BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER S MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. 55. Rubriek voor Vrouwen Het Rijke Natuurleven Ontmaskerd. J0b Jaargang, ZATSRDAQ 24 APRIL 1909 Ho. T928. DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6 IN HAARLEM'S DAGBLAD ZU?J ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES Aanwensels. Een schoon gelaat, een welgevormd lichaam kan dikwijls bij aandachtige beschouwing aan bekoring verliezen door zoogenaamde slechte gewoonten. Nu zijn het korte trekkingen of kramp aohtig spannen van enkele spieren!, dan zonderling verwringen van en kele ledematen, hoofd of romp, plot selinge onregelmatige werking der ademhalingsorganen, trekken met de oogen of iets dergelijks, in het kort allerlei grimassen, die zich met korte tusschenpoozen herhalen, verstoren de harmonie van den eersten indruk. De omgeving der personen in kwestie maakt zich met reden ongerust, wan neer zij dergelijke aanwensels ont dekt, bij de gewoonlijk jeugdige, haar toevertrouwde individuen. Al komen die verschijnselen ook meest bij kin deren voor, toch zijn ze aan geen leef tijd of geslacht gebonden. Het voort durende toezicht, waaronder het kind staat, de liefdevolle zorg, waarmede elk zijner bewegingen bespied wordit, hebben echter wel ten gevolge, dat zulke aanwensels in de jeugd het hef tigste worden bestreden. Natuurlijk beproeven ouders en op voeders onderwijzend en waarschu wend, door zachtheid en strengheid, de kleinen liet aanstootelijke gesticu- leeren of gezichten trekken af te lee- ren, doch maar al te vaak zonder suc- cès. Het kind kan het niet laten, voelt zich onbehaaglijk, «enerzijds kan het het verbod niet gehoorzamen, ander zijds vreest het verwij tingen en straf, het wordt angstig en schuw en mijdt in het vervolg liever het gezelschap, waarin het wordt beknord of uitge lachen. In het bewustzijn zijner vermeende schuld en ongehoorzaamheid gebruikt het ieder moment, dat het zich onop gemerkt waant, om de verboden be wegingen uit te voeren. Verstandiger ouders beschouwen die gebaren van het kind als nerveus. Niet ten on rechte. DoCh vergeefs blijken dikwijls de pogingen, om die nervositeit met de gewone middelen te behandelen en te genezen. De rechte weg om tot her kenning van de oorzaak van het kwaad te komen, wordt slechts zelden ingeslagen; en toch is die dikwijls zeer eenvoudig. Een kleine oneffenheid der kleeding, voortdurende wrijving op een gevoe lig deel der huid geven dikwijls de oplossing van het raadsel, verklaren de vermeende aanwensels, waarvan wel is waar gewoonlijk de oorsprong don pupil, evenmin als den opvoeder bekend is, doch die bij nauwkeurige beschouwing gemakkelijk kan wor den gevonden en verwijderd. Ieder weet, dat een nauwe laars een bron van hevige pijn kan zijn, die er den drager onophoudelijk aan her innert, dat de voet een schadelijken druk ondervindt. Het afleggen van het martelwerk tuig wordt als een oogenblikkelijke bevrijding begroet; het geneesmiddel voor die kwaal bestaat In een goed passende voetbekleeding. Een vlieg kiest onze huid tot. wan delplaats. De bewegingen der sierlijke pootjes van het insect veroorzaken een lichte kitteling en wij verjagen het door een handbeweging of een schudden met het hoofd, minder, om den kleinen indringer te dwingen heen te gaan, dan wel om het onuit staanbare gekrabbel te doen ophou den. Moest niet juist die dagelijks te- rugkeerende ondervinding met de vlieg er ons toe brengen, te zoeken naar een oorzaak, al is die dan ook niet onmiddellijk te zien, naar een prikkel der gevoelige zenuwen? Dan zouden wij dikwijls verbaasd staan over de nietigheid der oorzaak, die aan zulke zenuwachtige aanwensels ten grondslag ligt, en over de weinige moeite waarmee die vermeende ner vositeit te genezer, zou zijn, Een nadere beschouwing van de meest voorkomende zenuwprikkelin gen, die de oorzaak zijn der z.g. aan wensels, is waarschijnlijk voor het meerendeel der opvoeders reeds vol doende om de gevallen te herkennen, waarin het paedagogisch oordeel, of beter gezegd, vooroordeel over aan wensels gehandhaafd kan worden, waarbij aan zenuwen moet worden gedacht. Zoo zien wij b.v. hoe een kind het hoofd dikwijls naair één kant keert of telkens naar een kant scheel ziet. Niet zelden eischt die beweging van de oogspieren te veel werk en verslapt ze op den duur. Men moet dan zoo spoedig mogelijk de oogen van het kind door een ooearts laten onderzoeken. Misschien dat dan met liet dragen van een bij zonderen bril het slechte aanwensel uit de wereld is. Een ander kind draait steeds on rustig met het hoofd. Men overtuige zich, of dit niet door een verandering van zitplaats of van kleeding verhol pen kan worden. Een oneffenheid van den stijven boord, de druk van een knoopje, een plooi, een voor sieraad gedragen halsketting wrijft en prik kelt onophoudelijk de huid. De draai- beweging heeft sJechts ten doel, de aanraking met bet hinderlijke voor werp te doen ophouden en het pijn lijke gevoel kwijt te raken. Bij anderen is het elastiek van een hoed te nauw en schuurt langs de huid. De zonderlinge wendingen van het hoofd of het verwringen der ge laatstrekken zoeken de pijn te lenigen en oogenblikkelijk geven zij dan ook werkelijk verlichting. Vele kinderen trekken aan hun kou sen, schuren de beenen tegen elkan der. Dikwijls zal men dan bevinden, dat de kouseband te strak of te los zit zoodat de kleedingstukken te ge makkelijk verschuiven en telkens an dere deelen der huid aanraken. Bij al dergelijke gevallen is bet de plicht der ouders en opvoeders naar de oorzaak te zoeken, opdat de ver schillende, dikwerf onhebbelijke lichaamsbewegingen niet ontaarden in „aanwensels" die ten slotte moei lijk te overwinnen zijn. MARIE VAN AMSTEL. „Alles lacht, alles zingt, Alles bloeit, alles blinkt, Weer zoo lieflijk als immer te voren." DE GENESTET. Ja, de Lente is er, wij merken het aan het fluiten der vogels, wij zien het aan de ontplooide knoppen der kastanjes, aan het bloeien van onze liefste voorjaarsblomen de boschane monen en welriekende viooltjes. Zij allen roepen ons- toe: „Bewonder nu de heerlijke natuur in haar frisch ontwaken, maak u op, om het heerlij ke voorjaar te genieten. In velden en bosschen, in vijvers en plassen overal wordt hoogtij ge vierd, overal juicht en speelt al het levende, bezield door de levenwekken de lenteu Een greep te doen uit dien vormen- en kleurenrijkdom is mij haast on mogelijk. Er is zooveel moois, zooveel belangrijks, dat ik u voor alles zou willen toeroepen: „Trek er op uit, bestudeer plant en dier in de vrije natuur, in hun eigen omgeving en gij zult ze gaan lief hebben bet zullen voor u worden vrienden, naar wier komst gij telken- jare weer met verlangen uitziet, vrienden, die uw wandelingen zullen veraangenamen!, die u memig uur van het reinst genot zullen verschaf fen." „Maar wij zien op onze wandelin gen al die dingen niet, waarover in kranten wordt geschreven", zoo hoor ik enkelen uwer reeds zeggen. „Als de hyacinten niet bloeiden zouden wij buiten nog ndets opmerken, dan kale hoornen en ter nauwernood groenende weilanden, waar is nu al dat moois te vinden? Waar bloeien die mooie anemonen, waar ontplooien de viooltjes hun welriekende bloe men, waar en door welke levende we zens wordt dan hoogtij gevierd?" Doch ik antwoord u nog eens: „Overal, zoo gij slechts geduld hebt en goed kijkt, ontdekt gij iets interes sants, overal biedt de ontwaakte na tuur u haar schatten aan." Doch laten wij samen eens uitgaan. Ons doel is het groote weidegebied rechts van den Vogelenzangschen straatweg. Daar willen wij de vlieg en loop too ren van scholeksters en wulpen, van kieviten en waterhoen tjes, hun leven en hun gewoonten eens van nabij leeren kennen maar, omdat wij op onze wandeling zoo heel veel moois ontmoeten, zullen wij eerst over eenige weken aan de levensbe schrijving der bovengenoemde dieren, toe zijn. Wij gaan den Wagenweg op en bij „het Beeldenhuis" gekomen, kijken wij eerst even brutaal door het met klimop begroeide hek. Ziet gij daar aan den linker-voarge vel dat mooie klimmende heestertje? Wij treffen het gelukkig. De bloed is nog niet voorbij. Heel wat fraaie gele bloemen hebben de mooie kelkjes geopend en wachten nu nog op Inaec- tenbezoek. Waarschijnlijk zullen ilj daarin beter al a ren dan de meeste horer voorgangsters, daar die zoo overmoe dig wanen, om zelfs te midden van sneeuwbuien en koude winden haar gele hartjes te toonen. Deze heester is n.l. een win ter bloei er, die onder ver schillende namen bekend is. De naam winterjasmijn geeft zoo ongeveer den tijd aan, waarop de meeste bloemen bloeien, terwijl zij, die ons plantje Chineesch klokje noemen, meer op den vorm der bloemen letten. Heel kort bij kunt u dat 'plantje niet bekijken, het zware hek laat geen leergragen voorbijganger toe. Wacht daarmee dan ook maar, tot gij in uw eigen tuin zoo'n wlnterjasmijn hebt geplant. Dankbaarder lieestextje kunt gij bijna niet vinden. De dunne groe ne takken groeien zeer snel en in een paar jaar is een groot gedeelte van uw schutting of muur geheel begroeid mits gij de plant wat steunpunten geeft en de lange takken op bindt. In het najaar begint de klokjesre gen. Uit bijna ieder takje komen de geie bloempjes voor den dag en, eens begonnen, weet de plant van geen ophouden. Nauwelijks Is een bloem pje uitgebloeid, of een nieuw geel- •rokje staat weer klaar om zich te laten bewonderen. Dit gaat zoo door tot in Maart en April. Hevige winterkoude brengt slechts even wat stilstand. Spoedig daarna begint de bloei opnieuw en in de eerste en tweede maand van het jaar is de plant op haar mooist. In dezen tijd, April en Mei begint de ont wikkeling der' bladeren. Het ptronken is voorbij. De plant moet de verloren krachten herwinnen en, hoewel de groene stengels hiertoe het heele jaar door het hare bijdragen, moeten toch de bladeren het meeste werk doen. Doch wandelen wij verder. Daar aan dien afgestoken slootkant rechts van den weg bloeit een ander geel bloempje. Het valt u direct op, daar de omgeving nog vrij dor is. Zoo op het eerste gezicht lijkt het veel op een paardenbloem, maar aan den ge- schubden stengel merkt gij, dat gij met een heel ander plantje te doen hebt. Bekijkt gij het wat nader, dan ziet gij, dat het hoofdje eigenlijk een verzameling is van een ontelbaar- aan tal bloemen. De buitenste kransen zijn wat lint vormig. Zij hebben alleen vrouwelijke voortplantingsorganen, n.l. de twee gebogen stempeltjes, die zoo aardig uit ieder bloempje te voorschijn ko men. Het hartje van dien bloemen handel wordt gevormd door regelma tige vijfslippige insectenlokkers. De kleur dezer vijf slipjes evenals die van de lintvormige bloemkroon der rarudbloemen dient alleen om de kruisbestuiving te bevorderen. Is die tot stand gekomen, dan ontwikkelen zich kleine vruchtjes bijna gelijk ge- vormd als die van de paardenbloem. Deze voortplanting is echter niet het belangrijkst. Onze boeren weten daar van mee te praten. Zij kennen het hoefblad maar al te goed als een las tig onkruid, dat niet zoo gemakkelijk valt uit te roeien. Wat toch is het ge val? De plant die nu bloeit droeg ver leden jaar bladeren. Deze bereidden reserve voedsel en toen zij stierven, merkten wij reeds de goed beschutte knoppen der tegenwoordige bloemen op. Na dezen bloeitijd sterft de plant, maar nog op een andere en veel doel matiger wijze dan door viruchtvor- ming heeft zij voor het voortbestaan der soort gezorgd. Haar anderaard- sche stengel heeft uitloopers gevormd die nu doorgroeien tot het volgend jaar, waarna zij bladeren naar boven zenden, deze bereiden weer zetmeel en stellen de plant weer in staat in het najaar bloemknoppen te vormen. In het derde voorjaar bloeien deze dus weer. Het zijn nu juist deze on- decraardsche uitloopers, die het uit roeien* zoo moeilijk maken!, zij leven onzichtbaar en slechts door zorgvul dig alle bladeren der tweede-jaars- planten te vernietigen moeten de on- deraardsche deelen ten slotte door uitputting sterven. Gij ziet, wij zijn pas aan het begin van onze wandeling en hebben reeds twee merkwaardige planten wat na der Leeren kennen. Onze weg biedt nog heel wat verrassingen aan. Tot Zaterdag. H. PEUSENS. VRAGENBUS. Den Heer J. G. BI. Uw plant ls de vruchtbare stengel top van De P aardes taart. Equisetum arvense. Bijzonderheden In het volgend opstel. Ale u dezen zomer weer eens wat om- WORDEN OPGEMERKT, bekends ontmoet zal ik u zoo moge lijk in de volgende „Zaterdagavond" de gewenschte inlichtingen geven. Den Heer J. V. te Haarlem. Ie der plantje heeft nagenoeg 1 kub. d.M. grond en daar het wortelnet niet zoo uitgebreid is kunnen zij met diie ruimte wel toe. Verpotten is niet noodzakelijk en niet gewenscht, daar dan de groei weer wordt vertraagd. H. PEUSENS. Eenige jaren geleden reisde ik van Engeland uit aan boord van het wel bekende stoomschip ,.City of Rome", naar Amerika. Het was in de maand Juni en het weer was prachtig. Te midden der bonte menigte passa giers, op het dek, een paar dagen na dat wij Engeland hadden verlaten, be vond zich een groepje van vier perso nen, waarin ik meer dan gewoon be lang stelde. Allen waren naar de mode gekleed, maar verschilden aan merkelijk in leeftijd en ook in uiter lijk. Een. wiens leeftijd ik ongeveer op 35 jaren schatte, was lang en ten ger, met gitzwart, kortgeknipt haar en een kleinen zwarten knevel. In hun geheel maakten die mannen en vooral 't uiterlijk van dezen man -op mij een allerongunstigsten indruk. Een ander lid der club was een klein, dik man, een weinig jonger dan de lange, droeg een marineblauw costuum, had een donkerbruinen baard, zorgvuldig onderhouden, en een knevel, opkrullend aan de ein den. Ook hij had kortgeknipt haar en een «enigszins bleek gelaat. De deu-de was aanmerkelijk ouder dan de twee anderen. Zijn haai' was peper en zout, zijn gezicht glad ge schoren. De vierde was jong, nog een jongeling, met vlasachtig haar en een bleek, baardeloos gezicht. Hij was blijkbaar van goede afkomst, maar zijn gelaat toekende zwakheid. Deze jonge man was het middelpunt der belangstelling van de andere drie. De volwassen knaap deed me den ken aan een duif in een nest van ha viken. Ik maakte de gevolgtrekking, dat de drie ouderen een bende bedrie gers \ormden, en dat de aristocrati sche -ngeman, met wlen ze blijkbaar aan noord kennis hadden gemaakt, door hen werd beschouwd als een, die te plukken was. Ik wist, dat zoo iets herhaaldelijk voorkwam aan boord van stoomsche pen, dat zelfs benden bedriegers ge woon waren voor dit doel alleen heen en weer te reizen. Ik besloot daarom een oogje te hou den op die mannen, en na te gaan, wat zij in hun schild voerden. Dienselfden avond nog werden in het rooksaion mijn vermoedens beves tigd. Toen ik binnentrad, vond ik de vier mannen bezig met liet spelen van „poker" Eenige passagiers keken toe. Ik trad naar de tafel en keek nauwlettend naar het spel, evenwel zorg dragende, geen achterdocht bij het drietal spitsboeven te trekken door al te scherpe contróle. Juist had een der drie ouderen een goeden slag geslagen. De jongste der vier scheen niet veel te hebben ge wonnen, zelfs had hij waarschijnlijk verloren. Beurtelings plaatste ik mij nu achter dezen dan genen speler, en keek in hun kaarten. Al spoedig kwam ik tot de overtuiging, dat er valsch werd gespeeld en steeds mijn oogen goed den kost gevend, had ik de zekerheid, dat er kunstgrepen werden gebruikt. De jonge Engelsch- maii wiens naam ik later vernam, was zeer vlot en roekeloos in zijn spel. Hij scheen volop geld te hebben, en koesterde niet de minste achter docht. Dien avond leed de onervaren jongeman een aanzienlijk verlies, maar hij was daardoor allerminst ontmoedigd en terneergeslagen. De anderen hadden medelijden met hem wegens zijn tegenslag en verzeker den hem, dat het zoo niet kon duren, en de kansen spoedig in zijn voordeel zouden keeren. Ik maakte het voornemen de drie schurken te ontmaskeren en had wel dra mijn plannetje gemaakt. Voor al les wilde ik een onderhoud hebben met don kapitein van het schip, om hem mijn vermoedens mee te deelen. Ik had besloten de zaak aldus te be handelen ofschoon bij mij niet de minste twijfel bestond als een voorzorgsmaatregel en om niet voor barig te zijn. Een der passagiers was, zei ik hem, deerlijk geplukt. Voorts merkte ik op, dat ik een plannetje had bedacht, waarbij het mij geluk ken zou de bedriegelijk opgestreken winsten van de schurken terug te krijgen, en tezelfder tijd hun ellendig bedrog aan het licht te brengen. Wil de de kapitein mij daarin behulp zaam zijn Hij stemde er hartelijk in toe. Het volgende wat mij te doen stond was een gesprek met den jeugdigen Engelschman aan te kneopen en hem aan te manen op zijn hoede te we zen. Biizevolg tochten den volgen den dag de kapitein en ik hem op en wij vonden hem gelukkig alleen, le zend in den salon. De kapitein stelde mij aan hem voor, zei dat ik een zaak van gewicht met hem te bespreken had, en verwijderde zich alsdan. Wij wisselden onzo visitekaartjes, en de jongeman verklaarde zich be reid te luisteren naar hetgeen ik hem zou to zee gen hebben. Hij was heel vriendelijk en spraakzaam, maar ik ontdekte al spoedig een sterken trek in zijn karakter; zijn gevoel van eigenwaarde, zoodat ik begreep, dat ik met de meeste voorzichtigheid te werk moest gaan, ten einde zijn waardigheid niet te kwetsen. Iemand in zijn gezicht te zeggen, dat hij mot open oogen werd beet ge nomen, was een heel teere zaak en in staat om hem in eigen achting te doen dalen. Het was echter volstrekt noodzakelijk, dat ik den jongeman tot bondgenoot had. dat hij het eens was met wat ik hem zei. Gisteravond, begon ik, was ik ge tuige van uw spel in den rooksaion, eu werd ik getroffen door den zonder lingen loop van uw tegenslag. Ja, antwoordde hij luchtig, het geluk loopt soms in éen richting. Daarin ligt niets zonderlings. Van avond kan precies het tegenoverge stelde het geval wezen. Eén van de anderen had ook afwisselend geluk en ongeluk. Do kaarten, die u in handen kreeg, ging ik bedachtzaam voort, wa ren curieus genoeg, in den regel goed. Ein ik zou ongetwijfeld gewon nen hebben, hernam de jonge En gelschman lachend, als de anderen geen betere spellen hadden gehad. Mag ik u vragen eai ik ver trouw, dat u dit niet als een onbe scheidenheid zult beschouwen of de andere spelers u sinds lang bekend waren Vóórdat ik aan boord kwam had ik ze nooit gezien, antwoordde hij. Maar het schijnen heel fatsoenlijke lieden te zijn. O riep ik uit, in mijn stem zooveel beteekeiüs leggende ais mo gelijk was. Hebt u ecnig vermoeden, u zult aau mijn kaartje gezien hebben dat ik bekend kan zijn met kaarten en van hetgeen mogelijk is ermee te verrichten hebt u eenig vermoeden zeg ik, dat 't spel van uw kameraden niet uitsluitend zich bepaalt tot de wettige methode van poker Neen, hoegenaamd niet, ant woordde hij vlug. Ik ken het pokea- spei heel goed, eu ik ben zeker, dat zij eerlijk spelen. Ik kan u verzekeren, mijnheer, zei ik met nadruk, op grond van mijn eigen persoonlijke waarneming, dat zij volstrekt niet eerlijk met u spelen en dat zij hun geld winnen door bedrog. Ik heb heel duidelijk, meer dan eens, met de kaarten zien knoeien. Werkelijk, hernam de jonkman met ernstig gezicht, gij moet u heb ben vergist. Ware dat liet geval ge weest, dan zou ik het hebben opge merkt... Ik kan het niet erg mooi vin den, menschen achter hun rug te be schuldigen. Ik ben volkomen bereid hen in hun gezicht te beschuldigen, riep ik levendig uit, zoo u mij uw hulp wilt verleenen. Hebt u niet opgemerkt hoe zonderling het was, dat, ofschoon doorgaans uw kaarten goed waren, u geen enkele maal hebt gewonnen. Als zö u slechte kaarten hadden ge geven, zoudt ge er niet op hebben ge zet, en daardoor zou uw bijdrage tot den inzet aanmerkelijk minder zijn geweest. Geloof mij, mijnheer, deze zaak heeft voor mij geen ander per soonlijk belang, dan het verlangen om het bedrog aan het licht te bren gen. Daaraan twijfel ik niet, mijn heer. Hetzij dat u wordt gedreven door de beste bedoelingen, maar men kan ook al te achterdochtig wezen en in zijn gevolgtrekkingen den bal mis slaan. In elk geval, ik heb beloofd vanavond weer te zullen spelen en ik zal mijn woord houden. Evenwel zal ik mijn oogen goed open houden, om het bewijs in handen te hebben van hetgeen u verklaart en ik zal mij ge heel en al laten leiden door het spel van vanavond Wijl liet mij duidelijk was, dat hij er niet van af was te brengen, dien avond weer te spelen, onthield ik me van alle verdere pogingen, overtuigd trouwens, dat de nieuwe ervaringen, door hem op te doen, mij te krachti ger zouden maken. Hij speelde dan, en het resultaat was een herhaling van 'tgeen den avond te voren was geschied. Hij ver loor andermaal zwaar, met dezelfde opeenvolging van goede spellen en hetzelfde geknoei door zijn speelge- nooten. Ik kon zien, dat de jonkmam toen het spel was geëindigd, in alles behalve kalme gemoedsstemming ver keerde, want zooals de zaken nu stonden had hij naar mijn berekening achttien duizend gulden verloren. Ik verwijderde mij van de tafel, voordat hij opstond en verliet den rooksaion, daar ik elk vermoeden wilde vermii- den, dat tusschen hem en mij ook maar de minste betrekking bestond Den volgenden dag zocht ik een nieuw onderhoud met hem op eenl rustig plekje van het schip, en een zijner eerste opmerkingen was 't Is inderdaad heel zonderling. Bent u nu bereid mij de behulp zame hand te leenen in het plan, dat ik u heb voorgesteld vroeg ik hem. Wat is de aard van uw plan? was zijn wedervraag. Laat mij u allereerst zeggen, dat ik overtuigd ben, dat de drie mannen, met wie u hebt gespeeld, een bende Amerikaansche valsclie spelers zijn. Mijn eerste vermoeden dienaangaan de rees, toen ik u op het dek in ge sprek met hen zag. Om dat vermoe den to bevestigen, heb ik zoo nauw lettend naar het spel gekeken, met do resultaten, welke ik u heb meege deeld. Het plan, dat ik u voorstel, komt op het volgende neer. U moet vanavond als naar gewoonte met hen spelen, en ik zal aanwezig zijn, dicht bij u staande. Na een poosje te heb ben gespeeld, moet gij u plotseling on gesteld gevoelen en om „brandy" vragen, u tegelijkertijd verontschul digend dat u het spel niet kunt voort zetten. Richt u dan tot mij en ver zoek me, uwe plaats in te nemen, de andere spelers raadplegend of het hun aangenaam is. Zij zullen er na tuurlijk in toestemmen. U kunt dan naar 'liet dek gaan om wat versche lucht to happen en na een poosje wat verkwikt terugkeeren. En Iet dan op heigeen gebeuren zal. Mag ik er op rekenen, dat u aldus handelt? Ja, zei hij gewillig, zoo zij valsch gespeeld hebben dienen zij aan de kaak te worden gesteld. Ik instrueerde hem nu om te spelen als te voren, van geen argwaan tet doen blijken. Het verloren geld zou hij terugkrijgen, zei ik hem. Alsnu zocht ik den kapitein op, zette hem mijn plap uiteen en vroeg hem te zor gen, dat eenige hulp bij de hand was, wijl ik geweld van den kant der schurken vreesde. Hij bewilligde daarin gaarne. Hij zou tegenwoordig zijn, beloofde hij. Toen de vier spelers gezeten waren schaarden zich vele kijkers om hen heen. Ik stond naast den jeugdigen Engelschman. Er werd gespeeld met dezelfde gevolgen als te voren. Juist toen weder een inzet door een der bende was ingerekend, legde de jon ge man zijn handen aan zijn hoofd en klaagde over zich onwel gevoelen. De samenzweerders keken elkander aan, en schenen te meenen, dat hem zijn verliezen begonnen te hinderen. De jonkman excuseerde zich, dat hij de speeltafel vea-liet en verzocht mij, zijne plaats poosje in te nemen. Het trio had daartegen geen bezwaar en ik nam in den ledigen armstoel plaats. Natuurlijk werd ik meer of minder beschouwd als een duifje no. 2 en gedurende eenigen tijd verloor ik evenzeer als mijn voorganger. Ik merkte op, dat verscheidene scheeps officieren en ook de kapitein in do nabijheid stonden. Links van mij aan tafel zat do kleine dikke man, rechts de bejaarde man, en tegenover mij do man met den Mephisto-kop. Eindelijk was het oogenblik van handelen voor mij aangebroken. Ik gaf de kaarten en na dit te hebben ge daan, riep de speler tegenover mij i Ik zet een pond Ik bluf en zet twee pond, sprak een tweede. Daarop blufte ik op mijn beurt, waarna mijn linkerbuur acht pond zette, hetgeen den Mephisto aanlei ding gaf op te jagen tot 16 pond. En zoo ging het voort, telkens werd de inzet aanzienlijker. De spanning was geweldig. Voortdurend dreef ik op, tot eindelijk een bedrag was bereikt dat de gezamenlijke verliezen van den jongen Engelschman vertegen woordigde en nog altijd ging hethoo- ger. Al het geld, dat de spelers .bij zich hadden, lag op tafel en zij had den bovendien hun juweelen daar aan toegevoegd. Toen, van oordeel, dat het oogenblik daar was, liet ik keeren. Ik denk, dat de inzet voor mij isriep de Mephisto uit, zijn kaarten openleggend, vier boeren Neen, voor mij 1 riep zijn rech ter buur, vier vrouwen I Neen, het ls voor mij 1 riep mijn Linker buur nu triomfantelijk uit, vier heeren 1 Heeren, zei ik nu, gij vergist u allen, vier azen En bij die woor den legde ik mijn spel op tafel. Er ging een gemompel van verba zing onder de toeschouwers op en een woedend gebrom van den kant der spelers. Mephistopheles sprong van zijn stoel op en schreeuwde Wij zijn bedrogen Ja, zei ik, ik heb hei, bedrog be drogen. Eu mij vervolgens tot de opgewon den toeschouwers wendende, ging ik voortDie lieden, mijne heeren, zijn valsche spelers en hebben dezen jonk. man hier wees ik op hun zooeven teruggekeerd slachtoffer geplukt 1 Twee avonden heb ik hen gadeslagen en ik heb dit spelletje bedacht om hen te ontmaskeren. Terwijl ik sprak, braakte de Me phistopheles een afschuwelijke ver- wensching uit, en snel een revolver te voorschijn halend, had hij dit.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 15