fc M m froorCtal ES bet work omen Son, bp Blij gericht Maar de kapitein had hem in het oog gehouden, en sloeg Jiem vlug op den arm, zoodat de ko gel in het plafond belandde, gelukkig zonder iemand letsel te doen. De drie bedriegers werden nu met spoed ge grepen, weggevoerd en in boeden ge sloten. Na aan de politie der Vereenigde Staten te zijn overgeleverd, waren ze spoedig herkend. Terecht staande werden ze schuldig bevonden en ver oordeeld ieder tot twee jaren gevan genisstraf. (U. CL) Verdiend. Robert Valin. was niet den rang van •luitenant van de militaire academie te SL-Cyr gekomen. Hij was dapper en eetrzuehtig, zooals men dat in zijn jeugd is, en besloot dus naar Tonkin te gaan, tem einde een expeditie mee te maken en spoediger bevorderd te worden. Zijn vader echter, een Fransch ban kier, was bezorgd voor zijn ©enigen zoon, en trachtte hem van dat voor nemen terug te houden. Ook zijn moe der maakte zich ongerust. De oude lui meenden, dat met hun fortuin en •relaties er wel iets aan te doen zou zijn, te meer, daar in een tijd als deze de menschen helaas niet onomkoop baar zijn. Het trof, dat de bankier juist belast was met de regeling der zaken van een der grootste staatslieden. Waar om zou men het dan niet zóó kunnen inrichten, dat Robert slechts voor en kele maanden voor de Chineesche ex peditie naarTonkirn behoefde te gaan? Het zou immers voldoende zijn, als hij er maar geweest was! Hij zou er dus heen gaan, beloond worden en terug- keeren. Wel is waar zou liet een ta melijk langdurige reis zijn, maar hij zou vootr die kteme expeditie rijkelijk beloond worden. De ouders lieten hem dus gerust gaan; wel waren zij bij het afscheid wat aangedaan, maar dat kon niet anders. De staatsman had intusschen het ridderkruis toegezegd; Robert mocht er niets van weten, opdat de verras sing des te greater zou zijn. Na zijn vertrek ging alles, zoo- als de bankier het beschikt had. De jonge luitenant was nauwelijks een maand te Hadoï, of hij ontving de verrassende tijding, dat hij benoemd was tot ridder van het Legioen van Eer. Hij was nog niet buiten de stad ge weest, had nog geen militairen marsch gemaakt; ja, had nog geen Chinees gezien. Er waren verscheidene officieren bij het regiment, die, hoewel zij dik wijls met moed gestreden hadden, steeds nog tevergeefs op die onder scheiding wachtten. Er waren er, die meer dan twintig dienstjaren en grij ze haren hadden. Anderen weer had den litteekens van roemvol verkregen wonden. Het was een schandaal! Doch de geest der discipline en hun gevoel van eigenwaarde weerhield de officieren. Zij voegden den jongen lui tenant geen enkel woord van verwijt of spot toe, maar hij ontving ook geen enkelen gelukwensch, waarmede men anders bij zoo'n gelegenheid over stelpt wordt. Geen enkele hand druk te de zijne! Robert, die de tij duig met meer ver wondering dan vreugde ontvangen had, gewende zich langzamerhand aan die gunstbetoomiug on dacht: „Komaan, laat ik van het buitenkans je profiteered!." Hij droeg het kruis, waarnaar iedereen keek, maar het waren geen blikken van bewondering, die men er op wierp. Na liet twee da gen gedragen, te hebben, schaamde hij zich voor den ouden kapitein en de andere kameraden, die, er meer recht op hebbende, nog altijd, na vele jaren van plichtbetrachting, wacht ten op een onderscheiding, die hij in enkele dagen, en zonder er eenige moeite voor te doen, gekregen had. Hij deed de ridderorde niet meer aan De beschermende hand van den bankier strekte zich evenwel nog ver der uit. Drie weken latei" besprak mem in officierskxingen een ongelooflijk nieuws: Robert Valin werd overge plaatst: hij zou naar Frankrijk terug- kearon. Toen deze orde voorgelezen werd, ontstond er een doodsche stil te. De officieren keken den jongen lui tenant, die zich het bloed naar het hoofd voelde stijgen, minachtend lachend aan. Dit maakte Robert wan hopig, want hij wist niets van deze beschikking en als men ze hem had voorgesteld, zou hij ze zeker veront waardigd van de hand hebben gewe zen. Hij had het kruis aanvaard, zon der het verdiend te hebben, daar hij er op rekende, bij de eerste de beste gelegenheid te kunnen bewijzen, dat hij het waardig was; maar dit ge dwongen vertrek belette hem om aan dit plan uitvoering te geven, en dit vertoornde hem in de hoogste mate. Hij begaf zich terstond naar den luitenant-kolonel, die het bevel had over zijn regiment. De hoofdofficier richtte, toen hij binnenkwam, een van die doordrin gende blikken op hem, die het hart doorboren als de punt van een degen. U komt zeker afscheid nemen, mijnheer Valin? 't Is goed, u kunt vertrekken. Amuseert u zich maar goed te Parijs, maar wees voorzich tig, dat u geen kou vat, als u op het bal komt; 'n verkoudheid is zoo licht opgedaan. Vaarwel, mijnheer, Iaat ik U niet ophouden: u kunt gaan. Ik kom Me* om af scheid be BIS-' men, kolonel, en lk verdien ook uw minachtende woorden niet: dat be zweer lk u. De omstandigheden plei ten tegen mij, maar op mijn woord van eer, ik ben geheel en al onschul dig aan die overplaatsing. Ik verzoek u trouwens mij hier te houden. Het gelaat van den kolonel een uitdrukking van ongeloof en min achting. O weet wel, dat zoo iets onmoge lijk is, mijnheer; de order is uitge vaardigd en moet uitgevoerd worden. Welnu, kolonel; ik verzeker u, dat ik niet zal vertrokken, wat er dan ook het gevolg van moge zijn. Ik zal aan zoo'n order niet gehoor zamen! Mijn ouders hebben, door hun liefde verblind, tegen mijn wil gehan deld, denkende mij van dienst te zijn; maar zij hebben zich vergist. Dat is waarheid, kolonel, en ik herhaal u: geen dienstorder zal mij Tonkin doen verlaten, al zou ik er ook mijn rang mee moeten verliezen. Is goed, mijnheer; ik zie, dat ge het hart op de rechte plaats hebt. U kunt uw dienst hervatten. Ik zal die zaak wel voor u in orde maken; eai ik verzeker u, dat ge op expeditie zult gaan. Veertien dagen later vernam men te Hadoï dat Loet-Nam bedreigd werd door benden Chineezen uit Quoaang- Si. Het regiment, waartoe ook Ro- 1-iert Valin behoorde, werd onmiddel lijk uitgezonden om de eerste aanval len te koeren, totdat een sterkere co lonne zou saamgesteld zijn om de benden terug te dringen. Na verloop van vier dagen ontdekte men de eer ste Chineesche troepen, en den vol genden morgen gaf de kolonel order tot een verkenning. De eerste compagnie, die van luite nant Valin werd daartoe aangewezen Valin verzocht zijn kapitein met zijn sectie in de voorhoede geplaatst te worden, en hield zoolang aan, totdat hij de toestemming verkreeg. De luitenant ging vroolïjk en opge ruimd op marsch. Het duurde niet lang, of hij ontdekte eer, tamelijk groote bende Chineezen; hij kon nu met zijn zwakke afdeeling niet beter doen dan zich verbs-rg^i, et versier ing aanvragen. Maar... hij deed het niet. Door een soort razernij bevangen, verzamelde hij zijn troep, gaf bevel de bajonetten op te zetten, trok zijn sabel en r.ep: „Voorwaartsl" De eerst verbijsterde soldaten wil den hem niet verlaten, en, als geëlec- Lriseerd door zijn voorbeeld, volgden zij hem, schreeuwende; „Voorwaarts! Voorwaartsl" De vijand, ontsteld door dien on- verwaclrten aanval, en door een bij- geloovige vrees bevangen, sloeg, na de geweren te hebben afgevuurd, in wanorde op de vlucht. Robert Valin werd evenwel getroffen en vieL Zijn linkerborst werd geraakt door een kogel en juist op de plaats van de de coratie, die hij niet meer droeg, verf de een streep bloed zijn uniform rood. Op het hooren der geweerschoten was de compagnie toegesneld, de hulp was evenwel niet meer noodiig, de Chineezen waren gevlucht. De officie ren omringden hun gewonden kame raad, die slechts met moeite adem haalde. Toen hij hen zoo dienstvaardig rond zich zag, glimlachte hij geluk kig. Men schuwde hem dus niet meerl Hij strekte zijn hand, die zij met aan doening drukten, naar hen uit en mei moeite, zeide hij: „Nu heb ik het eene- kruis verdiend, nietwaar?" (Centr.) Terug. Drie jaar was 't nu reeds, dat hij zijn kleine Nel niet had gezienDrie ja«.r Voor velen waren ze voorbij gevlo genmaar voor hem t Was doodstil in de kamer, de pendule tikte eentonig-lamgzaam, tik tak, tik-tak. Als Stien nu maar weer binnen was Kaar bedrijvig gedoe gaf mis schien at at afleiding. Hoe was het mogelijk, drie jaren al, dat hij zijn kleine Nel, zijn lieve ling, voor 't laatst bij zich had gehad. Hij zag 't nog voor zich, hoe zij haar fijne, rose neusje stijf tegen de ra men drukie, oni hem zoo lang moge lijk na te zien. Haar zijdeachtige blonde krulletjes met het blauwe strikje, de groote door tranen benevelde oogen inet de lange donkere wimpers, de stijf ge sloten Upjes. Zoo zag hij haai nog altijd vóór zich Toen hij weg ging, was ze zeven, een dreumes nog, een speelpopje, en i 't Sloeg half acht, één harde, kort tik 1 Ze zou zeker gauw komennog een paar minuten misschien en hij zou zijn kleine lieveling in zijne ar men sluiten Stien kwam beneden Nu wilde hij, dat zp nog maar even weg was gebleven, 't Ergerde hem, dat zij ge tui si zou zijn van hun weer zien, dat ze zijn ontroering zon mer ken want hij wist liet, hij zou zich int langer goed kunn vn houden, zich niet langer kunnen verschuilen ach ter hel uiterlijk van onverschillig heid, dat hij zorgvuldig had aange nomen voor de wereld, die zijn ver driet niet kon en naet mocht begrij pen. Ze is er nog niet, hè zoide Stien, en het meewarige in haar stem hinderde 'em Hij wilde niet beklaagd worden. Neen, antwoordde hij kort en met een blik naar de klok, T is im mers net balf acht Ze moest het kind eigenlijk niet meer zoo laat over straat sturen, bromde ze. Nel is gezond, ze kan er tegen, zeide hii norsoh. KI zou Kij t zich nilel hefobeü wil len bekennen, hij kon niet verdragen, dat Stian, ondanks alles, één aan merking maakte op zijn vrouw. Zijn vrouw 1..., Een droevig lachje krulde om zijn lippen. Zijn vrouw 1.... belachelijk immers, als je al drie Jaren gescheiden van elkaar leefde. Vrijwillig waren ze van elkaar ge gaan, zonder ©enigen offioieaLem vorm, ook zonder eenig eöhandaa1 voor de wereld, die toch zoo gaarne haarfijn had willen uitspinnen wat er tusschen hen beiden wel gebeurd was en zich nu maar tevreden moest stellen met gissingen, welke 't raad sel zelfs niet bij benadering konden oplossen. Zelfs Stien, zijn eigen zuster, stond er voor. Zij had zich suf gedacht, eindelijk in stilte een wrok koeste rend tegen Annie, aan wie zij de schuld gaf en die zij alleen nog maar bezocht, om een wakend oog over de kleine Nel te houden, wat volmaakt overbodig was. Tegenover haar kennissen deed ze, of ze geheel op de hoogte was en zet te een geheimzinnig gezicht, ais er op den toestand van haar broer werd Toch was het eenige wat zij wist slechts dit, dat Herman drie jaar geleden plotseling na acht jaar zeer gelukkig getrouwd te zijn geweest, was weggegaan, ver weg, vrouw en kind achterlatend, zonder eenig waarschijnend motie! Zij had niet durven vragen, noch aan Herman, noch aan Annie. Maar in stilte gaf zij toe aan haar natuurlijk gevoel, beklaagde haar broer en beschuldig- i zijn vrouw. Waarvan, wist ze zelf niet. Luidruchtig de stilte verstorend, klonk de huisbel, een blijde lach weerkaatste in de gang, een gestom mel op de trap van vallen over eigen beenen. De deur .werd open gerukt, met één sprong stond Nel midden in de ka mer en vloog haar vadetr om den hals. Haar frisch, rood gezichtje drukte zich koesterend tegen .zijn wang, hij voelde de zijige krullen tegen zijne oogen, vochtig van tranen, dde lang zaam langs zijn gebruinde wangen vloeiden Stien beek naar builen ze had de •ordijnen een eindje op zijde gescho ven en tuurde in de doodsche straat, waar niets de stilte verbrak. Nel. ken je me nog Ken je je biertje nog, kind lachte hij door zijn tranen heen. Nel knikte. Wal ben je groot geworden 1 'k Zit ook al in de vierde klas, lk leer al Fransch en Moes helpt me altijd met. mijn werk. En in een adem liet ze er op vol gen 'k Hou niets van werken, maar met een zucht, T moet. Stien draaide zich om, zoo'n kind toch, dat ze nu dadelijk over haar moeder be eon. En onrustig zich bewegend, zei ze Nel l Tante, dag, tante.... ik had u heelemaai niet gezien, ik ben zoo blij, dat ik vadertje weer heb Gaat u nu ook mee naar huis.... straks als Aal me komt halen.... maar dan hoeft ze eigenlijk niet te komen. Herman keek strak voor zich. Neen, daaraan had hij niet gedacht. Hoe zou hij 't kind aan het verstand brengen, zonder haar vertrouwen te schokken, zonder haar verdriet te doen. Arme, kleine Nel arme lieveling 1 Voor 't eerst beseft hij, wat zij zou missen, wat zij haar heele leven zou moeten ontberen..... Een gelukkig thuis I Was hij dan werkelijk zóó schu1- dig?.... Schuldig, misschienge weest, vroegerja, maar toch niet, zooals Annie hem afschilderde 1 Hij had verkeerd gedaan, hij had vóór n trouwen open kaart moeten spelen, haar moeten zeggen precies, wie hii was, en wat hij was en wat hij gedaan had en hoe hij geleefd haid. Maar hij had niet gekund, hij was er voor teruggedeinsd. En, na dat hij Anniie had leeren kennen, was immers alles uit geweest, hij had er in zijn hart voor geboet en hij had Annie in groote liefde tot zich geno men, er zeker van, dat niets hem on trouw aan haar zou kunnen maken. Zoo was hun huwelijk ook ge weest. Maar ééns, ruim drie jaar geleden, vond Annie bij 't opruimen van zijn bureau een brief, groezelig-geel al Het vreemde slordige handschrift had dadelijk haar aandacht getrokken. Ze lasze mocht immers alles le zen van hem, hij had- immers geen geheimen voor haarZe las... en... ze wist, dat hij niet was, zooals ze hem ééns had gedroomd. Ze voelde zich beleedigd, gegriefd, geschonden, en in haar verontwaar diging schaamde ze zich voor de lief de, die ze hem had toegedragen. Ze had het kunnen uitschreeuwen tegen hem, hem den brief in 't ge zicht kunn n slingeren... maar ze zei 't hem, toen haar eerste woede bekoeld was, kalm en bedaard. Eri terwijl ze sprak had ze haar kind dichter naar zich toe getrokken, als beschermde ze het tegen zijn aan raking. Dat vooral had hem gegriefd en beleedigd. 't Was toch ook zijn kind al voelde hij, dat er een grond van waarheid in haar beschuldiging lag. Had zij wel ooit waarachtig veel \an hem gehouden, als zij zoo moei lijk vergeven kon Hij wilde zich verdedigen, trachtte het haar uit te leggen, maar de woor den verstierven op zijn lippen, toen liii zag, dat ze volhardde bij dat ééne: ,,'k Heb iets verloren, dat niemand me terug kan geven 1 O, hij begreep haar wel, voelde 't met haar mee Toen kwam de idéé bij hem op, dat hij weg moest, omdat een leven naast haar een onhoudbare kwelling zou wonden. En hij ging, ofschoon zijn hart bloedde, om haar en het kind, hun beider kind 1 Maar in zijn ziel leefde de hoop, dat het nog ééns goed tusschen hen zou worden, al zou er veel veranderd, voel van wat mooi was, geschonden zijn I Zooals ze daar zat, kleine Nel, onder de kap van de lamp, het rose licht op haar gezichtje, was zij het evenbeeld van naar moeder, had zij hetzelfde guitige, als zH lachte, t veo- moedig-ennstigej als zij nadacht. Zij ging recht voor hem staan, met haar kleine haaiden gesteund op zijn kndeèn, en terwijl ze hem onderzoe kend aankeek, vroeg ze verwijtend, bijna streng Waarom ben u niet dadelijk bij ons gakoanen, in plaats van naar Tante Stien te gaan en, om haar woorden te motiveeren, voegde zij er bij de vader van Hans is verleden week ook thuis gekomen. Toen was er groot feest, zijn grootvader was ook over. Ze hebben zooveel pret ge maakt en Hans was den volgenden dag niet op school. Hij moest uit- slapen Herman wist nier, wat hij er op antwoorden moest Zooveel naïevo teit, zooveel blind vertrouwen mocht hij niet schokken en ondanks 't ang stige gezicht van Stien om wat hij zeggen ging, antwoordde hij zacht, terwijl hij zich over Nel hoog Omdat moes boos op me is, kind, heel boos 1 Boos? zei ze verschrikt. Boos?... maar dat is niet mogelijk I Ze is noodt boos...., en terwijl ze heel ern stig voor zich uitstaarde, liet ze er met een zucht op volgen maar wel eens bedroefd. Zoo Stien keek met een bezorgden blik naar Herman. Ze vond het niet ;oed, dat hij met Nel sprak als met een groot mensch. Toen zij zoo jong was, verdiepte zij zich niet in den gemoedstoestand van haar ouders. De kinderen van den tegenwoordi- gen tijd waren zoo heel anders, en om het gesprek een andere richting te geven vroeg ze Nelleke, thee Veel suiker ze ker, hè Hè ja, antwoordde het kind, en veel melk, tante, van die zwarte theebrrr maar ze liet er dadelijk op volgen O, ja, moes is dikwijls erg bedroefd. Ik doe dan maar net of ik 't niet zie. Aal zegt altijd „Ma heeft hoofdpijn I". maar dat is 't niet. Spreekt moes wel eens over me, Nel Nel schudde het hoofd Nonit Stien zat op heete kolen. Ze stond zenuwachtig od en verliet de kamer. Nel ging op haar vader's knie zit ten. Ze sloeg haar armen om zijn hals en vroeg met een zacht stemmetje - Bent u ook boos op haar Hij schudde van neen, en ze ver volgde Verleden heeft ze zoo gehuild en s avonds heeft ze, toen ik in mijn bed lag, uw portret gezoend Ze drukte zijn hoofd tegen haar wang, streelde zacht zijn haar, en vleide Gaat u mee naar huis, dan zal moes weer vroolijk worden. Ze zal zoo blij zijn, als u komt Zou hij gaan, zou hij heit wagen?... Zou alles nog terecht kunnen ko men Maar als dat portret, waarvan Nel sprak, eens niet zijn portret was ge weest Als zij in den tijd, dat hij weg was, eens iemand ontmoet had. die Hij voelde zijn bloed koken, met golven naar zijn hoofd stijgen. Zijn. slapen kloptenZachtjes maakte hij zich van Nel Los en duwde haar naar een stoel. Ze keek hem verbaasd aan en haar oogen smeekten Toe, doe 'it. nu maar Hij stotterde Misschien i St'en kwam binnen om te zeggein, dat Aal er was om Nel te halen. Zij kleedde het kind aan, alsof ze nog heed klein was, en stopte nog wat chocolaadjes in den zak van haar manteltje. Herman ging met haar de trap af, Nel stoof hem voorbij en riep tegen Aal Ga maar, vader gaat met me mee haastte zich, AaJ, die weg wilde gaan, te zeggen, dat dat niet ging, maar hij raakte verward in zijn eigen woorden en stootte uit Neen... nu niet...,, ik kan on mogelijk Maar Nel liet niet los, zij ging aan zijn hals hangen, en fluisterde smee- kend, terwijl groote tranen langs- haai- wangen vielen Toe, beloof me dan, dat u mor genavond zult komen,toelk can u niw missen. Hij drukte haar vast tegen zich aan en fluisterde heesch Goed, goed, morgen dan... mor gen 1 i Toen. het ze hem los, wuifde nog even met haar kleine hand, terwij1 zij door haar tranen heen zegevie rend lachte. Ze sloeg de deur dicht Herman was alleen in de flauw verlichte gang buiten klonk het ge luid van bchte stappen, dat lang zaam wegstierf. Annie had. Nel naar bed gebracht. Ze zat nu, ais iederen avond, alleen m de stille huiskamer. De thee stond onaangeroerd nog, en het water in den ketel zong een eentonig bedje Nel had dien dag honderd uit ver teld van haar vader, van haar lieve vadertje, bij w'en ze den vorigen avond was geweest, maar ze had over zijn belofte niet gesproken... In haar hartje was ae bang, dat hij niet zou komen. Telkens en telkens had ze haar moeder aangezien Hoe was 't mogelijk, dat ze boos was op haar vader, zóó'n vader, die toch zoo goed, zoo lief was, die nooit Iemand kwaad zou kunnen doen. Zij kon het niet begrijpen, en ze kwelde haar hoofdje zonder tot een oplossing te komen. Toen zij naar bed moest, had zij 't liedje van verlangen gezongen, maar Moes had er een eind aan gemaakt. 't Was gisterenavond ook al zoo laat geworden..., maar dat kwam door vadertje. Ze besloot wakker te blijven, zoo lang, tot hij er washij had het haar toch beloofd, dait hij komen zou.... en ze hoopte Beneden liep Annie onrustig heen en weer. Al was haar leven hetzelfde geble ven, toch scheen er iets veranderd, nu ze wist, dat hij weer in haar na bijheid was, nu ze wist, dat ae hem zou kunnen zien. Een gevoel van nameloos verlan gen maakte zich van haar meester.... Manir hls hij rioh getroost had.... misschien voelde hij niets meer voor haar Neen, dat kon ntiiet, dat was onmo gelijk, zijn liefde voor haar was zóó groot, zóó groot, dat zelfs haar haat die naet kon bekoelen. Dat wist ze zeker, daJt had ze immers gevoeld bij tedèr woord, dat het kind over hem sprak. Hij was dezelfde gebleven. Als ze maar durfde, zou ze naar hem toevliegen, zich voor hem op de knieën werpen, hem ameeken, haar te vergeven. Zij wilde de minste zijn, al wist ze, dat zij hem nooit iets had misdaan. Ze had gedacht, dat ze altijd ge bukt zou gaan onder de wetenschap, hoe hij was geweestnu voelde ze, dat het gemis van hem gróóter leed was, oneindig grooter. Had zij goed gehoord, werd er ge beld?.... Ze had zich zeker vergist. Wie zou op dit late uur nog komen.... Zij verwachtte immers niemand f Voetstappenals Herman Een kleine, witte gedaante sloop door de gang. Voor de half geopende deur van de huiskamer bleef ze staan en gluurde naar binnen, lachte zacht maar triomfantelijk en verdween.... I Hij had zijn belofte gehouden... Hij was gekomen. („Eigen Haard".) EEN LANGZAAM VERDWIJNEND DORP. Het dorp Glain, bij Luik, is bezig met stilletjes-aan weg te zinken, al dus vertelt de „Vlaamsche Gazet". Inderdaad, onder do huizen der ge meente zijn de galerijen een er kolen mijn gelogen en op sommige plaatsen, lagen de kooladers zeer dicht bij de oppervlakte. Men trok er de kolen uit op, doch men vergat of verzuimde de galerijen te vullen met aarde, zooals het de wet voorschrijft. De gevolgen lieten dan ook niet op zich wachten. De hui zen begonnen in de diepte te zinken en vielen gedeeltelijk in. Op tien huizen naast elkander staande, nabij de kerk, zijn er acht, die gedeeltelijk in den grond zijn gezonken, de muren openbarstend en het dak afvallend. De oude kerk is sinds lang ingestort eu do inwoners gaan nu 's Zondags ter kerke in eane houten barak. Over al ontwaart men verlaten huizen, in puin vallend, net alsof een© aardbe ving de s'treek had geteisterd. Aan de huizen, die nog bewoon baar gebleven zijn moet een trap aan gelegd worden, die van de straat naai" de diepte leidt. Men kan den ken hoe het er moet gesteld zijn bij regendagen. De kolenmaatschappij tracht het kwaad te verhelpen met al de huizen, die schade bekwamen, aan te koopen, die zooveel mogelijk te doen opknap pen en dan te verhuren. Men ver wacht, dat de aardschuiving met den tijd nog toenemen za! DAMRU8RIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. 'Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den Heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 44 van den heer W. J. A. Malla, Zwart Wit 46 47 4ö 49 bU Iwm<i schijven op3, 4, 7, 8, 9, 12, 17, 18, 20, 23, 21, 26, 29, 30 en 33 Wit schijven op15, 16, 27, 31, 32, 36, 37, 40, 42, 43, 44, 48 en 50 Probleem No. 45 van N. N. jjj jjj jjj ii Jb 18 IK V? ■s* m BB 188 Ml Ü1 UB I H fe Zwart schijven op4, 7, 8, 9, 10, 11, Wit schijven op 16, 21, 22, 25, 28, Oplossing van probleem No. 40 van den auteur Wit37 - 31, 23 - 18, 33 - 29, 41 - 36, 36 18, 39 - 34, 4413! Goed opgelost door Mevr. Wiegman te Scheveningan, en de hoeren J. L. Velde, te Overveen, P. Geldorp, J. Jacobson Azn., R. Bouw, D. G. Ko ning, J. F. Spanjaard, F. M. v. d. Werff, C. Serodini. Oplossing van probleem No. 41 van den auteurWit 36 - 31, 35 - 30, 50 28, 26 - 21, 46 47 1 Goed opgelost door Mevr. Wiegman te Scheven ingen en de heeren J. L. Velde te Overveen, P. Geldorp, R. Bouw, D. G. Koning, W. J. A. Matla, A. M. Verkerk, J. F. Spanjaard, F. M. v. d. Werff, C. Serodini. HET WEGNEMEN VAN GESLAGEN STUKKEN. (Vervolg.) Plaats thans eens op het bord Zwart schijven op 1, 7, 8, 9, 10, 12, 16 en 38 Wit schijven op20, 21, 27, 28, 30, 31, 39, 40 en 49 De beurt van spelen is weder aan zwart en deze, reeds een schijf ten achter zijnde, acht het noodig zoo spoedig mogelijk dam te halen met de schijf 38. Hij vreest echter een gevaar bij zijn langen vleugel, en wil Liever trachten dit eerst weg te ne men met den zet 10-14; veronder stellende, dat wit hierop zal laten volgen 20 - 15 of 30 - 25, in weLk ge val elk dreigend gevaar bij dien vleu gel is voorkomen. Dat hij echter be drogen uitkomt, blijkt weder uit de fijne combinatie, welke wit thans ont leedt 39 - 34 14 25 49 - 43, 38 49 27 - 22 Zwart is nu weder verplicht de meeste etukken te slaan, maar ze te laten staan tot na den volledigen slag. Mochten ze tijdens het slaan ook weggenomen worden, er bleef geen enkele witte schijf meer op het bord, en dit ware toch onbillijk want, bij den aanvang van den slagzet was het 13, 14. 18 en 19 30, 32, 34, 37, 38 en 50 niet mogelijk de schijf 22 te bemachti gen, daar zij voldoende beschermd werd. Nu zwart verplicht is zijn dam op 17 te herplaatsen en de schijf 22 te laten staan, kan die eene witte schijf de vrucht plukken van het gebrachte offer. Zwart is immers met wit 22 4 totaal verslagen. Wij nemen nog een derde voor beeld, waarin de ontleding weder iets dieper verborgen ligt, terwijl de ge noemde bepaling hierdoor nog heter tot haar recht komt: Zwart schijven op 6, 7, 8, 12, 16, 18, 20 en dam op 9 Wit schijven op 21, 27, 28, 29, 30, 31, 33, 40, 43 en 45 Zwart moet spelen, en hoewel reeds over een dam beschikkende ,mag het spel van wit nog volstrekt niet ais verloren beschouwd worden. Wei kan er een flinke opruiming geschieden met b.v. 20-24 30 19 gedw. 18 - 23 29 18 12 32 27 38 16 36 maar zwart meent hiermede ook te kunnen wachten tot na den zet 20 - 25 Tracht nu zelf eens te onderzoeken of zwart dezen zet kan doenen zoo niet, waartoe wit dan in staat is en welk profijt hij kan trekken van zwart's foutieven zet 20 - 25. Hebt ge het juiste antwoord kunnen geven, tracht dan liet nuttige dezer bepaling ook goed in 't geheugen te prenten. Zijn er, die het antwoord niet kun nen vinden, we zuilen het onze in de volgende rubriek geven. Voorts zullen we a. s. week een drietal probleems geven met stellin gen „Coups de Turc", waarin men nog eens het gewichtige van de be pa. ling over het wegnemen van gesla gen stukken goed ziet uitkomen. De Haarlemsche Damclub houdt hare bijeenkomsten iederen Maandag, avond van 8 tot 12 uur in Café Suisse Smedestraat 19, bovenzaal, (ingang naast het café).- Liefhebbers van heï damspel zijn daar steeds welkom.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 16