DAMRUBRIEK. 'had ala dilettant, word ultgenoocEgCB, «enige nummers te ztogcQ. Hij atemdie toe. mita man oen goe den bogoknder voed. Den volgenden morgen kwam de woelwater bij bem. Ik heb iemand gevonden om u te begeleide©. Kom mee In de muziekka mer om eer» w pre bee ren. Peter gmg in lijn koffer oenige zangstukken halen en begaf zich toen naar den muziekaal on, wear hij een jongedame van middelbaren leeftijd bezig vond met zingen, geaccompag neerd door Beatrix Budd. Toen de zangeres klaar was, zei de .woelwater Juffrouw Budd, wilt go roo vriendelijk zijn, mijnheer Beaucliamp te begeleiden Juffrouw Budd antwoordde koel begeleid mijnheer Seelev en iuffrouw Robinson en den vtoltel lunt ge geen ander vinden Och, juffrouw, smeekte de ander, «- maak uüj niet wanhopig, is wel .watt veel van u gevergd, maar ik weet niemand te vinden. Ge heot toch den piano-solist. Ja, BeLloni I Maar h^gn k«.n toch niet vragen om te begeleiden. Toe, doei gij bat maar 1 JuflrOUW Beatrix g^g Anyrfrl'dlg naar de piano. Goed, antwoordde zij onvriende lijk, in aar ik speel enkel gemak ka lijk© stukjes. Lk dank u zeer, fluisterde Poter, terwijl bij een muziekstuk voer haar zette. t Was niet erg moeilijk voor iemand, die den Duitschen violist had geaccompagneerd In de Kreuzer- Sonatedoch rij broddelde vreeeaLijk en sprong too raar om met de maat, dat Peter slechts met groots moeite haar tot het eind kon volgen. De woelwater die zenuwachtig had geluisterd, stelde voor, nog een stuit te probeeren. Peter zette iet* anders op het les senaartje- Dal kan elk schoolmeisje spelen, cel hij. Doch Beatrix scheen het niet te kunnenrij sloeg afschuwelijk yal- sche acco orden aan. Zoudt ge nog eens willen repe teer»© voor morgenavond vroeg Pe ter na de marteling, niet al te vrien delijk. Ja, dat zal goed rij®, meende de woelwater, Juffrouw Budd speelt zoo verrukkelijk, dat liet wel goed zal gaan. Ik moet nu even naar Belioni. Hij snelde weg en Beatrix wilde hem - volgen. Doch Peter versperde haar den weg. Wilt ge morgenavond ook boo spelen vroeg hij ronduit Ik vrees, dart ik geen tijd zal heb ben om te fttudeeron. Go behoeft niet te studeere® Wilt ge mijne nummers morgen avond bederven Al» mijne begeleiding u niet be valt, moeat ge liever Iemand anders iwmen, zei het meisje. Ik kan niemand anders vinden, «prak Peter, haar vlak in 't gezicht ziende. Ik heb geen trek, u te begelei den, en ik heb liever niets met u uit te staan. Na deze onvriendelijke woorden Ver.loten beiden het vertrek, elk door èen andere deur. Sir Henry was woedend, toen hij hoorde, dat zijn dochter zich rnet den longen man, die zijne diepste rainach. ting verdiende had ingelaten. Ik heb beloofd, te begeleiden, en tk zal het doen, antwoordde Beatrix kalm. t Is wat schoons Een jongen, die mij zoo grof beleedigde 1 't Was uw eigen schuld, papa; gij lokte het uil Ik heb gehooid, hoe 't in zijn werk gegaan is, van mijn heer Melville. Papa verklaarde, dat zie dan maar zelf moest afwachten, walt er van kwam. Peter deed geen moeite meer, die jongedame te naderen. Hij bracht het verdere van den dag door in de speel kamer. Den vcflgenden morgen verecheen hij pas aan dek na bet ontbijt. Hij wandelde er, druk pratend en la- ohend, op en neer met eene bekoorlij ke Amerikaanse he. Vooral als ze juf frouw Budd voorbijkwamen, leek hij heel opgeruimd. Zij deed het zeilde met een ander jongmensoh. Peter speelde weer kaart tot vijf uur, afgewisseld door den lunch. Na de thee wandelde hij weer op het dek, nu alleen. Evenzoo deed Beatrix. Weer ontmoetten ze elkaar, dit maal zonder opzet van Peter, in een hoekje, waar ze bijna in botsing kwa men. Hij nam zijn hoed af, veront schuldigde zich even en ging door. 't Was net, of zij verwachtte, dat liij jneer zou zeggen. Hij zag duidelijk, hoe zij stampvoette. Het uur van het concert naderde. Het werd geopend met een zangnum mer, keurig begeleid door juffrouw Budd. Toen volgde® de groote virtu- ooze® en eindelijk kwam de beurt aan Peter. Beatrix, prachtig gekleed, nam plaats op' het pianokrukje en slaagde er in, nog drie fouten meer in de in troductie ie maken dan bij de re petitie. Peter's gelaat droeg een vastbera den uitdrukking 1 hij wilde strijden tot het einde. Zijn troost na den af loop was, dat zij zelf even erg in de .war geweest was als hij. Gedurende ee® pijnlijke voordracht op de piano door een jong Ameri kaan, kwam de groote pianist naar Peter toe en zei Ge hebt een schoono stem en een goede methode; maar het accompag nement was afschuwelijk. Alg ge 't goedvindt, wil ik zelf u begeleide® bij het voigeaid nummer. Toen waagde Peter alleseen twee de fiasco e® de kans, den groote® man te beleeddgen. 't Ls een groote eer vooj- mij, rigruor, maar ik ben bang, dat hei een dame zou kwetsen, aLs ik 't aanneem. Zooal» ge wilt, antwoordde de Italiaan. Poter stapte stout naar de bedoelde dame toe. Signox Bellonl bood aan, mij te begeleiden. Zij werd vuurrood. Heel goedkit heb er niets teas®. Maar IS weigerde, hernam Pe ter. Ik voelde, dat ge do tweede maai beter zult spelen. Hij keende naar zijn» plaats terug esi het Beatrix achter, zeer erg blo zend. Zij speelde tocbcrdaad beter; tij spoelde perfect 't Was een eenvoudig lied, vol melodie en gevoel, en beiden werden begroet met een handgeklap, sterker nog dan dat voor de vir tuoze®. Toe® deed Peter ©en heel brutaal ding hij zotte „Rrlkönig" op den les- aen-uor, en zc'. t Speel dat. Rn Beatrix speeïöe bot uiterst beet Peter's zegepraal was volkome® maar mogelijk toch niet groot genoeg om bo rechtvaardigen, wat hij Verder deed. Waarom speeldei gij het eerste accompagnement zoo ongelukkig Ze aag hem koud aan. Dat is geen manier om tegen mij te spreken. Nu dit voorbij ia, nestaat er geen rede® meer voor u om tegen mij te spreken. Ik zou u toch graag bodanken voor het prachtige spel der laatste twee nummers, zei Peter. Wel, dat kunt ge nu niet doen... Daar komt papa. Hij kon wei ©ens grof tegen u rijn. Drommel» I wanneer moet lk bei dan doen, al» ge niet meer met mij spreke® wilt? Papa staat 'a morgens niet vroeg ap, fluisterde *e nog, eer ze gewenkt werd door een booze® oude® heer, die Peter een blik gunde, welke bem wan hopig had kunne© make®, indien met juist de gedachte® aan een nieuw verschiet hem hadden vervuld. 's Morgen» was Peter vroeg op en n-n-p dek, e® het duurde niet lang, of Beatrix verscheen. Het is niet noodlg, moer da® ©en fragment moe te doelen van hert. ge sprek, dat volgde. Maar liefste, zei Peter, wat zal uw papa nu zegge® over mijn dwaas, haafitig oordeel dien avond? Wees maar niet bangik heb ham gisteravond afl verteld, dat 't zijn schuld was e® dat hij eigenlijk ver ontschuldiging behoorde te vragen. HIJ wilde dat niet doen, maar als ge 't hem zegt, zult gij hem heel kalm Zeg eens, zei Peter, waart ge werkelijk heel boos, 'toe® ge ontdek- tot, dat ik de schuldige was Beatrix lachte. Ik wist het dadelijk, zei z». (Hgx.) De schilderij. Den gansche® namiddag had de kunstenaar onafgebroken In zijn ate lier gewerkt. Nu stond hij va® zijn stoel op, deed ©enige stappen achter uit en beschouwde bedaard zijn groo te schilderij, die op den ezel stond Een glans van tevredenheid verhel derde zim gelaatstrekken, maax de echte blijde stemming, waarin hij toch had moeten verkeeren, ont brak. Klaar, eindelijk klaai, zei hij en legde penseel en palet nee-, terwijl zijn oogen nog altijd droomerig op de schilderij rustten en hij zijn kleine pijp begon te stoppen. Er werd geklopt, maar de kun-te naar -draaide zich niet om, daar hij dacht dat het zijn oude huishoudster zou zijn. Binnen 1 riep hij eindelijk ©enigs zins verstrooid. Hij hoorde, hoe de deur langzaam openging, maar wendde nog altijd zijn oogen niet van do sdniderij af. Nu, wat is er? vroeg bij op ©enigszins ongeduldigen toon. Wel, wei, klonk een vroolijke stem achter hem, groet men zoo oude vrienden, Stanley Hij keende zich haastig oil en wierp een blik op het knappe meisje, dat bij do deur stond. 0, ben jij het, ben jij het, Elea- iioizal hij toen met gedempte stem. Eix daarop ging hij naar den ©zelen bedekte spoeaig de schilderij, dit er stond. kiel een eenigszin* weemoedige© glimlach vatte hij de rechterhand vnTi het jonge meisje en terwijl hij haar In het knappe gezicht zag. zei bij nogmaals op een toon va® verba zing Jij alzoo, Eleanor, hebt werke lijk de moeite gedaan, mij hier te ko men bezoeken Ze onttrok hem zacht haar klein© hand en antwoordde met een vroolij ke® lach Maar, mijn waarde, vind Je het dan zoo vreemd, dat ik die al zooveel jaren je vriendin ben. j» hier ee®» op zoek Hij schoof zij® leunstoel naar haar toe e® keek haar onderzoekend 1® 't gelaat. Wanneer be® je dan liler aange komen, Eleanor, en bij wie vertoefje? Het wa» Dinsdag en ik woon bij Mac Roys, zei ze, de andere® zijn vandaag naar Cragnock gegaa® om daar aan het golfspel deel te nemen, e® zoo maakte ik van de gelegenheid gebruik om Je hier eens op le flets op te zoeken. Nu be® ik hier na een langen tocht gelukkig gearriveerd, eindigde ze met een plagend lachje, e® ik sterf om zoo te zeggen haast van verlangen naar een kopje thee. BIJ de-ze woorden wierp se ©ven een bedeesde® blik op Stanley. Wij gaan dadelijk the» drinken, zei de kunstenaar, terwijl hij zich naar de deur begaf. Ja sprak daar zelfs va® sterven e® dat gaat toch niet aan. Hij list haar een oogenblik alleen in het atelier om vrouw Rodger» de ■thee te bestellen, en spoedig daarna zaten ze beide® bij de tafel e® Stan ley deed zijn uiterste beet om zich aan de vroolijke stemming van het meisje aan te passen. Je bent dus toch hier op het stille land gekomen, zei hij, terwijl hij zijn kopje op zij schoofvind je het hier niet eenzaam en vervelend, Eleanor Ze boog haar hoofd een weinig ach terover en streek zich het haar uit het gezicht. Vervelend antwoordde »e. Nee®, Stanley, ik heb mijn meening omtrent hot leve® op het land thans geheel veranderd. Natuurlijk gevoel ik mij hier nets niet volkome® thuis. Mis schien «oa fk mij verveten, wanneer ik zoo lang op het land was geweest al» jij, maar ik kan dat niet juist be oordeel©®. I® eik geval, Ik wl_! bot dusver niet, dat me® zich bij een ver blijf op hot land aoo fcriseli, vroolljk en vrij gevoelt. Maar ook ©enigszins eenzaam, niet waar voegde Stanley er glimlachend bij. Eenzaam Zoteer I rei re pel® zond. Nu e® dan bekruipt mij wel gevoel vaa oenzanmheid. Maar JIJ beat immers een kunstenaar, Stanley, voor jou 1» de eenzaamheid niet zoo heel erg en je houdt er, dunkt mij, van om alken te zijn, niet waar? HIJ schoof zijn stoel thans va© do tafel af en torwij! hij opstond, zed hdj eenigszin© aarzelend t Ik moet m!J In mijn Dot schikken boo goed als het gaal Do twe© braken hu© gesprek" ee© oogeni»18k af en er schee® thans plot seling een wolk op het voorhoofd van den kunstenaar te komen. Hij ilea, zijn hond op d« tafel rusten e® boog zich naar het meisje toe, zoodat zijn hoofd bijna bet har© aanraakte. Eleanor, zei hit nu met een ern stig en blik, zeg mij nu ©en» eerlijk, waarom kwam Je hier? Het meisje hief baar oogen snej tot hem op en aal verwonderd i Waarom lk gekomen ban? Doet het Je dar geen genoegen, of zou je liever willen, dat ik niet hier was Ik kan niet zegge©, hoe ik mij over Jouw bezoek verheug, zei Stan ley, terwijl hij met zijn rechterhand over zijn voorhoofd streek, maar eigenlijk had je toch liever niet moe ten komen, dat zou nog beter geweest zijn. De vroolijke stemming week ra® Eleanorze bleef ee® ©ogenblik twij gen, maar eindelijk zei ze De begrijp Je werkelijk niet goed, Stanley, misschien hadt J© liever^ dat ik reeds weer weg was Stanley Legde zijn hand op haar schouder en sprak t Nee®, volstrekt nfert, Eleanor, je moert blijven ik heb je wat te zeggen-, en mo©t je straks ook nog ists mooi» laten zien. J© moet, zei je dear? antwoord de ze. Dat ls werkelijk een nieuw woord voor mU, Stanley, je hebt dat woord tot dusver nog nooit tegenover mij gebruikt Naar den almanak gerekend, ls het pas drie maanden geleden, mijn lieveling, dart lk afscheid van je nam; maar arts ik mijn hart vraag, lijk&n mij de maanden lane© en de jaren eeuwen. I* heb mij veranderd en ben niet meer de man van vroeger ik ben veel ouder en ernstiger ge worde® en gevoel mij geheel uitgeput ja, ik zou nog meer Kunnen zeggen, als ik wilde. Hij be go® opgewonden tn de kamer heen en weer te loepen. Ik heb niet gedacht, dat ik je zoo spoedig zou weerzien, vervolgde hij, terwijl hij zijn rechterhand op den rug legde e® zij® hoofd een wei nig voorover boog, ik dacht dat allee tussohen ons beiden uit was. Maar nu ben je hier en daarom wil ik je nog iets zeggen. Drie maanden heb ik hier dus in eenzaamheid doorge bracht, Eleanor, en kwam ik weinig onder de menschen, en hoe gaarne had ik mij bij iemand aangesloten, wien ik mijn vertrouwen had kimme® schenken. Schaduwen zijn over mijn voorhoofd neergedaald en ik heb zoo geleden, dat ik nauwelijks geloofde, het nog lang te kunnen dragen. Hij hield nu mot loopen op e® richtte zijn blik op het meisje, dart nog bij de tafel zat en nu zenuwach tig aan liet tafelkleed plukte. Nu ben je eóhter gekomen, ver volgde hij, en ik kan mijn zorgen dus voor ©e® oogenblik vergoten, en wie weet of ik mij nog eenmaal over jouw bezoek alhier verheugen kan. Wil je nu ee® oogenblik naar mij luisteren, Eleanor Zeker, gaarne, Stanley, antó- woordde ze, zonder op te zie®. Drie maanden geleden, ging hij voort, zaten we, zooals je je zult herinneren, onder een bloeien de® kerseboom. Het was een warme, schoone voorjaarsdag. Dat zul je ook nog wel weten Ja, ik herinner het mij zeer goed, antwoordde ze haastig. Misschien was bet de heldere zonneschijn, ging de schilder met zijn \erhaal voort, of de bloemengeur, of het gezang der vogels, hetwelk mij aanleiding gaf j© mijn liefde te be kennen. Maar de woorden ontbraken mij daarbij ik moest herhaaldelijk ophouden en vrees, dat alles mij heel slecht gelukt is, Eleanor, ofschoon ik je toch reeds lang in stilte had be mind. Ik zei je niet, wart ik je eigen lijk had willen zeggen ook was ik ontmoedigd door verschillende kleine opmerkingen, die je maakte. Hij hield ee® oogenhllk op, den kende, dat. Eleanor hierop iet» zou antwoordje®, maar ze zweeg. Met ©enigszins gedempte ertera vervolgde hij toen Eindelijk, zooals je weet, kreeg ik de woorden tot mijn beschikking en bekende je mijn liefde, e® je moest mij® genegenheid toch ook wel reeds vermoed hebben. Maar je lachte toen om mij. Herinner je je, dat goed, Eleanor Het meisje hief nu ontsteld hert hoofd op, keek hem rechrt 1® de ooge® en zei met ee© zweem va® droefheid in baar 6tem Ik om Je gelachen hoe kon je dart denken, Stanley Als ik Lachte, was dat volstrekt niet mijn bedoeling. Ik heb er niet aan gedacht j© te krenken e® was door je eervol aan zoek blijde ontroerd, meer da® Je misschien vermoedde. Ik verheug mij thans, dart mijn liefde oen zoodanige® indruk op je gemaakt heeft. Maar, Eleanor, je zei onbewust toch dingen, die mij veel verdriet veroorzaakten. Niet ieder man zou dat gevoel gehad hebben, maar ik ben een kunstenaar e® heb ee® k uns te naars tem pe rameiit. Je weet wel. wat ik bedoel. Ik be® zeer gevoelig va® aard en mijn gevoel is dieper da® van andere menschen. Toen ik gelukkig was, vergat lk in mijn geluk alles. De wereld schee® mij val vreugde, toen ik met je 1® den tui® zat, ear lk hert beslissende woord tort jo sprak. En waarom, viel Eleanor hem to de rede, be® Je dan zoozeer veran derd, waarom heeft louw wezen than» iets droefs ©n neerslachtigs f Waarom 7 vroeg Stanley, en zag hert meisje verbaasd aan. Om Jouw woorden. Je waart zoo koel. je zei me. dat Je niemand beminde en in afzien haren tijd ook niemand dacht te beminnen, ook wenschte je volko me© vrij te «ijn. Dat alles 6temde mij droevig, Eleanor, en verduisterde mijn bestaan. Zijn stem haperde, hij keerde zich van haar of en keek door hert venster naar de bergen in de vort». Het ont snapte aan zijn aandacht, hoe Elea nor van ontroering zacht beefde en welken indruk zijn woorden o© haar haddon gemaakt. Hij stond nog lan ger peinzend voor het venster, mei het oog op de bergen gericht, maar hij zag toen eigenlijk niets van hei schoone landschap, want hij dacht weer aa® de® met heerlijke boeeems bedekten kerseboom e® meende heel in de verte de zachte stam van eau meisje te hooien. Eleanor, ik wil je eens een schil derij laten zien, het grootste e® schoonste, dal ik ooit maakte maar het voldoet mij toch niet tn alle op zichte® er ontbreekt aan de schil derij een zeker iets. Eleanor stand op en keek hem voi verwachting aan. - Ga als je blieft, hier bij de deur staan, «e* Stanley van daar zie je het atv in hert beste licht. Ze gmg bij de deur staan en toen trok de kunstenaar met een ruk de® doek voor de schilderij weg. Eleanor's gezicht wenl bleek, bijna krampachtig drukte ze liaar handen ui elkaar en het klonk als een snik ken, toen ze zei O. hoe heerlijk, Stanley, hoe heerlijk I Zwijgend beschouwd» ze nu de schilderij, welke een slank, jong meisje in ee© wit gewaad ander een ker&èboom voorste kle. De takken breidden zich als beschermend over haar uit e® de lieflijke bloesems van de® boom schenen schitterende sneeuwvlokken, die midden in de lucht schenen te rusten, om nnet door hun vallen de eenvoudige schoonheid va® de reine meisjesgestalte te bona dealen. De eene hand rustte op het hart en op een dichtbij zijnden tak zat de guitige Amor en deed zijn best hand van het meisje van haar hart af te trekken, want hij wilde zeker den kleinen pijl, welke® hij nog in zijn koker had, op haar rich zoodra de plek, waar haar hort zat. vrij was. De schilderij is prachtig en wer kelijk te schoon om mij voor te stei le®. zei Eleanor. Stanley glimlachte een weinig e© antwoordde Neen. mijn lieveling, ze is niet te schoon. Eleanor wierp nogmaals ee© hlik op de schilderij en vroeg Hoe wil je ze noemen Tegenstand, zei hij. Er is In de schilderij ee© zeker leti dat mij niet bevaltik had het eigenlijk anders willen voorstellen, maar het is mij, helaas, niet gelukt. Weet je, wat het Eleanor - Zijn het misschien de oogen - Ik vrees, lieve Eleanor, zei de kunstenaar, eenigszins aarzelend, dat ik de oogen toch niet op de rechte wijze vermag weer te geven. Toe© ging het meisje naar hem toe, legde haar hand zacht op zijn schou der en fluisterde - Lieve Stanley, mijn oogen zijn in de drie maanden, dat tk je niet heb gesproken, heei wat veranderd, kiik me aan, rie je hert De kunstenaar keek in haar gloeiend gelaat en opeens verdween de wulk, die maanden lang op zij® ouihoofd had gelegen. De schitterende glans der liefde, riep h i uit, ee® afschijnsel van het geiuk der liefde ligt in je oogen, lieve Eleanor. - Ja, zoo is het, zei nu het meisje en glimlachte met een schelmsche uitdrukking, ja, het heldere licht der- liefde, dat voor jou, de® zoo lieven, maar vergeef mij de woorden dikwijls een weinig kortzichtige® Stanley nu en altijd straalt. C,N. v. N."> Zijn laaïte Wandeling. Dien morgen deed de lente in Pa rijs haar intrede dooir zachte, zwakke windjes en de splinternieuwe zon wierp haar stralen op de hulzen e® trottoirs, nog nat van de nachtbuien. In de klamme straten wandelde® Langzaam e© lui de voorbijgangers. Voor het geopend venster, dat uit zag op de boomen van hert Petit Lux embourg, keek Paul Pomeret naar de lucht, een heldere blauwe lucht, die hem telkens de oogen deed toe knijpen. Sinds twee maanden, dat hij eiken dag ee® weinig dichter den dood naderde, brandend van koorts en uitgeput door den hoest, had hij no guimmer zoo'n verlangen gevoeld om te Leve® als nu... Na ee® slaap van verscheidene ure® was hij plot seling ontwaakt met het verlangen, op te staan, xich uit te rekken en diep te ademen. Hij had alléén zijn toilet gemaakt, zonder de hulp van den bediende, hoewel zenuwachtig, en hij had zij® snor en baard in punt gedraald. Daarna had hij ee® helder witte boord omgedaan en een zijde® das gekozen, die hij zoo gaar ne mocht zien. Hij deed zijn nieuwste jas aan, bemerkte zelfs niet dat ze in plooien over zijn mager lichaam hing en glimlachte, gelukkig den voet 1® een vasten Bchoen te voelen en met voldoening op de blanke huid y£a zijne uitgemergelde handen neerzien de. Dan was hij tot ontsteltenis ve® zijn kamerdienaar uitgegaan... Sedert ee® giroote maand reeds dacht de dokters „Hij zal nim.rn.pir meer beneden komen." E® daar ging hij nu met zekeren pas, den rug ©e® weinig gebogen, de schouders puntig ofgeteekend onder de jas, maar met het hoofd recht op, met glinsterende oogen, en de® mond geopend om die zoele Lucht in te ademen, die hem als met leven bezielde. Avonds te voren nog, op zijn» chaise langu» uitgestrekt, had hij het hoofd geschud, ongeloovig voor ds troostende woorden va® een vriend, dl» vertelde va® onverwachte geaa- ringeri van ernstiger rieken dan hij, die onverbiddelijk waren opgegeven! Maar dozen morgen noemde hij zelf nog eens op d« namen van die mannen, van dl© vrouwen, die den epot hadden gedreven met den dood. E© hij dacht: Waarom Lk niet op mijn beurt?... En hij ging nerveus verder, zijne stappen klonken hard op de gteenen alsof se bevestigen wilden dl© kracht, waarover hij rich verbaasde. Hij ging het Luxembourg binnen, waar de brutale zon de rechte scha duwen der boomen op het glinsterend zand wterp. Doch hij was spoedig buiten adem en zette zich op ee© bank neer. Ik mocht vandaag nog geen wandeling doen, dacht hij. Maar... ik heb vijf minuten geloope© en ben nog in het geheel niet moe. Hij hoostte en stond weer op. Als ik eens naar mijn blad ging! zei hij plotseling. En dit denkbeeld werd onmiddellijk een koorts achtlgt onweerstaanbaar verlangen. Naar zijn blad gaan! bet blad waarin, toen hij nog werkt© ©venals de anderen, alle dagen zij® artikel verscheen. Plotseling brandde bij van nieuws gierigheid om het oude huis terug te zien, met het steenen portaal, de ver molmde trap met rood-geroeste leu ning, do redactiezalen, die ruiken naar inkt en papier en hert bureau van de© directeur, den ouden Jean Rabeau, die sinds het begin va© zijn ziekte, hem zoo herhaaldelijk had be zocht en zoo treffende bewijzen va® vriendschap had gegeven. Ja», in dit vroege morgenuur, zou hij hem zeker niert treffen. Maar hij zou zijn kaar tje achterlaten... O! wat zou Rabeau verrast zijn vanavond dat kaartje d a a r te vinde©. Aan de poort van het Luxembourg riep hij een rijtuig aa® en In het dagbladgebouw aangekomen doorliep hij langzaam alle zalen, tevreden, en errast die muren, die tafels, die lampe® terug te oien met de groene kappen, verlengd door wat veile® pa pier. Hij gevoelde tóch nu niet moe. Hij waande zich genezen en zijne dage- lijksche oople brengend... Doch hij ontmoette slechts een jongen, die heen en weer slenterde en die hem ntet herkende. Hij zelde tot hem: Ik ben Paul Pomeret. De andore zag hem verbaasd aan. Hij ging toen het vertrek van den di- reoteur binnen. Er was niemand. Ik bad tot vanavond moeten wachten, zei hij toen, doch liet er di rect op volgen: „Neen, het was voor mijn eerste wandeling voorzichtiger u Morgen zal ik in de® avond ko men. Hij liet zich neervallen to de fau teuil van Rabeau. Bij het zien van de telefoon bekroop hem de lust om het toestel i© de hand te nemen en zijn vriend te melden, dat hij op het bureau was, hij zelf geheel en al. Doch hij bedacht dat Rabeau nog te bed moest zijn en stelde zich tevre den zijn kaartje neer te leggen op een zichtbare-plaats, rechts tegen den inktkoker. De tafel lag vol papieren enveloppen, daar in wanorde ach tergelaten door iemand, die haast had op een gevorderd uur van de® nacht ter ruste te gaan. Machinaal opende hij de couran ten, nam een pakje artikelen op, dat ondex een kleine bronzen sphinx lag. En terwijl hij ze verstrooid doorbla derde, hield hij plotseling op, de ademhaling was hem moeilijk en zijn hart bonsde geweldig. Hij had de artikelen losgelaten en nam ze nu weer op. Met den wijsvinger kreukte hij den hoek van sik blad. En bij het zien van een grooten regel met blauw pot lood op een vel papier geschreven, beefde hij: „Dood van Paul Pome ret". Met wezenlooxe® blik bleef hij ont steld zitten. Hij hijgde diep alsof hij lang ge- loope® had. Hij voedde zijn geheel© lichaam wegzinken door zwakte, dl» hem het gericht verduisterde. Hij bracht de hand voor de oogen: cte lauwe regel rukte zich les vaal het witte papier... Dan beschouwde hij eiken letter af* ïonderlijk, daarna elk woord: „Dood... va®... Paul... Pomeret.. 't Wa» een heel artikel gereed voor de drukkerij zoodra het doodsbarlchl kwam. Vóór zich geweld aan te doen om te lezen, veegde hij tóch het voor hoofd af. En daar hij het koud had, leunde hij stijf met den rug tegen de fauteuil om niet om te rollen. Dan las hij: „Paul Pomeret, ee® van onze meest sympathieke redacteuren, is gisteren overleden na eeu lange® doodstrijd, die twee maanden duuir- de. De lente droeg hem weg. Ernstige zieke® bieden geen weerstand aa® dezen aandrang van nieuw leven..." In zijne benauwdheid scheen het hem alsof het leven hem plotseling ontvlood. Hij zag de voorwerpen en de meubelen wankelen en in zij® oo ren klonk ©e® gerommel, toen hij stamelde, de oogen nog steeds op het papier gericht: ...„Is overleden... is gistere® over leden." Dus: Iedereen was verwittigd; me® wachtte... Hij greep de tafel vast en omklem de de koperen rand, als verzette hij zich tegen deze monsterachtig» ver oordeeling. Dan vertrok zij© gelaat en hij liet zijne armen Janga de fauteuil neer vallen. Hij had zich zoo gezond ver beeld nu.. Het artikel zou spoedig verschijnen. Hij verscheurde zijn kaartje 1® kleine stukken, er voor zorgend dat geen enkel» letter van zijn naam lees baar bleef; hij legde de bladen weer onder de presse-papier, belde en vroeg een rijtuig. Dan stond hij op met gebogen rug* met korten adem en steunend op de tafels. Met moeite daalde hij d© trap &L Bij het oversteken van het trottoir voelde hij de zon op zijne schoudert branden. Het schokken van bet rijtuig deed hem pijn- Hij had de raampje© om laag gelaten om beter te kunnen ad» men, doch de lentelucht bedrukt# hem. Aan zijne woning gekomen liet hij zijn bediende roepen, die hem met den ooncleirge boven bracht. Ach ik vreeede het wel, herhaal de de kamerdienaar, ik vreesde wel, dat mijnheer een onvoorzichtigheid beging!... Hij stierf den volgenden dag, op tl uur dat de avond viel en zijn kamer zich met duister vulde. De© daarop volgenden dag ver scheen het artikel... (Pir. Gr. Ct) GELUK BIJ EEN ONGELUK. Den 19e® April strandde in een don kere® nacht het stoomschip Dyffryn Manor, va® Cardiff, met een lading rijst van ongeveer vier millioen K.G.* op een koraalrif van het eiland Mt- niooy, ee® 650 K.M. van Colombo af- B1J het aanbreken van den dag was het schip omringd van prauwen met inlanders, die de bemanning hielpen een deel van de lading te bergen Maair het schip was niet vlot te krij gen en werd vijf dagen later prijs ge geven. Op het eiland werd de schip breuk als een heuglijke gebeurtenis gevierd, want zij bracht redding uit hongersnood. De menschen zagen er dan ook uitgeteerd uit. De radja van het eiland liet zijn onderdanen voor de bemanning van het schip krijgs dansen uitvoeren en een besten dag werd er feestgevierd. Na een week tijds kwam een ander stoomschip d# bemanning van het gestrande schip halen. Dit schip, slechts twee jaar oud, en de kostbare Lading werd aan de dankbare eilandbewoners achter gelaten. Zes man van de Dryffyn Ma« nor zij® nu in Engeland aangeko men en hebben het verhaal gedaan. VEELEISCHEND. Tooneelspeler (bij een armelijke®* rondtrekkende® troep). Directeur kunt u me een klein voorschot gak ven? Ik moet wat eten koopem Directeur. Zool Ik dacht, dot K u toch gistere® nog pas had rie® eten. HAARLEMSCHE DAMCLUB* Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te rlchterS ean den Heer J. Meyer, Kruisstraat 84. Tetephoon 1543. PROBLEEM Na 67- Motto „Slagzert". Zwart Zwart Wit Wit IchljM ooi 1, 5, 8 7, 8, 0, 10, 12, 18, 14, 15, 16. 17 19, 23, 24 «n 29 «chlivaa <jp 25, 26, 87, 28, 30,- 31, 32, 34, 85, 37. fe, S9, 40, 44 45 «n 4^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 12