HAARLEM'S DAGBLAD. TW™.?^S.. In stormachtige Tijden. Onze Lachhoek Stadsnieuws FEUILLETON OM ONS HEEN No. 916. Bewijs van goed zedelijk gedrag Hot. is bijna vervelend om hier nog eens te herhalen, dat iemand, die eenmaal eon misdrijf heeft gepleegd, waarvoor hij gevangenisstraf heeft ondergaan, zeer moeilijk of niet zieh weer een positie in de samenleving veroveren kan. Hot klinkt ons, u en mij, vooral daarom onaangenaam in do ooren, omdat wij in oogenblikken van rustig nadenken gevoelen, dat wij zelf struikelblokken zijn, die den gestrafte In hot voortgaan op den goeden weg belemmeren. Ons wan- trouwen tegen den man, ons Phori- zeïsch gevoel van eigen braafheid brengen ons er toe, ons liever van hem af te keeren. dan hem de behulp zame hand te reiken, die hij tooh zoo moodig heeft. En al weet ik wel, dat hier semltimemtaiiteiit ongeraden is, omdat Inderdaad menigeen, die de gelegenheid had hot moeilijke pad van den plicht weer te bewandelen, op den broeden weg der ondeugd ver koos te blijven, dit is zeker, dat wij schrikken zouden van onze eigen zelf zucht, onze hardheid en gebrek aan vertrouwen jegens onzen mede- mensch, wanneer we konden weten, hoe diep en bitter er geleden wordt door velen, die eenmaal uit de maat schappij gestooten, hun misdrijf en de ondergane gevangenisstraf altijd weer voor zich zien oprijzen alB Chineesche muur, waarin geen poort je den terugkeer in groote gemeen schapsleven mogelijk maakt. Waar wij zelf zóó zijn koud, hard vochtig en wreed, is 't niet denkbaar, dat onze algemeene gebruiken an ders zouden wezen. En zoo heelt Mr. G. T. J. de Jongh, rechter te Amster dam, een praeadvies geschreven, ge titeld .Bewijs van goed zedelijk drag", dat zal dienen als inleiding in de vergadering van het Neder- landsch genootschap tot zedelijke ver betering van gevangenen. Wat is dit bewijs van go«ed zedelijk gedrag Geen gevolg van een wet, maar van een gewoonte, die op haar beurt het gevolg is van de noodzake lijkheid. Bij verschillende groote lichamen kan niemand geplaatst worden, die niet in het bezit is van dit bewijs. Het wordt gevraagd aan den burgemeester, die de aanvraag doorzendt naar het politiebureau, vanwaar deze weer gaat naar de griffie van de rechtbank. Heeft nu de aanvrager eens een misdrijf, boe gering ook, begaan, dan wordt dit meegedeeld, het stuk gaat met een uittreksel van bet vonnis naar den burgemeester terug en de aanvrager krijgt zijn bewijs van goed zedelijk gedrag niet. Zoolang hij leeft, blijft de oude zonde op hem drukken. Is 't wonder, dat hij na de eenmaal opgedane er varing maar van iedere sollicitatie bij groote werkgevers -afziet en, erger nog, is 't verbazingwekkend, dat hij gevaar loopt terug te keeren naar het kwaad, waarheen men hem schijnt terug te wijzen, als naar de atmos feer, waurip hij behoort Mr. De Jongh heeft, om de zaak duidelijk te maken, een hoogst een voudig geval gekozen. Arend Jan heeft, jaren geleden, met twee andere kameraden, onder den invloed van drank en e>e>n slech ten raadgever, konijnen gestolen, is daarvoor veroordeeld en heeft ge zeten. Sedert is hij getrouwd en een braaf huisvader geworden. Op zeke ren dag krijgt hij bericht, dat hij, tot dusverre los werkman, door den directeur voor vast zal worden be noemd, hij moet zijn papieren maar in ord© maken. Wat voor een ander een geluk zou zijn geweest, is voor Arend Jan een want onder die papieren be hoort het bewijs van goed zedelijk en dat kan hij immers niet krijgen, om die ongelukkige historie met die konijnen. Nu moet blijken wat de directeur tot dusver niet wist op Arend Jan wordt niet voor vast aangesteld, ja als „los" zeker ont slagen. „In de provincie", schrijft Mr. De Jongh, „treft men nog wel gemoede lijke burgervaders aan, die nu -en dan hun hand over het hart strijken en het gewichtige papier afgeven aan iemand, die niet geheel zuiver op de graat is, hetzij om den man voort te helpen, hetzij uit medelijden met hiet gezin of om andere gewich tige redenen van staat." Maar in groote gemeenten, waar deze bewijzen natuurlijk veel vaker worden gevraagd, gaat het niet zoo huiselijk toe. „Van een persoonlijk inzicht van het hoofd der gemeente in een bijzon der geval is hier geen sprake meer. Alles üs papieren administratie wonden." En nu gevoelt men wel het wreed aardige, dat ar ligt in het zwaaien met dit zwaard der wrake, tot iemands dood toe. Het persoonlijk geheugen vergeet nog wel het mis drijf van A., al moge dat soms wezen omdat de herinnering aan de over treding van B. daarvoor in de plaats gekomen is, maar een register ver geet nimmer. In schilderachtige taal schetst Mr. De Jongh, dat bovendien het bezit van het begeerde bewijs niet altijd als teelten van des bezitters vertrouwbaarheid kan worden aan gemerkt. Arend Jan, die de konijn periode al lang achter den rug had en een braaf man was geworden, kon het papier niet krijgen, maar ieder, die lang niet onberispelijk leeft „iedere® Zaterdagavond het grootste deel van zijn weekloon verzuipt en zijn vrouw en kinderen honger laat lijden", kan het bewijs van goed ze delijk gedrag bij den burgemeester komen halen, wanneer hij maar bij de justitie een schoone lei heeft. Arend Jan op zij en Doris Nathals naar voeten", zegt Mr. De Jongh met begrijpelijke ironie. En toch zou het, gelijk de schrijver aantoont, niet wenschelijk zijn we gens deze onbillijkheid, die menschen van goeden wil In de ellende terug stoot, naar geheele afschaffing der bewijzen van goed zedelijk gedrag te streven. Het maatschappelijk verkeer is aan deze officleele opgaven om trent gedrag en verleden gewend ge raakt en vooral de groote werkgevers, de groote gemeenten, het rijk, de groote maatschappijen en gestichten kunnen haar niet meer ontberen. „Bovendien kan men den eerlijken werkman kwalijk het middel ontne men, om zich als zoodanig te qualifi- oeeren. Geschiedt dit ten koste van anderen, die zich daardoor in een slechter licht geplaatst zien, dan is dit onaangenaam voor hen, doch in het onvermijdelijke moet de staats burger zich schikken. Het recht ge biedt echter in dat geval, de meest mogelijke voorzorgen in acht te ne men, opdat aan ieder zooveel moge lijk die plaats worde aangewezen, welke hem op grond van omomstoote- liijke en aanschouwelijke feiten toe komt." Hoe wil nu Mr. De Jongh den man, die na een misdrijf bewijzen van maatschappelijke geschiktheid gaf, weer trachten op zijn plaats te brengen en te houden Door twee middelen. Hij wil het afgeven van het bewijs van goed zedelijk gedrag door de overheid laten voortbestaan, maar daarop niet vermelden vonnissen van geringe beteekenis, welke ter beoor deeling van iemands moraliteit van geen invloed kunnen zijn. Evenzoo wil hij die vonnissen op het bewijs niet vermeld hebben, die gevolgd zijn door een nieuw tijdperk, waarin geen nieuwe veroordeeling voorviel. Een stelsel van verjaring derhalve, waarbij de duur van den termijn wet telijk wordt vastgesteld en geregeld naar de zwaarte der opgelegde straf. Eindelijk wil Mr. De Jongh niet op het bewijs vermeld hebben de von nissen, waaromtrent het bevoegd ge zag heeft geoordeeld, dat zij zijn te niet gedaan door een kennelijk goed tevensgedrag. Dit gezag zou dan worden uitgeoefend door speciaal daarvoor aangestelde Raden, waarin ook teelten zitting nemen, onder goed keuring van de rechterlijke macht Een soort van eere-raad derhalve, die nog vóórdat de officleele termijn der verjaring zou zijn gekomen, iemand door haar uitspraak xou kun nen rehahiliteeren. Er Is wel niemand, die dit ge schriftje van Mr. De Jongh, wanneer hij het eenmaal in handen heeft ge kregen, niet met belangstelling zal lezen. Er straalt een warrnhartighe'd uit, die aangenaam aandoet, en voor al 't denkbeeld van den eere-raad zal, mocht 't eenmaal in een wet worden verwezenlijkt, zoo ontzaglijk veel goed kunnen doen. Niet alleen, zou ik wil len zeggen, tegenover hen die de habilitatle verzoeken, maar vooral tegenover de groote menigte, die oor deelt en veroordeelt. Zooals zij in het vonnis en de ge vangenisstraf den stempel der schan de ziet, zoo zai zij later de gunstige uitspraak van dan eere-raad beschou wen ais den stempel der wederver- kregen burgerdeugd. Zoo zal de eere-raad in de menigte ontwikkelen dit schoone beginsel, dat er vergeving is voor iedere zonde, ook in maat- schappelijken zin. De opvoedende kracht van het nieuwe instituut, dat de heer De Jongh bedoelt, is dan ook nauwelijks te overschatten. Aan den schrijver komt dan ook een woord van hulde toe, dat ik hem gaarne hier brengen wil. Helaas, dat een pessimislische ge dachte daarbij tevens als vanzelf naar voren dringt. Mr. De Jongh wil de materie gere ild hebben in een wet. Wetten van practische waarde, van ethisch nut, gaan niet anal in Neder land, waar net parlement den tijd doodt met dorre discussies over partij standpunt en in lange debatten ovei zaken van geringe beteekenis de groo te lijnen van het algemeen welzijn maar al te vaak voorbijziet. J. C. P. iiinteiilandsch Overziet DE STRIJD TUSSCHEN DE JONG EN OUD-TURKEN. Da Costa's dichterlijke woorden en de band dei- sLaten sprong de dam werd doorgebroken, die d'omwentelingszee bedwong zijn ook op 't Turkeniand toe te pas sen. Voorloopig is de revolutie-storm be daard, maar de toestand doet denken aan een onheilspellend rookende vul- n. Even een nieuwe opflikkering en de uitbarsting zal zich herhalen. De strijd der Oud-Turken tegen de Jong-Turken is nog niet voor goed beëindigd, ook al is op dit oogenbiik de palm der overwinning in dor Ouden hand. Er is een korte wapen stilstand, maar straks.... Wil men een juiste beoordeeling over <ie gebeurtenissen tn t uum van de halve maan" hebben, dan is 't noodig een reeks nadere berich ten door te worstelen. Allereerst over de aanleiding tot den op&Land. Ons gisteren neerge schreven meening, dat de kern der revolutie in den (door de Jong-Turken achteruit gedrongen en beleedig- den) Mohammedaanschen godsdienst schuilt, blijkt volkomen juist. De re volutie was al weken te voren door de priesters verheerlijkt en aange prezen Maar.... er waren ook nog andere vijanden van de Jong-Turken. In 't leger waren bespottelijk veel officie ren en in de regeer i n g sge bo u wen een overdreven groot gelai ambtenaren. De meeste hunner deden niet veel, dan... geregeld hun salaris ontvan gen I Voor 't meerendeel waren 't lie den, die door „een kruiwagen" (wil men een geleerd woord, lees dan protectie) aan deze baantjes geholpen waren. Do misdaad der Jong-Turk- sche bestuurders is nu geweest, om deze schadeposten van de begrooting te schrappen en de dure stroo-poppen te ontslaan. Zoo liepen er te Konstantinopel al leen reeds 6000 ontslagen ambtena ren en 2000 ontslagen officieren.... Hierbij sloten zich nog 6000 studen ten in de theologie aan, omdat dezen aangezegd was, voortaan op eigen kosten te moeten studeeren. Met 12,000 ontevreden menschen in één stad is niet veel te beginnen De grootste kracht der revolutie is evenwel het l&ger geweest. Ook de soldaten hadden een dik klachten- bcek over de J ong-Turken, omdat de zen een de&l van de landsverdedigers extra betaalden, om goede maatjes, met hen te blijven voor mogelijk ko mende angstige oogenblikken. Geld is ook voor den Turkschen soldaat veel. Die dit e/|traatj>e dus niet omvin gen waren boos I Men ziet, zoo was er een leger van ontevredenen en haters van 't Jong- Turksche regeeringsbeieid De grond was toebereid en de volbloed Muzel mannen, die de Jong-Turken om gods dienstige redenen ten val wilden brengen, hadden vrij spel. De Oud-Turken hebben overworn nen. De Jong-Turken, voor zoover ze niet vermoord of gevangen genomen zijn, zochten een toevlucht in de provincie of trokken dadelijk naar 't buiten land. Zelfs de afgevaardigden van 't parlement, moesten vluchten, want allen zijn vogelvrij verklaard. Men begon de inmenging moede te worden van dit comité, dat zich hul de in een geheimzinnig waas, dat een nevenregeoring vormde, zonder dat de namen der regeerders hekend wa len, en dal maatregelen wist door te drijven, voor welke het de verant woordelijkheid niet droeg. De Oud-Turken zijn nu weer de baas, of juister gezegdde geestelij ken, de Mohammedaansche priesters, beheersctien den toestand. De Sultan, volgens de Koran het hoofd en ©eni ge gebieder des volks, troont weer in volde heerlijkheid.... Hij draagt weer 't groene kleed en den rooden tul band, 't gewaad van den opper geestelijk©.... Gisteren heeft de Kamer vergaderd, maar alle Jong-Turken ontbraken. Met algemeen© stemmen (dit is be grijpelijk I) verklaarde de volksver tegenwoordiging, dat zij de jongste gebeurtenissen goedkeurde. Een dei' ministers zei, dat de Grond wet geen gevaar liep. Die zal b 1 ij- ven bestaan.... Maar.... ui hoeverre uitgevoerd? Zullen de Jong-Turken den strijd nu al opgeven Naar alle waarschijnlijkheid niet De voornaainste leiders zijn te Saloni ka bijeengekomen, om te beraadsla gen. Met algemeen© stemmen werd uesloten, de nieuwe regeering niel te erkennen eoi een harcLuekkigen te genstand voor te bereiden. Daarbij ekenen de J ong-Turken op den trouw van de 15.UÜÜ man troepen tdie zij txLrafbetaald hebben) en op de bevol king van de provinciën. Want zoo redeneeren de Jong- Turken al hebben we den strijd in Konstantinopel verloren, daarom is l niet bewezen, dat de provincie-be volking ons ook vijandig gezind is. Een Jong-Turk verklaarde aan een journalist „Nog heden ten dage juist als in den tijd van de Byzantijnsch© kie zers bergt Konstantinopel een tal rijke bevoiking, die door den nood- loltigen invloed der machthebbers moreel zoo door en door bedorven is, dat zij alle vatbaarheid voor hoogere idealen heeft verloren. Evenals in de tijden van het oude Byzantium wo nen daar duizenden, die geen andere bezigheid kennen dan de machtigen te vleien en den zoom van hun ge waad te kussen en die van mets an ders leven, dan van hetgeen van de laieJs der rijken alvult. En daaraan wilde men plotseling een einde ma ken die leegtoopers en taielschui- mei's moesten gedwongen worden zien nuttig te maken voor de maat- schappij, of anders verhongeren l De bewoners der provincies zullen ons (Jong-'lurkeii) gelijk geven, zoodat deze nieuwe regeering slechts weinig dagen zal hebben te leven." lie tee kent dit dus dat on9 een con tra -revolutie te wachten staat? Nu wordt al gemeld, dat zich in Ma cedonië een 3000 vrijwilligers voor den Jong-Tui-kschen strijd hebben aangemeld.... In MersLna (Anatolië) is de bevol king onderling al aan 't moorden... Weinig bemoedigende tijdingen 1 CASTRO EN VENEZUELA. Omtrent den poütieken toestand in Venezuela schreef de „Amigoe di Curagao" het volgende „Er broeit iets. Wat? Ja, dat valt nog moeilijk te zeggen. Men zou haast geneigd zijn te gelooven, dat men nog altijd bang is voor Castro en op dezen wacht. Niet, dat het volk van Venezuela Castro weder als president verlangt. Zijn rijk heeft bij hen uit. Maar met de komst van Castro zal het onderdo partijleiders tot een uitbarsting ko men. De Castristen zullen ongetwij feld dan een poging wagen ten gunste van hun Hoofd en bij de wanorde "daardoor ontslaan zullen andere par tijen gelegenheid hebben hun slag te slaan, liet is thans gewapende vre de." liet blad, kon bij dit schrijven na- luurlijk nog uiet weten, welke ont vangst aan Castro op Martinique ten deel viel. lioort 't daarvan, dan zul len er wei juichtonen klinken I Castro is nog altijd woedend, ,,'t Is sclieimis van 't volkenrecht" zoo schreeuwt hij. Maar... CasLro, kijk uw eigen geschiedenisboek j e eens in I Vijl jaar geleden heeft Castro zelf last gegeven om den schoener „29 de Agoslo" komende van Curagao tegen te houden op zee, omdat daar e ktre Rodolfo Helxiandez, Brito Solag- nie en nog anderen aan boord waren. De bark voer onder Colombiaansche vlag en behoorde toe aan den heer YYe&ber Jr., Nederlandsch onderdaan. Schip en bemanning werden naar Puerto Cabelio opgberacht en ge noemde personen een tijd lang gevan gen gehouden. Castro heeft een slecht geheugen I Volgens een brief uit Caracas van 18 Maart had Gomez besloten om Castro, wanneer deze naar Venezue la mocht terugkeeren, in hechtenis te nemen en terecht te doen staan wegens moord op generaal Paredes, dien hij zonder een rechterlijk vonnis had laton fusilieeren. Wat zal Castro nu doen als hij in Frankrijk aankomt? DE FRANSCIIE VLOOT. Wederom zijn eenige „schandalen" ontdekt. Ln geen der schepen is n.l. de voorgeschreven hoeveelheid ver bandmiddelen aanwezig, dan is er geknoeid met de granule ver anties, en zoo voort Verschillende bladen dringen er op aan de schuldigen te vervolgen. REVOLUTIE IN PERZlë. In de laatste dagen is er weer veel gevochten. Er zijn minstens vier partijen, die tegen eikaar te velde trekken. Een volmaakte anarchie dus. En de Sjah zit in z'n zomerpaleis en bekommert zich om dat alles blijkbaar heel wei nig. WOELINGEN ONDER DE SERVIëRS Volgens berichten uit Belgrado, hebben de Albaneezen in Oud-Servië een algemeen©® opstand op touw ge zet en besloten, de steden Pristina, Prizrend eD Mitrow;tza aan te vallen. De boeren vluchten op Servisch ge bied. De Servische ministerraad heeft last gegeven, om de nog niet ontbon den Servische benden onverwijld naar Oud-Servië te zenden, om de Serviërs daar te beschermen. De minister van oorlog heeft verder bevolen, om uit Nisj en langs de Drina de troepen naar Vranja en de Servische grens te laten oprukken, om een aanval van de Albaneezen af te slaan. Alle vreemde gezanten zijn hiermee in kennis gesteld. Mama. Nu, Fransje, als je bij tante bent, mag je niet om een koek je vragen. Fransje. Moet ik ze dan maar zóó uit het trommeltje krijgen. Van Kool. De grootste man, die ooit in deze streek gewoond heeft, was Van Galenburg. Verstandig, ne derig, goedhartig-, ootmoedig en iu weerwil van al zijn talenten en goei* hoedanigheden stierf hij onver wacht. Blakers. Ho© weef. je dat Van Kool. Wel, ik heb zijn nage laten vrouw getrouwd. Een luitenant zond zijn oppasser uit om een gernarioneerden haring te halen, doch voegde er bij Als ze soms vragen, voor wlea de haring bestemd is, dan zegt ge, dat hij voor u zelf is I De oppasser gaal heen, doch komt na eenigen tijd terug zonder haring. Luitenant. Waar is nu de har ring Oppasser. Dat zal ik u zeggen, luitenantToen ik, zooals bevolen was, verklaarde, dat de haring voor m" bestemd was, dwongen zij mij te gaan zitten en daar den haring op te eten, zij ghven mij er zelfs een glas bier bij. Ik dorst niet te weigeren, uit vrees den luitenant te blameeren, door te verklaren dat hij eigenlijk voor u bestemd was. Hoeveel kwade vrouwen zijn er in het dorp, vraagt de smid aan zijn leerjongen, die door de smidsvrouw flink was onderhanden genomen. Vier, zeide hij. Uw vrouw mede- gerekend. Pats, zeid© de b&aa. Hoeveel zijn er nu Drie, antwoordde de jongen, zijne ooren wrijvende. Uw vrouw niet me de gerekend. Rubriek voor Vragen Geabonneerden hebben het voorrecht vragen op verschillend gebied, mits voor beantwoording vatbaar, in te zenden bij dé Redactie van Haarlem's Dagblad, Groote Houtstraat 63. Alle antwoorden worden geheel kosteloos gegeven en, voor zooveel mogelyk is, den dag na de inzending Aan vrageD, die niet volledig naam en oonplaats van den inzender vermelden wordt geen aandacht geschonken. VRAAG. Is een patroon, die zon der arbeidscontract laat werken, ver plicht den tweeden Paaschdag uit te betalen ANTWOORD. Neen. ORGELBESPELING in de Groote of SI. Bavokerk te Haar lem, op Dinsdag 20 April, des na middags van 1 tot 2 uur, door den heer W. Ezerman. Proaramma No. Preludium en Fuga, G. F. Handel. No. 2. Offertoire, L. Wely. No. 3. Sonate 4, Mendelssohn. a. Allegro con brio. b. Andante religioso. c. Allegretto. d. Finale. No. 4. Choral (Meistersinger), R. Wagner. No. 5. Aria Litaney, Schubert. VRAAG. Tot welken dag en welk uur heeft men recht een dienstbode te houden, di© begin April haar dienst tegen Mei opzegt? ANTWOORD. Men heeft recht haar d'ensten tot 30 April, des avonds. d VRAAG. Wat is aan inkt te doen, die door 't lange staan bleek geworden is ANTWOORD. Hiervoor bestaat jeen middel. Wij raden u aan andere inkt te koopen en dan een beter soort. VRAAG. Iemand heeft op acht tienjarige® leeftijd eenige schulden gemaakt, die op 23-jarigen leeftijd nog niet zijn betaald. Deze persoon treedt nu in het huwelijk en verkrijgt daardoor eenige eigendommen. Kun. nen de schujdeischers bun oude rech ten uu nog laten gelden ANTWOORD. Zeer zeker, boven* dien betaalt een eerlijk man zijue schulden, zoodra hij er voor ln de gelegenheid is. VRAAAG. Wat is het verschil tusschen bloedverwantschap in den eersten en tweeden graad ANTWOORD. De betrekking van bloedverwantschap wordt berekend door het getal der geboorten. Elke geboorte wordt een graad genoemd, ln de rechte linie rekent men, dat er tusschen de personen zoovele graden zijn, als er geboorten bestaan de zoon staat dus met betrekking tot den vader in den eersten graad de kleinzoon in den tweeden, enz. Ln de zijlinie wordeu de graden berekend door het getal der geboor ten, eerst tusschen den eenen bloed verwant en den naasten gemeenen stamvader, en vervolgens tusschen dezen en den anderen bloedverwant zoo bestaan twee broeders elkaar in den tweeden graad ooms en neven in den derden, enz. Naar het Engelsch, door Barones Orczy, 63) Zij waren zich bewust van een ge voel van voldoening bij de gedachte, dat zij bevrijd waren van het schel den dier woedende, wilde menschen. Overigens liet alles hen onver schillig. Beiden voelden de schaduw des doods om zich heen hangen. Het be langrijkste oogenbiik van hun leven was gekomen, en zij waren bij el kaar. Wat vrees noch wroeging, verdriet fcoch vreugde konden doen, dat bracht de groote en machtige Scha duw des Doods in één oogenbiik tot «tand. Terwijl Juliette den dood moedig onder de oogen zag, stak zij haar hand uit en zocht die van den man, dren zij beminde. Er werd geen woord tusschen hen 1 gesproken, zelfs ntet gefluisterd. Dé- foul éde begreep uit het nooit dwa- tend iaxstiinct ran zijn eigen onzelf zuchtige liefde, alles, wat het fijne handje hem wemschte toe te vertrou wen. in een oogenbiik was alles verge ten, behalve de vreugde van deze aanraking. Dood, of vrees voor den dood, had opgehouden te bestaan. Het leven was schoon e.n in de ziel van deze twee menschelijke wezens heerschte volkomen vrede, bijna vol komen geluk. Met een handdruk hadden zij el- kaars ziel gezocht en gevonden. Wat gaven, zij om die tierende menigte, om de drukte en het rumoer van de- se sombere wereld Zij hadden el kaar gevonden en hand in hand, schouder aan schouder gingen zij wandelen in het land der droomen, waar twijfel noch verraad woont, waar niets te vergeven is. Hij zei niet meer „Zij heeft mij niet lief zou zij mij ander9 verra den hebben Hij voelde de stevige vertrouwelijke aanraking van haar hand, en wist, dat met al haar ge breken, haar groote zonde, haar blij vend verdriet, haar vrouwenhart op recht aan hem toebehoorde. En zij wtet, dat hij vergeven had neen, dat hij mets had om te ver geven want liefde is zacht en teer, en oordeelt. niet. En zoo volgden zij hun escorte, waar het hen verkoos te brengen. Hun oogen dwaalden doelloos over het mistige landschap van dit deel van verlaten Parijs. Zij hadden nu den oever der rivier verlaten en wa ren de rue des Arts ingeslagen. Dicht bij aan de rechter zijde was het onooglijke kroegje „De Gebroken Kruik", waar Sir Percy Blakeney woonde. Déroulède merkte dat op, toen zij er dichtbij kwamen en vroeg zich in vage verwondering af, wat er van zijn EngeLschen vriend geworden zou zijn. Maar daarvoor werd zelfs meer scherpzinnigheid gevraagd dan de Roode Pimpernel bezat, om in deze tijden twee beruchte gevangenen bui ten Parijs te krijgen. Zelfs als Halt Dit woord klonk scherp en duide lijk in de donkere omgeving. Déroulède stak zijn hoofd op en luisterde. Iets vreemds en onver klaarbaars >n het geluid van die stem had zijn gevoelig oor getroffen. Irutusschan was het gezelschap blij ven staan en een kletteren als van bajonetten of musketten, klaar om af te vuren, was duidelijk te hooren. Dat alles had maar enkele secon den geduurd. Het volgend oogenbiik klonk er een luide kreet. Kom hier, Déroulède, het te de Roode Pimpernel. Een krachtige slag van een on zichtbare hand sloeg den dichtstbij zijnde® straatlantaren naar dein grond. Déroulède en Juliette voelden, dat zij haastig een opein deur binnenge trokken werden, juist op het oogen biik, dat de vroolijke stem in de nauwe straat weerklonk. Een half dozijn manner? worstelden beneden in de modder en er werden heel wat Engelsche vloeken verno men. Het maakte den indruk, of de man nen van de Nationale Garde elkaar te lijf gegaan waren en zonder die zelfde Engelsche vloeken zouden Dé roulède en Juliette er misschien heo- lemaal n4ets van begrepen hebben. Mooi zoo, Tony I Sapperloot, Ffoulkes, dat was een heel stukje werk In die langzame, aangename stem kon men zich niet vergissen, maar, waar ter wereld kwam zij vandaan In één dln~ kon men zich niet meer vergissen. De twee mannen, door Santerre afgezonden, lagen ontwa pend op den grond, terwijl drie ande re soldaten bezig waren hen met touwen vast te binden. Wat beteekende dat alles Kom, vriend Déroulède, je hadt toch zeker niet gedacht, dat Ik made moiselle Juliette in zoo'n verwenscht. onherbergzaam hol zou achterlaten En daar, vlak bij Déroulède en Ju liette, stond de lange gestalte van den Jacobijnschen redenaar, de bloed dorstige burger LenoJr. De twee jongelieden keken en ke ken. keken toen nog eens verbluft, als durfden zij hun eigen oogen niet vertrouwen, want in het met vuil be dekte gezicht van den reusachtigen koiendrager schitterden een paar half dichte, vroolijke, blauwe oogen. Och ja ik zie er allerellendigst uit, dat weet ik, zeide de zooge naamde koiendrager eondelijk, maar het was de eenige manier om die moordzuchtige bende te krijgen, waar ik ze hebben wilde. Duizend maal pardon, mademo'eelle, ik heb u hier in deze vuile omgeving gebracht, maar, u is nu onder vrienden. Wil u het mij vergeven Juliette keek op. Haar groote, ernstige oogen zwommen nu in tra nen, en zochten die van den dappe ren man. die haar en den man, dien zij lief had, zoo edel ter zijde had gestaan. Blakeney begon Déroulède. Maar Sir Percy viel hem snel in de rede Ssst, man wij hebben maar enkele oogenblikken. Denk er aan, dat je nog Ln Parijs bent, en wie weet hoe wij allemaal vannacht nog uit deze stad van moord en doodslag moeten komen. Ik heb gezegd, dat jij en mademo'selle onder vrienden zijn. Dat Is voor 't oogenbiik ook alles. Ik moest je samen zien te krijgen, of alles zou mislukt zijn. Ik kon alleen slagen, door Jou en mademoiselle aan allerlei vernederingen bloot te stellen. Onze bond wist maar één plan te bedenken, en ik moest het eenige rcrddel te baat nemen, door u te laten veroordeolen en u samen te laten wegbrengen. Geloof mij I voegde hij er bij met een vroolijk lachje, mijn vriend Tinville zal niet Ln zijn schik zijn, als hij merkt, dat burger Lenoir de burgers-afgevaar digden om den tuin heeft geleid. Terwijl hij sprak, had hij Dérou lède en Juliette Ln een donker bene denkamertje van de herberg ge bracht, en daarop riep hij luid om Brogard, den herbergier van dit wei nig uitnoodigend verblijf. Brogard schreeuwde Sir Percy. Waar is die ezel Brogard Kom hier, man, voegde hij er bij, toen burger Brogard, overdreven gedienstig en bedrijvig, met zakken vol Engelsch goud, kwam aansloffen, waar heb jij je lieflijk aanschijn opgeborgen, man Kom hier I ivog eon stuk touw voor de dappere soldaten. Breng ze hier binnen en giet ze nu dat drankje in de keel, zooals ik je gezegd heb. Voor den drommel I ik zou wel wil len, dat het niet noodig was, maar dte Santerre mocht anders eens ach terdocht krh'gen. Zij zullen er geen kwaad van ondervinden en hinderen ons ook niet. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5