J. legde ik mijn hond op zijn arm, hij opende de oogen en sprak Ach, vergeef mij.... De rest bleef hem op de lippen ste ken, met schrik zag hij naar mijn 'hand en stamelde met zwakke, beven de stem Wat waar waar is die van daan gekomen Ik schrok eveneens en blikte op mijn hand. Wat meent u, Philip T Dien ring.... den diamanten ring, met den grooten smaragd in net midden. Ik droeg verscheidene ringen. Twee daarvan had ik van jongsaf aan do hand mijmer moeder gezien en op den morgen van haar dood van haar gekregen met de woorden dezen steeds om harentwille te dragen. Den 'derden, den diamanten ring, had ik slechts zelden aan hij stamde van •mijn grootmoeder of en er moest een geschiedenis aan verbonden zijn, Den diamanten ring, Phüdip Kent u hem Hij strekte zijn bevende hand uit en Ik gaf hem den ring. Kent u hem vroeg ik haastig. HH behoorde eens aan mijn groot moeder. Langzaam bekeek hij het kleinood pn gaf het mij eindelijk terug. Of ik dien ring ken sprak hij. Sinds meer dan zestig jaar heb ik hem niet meer gezien, maar in mijn etexvensuur zal ik hem nog even duidelijk voor den geest hebben aLs 'thans. Wat meent u Ik versta u niet. Miss Esther, deze ring was bijna eens mijn verderf, en toch heeft hij tot mijn heil gediend, en zoo deze ring er niet ware geweest, zou noch u, noch de dierbare mevrouw, die ons ontrukt is, het licht der wereld hebben aanschouwd. Ik zag hem sprakeloos aan. Hij be merkte mijn opgewondenheid en ging yoort Miss Esther, wilt u de geschie denis van een ouden man hooien Zelfs mijn dochter heeft er nooit iets van vernomen en niemand in deze plaats weet er iets van. Om mijnent- wille werd het geheim gehouden en ,is zoo in de vergetelheid geraakt. Maar u wil ik het vertellen, want de aanblik \an dezen ring heeft mijn hart bewogen en geopend. Ja, vertel het mij. Ik was 20 jaar oud en leefde nog ..bij vader en moeder thuis het was hier niet in het dorp, maar In Hil- bury, een halve mijl van hier. Mijn ;vader was timmerman, en had ook mij In dit vak opgevoed. Mijn ouders hielden veel van mij. Ik was een .flinke knaap, sterk en moedig, een goede timmerman. Ach. wat was dat een gelukkige dag, als ik met mijne 'Margaretha kon wandelen. Wij wil- 'den eenmaal huwen, maar die dag was nog ver verwijderd. Dit hoort wei niet tot mijne ge schiedenis, maar ik vrees de donkere tijden te gedenken, waarin ons geluk keerde. Allereerst werd mijn moeder ziek en de dokter kreeg de spaarpen ningen. Op zekeren avond maakte ik een wandeling over de weide, toen een knaap tot mij sprak „Wist u reeds, Phil, dat de slotvrouw ziek is men zegt dat ze sterven zaL De dok ter heeft ze reeds opgegeven en mijn heer is zeer bedroefd." Ik ging verderdat was een nieuwe slag voor mij, want die dame had mij veel goeds bewezen, en mijn moeder behoorde tol haar bescherme lingen. Den volgenden dag was de slotvrouw dood. Des avonds kwam een rijknecht van het landgoed bij ons en bestelde de kist. Deze moest Spoedig gereed zijn, want na 3 dagen vond de begrafenis plaats. „Gaat gij er heen, Philip", sprak mijn vader, zijn gewonde hand beschouwend. Ik begaf mij naar het iieerenhuis, om het lijk te meten.... het was uw groot moeder. miss Esther. Des daags voor de teraardebe stelling, ging ik ten derde male naar het kasteel, om mijne taak te beëin digen. Toen ik de gang doorging, werd de deur der bibliotheek geopend en een klein knaapje trad naar bui ten. Ik wierp een nieuwsgierigen blik tn het vertrek en zag den heer wee- nend aan een tafel zitten. Ik ging vorder naar de kamer, waarin liet lijk lag. Daar lag zij,'die steeds de armen bezocht. De dood had haar met veranderd, haar gelaat zag er too kalm en rustig uit, alsof ze sliep. De handen der doocle waren over de borst gekruist, een daarvan moest ik anders leggen en daarbij bemerk te ik aan den pink een schitterenden ring. Ik keek de huishoudster ver baasd aan. Deze knikte en sprak „Ja, het was de wensch mijner mees teres. Bij het huwelijk kreeg zij van haar gemaal dezen ring, zij heeft hem alt';d gedragen en meermalen ge zegd, dat hij met haar begraven moest worden." „Maar gisteren zag ik hem niet aan haar hand", merkte ik op. „Neen, de heer heeft hem haar gis teren aangedaan." „Het is een prachtige ring", sprak ik en beschouwde hem nogmaals van nabij. .,Ja. ik heb dikwijls hooren zeggen, dat hij oen klein vermogen waard is, maar ik moet nu gaan, en zal u KI ara laten helpen." Toen zij de kamer verlaten had, bukte ik mij en staarde weder naar den ring. Toen trad ik eenige schre den terug, doch kon den blik niet van het voorwerp afwenden. Daar hoorde ik Klara binnenko men; spoedig waren de schroeven be vestigd de lieve gestalte rustte in een goed gesloten kist en ik begaf mij in de koelte der avondschemering huiswaarts. Ondanks mijn vermoeidheid kon Ik dien nacht den slaap niet vatten. Steeds zweefde mij de ring voor dè oogen. Bij het aanbreken van den nacht stond ik op, opende het ven ster en ademde de frissche lucht in. Toch was liet mij te warm in de kamer en ik ging naar de rivier om con bad te nemen. Ik zette mij echter aan den oever neder en staarde een uur lang voor mij uit. Ik kampte niet meer tegen de opkomende ver zoeking ik \yas reeds voor haar be zweken. Toen ik naar huis ging, was ik een geheel ander inensch, besloten tot een gruweldaad verhard en doof voor de stem der eer en van het geweten. Het anders zoo bedrijvige dorp was in droeflieid gehuld. Mijn ouders J>egavom zich naar hot kerkhofik moest op hei slot zijn. Spoedig was alles voorbij. De grafkelder gesloten, de verzamelden gingen uiteen, en iedereen had de oogen vol tranen. Ook wij begaven ons aan het werk, doch veel lust bezat ik niet. Eindelijk was de lange dag voorbij en de nacht verspreidde zijn donkeren mantel over de aarde uit Na hot avondeten sprak ik tot mijn vader „Ik heb beloofd nog heden de maat van do plank te nemen, en. zaJ nu gaan, Ik ben echter met het aan breken van den nacht weer terug." „Dat hooft go-en haast, mijn Jon gen" .antwoordde mijn vader. „Ja wal", sprak ik kortaf, waarop de oude mij verwonderd aankeek. „Goed, goed", zeide hij. Ik ging naar mijn kamer, en wachtte tot het rinkelen der borden aantoonde, dat mijn moecler met a'- los gereed was. Toen ging ik naar de werkplaats. Hier nam ik een goeden schroevendraaier, een hamer en een vijl, voorzag mij van een lantaarn en lucifers. Dit alles pakte ik samen en sloop naar buiten. Ik liep een weg op, die zelden betreden werd, en spoedig bereikte ik den kerkhofmuur. In enkele seconden was ik hier over geklommen. Het was tien uur, een diepe duis ternis omringde mij. toch had ik een gevoel, alsof duizenden oogen mij aansla arden. Nu begaf ik mij naar het familie graf van den slotheer, om een lijk te berooven. Had ik de plaats niet zoo juist gekend, dan zou ik ze moeilijk gevonden hebben eindelijk stond ik voor de deur van den grafkelder, dien ik wenschte te openen. Het ge lukte mij den zwaren steen te verwij deren en ik kroop op handen en voe len tn het graf. De zwakke schemer van buiten was mij niet voldoende, ik haalde de lantaarn te voorschijn en stak hei licht aan. De kist. die ik zocht, had ik spoedig gevouden, ik zette het licht er bij eoi ging naar buiten om te zien of er ook onraad was. Er was echter niets te zien en ik begaf mij aan het werk. Ik greep naar den schroevendraaier, wier knarsend ge luid mij aanvankelijk schrikken deed ik herinnerde mij echter, dat het graf diep was en de naaste hui zen ver verwijderd waren. Ik was nu eenmaal met de wandaad begonnen en wilde haar ouk beeuidige®. Schroef op schroef werd er uit gehaald. Opeens hoorde ik boven mij een geluid, ik greep den hamer hei geluid weerklonk nog eens, en nu iierken.de Ik liet krassen van een uil in den kerktoren. Weder aan het werk. Eindelijk haalde ik er de laat ste schroef uit, zoodat ik het zware deksel kon opheffen. Ik sloeg liet witte kleed, dat ovei de doode lag uitgespreid, terug, en nu viel het licht der lantaarn op het bleeke kalme gelaat, dat nog even onveranderd was ais voor drie dagen Ik kon het niet verdragen het aan te zien. Den ring moest ik hebben wal schrikte mij daarvoor terug Snel trok ik de hand, waaraan zich de ring bevond, naar voren en trachtte hem er af te schuiven. Het ging ech ter niet gemakkelijk, eindelijk, na veel wringen, lag hij in mijn hand. Een oogeublik echter toen zag ik iets anders een spook Neen, een paar bruine oogen blikten mij aan. Ik was niet in staat mij te be wegen, ik waagde nauwelijks adem te halen, ik was als in een steen veranderd. Langzaam draaide zich het hoofd 0111 de lippen openden zich, de hand greep naar den rand der .kist, de geheeLe gestalte bewoog zich eh trachtte zich op te richten ik stiet een kreet van ontzetting u1» slingerde den ring op den grond, en vloog de groeve uit. Voort, voort i Zander op te houden, naar het slot. Het scheen mij, alsof de doode mij volgde, alsof ik het ruischen van haar gewaad hoorde. Voort, voort. Ik vloog de trap op en trok aan de huis bel. Vóór de dour open ging, viel ik half in onmacht, maar ik bemerkte toch, dat zich iemand over mij heen boog en ik riep „De groevede meesteres I" Toen verloor ik mijn krachteD en zeeg neder. De oude Philip zweeg eenige mmu ten, toon haalde hij diep adem, streek met de gerimpelde hand door 't haai en sprak tol slot Dat is mijn geschiedenis, nrss Esther toen men aan 't graf kwam, zat de doodgewaande rechtop in de kist, levend, en de ring lag op den grond. Zij was schijndood geweest en mijn ruwe behandeling had het bloed weder aan het vloeien gebracht. Toen ik na een lange onmacht weder tol mij zeiven kwam, stond de slotheer naast mijn bed. Hij vergaf mij mijn gruweldaad gaarne. Na deze ver schrikkelijke gebeurtenissen heb ik m: nooit meer ook aan het geringste vergrepen Behalve den slotheer deelde Ik slechts mijn vader de zaak mede, en er werd een reden gezocht, waardoor mijn bezoek aan hei graf voor he; publiek verklaard werd. Daar er echter wonderlijke geruchten de rondte deden, weixl ik voor eenige jaren in den vreemde gezonden. Na mijn terugkeer huwde ik met i\larga retha en werd h:erbij mild door de slotvrouw bedacht. Deze had initus schep een docliter gekregen uwe moeder e® leefde na dien tijd nog vijftien jaren. Nog eenmaal beschouwde Philip den ring, en zeide Het is meer dan zestig jaar ge leden en hot komt mij voor, uisof het gisteren gebeurd was. Een slecht ge weten is een kwaad diug, miss Es ther. („Ilgz.") Een Afspraakje. Dat was een grap, aardiger dan de drie levenslustige meisjes er ooit een beleefd hadden. Het plan was uitge gaan van de vroolijke Lucy Engels, namelijk om gezamenlijk te antwoor den op die grappige advertentie en de arme mensch, die de drie vroolijke conservatorium-juffertjes voor haar doel hadden uitgekozen, was er prachtig in gevlogen. Dat was geen wonder, want wie anders dan een uiterst onnoozel mensch kan een dergelijke advertentie in de „Mor- gienpost" laten zetten „Een tengevolge van groote verlegenheid in den omgang met dames, weftnlg met deze fn aan raking komende jonge man, zou zich zeer gelukkig achten, wan neer het hem langs dezen weg gelukken zou. een lief en knap meisje te vinden, dat zich, sym pathie verondersteld, door uiter lijkheden niet zou laten verhin deren, hem haar hand te rei ken." Inhoud en stijl van de advertentie waren zóó teekenend, dat men zich naar Lucy's meening van een cor respondentie met den inzender niets anders dan pleizier kon voorstellen. Ln werkelijk vonden de drie vrien dinnen, den brief, dien zij als ant woord op haar anoniem schrijven on- ler de aangegeventetter op het post kantoor haalden, zeer grappig. De blonde Hertha WaJdau. de Jongste en meest begaafde van den op leven en lood gesloten driebond, meende weJ- ■swaar, toen zij den brief voor de ;weede maal gelezen had, dat deze neer de uiting was van een eenzaam en schuchter gemoed, en zij vond hem iaarom meer roerend dan grappig, on oordeelde het eigenlijk een on waardig spel met het blijkbaar naar liefde verlangende hart van den jon gen man een dergelijk spel te drijven, ■naar met die bezwaren was zij bij Lucy Engels en Gertrud Baumeister aan het verkeerde kantoor gekomen. Een zoo simpele jonge man ver diende niet beter dan dat men zich over hem zoo vroolijk mogelijk maak te. E11 zij hadden dadelijk nog 0011 tweeden ononymen brief gezonden aan den onbekenden adverteerder. Ziin verzoek om een ontmoeting werd daarin toegestaan en daar het mooi vriezend weer was, werd hem door de „dame" voorgesteld, den volgen de® Zondagmiddag een uitstapje per schaats te maken. Als plek van sa menkomst was de Schwanenholm aangegeven, een eilandje, dat ruim drie kwartier buiten de stad bij een verbreeding van de rivier was gele gen. En de vriendinnen lachten nu aJ tranen toen zij elkaar in levendige kleuren afschilderden, hoe de stum- perd uren lang vergeefs wachtend bij de Sehwanenholm zou rondrijden, ton dc winterkoude den gloed van zijn hart tot een normale tempera tuur zou hebben teruggebracht. Hertha lachte wel mee, maar haar medelijdend hart dreef haar tot do categorische verklaring, dat de grap daarmee ook een einde moest heb ben, en da.t de briefwisseling niet verder voortgezet zou worden. En ditmaal behaalde haar meening de overhand en de mededeeling van den anonymus, dat hij piieoies op het vastgestelde uur bij de Sehwanen holm zou zijn, een witte bloem in het knoopsgat als berkemnri mgsteeken, bleef verder oubeEmtwoord. Ten slotte hadden de jonge dames toch ook een massa dingen aan haar hoofd, die belangrijker waren dan deze grap. In de eerste plaats haar muzikale studiën, waarmede zij alle drie het tamelijk ernstig namen, en dan de wint-ergenoegens, waaronder voor Lucy en Gertrud het-ijsvermaak een groote plaats innam. Hertha kon de hartstocht van de beide vriendinnen voor deze sport voorloopig nog niet doelen. Zij had haar kinderjaren in het Zuiden door gebracht en geen gelegenheid gehad te leeren schaatsenrijden. Voor de belachelijkheid van de po gingen van olie beginnelingen bij ueze sport had zij veei angst gehad, maar ten sloue was liet toch de beide vriendinnen gelukt, haar met een paar fonkelnieuwe schaatsen mee te al ij ge® naar de ijsbaan. Het was Dinsdagmiddag; en het meer, dat in net park gelegen was en nu bedeat was met een spiegelgladde oppervlakte, was geheel gevuld met een elegant pubiiek. Te midden van al deze geoefende 1 ijderessen en rijders kon Hertha met haar onbeholpen pogingen zich nog ndöt wagen, maar er was ook nog een met Liet meer in ven-binding staan de vijver, waar het ijs slecht was, die dus gemeden werd door de goede rijders en was overgelaten aan hen, die zich oefenen moeten. üp dezen vijver, die op het oogen blik door niemand bereden werd. ga ven Gertrud en Lucy haar vriendin het eerste onderricht, maar het be gon r spoedig te vervelen. Van .iet meer weerklonken te verlokkend de opwekkende tonen van eeu mili taire kapel en de beide jonge dames .tonden er tamelijk keker van zijn, Jaar eeu paar lieeren te vinden, wier -ezelschap haar niet onaangenaam was. En zoo verdween eerst Lucy en na een poosje verklaarde Gertrud, dat, wanneer men maar eenmaal dén eer den slag te pakken had, het veel .ieter was het schaatsenrijden zonder verdere hulp te leeren. Daarom wilde Hertha liever voor een poosje al- oen laten hoogstens tien minuten latuurlijk, zooais zij plechtig verze kerde. Daarmee was zij verdwenen en de irine Hertha stond zonder steun ol iiulp alleen. Aarzelend en met moeite :-n alleen met haar rechter voe<t af- vtootende, scharrelde zij een poosje ond toen, toen zij een bocht wilde ingaan, klonk een kreet van haar lippen, want van den anderen kamt kwam een donkere, levende massa >p haar aan en de rechterarm, dien zi.j als bij intuit ie voor zich uitstak, un het naderende af te weren, kon ie heftigheid van de botsing maar oor een doJ verminderen. Zij voel de plotseling den grond onder haar voeflen verdwijnen en had eensklaps in plaats van den helderblauwe® he itel de takken van een booin boven ieh. Naast haar op het ijs bewoog zich in zeer onnatuurlijke en kramp achtige bewegingen een iets, dat zij erst bij scherper toezile® als de ge stalte van een jongen man in een merkwaardig lange winterjas her kende. De onnatuurlijke bewegingen waren een gevolg van de vergeefsche pogin gen van den jongeling, om weer op ::ijn voeten te komen pogingen die nug bemoeilijkt werden doordat hij niet besluiten kon een boekje, dat hij geopend in zijn hand hield, te late® vallen. Hertha, die nu op het ijs zat, keek een paar seconden lang met groote oogen zijne vruchtelooze pogingen aan. Maar toen voelde zij zich door de onwillekeurige grappigheid va® zijn bewegingen zoo overweldigd, dat zij het niet kon nalaten In een luid ge lach uit te barsten. En baar lachen was ln haar zalverreinbeld too aan stekelijk, dat het voor-werp va® haar vroolijkheid zich daardoor onmogelijk beleedigd kon achten. En oogen- schijnlijk was hij daarvan dan ook een heel eiind af. Want toen een op nieuw gedane energieke poging daar mee eindigde, dat hij met een flinke smak naast Hertha kwam te zitten, was er niets andere dan eene bemin nelijke verlegenlieid op zijn gezicht te Ic-zon, zijn gezicht dat niet mooi was, maar een zeer trouwhairtige u txlruk- king had. Hij maakte een beweging met zijn band maar de plaats waar heen de onvrijwillige botsing naar al le waarschijnlijkheid zijn hoed had doem vliegen en zeide zeer angstig: „lk vraag u duizendmaal om ex cuses, mejuffrouw.U hebt u toch, hoop ■k, goen pijn gedaan?" Nog altijd lachend antwoordde zij: Noen, volstrekt niet. Maar vind u ook met, dat we wel zoo verstandig zoude® doen te beproeven op te staan? Hij begreep, dat hij haar daarbij zijn hulp moest aanbieden en hij haastte zich dan ook dat te doen. Maar willen en doen zijn twee heel verschillende dingen. En zijn ridder lijk hulp aanbieden eindigde er mee, dat Hertha voor de tweede maal op 't ijs kwam te zitten, terwijl haar cava lier zoolang aJs hij was, voor haar op zijn buik lag. Neen, zoo gaat het niet, zeide zij tten zij na een hernieuw de lochbu; weer spreke® kon. Ik geloof dat ik mij zelf het best kan helpen. En met een energieken ruk stond zij werkelijk op. Zoo, en reik mij nu uw hand, ze:de zij Ik zal u wel helpen. Toen hij, dank zij haar krachtige® steun, eindelijk overeind stond, vond Hertha hem werkelijk nog al aardig om te zie®. En hij keek het aardige jonge meesje aan als was zij een uit den hemel neergedaalde engel. 0 juffrouw, wat bent u goed, sta melde hij. Sta mij toe dat ik mij aan u voorstel. Mijn naam is Bruno Mars- sall. Maar waar is mijn hoed gebleven? Dë ligt daar ginds. Laat mij die® maar halen, want als u weer valt, wie weet of u dan eve® gemak kelijk als de eerste maal weer op komt. Voor mata doren tn de kunst van schaatsenrijden kunnen wij ons geloof ik, nog niet uitgeve®. Niet lettende op zijn protest, krab belde zij naar den andere® kant va® den vijver waar zijn hoed lag en ter wijl hij een vreeselijke kleur kreeg, nam hij dien van haar aan. Ik rijd eerst sedert twee dage®, zeide hij, en ik vond het zeer moeilijk het volgens een boek tie leere®. Overmoed <7 keken Hertha's blauwe oogen hem aan. Vooral wanneer er bij het oefe nen nog andere menschen op het ijs zij®, die zich op uw weg plaatsen, nietwaar? Wat voor een boek is dat waaruit u leest? Hij -reikte haar het door den val uit elkaar hangende boekje en zij las: De perfecte schaatsenrijder of de kunst het in acht dagen zonder verdere hulp te worden." Wantrouwend schudde zij 't hoofd. In acht dagen, Dat kan ik met mijn ervaringen moeilijk gelooven. En ln zoo'n korten tijd zult u het ook wel niet kennen. Ja toch. Den volgenden Zondag moet lk het beslist kennen. Want lk heb voor dien dag een afspraak ge maakt. Een plotselinge gedachte maakte zich van Hortha meestor en zij kon dien niet n^er kwijtraken De uiter lijke verschijning van d en mijnheer Marschal!, zijn aarzelend linksch op treden, zijn roe-rende bescheidenhe-'d parien zoo eoed bij den stijl van den anonymen briefschrijver, dat zij er niet meer aan twijfelde of zij zag hem in levende lijve voor zich. En teen maakte een gevoel van wroeging over de onaardige grap, waaraan zij had meegewerkt, zich van haar meester. Wanneer u zoo veel vertrouwen hebt in uw autodidactische methode, mijnheer Marschall, zeide zij, een beetje onvoorzichtig toegevend aan haar eerste opwelling van medelij den, mag lk daarvan dan misschien ook profiteeren? De be'de vriendin nen, die mijn leermeesteressen zou den zijn, hebben mij trouweloos in den steek gelaten. En wij beiden on beholpen beginners kunnen elkaar misschien wel helpen." Hij dur.fde zijn ooren niet goed ver trouwen. 0, juffrouw als u werkelijk zoo goed zoudt willen zijn... En vlug begon hij haar aan de hand van de teekenlnge® in „De per fecte schaatsenrijder" de methode uit te leggen, die hem al zoo heerlijk ver had gebracht. En daairna gaven zij elkaar de handen om de theorie in practijk te brengen. En zie tot hun beider verrassing ging het wonder bo ven wonder goed. Hertha waagde het nu ook met den linkervoet af te stoo- ten en Bruno voelde sinds hij de klei ne handjes in de zijne hield, een nog ongekend gevoel van zelfvertrouwen. Hij liet zich bijna elegant op zijn schaatsen voortglijden alsof er geen mogelijkheid van vallen was. En eens toen juffrouw Hertha op het punt was een onvrijwillige buiteling te maken, wist hij haar heel secuur voor vallen to bewaren. Lucy en Gertirud, die na verloop van anderhalf uuir, schuldbewust op den kleinen vijver terugkwamen, meenden 1® °en droom te leven toen zij die belden zagen en zij oordeelden het boste zich stil weer terug te trek ken. Toen do drie meisjes 's avond® samen naar huis gingen, werd er na tuurlijk druk gevraagd. Maar Hertha was merkwaardig kort aangebonden en antwoordde met monosyllaben. „Een zeer beminnelijk mensch, die mij aangeboden heeft mij het schaat senrijden te leeren volgens een me thode due in ieder geval beter is dan die van jullie, antwoordde zij een beetje snibbig op de vragen der vrien dinnen. wie hij was. Eu het feit, dat het onderricht ook de vier volgende dagen op den klei nen vijver ijverig werd voortgezel, lieit geen twijfel over of de methode van mijnheer Marschall was naar Hertha's meening werkelijk een goede en aangename. Zaterdags had hij zijn schuchter heid al in zooverre overwonnen, dat hij bet waagde haar voor de® Zon- Zwart 16 £6 36 t. Wit Zwairt schijven op 4, 7, 8, 9, 14, 15, Wit schijven op 30, 31, 32, 37, 39, 41, PROBLEEM No. P. GEI Zwart I. 16 E6 86 A Wit Oplossing van probleem No. 44 van den autar: Wit 15 - 10, 42 - 38, 43 - 38, 40 - 34, 27 - 21, 31 4, 4 61 Goed opgelost door mevrouw L. F. Wiegman, te Scheveningen en de hee- ren J. L. Velde te 0vervee®, R. Bouw, Joh. Blom, J. Jacobson Az®., D. G. Koning, C. Serodini, F. Th. Timmer, F. M. v. d. Werff, J. F. Spanjaard, P. J. Eype. Oplossing van probleem No. 45 va® den auteur: Wit 30 - 24, 25 - 20, 50 - 45, 28 - 22, 38 - 33, 32 5! Goad opgelost door Mevrouw L. F. Wiegman te Scheveningen en de hoe ren J. L. Velde te Overvee®, R. Bouw, Joh. Blom, J. Jacobson Az®., D. G. Koning, C. Serodini, W. J. A. Matla, F. Th. Timmer, P. Geldorp, F. M. v. d. Werff, J. F. Spanjaard, P. J. Eype. GEWIJZIGDE CENTRUM-OPENING (Vervolg van de rubriek d.d. 1 Mei). De vermaarde Constant Starns, gaf ln zijn danirubriek in de „We- ield-Krondek" (1900?) slechts de Hol- landsche notatie aan, terwijl Det- meyer, Van Vught, Blankenaar, Peet oom en bijna alle andere HolJandsche autoriteiten en schrijvers, steeds dat voorbeeld volgden. Wel erkende men algemeen, dat het zeer lastig was, telkens de notatie te moeten wijzi gen, wanneer met liet buitenland ge correspondeerd werd, doch de Fran- sche notatie in Holland officieel door voeren daaraan dacht men niet. Wij begrepen echter, dat hoe spoediger hieraan een einde gemaakt hoe be ter, ofschoon deze omkeering in den beginne nog al last veroorzaakte, vooral bij correspondentie met oude HoUandsche dammers. De groote medewerking evenwel deed de oude notatie- spoedig verge ten, terwijl de onvergetelijke Blanke naar nog meer kracht bijzette, toen hij voorsloeg., de verplichting der Fransche notatie, ook ln het alge meen damregtennent op te nemen. dag voor een grooten tocht uit te noo- digen. Zij evenwel herinnerde er hem met een ernstig gezicht oon, dat hij haatr van een andere afspraak had verteld en dat men zijn eenmaal ge geven woord altijd gestand moest doen. Toen had hij In stille onder worpenheid hel hoofd gebogen en van den Zondag was verder n'"et gespro ken. Maar toen Bruno Zondags pre cies op tijd op de afgesproken plaati kwam, vast besloten do onbekende te zeggen dat hij toch niet de rechts voor haar was, kwam hem op het bLinkende ijs licht en lief als een elf, schalks lachend zijn bekoorlijke leer ling en leermeesteres tegemoet. En hij behoefde niet te vragen welk won derlijk toeval haar daar gebracht had. Want zij droeg op haar wmter manteltje een witte bloem als herken ningsteek en. (De N.-Br.) 5 15 25 35 <5 18, 19, 20, 21, 22, 23, 26, 28 23 en 4<* 46, 48, 49 en 50. >0 van de® Heer 5 15 25 85 45 Ook gaven wij, zooals gezegd te, te gelijkertijd aan de toen reeds bestaan de openingen een naam, ontleend uit liet spel zelf, b.v.: „Korte Centrum- Opening", aanvangszet 33 - 28; „Kor te Vleugel-Opening", aanvangszet 34 - 30. Later ontwierpen wij de „Linken- hoek-Opening", aanvangszet 31 - 27, terwijl de verschillende aanvangszet- ten werden genoemd: Lange Centrum- zet (33 - 29); Rechterflank (34 - 29); Linkerflank (32 - 28); Lange Vleugel (32 - 27); Rechterhoek (35 - 30), Bul ten (31 - 26). Het verhandelde van' Van Embden bleven wij noemen: „Opening Van Embden", Men weet, dat de „Korte Centrum- Opening" hoofdzakelijk ontsproten is uit de „opening Van Embden" terwijl de „Korte Vleugel-opening" in 1904, en de „Linkerhoekopening" ln 1906 door ons is ontworpen. (Vóór dien tijd noemden wij den aanvangszet 31 - 27: „Linkerhoek-openingszet". Wel tracht men nog steeds onze Korte Vleugel-opening ook als Fran sche opening aan te geven, ten einde zooveel mogelijk verwarring te kun nen 'Stichten in de nomenclatuur, doch wij twijfelen geen oogenblik aan het juiste oordeel, dat vroeg of laat hierover wel zal uitgesproken wor den). Zoover ons bekend ls, gaf de be roemde Van Vught de eerste stoot tot wijziging der „opening Van Emb-'r den", nadat zij meer dan hondetrd ja ren in goed vertrouwen was toege past. Deze meester ontdekte, dat bij di rect opspelen der vier witte schijven' 33, 39, 44 en 50, zooals Van Embdenf aangaf, zwart bij goed tegenspel iql staat is den slagzet 45 34 van wit af te dwingen, waardoor een beste tem pozet voor deze verloren gaat. Hij noemde dit op zijn bekende eigenaar-' dlge manier: „liet tientje uit den1 hoek", (oude telling). Later ontdekte' men nog meer technische foxiten lui die opening, ter will toen algemeen DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. 'Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den Heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 15-43. Erratum. In probleem 47 (zie vorige rubriek) moet de zwarte dam van 24 op 19 geplaatst warden. PROBLEEM No. 49. Naar een oud recept opgedragen aan de Haariemsche Damclub door n Spaar®'dammer. zrwart schijven op 7, 8, 9, 10, 12, 18, 20, 21, 38 en dam op 13. Wit schijven op 28, 29, 34, 39 41, 44, 45 47 en dam op 50.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 14