fc M
m
froorCtal ES bet work omen Son, bp
Blij gericht Maar de kapitein had
hem in het oog gehouden, en sloeg
Jiem vlug op den arm, zoodat de ko
gel in het plafond belandde, gelukkig
zonder iemand letsel te doen. De drie
bedriegers werden nu met spoed ge
grepen, weggevoerd en in boeden ge
sloten.
Na aan de politie der Vereenigde
Staten te zijn overgeleverd, waren ze
spoedig herkend. Terecht staande
werden ze schuldig bevonden en ver
oordeeld ieder tot twee jaren gevan
genisstraf.
(U. CL)
Verdiend.
Robert Valin. was niet den rang van
•luitenant van de militaire academie
te SL-Cyr gekomen. Hij was dapper
en eetrzuehtig, zooals men dat in zijn
jeugd is, en besloot dus naar Tonkin
te gaan, tem einde een expeditie mee
te maken en spoediger bevorderd te
worden.
Zijn vader echter, een Fransch ban
kier, was bezorgd voor zijn ©enigen
zoon, en trachtte hem van dat voor
nemen terug te houden. Ook zijn moe
der maakte zich ongerust. De oude
lui meenden, dat met hun fortuin en
•relaties er wel iets aan te doen zou
zijn, te meer, daar in een tijd als deze
de menschen helaas niet onomkoop
baar zijn.
Het trof, dat de bankier juist belast
was met de regeling der zaken van
een der grootste staatslieden. Waar
om zou men het dan niet zóó kunnen
inrichten, dat Robert slechts voor en
kele maanden voor de Chineesche ex
peditie naarTonkirn behoefde te gaan?
Het zou immers voldoende zijn, als hij
er maar geweest was! Hij zou er dus
heen gaan, beloond worden en terug-
keeren. Wel is waar zou liet een ta
melijk langdurige reis zijn, maar hij
zou vootr die kteme expeditie rijkelijk
beloond worden.
De ouders lieten hem dus gerust
gaan; wel waren zij bij het afscheid
wat aangedaan, maar dat kon niet
anders.
De staatsman had intusschen het
ridderkruis toegezegd; Robert mocht
er niets van weten, opdat de verras
sing des te greater zou zijn.
Na zijn vertrek ging alles, zoo-
als de bankier het beschikt had. De
jonge luitenant was nauwelijks een
maand te Hadoï, of hij ontving de
verrassende tijding, dat hij benoemd
was tot ridder van het Legioen van
Eer.
Hij was nog niet buiten de stad ge
weest, had nog geen militairen
marsch gemaakt; ja, had nog geen
Chinees gezien.
Er waren verscheidene officieren
bij het regiment, die, hoewel zij dik
wijls met moed gestreden hadden,
steeds nog tevergeefs op die onder
scheiding wachtten. Er waren er, die
meer dan twintig dienstjaren en grij
ze haren hadden. Anderen weer had
den litteekens van roemvol verkregen
wonden.
Het was een schandaal!
Doch de geest der discipline en hun
gevoel van eigenwaarde weerhield de
officieren. Zij voegden den jongen lui
tenant geen enkel woord van verwijt
of spot toe, maar hij ontving ook geen
enkelen gelukwensch, waarmede men
anders bij zoo'n gelegenheid over
stelpt wordt. Geen enkele hand druk
te de zijne!
Robert, die de tij duig met meer ver
wondering dan vreugde ontvangen
had, gewende zich langzamerhand
aan die gunstbetoomiug on dacht:
„Komaan, laat ik van het buitenkans
je profiteered!." Hij droeg het kruis,
waarnaar iedereen keek, maar het
waren geen blikken van bewondering,
die men er op wierp. Na liet twee da
gen gedragen, te hebben, schaamde
hij zich voor den ouden kapitein en
de andere kameraden, die, er meer
recht op hebbende, nog altijd, na vele
jaren van plichtbetrachting, wacht
ten op een onderscheiding, die hij in
enkele dagen, en zonder er eenige
moeite voor te doen, gekregen had.
Hij deed de ridderorde niet meer
aan
De beschermende hand van den
bankier strekte zich evenwel nog ver
der uit. Drie weken latei" besprak mem
in officierskxingen een ongelooflijk
nieuws: Robert Valin werd overge
plaatst: hij zou naar Frankrijk terug-
kearon. Toen deze orde voorgelezen
werd, ontstond er een doodsche stil
te. De officieren keken den jongen lui
tenant, die zich het bloed naar het
hoofd voelde stijgen, minachtend
lachend aan. Dit maakte Robert wan
hopig, want hij wist niets van deze
beschikking en als men ze hem had
voorgesteld, zou hij ze zeker veront
waardigd van de hand hebben gewe
zen. Hij had het kruis aanvaard, zon
der het verdiend te hebben, daar hij
er op rekende, bij de eerste de beste
gelegenheid te kunnen bewijzen, dat
hij het waardig was; maar dit ge
dwongen vertrek belette hem om aan
dit plan uitvoering te geven, en dit
vertoornde hem in de hoogste mate.
Hij begaf zich terstond naar den
luitenant-kolonel, die het bevel had
over zijn regiment.
De hoofdofficier richtte, toen hij
binnenkwam, een van die doordrin
gende blikken op hem, die het hart
doorboren als de punt van een degen.
U komt zeker afscheid nemen,
mijnheer Valin? 't Is goed, u kunt
vertrekken. Amuseert u zich maar
goed te Parijs, maar wees voorzich
tig, dat u geen kou vat, als u op het
bal komt; 'n verkoudheid is zoo licht
opgedaan. Vaarwel, mijnheer, Iaat ik
U niet ophouden: u kunt gaan.
Ik kom Me* om af scheid be BIS-'
men, kolonel, en lk verdien ook uw
minachtende woorden niet: dat be
zweer lk u. De omstandigheden plei
ten tegen mij, maar op mijn woord
van eer, ik ben geheel en al onschul
dig aan die overplaatsing. Ik verzoek
u trouwens mij hier te houden.
Het gelaat van den kolonel
een uitdrukking van ongeloof en min
achting.
O weet wel, dat zoo iets onmoge
lijk is, mijnheer; de order is uitge
vaardigd en moet uitgevoerd worden.
Welnu, kolonel; ik verzeker u,
dat ik niet zal vertrokken, wat er
dan ook het gevolg van moge zijn.
Ik zal aan zoo'n order niet gehoor
zamen! Mijn ouders hebben, door hun
liefde verblind, tegen mijn wil gehan
deld, denkende mij van dienst te zijn;
maar zij hebben zich vergist. Dat is
waarheid, kolonel, en ik herhaal u:
geen dienstorder zal mij Tonkin doen
verlaten, al zou ik er ook mijn rang
mee moeten verliezen.
Is goed, mijnheer; ik zie, dat ge
het hart op de rechte plaats hebt. U
kunt uw dienst hervatten. Ik zal die
zaak wel voor u in orde maken; eai ik
verzeker u, dat ge op expeditie zult
gaan.
Veertien dagen later vernam men
te Hadoï dat Loet-Nam bedreigd werd
door benden Chineezen uit Quoaang-
Si. Het regiment, waartoe ook Ro-
1-iert Valin behoorde, werd onmiddel
lijk uitgezonden om de eerste aanval
len te koeren, totdat een sterkere co
lonne zou saamgesteld zijn om de
benden terug te dringen. Na verloop
van vier dagen ontdekte men de eer
ste Chineesche troepen, en den vol
genden morgen gaf de kolonel order
tot een verkenning.
De eerste compagnie, die van luite
nant Valin werd daartoe aangewezen
Valin verzocht zijn kapitein met zijn
sectie in de voorhoede geplaatst te
worden, en hield zoolang aan, totdat
hij de toestemming verkreeg.
De luitenant ging vroolïjk en opge
ruimd op marsch. Het duurde niet
lang, of hij ontdekte eer, tamelijk
groote bende Chineezen; hij kon nu
met zijn zwakke afdeeling niet beter
doen dan zich verbs-rg^i, et versier
ing aanvragen. Maar... hij deed het
niet.
Door een soort razernij bevangen,
verzamelde hij zijn troep, gaf bevel
de bajonetten op te zetten, trok zijn
sabel en r.ep: „Voorwaartsl"
De eerst verbijsterde soldaten wil
den hem niet verlaten, en, als geëlec-
Lriseerd door zijn voorbeeld, volgden
zij hem, schreeuwende; „Voorwaarts!
Voorwaartsl"
De vijand, ontsteld door dien on-
verwaclrten aanval, en door een bij-
geloovige vrees bevangen, sloeg, na
de geweren te hebben afgevuurd, in
wanorde op de vlucht. Robert Valin
werd evenwel getroffen en vieL Zijn
linkerborst werd geraakt door een
kogel en juist op de plaats van de de
coratie, die hij niet meer droeg, verf
de een streep bloed zijn uniform rood.
Op het hooren der geweerschoten
was de compagnie toegesneld, de hulp
was evenwel niet meer noodiig, de
Chineezen waren gevlucht. De officie
ren omringden hun gewonden kame
raad, die slechts met moeite adem
haalde.
Toen hij hen zoo dienstvaardig
rond zich zag, glimlachte hij geluk
kig. Men schuwde hem dus niet meerl
Hij strekte zijn hand, die zij met aan
doening drukten, naar hen uit en mei
moeite, zeide hij: „Nu heb ik het eene-
kruis verdiend, nietwaar?"
(Centr.)
Terug.
Drie jaar was 't nu reeds, dat hij
zijn kleine Nel niet had gezienDrie
ja«.r
Voor velen waren ze voorbij gevlo
genmaar voor hem
t Was doodstil in de kamer, de
pendule tikte eentonig-lamgzaam, tik
tak, tik-tak.
Als Stien nu maar weer binnen
was Kaar bedrijvig gedoe gaf mis
schien at at afleiding.
Hoe was het mogelijk, drie jaren
al, dat hij zijn kleine Nel, zijn lieve
ling, voor 't laatst bij zich had gehad.
Hij zag 't nog voor zich, hoe zij haar
fijne, rose neusje stijf tegen de ra
men drukie, oni hem zoo lang moge
lijk na te zien.
Haar zijdeachtige blonde krulletjes
met het blauwe strikje, de groote
door tranen benevelde oogen inet de
lange donkere wimpers, de stijf ge
sloten Upjes.
Zoo zag hij haai nog altijd vóór
zich
Toen hij weg ging, was ze zeven,
een dreumes nog, een speelpopje, en
i
't Sloeg half acht, één harde, kort
tik 1
Ze zou zeker gauw komennog
een paar minuten misschien en hij
zou zijn kleine lieveling in zijne ar
men sluiten
Stien kwam beneden
Nu wilde hij, dat zp nog maar even
weg was gebleven, 't Ergerde hem,
dat zij ge tui si zou zijn van hun weer
zien, dat ze zijn ontroering zon mer
ken want hij wist liet, hij zou zich
int langer goed kunn vn houden, zich
niet langer kunnen verschuilen ach
ter hel uiterlijk van onverschillig
heid, dat hij zorgvuldig had aange
nomen voor de wereld, die zijn ver
driet niet kon en naet mocht begrij
pen.
Ze is er nog niet, hè zoide
Stien, en het meewarige in haar stem
hinderde 'em
Hij wilde niet beklaagd worden.
Neen, antwoordde hij kort en
met een blik naar de klok, T is im
mers net balf acht
Ze moest het kind eigenlijk niet
meer zoo laat over straat sturen,
bromde ze.
Nel is gezond, ze kan er tegen,
zeide hii norsoh.
KI zou Kij t zich nilel hefobeü wil
len bekennen, hij kon niet verdragen,
dat Stian, ondanks alles, één aan
merking maakte op zijn vrouw.
Zijn vrouw 1..., Een droevig lachje
krulde om zijn lippen.
Zijn vrouw 1.... belachelijk immers,
als je al drie Jaren gescheiden van
elkaar leefde.
Vrijwillig waren ze van elkaar ge
gaan, zonder ©enigen offioieaLem
vorm, ook zonder eenig eöhandaa1
voor de wereld, die toch zoo gaarne
haarfijn had willen uitspinnen wat
er tusschen hen beiden wel gebeurd
was en zich nu maar tevreden moest
stellen met gissingen, welke 't raad
sel zelfs niet bij benadering konden
oplossen.
Zelfs Stien, zijn eigen zuster, stond
er voor. Zij had zich suf gedacht,
eindelijk in stilte een wrok koeste
rend tegen Annie, aan wie zij de
schuld gaf en die zij alleen nog maar
bezocht, om een wakend oog over de
kleine Nel te houden, wat volmaakt
overbodig was.
Tegenover haar kennissen deed ze,
of ze geheel op de hoogte was en zet
te een geheimzinnig gezicht, ais er
op den toestand van haar broer werd
Toch was het eenige wat zij wist
slechts dit, dat Herman drie jaar
geleden plotseling na acht jaar zeer
gelukkig getrouwd te zijn geweest,
was weggegaan, ver weg, vrouw en
kind achterlatend, zonder eenig
waarschijnend motie! Zij had niet
durven vragen, noch aan Herman,
noch aan Annie. Maar in stilte gaf
zij toe aan haar natuurlijk gevoel,
beklaagde haar broer en beschuldig-
i zijn vrouw.
Waarvan, wist ze zelf niet.
Luidruchtig de stilte verstorend,
klonk de huisbel, een blijde lach
weerkaatste in de gang, een gestom
mel op de trap van vallen over eigen
beenen.
De deur .werd open gerukt, met één
sprong stond Nel midden in de ka
mer en vloog haar vadetr om den
hals.
Haar frisch, rood gezichtje drukte
zich koesterend tegen .zijn wang, hij
voelde de zijige krullen tegen zijne
oogen, vochtig van tranen, dde lang
zaam langs zijn gebruinde wangen
vloeiden
Stien beek naar builen ze had de
•ordijnen een eindje op zijde gescho
ven en tuurde in de doodsche straat,
waar niets de stilte verbrak.
Nel. ken je me nog Ken je je
biertje nog, kind lachte hij
door zijn tranen heen.
Nel knikte.
Wal ben je groot geworden 1
'k Zit ook al in de vierde klas, lk
leer al Fransch en Moes helpt me
altijd met. mijn werk.
En in een adem liet ze er op vol
gen
'k Hou niets van werken, maar
met een zucht, T moet.
Stien draaide zich om, zoo'n kind
toch, dat ze nu dadelijk over haar
moeder be eon.
En onrustig zich bewegend, zei ze
Nel l
Tante, dag, tante.... ik had u
heelemaai niet gezien, ik ben zoo blij,
dat ik vadertje weer heb Gaat u
nu ook mee naar huis.... straks als
Aal me komt halen.... maar dan
hoeft ze eigenlijk niet te komen.
Herman keek strak voor zich.
Neen, daaraan had hij niet gedacht.
Hoe zou hij 't kind aan het verstand
brengen, zonder haar vertrouwen te
schokken, zonder haar verdriet te
doen.
Arme, kleine Nel arme lieveling 1
Voor 't eerst beseft hij, wat zij zou
missen, wat zij haar heele leven zou
moeten ontberen..... Een gelukkig
thuis I
Was hij dan werkelijk zóó schu1-
dig?.... Schuldig, misschienge
weest, vroegerja, maar toch niet,
zooals Annie hem afschilderde 1
Hij had verkeerd gedaan, hij had
vóór n trouwen open kaart moeten
spelen, haar moeten zeggen precies,
wie hii was, en wat hij was en wat
hij gedaan had en hoe hij geleefd
haid. Maar hij had niet gekund, hij
was er voor teruggedeinsd. En, na
dat hij Anniie had leeren kennen, was
immers alles uit geweest, hij had er
in zijn hart voor geboet en hij had
Annie in groote liefde tot zich geno
men, er zeker van, dat niets hem on
trouw aan haar zou kunnen maken.
Zoo was hun huwelijk ook ge
weest.
Maar ééns, ruim drie jaar geleden,
vond Annie bij 't opruimen van zijn
bureau een brief, groezelig-geel al
Het vreemde slordige handschrift had
dadelijk haar aandacht getrokken.
Ze lasze mocht immers alles le
zen van hem, hij had- immers geen
geheimen voor haarZe las... en...
ze wist, dat hij niet was, zooals ze
hem ééns had gedroomd.
Ze voelde zich beleedigd, gegriefd,
geschonden, en in haar verontwaar
diging schaamde ze zich voor de lief
de, die ze hem had toegedragen.
Ze had het kunnen uitschreeuwen
tegen hem, hem den brief in 't ge
zicht kunn n slingeren... maar ze
zei 't hem, toen haar eerste woede
bekoeld was, kalm en bedaard.
Eri terwijl ze sprak had ze haar
kind dichter naar zich toe getrokken,
als beschermde ze het tegen zijn aan
raking.
Dat vooral had hem gegriefd en
beleedigd. 't Was toch ook zijn kind
al voelde hij, dat er een grond
van waarheid in haar beschuldiging
lag.
Had zij wel ooit waarachtig veel
\an hem gehouden, als zij zoo moei
lijk vergeven kon
Hij wilde zich verdedigen, trachtte
het haar uit te leggen, maar de woor
den verstierven op zijn lippen, toen
liii zag, dat ze volhardde bij dat ééne:
,,'k Heb iets verloren, dat niemand
me terug kan geven 1
O, hij begreep haar wel, voelde 't
met haar mee
Toen kwam de idéé bij hem op, dat
hij weg moest, omdat een leven naast
haar een onhoudbare kwelling zou
wonden.
En hij ging, ofschoon zijn hart
bloedde, om haar en het kind, hun
beider kind 1
Maar in zijn ziel leefde de hoop,
dat het nog ééns goed tusschen hen
zou worden, al zou er veel veranderd,
voel van wat mooi was, geschonden
zijn I
Zooals ze daar zat, kleine Nel,
onder de kap van de lamp, het rose
licht op haar gezichtje, was zij het
evenbeeld van naar moeder, had zij
hetzelfde guitige, als zH lachte, t veo-
moedig-ennstigej als zij nadacht.
Zij ging recht voor hem staan, met
haar kleine haaiden gesteund op zijn
kndeèn, en terwijl ze hem onderzoe
kend aankeek, vroeg ze verwijtend,
bijna streng
Waarom ben u niet dadelijk bij
ons gakoanen, in plaats van naar
Tante Stien te gaan en, om haar
woorden te motiveeren, voegde zij er
bij de vader van Hans is verleden
week ook thuis gekomen. Toen was
er groot feest, zijn grootvader was
ook over. Ze hebben zooveel pret ge
maakt en Hans was den volgenden
dag niet op school. Hij moest uit-
slapen
Herman wist nier, wat hij er op
antwoorden moest Zooveel naïevo
teit, zooveel blind vertrouwen mocht
hij niet schokken en ondanks 't ang
stige gezicht van Stien om wat hij
zeggen ging, antwoordde hij zacht,
terwijl hij zich over Nel hoog
Omdat moes boos op me is, kind,
heel boos 1
Boos? zei ze verschrikt. Boos?...
maar dat is niet mogelijk I Ze is
noodt boos...., en terwijl ze heel ern
stig voor zich uitstaarde, liet ze er
met een zucht op volgen maar
wel eens bedroefd.
Zoo
Stien keek met een bezorgden blik
naar Herman. Ze vond het niet
;oed, dat hij met Nel sprak als met
een groot mensch. Toen zij zoo jong
was, verdiepte zij zich niet in den
gemoedstoestand van haar ouders.
De kinderen van den tegenwoordi-
gen tijd waren zoo heel anders, en
om het gesprek een andere richting
te geven vroeg ze
Nelleke, thee Veel suiker ze
ker, hè
Hè ja, antwoordde het kind,
en veel melk, tante, van die zwarte
theebrrr maar ze liet er
dadelijk op volgen O, ja, moes is
dikwijls erg bedroefd. Ik doe dan
maar net of ik 't niet zie. Aal zegt
altijd „Ma heeft hoofdpijn I". maar
dat is 't niet.
Spreekt moes wel eens over me,
Nel
Nel schudde het hoofd
Nonit
Stien zat op heete kolen. Ze stond
zenuwachtig od en verliet de kamer.
Nel ging op haar vader's knie zit
ten. Ze sloeg haar armen om zijn hals
en vroeg met een zacht stemmetje
- Bent u ook boos op haar
Hij schudde van neen, en ze ver
volgde
Verleden heeft ze zoo gehuild en
s avonds heeft ze, toen ik in mijn
bed lag, uw portret gezoend
Ze drukte zijn hoofd tegen haar
wang, streelde zacht zijn haar, en
vleide
Gaat u mee naar huis, dan zal
moes weer vroolijk worden. Ze zal
zoo blij zijn, als u komt
Zou hij gaan, zou hij heit wagen?...
Zou alles nog terecht kunnen ko
men
Maar als dat portret, waarvan Nel
sprak, eens niet zijn portret was ge
weest Als zij in den tijd, dat hij
weg was, eens iemand ontmoet had.
die
Hij voelde zijn bloed koken, met
golven naar zijn hoofd stijgen. Zijn.
slapen kloptenZachtjes maakte
hij zich van Nel Los en duwde haar
naar een stoel.
Ze keek hem verbaasd aan en haar
oogen smeekten
Toe, doe 'it. nu maar
Hij stotterde
Misschien i
St'en kwam binnen om te zeggein,
dat Aal er was om Nel te halen. Zij
kleedde het kind aan, alsof ze nog
heed klein was, en stopte nog wat
chocolaadjes in den zak van haar
manteltje.
Herman ging met haar de trap af,
Nel stoof hem voorbij en riep tegen
Aal
Ga maar, vader gaat met me
mee
haastte zich, AaJ, die weg wilde
gaan, te zeggen, dat dat niet ging,
maar hij raakte verward in zijn
eigen woorden en stootte uit
Neen... nu niet...,, ik kan on
mogelijk
Maar Nel liet niet los, zij ging aan
zijn hals hangen, en fluisterde smee-
kend, terwijl groote tranen langs-
haai- wangen vielen
Toe, beloof me dan, dat u mor
genavond zult komen,toelk
can u niw missen.
Hij drukte haar vast tegen zich
aan en fluisterde heesch
Goed, goed, morgen dan... mor
gen 1 i
Toen. het ze hem los, wuifde nog
even met haar kleine hand, terwij1
zij door haar tranen heen zegevie
rend lachte.
Ze sloeg de deur dicht
Herman was alleen in de flauw
verlichte gang buiten klonk het ge
luid van bchte stappen, dat lang
zaam wegstierf.
Annie had. Nel naar bed gebracht.
Ze zat nu, ais iederen avond, alleen
m de stille huiskamer.
De thee stond onaangeroerd nog,
en het water in den ketel zong een
eentonig bedje
Nel had dien dag honderd uit ver
teld van haar vader, van haar lieve
vadertje, bij w'en ze den vorigen
avond was geweest, maar ze had
over zijn belofte niet gesproken... In
haar hartje was ae bang, dat hij
niet zou komen.
Telkens en telkens had ze haar
moeder aangezien
Hoe was 't mogelijk, dat ze boos
was op haar vader, zóó'n vader, die
toch zoo goed, zoo lief was, die nooit
Iemand kwaad zou kunnen doen.
Zij kon het niet begrijpen, en ze
kwelde haar hoofdje zonder tot een
oplossing te komen.
Toen zij naar bed moest, had zij 't
liedje van verlangen gezongen, maar
Moes had er een eind aan gemaakt.
't Was gisterenavond ook al zoo
laat geworden..., maar dat kwam
door vadertje.
Ze besloot wakker te blijven, zoo
lang, tot hij er washij had het
haar toch beloofd, dait hij komen
zou.... en ze hoopte
Beneden liep Annie onrustig heen
en weer.
Al was haar leven hetzelfde geble
ven, toch scheen er iets veranderd,
nu ze wist, dat hij weer in haar na
bijheid was, nu ze wist, dat ae hem
zou kunnen zien.
Een gevoel van nameloos verlan
gen maakte zich van haar meester....
Manir hls hij rioh getroost had....
misschien voelde hij niets meer voor
haar
Neen, dat kon ntiiet, dat was onmo
gelijk, zijn liefde voor haar was zóó
groot, zóó groot, dat zelfs haar haat
die naet kon bekoelen. Dat wist ze
zeker, daJt had ze immers gevoeld bij
tedèr woord, dat het kind over hem
sprak. Hij was dezelfde gebleven.
Als ze maar durfde, zou ze naar
hem toevliegen, zich voor hem op de
knieën werpen, hem ameeken, haar
te vergeven. Zij wilde de minste
zijn, al wist ze, dat zij hem nooit iets
had misdaan.
Ze had gedacht, dat ze altijd ge
bukt zou gaan onder de wetenschap,
hoe hij was geweestnu voelde ze,
dat het gemis van hem gróóter leed
was, oneindig grooter.
Had zij goed gehoord, werd er ge
beld?.... Ze had zich zeker vergist.
Wie zou op dit late uur nog komen....
Zij verwachtte immers niemand f
Voetstappenals Herman
Een kleine, witte gedaante sloop
door de gang. Voor de half geopende
deur van de huiskamer bleef ze staan
en gluurde naar binnen, lachte zacht
maar triomfantelijk en verdween.... I
Hij had zijn belofte gehouden... Hij
was gekomen.
(„Eigen Haard".)
EEN LANGZAAM VERDWIJNEND
DORP.
Het dorp Glain, bij Luik, is bezig
met stilletjes-aan weg te zinken, al
dus vertelt de „Vlaamsche Gazet".
Inderdaad, onder do huizen der ge
meente zijn de galerijen een er kolen
mijn gelogen en op sommige plaatsen,
lagen de kooladers zeer dicht bij de
oppervlakte.
Men trok er de kolen uit op, doch
men vergat of verzuimde de galerijen
te vullen met aarde, zooals het de
wet voorschrijft. De gevolgen lieten
dan ook niet op zich wachten. De hui
zen begonnen in de diepte te zinken
en vielen gedeeltelijk in. Op tien
huizen naast elkander staande, nabij
de kerk, zijn er acht, die gedeeltelijk
in den grond zijn gezonken, de muren
openbarstend en het dak afvallend.
De oude kerk is sinds lang ingestort
eu do inwoners gaan nu 's Zondags
ter kerke in eane houten barak. Over
al ontwaart men verlaten huizen, in
puin vallend, net alsof een© aardbe
ving de s'treek had geteisterd.
Aan de huizen, die nog bewoon
baar gebleven zijn moet een trap aan
gelegd worden, die van de straat
naai" de diepte leidt. Men kan den
ken hoe het er moet gesteld zijn bij
regendagen.
De kolenmaatschappij tracht het
kwaad te verhelpen met al de huizen,
die schade bekwamen, aan te koopen,
die zooveel mogelijk te doen opknap
pen en dan te verhuren. Men ver
wacht, dat de aardschuiving met den
tijd nog toenemen za!
DAMRU8RIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
'Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den Heer J. Meyer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 44 van den heer
W. J. A. Malla,
Zwart
Wit
46 47 4ö 49 bU
Iwm<i schijven op3, 4, 7, 8, 9, 12, 17, 18, 20, 23, 21, 26, 29, 30 en 33
Wit schijven op15, 16, 27, 31, 32, 36, 37, 40, 42, 43, 44, 48 en 50
Probleem No. 45 van N. N.
jjj jjj jjj
ii Jb 18 IK
V?
■s*
m
BB
188 Ml Ü1 UB
I H fe
Zwart schijven op4, 7, 8, 9, 10, 11,
Wit schijven op 16, 21, 22, 25, 28,
Oplossing van probleem No. 40 van
den auteur Wit37 - 31, 23 - 18,
33 - 29, 41 - 36, 36 18, 39 - 34, 4413!
Goed opgelost door Mevr. Wiegman
te Scheveningan, en de hoeren J. L.
Velde, te Overveen, P. Geldorp, J.
Jacobson Azn., R. Bouw, D. G. Ko
ning, J. F. Spanjaard, F. M. v. d.
Werff, C. Serodini.
Oplossing van probleem No. 41
van den auteurWit 36 - 31, 35 - 30,
50 28, 26 - 21, 46 47 1
Goed opgelost door Mevr. Wiegman
te Scheven ingen en de heeren J. L.
Velde te Overveen, P. Geldorp, R.
Bouw, D. G. Koning, W. J. A. Matla,
A. M. Verkerk, J. F. Spanjaard, F.
M. v. d. Werff, C. Serodini.
HET WEGNEMEN VAN GESLAGEN
STUKKEN.
(Vervolg.)
Plaats thans eens op het bord
Zwart schijven op 1, 7, 8, 9, 10,
12, 16 en 38
Wit schijven op20, 21, 27, 28,
30, 31, 39, 40 en 49
De beurt van spelen is weder aan
zwart en deze, reeds een schijf ten
achter zijnde, acht het noodig zoo
spoedig mogelijk dam te halen met
de schijf 38. Hij vreest echter een
gevaar bij zijn langen vleugel, en wil
Liever trachten dit eerst weg te ne
men met den zet 10-14; veronder
stellende, dat wit hierop zal laten
volgen 20 - 15 of 30 - 25, in weLk ge
val elk dreigend gevaar bij dien vleu
gel is voorkomen. Dat hij echter be
drogen uitkomt, blijkt weder uit de
fijne combinatie, welke wit thans ont
leedt
39 - 34 14 25
49 - 43, 38 49
27 - 22
Zwart is nu weder verplicht de
meeste etukken te slaan, maar ze te
laten staan tot na den volledigen
slag. Mochten ze tijdens het slaan ook
weggenomen worden, er bleef geen
enkele witte schijf meer op het bord,
en dit ware toch onbillijk want, bij
den aanvang van den slagzet was het
13, 14. 18 en 19
30, 32, 34, 37, 38 en 50
niet mogelijk de schijf 22 te bemachti
gen, daar zij voldoende beschermd
werd. Nu zwart verplicht is zijn dam
op 17 te herplaatsen en de schijf 22 te
laten staan, kan die eene witte schijf
de vrucht plukken van het gebrachte
offer. Zwart is immers met wit 22 4
totaal verslagen.
Wij nemen nog een derde voor
beeld, waarin de ontleding weder iets
dieper verborgen ligt, terwijl de ge
noemde bepaling hierdoor nog heter
tot haar recht komt:
Zwart schijven op 6, 7, 8, 12, 16, 18,
20 en dam op 9
Wit schijven op 21, 27, 28, 29,
30, 31, 33, 40, 43 en 45
Zwart moet spelen, en hoewel reeds
over een dam beschikkende ,mag het
spel van wit nog volstrekt niet ais
verloren beschouwd worden. Wei kan
er een flinke opruiming geschieden
met b.v.
20-24
30 19 gedw. 18 - 23
29 18 12 32
27 38 16 36
maar zwart meent hiermede ook te
kunnen wachten tot na den zet 20 - 25
Tracht nu zelf eens te onderzoeken
of zwart dezen zet kan doenen zoo
niet, waartoe wit dan in staat is en
welk profijt hij kan trekken van
zwart's foutieven zet 20 - 25. Hebt ge
het juiste antwoord kunnen geven,
tracht dan liet nuttige dezer bepaling
ook goed in 't geheugen te prenten.
Zijn er, die het antwoord niet kun
nen vinden, we zuilen het onze in de
volgende rubriek geven.
Voorts zullen we a. s. week een
drietal probleems geven met stellin
gen „Coups de Turc", waarin men
nog eens het gewichtige van de be pa.
ling over het wegnemen van gesla
gen stukken goed ziet uitkomen.
De Haarlemsche Damclub houdt
hare bijeenkomsten iederen Maandag,
avond van 8 tot 12 uur in Café Suisse
Smedestraat 19, bovenzaal, (ingang
naast het café).- Liefhebbers van heï
damspel zijn daar steeds welkom.