltenbrunn was nog altijd niet zichtbaar. Ze wendde zich tot een conducteur. De trein naar Neurenberg vertrekt om zes uur vijf en veertig? Wel zeker. Maar om zeven uur gaat er weer een. En ze wachtte! Ze wachtte tot ze ven uur, toen de Neurenberger D- tredrt blazend en sissend, maar weer zonder Bertram Kaltenbrunn liet sta dion had verlaten. Hij was in 't ge heel niet gekomen, in 't geheel niet naar Neurenberg op reis gegaan. Hij had haar wat wijs gemaakt. Doch waarom? Waarom had' hij haar zoo schandelijk bedrogen? Alles scheen haar thans verdacht. Hij had haar heel verward Neurenberg als liet doel zijner reis opgegeven, even verlegen had hij het uur van zijn vertrek ge noemd. Daarom had ze hem dus niet naar het station mogen Vergezellen! Maar waarom mocht ze juist niet naar het gemaskerd bal? En Lotte Gellerup moest geen vrouw geweest zijn, als ze daarbij niet dadelijk aan een „andere" had gedacht. Aan de andere, die steeds in de hoofden der vrouwen spookt, wanneer alles niet precies uitkomt, zooals zij denken. De andere! Hier Ulrich Wambsgansz, infor matiebureau wie daar? Ja! Ja! Ja! Zeer goed! Komt in orde! Bonjour! Ulrich Wambsgansz belde af, en ging met groote passen en stijve bee- nen naar zijn schrijftafel. Zijn be diende kwam binnen. Een dame wenscht u in een dis crete aangelegenheid te spreken, meld de hij. Breng de dame hier! Deze kwam binnen. Haar gezichtje was met een gloeien den blos overto- gen. Ulrich Wambsgansz was opgestaan. Waarmee kan Ik u van dienst zijn? Ik weet niet, hoe ik het zal uit leggen; ik heb nog nooit van de diensten van een detectiveninstituut gebruik gemaakt, en dan is de zaak ook van zeer vertrouwd ij ken aard. Ulrich Wambsgansz was sedert 12 jaar leider van 't informatiebureau. Deze langdurige werkzaamheid stel de hem in staat te raden wat niet duidelijk werd uitgesproken. Ulrich Wambsgansz bladerde in pa pieren, welke hem in werkelijkheid in 't geheel niet interesseerden en zei zoo terloops: Het betreft dus hem? Zeker! en juist daarom ben Ik bij u gekomen. U gelooft, dat hij met een andere Maar... maar hoe weet u dat? Ulrich Wambsgansz glimlachte di plomatisch. Ik vermoed het... u zult het wel begrijpen! Bij mijn practijk kan men zulke besluiten trekken, mevrouw! Ik ben niet getrouwd. i— Dus verloofd. Jal Wie Is uw verloofde? Dat... dat kan ik... dat wil ik... Als Ik uw mededeelingen goed begrepen heb, wenscht u uw verloof de te laten nagaan om hem te be trappen en meteen te weten te ko men, wie de andere is. Ja, dat wil ik! Ze voelde haar moed herleven. U moet weten, hoe hij mij voor gelogen heeft. Hij vertelde me, dat hij op reis moest naar Neurenberg. En opdat ik maar nief met hem naar het station zou gaan, beweerde hij, dat hij reeds om zes uur vijf-en-veer- tig van hier vertrok. Ulrich Wambsgansz knikte. Ik begrijp alles! De zaak ls m!J volkomen duidelijk. Ik was aan het station. Maar hij is om zes uur vijf-en-veert:g niet vertrokken en om zeven uur ook niet. Maar waar is hij dan, als hij niet naar Neurenberg is gegaan? Zeer waarschijnlijk nog In Mfln- chen. Maar dan heeft hij mij een on waarheid verteld. Men zegt, dat dit vaker voor komt. Doch waarom heeft hij het ge daan? Hij had mij immers beloofd met mij naar het eerste gemaskerde bal te gaan. Natuurlijk had ik mij daarop al zeer verheugd, en nu is H pleizier weg En bovendien heeft de bedrieger mij laten beloven, dat Ik niet naar het bal zal gaan. Heeft hij dat gedaan? Ja, ik heb het hem stellig moe ten beloven. Maar dan is de zaak afgedaan., Afgedaan? Volstrekt niet! Ik wil weten waarom hij mij wat heeft wij» gemaakt, met wie hij mij bedriegt en waar hij is. Ja, dat bedoelde ik juist. Dat is in orde! U... u weet dat reeds? En wie..* wie is ze? Wie is die andere? Hij zal vandaag met de andere op het bal zijn! Begrijpt u nu alles? Ha! De kleine handjes scheur den de glacé's stuk, alsof deze de oorzaak van allo kwaad waren. Ja zeker, ik begrijp alles. Daarom mocht ik niet! Daarom! Maai' ik wil hem daar overrompelen, hem ontmaske ren en u moet mij daarbij helpen. En toen werden ze het eens. Lotte Gellerup moest zich een do mino aanschaffen, welke haar ver loofde niet kende, terwijl Wambs gansz voor de kaarten voor 't bai zou zorgen. Eer het avond is, zal ik u ook nog kunnen mededeelen, of onze ver moedens juist waren. Maar thans moet u mij nog het Voornaamste me dedeelen. Wie is uw verloofde? Wederom werd de woordenstroom van de kleine schilderes gestuit. Zou ik dat mogen zeggen? Dat moet u, anders kan ik im- mers zijn gangen niet laten nagaan. Eerst toen fluisterde ze heel zacht, alsof de muren ooren konden hebben, zijn naam: Bertram Kaltenbrunn. Daarmee was de samenzwering voltooid. Lotte Gellerup gebruikte de mid daguren om een zeer elegante domino zwart scheen haar de eenige kleur welke nu voor haar paste te koo pen en naai- haar woning te laten brengen. In pijnlijke onzekerheid bracht ze toen den tijd door tot de samenkomst met Ulrich Wambsgansz, die haar beloofd had persoonlijk voor haar werkzaam te zullen zijn. Toen de pendule op de schoor steenmantel met zilveren slag negen had geslagen stond Lotte Gellerup met roodgeweende oogen in de zwar te domino voor Ulrich Wambsgansz, die in zwarten rok met een witte bloem in 't knoopsgat was versche nen. Zijn rapport kenmerkte zich door kortheid en duidelijkheid. Meneer Bertram Kaltenbrunn is niet naar Neurenberg gereisd. Hij is nog in München en was van middag in het café van den hofschouwburg. Vandaar is hij in een vigelante naar den Duitschen schouwburg gereden en heeft aan 't bureau twee kaarten voor het gemaskerd bal gekocht. Dat achtte ik voldoende. Het rijtuig wacht beneden. Hebt u een vast be sluit- genomen? Snikkend knikte Lotte Gellerup. Ik wil hem alleen maar opzoe ken en hem zeggen, dat hij met de andere gelukkig moet trachten te worden... In de zalen van den Duitschen schouwburg had de uitgelaten vroo- lijkheid van het eerste gemaskerde bal haar hoogtepunt bereikt. De groo te zaal, welke door een bekend Mun- chener kunstenaar in wit en oranje was gedecoreerd, was, wat de loges en het parket betreft, dicht gevuld. De dansende paren zweefden reeds op de tonen van een wals vah Strauss door elkaar. Het was een ineensmel ten der kleerem van allerlei domino's: zeegroen, geel, rood, blauw, violet en' oranje. Bij die heldere kleuren stak' het zwart van de heerenkleedLng af als een inktvlek. De violen jubelden, de bas bromde er ontevreden bij, alsof zij tegen den! overschuimenden levenslust protes teerde, de fhiillen lokten, daartus- schen schenen de horens en trompet ten nog meer danslustigen op het ap pèl te willen roepen, terwijl de cello's het lachen nabootsten en de groote trommel nu en dan kort, maar dui delijk zijn instemming betuigde. In loge no. 3 werd een gesprek ge voerd, hetwelk al heel wein.ig over eenstemde met de pret rondom. Daar zat aan een tafel Lotte Gelle rup en keek met roode, brandende oogen voortdurend naar het parket, waar zij onder de dansende paren den trouwelooze zocht, door wien zij zich verraden waande. Maar ze had Bertram Kaltenbrunn nog niet ge vonden. Haar hartje klopte onstuimig en hoe langer ze toekeek, des te angsti ger werd ze te moe da.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 15