BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER S MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
55.
Rubriek voor Vrouwen
Het Rijke Natuurleven
Ontmaskerd.
J0b Jaargang,
ZATSRDAQ 24 APRIL 1909
Ho. T928.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZU?J
ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
Aanwensels.
Een schoon gelaat, een welgevormd
lichaam kan dikwijls bij aandachtige
beschouwing aan bekoring verliezen
door zoogenaamde slechte gewoonten.
Nu zijn het korte trekkingen of kramp
aohtig spannen van enkele spieren!,
dan zonderling verwringen van en
kele ledematen, hoofd of romp, plot
selinge onregelmatige werking der
ademhalingsorganen, trekken met de
oogen of iets dergelijks, in het kort
allerlei grimassen, die zich met korte
tusschenpoozen herhalen, verstoren
de harmonie van den eersten indruk.
De omgeving der personen in kwestie
maakt zich met reden ongerust, wan
neer zij dergelijke aanwensels ont
dekt, bij de gewoonlijk jeugdige, haar
toevertrouwde individuen. Al komen
die verschijnselen ook meest bij kin
deren voor, toch zijn ze aan geen leef
tijd of geslacht gebonden. Het voort
durende toezicht, waaronder het kind
staat, de liefdevolle zorg, waarmede
elk zijner bewegingen bespied wordit,
hebben echter wel ten gevolge, dat
zulke aanwensels in de jeugd het hef
tigste worden bestreden.
Natuurlijk beproeven ouders en op
voeders onderwijzend en waarschu
wend, door zachtheid en strengheid,
de kleinen liet aanstootelijke gesticu-
leeren of gezichten trekken af te lee-
ren, doch maar al te vaak zonder suc-
cès.
Het kind kan het niet laten, voelt
zich onbehaaglijk, «enerzijds kan het
het verbod niet gehoorzamen, ander
zijds vreest het verwij tingen en straf,
het wordt angstig en schuw en mijdt
in het vervolg liever het gezelschap,
waarin het wordt beknord of uitge
lachen.
In het bewustzijn zijner vermeende
schuld en ongehoorzaamheid gebruikt
het ieder moment, dat het zich onop
gemerkt waant, om de verboden be
wegingen uit te voeren. Verstandiger
ouders beschouwen die gebaren van
het kind als nerveus. Niet ten on
rechte. DoCh vergeefs blijken dikwijls
de pogingen, om die nervositeit met
de gewone middelen te behandelen en
te genezen. De rechte weg om tot her
kenning van de oorzaak van het
kwaad te komen, wordt slechts zelden
ingeslagen; en toch is die dikwijls
zeer eenvoudig.
Een kleine oneffenheid der kleeding,
voortdurende wrijving op een gevoe
lig deel der huid geven dikwijls de
oplossing van het raadsel, verklaren
de vermeende aanwensels, waarvan
wel is waar gewoonlijk de oorsprong
don pupil, evenmin als den opvoeder
bekend is, doch die bij nauwkeurige
beschouwing gemakkelijk kan wor
den gevonden en verwijderd.
Ieder weet, dat een nauwe laars
een bron van hevige pijn kan zijn, die
er den drager onophoudelijk aan her
innert, dat de voet een schadelijken
druk ondervindt.
Het afleggen van het martelwerk
tuig wordt als een oogenblikkelijke
bevrijding begroet; het geneesmiddel
voor die kwaal bestaat In een goed
passende voetbekleeding.
Een vlieg kiest onze huid tot. wan
delplaats. De bewegingen der sierlijke
pootjes van het insect veroorzaken
een lichte kitteling en wij verjagen
het door een handbeweging of een
schudden met het hoofd, minder, om
den kleinen indringer te dwingen
heen te gaan, dan wel om het onuit
staanbare gekrabbel te doen ophou
den. Moest niet juist die dagelijks te-
rugkeerende ondervinding met de
vlieg er ons toe brengen, te zoeken
naar een oorzaak, al is die dan ook
niet onmiddellijk te zien, naar een
prikkel der gevoelige zenuwen? Dan
zouden wij dikwijls verbaasd staan
over de nietigheid der oorzaak, die
aan zulke zenuwachtige aanwensels
ten grondslag ligt, en over de weinige
moeite waarmee die vermeende ner
vositeit te genezer, zou zijn,
Een nadere beschouwing van de
meest voorkomende zenuwprikkelin
gen, die de oorzaak zijn der z.g. aan
wensels, is waarschijnlijk voor het
meerendeel der opvoeders reeds vol
doende om de gevallen te herkennen,
waarin het paedagogisch oordeel, of
beter gezegd, vooroordeel over aan
wensels gehandhaafd kan worden,
waarbij aan zenuwen moet worden
gedacht. Zoo zien wij b.v. hoe een
kind het hoofd dikwijls naair één kant
keert of telkens naar een kant scheel
ziet. Niet zelden eischt die beweging
van de oogspieren te veel werk en
verslapt ze op den duur. Men moet
dan zoo spoedig mogelijk de oogen
van het kind door een ooearts laten
onderzoeken. Misschien dat dan met
liet dragen van een bij zonderen bril
het slechte aanwensel uit de wereld is.
Een ander kind draait steeds on
rustig met het hoofd. Men overtuige
zich, of dit niet door een verandering
van zitplaats of van kleeding verhol
pen kan worden. Een oneffenheid van
den stijven boord, de druk van een
knoopje, een plooi, een voor sieraad
gedragen halsketting wrijft en prik
kelt onophoudelijk de huid. De draai-
beweging heeft sJechts ten doel, de
aanraking met bet hinderlijke voor
werp te doen ophouden en het pijn
lijke gevoel kwijt te raken.
Bij anderen is het elastiek van een
hoed te nauw en schuurt langs de
huid. De zonderlinge wendingen van
het hoofd of het verwringen der ge
laatstrekken zoeken de pijn te lenigen
en oogenblikkelijk geven zij dan ook
werkelijk verlichting.
Vele kinderen trekken aan hun kou
sen, schuren de beenen tegen elkan
der. Dikwijls zal men dan bevinden,
dat de kouseband te strak of te los
zit zoodat de kleedingstukken te ge
makkelijk verschuiven en telkens an
dere deelen der huid aanraken.
Bij al dergelijke gevallen is bet de
plicht der ouders en opvoeders naar
de oorzaak te zoeken, opdat de ver
schillende, dikwerf onhebbelijke
lichaamsbewegingen niet ontaarden
in „aanwensels" die ten slotte moei
lijk te overwinnen zijn.
MARIE VAN AMSTEL.
„Alles lacht, alles zingt,
Alles bloeit, alles blinkt,
Weer zoo lieflijk als immer te voren."
DE GENESTET.
Ja, de Lente is er, wij merken het
aan het fluiten der vogels, wij zien
het aan de ontplooide knoppen der
kastanjes, aan het bloeien van onze
liefste voorjaarsblomen de boschane
monen en welriekende viooltjes. Zij
allen roepen ons- toe: „Bewonder nu
de heerlijke natuur in haar frisch
ontwaken, maak u op, om het heerlij
ke voorjaar te genieten.
In velden en bosschen, in vijvers
en plassen overal wordt hoogtij ge
vierd, overal juicht en speelt al het
levende, bezield door de levenwekken
de lenteu
Een greep te doen uit dien vormen-
en kleurenrijkdom is mij haast on
mogelijk. Er is zooveel moois, zooveel
belangrijks, dat ik u voor alles zou
willen toeroepen:
„Trek er op uit, bestudeer plant en
dier in de vrije natuur, in hun eigen
omgeving en gij zult ze gaan lief
hebben bet zullen voor u worden
vrienden, naar wier komst gij telken-
jare weer met verlangen uitziet,
vrienden, die uw wandelingen zullen
veraangenamen!, die u memig uur
van het reinst genot zullen verschaf
fen."
„Maar wij zien op onze wandelin
gen al die dingen niet, waarover in
kranten wordt geschreven", zoo hoor
ik enkelen uwer reeds zeggen. „Als
de hyacinten niet bloeiden zouden
wij buiten nog ndets opmerken, dan
kale hoornen en ter nauwernood
groenende weilanden, waar is nu al
dat moois te vinden? Waar bloeien
die mooie anemonen, waar ontplooien
de viooltjes hun welriekende bloe
men, waar en door welke levende we
zens wordt dan hoogtij gevierd?"
Doch ik antwoord u nog eens:
„Overal, zoo gij slechts geduld hebt
en goed kijkt, ontdekt gij iets interes
sants, overal biedt de ontwaakte na
tuur u haar schatten aan."
Doch laten wij samen eens uitgaan.
Ons doel is het groote weidegebied
rechts van den Vogelenzangschen
straatweg. Daar willen wij de vlieg
en loop too ren van scholeksters en
wulpen, van kieviten en waterhoen
tjes, hun leven en hun gewoonten
eens van nabij leeren kennen maar,
omdat wij op onze wandeling zoo heel
veel moois ontmoeten, zullen wij eerst
over eenige weken aan de levensbe
schrijving der bovengenoemde dieren,
toe zijn.
Wij gaan den Wagenweg op en bij
„het Beeldenhuis" gekomen, kijken
wij eerst even brutaal door het met
klimop begroeide hek.
Ziet gij daar aan den linker-voarge
vel dat mooie klimmende heestertje?
Wij treffen het gelukkig. De bloed
is nog niet voorbij. Heel wat fraaie
gele bloemen hebben de mooie kelkjes
geopend en wachten nu nog op Inaec-
tenbezoek.
Waarschijnlijk zullen ilj daarin
beter al a ren dan de meeste horer
voorgangsters, daar die zoo overmoe
dig wanen, om zelfs te midden van
sneeuwbuien en koude winden haar
gele hartjes te toonen. Deze heester is
n.l. een win ter bloei er, die onder ver
schillende namen bekend is. De naam
winterjasmijn geeft zoo ongeveer den
tijd aan, waarop de meeste bloemen
bloeien, terwijl zij, die ons plantje
Chineesch klokje noemen, meer op
den vorm der bloemen letten.
Heel kort bij kunt u dat 'plantje
niet bekijken, het zware hek laat geen
leergragen voorbijganger toe. Wacht
daarmee dan ook maar, tot gij in uw
eigen tuin zoo'n wlnterjasmijn hebt
geplant. Dankbaarder lieestextje kunt
gij bijna niet vinden. De dunne groe
ne takken groeien zeer snel en in een
paar jaar is een groot gedeelte van
uw schutting of muur geheel begroeid
mits gij de plant wat steunpunten
geeft en de lange takken op bindt.
In het najaar begint de klokjesre
gen. Uit bijna ieder takje komen de
geie bloempjes voor den dag en, eens
begonnen, weet de plant van geen
ophouden. Nauwelijks Is een bloem
pje uitgebloeid, of een nieuw geel-
•rokje staat weer klaar om zich te
laten bewonderen.
Dit gaat zoo door tot in Maart en
April. Hevige winterkoude brengt
slechts even wat stilstand. Spoedig
daarna begint de bloei opnieuw en in
de eerste en tweede maand van het
jaar is de plant op haar mooist. In
dezen tijd, April en Mei begint de ont
wikkeling der' bladeren. Het ptronken
is voorbij. De plant moet de verloren
krachten herwinnen en, hoewel de
groene stengels hiertoe het heele jaar
door het hare bijdragen, moeten toch
de bladeren het meeste werk doen.
Doch wandelen wij verder. Daar
aan dien afgestoken slootkant rechts
van den weg bloeit een ander geel
bloempje. Het valt u direct op, daar
de omgeving nog vrij dor is. Zoo op
het eerste gezicht lijkt het veel op een
paardenbloem, maar aan den ge-
schubden stengel merkt gij, dat gij
met een heel ander plantje te doen
hebt. Bekijkt gij het wat nader, dan
ziet gij, dat het hoofdje eigenlijk een
verzameling is van een ontelbaar- aan
tal bloemen.
De buitenste kransen zijn wat lint
vormig. Zij hebben alleen vrouwelijke
voortplantingsorganen, n.l. de twee
gebogen stempeltjes, die zoo aardig
uit ieder bloempje te voorschijn ko
men. Het hartje van dien bloemen
handel wordt gevormd door regelma
tige vijfslippige insectenlokkers. De
kleur dezer vijf slipjes evenals die
van de lintvormige bloemkroon der
rarudbloemen dient alleen om de
kruisbestuiving te bevorderen. Is die
tot stand gekomen, dan ontwikkelen
zich kleine vruchtjes bijna gelijk ge-
vormd als die van de paardenbloem.
Deze voortplanting is echter niet het
belangrijkst. Onze boeren weten daar
van mee te praten. Zij kennen het
hoefblad maar al te goed als een las
tig onkruid, dat niet zoo gemakkelijk
valt uit te roeien. Wat toch is het ge
val?
De plant die nu bloeit droeg ver
leden jaar bladeren. Deze bereidden
reserve voedsel en toen zij stierven,
merkten wij reeds de goed beschutte
knoppen der tegenwoordige bloemen
op. Na dezen bloeitijd sterft de plant,
maar nog op een andere en veel doel
matiger wijze dan door viruchtvor-
ming heeft zij voor het voortbestaan
der soort gezorgd. Haar anderaard-
sche stengel heeft uitloopers gevormd
die nu doorgroeien tot het volgend
jaar, waarna zij bladeren naar boven
zenden, deze bereiden weer zetmeel
en stellen de plant weer in staat in
het najaar bloemknoppen te vormen.
In het derde voorjaar bloeien deze
dus weer. Het zijn nu juist deze on-
decraardsche uitloopers, die het uit
roeien* zoo moeilijk maken!, zij leven
onzichtbaar en slechts door zorgvul
dig alle bladeren der tweede-jaars-
planten te vernietigen moeten de on-
deraardsche deelen ten slotte door
uitputting sterven.
Gij ziet, wij zijn pas aan het begin
van onze wandeling en hebben reeds
twee merkwaardige planten wat na
der Leeren kennen. Onze weg biedt
nog heel wat verrassingen aan.
Tot Zaterdag.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Den Heer J. G. BI. Uw plant ls
de vruchtbare stengel top van De
P aardes taart. Equisetum arvense.
Bijzonderheden In het volgend opstel.
Ale u dezen zomer weer eens wat om-
WORDEN OPGEMERKT,
bekends ontmoet zal ik u zoo moge
lijk in de volgende „Zaterdagavond"
de gewenschte inlichtingen geven.
Den Heer J. V. te Haarlem. Ie
der plantje heeft nagenoeg 1 kub.
d.M. grond en daar het wortelnet
niet zoo uitgebreid is kunnen zij met
diie ruimte wel toe. Verpotten is niet
noodzakelijk en niet gewenscht, daar
dan de groei weer wordt vertraagd.
H. PEUSENS.
Eenige jaren geleden reisde ik van
Engeland uit aan boord van het wel
bekende stoomschip ,.City of Rome",
naar Amerika. Het was in de maand
Juni en het weer was prachtig. Te
midden der bonte menigte passa
giers, op het dek, een paar dagen na
dat wij Engeland hadden verlaten, be
vond zich een groepje van vier perso
nen, waarin ik meer dan gewoon be
lang stelde. Allen waren naar de
mode gekleed, maar verschilden aan
merkelijk in leeftijd en ook in uiter
lijk. Een. wiens leeftijd ik ongeveer
op 35 jaren schatte, was lang en ten
ger, met gitzwart, kortgeknipt haar
en een kleinen zwarten knevel. In
hun geheel maakten die mannen en
vooral 't uiterlijk van dezen man -op
mij een allerongunstigsten indruk.
Een ander lid der club was een
klein, dik man, een weinig jonger
dan de lange, droeg een marineblauw
costuum, had een donkerbruinen
baard, zorgvuldig onderhouden, en
een knevel, opkrullend aan de ein
den. Ook hij had kortgeknipt haar en
een «enigszins bleek gelaat.
De deu-de was aanmerkelijk ouder
dan de twee anderen. Zijn haai' was
peper en zout, zijn gezicht glad ge
schoren.
De vierde was jong, nog een
jongeling, met vlasachtig haar en
een bleek, baardeloos gezicht. Hij
was blijkbaar van goede afkomst,
maar zijn gelaat toekende zwakheid.
Deze jonge man was het middelpunt
der belangstelling van de andere
drie.
De volwassen knaap deed me den
ken aan een duif in een nest van ha
viken. Ik maakte de gevolgtrekking,
dat de drie ouderen een bende bedrie
gers \ormden, en dat de aristocrati
sche -ngeman, met wlen ze blijkbaar
aan noord kennis hadden gemaakt,
door hen werd beschouwd als een, die
te plukken was.
Ik wist, dat zoo iets herhaaldelijk
voorkwam aan boord van stoomsche
pen, dat zelfs benden bedriegers ge
woon waren voor dit doel alleen heen
en weer te reizen.
Ik besloot daarom een oogje te hou
den op die mannen, en na te gaan,
wat zij in hun schild voerden.
Dienselfden avond nog werden in
het rooksaion mijn vermoedens beves
tigd. Toen ik binnentrad, vond ik de
vier mannen bezig met liet spelen van
„poker" Eenige passagiers keken
toe. Ik trad naar de tafel en keek
nauwlettend naar het spel, evenwel
zorg dragende, geen achterdocht bij
het drietal spitsboeven te trekken
door al te scherpe contróle.
Juist had een der drie ouderen een
goeden slag geslagen. De jongste der
vier scheen niet veel te hebben ge
wonnen, zelfs had hij waarschijnlijk
verloren. Beurtelings plaatste ik mij
nu achter dezen dan genen speler,
en keek in hun kaarten. Al spoedig
kwam ik tot de overtuiging, dat er
valsch werd gespeeld en steeds mijn
oogen goed den kost gevend, had ik
de zekerheid, dat er kunstgrepen
werden gebruikt. De jonge Engelsch-
maii wiens naam ik later vernam,
was zeer vlot en roekeloos in zijn
spel. Hij scheen volop geld te hebben,
en koesterde niet de minste achter
docht. Dien avond leed de onervaren
jongeman een aanzienlijk verlies,
maar hij was daardoor allerminst
ontmoedigd en terneergeslagen. De
anderen hadden medelijden met hem
wegens zijn tegenslag en verzeker
den hem, dat het zoo niet kon duren,
en de kansen spoedig in zijn voordeel
zouden keeren.
Ik maakte het voornemen de drie
schurken te ontmaskeren en had wel
dra mijn plannetje gemaakt. Voor al
les wilde ik een onderhoud hebben
met don kapitein van het schip, om
hem mijn vermoedens mee te deelen.
Ik had besloten de zaak aldus te be
handelen ofschoon bij mij niet de
minste twijfel bestond als een
voorzorgsmaatregel en om niet voor
barig te zijn. Een der passagiers was,
zei ik hem, deerlijk geplukt. Voorts
merkte ik op, dat ik een plannetje
had bedacht, waarbij het mij geluk
ken zou de bedriegelijk opgestreken
winsten van de schurken terug te
krijgen, en tezelfder tijd hun ellendig
bedrog aan het licht te brengen. Wil
de de kapitein mij daarin behulp
zaam zijn Hij stemde er hartelijk in
toe.
Het volgende wat mij te doen stond
was een gesprek met den jeugdigen
Engelschman aan te kneopen en hem
aan te manen op zijn hoede te we
zen. Biizevolg tochten den volgen
den dag de kapitein en ik hem op en
wij vonden hem gelukkig alleen, le
zend in den salon. De kapitein stelde
mij aan hem voor, zei dat ik een zaak
van gewicht met hem te bespreken
had, en verwijderde zich alsdan.
Wij wisselden onzo visitekaartjes,
en de jongeman verklaarde zich be
reid te luisteren naar hetgeen ik hem
zou to zee gen hebben. Hij was heel
vriendelijk en spraakzaam, maar ik
ontdekte al spoedig een sterken trek
in zijn karakter; zijn gevoel van
eigenwaarde, zoodat ik begreep, dat
ik met de meeste voorzichtigheid te
werk moest gaan, ten einde zijn
waardigheid niet te kwetsen.
Iemand in zijn gezicht te zeggen,
dat hij mot open oogen werd beet ge
nomen, was een heel teere zaak en in
staat om hem in eigen achting te
doen dalen. Het was echter volstrekt
noodzakelijk, dat ik den jongeman
tot bondgenoot had. dat hij het eens
was met wat ik hem zei.
Gisteravond, begon ik, was ik ge
tuige van uw spel in den rooksaion,
eu werd ik getroffen door den zonder
lingen loop van uw tegenslag.
Ja, antwoordde hij luchtig, het
geluk loopt soms in éen richting.
Daarin ligt niets zonderlings. Van
avond kan precies het tegenoverge
stelde het geval wezen. Eén van de
anderen had ook afwisselend geluk
en ongeluk.
Do kaarten, die u in handen
kreeg, ging ik bedachtzaam voort, wa
ren curieus genoeg, in den regel
goed.
Ein ik zou ongetwijfeld gewon
nen hebben, hernam de jonge En
gelschman lachend, als de anderen
geen betere spellen hadden gehad.
Mag ik u vragen eai ik ver
trouw, dat u dit niet als een onbe
scheidenheid zult beschouwen of de
andere spelers u sinds lang bekend
waren
Vóórdat ik aan boord kwam had
ik ze nooit gezien, antwoordde hij.
Maar het schijnen heel fatsoenlijke
lieden te zijn.
O riep ik uit, in mijn stem
zooveel beteekeiüs leggende ais mo
gelijk was. Hebt u ecnig vermoeden,
u zult aau mijn kaartje gezien hebben
dat ik bekend kan zijn met kaarten
en van hetgeen mogelijk is ermee te
verrichten hebt u eenig vermoeden
zeg ik, dat 't spel van uw kameraden
niet uitsluitend zich bepaalt tot de
wettige methode van poker
Neen, hoegenaamd niet, ant
woordde hij vlug. Ik ken het pokea-
spei heel goed, eu ik ben zeker, dat zij
eerlijk spelen.
Ik kan u verzekeren, mijnheer,
zei ik met nadruk, op grond van
mijn eigen persoonlijke waarneming,
dat zij volstrekt niet eerlijk met u
spelen en dat zij hun geld winnen
door bedrog. Ik heb heel duidelijk,
meer dan eens, met de kaarten zien
knoeien.
Werkelijk, hernam de jonkman
met ernstig gezicht, gij moet u heb
ben vergist. Ware dat liet geval ge
weest, dan zou ik het hebben opge
merkt... Ik kan het niet erg mooi vin
den, menschen achter hun rug te be
schuldigen.
Ik ben volkomen bereid hen in
hun gezicht te beschuldigen, riep ik
levendig uit, zoo u mij uw hulp wilt
verleenen. Hebt u niet opgemerkt hoe
zonderling het was, dat, ofschoon
doorgaans uw kaarten goed waren,
u geen enkele maal hebt gewonnen.
Als zö u slechte kaarten hadden ge
geven, zoudt ge er niet op hebben ge
zet, en daardoor zou uw bijdrage tot
den inzet aanmerkelijk minder zijn
geweest. Geloof mij, mijnheer, deze
zaak heeft voor mij geen ander per
soonlijk belang, dan het verlangen
om het bedrog aan het licht te bren
gen.
Daaraan twijfel ik niet, mijn
heer. Hetzij dat u wordt gedreven
door de beste bedoelingen, maar men
kan ook al te achterdochtig wezen en
in zijn gevolgtrekkingen den bal mis
slaan. In elk geval, ik heb beloofd
vanavond weer te zullen spelen en ik
zal mijn woord houden. Evenwel zal
ik mijn oogen goed open houden, om
het bewijs in handen te hebben van
hetgeen u verklaart en ik zal mij ge
heel en al laten leiden door het spel
van vanavond
Wijl liet mij duidelijk was, dat hij
er niet van af was te brengen, dien
avond weer te spelen, onthield ik me
van alle verdere pogingen, overtuigd
trouwens, dat de nieuwe ervaringen,
door hem op te doen, mij te krachti
ger zouden maken.
Hij speelde dan, en het resultaat
was een herhaling van 'tgeen den
avond te voren was geschied. Hij ver
loor andermaal zwaar, met dezelfde
opeenvolging van goede spellen en
hetzelfde geknoei door zijn speelge-
nooten. Ik kon zien, dat de jonkmam
toen het spel was geëindigd, in alles
behalve kalme gemoedsstemming ver
keerde, want zooals de zaken nu
stonden had hij naar mijn berekening
achttien duizend gulden verloren. Ik
verwijderde mij van de tafel, voordat
hij opstond en verliet den rooksaion,
daar ik elk vermoeden wilde vermii-
den, dat tusschen hem en mij ook
maar de minste betrekking bestond
Den volgenden dag zocht ik een
nieuw onderhoud met hem op eenl
rustig plekje van het schip, en een
zijner eerste opmerkingen was
't Is inderdaad heel zonderling.
Bent u nu bereid mij de behulp
zame hand te leenen in het plan, dat
ik u heb voorgesteld vroeg ik hem.
Wat is de aard van uw plan?
was zijn wedervraag.
Laat mij u allereerst zeggen, dat
ik overtuigd ben, dat de drie mannen,
met wie u hebt gespeeld, een bende
Amerikaansche valsclie spelers zijn.
Mijn eerste vermoeden dienaangaan
de rees, toen ik u op het dek in ge
sprek met hen zag. Om dat vermoe
den to bevestigen, heb ik zoo nauw
lettend naar het spel gekeken, met do
resultaten, welke ik u heb meege
deeld. Het plan, dat ik u voorstel,
komt op het volgende neer. U moet
vanavond als naar gewoonte met hen
spelen, en ik zal aanwezig zijn, dicht
bij u staande. Na een poosje te heb
ben gespeeld, moet gij u plotseling on
gesteld gevoelen en om „brandy"
vragen, u tegelijkertijd verontschul
digend dat u het spel niet kunt voort
zetten. Richt u dan tot mij en ver
zoek me, uwe plaats in te nemen, de
andere spelers raadplegend of het
hun aangenaam is. Zij zullen er na
tuurlijk in toestemmen. U kunt dan
naar 'liet dek gaan om wat versche
lucht to happen en na een poosje wat
verkwikt terugkeeren. En Iet dan op
heigeen gebeuren zal. Mag ik er op
rekenen, dat u aldus handelt?
Ja, zei hij gewillig, zoo zij valsch
gespeeld hebben dienen zij aan de
kaak te worden gesteld.
Ik instrueerde hem nu om te spelen
als te voren, van geen argwaan tet
doen blijken. Het verloren geld zou
hij terugkrijgen, zei ik hem. Alsnu
zocht ik den kapitein op, zette hem
mijn plap uiteen en vroeg hem te zor
gen, dat eenige hulp bij de hand was,
wijl ik geweld van den kant der
schurken vreesde. Hij bewilligde
daarin gaarne. Hij zou tegenwoordig
zijn, beloofde hij.
Toen de vier spelers gezeten waren
schaarden zich vele kijkers om hen
heen. Ik stond naast den jeugdigen
Engelschman. Er werd gespeeld met
dezelfde gevolgen als te voren. Juist
toen weder een inzet door een der
bende was ingerekend, legde de jon
ge man zijn handen aan zijn hoofd
en klaagde over zich onwel gevoelen.
De samenzweerders keken elkander
aan, en schenen te meenen, dat hem
zijn verliezen begonnen te hinderen.
De jonkman excuseerde zich, dat hij
de speeltafel vea-liet en verzocht mij,
zijne plaats poosje in te nemen.
Het trio had daartegen geen bezwaar
en ik nam in den ledigen armstoel
plaats. Natuurlijk werd ik meer of
minder beschouwd als een duifje no.
2 en gedurende eenigen tijd verloor
ik evenzeer als mijn voorganger. Ik
merkte op, dat verscheidene scheeps
officieren en ook de kapitein in do
nabijheid stonden. Links van mij aan
tafel zat do kleine dikke man, rechts
de bejaarde man, en tegenover mij
do man met den Mephisto-kop.
Eindelijk was het oogenblik van
handelen voor mij aangebroken. Ik
gaf de kaarten en na dit te hebben ge
daan, riep de speler tegenover mij i
Ik zet een pond
Ik bluf en zet twee pond, sprak
een tweede.
Daarop blufte ik op mijn beurt,
waarna mijn linkerbuur acht pond
zette, hetgeen den Mephisto aanlei
ding gaf op te jagen tot 16 pond. En
zoo ging het voort, telkens werd de
inzet aanzienlijker. De spanning was
geweldig. Voortdurend dreef ik op,
tot eindelijk een bedrag was bereikt
dat de gezamenlijke verliezen van
den jongen Engelschman vertegen
woordigde en nog altijd ging hethoo-
ger. Al het geld, dat de spelers .bij
zich hadden, lag op tafel en zij had
den bovendien hun juweelen daar
aan toegevoegd. Toen, van oordeel,
dat het oogenblik daar was, liet ik
keeren.
Ik denk, dat de inzet voor mij
isriep de Mephisto uit, zijn kaarten
openleggend, vier boeren
Neen, voor mij 1 riep zijn rech
ter buur, vier vrouwen I
Neen, het ls voor mij 1 riep mijn
Linker buur nu triomfantelijk uit,
vier heeren 1
Heeren, zei ik nu, gij vergist u
allen, vier azen En bij die woor
den legde ik mijn spel op tafel.
Er ging een gemompel van verba
zing onder de toeschouwers op en
een woedend gebrom van den kant
der spelers. Mephistopheles sprong
van zijn stoel op en schreeuwde
Wij zijn bedrogen
Ja, zei ik, ik heb hei, bedrog be
drogen.
Eu mij vervolgens tot de opgewon
den toeschouwers wendende, ging ik
voortDie lieden, mijne heeren, zijn
valsche spelers en hebben dezen jonk.
man hier wees ik op hun zooeven
teruggekeerd slachtoffer geplukt 1
Twee avonden heb ik hen gadeslagen
en ik heb dit spelletje bedacht om
hen te ontmaskeren.
Terwijl ik sprak, braakte de Me
phistopheles een afschuwelijke ver-
wensching uit, en snel een revolver
te voorschijn halend, had hij dit.