NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
28a Jaargang. No. 7923
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon* en Feestdagen:
ZA.TEBDAQ 24 APRIL 1909 Q
ABONNEMENTEN
PBR DRIB MAANDEN)
Voor Haarlem i lil',/ 1.28
Voor de dorpen fa den omtrek waar een Agent gevestigd la (kom der
gemeente)130
Franco per post door Nederland1.65
Afzonderlijke nummers0.02 H
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem037 tf
de omstreken en franco per post 0.45
Uitgave der Vennootschap Loarens Custer. Directeur J. C. PEEREBOOfl.
ADVERTENTIÊNi
Van 1—5 regels 50 Cts.! Iedere regel meer 10 Cts. Bulten het Arrondissement
Haarlem van 1—5 regels ft-eike regel meer ƒ0. IÖ Reclames 30 Cent per regel
Bi] Abonnement aanzienlijk rabat
Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing
50 Cts. voor 3 plaatsingen k contant
Redactie en Administratie t Groote Houtstraat 55.
litercommonaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724.
Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem Jn dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA,
Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon interc. 6229.
DERDE BLAD.
OM ONS HEEN
No. 021.
Als een vlek op het tapijt.
Sneltreinen en stoombooten bren-
gen ons tegenwoordig zoo overal heen,
dat we ons wel eens verbeelden zou
den, dat do hoele wereld langzamer
hand zekere vormen van beschaving
heeft aangenomen, wanneer we niet
af en toe felle bewijzen vonden van
het tegendeel. Wide World Ma
gazine, een soort van Engelsch
Aarde en haar Volken, dat
evenwel meer dan dit op de beschrij
ving van avonturen uit ie, komt met
Ben artikel over het eiland T i b u-
ron, in de golf van Californië, dat
de schrijver een geheimzinnig eiland,
an island of mystery noemt.
Wanneer alles waar is, wat de
schrijver daarvan vertelt, dan is het
zeker een plaats om van te schrikken.
Er woont een Indianen volksstam, de
Seri, die na ongeveer vier eeuwen
te zijn bestreden, nog lang niet uitge
roeid is, ja zich als heer en meester
op het eiland gedraagt.
Van het vasteland is Tiburon ge
scheiden door een smalle, woelige
straat, die den naam draagt van E1
Inferniello of Heistraat en
de menschen, die aan de kust van het
vasteland wonen, gruwen bij het noe
men van den naam hunner overbu
ren alleen. Wanneer zich iemand op
het eiland waagt, wordt hij uit een
hinderlaag met vergiftigde pijlen
overvallen, daarna met zware steenen
afgemaakt en ten slotte verslonden.
Nu zou niets eenvoudiger wezen,
dan uit de handen van deze wilden te
blijven, namelijk door er niet heen te
gaan, maar er bestaat een overleve
ring, dat bet eiland allerlei schatten
en kostbaarheden bevat en daar komt
de hebzuchtige niensch natuurlijk op
af. Het is bekend, dat in 1879 twee on
derzoekers, die er naar water groe
ven, op een diepte van zes voet goud
vonden
waarde
opdolven. Toen werden ze door de in
landers ontdekt en moesten hun heil
zoeken in een haastige vlucht.
Toch konden ze de schatten van
het eiland niet vergeten en keerden
er later met eenige kameraden terug,
maar van liet heele gezelschap is
niets meer vernomen.
week voor een
van twintigduizend gulden
zoodat waar
schijnlijk de Seri hen ditmaal gegre
pen en vermoord hebben.
In de aangrenzende wateren moe
ten veel parelen zijn en bovendien is
het eiland voor een deel bedekt met
de zoogenaamde pikblend
stof, waaruit het zoo zeldzame en
kostbare radium kan worden ge
haald. En alsof dat alles nog niet ge
noeg was, wordt er ook gezegd, dat
de veroveraar C o r t e z op dit eiland
millioenen aan goud heeft verborgen.
Dit lokte zekeren luitenant Robin
son, die een geschiedvorscher was,
ioo aan, dat hij een kleine expeditie
naar het geheimzinnige eiland uit
rustte. Met hun vieren zetten ze er
voet aan wal en belandden in een
groot Indianendorp, waarvan de be
woners hun aanvankelijk groote
vriendschap betoonden. Toen zij,
daardoor gerust gesteld, wat minder
op hun hoede waren, schoten de In
dianen Robinson en een zijner vrien
den met hun eigen geweren dood
de twee anderen konden in hun zeil
boot nog maar juist ontkomen.
Zij brachten de tijding naar de
atad Guaymas, waar een compag
nie soldaten werd uitgezonden, om
de Seri te tuchtigen, met het gewone
resultaat. De weinige Indianen, die
men in 't oog kreeg, konden door het
zand sneller wegkomen, dan de paar
den der soldaten konden volgen en in
den uitersten nood verschuilen ze zich
in hun bergen.
Bovendien is er op den rand van
het eiland geen water, wat voor de
vervolging natuurlijk eveneens een
groot bezwaar is.
Merkwaardig snelle loopars moeten
deze inlanders zijn. Zij loopen op hun maar geen hunner is teruggekeerd.
teenen, met veel sneller bewegingen
dan een Europeesche hardloopar en
zijn daardoor in staat, zelfs het heart
in zijn vlucht te achtertialen.
Onderzoekers en journalisten heb
ben in de laatste jaren bezoeken aan
het eiland gebracht, maar niemand
heeft in het binnenland weten door
te dringen en de meesten zijn niet
eens teruggekomen. Het spreekt van
zelf, dat al deze mislukkingen een
prikkel zijn voor andere avonturiers,
om op hun beurt eens een kansje te
wagen en wanneer de schrijver van
het artikel eng verzekert, dat hij er
met zijn vrienden heengegaan is om
te zien of er goede terreinen waren
voor de veefokkerij, dan mogen we
wel even glimlachen en veronderstel
len, dat hij het goud van Cortez of de
pikblende bedoelt.
Hoe dat ook zij, de expeditie is er
geweest en er heelhuids weer van
daan gekomen, maar de schrijver er
kent, dat iedere man voortdurend op
zijn hoede is geweest. Op den vierden
dag kwamen zij voor het eerst met de
inboorlingen in aanraking. Hun hou
ding was toen volstrekt niet oorlogs
zuchtig. Wel zetten de kinderen het
dadelijk op een loopen, maar de oude.
ren gaven teekenen van vriendschap
en toen de aanvoerder een gelen zak
doek in de eene en een rooden in de
andere band liet zien, was er op de
donkere gezichten onmiddellijk groo
te belangstelling te kijken. Glazen kra
len en kleine spiegeltjes namen het
overige van hun terughouding weg
en zoo begeerig waren zij naar het
bezit van deze dingen, dat zij er hun
bogen en pijlen voor Ln ruil gaven en
zich dus feitelijk weerloos stelden in
de handen der vreemdelingen.
Zelfs wisten dezen hen er toe te be
wegen, zich te laten photografeeren,
maar niet voordat eenige Amerikanen
zelf mee in de groep waren gaan
staan vóór dat oogenblik zagen ze
het toestel voor een soort van schiet
wapen aan.
Alleen de uitnoodiging om aan
boord van het jacht te komen werd
door de menschen afgewezen.
De meesten van deze Indianen wa
ren flink gebouwd en hadden een sta.
tigen gang, met eeu eigenaardig zach
te manier van loopen, zoo licht als de
tred van een panter. Prof. Mc Gee
evenwel, die in 1895 het eiland bezocht
met het doel om inlichtingen te ver
zamelen voor het Amerikaansche bu
reau van land- en volkenkunde,
maakt melding van een eigenaardige
gewoonte, die bewijst boe dicht deze
menscheai nog bij de dieren staan.
Wanneer men hen namelijk te dicht
nadert, beginnen zij te knorren en te
grommen, precies als een nijdige
hond. De wenkbrauwen staan daarbij
overeind, de oogen kijken er woest
onder uit.
Op een van de kleine onderzoekings.
tochten, die de expeditie waagde,
vond een hunner een stuk steen zoo
groot als een vuist, donkerbruin en
met een gladde oppervlakte, die na
derhand voor onderzoek naar een
laboratorium werd opgezonden en in
derdaad de vermaarde pikblende
bleek te wezen, die radium oplevert.
Dit onnoozele brok steen kostte bet
leven aan twee andere onderzoekers.
Professor Miller, een schoolopziener
te Yuma in Arizona, werd er zoo door
bekoord, dat hij op zijn beurt een ex
peditie voorbereidde om de stof op
Tiburon te gaan halen. Aanvankelijk
wenschte bij een troep te vormen,
sterk genoeg, om alle aanvallen van
de Seri af te slaan, maar daar de
liefhebbers hiervoor niet talrijk wa
ren besloot hij desnoods alleen te
gaan, maar vond op 't laatste oogen
blik nog een anderen waaghals, die
hem vergezellen wou. Dat was een
van de Amerikanen, die zoogenaamd
voor de veefokkerij het eiland had
den bezocht. Tegenover hun sterke ex
peditie hadden de Seri geen vijande
lijkheden begonnen, hij meende, dat
op hun vriendelijkheid te bouwen
was en Miller stemde daarmee ln.
In 1904 aanvaardden zij den tocht,
Het eenige spoor, cLat van hen is te
ruggevonden, bestond ln twee afge
houwen handen, gebonden op een
dwarslat, die aan een paal op het
strand bevestigd was. De handen wa
ren vastgemaakt met riemen vaneen
camera, waarop nog letters van Mil
lers naam waren te zien en de ont
stelde lieden, die deze verschrikking
bij een kort bezoek aan het eiland
vonden, merkten om de paal een
vastgestampten kring in het zand op,
waar blijkbaar de woeste Seri hadden
gedanst, terwijl zij hun slachtoffer
martelden.
Tegenover de algemeen voortdrin-
gende beschaving is zoo'n plekje in de
wereld wel als een donkere vlek op
het tapijt
J. C. P.
Anisterrfamsche Kout.
Amsterdam begint 't is nu 21
April ongeduldig te worden. Waar
om begrijpt ieder. De winkels zijn
bier en daar uitgestald met Oranje
artikelen, maar er is geen vraag
naar. Oranjestrikken, oranjeknoopen,
oranjelinten worden evenmin ge
kocht zonder feeststemming als dat
iemand, die kalm naar zijn kantoor
gaat en zijn zaken aan zijn hoofd
heeft er aan zal denken zich van ser
pentines voor 31 Augustus te voor
zien. Te bederven is er aan die arti
kelen niets, al zagen de winkeliers de
goudachtige vreugdeteekenen van
vrij wel fictieve waarde toch maar
graag spoedig gometamorphoseerd in
zilveren schijven in de cassa, want de
Hollandsche handelaar zegtHebben
is liebben en krijgen is de kunst.
Maar er zijn ook geiegenlieidssnoepe-
rijen ingeslagen: oranjekoekjes, oran
jebeschuitjes met muisjes etc. Of die
evenals wijn en sigaren door 't lange
liggen lekkerder worden, is mij onbe
kend. Evenzeer of de keurmeesters in
de huidige omstandigheden misschien
dubbel scherp zullen mogen opletten
of de bedorven snoeperij geen wan
hoop zal veroorzaken in huisgezin
nen, indien kinderen or door worden
vergiftigd. De smakelooze prentbrief
kaarten, onbegrijpelijk-leelijk aLs ze
„nationaal-enlhousiastisch", akelig-
fiauw als ze grappig bedoeld zijn,
kunnen onbesproken blijven. Alleen
staat men verbaasd, dat waar een
blik op enkele onzer geïllustreerde
tijdschriften voldoende aantoont,
hoeveel goeds en smaakvols ons land
op 't gebied der boek- en sleendruk-
kunsl kan produceeren, terwijl ook op
ansi chtkaarten- terrein i n ternationaal
getracht wordt iets beters en rao-
dernes te leveren, juist deze gelegen
heidsplaatjes, die door binnen- en bui
tenlanders zullen worden verzameld
en bewaard, zoo'n weinig-vleiend
beeld geven van de Nederlandse he ar.
tisticiteit. A propos van „verzame
len", postzegels etc. niet een misdruk
hebben voor liefhebbeirs bijzondere
waarde. Gaat dit ten opzichte van
prentbriefkaarten ook op, dan „bof
fen" sommige makers van deze
kunstproducten. Zonder blikken of
blozen leggen zij toch in de winkel
kasten, de ooievaars met in bun sna
vel een telegram met de woorden
Blijde verwachting op 11 of 12 April
1909. En 't is nu 21 April, 't Is een
dwaze historie met die ansichtkaar
ten.
Er wordt eiken morgen gekeken
naar „*t Haantje van den Toren" of
't al wijst naar 't Zoele Zuiden
heen, maar 't antwoord klinktsteeds
onverbiddelij k „n e o n 1" Voor
„Haantje" gelieve men te lezen vlag-
gestok, terwijl de belangstelling daar
op gebaseerd is of er al vroolijk een
dundoek aan wappert, dan wel of de
lange lat er nog altijd uitsteekt in al
haar kaalheid.
'k Laat het actueele verwachtings-
onderwerp misschien slechts
kort ad-rem zijnd stemmingbeeld
rusten, om uw aandacht te vestigen
op iets van meer practischen aard.
Al zal de lezer na kennis genomen te
hebben van onderstaand verhaal mis
schien denken aan een dam-probleein
gebracht in een stand, zooals het in
een werkelijk spel maar zelden zal ge
raken. De episode, die ik u thans zal
mededeeieai, is „echt spul", ze kan
niet alleen gebeuren, maar ze is ge
beurd, en ik zal boven mijn verhaal
met volkomen recht de woorden
plaatsenOnschuldig veroordeeld.
Inleiding.
Menschen, die zaken doen, moeten
zich beveiligen tegen natuurgenooten,
die gebruik willen maken van hun
kapitaal (belegd in artikelen), of wel
van de rente daarvan (bijv. ln den
vorm van huur), zonder ln ruil daar
voor het overeengekomen bedrag in
contanten te reslitueenen. Eerstge
noemde onsolide persoontjes noemt
men fksschen-, die van de tweede
categorie woningtrekkera. Ter onder
linge bescherming tegen deze en gene
parasieten, stichtte de bezittende ge
meente contra sub a. de handelsinfor-
matiiebureaux, tegen sub b. de veree-
niging Eigendomsrecht.
De laatste vereeniging procedeert
civiel voor hare leden om ze van wan
betalers te ontdoen. Elke kennisma
king van een der laatstgenoemden
met do „Vereeniging" kost bun echter
een deel van hun goeden naam, want
worden met volledigan naam en
adres in het blaadje van Eigendoms
recht gepubliceerd en kunnen niet
zoo gemakkeijlk weer een anderen
huisbaas „nemen". Zij behooren tot
de personen, waarop de aandacht ge
vestigd wordt on met hun geld, voor
een week huur vooruit, in de hand,
stooten zij overal hun neus.
Eerste bedrijf I
Zoo'n ongelukkige, nergens meer
terecht kunnende woningtrekker was
X. De deurwaarders waren od komst
en nergens had hij een onderdak
voor hem, zijn kinderen en meubel
tjes kunnen krijgen. Als hij den
naam X. en zijn tegenwoordig adres
opgaf, was 't allang goed. Het resul
taat was overal hetzelfde. Wat te
doe® Hij bedeukt, dat in de stad IJ.
een zekere mijnheer Z. woont. X. gaat
met den moed der wanhoop op stap,
en huurt een woning als mijnheer Z.,
die pas uit IJ. komt, een plaats, die
wat ver van Amsterdam af ligt, om
één, twee, drie informaties te nemen.
Eenige weken later komt mijnheer Z.
toevallig werkelijk in Amsterdam.
Iniusschen heeft X., die als conse
quent woningtrekker zich steeds be
paalt tot de eene week huur vooruit,
en verder voor het zoet gefluit van
den huisbaas doof blijft, al weer de
noodige documenten ontvangen,
waarin hem beleefd doch dringend
wordt verzocht te verkassen. Of lie
ver niet hij, maar de brave, onschul
dige aa: h.it adres van X.
Tweede bedrijf I
Z. die wel met het beslaan van X.
bekend is, maar in 't geheel geen re
latie met den woningtrekker onder
houdt en hem dus ook nooit op diens
of eigenlijk z ij n eigen woning
heeft bezocht, verneemt dooa- tusschen-
personen welk koopje hem is gele
verd. Hij zou 't liefst den eigenaar ge
waarschuwd hebben, als hij diens
naam en adres maar wist. Daar
schiet Item het bestaan der Vereen.
Eigendomsrecht te binnen. Mogelijk
zal deze liet perceel wel onder haar
administratie hebben. In dat geval zal
hij deze met het gebeurde in kennis
stellen.
Niet zonder moeite en na vrij wat
loopen, daar het adresboek nog een
oud adiej vermeldt, ontdekt hij het
kantoor der vereeniging W ordt oai-
heusch ontvangen, met wantrouwen.
Tot zijn verbazing interesseert het
den chef volstrekt niet, dat Z. de Ver
eeniging waarschuwt dat deze op het
punt staat een flater te begaan, ja,
zijn verbazing stijgt ten top als men
hem weigert naam en adres van den
huiseigenaar op te geven, opdat hij
dezen zou kunnen waarschuwen!
Derde Bedrijf: „Onschuldig veroor
deeld."
Z. wordt gedagvaard voor het kan
tongerecht om te worden veroordeeld
tot ontruiming. De goede man weet er
geen sikkepit vaa, want de deurwaar
der brengt zijn boodschap aan het
adres van X. en reikt ze aan een van
diens huisgenoot-en over. Daar m'neer
de kantonrechter op den bepaalden
dag den geroepene niet ziet verschij
nen, veroordeelt hij Z luidens eisch
van den gemachtigde Eigendoms
recht) van den eigenaax tot ontrui
ming van een perceel, dat hij nimmer
heeft gehuurd, nimmer inwendig
heeft aanschouwd, waarvan hem het
bestaan tot voor enkele dagen onbe
kend was. Hot vonnis is in kracht van
gewijsde gegaan en Z. is onschuldig
veroordeeld.
Apotheose!
De naam Z. komt voluit rnet alle
voornamen er hij in de krant van Ei
gendomsrecht, beticht van practijken
die de zijne niet waren, veroordeeld
op de verklaring van de vereeniging,
waarvan zij wist, althans weten kon
dat zij niet conform was aan de
waarheid. Ziedaar een probleem van
slimmigheidjes op 't Dambord des le
vens, waarbij de brutale Dammen
vermeestert en over de schuine lijnen
vliegt, terwijl de bescheidens zich
voortdurend ziet slaan.
Intusschen Amslerdamsch is 't spel
letje wel, want ln een provinciestad,
waar men elkaar al spoedig ©enigs
zins kent, zou het niet zoo gemakke
lijk gaan, je op naam van een ander-
te laten veroordeelen.
H- HENNING Jr.
(Buitenlandsch Overzicht
ABDOEL HAMID, OP RESCHAD
EFFENDA OFEEN
ANDER
Daar is een tijd van komen,
Daar is een tijd van gaan-
kan tenminste zijn naam schrijven
en zooveel verstand zal hij wel heb
ben, om te begrijpen, dat hij van difl
kunst moet gebruik maken, zoodra
een minister hem een decreet ter on-
der Lee kening voorlegt.
U z'et, dat wij de zaak zeer nuchter
opvatten. Maar juist daarom weten
wij, welke waarborgen moeten ge
steld worden, opdat de zuiver repre-
sentat'.ve figuur van den Padisja
wordt aangevuld door werkelijk
staatkundige krachten.
De hoofdzaak is voor ons niet w>e
op don troon zit, doch welke perso
nen daaromheen geschaard zullen
worden, en hoe waarborgen te krij
gen zijn, dat de bekwaamsten en bes
ten op ieder oogenblik den Pad'sja
ter zijde zullen staan. Aan die waar
borgen zal het niet ontbreken! Daar
op kan de gcheele wereld vertrou
wen
Wij gevoelen geen liefde voor hem,
wij haten hem ook niet, wij verwach
ten niets en wij vreezen niets van
hem."
Moehammod V zal dus. komt hij
op den troon te zitten, niets meer
dan een marionet, een stroopop zijn.
De Jong-Turken trekken dan aan de
touwtjes
Wanneer de Jong-Turken het aan
durfden, zouden ze zeker een ande
ren troonsopvolger kiezen, en dan na
tuurlijk een der jonge prinsen, die
met Jong-Turksche sympathieën be
deeld is.
Een der zonen van Abdoel Azis zou
daar zeker voor in aanmerking
komen.
Maar de godsdienstige wetten
schenden
Onmogelijk zou 't echter niet zijn'
in Turkije gebeuren in den laat-
steu tijd wonderen....
T LEGER DER JONG-TURKEN
staat nog rondom Konstantinopel. Er
nog geen bevel gegeven om do
stad binnen te rukken en met geweld
de inwilliging der Jong-Turksche
eischen te vorderen.
Het bevel kan evenwel teder uur
Romen.
DE ONLUSTEN EN CHRISTEN-
MOORDEN
duren tntusschen ongohinderd voort.
In de meeste dorpen in Klein Azië
heerscht een paniek. De Christenen
pogen de wreede Turken te ontkomen
en zoeken bescherming in de consu
laten der mogendheden.
Helaas gelukt dit niet allen....
M'NHEER CASTRO IN EUROPA.
Castro is te St. Nazaire aangeko
men. De gewezen excellentie ver
klaarde, nog ziek te zijn hij be
klaagde zich dat de overtocht, die
zeer onstuimig was, hem zwaar ge
vallen ia
Ach, arme man
Natuurlijk is hij al geïnterviewd.
Hij zei:
.,Mon zegt, dat ik vrij ben. Doch in
waarheid ben ik dat niet, omdat het
mij onmogelijk zou zijn, zoo ik dat
wilde, naar Fort de France (waar hij
vandaan gejaagd is terug te kee-
en. Maar de eer en de waardigheid
van de Fransche vlag moeten toch
lezelfde zijn te SL Nazaire of te Fort
de Prance I
Hebt toch meer eerbied voor de
rechten van den mensch, die gij reeds
voor zoo langen tijd Hebt afgekon
digd
Al dit gelamenteer zal Castro ze
ker niet helpen. D>t is ook maar ge
lukkig I
Een reiziger, die don tocht met
Castro maakte, verklaarde dat deze,
op het oogenblik toen hij onder ge
wapend geleide te Fort de France
werd ingescheept, heftig protesteerde
tegen zijn uitzetting.
,.7.oo men mij de vrijheid had ge
laten", zeide hij, „om mijn land te
boreiken, zou ik dadelijk het leger
liebben bijeengebracht, waarmede ik
zou gepoogd hebben de macht te her
winnen."
Van dit voornemen komt nu niets
Gisteren >s Castro dadelijk naar
Parijs vertrokken. Hij was vergezeld
van een.... man, die veel wapens
droeg I
Waarvoor deze bestemd zijn
Ook te Parijs ging Castro klagen.
Hij deelde de redactie van de
Temps" mede. dat hij geenszins
streeft naar het presidentschap van
Venezuela, maar zich uitsluitend
wenscht te wijden aan zijn particulie
re aangelegenheden.
„Elke wensch om nuttig te zijn voor
mijn land", zoo zeide hij. „zou vruch
teloos zijn. De Venezolanen willen
slaven blijven. Dat ik door Venezuela
onheusch wordt behandeld, verwon
dert mij geenszins, maar van de be
schaafde staten had ik een soortgelij
ke behandeling n'et verwacht."
De ,,Temp6" vermeldt ook het ge
rucht, dat Castro een proteetschrij
ven aan Fallières zou hebben opge
steld, gelijkluidend met dat, hetwelk
hij op Martinique had geschreven.
Er zijn twee zaken, die ons niet
aanstaan.
Ten eerste, dat Castro te St. NazaLn»
Deze harde waarheid ervaart do
Sultan van het Turkenland Z. M.
Abdoel Ilamid ook t Zwaard van
Damocles heeft hem al lang dreigend
boven het hoofd geslingerd, maar nu
is zijn va! zoo goed als onvermijde
lijk. Abdoel Hamid doet al een schiet
gebedje
Zijn aftreden komt dus geenszins
onverwacht. Toch scheen het in de
laatste dagen, dat de Sultan zich
(door een volkomen onderwerping
aan de Jong-Turksche heerscbers)
zou redden. Hij heeft evenwel misge-
rekeiKl 1 De Jong-Turken zijn het ge
draai en geknoei van Z. M. die in
de politiek en het staatsbeleid een
draaitol 1ste klasse ie eindelijk
eens moe geworden.
Nu kennen ze geen genade meer 1
Donderdag hebben 200 senaats- en
parlementsleden een geheime ver
gadering gehouden, die plaats had
in San Stefano 't middenpunt der
Jong-Turksche legermacht. Algemeen
werd over het aftreden van den Sul
tan gesproken. Er werd niet veel
vleiends van Z. M. gezegd Moekthar
pasja (de commandant van het derde
legerkorps) hield een gloedvol plei
dooi voor het afdanken van Abdoel
Hamid. Terwijl de pasja bezig was
om den Sultan ,.af te maken", kon-
deai de vergaderde volksvertegen
woordigers naar buiten kijken. Daar
zagen ze v'f Turksche oorlogssche
pen lustig kruisen. Er kwam een
sloep aan wal, die de tijding bracht.
de bemanning dezer vijf oorlogs
schepen stelt rich in d'enst dezer
nationale vergadering."
Door dvt indrukwekkend bewijs
van sympathie gesterkt, besloten de
volksvertegenwoordigers met 150 te
gen 50 stemmen tot het aftreden van
den Sultan Abdoel Hamid.
Maarzoo'n besluit is gemakke
lijker genomen, dan uitgevoerd I Z.
M. de Sultan zit nog veilig in zijn
paleisVrijwillig zal hij niet weg
gaan en wanneer er geweld gebru'kt
wordt, zullen de getrouwen van den
heerscher (op welken aanhang hij
zai kunnen rekenen, is niet zeker
zelts de Jong-Turken vreezen, dat. er
nog vele Muzelmannen voor den
aardschen vertegenwoordiger van
hun Profeet Mohammed in 't vuur
willen gaan I) waarschijnlijk geweld
tegen geweld zetten.
De strijd is nu al begonnen. Een
doel der Turken verklaart het besluit
van de volksvergadering o n w e t-
t i g. Ten eerste was het geen van te
voren uitgeschreven bijeenkomst, ten
tweede hud het besluit niet in een
geheime vergadering genomen mogen
warden, en ten derde is de afzetting
van den Sultan niet op wettelijke be
palingen gegrond.
Het laatste is het belangrijkste ar
gument. 7ekcr is, dat de Jong-Turken
handig moeten omgaan met de gods
dienstige wetten om het gedwongen
aftreden van den Sultan te rechtvaar
digen. Maar de Sjeik-ul-Islam (de ge
bieder in godsdienstige zaken) is 't
met de Jong-Turken eens. Er zal dus
wel iets op gevonden worden
Men weet, dat de godsdienstige wet
ten het toelaten, dat de Sultan afge
zet wordt wegens krank- of waanzin
nigheid. Welnu, er wordt al uit
Konstantinopel bericht, dat de ge
zondheid van den Sultan ernstig ge
schokt is door de jongste gebeurte
nissen. De Sultan lijdt aan aanvallen
van waanzin, die de geneesheeren
zeer ongerust maken....
Commentaar overbodig
Het zal nu wel spoedig beslist zijn,
of Abdoel Hamid inderdaad van den
troon pestooten zal worden, 't Is voor
hem een vaag teeken, dat algemeen
over zijn opvolger gesproken wordt...
Deae troonsopvolger is dus des Sul
tans broeder Moehammed Reschnd-
Effendi. Helaas kunnen we niet veel
ds van hem vertellen. Hij is een
84-jarig man, die nooit iets anders
gedaan heeft, dan een (naar zijn ooi-
doel) gezellig leventje leiden in zijn
weoldorig paleis en harem. De man
weet van politiek en andere staatsza
ken niets af, en heeft nooit eenige
liefde tot bestudeering daarvan
voeld.
Zoo iemand zal nu Sultan worden
Natuurlijk hebben de Jong-Turken
heel weinig met hem op, maarze
moeten hem nemen. De godsdien
stige wetten schrijven voor, dat de
oudste prins Sultan moet zijn. En
aan die wetten tornen.... de Turk
voor allee Mohammedaan I
En och, wat komt het er op aan
Een Jong-Turk verklaarde onze Sul
tan behoeft niet te regoeren. „Wij
weten dat hij als alle Osmanische
prinsen Is opgevoed, dat hij dus
woordelijk en overdrachtelijk van de
buitenwereld en van de toestanden
geen Dauw begrip heeft. Maar hij oen laivg onderhoud heeft gehad