HAARLEM'S DAGBLAD. TWEE»".«I.^„
In stormachtige Tijden.
PARIJSCHE BRIEVEN
iSuiteni&iidsch Overzicht
Stadsnieuws
FEUILLETON
onderwij-
LXXV.
Te Amsterdam vroeg
zer eons In de klasse
Wie van jull'e kan me vertel
len, wie Willem Tell was
De jongens hielden zich koest. Zij
zochten tot in de diepste schuilhoek
jes van hun geheugen. Tevergeefs
Nou drong de meester aan, is
er niemand van julLie, die me dat
weet te vertellen
Eindelijk stak eeu der jongens zijn
vinger triomfantelijk in de hoogte.
Ah 1 Jij weet het wel. Wie was
dus Willem Teil
Ore li O. meneer I
De vader van het jongetje was
korst aan de Nederlandsche Opera,
zaliger nagedachtenis.
Wel, als het waar is, dat, zooals
sommige geschiedschrijvers hebben
beweerd, Willem Teil een legenda
risch personage is en in werkelijk
heid nooit heeft bestaan, dan vind ik
het antwoord van het koristenzoontje
nog zoo dwaas niet.
De moderne historici slaan gewel
dige deuken -'n ons historisch geloof.
Albrecht Beilingh is niét levend be
graven geworden Jan van Schaffe-
laar werd in een net opgevangen
Cambronne 6prak niet„La garde
meurt, mals ne se rend pas", maar
een kort, krachtig, doch vies woord.
Enz. enz. Ik heb vroeger zelfs een
boekje gelezen, waarin stokstijf be-
woerd, werd, dat Napoleon nooit heeft
bestaan en niets anders is dan een f-
Westersche zonnemythe A ia Max
Müller.
Het is om van te huilen.
Nooit had ik evenwel kunnen ver
moeden, dat ik onder de arbeidende
klasse een soort van modern, scep- -
tisch historicus zou aantreffen.
Het geschiedde in den nacht 2 u.
17 m. van Mi-Carème, op het voor
zitje van een der café's op den Bou
levard Saint-Michel, vulgo: Boul'-
Mich'.
Tallooze verkleede en gemaskerde
personen van beiderlei lcunne trok
ken voorbij, springend, dansend,
schertsend, met confetti gooiend.,
kortom In uitbundige feeststem
ming. „Da's nou 's aa&èrdig 1" zou
de tooueelspeler Lageman van Prot
en Co. te Amsterdam hebben uitge
roepen, als hij de uitgelaten stelletjes
had gezien.
Daar kwam een werkman voorbij.
Een forsche, stevige kerel, wien zijn
werkmanspak uitstekend stond. Hi:
had een prettig, open gezichtzijn
donkerbruine oogen flikkerden Yan
levenslust.
Het scheen, dat mijn exotisch voor
komen hem, in zijn feestelijke stem
ming', belang inboezemde. Hij stond
althans voor me stil, zwaaide wijd
met zijn rechterarm en riep op lui
den toon uit„Bonsoir, monsieur le
Patagon 1"
Hm.... Patagoniëreen nieuwe
nationaliteit, die mij aangewreven
werd. Enfin, als je lichtelijk aange
schoten bent want dat was hij
zijn dergelijke etbnologische vergis
singen te vergeven.
Aangestoken door de algemeen©
vroolijkheid van den grooten feest
avond, voelde ik sterke egaJiteits- en
fraterniteitsgevoelens in me opko
men en noodigd© ik den man uit, met
mijn journolistische makkers en mij
een potje bier te verschalken. „Als ik
mag....", zei hij en zette z'ch neèr.
Het gesprek, dat hij toen met mij
hield, zal me lang bijblijven.
Tot miju niet geringe verwonde
ring bleek mij, dat hij tamelijk veel
van Balzac, bijna alles van Victor
Hugo en zelfs enkele werken van Ana.
iole France had gelezen. In het voor
bijgaan vraag ik u, of ge u een Hol-
landschen werkman kunt voorstellen,
die bijvoorbeeld Vondel bijna geheel
heeft doorgemaakt. Nauwkeurig-
heidshalve voeg ik er aan toe, dat on
ze Franse he werkman geen edeler be
roep uitoefende dan dat van „scieur
de pierres", wat zooiets als steenza-
ger beteekent.
Het trof mij ook, dat zijn inzichten
en opmerkingen zeer optimistisch wa
ren. Zoo was zijn bewondering voor
alle drie genoemde schrijvers bijkans
gmuzenious. Lag dat optimisme ge
heel in zijn karakter? Uf had de
feeststemming er ook deel aan?
Up een gegeven oogenbiiis kwam,
naar aanleiding van „Les Miséra-
bles" van Victor Hugo, het gesprek
op de doodstraf.
Hoe denkt u over de handhaving
van de doodstraf, vroeg ik hem.
Hij glimlachte even en sprak ep be
slisten toon
Maar die bestaat toch aJ lang
niet meer I
Mijn collega's en ik stonden er een
oogenblik paf van. Wij rekten hoofd,
hals en romp om dichter bij den
„étonneur" te zijn.
En de hervatte functiëh v5® Dek-
blei* dan. En de diverse terechtstellin
gen. in den laats ten tijd
De La blague 1 Bangmakerij I De
misdadigers krijgen bij de terecht
stelling een mantelkleed tot óver het
hoofd aan. Daarboven wiebelen
kunstig nagemaakte hals van was en
een dito hoofd. En deze namaaksels
zijn het, die onder het schavot ko
men. Rrrt I en het levenlooze ap
paraat valt I.... Alles inise-en-scène,
om de nog niet geknipte boosdoeners
te verschrikken.
En de photo's dan van de hoof
den der vier boeven te Béthune, in
„Le Matin" en „Le Journal".
U is wel naïef 1 Men zegt, dat een
photo niet liegt. De waarheid is, dat
niets sno kan liegen als iuJei een
photo. Ho- kunt u nu op een pfooto
onderkennen, oi het de echte dan wel
de nagemaakte koppen zijn Gesteld
zelfs, dat het de echte koppen waren
niets is toch makkelijker dan de
boosdoeners in levenden lijve leelijke
gezichten te laten trekken. De rom
pen op het ki-enjo webwerkenhier
en daar wat ivatouoheereE en klaar
Kees ALteb mise-en-scène, hoor i
Maar... waar bergt men dan de
Ln het leven behouden boeven
In de strafkolonies natuurlijk,
bij de andere boeven. Dacht u nu
werkelijk, dat men in deze eeuw in
een beschaafd Land nog de doodstraf
m werke.'Tiahoio. toepaste? Er is een
zeker© maatschappelijke moraal, die,
om nuuigvtoidsrecLenen aan de mas
sa wordt opgedrongen. „L'esprit de
vengeance", in den voirm van de
guillotine, is er een van. Symboliek,
hoeren, niets dan symboliek I
Wh gnoven oi gnuifden. Het speet
me ftLJeea jua-o»-, dat Maurice 3anès
niet ha kua gezelschap was.
Is dat alles uw persoonlijke mee
ning?
Neen. Van de honderd werklie
den zijn er minstens vijftig, die het
even goed weten als ik. En... u weet
het ook wel. Wij, menschen, zijn al
iaxig zoo wreed niet meer. Als massa,
bedoel ik. Een individu kan slecht
zijn en veel onheil stichten. Maar de
maatschappij brengt niet willens en
wetens een mensch om het leven, wat
hij ook moge gvklaan hebben. Eeuwen
jp&eóesï al ntet.... De heelo g-sachieoe-
nv.i sit rol iite-1 symbolischs ktugenc,
meestal leugens om bestwil. Ik lees
geschiedenis met mijn denkenden
kop. Neem niet alles aan. Vraag me
af: „wat is goed bedoelde fantasie,
wat precies waar?" Ze hebben Napo
leon toch niet Levend verbrand of ge
guillotineerd? Nu, als er één mensch
ter wereld hevig door zijn vijanden
verwen-scht is, dan is het Napoleon.
Maar de menschheid doodde niet
meer. Voilai En nu zouden er nog
inemschan geguillotineerd worden?!
Komaan, de la blague! Zoethouder ij,
anders ntei.
De „scieur de pismes" vertelde ons
dien avond nog veel meer historische
an maatschappelijke bijzonderheden,
die wij voor het eerst van ons leven
vernamen. Sapristi! als die man
schrijven kon, welke vermakelijke
hoeken zouden er dan het licht zien!
Bij het afscheid voegde ik hem toe:
Geef me uw adreö op, wilt u? Ik
heb eenige boeken, die ik niet meer
noodig hen. Mag ik ze u dan zenden?
Met iets weeks iin de stem antwoord
de hij:
Wilt u ze dan liever aan mijn
broer zenden? Die ligt sinds eenige
maanden in het Höpital Beaujon.
Doet u het? Dat zal hem goed doen.
Het is niet tegen te spreken: de ar
beidersklasse emancipeert zich gelei-
iel ijkerwij ze.
Naar een van de zes open fauteuils
van de Académie Francaise aspi
reert en solliciteert in allen ernst o.a.
de kellner Michel Pons, die im zijn
vrijen tijd dichterlijke ontboezemin
gen slaakt Zijn mede-candidate® zijn
.'aivn Aicord, Ernest DaucLet, Jean
Labor, Charles de Pomairols, Ed-
mocod Haraucourt, Auguste Dorchain,
Bené Doumic en Stéphen Liégeard.
Je moet maar „lèf" hebben...
Aan eiken dier candidaten vroeg
het weekblad „Les Annates poliiiques
et litteraires", hoe hij, m het kort,
over de instelling der „onsterfelijken'
dacht.
Ziehier hoe onze kellner zich uitte:
„De Académie, dat is Frankrijk,
omdat Frankrijk in haar Leeft door
haar harmonische taal, door haar
f baar brein en door beur hart, dat
overloopt van edelmoediglieid
poezie."
Kolossaal!
Ik heb een verwaten vermoeden,
dat ik het zoo ook wel kan...
OTTO KNAAP.
GEORGE, DE EX-KROONPRINS
VAN SERVIë.
George is bekend geworden door
z'n van hioed-dtruipeiibe redevoerin
gen in d« beangstigde dagen der
spanning. Hij stond aan 't hoofd van
de oorlogspartij in Servië, en heeft
deze plaats tot 't laatste oogenblik)
behouden. Van zijn standpunt: met
eere.
Toen met 't komen vandie vredes-
steiamlng ln Servië is hij in eens
van 't staats tooneel verdwenen en
heeft afstand van de troonsopvolging
gedaan
Waarom deed George dit?
't Antwoord bleef uit; wel liepen er
geruchten, maar 't ee®e bericht sprak
i i-nöere wear tegen.
Deze waas van geheimzinnigheid is
oorzaak, dat 't nieuwsgierige Euro-
peesohe publiek George nog niet voor
politiek dood verklaard heeft en
George nog op veler (gewaardeerde?)
belangstelling mag rekenen.
Geen wonder, dat de journalisten
een vervolgingstocht op George heb
ben aangevangenl Wie zou 't eerst
een interview hebben? 't Is 't Berli
ner Tageblatt.
Als een goed interview begint ook
dit met een beschrijving van 't
slachtoffer. De prins zag er opgewekt
uit; praatjes over een geschokte ge
zondheid zijn dus verzonnen. Eerst
wilde Z. K. H. van een ondervraging
niets weten... Hij stond bij z'n auto
en zei glimlachend: voor een dozijn
journalisten ben ik uit Belgrado ge-
viuchx en nu vindt u me toen het (op
een eenzaam Kasteel in een nog een
zamer bosch). Hij zei: moet ik in m'n
auto springen en vluchten? Na een
korte pauze beantwoordde hij zelf de
ze vraag door te zeggen: „ik zie wel
k kan oe journalisten toch niet ont
komen, ik zal maai* toegeven... begin
maar te vragen."
De journalist vroeg daarop den
prins of de zaak-Kolawitsj men zal
zich herinneren, dat de prins werd
beschuldigd deze paleisbediénd© zoo
danig mishandeld ie hebben, dat de
dood er op volgde de eigenlijke aan
leiding was geweest tot zijn aftre
ding. De Prins antwoordde: „Vol
strekt niet. Het was alleen de laatste
druppel, die het bijna voile glas van
den laster over mij en mijn levendig
temperament, deed overloopen. Maar
deze Keten van laster en smaad kou
niet de e.genlijke reden zijn van den
stap, dien ik heb gedaan, al werd ik
er ook zeer door gedrukt.
Ik kau en wil, ook zelfs geen oo
genblik, gelooven, dat het volk mij
werkelijk schuldig acht aan de daad,
die mij ten laste is gelegd. Mijn ge
weten is i® dat opzicht volkomen zui
ver, ik heb geen schuld aan den dood
van den man. Er is een ongelukkig
toeval ln het spel, of de man moet
1 lebben geleden aan de gevolgen van
vroegere ziekten."
Journalist: „Wat is don de werke
lijke reden voor uw aftreden?'
Prins: „Maar ziet u dat niet in?"
Journalist: „Men zegt dat de poli-
toe lie toestand..."
George zweeg eenige oogenblikken.
Daarna riep hij uit: „Mijn verwach
tingen voor 't vaderland waren zoo
groot, het geloof aan mij zelf zoo sterk
en zoo triomfantelijk. Do laatste be
lastering was voor mij een teeke®
van 't noodlot. O, waarom mij g.
gelegenheid gegeven, om mijn le\en
op 't spel te zetten? Om het Servische
volk van nut te zijn, zou ik het even
gemakkelijk en gaarne prijsgeven,
als ik de kroon prijs gegeven heb.
Kan een waarachtig vaderlander, hij
zij kroonprins of boer, na zulke sla
gen van het noodlot, zulke politieke
en zedelijke nederlagen mog kalm zijn
zijn leven genieten en zich in zijn
bestaan verheugen? Mijne idealen,
mijn hoop is verwoest, mijn geloof
aan de toekomst geschokt."
Nu weet men 't zeker, de kroon
prins is heengegaan, omdat hij zich
niet niet de vredelievende oplossing
iter Balkan-crisis kan vereenigen. Hij
had willen vechten daar had hij
zeker op gerekend...
Journalist: „Gaat u voorgoed naar
't buitenland?"
Prins: „Neen ik kom spoedig te
rug. Voor het oogenblik is het mis
schien beter, dat ik wegga, maar wij
hooren toch bijeen, de Serviërs en ik.
Het lijden, dat wij ondergaan, ver
bindt ons reeds. Het land heeft sedert
30 jaren slechten raad gekregen, (niet
vleiend voor z'n vader, den koning),
het is nu lam geslagen en staat als
een bedelaar aan den drempel van
Europa. Dat zal en kan zoo niet eeu
wig duren. Wanneer de koning en ae
kroonprins zullen roepen: „Nu is het
tijdi," dan zullen zij mij onder de
sten zien, die aan dien roep gehoor
geven."
Me® ziet 't, de prins hoopt op z. i.
betere tijden...
Ten slotte doelde de journalist op
andere mogelijkheden, omdat reeds
gemeld is, dat de militairen ee® be
weging op touw zetten om George
door een staatsgreep tot koning uit te
roepen. Hij vroeg: „Wanneer uw
vrienden nu eens andere plannen met
u voor hebben?"
De prins antwoordde: „Mijne vrien
den zijn alleen zij, die zich bij mijn
eenmaal genomen besluit neerleggen
en hunne vriendscnappelijke gevoe
lens op mijn broeder overbrengen.
Wie anders handelt, kan mijn vriend
niet wezen, want hij zou persoonlijke
belangen hooger stellen dan de belan
gen van het vaderland. Ik wil niet,
e® verzoek u, daar nadruk op te leg
gen, de toestanden doen herleven,
doe voor Mei 1903 bestonden, (bedoeld
:s de koningsmoord), toen liet volk in
.wee kampen verdeeld was. Dat heeft
immers liet ongelukkige land zoo ter
neergedrukt! Dat mag niet meer ge
beuren; in elk geval help ik daar niet
aa® mee, en, naar ik hoop, ook geen
ander Servisch patriot. Ik zal de eer
ste zijn, die mijnen broeder tegen zul
ke „vrienden" zal verdedigen. Ik zal
niet toelaten, dat men mijn naam als
uithangbord voor particuliere belan
gen gebruikt. Reken daarop!"
E® hiermee was 't interview geëin
digd. De verslaggever besluit: lk heb
van prins George den indruk meege
nomen, dat hij een eerlijk en oprecht
jongeman met een overspannen be
grip van eer is. Indien bij zijne opvoe
ding niet zooveel gezondigd was, had
hij geleerd zijn drift en zijne snelle
opwellingen te bedwingen, dan zou
hij een man zijn, met wien men bul
ten en binnen het land rekening zou
moeten houden...
't BALKANPROBLEEM.
Hierover is al bijzonder weinig
nieuws te melden. Nu de vrede (voor-1
loopig) verzekerd is, stelt Europa niet
veel belang meer in de afwikkeling
der zaken.
De diplomatieke handelingen duren
evenwel voort.
Oostenrijk-Hongarije heeft nu aan
de gezanten der mogendheden ge
vraagd, om hun regeering formeel te
verzoeken, haar goedkeuring te hech
ten aan de opheffing van art. 25 van
t Berlijnsche verdrag van 1878.
Dit artikel houdt in, dat 't O.-H.-
rijk de Turksche provinciën Bosnië
en Herzegowina zal bezetten en be
sturen. Wanneer dit artikel geschrapt
wordt, staat aan de annexatie niets
meer in den weg.
Frankrijk heeft al een toestemmend
antwoord gezonde®.
Rusland acht nu den tijd gekomen,
om op dezelfde wijze over te gaan tot
opheffing van de bepalingen van art.
29 van 't Berlijnsch Verdrag, welke
de souvereiniteitsrechten van Mon
tenegro beperken.
Als dit ook is goedgekeurd, komt de
conferentie...
Eindelijk!
EEN NIEUWE TWISTAPPEL?
Er komen berichten over 't sluiten
van een verbond tusschen Duitsch-
land, Oostenrijk-Hongarije en Tur
kije.
Vroeger hebben er ook al zulke ge
ruchten geloope®. Na de wijziging
van den pohtieken toestand zou 't nu
evenwel geen onmogelijkheid meer
zijn.
De Sultan heeft al zijn instemming
met zoo'n verbod betuigd.
Gaan de plannen door, dan zulle®
Rusland en Engeland wel weer gaan
stokenl
DE ALGEMEENE STAKING IN
FRANKRIJK.
Nu gaat men in theorie propagan
da maken voor de algemeen© sta
king Zondag heeft te Parijs ee®
inonster-meet.ng plaats gehad, waar
in 12.000 staats-ambtenaren en werk
lieden een tiental sprekers over de al
gemeen© staking ook den bekenden
Pataud verheerlijkten.
Met alge mee ne stemmen werd een
motie aangenomen, waarbij de aan
wezigen zich wederkeerig solidair
verklaarden, het regeeringsontwerp,
betreffende de instelling van een nieu
we regeling voor de ambtenaren, te
verwerpen, waar alle gesalarieerde®
zonder onderscheid 't voordeel van de
wet van 1884, dat ook het recht van
staking inhoudt, eischte®, en beslo
ten een commissie van twaalf lede®
te benoemen, voor de helft werklie
den, in particulieren dienst, voor de
andere helft werklieden en beambten,
i® staatsdienst, teneinde een ontwerp
uit te werken, om de salarissen der
beide fractiën met elkaar in overeen
stemming te brengen, en de algemee
ns staking voor te bereiden, voor het
geval de regeering opnieuw de vrij-
lieden dei vakvereemging zou bedrei-
;en of de postbeambten, die aan de
laatste staking hebben deelgenomen,
zou treffen.
DE REGEERINGSPARTIJEN IN
DUITSCHLAND.
In deiu lezing is de begrooting in
1/2 uur afgehamerd en goedge
keurd De heeren verlangden naar
hun vacantia.
Nu komen ze na de Paschen weer
bij elkaar, dan om de bekende finan-
eieele hervormingsvoorstellen te be
handelen
HEVIGE BRANDEN.
Een gedeelte der stad Fortworth
(Texas) tien huizenblokken lang en
zeven breed, is door brand verwoest.
De schade wordt op vijf millioen dol
lars geschat. De vernielde gebouwen
bevatten honderd woningen, een ma
chinegebouw, de herstellingswerk-
plaatsen van den Texos-Pacific-spoor-
weg, vier kerken en drie scholen. De
troepen patrouilleeren om plundering
te voorkomen.
Vrijdagnacht brak een hevige brand
uit te Veszprim (Hongarije). Het se
minarie, eenige aangrenzende wonin
gen, de kerk, twintig andere groot©
gebouwen en verschillende huizen
werden door het vuur verwoest Een
dergelijke ramp trof Satoral ja Ujhe-
ly. Hier werden het station en tien
magazijnen een prooi der vlammen.
De schade is enorm.
„Bet Spaarne."
landen en zijn echtgenoot© aan-
bracht.
YVimpie Dyserinck, het zoontje van
den ©ore-voorzitter, bood mevr. Bo-
reel een bloemstuk aan.
Langzamerhand vulde de zaal zich
nu met genoodigdon. Daaronder wa
ren o. m. afvaardigingen van de
Kon. Neder!. Roei. en Zeilvereeni-
ging, de Roeivereeniging „Willem
111", „Koninginnedag de Voetbal
clubs „Haarlem en „H. F. C." en de
Haarlemsch© Waterpolocluh. Do beide
laatste vereenigingen en „Willem III"
boden kransen of bloemstukken aan.
Behalve door den burgemeester was
het gemeentebestuur mede door den
secretaris mr. W. F. C. C. Pijnacker
Hordijk vertegenwoordigd. Ouder de
aanwezigen was mede de commissa
ris van politie, de heer H. J. F. A. A.
M. van Goor.
Nadat de ontvangst afge'.oopen
was, sprak de lieer J. de Breuk, te
midden zijner mede-bestuurders de
aanwezigen toe. De voorzitter uitte
zijn dankbaarheid en die van het be
stuur voor de tegenwoordigheid der
genoodigdon hij de opening van het
clubgebouw. Daaruit concludeerde
hij, dat de aanwezigen het aange
naam vonden, dat de vereeniging
thans Ln het bezit komt van dit ge
bouw. Dat stelde het bestuur op prijs,
want zonder de sympathie en den
steun zou de club er niet in geslaagd
zijn tot stand te brengen, wat tot
stand was gebracht. In de eerste
plaats richtte de heer De Breuk in dit
verband een woord van dank tot den
beschermheer, jhr. mr. J. YV. G. Bo
reeJ. van HogeiaiuLen, die ook ais bur
gemeester vaii Haarlem der vereeni
ging steeds ter wille is geweest, al
zal het bestuur nu en dan wel wat
stijfhoofdig gelekeu hebben, dat het
geen ander deel van de Friesche Var
keusmarkt wilde, dan liet nu gekre
gen heeft, wijl het bestuur meende
alleen hier te kunnen siagen. Ook aan
de heeren L. C. Dumoni, directeur van
Openbare Werken, en M. J. E. hriens,
havenmeester-inspecteur, bracht spre
ker dank voor hun bemoeiingen.
Toch zou de uitvoering der plannen
niet mogelijk geweest zijn zonderden
financieelen steun der obligaliehou-
ders, te minder, omdat de vereeni
ging op dat oogenblik 30 leden min
der teLde da® nu, en dus ook haar
draagkracht geringer was. Hulde
werd voorts gebracht aan den archi
tect Van den Ban, voor zijn practi-
sche plannen, den opzichter Bouw
man voor zijn hulp en <leu aannemer
Mulder voor de g< ede uitvoering van
het werk.
Vel© gt^chenkeu van lou©*. «u auUc
ren zijn ontvangen. Daarvan wilden©
heer De Breuk ei* twee in 't bijzo neer
noemen, ui. die van den heer J. T.
Cremer, beslaande uit 'n aantal gasor-
namenten en van den eere-voorzuter
den heer W. Dyserinck, die het
schilderwerk in het gebouw mogenjK
maakte. Vele leden hadden zich ook
beijverd hulp te bieden bij de inrich
ting van 't gebouw. Vooral de heer
YVeglau had zich daarbij verdienste
lijk gemaakt. Van den vroegen morgen
tot den laten avond was hij in het ge
bouw aanwezig en had o. a. het club
lokaal op zeer artistieke wijze be
schilderd. Mede had hij een ledenlijst
vervaardigd, zoo fraai, als er, naar
spr. geloofde, wel geen tweede zou
bestaan. Al ging de heer YYeglau nu
spoedig van de vereeniging scheidon,
om naar het buitenland te vertrekken,
nie® zou ai lij u aan hem terugueiiKen,
als'iemand, uie veel voor zijn vrien-
ue® over had.
iNaoal hij een Wensen had uuge-
sproKou, oat uo aanwezige dames en
neeren nog vele malen in dit ge
bouw zouuen bijeeuKomen, gaf oe
neer De Breuk liet woord aan jhr.
BoreeJ, die zich bereid verklaard had
liet clubgebouw te openen.
De bescnermüeer oer vereen..g.ug
zeide volgaarne aan oeze uituuodi-
ging gevolg te geven, omdat hij wil
de, dat het een aaugename dug was,
nu de veereniging in 't bezit kwam
van dit clubgebouw, ie meer, omdat
spreker, zoolang de voorbereiding
duurde, er getuige van was geweest
met hoeveel ijver, doorzettingsvermo
gen en vol hard mg eerst ouder lei
ding van de® lieer Dyserinck en la
ter onder die van den lieer De Breuk
was gearbeid. Waar de voorzitter
straks gewaagde van stijfhoofdig
heid, daar sprak jhr. Boreei thans
van volhardendheid. Want dat had
het bestuur getoond te bezitten,
In de rubriek „Om Ons Heen" is
dezer dage® een beschrijving gegeven
van het nieuwe clubgebouw van de
Roei- en Zeilvereeniging „Het Spaar
ne" aan de Friesche VarkensmarkL
Dit clubgebouw is Zaterdagmiddag
op plechtige wijze geopend.
In de met fraaie plan ten festoenee-
ringen r-ond de pilaren en langs de
wanden versierde en met vlaggentooi
gedrapeerde schuitenbergplaats, ont
ving te 4 uur het bestuur, bestaande
uit de heeren J. de Breuk Lzn., voor
zitter, B. W. de Kanter, secretaris,
jhr. L. H. van Lonnep, penningmees
ter, H. G. Fokker, F. Cremer en Lud-
wig YVegiau, commissarissen, de ge- dat moest het ook bezitten, wilde liet
noodigden. Even na vieren meerde iets tot stand brengen,
aan het plankier het motor-bootje van Vervolgens vestigde spr. de aan-
den havenmeester-inspecteur, dat j dacht op het hoogst nuttige doel der
den beschermheer der vereeniging J vereeniging, de watersport te bevor-
jhr. mr. J. W. G. BoreeJ van Hoge- deren. Ook voor de stad is dit van
Naar het Engeisch, door
Barones Orczy.
44)
Niemand vertelde hem, dat zij door
afgevaardigde Merlin beslist als „ge
vaarlijk" was opgegeven en Ln een
afgelegen vleugel van het Luxemburg
wus opgesloten te zamen met enke'e
anderen, aan wie evenals aan haar
zelf, niet toegestaan werd, iemand to
ontvangen, of op andere wijze met
iemand Ln verbinding te komen.
En eindelijk, toen alle publieke
plaatse® geslote® weide®, toen de
nachtwacht zijn ronde begonnen
was, wist Déroulède, da.t zijn naspo-
ringen voor dien avond vruchteloos
zouden blijven.
Maar hij kon geen rust vinden.
Het grootste deel van den nacht snel
de hij alle straten van Parijs door.
Nu bleef hem niets anders over dan
den morgen af te wachten, om dan
in het publiek het recht te vragen,
naast Juliette te staan.
Hij voelde zich hopeioos rampzalig
en verlangde naar het einde van
zijn teven siuchts één ding hield zijn
brein akker, zijn geest helder de
hoop om Juliette te redden.
Ver Ln liet Oosten begon de dage
raad te gloren, toe® hij langs de
oevers van do rivier wandelend, plot
seling een tikje op zijn arm voelde.
Kom met mij mee naai- mijn
kamer, zei een vriendelijke, langza
me stern vlak aa® zijn oor, terwij'
ee® vriendenhand hem scheen te wil
len wegtrekken van de beschouwing
der donkere, stille rivier. En een
verwonscht, beestachtig hok Ls hot.,
dat is zeker, maar wij kunnen daar
ten minste rustig praten.
Déroulède, uit zijn gepeins opge
schrikt, keek op e® zag zijn vriend,
Sir Percy Blakemey, vlak bij zich
staan.
Lang, goedhartig en goed gekleed
als hij was, scheen zijn tegenwoor
digheid alleen voldoende om de som
bere stemming va® Déroulède wat te
verlichten.
Déroulède volgde hem gewillig
door het warnet van straten van het
oude Parijs, langs de Rue des Arts,
tot Sir Percy stil bleef staan voor
een kleine herberg, waarvan de deur
wijd open stond.
Mijn gastheer heeft niets te ver
liezen van inbrekers en dieven, zeide
de Engelschmon, terwijl hij zijn
vriend voo raring door de nauwe deur
opening, toen een gammele trap op
en daarna een kleine kamer op de
eerste verdieping binnen. Hij laat
alle deuren open, opdat iedereen hier
zal kunnen binnenkomen, maar och I
bet ziet er hier zoo weinig uitnoodi-
gend uit, dat niemand neiging voelt
naar binnen te gaan.
Hoe kom je er bij om hier je in
trek te nemen merkte Déroulède
op. terwijl hij vol verbazing het con
trast opmerkte van de weelderige
verschijning van zijn vriend met de
armzaligheid e® vuilheid van dit
verblijf.
Sir Percy ging in al zijn lengte op
een ouden stoel zitten, strekte zijn
lange leden u>t. en zei kalm
Ik houd alleen verblijf in dit
verwanschte hol tot het oogenblik,
waarop ik jou uit deze moorddadige
stad kan trekken.
Déroulède schudde zijn hoofd.
Je deedt verstandiger dan maar
naar Engeland terug te gaan, zei
hij, want ik zal nu Parijs nooit ver
laten.
Niet zonder Juliette Marny zul
len wij zeggen antwoordde S'r
Percy kalm.
En ik ben bang, dat zij zich bu'-
ten ons bereik bevindt, zeide Dé
roulède somber.
Weet je dat zij in het Luxem
burg ts opgesloten vroeg de En-
gelschman plotseling.
Ik vermoedde het, maar kon
geen bewijzen vinden.
En dat zij morgen terecht zal
3taa®
Zij houden een gevangene nooit
te lang, antwoordde Déroulède
bitter. Dat vermoedde ik ook.
Wat ben je van plan te doen
Haar tot mijn laatste® adem
tocht te verdedigen.
Heb je haar dus nog lief vroeg
Blakemey glimlachend.
Nog De blik, de nadruk, de
doodsangst van een wanhopigen
hartstocht lag in dat eene woord op
gesloten, en vertelde Sir Percy Bla-
keney alles, dat hij wenschte te we
ten.
Toch verraadde zij je, ze' hij, om
hem op de proef te stellen.
En om te boeten vooir die zond©
een eed, die zij tegenover haarva
der gezworen had is zij bereid
haar leven voor mij te geven.
E® je bent, dus bereid haar te
vergeven
Begrijpen ie vergeve®, ant
woordde Déroulède eenvoudig, en ik
heb haar lief.
Haar, die je vereert t zei BLa-
keney ironisch glimlachend.
Neende vrouw, die lk liefheb,
met al haar zwakheden, al haar zon
den de vrouw, voor wie ik gaarne
mijn leven zal geven.
En zij
Zij bemint mij niet zou zij mij
anders verraden hebben
Hij zat naast de tafel, en begroef
zijn hoofd Ln de handen. Zelfs zijn
beste vriend mocht met zien hoezeer
hij geleden had, hoe diep zijn liefde
gewond was.
Sir Percy zei niets, een eigenaar
dige vroolijke glimlach speelde om de
hoeken van zijn beweeglijken mond.
Voor zijn gee9l kwam het vizioen van
zijn mooie Marguerite, die hem zoo
zeer had lief gehad en toch zoo diep
beleedigd. en terwijl hij naar zijn
vriend keek, dacht hij dat Déroulè
de ook spoedig alle tegenstrijdighe
den zou leerem kennen, die voortdu
rend oorlog voeren in de diepste
schuilhoeken van ee® vrouwenhart.
Hij maakte een gebaar alsof hij
nog iets wilde zegge®, iets van groot
belang, toen sclieen hij er anders
over te denken, en haalde zijn breed©
schouders op, alsof hij wilde zeggen
Laat ik het liever maar aan den
tijd en de omstandigheden overlaten.
Toen Déroulède weer opkeek zat
Sir Percy doodbedaard iu den arm
stoel met een volkomen onverschilli
ge uitdrukking op zijn gelaat.
Nu je weet, hoezeer ik haar lief
heb, beste vriend, zei Déroulède zoo
gauw hij zijn aandoeningen meester
was, wil je haar nu onder je speciale
zorgen nemen, als zij mij veroordeeld
hebben en haar ter wille van mij
redden
Een eigenaardige, geheimzinnige
glimlach verhelderd© plotseling het
ernstige gelaat van Sir Percy.
Haar redden? Schrijf je mij of
den Bond van deu Roodeu Pimper
nel dan buitengewone krachten toe
Jou, zeker, antwoordde Déroulè
de ernstig.
\\reer sclieen het of Sir Percy op het
punt stond zijn vriend Ws van groot
belang te zeggen, maar weer bedwong
hij zich. De Rood© Pimpernel was ben
ven alles practisch en had een bui
tengewoon helder inzicht, hij was ©en
man van de daad, niet van opwellin
gen. De gloeiende ougen van zijn
vriend, zijn zenuwachtige, drukke
gebaren, gave® niet het vertrouwen,
dat hij in de juiste stemming was oui
op de hoogte gebracht te worden mot
plannen .waarvan het succes aan een
zijden draad hing.
Daarom glimlachte Six Percy al-
leeu, en zei kalm
Ik zal mijn best doen, wees daax
zeker van.
(Wordt vervolgd).