J.
legde ik mijn hond op zijn arm, hij
opende de oogen en sprak
Ach, vergeef mij....
De rest bleef hem op de lippen ste
ken, met schrik zag hij naar mijn
'hand en stamelde met zwakke, beven
de stem
Wat waar waar is die van
daan gekomen
Ik schrok eveneens en blikte op
mijn hand.
Wat meent u, Philip T
Dien ring.... den diamanten
ring, met den grooten smaragd in
net midden.
Ik droeg verscheidene ringen. Twee
daarvan had ik van jongsaf aan do
hand mijmer moeder gezien en op
den morgen van haar dood van haar
gekregen met de woorden dezen
steeds om harentwille te dragen. Den
'derden, den diamanten ring, had ik
slechts zelden aan hij stamde van
•mijn grootmoeder of en er moest een
geschiedenis aan verbonden zijn,
Den diamanten ring, Phüdip
Kent u hem
Hij strekte zijn bevende hand uit
en Ik gaf hem den ring.
Kent u hem vroeg ik haastig.
HH behoorde eens aan mijn groot
moeder.
Langzaam bekeek hij het kleinood
pn gaf het mij eindelijk terug.
Of ik dien ring ken sprak hij.
Sinds meer dan zestig jaar heb ik
hem niet meer gezien, maar in mijn
etexvensuur zal ik hem nog even
duidelijk voor den geest hebben aLs
'thans.
Wat meent u Ik versta u niet.
Miss Esther, deze ring was bijna
eens mijn verderf, en toch heeft hij
tot mijn heil gediend, en zoo deze
ring er niet ware geweest, zou noch
u, noch de dierbare mevrouw, die
ons ontrukt is, het licht der wereld
hebben aanschouwd.
Ik zag hem sprakeloos aan. Hij be
merkte mijn opgewondenheid en ging
yoort
Miss Esther, wilt u de geschie
denis van een ouden man hooien
Zelfs mijn dochter heeft er nooit iets
van vernomen en niemand in deze
plaats weet er iets van. Om mijnent-
wille werd het geheim gehouden en
,is zoo in de vergetelheid geraakt.
Maar u wil ik het vertellen, want de
aanblik \an dezen ring heeft mijn
hart bewogen en geopend.
Ja, vertel het mij.
Ik was 20 jaar oud en leefde nog
..bij vader en moeder thuis het was
hier niet in het dorp, maar In Hil-
bury, een halve mijl van hier. Mijn
;vader was timmerman, en had ook
mij In dit vak opgevoed. Mijn ouders
hielden veel van mij. Ik was een
.flinke knaap, sterk en moedig, een
goede timmerman. Ach. wat was dat
een gelukkige dag, als ik met mijne
'Margaretha kon wandelen. Wij wil-
'den eenmaal huwen, maar die dag
was nog ver verwijderd.
Dit hoort wei niet tot mijne ge
schiedenis, maar ik vrees de donkere
tijden te gedenken, waarin ons geluk
keerde. Allereerst werd mijn moeder
ziek en de dokter kreeg de spaarpen
ningen.
Op zekeren avond maakte ik een
wandeling over de weide, toen een
knaap tot mij sprak „Wist u reeds,
Phil, dat de slotvrouw ziek is
men zegt dat ze sterven zaL De dok
ter heeft ze reeds opgegeven en mijn
heer is zeer bedroefd."
Ik ging verderdat was een
nieuwe slag voor mij, want die dame
had mij veel goeds bewezen, en mijn
moeder behoorde tol haar bescherme
lingen. Den volgenden dag was de
slotvrouw dood. Des avonds kwam
een rijknecht van het landgoed bij
ons en bestelde de kist. Deze moest
Spoedig gereed zijn, want na 3 dagen
vond de begrafenis plaats. „Gaat gij
er heen, Philip", sprak mijn vader,
zijn gewonde hand beschouwend. Ik
begaf mij naar het iieerenhuis, om
het lijk te meten.... het was uw groot
moeder. miss Esther.
Des daags voor de teraardebe
stelling, ging ik ten derde male naar
het kasteel, om mijne taak te beëin
digen. Toen ik de gang doorging,
werd de deur der bibliotheek geopend
en een klein knaapje trad naar bui
ten. Ik wierp een nieuwsgierigen blik
tn het vertrek en zag den heer wee-
nend aan een tafel zitten. Ik ging
vorder naar de kamer, waarin liet
lijk lag. Daar lag zij,'die steeds de
armen bezocht. De dood had haar
met veranderd, haar gelaat zag er
too kalm en rustig uit, alsof ze sliep.
De handen der doocle waren over
de borst gekruist, een daarvan moest
ik anders leggen en daarbij bemerk
te ik aan den pink een schitterenden
ring. Ik keek de huishoudster ver
baasd aan. Deze knikte en sprak
„Ja, het was de wensch mijner mees
teres. Bij het huwelijk kreeg zij van
haar gemaal dezen ring, zij heeft hem
alt';d gedragen en meermalen ge
zegd, dat hij met haar begraven
moest worden."
„Maar gisteren zag ik hem niet
aan haar hand", merkte ik op.
„Neen, de heer heeft hem haar gis
teren aangedaan."
„Het is een prachtige ring", sprak
ik en beschouwde hem nogmaals van
nabij.
.,Ja. ik heb dikwijls hooren zeggen,
dat hij oen klein vermogen waard is,
maar ik moet nu gaan, en zal u
KI ara laten helpen."
Toen zij de kamer verlaten had,
bukte ik mij en staarde weder naar
den ring. Toen trad ik eenige schre
den terug, doch kon den blik niet van
het voorwerp afwenden.
Daar hoorde ik Klara binnenko
men; spoedig waren de schroeven be
vestigd de lieve gestalte rustte in
een goed gesloten kist en ik begaf mij
in de koelte der avondschemering
huiswaarts.
Ondanks mijn vermoeidheid kon
Ik dien nacht den slaap niet vatten.
Steeds zweefde mij de ring voor dè
oogen. Bij het aanbreken van den
nacht stond ik op, opende het ven
ster en ademde de frissche lucht in.
Toch was liet mij te warm in de
kamer en ik ging naar de rivier om
con bad te nemen. Ik zette mij echter
aan den oever neder en staarde een
uur lang voor mij uit. Ik kampte
niet meer tegen de opkomende ver
zoeking ik \yas reeds voor haar be
zweken. Toen ik naar huis ging, was
ik een geheel ander inensch, besloten
tot een gruweldaad verhard en
doof voor de stem der eer en van het
geweten.
Het anders zoo bedrijvige dorp
was in droeflieid gehuld. Mijn ouders
J>egavom zich naar hot kerkhofik
moest op hei slot zijn. Spoedig was
alles voorbij. De grafkelder gesloten,
de verzamelden gingen uiteen, en
iedereen had de oogen vol tranen.
Ook wij begaven ons aan het werk,
doch veel lust bezat ik niet. Eindelijk
was de lange dag voorbij en de nacht
verspreidde zijn donkeren mantel
over de aarde uit Na hot avondeten
sprak ik tot mijn vader
„Ik heb beloofd nog heden de
maat van do plank te nemen, en. zaJ
nu gaan, Ik ben echter met het aan
breken van den nacht weer terug."
„Dat hooft go-en haast, mijn Jon
gen" .antwoordde mijn vader.
„Ja wal", sprak ik kortaf, waarop
de oude mij verwonderd aankeek.
„Goed, goed", zeide hij.
Ik ging naar mijn kamer, en
wachtte tot het rinkelen der borden
aantoonde, dat mijn moecler met a'-
los gereed was. Toen ging ik naar de
werkplaats. Hier nam ik een goeden
schroevendraaier, een hamer en een
vijl, voorzag mij van een lantaarn en
lucifers. Dit alles pakte ik samen en
sloop naar buiten.
Ik liep een weg op, die zelden
betreden werd, en spoedig bereikte ik
den kerkhofmuur. In enkele seconden
was ik hier over geklommen.
Het was tien uur, een diepe duis
ternis omringde mij. toch had ik een
gevoel, alsof duizenden oogen mij
aansla arden.
Nu begaf ik mij naar het familie
graf van den slotheer, om een lijk te
berooven. Had ik de plaats niet zoo
juist gekend, dan zou ik ze moeilijk
gevonden hebben eindelijk stond ik
voor de deur van den grafkelder,
dien ik wenschte te openen. Het ge
lukte mij den zwaren steen te verwij
deren en ik kroop op handen en voe
len tn het graf.
De zwakke schemer van buiten
was mij niet voldoende, ik haalde de
lantaarn te voorschijn en stak hei
licht aan. De kist. die ik zocht, had ik
spoedig gevouden, ik zette het licht
er bij eoi ging naar buiten om te
zien of er ook onraad was. Er was
echter niets te zien en ik begaf mij
aan het werk. Ik greep naar den
schroevendraaier, wier knarsend ge
luid mij aanvankelijk schrikken
deed ik herinnerde mij echter, dat
het graf diep was en de naaste hui
zen ver verwijderd waren. Ik was nu
eenmaal met de wandaad begonnen
en wilde haar ouk beeuidige®.
Schroef op schroef werd er uit
gehaald. Opeens hoorde ik boven mij
een geluid, ik greep den hamer hei
geluid weerklonk nog eens, en nu
iierken.de Ik liet krassen van een uil
in den kerktoren. Weder aan het
werk. Eindelijk haalde ik er de laat
ste schroef uit, zoodat ik het zware
deksel kon opheffen.
Ik sloeg liet witte kleed, dat ovei
de doode lag uitgespreid, terug, en
nu viel het licht der lantaarn op het
bleeke kalme gelaat, dat nog even
onveranderd was ais voor drie dagen
Ik kon het niet verdragen het aan te
zien.
Den ring moest ik hebben wal
schrikte mij daarvoor terug Snel
trok ik de hand, waaraan zich de
ring bevond, naar voren en trachtte
hem er af te schuiven. Het ging ech
ter niet gemakkelijk, eindelijk, na
veel wringen, lag hij in mijn hand.
Een oogeublik echter toen zag ik
iets anders een spook Neen,
een paar bruine oogen blikten mij
aan.
Ik was niet in staat mij te be
wegen, ik waagde nauwelijks adem
te halen, ik was als in een steen
veranderd. Langzaam draaide zich
het hoofd 0111 de lippen openden
zich, de hand greep naar den rand
der .kist, de geheeLe gestalte bewoog
zich eh trachtte zich op te richten ik
stiet een kreet van ontzetting u1»
slingerde den ring op den grond, en
vloog de groeve uit. Voort, voort i
Zander op te houden, naar het
slot. Het scheen mij, alsof de doode
mij volgde, alsof ik het ruischen van
haar gewaad hoorde. Voort, voort. Ik
vloog de trap op en trok aan de huis
bel. Vóór de dour open ging, viel ik
half in onmacht, maar ik bemerkte
toch, dat zich iemand over mij heen
boog en ik riep „De groevede
meesteres I"
Toen verloor ik mijn krachteD
en zeeg neder.
De oude Philip zweeg eenige mmu
ten, toon haalde hij diep adem, streek
met de gerimpelde hand door 't haai
en sprak tol slot
Dat is mijn geschiedenis, nrss
Esther toen men aan 't graf kwam,
zat de doodgewaande rechtop in de
kist, levend, en de ring lag op den
grond. Zij was schijndood geweest en
mijn ruwe behandeling had het bloed
weder aan het vloeien gebracht. Toen
ik na een lange onmacht weder tol
mij zeiven kwam, stond de slotheer
naast mijn bed. Hij vergaf mij mijn
gruweldaad gaarne. Na deze ver
schrikkelijke gebeurtenissen heb ik
m: nooit meer ook aan het geringste
vergrepen
Behalve den slotheer deelde Ik
slechts mijn vader de zaak mede, en
er werd een reden gezocht, waardoor
mijn bezoek aan hei graf voor he;
publiek verklaard werd. Daar er
echter wonderlijke geruchten de
rondte deden, weixl ik voor eenige
jaren in den vreemde gezonden. Na
mijn terugkeer huwde ik met i\larga
retha en werd h:erbij mild door de
slotvrouw bedacht. Deze had initus
schep een docliter gekregen uwe
moeder e® leefde na dien tijd nog
vijftien jaren.
Nog eenmaal beschouwde Philip
den ring, en zeide
Het is meer dan zestig jaar ge
leden en hot komt mij voor, uisof het
gisteren gebeurd was. Een slecht ge
weten is een kwaad diug, miss Es
ther.
(„Ilgz.")
Een Afspraakje.
Dat was een grap, aardiger dan de
drie levenslustige meisjes er ooit een
beleefd hadden. Het plan was uitge
gaan van de vroolijke Lucy Engels,
namelijk om gezamenlijk te antwoor
den op die grappige advertentie en de
arme mensch, die de drie vroolijke
conservatorium-juffertjes voor haar
doel hadden uitgekozen, was er
prachtig in gevlogen. Dat was geen
wonder, want wie anders dan een
uiterst onnoozel mensch kan een
dergelijke advertentie in de „Mor-
gienpost" laten zetten
„Een tengevolge van groote
verlegenheid in den omgang met
dames, weftnlg met deze fn aan
raking komende jonge man, zou
zich zeer gelukkig achten, wan
neer het hem langs dezen weg
gelukken zou. een lief en knap
meisje te vinden, dat zich, sym
pathie verondersteld, door uiter
lijkheden niet zou laten verhin
deren, hem haar hand te rei
ken."
Inhoud en stijl van de advertentie
waren zóó teekenend, dat men zich
naar Lucy's meening van een cor
respondentie met den inzender niets
anders dan pleizier kon voorstellen.
Ln werkelijk vonden de drie vrien
dinnen, den brief, dien zij als ant
woord op haar anoniem schrijven on-
ler de aangegeventetter op het post
kantoor haalden, zeer grappig. De
blonde Hertha WaJdau. de Jongste en
meest begaafde van den op leven en
lood gesloten driebond, meende weJ-
■swaar, toen zij den brief voor de
;weede maal gelezen had, dat deze
neer de uiting was van een eenzaam
en schuchter gemoed, en zij vond hem
iaarom meer roerend dan grappig,
on oordeelde het eigenlijk een on
waardig spel met het blijkbaar naar
liefde verlangende hart van den jon
gen man een dergelijk spel te drijven,
■naar met die bezwaren was zij bij
Lucy Engels en Gertrud Baumeister
aan het verkeerde kantoor gekomen.
Een zoo simpele jonge man ver
diende niet beter dan dat men zich
over hem zoo vroolijk mogelijk maak
te. E11 zij hadden dadelijk nog 0011
tweeden ononymen brief gezonden
aan den onbekenden adverteerder.
Ziin verzoek om een ontmoeting werd
daarin toegestaan en daar het mooi
vriezend weer was, werd hem door
de „dame" voorgesteld, den volgen
de® Zondagmiddag een uitstapje per
schaats te maken. Als plek van sa
menkomst was de Schwanenholm
aangegeven, een eilandje, dat ruim
drie kwartier buiten de stad bij een
verbreeding van de rivier was gele
gen.
En de vriendinnen lachten nu aJ
tranen toen zij elkaar in levendige
kleuren afschilderden, hoe de stum-
perd uren lang vergeefs wachtend bij
de Sehwanenholm zou rondrijden,
ton dc winterkoude den gloed van
zijn hart tot een normale tempera
tuur zou hebben teruggebracht.
Hertha lachte wel mee, maar haar
medelijdend hart dreef haar tot do
categorische verklaring, dat de grap
daarmee ook een einde moest heb
ben, en da.t de briefwisseling niet
verder voortgezet zou worden. En
ditmaal behaalde haar meening de
overhand en de mededeeling van den
anonymus, dat hij piieoies op het
vastgestelde uur bij de Sehwanen
holm zou zijn, een witte bloem in het
knoopsgat als berkemnri mgsteeken,
bleef verder oubeEmtwoord.
Ten slotte hadden de jonge dames
toch ook een massa dingen aan haar
hoofd, die belangrijker waren dan
deze grap. In de eerste plaats haar
muzikale studiën, waarmede zij alle
drie het tamelijk ernstig namen, en
dan de wint-ergenoegens, waaronder
voor Lucy en Gertrud het-ijsvermaak
een groote plaats innam.
Hertha kon de hartstocht van de
beide vriendinnen voor deze sport
voorloopig nog niet doelen. Zij had
haar kinderjaren in het Zuiden door
gebracht en geen gelegenheid gehad
te leeren schaatsenrijden.
Voor de belachelijkheid van de po
gingen van olie beginnelingen bij
ueze sport had zij veei angst gehad,
maar ten sloue was liet toch de beide
vriendinnen gelukt, haar met een
paar fonkelnieuwe schaatsen mee te
al ij ge® naar de ijsbaan.
Het was Dinsdagmiddag; en het
meer, dat in net park gelegen was en
nu bedeat was met een spiegelgladde
oppervlakte, was geheel gevuld met
een elegant pubiiek.
Te midden van al deze geoefende
1 ijderessen en rijders kon Hertha met
haar onbeholpen pogingen zich nog
ndöt wagen, maar er was ook nog
een met Liet meer in ven-binding staan
de vijver, waar het ijs slecht was,
die dus gemeden werd door de goede
rijders en was overgelaten aan hen,
die zich oefenen moeten.
üp dezen vijver, die op het oogen
blik door niemand bereden werd. ga
ven Gertrud en Lucy haar vriendin
het eerste onderricht, maar het be
gon r spoedig te vervelen. Van
.iet meer weerklonken te verlokkend
de opwekkende tonen van eeu mili
taire kapel en de beide jonge dames
.tonden er tamelijk keker van zijn,
Jaar eeu paar lieeren te vinden, wier
-ezelschap haar niet onaangenaam
was.
En zoo verdween eerst Lucy en na
een poosje verklaarde Gertrud, dat,
wanneer men maar eenmaal dén eer
den slag te pakken had, het veel
.ieter was het schaatsenrijden zonder
verdere hulp te leeren. Daarom wilde
Hertha liever voor een poosje al-
oen laten hoogstens tien minuten
latuurlijk, zooais zij plechtig verze
kerde.
Daarmee was zij verdwenen en de
irine Hertha stond zonder steun ol
iiulp alleen. Aarzelend en met moeite
:-n alleen met haar rechter voe<t af-
vtootende, scharrelde zij een poosje
ond toen, toen zij een bocht wilde
ingaan, klonk een kreet van haar
lippen, want van den anderen kamt
kwam een donkere, levende massa
>p haar aan en de rechterarm, dien
zi.j als bij intuit ie voor zich uitstak,
un het naderende af te weren, kon
ie heftigheid van de botsing maar
oor een doJ verminderen. Zij voel
de plotseling den grond onder haar
voeflen verdwijnen en had eensklaps
in plaats van den helderblauwe® he
itel de takken van een booin boven
ieh. Naast haar op het ijs bewoog
zich in zeer onnatuurlijke en kramp
achtige bewegingen een iets, dat zij
erst bij scherper toezile® als de ge
stalte van een jongen man in een
merkwaardig lange winterjas her
kende.
De onnatuurlijke bewegingen waren
een gevolg van de vergeefsche pogin
gen van den jongeling, om weer op
::ijn voeten te komen pogingen die
nug bemoeilijkt werden doordat hij
niet besluiten kon een boekje, dat hij
geopend in zijn hand hield, te late®
vallen.
Hertha, die nu op het ijs zat, keek
een paar seconden lang met groote
oogen zijne vruchtelooze pogingen
aan.
Maar toen voelde zij zich door de
onwillekeurige grappigheid va® zijn
bewegingen zoo overweldigd, dat zij
het niet kon nalaten In een luid ge
lach uit te barsten. En baar lachen
was ln haar zalverreinbeld too aan
stekelijk, dat het voor-werp va® haar
vroolijkheid zich daardoor onmogelijk
beleedigd kon achten. En oogen-
schijnlijk was hij daarvan dan ook
een heel eiind af. Want toen een op
nieuw gedane energieke poging daar
mee eindigde, dat hij met een flinke
smak naast Hertha kwam te zitten,
was er niets andere dan eene bemin
nelijke verlegenlieid op zijn gezicht te
Ic-zon, zijn gezicht dat niet mooi was,
maar een zeer trouwhairtige u txlruk-
king had. Hij maakte een beweging
met zijn band maar de plaats waar
heen de onvrijwillige botsing naar al
le waarschijnlijkheid zijn hoed had
doem vliegen en zeide zeer angstig:
„lk vraag u duizendmaal om ex
cuses, mejuffrouw.U hebt u toch, hoop
■k, goen pijn gedaan?"
Nog altijd lachend antwoordde zij:
Noen, volstrekt niet. Maar vind
u ook met, dat we wel zoo verstandig
zoude® doen te beproeven op te staan?
Hij begreep, dat hij haar daarbij
zijn hulp moest aanbieden en hij
haastte zich dan ook dat te doen.
Maar willen en doen zijn twee heel
verschillende dingen. En zijn ridder
lijk hulp aanbieden eindigde er mee,
dat Hertha voor de tweede maal op 't
ijs kwam te zitten, terwijl haar cava
lier zoolang aJs hij was, voor haar
op zijn buik lag.
Neen, zoo gaat het niet, zeide zij
tten zij na een hernieuw de lochbu;
weer spreke® kon.
Ik geloof dat ik mij zelf het best
kan helpen.
En met een energieken ruk stond
zij werkelijk op.
Zoo, en reik mij nu uw hand,
ze:de zij Ik zal u wel helpen.
Toen hij, dank zij haar krachtige®
steun, eindelijk overeind stond, vond
Hertha hem werkelijk nog al aardig
om te zie®. En hij keek het aardige
jonge meesje aan als was zij een uit
den hemel neergedaalde engel.
0 juffrouw, wat bent u goed, sta
melde hij. Sta mij toe dat ik mij aan
u voorstel. Mijn naam is Bruno Mars-
sall.
Maar waar is mijn hoed gebleven?
Dë ligt daar ginds. Laat mij
die® maar halen, want als u weer
valt, wie weet of u dan eve® gemak
kelijk als de eerste maal weer op
komt. Voor mata doren tn de kunst
van schaatsenrijden kunnen wij ons
geloof ik, nog niet uitgeve®.
Niet lettende op zijn protest, krab
belde zij naar den andere® kant va®
den vijver waar zijn hoed lag en ter
wijl hij een vreeselijke kleur kreeg,
nam hij dien van haar aan.
Ik rijd eerst sedert twee dage®,
zeide hij, en ik vond het zeer moeilijk
het volgens een boek tie leere®.
Overmoed <7 keken Hertha's blauwe
oogen hem aan.
Vooral wanneer er bij het oefe
nen nog andere menschen op het ijs
zij®, die zich op uw weg plaatsen,
nietwaar? Wat voor een boek is dat
waaruit u leest?
Hij -reikte haar het door den val uit
elkaar hangende boekje en zij las: De
perfecte schaatsenrijder of de kunst
het in acht dagen zonder verdere hulp
te worden."
Wantrouwend schudde zij 't hoofd.
In acht dagen, Dat kan ik met
mijn ervaringen moeilijk gelooven.
En ln zoo'n korten tijd zult u het ook
wel niet kennen.
Ja toch. Den volgenden Zondag
moet lk het beslist kennen. Want lk
heb voor dien dag een afspraak ge
maakt.
Een plotselinge gedachte maakte
zich van Hortha meestor en zij kon
dien niet n^er kwijtraken De uiter
lijke verschijning van d en mijnheer
Marschal!, zijn aarzelend linksch op
treden, zijn roe-rende bescheidenhe-'d
parien zoo eoed bij den stijl van den
anonymen briefschrijver, dat zij er
niet meer aan twijfelde of zij zag hem
in levende lijve voor zich. En teen
maakte een gevoel van wroeging over
de onaardige grap, waaraan zij had
meegewerkt, zich van haar meester.
Wanneer u zoo veel vertrouwen
hebt in uw autodidactische methode,
mijnheer Marschall, zeide zij, een
beetje onvoorzichtig toegevend aan
haar eerste opwelling van medelij
den, mag lk daarvan dan misschien
ook profiteeren? De be'de vriendin
nen, die mijn leermeesteressen zou
den zijn, hebben mij trouweloos in
den steek gelaten. En wij beiden on
beholpen beginners kunnen elkaar
misschien wel helpen."
Hij dur.fde zijn ooren niet goed ver
trouwen.
0, juffrouw als u werkelijk zoo
goed zoudt willen zijn...
En vlug begon hij haar aan de
hand van de teekenlnge® in „De per
fecte schaatsenrijder" de methode uit
te leggen, die hem al zoo heerlijk ver
had gebracht. En daairna gaven zij
elkaar de handen om de theorie in
practijk te brengen. En zie tot hun
beider verrassing ging het wonder bo
ven wonder goed. Hertha waagde het
nu ook met den linkervoet af te stoo-
ten en Bruno voelde sinds hij de klei
ne handjes in de zijne hield, een nog
ongekend gevoel van zelfvertrouwen.
Hij liet zich bijna elegant op zijn
schaatsen voortglijden alsof er geen
mogelijkheid van vallen was. En eens
toen juffrouw Hertha op het punt was
een onvrijwillige buiteling te maken,
wist hij haar heel secuur voor vallen
to bewaren.
Lucy en Gertirud, die na verloop
van anderhalf uuir, schuldbewust op
den kleinen vijver terugkwamen,
meenden 1® °en droom te leven toen
zij die belden zagen en zij oordeelden
het boste zich stil weer terug te trek
ken. Toen do drie meisjes 's avond®
samen naar huis gingen, werd er na
tuurlijk druk gevraagd. Maar Hertha
was merkwaardig kort aangebonden
en antwoordde met monosyllaben.
„Een zeer beminnelijk mensch, die
mij aangeboden heeft mij het schaat
senrijden te leeren volgens een me
thode due in ieder geval beter is dan
die van jullie, antwoordde zij een
beetje snibbig op de vragen der vrien
dinnen. wie hij was.
Eu het feit, dat het onderricht ook
de vier volgende dagen op den klei
nen vijver ijverig werd voortgezel,
lieit geen twijfel over of de methode
van mijnheer Marschall was naar
Hertha's meening werkelijk een goede
en aangename.
Zaterdags had hij zijn schuchter
heid al in zooverre overwonnen, dat
hij bet waagde haar voor de® Zon-
Zwart
16
£6
36
t.
Wit
Zwairt schijven op 4, 7, 8, 9, 14, 15,
Wit schijven op 30, 31, 32, 37, 39, 41,
PROBLEEM No.
P. GEI
Zwart
I.
16
E6
86
A
Wit
Oplossing van probleem No.
44 van den autar: Wit 15 - 10, 42 - 38,
43 - 38, 40 - 34, 27 - 21, 31 4, 4 61
Goed opgelost door mevrouw L. F.
Wiegman, te Scheveningen en de hee-
ren J. L. Velde te 0vervee®, R. Bouw,
Joh. Blom, J. Jacobson Az®., D. G.
Koning, C. Serodini, F. Th. Timmer,
F. M. v. d. Werff, J. F. Spanjaard,
P. J. Eype.
Oplossing van probleem No. 45 va®
den auteur: Wit 30 - 24, 25 - 20, 50 -
45, 28 - 22, 38 - 33, 32 5!
Goad opgelost door Mevrouw L. F.
Wiegman te Scheveningen en de hoe
ren J. L. Velde te Overvee®, R. Bouw,
Joh. Blom, J. Jacobson Az®.,
D. G. Koning, C. Serodini, W. J. A.
Matla, F. Th. Timmer, P. Geldorp, F.
M. v. d. Werff, J. F. Spanjaard, P. J.
Eype.
GEWIJZIGDE CENTRUM-OPENING
(Vervolg van de rubriek d.d. 1 Mei).
De vermaarde Constant Starns,
gaf ln zijn danirubriek in de „We-
ield-Krondek" (1900?) slechts de Hol-
landsche notatie aan, terwijl Det-
meyer, Van Vught, Blankenaar, Peet
oom en bijna alle andere HolJandsche
autoriteiten en schrijvers, steeds dat
voorbeeld volgden. Wel erkende men
algemeen, dat het zeer lastig was,
telkens de notatie te moeten wijzi
gen, wanneer met liet buitenland ge
correspondeerd werd, doch de Fran-
sche notatie in Holland officieel door
voeren daaraan dacht men niet. Wij
begrepen echter, dat hoe spoediger
hieraan een einde gemaakt hoe be
ter, ofschoon deze omkeering in den
beginne nog al last veroorzaakte,
vooral bij correspondentie met oude
HoUandsche dammers.
De groote medewerking evenwel
deed de oude notatie- spoedig verge
ten, terwijl de onvergetelijke Blanke
naar nog meer kracht bijzette, toen
hij voorsloeg., de verplichting der
Fransche notatie, ook ln het alge
meen damregtennent op te nemen.
dag voor een grooten tocht uit te noo-
digen. Zij evenwel herinnerde er hem
met een ernstig gezicht oon, dat hij
haatr van een andere afspraak had
verteld en dat men zijn eenmaal ge
geven woord altijd gestand moest
doen. Toen had hij In stille onder
worpenheid hel hoofd gebogen en van
den Zondag was verder n'"et gespro
ken. Maar toen Bruno Zondags pre
cies op tijd op de afgesproken plaati
kwam, vast besloten do onbekende te
zeggen dat hij toch niet de rechts
voor haar was, kwam hem op het
bLinkende ijs licht en lief als een elf,
schalks lachend zijn bekoorlijke leer
ling en leermeesteres tegemoet. En
hij behoefde niet te vragen welk won
derlijk toeval haar daar gebracht
had. Want zij droeg op haar wmter
manteltje een witte bloem als herken
ningsteek en.
(De N.-Br.)
5
15
25
35
<5
18, 19, 20, 21, 22, 23, 26, 28 23 en 4<*
46, 48, 49 en 50.
>0 van de® Heer
5
15
25
85
45
Ook gaven wij, zooals gezegd te, te
gelijkertijd aan de toen reeds bestaan
de openingen een naam, ontleend uit
liet spel zelf, b.v.: „Korte Centrum-
Opening", aanvangszet 33 - 28; „Kor
te Vleugel-Opening", aanvangszet 34 -
30.
Later ontwierpen wij de „Linken-
hoek-Opening", aanvangszet 31 - 27,
terwijl de verschillende aanvangszet-
ten werden genoemd: Lange Centrum-
zet (33 - 29); Rechterflank (34 - 29);
Linkerflank (32 - 28); Lange Vleugel
(32 - 27); Rechterhoek (35 - 30), Bul
ten (31 - 26). Het verhandelde van'
Van Embden bleven wij noemen:
„Opening Van Embden",
Men weet, dat de „Korte Centrum-
Opening" hoofdzakelijk ontsproten is
uit de „opening Van Embden" terwijl
de „Korte Vleugel-opening" in 1904,
en de „Linkerhoekopening" ln 1906
door ons is ontworpen. (Vóór dien tijd
noemden wij den aanvangszet 31 - 27:
„Linkerhoek-openingszet".
Wel tracht men nog steeds onze
Korte Vleugel-opening ook als Fran
sche opening aan te geven, ten einde
zooveel mogelijk verwarring te kun
nen 'Stichten in de nomenclatuur,
doch wij twijfelen geen oogenblik aan
het juiste oordeel, dat vroeg of laat
hierover wel zal uitgesproken wor
den).
Zoover ons bekend ls, gaf de be
roemde Van Vught de eerste stoot tot
wijziging der „opening Van Emb-'r
den", nadat zij meer dan hondetrd ja
ren in goed vertrouwen was toege
past.
Deze meester ontdekte, dat bij di
rect opspelen der vier witte schijven'
33, 39, 44 en 50, zooals Van Embdenf
aangaf, zwart bij goed tegenspel iql
staat is den slagzet 45 34 van wit af
te dwingen, waardoor een beste tem
pozet voor deze verloren gaat. Hij
noemde dit op zijn bekende eigenaar-'
dlge manier: „liet tientje uit den1
hoek", (oude telling). Later ontdekte'
men nog meer technische foxiten lui
die opening, ter will toen algemeen
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
'Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den Heer J. Meyer, Kruisstraat
34. Telephoon 15-43.
Erratum. In probleem 47 (zie vorige rubriek) moet de zwarte dam
van 24 op 19 geplaatst warden.
PROBLEEM No. 49.
Naar een oud recept opgedragen
aan de Haariemsche Damclub door n
Spaar®'dammer.
zrwart schijven op 7, 8, 9, 10, 12, 18, 20, 21, 38 en dam op 13.
Wit schijven op 28, 29, 34, 39 41, 44, 45 47 en dam op 50.