HAARLEM'S DAGBLAD. TW™.?^S..
In stormachtige Tijden.
Onze Lachhoek
Stadsnieuws
FEUILLETON
OM ONS HEEN
No. 916.
Bewijs van goed zedelijk gedrag
Hot. is bijna vervelend om hier nog
eens te herhalen, dat iemand, die
eenmaal eon misdrijf heeft gepleegd,
waarvoor hij gevangenisstraf heeft
ondergaan, zeer moeilijk of niet zieh
weer een positie in de samenleving
veroveren kan.
Hot klinkt ons, u en mij, vooral
daarom onaangenaam in do ooren,
omdat wij in oogenblikken van rustig
nadenken gevoelen, dat wij zelf
struikelblokken zijn, die den
gestrafte In hot voortgaan op den
goeden weg belemmeren. Ons wan-
trouwen tegen den man, ons Phori-
zeïsch gevoel van eigen braafheid
brengen ons er toe, ons liever van
hem af te keeren. dan hem de behulp
zame hand te reiken, die hij tooh zoo
moodig heeft. En al weet ik wel, dat
hier semltimemtaiiteiit ongeraden is,
omdat Inderdaad menigeen, die de
gelegenheid had hot moeilijke pad
van den plicht weer te bewandelen,
op den broeden weg der ondeugd ver
koos te blijven, dit is zeker, dat wij
schrikken zouden van onze eigen zelf
zucht, onze hardheid en gebrek aan
vertrouwen jegens onzen mede-
mensch, wanneer we konden weten,
hoe diep en bitter er geleden wordt
door velen, die eenmaal uit de maat
schappij gestooten, hun misdrijf en
de ondergane gevangenisstraf altijd
weer voor zich zien oprijzen alB
Chineesche muur, waarin geen poort
je den terugkeer in groote gemeen
schapsleven mogelijk maakt.
Waar wij zelf zóó zijn koud, hard
vochtig en wreed, is 't niet denkbaar,
dat onze algemeene gebruiken an
ders zouden wezen. En zoo heelt Mr.
G. T. J. de Jongh, rechter te Amster
dam, een praeadvies geschreven, ge
titeld .Bewijs van goed zedelijk
drag", dat zal dienen als inleiding
in de vergadering van het Neder-
landsch genootschap tot zedelijke ver
betering van gevangenen.
Wat is dit bewijs van go«ed zedelijk
gedrag Geen gevolg van een wet,
maar van een gewoonte, die op haar
beurt het gevolg is van de noodzake
lijkheid. Bij verschillende groote
lichamen kan niemand geplaatst
worden, die niet in het bezit is van
dit bewijs. Het wordt gevraagd aan
den burgemeester, die de aanvraag
doorzendt naar het politiebureau,
vanwaar deze weer gaat naar de
griffie van de rechtbank. Heeft nu
de aanvrager eens een misdrijf, boe
gering ook, begaan, dan wordt dit
meegedeeld, het stuk gaat met een
uittreksel van bet vonnis naar den
burgemeester terug en de aanvrager
krijgt zijn bewijs van goed zedelijk
gedrag niet.
Zoolang hij leeft, blijft de oude
zonde op hem drukken. Is 't wonder,
dat hij na de eenmaal opgedane er
varing maar van iedere sollicitatie
bij groote werkgevers -afziet en, erger
nog, is 't verbazingwekkend, dat hij
gevaar loopt terug te keeren naar het
kwaad, waarheen men hem schijnt
terug te wijzen, als naar de atmos
feer, waurip hij behoort
Mr. De Jongh heeft, om de zaak
duidelijk te maken, een hoogst een
voudig geval gekozen.
Arend Jan heeft, jaren geleden,
met twee andere kameraden, onder
den invloed van drank en e>e>n slech
ten raadgever, konijnen gestolen, is
daarvoor veroordeeld en heeft ge
zeten. Sedert is hij getrouwd en een
braaf huisvader geworden. Op zeke
ren dag krijgt hij bericht, dat hij,
tot dusverre los werkman, door den
directeur voor vast zal worden be
noemd, hij moet zijn papieren maar
in ord© maken.
Wat voor een ander een geluk zou
zijn geweest, is voor Arend Jan een
want onder die papieren be
hoort het bewijs van goed zedelijk
en dat kan hij immers niet
krijgen, om die ongelukkige historie
met die konijnen. Nu moet blijken
wat de directeur tot dusver niet wist
op Arend Jan wordt niet voor vast
aangesteld, ja als „los" zeker ont
slagen.
„In de provincie", schrijft Mr. De
Jongh, „treft men nog wel gemoede
lijke burgervaders aan, die nu -en
dan hun hand over het hart strijken
en het gewichtige papier afgeven
aan iemand, die niet geheel zuiver
op de graat is, hetzij om den man
voort te helpen, hetzij uit medelijden
met hiet gezin of om andere gewich
tige redenen van staat."
Maar in groote gemeenten, waar
deze bewijzen natuurlijk veel vaker
worden gevraagd, gaat het niet zoo
huiselijk toe.
„Van een persoonlijk inzicht van
het hoofd der gemeente in een bijzon
der geval is hier geen sprake meer.
Alles üs papieren administratie
wonden."
En nu gevoelt men wel het wreed
aardige, dat ar ligt in het zwaaien
met dit zwaard der wrake, tot
iemands dood toe. Het persoonlijk
geheugen vergeet nog wel het mis
drijf van A., al moge dat soms wezen
omdat de herinnering aan de over
treding van B. daarvoor in de plaats
gekomen is, maar een register ver
geet nimmer.
In schilderachtige taal schetst Mr.
De Jongh, dat bovendien het bezit
van het begeerde bewijs niet
altijd als teelten van des bezitters
vertrouwbaarheid kan worden aan
gemerkt. Arend Jan, die de konijn
periode al lang achter den rug had
en een braaf man was geworden, kon
het papier niet krijgen, maar ieder,
die lang niet onberispelijk leeft
„iedere® Zaterdagavond het grootste
deel van zijn weekloon verzuipt en
zijn vrouw en kinderen honger laat
lijden", kan het bewijs van goed ze
delijk gedrag bij den burgemeester
komen halen, wanneer hij maar bij
de justitie een schoone lei heeft.
Arend Jan op zij en Doris Nathals
naar voeten", zegt Mr. De Jongh met
begrijpelijke ironie.
En toch zou het, gelijk de schrijver
aantoont, niet wenschelijk zijn we
gens deze onbillijkheid, die menschen
van goeden wil In de ellende terug
stoot, naar geheele afschaffing der
bewijzen van goed zedelijk gedrag te
streven. Het maatschappelijk verkeer
is aan deze officleele opgaven om
trent gedrag en verleden gewend ge
raakt en vooral de groote werkgevers,
de groote gemeenten, het rijk, de
groote maatschappijen en gestichten
kunnen haar niet meer ontberen.
„Bovendien kan men den eerlijken
werkman kwalijk het middel ontne
men, om zich als zoodanig te qualifi-
oeeren. Geschiedt dit ten koste van
anderen, die zich daardoor in een
slechter licht geplaatst zien, dan is
dit onaangenaam voor hen, doch in
het onvermijdelijke moet de staats
burger zich schikken. Het recht ge
biedt echter in dat geval, de meest
mogelijke voorzorgen in acht te ne
men, opdat aan ieder zooveel moge
lijk die plaats worde aangewezen,
welke hem op grond van omomstoote-
liijke en aanschouwelijke feiten toe
komt."
Hoe wil nu Mr. De Jongh den
man, die na een misdrijf bewijzen
van maatschappelijke geschiktheid
gaf, weer trachten op zijn plaats te
brengen en te houden
Door twee middelen.
Hij wil het afgeven van het bewijs
van goed zedelijk gedrag door de
overheid laten voortbestaan, maar
daarop niet vermelden vonnissen van
geringe beteekenis, welke ter beoor
deeling van iemands moraliteit van
geen invloed kunnen zijn.
Evenzoo wil hij die vonnissen op
het bewijs niet vermeld hebben, die
gevolgd zijn door een nieuw tijdperk,
waarin geen nieuwe veroordeeling
voorviel.
Een stelsel van verjaring derhalve,
waarbij de duur van den termijn wet
telijk wordt vastgesteld en geregeld
naar de zwaarte der opgelegde
straf.
Eindelijk wil Mr. De Jongh niet op
het bewijs vermeld hebben de von
nissen, waaromtrent het bevoegd ge
zag heeft geoordeeld, dat zij zijn te
niet gedaan door een kennelijk goed
tevensgedrag. Dit gezag zou dan
worden uitgeoefend door speciaal
daarvoor aangestelde Raden, waarin
ook teelten zitting nemen, onder goed
keuring van de rechterlijke macht
Een soort van eere-raad derhalve,
die nog vóórdat de officleele termijn
der verjaring zou zijn gekomen,
iemand door haar uitspraak xou kun
nen rehahiliteeren.
Er Is wel niemand, die dit ge
schriftje van Mr. De Jongh, wanneer
hij het eenmaal in handen heeft ge
kregen, niet met belangstelling zal
lezen. Er straalt een warrnhartighe'd
uit, die aangenaam aandoet, en voor
al 't denkbeeld van den eere-raad zal,
mocht 't eenmaal in een wet worden
verwezenlijkt, zoo ontzaglijk veel goed
kunnen doen. Niet alleen, zou ik wil
len zeggen, tegenover hen die de
habilitatle verzoeken, maar vooral
tegenover de groote menigte, die oor
deelt en veroordeelt.
Zooals zij in het vonnis en de ge
vangenisstraf den stempel der schan
de ziet, zoo zai zij later de gunstige
uitspraak van dan eere-raad beschou
wen ais den stempel der wederver-
kregen burgerdeugd. Zoo zal de
eere-raad in de menigte ontwikkelen
dit schoone beginsel, dat er vergeving
is voor iedere zonde, ook in maat-
schappelijken zin. De opvoedende
kracht van het nieuwe instituut, dat
de heer De Jongh bedoelt, is dan ook
nauwelijks te overschatten.
Aan den schrijver komt dan ook
een woord van hulde toe, dat ik hem
gaarne hier brengen wil.
Helaas, dat een pessimislische ge
dachte daarbij tevens als vanzelf naar
voren dringt.
Mr. De Jongh wil de materie gere
ild hebben in een wet.
Wetten van practische waarde, van
ethisch nut, gaan niet anal in Neder
land, waar net parlement den tijd
doodt met dorre discussies over partij
standpunt en in lange debatten ovei
zaken van geringe beteekenis de groo
te lijnen van het algemeen welzijn
maar al te vaak voorbijziet.
J. C. P.
iiinteiilandsch Overziet
DE STRIJD TUSSCHEN DE JONG
EN OUD-TURKEN.
Da Costa's dichterlijke woorden
en de band dei- sLaten sprong
de dam werd doorgebroken,
die d'omwentelingszee bedwong
zijn ook op 't Turkeniand toe te pas
sen.
Voorloopig is de revolutie-storm be
daard, maar de toestand doet denken
aan een onheilspellend rookende vul-
n. Even een nieuwe opflikkering
en de uitbarsting zal zich herhalen.
De strijd der Oud-Turken tegen de
Jong-Turken is nog niet voor goed
beëindigd, ook al is op dit oogenbiik
de palm der overwinning in dor
Ouden hand. Er is een korte wapen
stilstand, maar straks....
Wil men een juiste beoordeeling
over <ie gebeurtenissen tn t uum
van de halve maan" hebben, dan
is 't noodig een reeks nadere berich
ten door te worstelen.
Allereerst over de aanleiding tot
den op&Land. Ons gisteren neerge
schreven meening, dat de kern der
revolutie in den (door de Jong-Turken
achteruit gedrongen en beleedig-
den) Mohammedaanschen godsdienst
schuilt, blijkt volkomen juist. De re
volutie was al weken te voren door
de priesters verheerlijkt en aange
prezen
Maar.... er waren ook nog andere
vijanden van de Jong-Turken. In 't
leger waren bespottelijk veel officie
ren en in de regeer i n g sge bo u wen een
overdreven groot gelai ambtenaren.
De meeste hunner deden niet veel,
dan... geregeld hun salaris ontvan
gen I Voor 't meerendeel waren 't lie
den, die door „een kruiwagen" (wil
men een geleerd woord, lees dan
protectie) aan deze baantjes geholpen
waren. Do misdaad der Jong-Turk-
sche bestuurders is nu geweest, om
deze schadeposten van de begrooting
te schrappen en de dure stroo-poppen
te ontslaan.
Zoo liepen er te Konstantinopel al
leen reeds 6000 ontslagen ambtena
ren en 2000 ontslagen officieren....
Hierbij sloten zich nog 6000 studen
ten in de theologie aan, omdat dezen
aangezegd was, voortaan op eigen
kosten te moeten studeeren.
Met 12,000 ontevreden menschen in
één stad is niet veel te beginnen
De grootste kracht der revolutie is
evenwel het l&ger geweest. Ook de
soldaten hadden een dik klachten-
bcek over de J ong-Turken, omdat de
zen een de&l van de landsverdedigers
extra betaalden, om goede maatjes,
met hen te blijven voor mogelijk ko
mende angstige oogenblikken. Geld
is ook voor den Turkschen soldaat
veel. Die dit e/|traatj>e dus niet omvin
gen waren boos I
Men ziet, zoo was er een leger van
ontevredenen en haters van 't Jong-
Turksche regeeringsbeieid De grond
was toebereid en de volbloed Muzel
mannen, die de Jong-Turken om gods
dienstige redenen ten val wilden
brengen, hadden vrij spel.
De Oud-Turken hebben overworn
nen.
De Jong-Turken, voor zoover ze niet
vermoord of gevangen genomen zijn,
zochten een toevlucht in de provincie
of trokken dadelijk naar 't buiten
land. Zelfs de afgevaardigden van 't
parlement, moesten vluchten, want
allen zijn vogelvrij verklaard.
Men begon de inmenging moede te
worden van dit comité, dat zich hul
de in een geheimzinnig waas, dat een
nevenregeoring vormde, zonder dat
de namen der regeerders hekend wa
len, en dal maatregelen wist door te
drijven, voor welke het de verant
woordelijkheid niet droeg.
De Oud-Turken zijn nu weer de
baas, of juister gezegdde geestelij
ken, de Mohammedaansche priesters,
beheersctien den toestand. De Sultan,
volgens de Koran het hoofd en ©eni
ge gebieder des volks, troont weer in
volde heerlijkheid.... Hij draagt weer
't groene kleed en den rooden tul
band, 't gewaad van den opper
geestelijk©....
Gisteren heeft de Kamer vergaderd,
maar alle Jong-Turken ontbraken.
Met algemeen© stemmen (dit is be
grijpelijk I) verklaarde de volksver
tegenwoordiging, dat zij de jongste
gebeurtenissen goedkeurde.
Een dei' ministers zei, dat de Grond
wet geen gevaar liep. Die zal b 1 ij-
ven bestaan....
Maar.... ui hoeverre uitgevoerd?
Zullen de Jong-Turken den strijd nu
al opgeven
Naar alle waarschijnlijkheid niet
De voornaainste leiders zijn te Saloni
ka bijeengekomen, om te beraadsla
gen. Met algemeen© stemmen werd
uesloten, de nieuwe regeering niel te
erkennen eoi een harcLuekkigen te
genstand voor te bereiden. Daarbij
ekenen de J ong-Turken op den trouw
van de 15.UÜÜ man troepen tdie zij
txLrafbetaald hebben) en op de bevol
king van de provinciën.
Want zoo redeneeren de Jong-
Turken al hebben we den strijd in
Konstantinopel verloren, daarom is
l niet bewezen, dat de provincie-be
volking ons ook vijandig gezind is.
Een Jong-Turk verklaarde aan een
journalist
„Nog heden ten dage juist als in
den tijd van de Byzantijnsch© kie
zers bergt Konstantinopel een tal
rijke bevoiking, die door den nood-
loltigen invloed der machthebbers
moreel zoo door en door bedorven is,
dat zij alle vatbaarheid voor hoogere
idealen heeft verloren. Evenals in de
tijden van het oude Byzantium wo
nen daar duizenden, die geen andere
bezigheid kennen dan de machtigen
te vleien en den zoom van hun ge
waad te kussen en die van mets an
ders leven, dan van hetgeen van de
laieJs der rijken alvult. En daaraan
wilde men plotseling een einde ma
ken die leegtoopers en taielschui-
mei's moesten gedwongen worden
zien nuttig te maken voor de maat-
schappij, of anders verhongeren l De
bewoners der provincies zullen ons
(Jong-'lurkeii) gelijk geven, zoodat
deze nieuwe regeering slechts weinig
dagen zal hebben te leven."
lie tee kent dit dus dat on9 een con
tra -revolutie te wachten staat?
Nu wordt al gemeld, dat zich in Ma
cedonië een 3000 vrijwilligers voor
den Jong-Tui-kschen strijd hebben
aangemeld....
In MersLna (Anatolië) is de bevol
king onderling al aan 't moorden...
Weinig bemoedigende tijdingen 1
CASTRO EN VENEZUELA.
Omtrent den poütieken toestand
in Venezuela schreef de „Amigoe di
Curagao" het volgende
„Er broeit iets. Wat? Ja, dat valt
nog moeilijk te zeggen. Men zou
haast geneigd zijn te gelooven, dat
men nog altijd bang is voor Castro
en op dezen wacht.
Niet, dat het volk van Venezuela
Castro weder als president verlangt.
Zijn rijk heeft bij hen uit. Maar met
de komst van Castro zal het onderdo
partijleiders tot een uitbarsting ko
men. De Castristen zullen ongetwij
feld dan een poging wagen ten gunste
van hun Hoofd en bij de wanorde
"daardoor ontslaan zullen andere par
tijen gelegenheid hebben hun slag te
slaan, liet is thans gewapende vre
de."
liet blad, kon bij dit schrijven na-
luurlijk nog uiet weten, welke ont
vangst aan Castro op Martinique ten
deel viel. lioort 't daarvan, dan zul
len er wei juichtonen klinken I
Castro is nog altijd woedend, ,,'t Is
sclieimis van 't volkenrecht" zoo
schreeuwt hij. Maar... CasLro, kijk
uw eigen geschiedenisboek j e eens in I
Vijl jaar geleden heeft Castro zelf
last gegeven om den schoener „29 de
Agoslo" komende van Curagao tegen
te houden op zee, omdat daar e
ktre Rodolfo Helxiandez, Brito Solag-
nie en nog anderen aan boord waren.
De bark voer onder Colombiaansche
vlag en behoorde toe aan den heer
YYe&ber Jr., Nederlandsch onderdaan.
Schip en bemanning werden naar
Puerto Cabelio opgberacht en ge
noemde personen een tijd lang gevan
gen gehouden.
Castro heeft een slecht geheugen I
Volgens een brief uit Caracas van
18 Maart had Gomez besloten om
Castro, wanneer deze naar Venezue
la mocht terugkeeren, in hechtenis
te nemen en terecht te doen staan
wegens moord op generaal Paredes,
dien hij zonder een rechterlijk vonnis
had laton fusilieeren.
Wat zal Castro nu doen als hij in
Frankrijk aankomt?
DE FRANSCIIE VLOOT.
Wederom zijn eenige „schandalen"
ontdekt. Ln geen der schepen is n.l.
de voorgeschreven hoeveelheid ver
bandmiddelen aanwezig, dan is er
geknoeid met de granule ver anties, en
zoo voort
Verschillende bladen dringen er op
aan de schuldigen te vervolgen.
REVOLUTIE IN PERZlë.
In de laatste dagen is er weer veel
gevochten.
Er zijn minstens vier partijen, die
tegen eikaar te velde trekken. Een
volmaakte anarchie dus. En de Sjah
zit in z'n zomerpaleis en bekommert
zich om dat alles blijkbaar heel wei
nig.
WOELINGEN ONDER DE SERVIëRS
Volgens berichten uit Belgrado,
hebben de Albaneezen in Oud-Servië
een algemeen©® opstand op touw ge
zet en besloten, de steden Pristina,
Prizrend eD Mitrow;tza aan te vallen.
De boeren vluchten op Servisch ge
bied.
De Servische ministerraad heeft
last gegeven, om de nog niet ontbon
den Servische benden onverwijld naar
Oud-Servië te zenden, om de Serviërs
daar te beschermen. De minister van
oorlog heeft verder bevolen, om uit
Nisj en langs de Drina de troepen
naar Vranja en de Servische grens te
laten oprukken, om een aanval van
de Albaneezen af te slaan.
Alle vreemde gezanten zijn hiermee
in kennis gesteld.
Mama. Nu, Fransje, als je bij
tante bent, mag je niet om een koek
je vragen.
Fransje. Moet ik ze dan maar
zóó uit het trommeltje krijgen.
Van Kool. De grootste man, die
ooit in deze streek gewoond heeft,
was Van Galenburg. Verstandig, ne
derig, goedhartig-, ootmoedig en iu
weerwil van al zijn talenten en goei*
hoedanigheden stierf hij onver
wacht.
Blakers. Ho© weef. je dat
Van Kool. Wel, ik heb zijn nage
laten vrouw getrouwd.
Een luitenant zond zijn oppasser
uit om een gernarioneerden haring te
halen, doch voegde er bij
Als ze soms vragen, voor wlea
de haring bestemd is, dan zegt ge,
dat hij voor u zelf is I
De oppasser gaal heen, doch komt
na eenigen tijd terug zonder haring.
Luitenant. Waar is nu de har
ring
Oppasser. Dat zal ik u zeggen,
luitenantToen ik, zooals bevolen
was, verklaarde, dat de haring voor
m" bestemd was, dwongen zij mij te
gaan zitten en daar den haring op te
eten, zij ghven mij er zelfs een glas
bier bij. Ik dorst niet te weigeren,
uit vrees den luitenant te blameeren,
door te verklaren dat hij eigenlijk
voor u bestemd was.
Hoeveel kwade vrouwen zijn er in
het dorp, vraagt de smid aan zijn
leerjongen, die door de smidsvrouw
flink was onderhanden genomen.
Vier, zeide hij. Uw vrouw mede-
gerekend.
Pats, zeid© de b&aa. Hoeveel
zijn er nu
Drie, antwoordde de jongen,
zijne ooren wrijvende. Uw vrouw niet
me de gerekend.
Rubriek voor Vragen
Geabonneerden hebben het voorrecht
vragen op verschillend gebied, mits voor
beantwoording vatbaar, in te zenden bij dé
Redactie van Haarlem's Dagblad, Groote
Houtstraat 63.
Alle antwoorden worden geheel kosteloos
gegeven en, voor zooveel mogelyk is, den
dag na de inzending
Aan vrageD, die niet volledig naam en
oonplaats van den inzender vermelden
wordt geen aandacht geschonken.
VRAAG. Is een patroon, die zon
der arbeidscontract laat werken, ver
plicht den tweeden Paaschdag uit te
betalen
ANTWOORD. Neen.
ORGELBESPELING
in de Groote of SI. Bavokerk te Haar
lem, op Dinsdag 20 April, des na
middags van 1 tot 2 uur, door den
heer W. Ezerman.
Proaramma
No. Preludium en Fuga, G. F.
Handel.
No. 2. Offertoire, L. Wely.
No. 3. Sonate 4, Mendelssohn.
a. Allegro con brio.
b. Andante religioso.
c. Allegretto.
d. Finale.
No. 4. Choral (Meistersinger), R.
Wagner.
No. 5. Aria Litaney, Schubert.
VRAAG. Tot welken dag en welk
uur heeft men recht een dienstbode te
houden, di© begin April haar dienst
tegen Mei opzegt?
ANTWOORD. Men heeft recht
haar d'ensten tot 30 April, des
avonds. d
VRAAG. Wat is aan inkt te
doen, die door 't lange staan bleek
geworden is
ANTWOORD. Hiervoor bestaat
jeen middel. Wij raden u aan andere
inkt te koopen en dan een beter
soort.
VRAAG. Iemand heeft op acht
tienjarige® leeftijd eenige schulden
gemaakt, die op 23-jarigen leeftijd
nog niet zijn betaald. Deze persoon
treedt nu in het huwelijk en verkrijgt
daardoor eenige eigendommen. Kun.
nen de schujdeischers bun oude rech
ten uu nog laten gelden
ANTWOORD. Zeer zeker, boven*
dien betaalt een eerlijk man zijue
schulden, zoodra hij er voor ln de
gelegenheid is.
VRAAAG. Wat is het verschil
tusschen bloedverwantschap in den
eersten en tweeden graad
ANTWOORD. De betrekking van
bloedverwantschap wordt berekend
door het getal der geboorten. Elke
geboorte wordt een graad genoemd,
ln de rechte linie rekent men, dat er
tusschen de personen zoovele graden
zijn, als er geboorten bestaan de
zoon staat dus met betrekking tot
den vader in den eersten graad de
kleinzoon in den tweeden, enz.
Ln de zijlinie wordeu de graden
berekend door het getal der geboor
ten, eerst tusschen den eenen bloed
verwant en den naasten gemeenen
stamvader, en vervolgens tusschen
dezen en den anderen bloedverwant
zoo bestaan twee broeders elkaar in
den tweeden graad ooms en neven
in den derden, enz.
Naar het Engelsch, door
Barones Orczy,
63)
Zij waren zich bewust van een ge
voel van voldoening bij de gedachte,
dat zij bevrijd waren van het schel
den dier woedende, wilde menschen.
Overigens liet alles hen onver
schillig.
Beiden voelden de schaduw des
doods om zich heen hangen. Het be
langrijkste oogenbiik van hun leven
was gekomen, en zij waren bij el
kaar.
Wat vrees noch wroeging, verdriet
fcoch vreugde konden doen, dat
bracht de groote en machtige Scha
duw des Doods in één oogenbiik tot
«tand.
Terwijl Juliette den dood moedig
onder de oogen zag, stak zij haar
hand uit en zocht die van den man,
dren zij beminde.
Er werd geen woord tusschen hen 1
gesproken, zelfs ntet gefluisterd. Dé-
foul éde begreep uit het nooit dwa-
tend iaxstiinct ran zijn eigen onzelf
zuchtige liefde, alles, wat het fijne
handje hem wemschte toe te vertrou
wen.
in een oogenbiik was alles verge
ten, behalve de vreugde van deze
aanraking. Dood, of vrees voor den
dood, had opgehouden te bestaan.
Het leven was schoon e.n in de ziel
van deze twee menschelijke wezens
heerschte volkomen vrede, bijna vol
komen geluk.
Met een handdruk hadden zij el-
kaars ziel gezocht en gevonden. Wat
gaven, zij om die tierende menigte,
om de drukte en het rumoer van de-
se sombere wereld Zij hadden el
kaar gevonden en hand in hand,
schouder aan schouder gingen zij
wandelen in het land der droomen,
waar twijfel noch verraad woont,
waar niets te vergeven is.
Hij zei niet meer „Zij heeft mij
niet lief zou zij mij ander9 verra
den hebben Hij voelde de stevige
vertrouwelijke aanraking van haar
hand, en wist, dat met al haar ge
breken, haar groote zonde, haar blij
vend verdriet, haar vrouwenhart op
recht aan hem toebehoorde.
En zij wtet, dat hij vergeven had
neen, dat hij mets had om te ver
geven want liefde is zacht en teer,
en oordeelt. niet.
En zoo volgden zij hun escorte,
waar het hen verkoos te brengen.
Hun oogen dwaalden doelloos over
het mistige landschap van dit deel
van verlaten Parijs. Zij hadden nu
den oever der rivier verlaten en wa
ren de rue des Arts ingeslagen.
Dicht bij aan de rechter zijde was
het onooglijke kroegje „De Gebroken
Kruik", waar Sir Percy Blakeney
woonde.
Déroulède merkte dat op, toen zij
er dichtbij kwamen en vroeg zich in
vage verwondering af, wat er van
zijn EngeLschen vriend geworden zou
zijn.
Maar daarvoor werd zelfs meer
scherpzinnigheid gevraagd dan de
Roode Pimpernel bezat, om in deze
tijden twee beruchte gevangenen bui
ten Parijs te krijgen. Zelfs als
Halt
Dit woord klonk scherp en duide
lijk in de donkere omgeving.
Déroulède stak zijn hoofd op en
luisterde. Iets vreemds en onver
klaarbaars >n het geluid van die stem
had zijn gevoelig oor getroffen.
Irutusschan was het gezelschap blij
ven staan en een kletteren als van
bajonetten of musketten, klaar om
af te vuren, was duidelijk te hooren.
Dat alles had maar enkele secon
den geduurd. Het volgend oogenbiik
klonk er een luide kreet.
Kom hier, Déroulède, het te de
Roode Pimpernel.
Een krachtige slag van een on
zichtbare hand sloeg den dichtstbij
zijnde® straatlantaren naar dein
grond.
Déroulède en Juliette voelden, dat
zij haastig een opein deur binnenge
trokken werden, juist op het oogen
biik, dat de vroolijke stem in de
nauwe straat weerklonk.
Een half dozijn manner? worstelden
beneden in de modder en er werden
heel wat Engelsche vloeken verno
men.
Het maakte den indruk, of de man
nen van de Nationale Garde elkaar
te lijf gegaan waren en zonder die
zelfde Engelsche vloeken zouden Dé
roulède en Juliette er misschien heo-
lemaal n4ets van begrepen hebben.
Mooi zoo, Tony I Sapperloot,
Ffoulkes, dat was een heel stukje
werk
In die langzame, aangename stem
kon men zich niet vergissen, maar,
waar ter wereld kwam zij vandaan
In één dln~ kon men zich niet meer
vergissen. De twee mannen, door
Santerre afgezonden, lagen ontwa
pend op den grond, terwijl drie ande
re soldaten bezig waren hen met
touwen vast te binden.
Wat beteekende dat alles
Kom, vriend Déroulède, je hadt
toch zeker niet gedacht, dat Ik made
moiselle Juliette in zoo'n verwenscht.
onherbergzaam hol zou achterlaten
En daar, vlak bij Déroulède en Ju
liette, stond de lange gestalte van
den Jacobijnschen redenaar, de bloed
dorstige burger LenoJr.
De twee jongelieden keken en ke
ken. keken toen nog eens verbluft,
als durfden zij hun eigen oogen niet
vertrouwen, want in het met vuil be
dekte gezicht van den reusachtigen
koiendrager schitterden een paar
half dichte, vroolijke, blauwe oogen.
Och ja ik zie er allerellendigst
uit, dat weet ik, zeide de zooge
naamde koiendrager eondelijk, maar
het was de eenige manier om die
moordzuchtige bende te krijgen, waar
ik ze hebben wilde. Duizend maal
pardon, mademo'eelle, ik heb u hier
in deze vuile omgeving gebracht,
maar, u is nu onder vrienden. Wil
u het mij vergeven
Juliette keek op. Haar groote,
ernstige oogen zwommen nu in tra
nen, en zochten die van den dappe
ren man. die haar en den man, dien
zij lief had, zoo edel ter zijde had
gestaan.
Blakeney begon Déroulède.
Maar Sir Percy viel hem snel in
de rede
Ssst, man wij hebben maar
enkele oogenblikken. Denk er aan,
dat je nog Ln Parijs bent, en wie
weet hoe wij allemaal vannacht nog
uit deze stad van moord en doodslag
moeten komen. Ik heb gezegd, dat jij
en mademo'selle onder vrienden zijn.
Dat Is voor 't oogenbiik ook alles. Ik
moest je samen zien te krijgen, of
alles zou mislukt zijn. Ik kon alleen
slagen, door Jou en mademoiselle
aan allerlei vernederingen bloot te
stellen. Onze bond wist maar één
plan te bedenken, en ik moest het
eenige rcrddel te baat nemen, door u
te laten veroordeolen en u samen te
laten wegbrengen. Geloof mij I
voegde hij er bij met een vroolijk
lachje, mijn vriend Tinville zal niet
Ln zijn schik zijn, als hij merkt, dat
burger Lenoir de burgers-afgevaar
digden om den tuin heeft geleid.
Terwijl hij sprak, had hij Dérou
lède en Juliette Ln een donker bene
denkamertje van de herberg ge
bracht, en daarop riep hij luid om
Brogard, den herbergier van dit wei
nig uitnoodigend verblijf.
Brogard schreeuwde Sir Percy.
Waar is die ezel Brogard Kom hier,
man, voegde hij er bij, toen burger
Brogard, overdreven gedienstig en
bedrijvig, met zakken vol Engelsch
goud, kwam aansloffen, waar heb
jij je lieflijk aanschijn opgeborgen,
man Kom hier I ivog eon stuk touw
voor de dappere soldaten. Breng ze
hier binnen en giet ze nu dat drankje
in de keel, zooals ik je gezegd heb.
Voor den drommel I ik zou wel wil
len, dat het niet noodig was, maar
dte Santerre mocht anders eens ach
terdocht krh'gen. Zij zullen er geen
kwaad van ondervinden en hinderen
ons ook niet.
(Wordt vervolgd).