DAMRUBRIEK.
'had ala dilettant, word ultgenoocEgCB,
«enige nummers te ztogcQ.
Hij atemdie toe. mita man oen goe
den bogoknder voed.
Den volgenden morgen kwam de
woelwater bij bem.
Ik heb iemand gevonden om u te
begeleide©. Kom mee In de muziekka
mer om eer» w pre bee ren.
Peter gmg in lijn koffer oenige
zangstukken halen en begaf zich toen
naar den muziekaal on, wear hij een
jongedame van middelbaren leeftijd
bezig vond met zingen, geaccompag
neerd door Beatrix Budd.
Toen de zangeres klaar was, zei de
.woelwater
Juffrouw Budd, wilt go roo
vriendelijk zijn, mijnheer Beaucliamp
te begeleiden
Juffrouw Budd antwoordde koel
begeleid mijnheer Seelev en
iuffrouw Robinson en den vtoltel
lunt ge geen ander vinden
Och, juffrouw, smeekte de ander,
«- maak uüj niet wanhopig, is wel
.watt veel van u gevergd, maar ik
weet niemand te vinden.
Ge heot toch den piano-solist.
Ja, BeLloni I Maar h^gn k«.n
toch niet vragen om te begeleiden.
Toe, doei gij bat maar 1
JuflrOUW Beatrix g^g Anyrfrl'dlg
naar de piano.
Goed, antwoordde zij onvriende
lijk, in aar ik speel enkel gemak ka
lijk© stukjes.
Lk dank u zeer, fluisterde Poter,
terwijl bij een muziekstuk voer haar
zette. t Was niet erg moeilijk voor
iemand, die den Duitschen violist
had geaccompagneerd In de Kreuzer-
Sonatedoch rij broddelde vreeeaLijk
en sprong too raar om met de maat,
dat Peter slechts met groots moeite
haar tot het eind kon volgen.
De woelwater die zenuwachtig had
geluisterd, stelde voor, nog een stuit
te probeeren.
Peter zette iet* anders op het les
senaartje-
Dal kan elk schoolmeisje spelen,
cel hij.
Doch Beatrix scheen het niet te
kunnenrij sloeg afschuwelijk yal-
sche acco orden aan.
Zoudt ge nog eens willen repe
teer»© voor morgenavond vroeg Pe
ter na de marteling, niet al te vrien
delijk.
Ja, dat zal goed rij®, meende de
woelwater, Juffrouw Budd speelt zoo
verrukkelijk, dat liet wel goed zal
gaan. Ik moet nu even naar Belioni.
Hij snelde weg en Beatrix wilde
hem - volgen. Doch Peter versperde
haar den weg.
Wilt ge morgenavond ook boo
spelen vroeg hij ronduit
Ik vrees, dart ik geen tijd zal heb
ben om te fttudeeron.
Go behoeft niet te studeere®
Wilt ge mijne nummers morgen
avond bederven
Al» mijne begeleiding u niet be
valt, moeat ge liever Iemand anders
iwmen, zei het meisje.
Ik kan niemand anders vinden,
«prak Peter, haar vlak in 't gezicht
ziende.
Ik heb geen trek, u te begelei
den, en ik heb liever niets met u uit
te staan.
Na deze onvriendelijke woorden
Ver.loten beiden het vertrek, elk door
èen andere deur.
Sir Henry was woedend, toen hij
hoorde, dat zijn dochter zich rnet den
longen man, die zijne diepste rainach.
ting verdiende had ingelaten.
Ik heb beloofd, te begeleiden, en
tk zal het doen, antwoordde Beatrix
kalm.
t Is wat schoons Een jongen,
die mij zoo grof beleedigde 1
't Was uw eigen schuld, papa;
gij lokte het uil Ik heb gehooid, hoe
't in zijn werk gegaan is, van mijn
heer Melville.
Papa verklaarde, dat zie dan maar
zelf moest afwachten, walt er van
kwam.
Peter deed geen moeite meer, die
jongedame te naderen. Hij bracht het
verdere van den dag door in de speel
kamer.
Den vcflgenden morgen verecheen
hij pas aan dek na bet ontbijt. Hij
wandelde er, druk pratend en la-
ohend, op en neer met eene bekoorlij
ke Amerikaanse he. Vooral als ze juf
frouw Budd voorbijkwamen, leek hij
heel opgeruimd. Zij deed het zeilde
met een ander jongmensoh.
Peter speelde weer kaart tot vijf
uur, afgewisseld door den lunch. Na
de thee wandelde hij weer op het dek,
nu alleen. Evenzoo deed Beatrix.
Weer ontmoetten ze elkaar, dit
maal zonder opzet van Peter, in een
hoekje, waar ze bijna in botsing kwa
men. Hij nam zijn hoed af, veront
schuldigde zich even en ging door.
't Was net, of zij verwachtte, dat liij
jneer zou zeggen. Hij zag duidelijk,
hoe zij stampvoette.
Het uur van het concert naderde.
Het werd geopend met een zangnum
mer, keurig begeleid door juffrouw
Budd. Toen volgde® de groote virtu-
ooze® en eindelijk kwam de beurt aan
Peter.
Beatrix, prachtig gekleed, nam
plaats op' het pianokrukje en slaagde
er in, nog drie fouten meer in de in
troductie ie maken dan bij de re
petitie.
Peter's gelaat droeg een vastbera
den uitdrukking 1 hij wilde strijden
tot het einde. Zijn troost na den af
loop was, dat zij zelf even erg in de
.war geweest was als hij.
Gedurende ee® pijnlijke voordracht
op de piano door een jong Ameri
kaan, kwam de groote pianist naar
Peter toe en zei
Ge hebt een schoono stem en een
goede methode; maar het accompag
nement was afschuwelijk. Alg ge 't
goedvindt, wil ik zelf u begeleide® bij
het voigeaid nummer.
Toen waagde Peter alleseen twee
de fiasco e® de kans, den groote®
man te beleeddgen.
't Ls een groote eer vooj- mij,
rigruor, maar ik ben bang, dat hei een
dame zou kwetsen, aLs ik 't aanneem.
Zooal» ge wilt, antwoordde de
Italiaan.
Poter stapte stout naar de bedoelde
dame toe.
Signox Bellonl bood aan, mij te
begeleiden.
Zij werd vuurrood.
Heel goedkit heb er niets teas®.
Maar IS weigerde, hernam Pe
ter. Ik voelde, dat ge do tweede maai
beter zult spelen.
Hij keende naar zijn» plaats terug
esi het Beatrix achter, zeer erg blo
zend.
Zij speelde tocbcrdaad beter; tij
spoelde perfect 't Was een eenvoudig
lied, vol melodie en gevoel, en beiden
werden begroet met een handgeklap,
sterker nog dan dat voor de vir
tuoze®.
Toe® deed Peter ©en heel brutaal
ding hij zotte „Rrlkönig" op den les-
aen-uor, en zc'. t
Speel dat.
Rn Beatrix speeïöe bot uiterst beet
Peter's zegepraal was volkome®
maar mogelijk toch niet groot genoeg
om bo rechtvaardigen, wat hij Verder
deed.
Waarom speeldei gij het eerste
accompagnement zoo ongelukkig
Ze aag hem koud aan.
Dat is geen manier om tegen mij
te spreken. Nu dit voorbij ia, nestaat
er geen rede® meer voor u om tegen
mij te spreken.
Ik zou u toch graag bodanken
voor het prachtige spel der laatste
twee nummers, zei Peter.
Wel, dat kunt ge nu niet doen...
Daar komt papa. Hij kon wei ©ens
grof tegen u rijn.
Drommel» I wanneer moet lk bei
dan doen, al» ge niet meer met mij
spreke® wilt?
Papa staat 'a morgens niet vroeg
ap, fluisterde *e nog, eer ze gewenkt
werd door een booze® oude® heer, die
Peter een blik gunde, welke bem wan
hopig had kunne© make®, indien
met juist de gedachte® aan een nieuw
verschiet hem hadden vervuld.
's Morgen» was Peter vroeg op en
n-n-p dek, e® het duurde niet lang, of
Beatrix verscheen.
Het is niet noodlg, moer da® ©en
fragment moe te doelen van hert. ge
sprek, dat volgde.
Maar liefste, zei Peter, wat zal
uw papa nu zegge® over mijn dwaas,
haafitig oordeel dien avond?
Wees maar niet bangik heb
ham gisteravond afl verteld, dat 't zijn
schuld was e® dat hij eigenlijk ver
ontschuldiging behoorde te vragen.
HIJ wilde dat niet doen, maar als ge
't hem zegt, zult gij hem heel kalm
Zeg eens, zei Peter, waart ge
werkelijk heel boos, 'toe® ge ontdek-
tot, dat ik de schuldige was
Beatrix lachte.
Ik wist het dadelijk, zei z».
(Hgx.)
De schilderij.
Den gansche® namiddag had de
kunstenaar onafgebroken In zijn ate
lier gewerkt. Nu stond hij va® zijn
stoel op, deed ©enige stappen achter
uit en beschouwde bedaard zijn groo
te schilderij, die op den ezel stond
Een glans van tevredenheid verhel
derde zim gelaatstrekken, maax de
echte blijde stemming, waarin hij
toch had moeten verkeeren, ont
brak.
Klaar, eindelijk klaai, zei hij en
legde penseel en palet nee-, terwijl
zijn oogen nog altijd droomerig op de
schilderij rustten en hij zijn kleine
pijp begon te stoppen.
Er werd geklopt, maar de kun-te
naar -draaide zich niet om, daar hij
dacht dat het zijn oude huishoudster
zou zijn.
Binnen 1 riep hij eindelijk ©enigs
zins verstrooid.
Hij hoorde, hoe de deur langzaam
openging, maar wendde nog altijd
zijn oogen niet van do sdniderij af.
Nu, wat is er? vroeg bij op
©enigszins ongeduldigen toon.
Wel, wei, klonk een vroolijke
stem achter hem, groet men zoo oude
vrienden, Stanley
Hij keende zich haastig oil en wierp
een blik op het knappe meisje, dat bij
do deur stond.
0, ben jij het, ben jij het, Elea-
iioizal hij toen met gedempte stem.
Eix daarop ging hij naar den ©zelen
bedekte spoeaig de schilderij, dit er
stond.
kiel een eenigszin* weemoedige©
glimlach vatte hij de rechterhand
vnTi het jonge meisje en terwijl hij
haar In het knappe gezicht zag. zei
bij nogmaals op een toon va® verba
zing
Jij alzoo, Eleanor, hebt werke
lijk de moeite gedaan, mij hier te ko
men bezoeken
Ze onttrok hem zacht haar klein©
hand en antwoordde met een vroolij
ke® lach
Maar, mijn waarde, vind Je het
dan zoo vreemd, dat ik die al zooveel
jaren je vriendin ben. j» hier ee®» op
zoek
Hij schoof zij® leunstoel naar haar
toe e® keek haar onderzoekend 1® 't
gelaat.
Wanneer be® je dan liler aange
komen, Eleanor, en bij wie vertoefje?
Het wa» Dinsdag en ik woon bij
Mac Roys, zei ze, de andere® zijn
vandaag naar Cragnock gegaa® om
daar aan het golfspel deel te nemen,
e® zoo maakte ik van de gelegenheid
gebruik om Je hier eens op le flets
op te zoeken. Nu be® ik hier na een
langen tocht gelukkig gearriveerd,
eindigde ze met een plagend lachje,
e® ik sterf om zoo te zeggen haast
van verlangen naar een kopje thee.
BIJ de-ze woorden wierp se ©ven een
bedeesde® blik op Stanley.
Wij gaan dadelijk the» drinken,
zei de kunstenaar, terwijl hij zich
naar de deur begaf. Ja sprak daar
zelfs va® sterven e® dat gaat toch
niet aan.
Hij list haar een oogenblik alleen
in het atelier om vrouw Rodger» de
■thee te bestellen, en spoedig daarna
zaten ze beide® bij de tafel e® Stan
ley deed zijn uiterste beet om zich
aan de vroolijke stemming van het
meisje aan te passen.
Je bent dus toch hier op het stille
land gekomen, zei hij, terwijl hij zijn
kopje op zij schoofvind je het hier
niet eenzaam en vervelend, Eleanor
Ze boog haar hoofd een weinig ach
terover en streek zich het haar uit
het gezicht.
Vervelend antwoordde »e. Nee®,
Stanley, ik heb mijn meening omtrent
hot leve® op het land thans geheel
veranderd. Natuurlijk gevoel ik mij
hier nets niet volkome® thuis. Mis
schien «oa fk mij verveten, wanneer
ik zoo lang op het land was geweest
al» jij, maar ik kan dat niet juist be
oordeel©®. I® eik geval, Ik wl_! bot
dusver niet, dat me® zich bij een ver
blijf op hot land aoo fcriseli, vroolljk
en vrij gevoelt.
Maar ook ©enigszins eenzaam, niet
waar voegde Stanley er glimlachend
bij.
Eenzaam Zoteer I rei re pel®
zond. Nu e® dan bekruipt mij wel
gevoel vaa oenzanmheid. Maar JIJ
beat immers een kunstenaar, Stanley,
voor jou 1» de eenzaamheid niet zoo
heel erg en je houdt er, dunkt mij,
van om alken te zijn, niet waar?
HIJ schoof zijn stoel thans va© do
tafel af en torwij! hij opstond, zed hdj
eenigszin© aarzelend t
Ik moet m!J In mijn Dot schikken
boo goed als het gaal
Do twe© braken hu© gesprek" ee©
oogeni»18k af en er schee® thans plot
seling een wolk op het voorhoofd van
den kunstenaar te komen. Hij ilea,
zijn hond op d« tafel rusten e® boog
zich naar het meisje toe, zoodat zijn
hoofd bijna bet har© aanraakte.
Eleanor, zei hit nu met een ern
stig en blik, zeg mij nu ©en» eerlijk,
waarom kwam Je hier?
Het meisje hief baar oogen snej tot
hem op en aal verwonderd i
Waarom lk gekomen ban? Doet
het Je dar geen genoegen, of zou je
liever willen, dat ik niet hier was
Ik kan niet zegge©, hoe ik mij
over Jouw bezoek verheug, zei Stan
ley, terwijl hij met zijn rechterhand
over zijn voorhoofd streek, maar
eigenlijk had je toch liever niet moe
ten komen, dat zou nog beter geweest
zijn.
De vroolijke stemming week ra®
Eleanorze bleef ee® ©ogenblik twij
gen, maar eindelijk zei ze
De begrijp Je werkelijk niet goed,
Stanley, misschien hadt J© liever^ dat
ik reeds weer weg was
Stanley Legde zijn hand op haar
schouder en sprak t
Nee®, volstrekt nfert, Eleanor, je
moert blijven ik heb je wat te zeggen-,
en mo©t je straks ook nog ists mooi»
laten zien.
J© moet, zei je dear? antwoord
de ze. Dat ls werkelijk een nieuw
woord voor mU, Stanley, je hebt dat
woord tot dusver nog nooit tegenover
mij gebruikt
Naar den almanak gerekend, ls
het pas drie maanden geleden, mijn
lieveling, dart lk afscheid van je nam;
maar arts ik mijn hart vraag, lijk&n
mij de maanden lane© en de jaren
eeuwen. I* heb mij veranderd en ben
niet meer de man van vroeger ik
ben veel ouder en ernstiger ge worde®
en gevoel mij geheel uitgeput ja, ik
zou nog meer Kunnen zeggen, als ik
wilde.
Hij be go® opgewonden tn de kamer
heen en weer te loepen.
Ik heb niet gedacht, dat ik je
zoo spoedig zou weerzien, vervolgde
hij, terwijl hij zijn rechterhand op
den rug legde e® zij® hoofd een wei
nig voorover boog, ik dacht dat allee
tussohen ons beiden uit was. Maar
nu ben je hier en daarom wil ik je
nog iets zeggen. Drie maanden heb ik
hier dus in eenzaamheid doorge
bracht, Eleanor, en kwam ik weinig
onder de menschen, en hoe gaarne
had ik mij bij iemand aangesloten,
wien ik mijn vertrouwen had kimme®
schenken. Schaduwen zijn over mijn
voorhoofd neergedaald en ik heb zoo
geleden, dat ik nauwelijks geloofde,
het nog lang te kunnen dragen.
Hij hield nu mot loopen op e®
richtte zijn blik op het meisje, dart
nog bij de tafel zat en nu zenuwach
tig aan liet tafelkleed plukte.
Nu ben je eóhter gekomen, ver
volgde hij, en ik kan mijn zorgen dus
voor ©e® oogenblik vergoten, en wie
weet of ik mij nog eenmaal over
jouw bezoek alhier verheugen kan.
Wil je nu ee® oogenblik naar mij
luisteren, Eleanor
Zeker, gaarne, Stanley, antó-
woordde ze, zonder op te zie®.
Drie maanden geleden, ging
hij voort, zaten we, zooals je je
zult herinneren, onder een bloeien
de® kerseboom. Het was een warme,
schoone voorjaarsdag. Dat zul je ook
nog wel weten
Ja, ik herinner het mij zeer
goed, antwoordde ze haastig.
Misschien was bet de heldere
zonneschijn, ging de schilder met zijn
\erhaal voort, of de bloemengeur, of
het gezang der vogels, hetwelk mij
aanleiding gaf j© mijn liefde te be
kennen. Maar de woorden ontbraken
mij daarbij ik moest herhaaldelijk
ophouden en vrees, dat alles mij heel
slecht gelukt is, Eleanor, ofschoon ik
je toch reeds lang in stilte had be
mind. Ik zei je niet, wart ik je eigen
lijk had willen zeggen ook was ik
ontmoedigd door verschillende kleine
opmerkingen, die je maakte.
Hij hield ee® oogenhllk op, den
kende, dat. Eleanor hierop iet» zou
antwoordje®, maar ze zweeg. Met
©enigszins gedempte ertera vervolgde
hij toen
Eindelijk, zooals je weet, kreeg
ik de woorden tot mijn beschikking
en bekende je mijn liefde, e® je
moest mij® genegenheid toch ook
wel reeds vermoed hebben. Maar je
lachte toen om mij. Herinner je je,
dat goed, Eleanor
Het meisje hief nu ontsteld hert
hoofd op, keek hem rechrt 1® de
ooge® en zei met ee© zweem va®
droefheid in baar 6tem
Ik om Je gelachen hoe kon je
dart denken, Stanley Als ik Lachte,
was dat volstrekt niet mijn bedoeling.
Ik heb er niet aan gedacht j© te
krenken e® was door je eervol aan
zoek blijde ontroerd, meer da® Je
misschien vermoedde.
Ik verheug mij thans, dart mijn
liefde oen zoodanige® indruk op je
gemaakt heeft. Maar, Eleanor, je zei
onbewust toch dingen, die mij veel
verdriet veroorzaakten. Niet ieder
man zou dat gevoel gehad hebben,
maar ik ben een kunstenaar e® heb
ee® k uns te naars tem pe rameiit. Je
weet wel. wat ik bedoel. Ik be® zeer
gevoelig va® aard en mijn gevoel is
dieper da® van andere menschen.
Toen ik gelukkig was, vergat lk in
mijn geluk alles. De wereld schee®
mij val vreugde, toen ik met je 1®
den tui® zat, ear lk hert beslissende
woord tort jo sprak.
En waarom, viel Eleanor hem to
de rede, be® Je dan zoozeer veran
derd, waarom heeft louw wezen than»
iets droefs ©n neerslachtigs f
Waarom 7 vroeg Stanley, en zag
hert meisje verbaasd aan. Om Jouw
woorden. Je waart zoo koel. je zei
me. dat Je niemand beminde en in
afzien haren tijd ook niemand dacht
te beminnen, ook wenschte je volko
me© vrij te «ijn. Dat alles 6temde
mij droevig, Eleanor, en verduisterde
mijn bestaan.
Zijn stem haperde, hij keerde zich
van haar of en keek door hert venster
naar de bergen in de vort». Het ont
snapte aan zijn aandacht, hoe Elea
nor van ontroering zacht beefde en
welken indruk zijn woorden o© haar
haddon gemaakt. Hij stond nog lan
ger peinzend voor het venster, mei
het oog op de bergen gericht, maar
hij zag toen eigenlijk niets van hei
schoone landschap, want hij dacht
weer aa® de® met heerlijke boeeems
bedekten kerseboom e® meende heel
in de verte de zachte stam van eau
meisje te hooien.
Eleanor, ik wil je eens een schil
derij laten zien, het grootste e®
schoonste, dal ik ooit maakte maar
het voldoet mij toch niet tn alle op
zichte® er ontbreekt aan de schil
derij een zeker iets.
Eleanor stand op en keek hem voi
verwachting aan.
- Ga als je blieft, hier bij de deur
staan, «e* Stanley van daar zie je
het atv in hert beste licht.
Ze gmg bij de deur staan en toen
trok de kunstenaar met een ruk de®
doek voor de schilderij weg.
Eleanor's gezicht wenl bleek, bijna
krampachtig drukte ze liaar handen
ui elkaar en het klonk als een snik
ken, toen ze zei
O. hoe heerlijk, Stanley, hoe
heerlijk I
Zwijgend beschouwd» ze nu de
schilderij, welke een slank, jong
meisje in ee© wit gewaad ander een
ker&èboom voorste kle. De takken
breidden zich als beschermend over
haar uit e® de lieflijke bloesems van
de® boom schenen schitterende
sneeuwvlokken, die midden in de
lucht schenen te rusten, om nnet door
hun vallen de eenvoudige schoonheid
va® de reine meisjesgestalte te bona
dealen. De eene hand rustte op het
hart en op een dichtbij zijnden tak
zat de guitige Amor en deed zijn best
hand van het meisje van haar
hart af te trekken, want hij wilde
zeker den kleinen pijl, welke® hij
nog in zijn koker had, op haar rich
zoodra de plek, waar haar hort
zat. vrij was.
De schilderij is prachtig en wer
kelijk te schoon om mij voor te stei
le®. zei Eleanor.
Stanley glimlachte een weinig e©
antwoordde
Neen. mijn lieveling, ze is niet
te schoon.
Eleanor wierp nogmaals ee© hlik
op de schilderij en vroeg
Hoe wil je ze noemen
Tegenstand, zei hij. Er is In de
schilderij ee© zeker leti dat mij niet
bevaltik had het eigenlijk anders
willen voorstellen, maar het is mij,
helaas, niet gelukt. Weet je, wat het
Eleanor
- Zijn het misschien de oogen
- Ik vrees, lieve Eleanor, zei de
kunstenaar, eenigszins aarzelend, dat
ik de oogen toch niet op de rechte
wijze vermag weer te geven.
Toe© ging het meisje naar hem toe,
legde haar hand zacht op zijn schou
der en fluisterde
- Lieve Stanley, mijn oogen zijn
in de drie maanden, dat tk je niet
heb gesproken, heei wat veranderd,
kiik me aan, rie je hert
De kunstenaar keek in haar
gloeiend gelaat en opeens verdween
de wulk, die maanden lang op zij®
ouihoofd had gelegen.
De schitterende glans der liefde,
riep h i uit, ee® afschijnsel van het
geiuk der liefde ligt in je oogen, lieve
Eleanor.
- Ja, zoo is het, zei nu het meisje
en glimlachte met een schelmsche
uitdrukking, ja, het heldere licht der-
liefde, dat voor jou, de® zoo lieven,
maar vergeef mij de woorden
dikwijls een weinig kortzichtige®
Stanley nu en altijd straalt.
C,N. v. N.">
Zijn laaïte Wandeling.
Dien morgen deed de lente in Pa
rijs haar intrede dooir zachte, zwakke
windjes en de splinternieuwe zon
wierp haar stralen op de hulzen e®
trottoirs, nog nat van de nachtbuien.
In de klamme straten wandelde®
Langzaam e© lui de voorbijgangers.
Voor het geopend venster, dat uit
zag op de boomen van hert Petit Lux
embourg, keek Paul Pomeret naar
de lucht, een heldere blauwe lucht,
die hem telkens de oogen deed toe
knijpen. Sinds twee maanden, dat hij
eiken dag ee® weinig dichter den
dood naderde, brandend van koorts
en uitgeput door den hoest, had hij
no guimmer zoo'n verlangen gevoeld
om te Leve® als nu... Na ee® slaap
van verscheidene ure® was hij plot
seling ontwaakt met het verlangen,
op te staan, xich uit te rekken en
diep te ademen. Hij had alléén zijn
toilet gemaakt, zonder de hulp van
den bediende, hoewel zenuwachtig,
en hij had zij® snor en baard in
punt gedraald. Daarna had hij ee®
helder witte boord omgedaan en een
zijde® das gekozen, die hij zoo gaar
ne mocht zien. Hij deed zijn nieuwste
jas aan, bemerkte zelfs niet dat ze in
plooien over zijn mager lichaam hing
en glimlachte, gelukkig den voet 1®
een vasten Bchoen te voelen en met
voldoening op de blanke huid y£a
zijne uitgemergelde handen neerzien
de. Dan was hij tot ontsteltenis ve®
zijn kamerdienaar uitgegaan...
Sedert ee® giroote maand reeds
dacht de dokters „Hij zal nim.rn.pir
meer beneden komen." E® daar ging
hij nu met zekeren pas, den rug ©e®
weinig gebogen, de schouders puntig
ofgeteekend onder de jas, maar met
het hoofd recht op, met glinsterende
oogen, en de® mond geopend om die
zoele Lucht in te ademen, die hem als
met leven bezielde.
Avonds te voren nog, op zijn»
chaise langu» uitgestrekt, had hij het
hoofd geschud, ongeloovig voor ds
troostende woorden va® een vriend,
dl» vertelde va® onverwachte geaa-
ringeri van ernstiger rieken dan hij,
die onverbiddelijk waren opgegeven!
Maar dozen morgen noemde hij
zelf nog eens op d« namen van die
mannen, van dl© vrouwen, die den
epot hadden gedreven met den dood.
E© hij dacht: Waarom Lk niet op
mijn beurt?...
En hij ging nerveus verder, zijne
stappen klonken hard op de gteenen
alsof se bevestigen wilden dl© kracht,
waarover hij rich verbaasde.
Hij ging het Luxembourg binnen,
waar de brutale zon de rechte scha
duwen der boomen op het glinsterend
zand wterp. Doch hij was spoedig
buiten adem en zette zich op ee©
bank neer.
Ik mocht vandaag nog geen
wandeling doen, dacht hij. Maar... ik
heb vijf minuten geloope© en ben nog
in het geheel niet moe.
Hij hoostte en stond weer op.
Als ik eens naar mijn blad ging!
zei hij plotseling.
En dit denkbeeld werd onmiddellijk
een koorts achtlgt onweerstaanbaar
verlangen.
Naar zijn blad gaan! bet blad
waarin, toen hij nog werkt© ©venals
de anderen, alle dagen zij® artikel
verscheen.
Plotseling brandde bij van nieuws
gierigheid om het oude huis terug te
zien, met het steenen portaal, de ver
molmde trap met rood-geroeste leu
ning, do redactiezalen, die ruiken
naar inkt en papier en hert bureau
van de© directeur, den ouden Jean
Rabeau, die sinds het begin va© zijn
ziekte, hem zoo herhaaldelijk had be
zocht en zoo treffende bewijzen va®
vriendschap had gegeven. Ja», in dit
vroege morgenuur, zou hij hem zeker
niert treffen. Maar hij zou zijn kaar
tje achterlaten... O! wat zou Rabeau
verrast zijn vanavond dat kaartje
d a a r te vinde©.
Aan de poort van het Luxembourg
riep hij een rijtuig aa® en In het
dagbladgebouw aangekomen doorliep
hij langzaam alle zalen, tevreden, en
errast die muren, die tafels, die
lampe® terug te oien met de groene
kappen, verlengd door wat veile® pa
pier.
Hij gevoelde tóch nu niet moe. Hij
waande zich genezen en zijne dage-
lijksche oople brengend... Doch hij
ontmoette slechts een jongen, die
heen en weer slenterde en die hem
ntet herkende. Hij zelde tot hem:
Ik ben Paul Pomeret.
De andore zag hem verbaasd aan.
Hij ging toen het vertrek van den di-
reoteur binnen. Er was niemand.
Ik bad tot vanavond moeten
wachten, zei hij toen, doch liet er di
rect op volgen: „Neen, het was voor
mijn eerste wandeling voorzichtiger
u Morgen zal ik in de® avond ko
men.
Hij liet zich neervallen to de fau
teuil van Rabeau. Bij het zien van
de telefoon bekroop hem de lust om
het toestel i© de hand te nemen en
zijn vriend te melden, dat hij op het
bureau was, hij zelf geheel en al.
Doch hij bedacht dat Rabeau nog te
bed moest zijn en stelde zich tevre
den zijn kaartje neer te leggen op
een zichtbare-plaats, rechts tegen den
inktkoker. De tafel lag vol papieren
enveloppen, daar in wanorde ach
tergelaten door iemand, die haast
had op een gevorderd uur van de®
nacht ter ruste te gaan.
Machinaal opende hij de couran
ten, nam een pakje artikelen op, dat
ondex een kleine bronzen sphinx lag.
En terwijl hij ze verstrooid doorbla
derde, hield hij plotseling op, de
ademhaling was hem moeilijk en zijn
hart bonsde geweldig.
Hij had de artikelen losgelaten en
nam ze nu weer op.
Met den wijsvinger kreukte hij den
hoek van sik blad. En bij het zien
van een grooten regel met blauw pot
lood op een vel papier geschreven,
beefde hij: „Dood van Paul Pome
ret".
Met wezenlooxe® blik bleef hij ont
steld zitten.
Hij hijgde diep alsof hij lang ge-
loope® had.
Hij voedde zijn geheel© lichaam
wegzinken door zwakte, dl» hem het
gericht verduisterde.
Hij bracht de hand voor de oogen:
cte lauwe regel rukte zich les vaal
het witte papier...
Dan beschouwde hij eiken letter af*
ïonderlijk, daarna elk woord:
„Dood... va®... Paul... Pomeret..
't Wa» een heel artikel gereed voor
de drukkerij zoodra het doodsbarlchl
kwam. Vóór zich geweld aan te doen
om te lezen, veegde hij tóch het voor
hoofd af. En daar hij het koud had,
leunde hij stijf met den rug tegen de
fauteuil om niet om te rollen. Dan
las hij:
„Paul Pomeret, ee® van onze
meest sympathieke redacteuren, is
gisteren overleden na eeu lange®
doodstrijd, die twee maanden duuir-
de. De lente droeg hem weg. Ernstige
zieke® bieden geen weerstand aa®
dezen aandrang van nieuw leven..."
In zijne benauwdheid scheen het
hem alsof het leven hem plotseling
ontvlood. Hij zag de voorwerpen en
de meubelen wankelen en in zij® oo
ren klonk ©e® gerommel, toen hij
stamelde, de oogen nog steeds op het
papier gericht:
...„Is overleden... is gistere® over
leden."
Dus: Iedereen was verwittigd; me®
wachtte...
Hij greep de tafel vast en omklem
de de koperen rand, als verzette hij
zich tegen deze monsterachtig» ver
oordeeling.
Dan vertrok zij© gelaat en hij liet
zijne armen Janga de fauteuil neer
vallen. Hij had zich zoo gezond ver
beeld nu.. Het artikel zou spoedig
verschijnen.
Hij verscheurde zijn kaartje 1®
kleine stukken, er voor zorgend dat
geen enkel» letter van zijn naam lees
baar bleef; hij legde de bladen weer
onder de presse-papier, belde en
vroeg een rijtuig.
Dan stond hij op met gebogen rug*
met korten adem en steunend op de
tafels.
Met moeite daalde hij d© trap &L
Bij het oversteken van het trottoir
voelde hij de zon op zijne schoudert
branden.
Het schokken van bet rijtuig deed
hem pijn- Hij had de raampje© om
laag gelaten om beter te kunnen ad»
men, doch de lentelucht bedrukt#
hem. Aan zijne woning gekomen liet
hij zijn bediende roepen, die hem met
den ooncleirge boven bracht.
Ach ik vreeede het wel, herhaal
de de kamerdienaar, ik vreesde wel,
dat mijnheer een onvoorzichtigheid
beging!...
Hij stierf den volgenden dag, op tl
uur dat de avond viel en zijn kamer
zich met duister vulde.
De© daarop volgenden dag ver
scheen het artikel...
(Pir. Gr. Ct)
GELUK BIJ EEN ONGELUK.
Den 19e® April strandde in een don
kere® nacht het stoomschip Dyffryn
Manor, va® Cardiff, met een lading
rijst van ongeveer vier millioen K.G.*
op een koraalrif van het eiland Mt-
niooy, ee® 650 K.M. van Colombo af-
B1J het aanbreken van den dag was
het schip omringd van prauwen met
inlanders, die de bemanning hielpen
een deel van de lading te bergen
Maair het schip was niet vlot te krij
gen en werd vijf dagen later prijs ge
geven. Op het eiland werd de schip
breuk als een heuglijke gebeurtenis
gevierd, want zij bracht redding uit
hongersnood. De menschen zagen er
dan ook uitgeteerd uit. De radja van
het eiland liet zijn onderdanen voor
de bemanning van het schip krijgs
dansen uitvoeren en een besten dag
werd er feestgevierd. Na een week
tijds kwam een ander stoomschip d#
bemanning van het gestrande schip
halen. Dit schip, slechts twee jaar
oud, en de kostbare Lading werd aan
de dankbare eilandbewoners achter
gelaten. Zes man van de Dryffyn Ma«
nor zij® nu in Engeland aangeko
men en hebben het verhaal gedaan.
VEELEISCHEND.
Tooneelspeler (bij een armelijke®*
rondtrekkende® troep). Directeur
kunt u me een klein voorschot gak
ven? Ik moet wat eten koopem
Directeur. Zool Ik dacht, dot K
u toch gistere® nog pas had rie®
eten.
HAARLEMSCHE DAMCLUB*
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te rlchterS
ean den Heer J. Meyer, Kruisstraat
84. Tetephoon 1543.
PROBLEEM Na 67-
Motto „Slagzert".
Zwart
Zwart
Wit
Wit
IchljM ooi 1, 5, 8 7, 8, 0, 10, 12, 18, 14, 15, 16. 17 19, 23, 24 «n 29
«chlivaa <jp 25, 26, 87, 28, 30,- 31, 32, 34, 85, 37. fe, S9, 40, 44 45 «n 4^