nieuw pak koopt, an misschien to *t ook voldoende voor een overjas en een hoed; men ziet het in de voor jaarszon zoo heel duidelijk, wat er aan mankeert..... Anneke, was alles, wat de man «ei, en nog een» Anneke, maar hij moest deze voorjaarszon hier ook wed In de donkere gong zien, want zijn oogon schitterden plotseling, alsof er een vreugdevuur in ontstoken was. JN. v. 't N.) Buiten het Venster. Als een stuk overgebleven roman tiek lag het nauwe Zonneechijnsteeg- je, te midden van het moderne stra ten complex. Zijn naam had bet zeker als troost gekregen, want oveir al te veel zon hadden de kleine grauwe huizen zich beslist niet te beklagen. liet hoekhuis zag er nog onoogelij- toer uit, daar het met zijn scheef dak tegen een flink gebouw van vier ver diepingen was aangebouwd. Doch achter de kleine venstens prijkte zulk een bloemanschat dat menig voor bijganger verwonderd bleef staan. En dan zag hij nog het witte stuk carton, dat half verborgen achter die bloeien de fuchsia's voor liet venster Iiing en bet volgende opschrift droeg: „Hier wordt dames- en beoran- waschgoed netjes genaaid. Complete uitzetten en luiermandartikelen. 'Binnen in de witgeschuurde kamer met het licht-biauwe behangsel snor den twee naaimachines. Voor de eene zat juffrouw Regin© Timming, eer flinke veertigjarige vrouw, met ban den, die het werken verrieden, en aan de andere Truitje Timming. Ze had het hoofd zoo diep voorover gebogen, dat men niets anders van haar zag dan een fijn neusje en een dikken bruinen haardos. De moeder had reeds een paar mar len naar haair gekeken, nu list zij de machine iets langzamer loopen reide scherp: Nu, Truitje, wat is er? Ben je weer eens aan 't droumen?" Truitje zag verschrikt op en streek rich de haarlokken uit het gezicht Ach moeder, ik... ik dacht maar. Bij het naaien wordt niet ge dacht. Juffrouw Timming was opgestaan en keek ontevreden naar het fijne ba tist, dat Truitje op de machine had. Daar komen alleen ongelukkige steken van en klaar wordt het niet. Maak voort meisje vanavond moet je het nog naar Mollhufen brengen. Maar Truitje deed geen pogingen om voort te maken. Ze hield dé prachtige met breede kanten gegarneerde baljapon pein zend voor zich, Deze zou ik willen behouden... aantrekken... niet alleen naaien. Juffrouw Timming keek haar lachend aan en antwoordde gelaten: Dat mankeert er nog maar aanl Met echte Valenciennos-kant. Woes blij, dat je nog katoen kunt krijgen. Truitje zweeg ee noogonblik. Daar na zuchtte ze zwaar en het kwam diep uit haar hart vandaan: He, moeder, wat moeten die rij ke menschen toch onuitsprekelijk ge lukkig zijn. Hoe ik ze benijd, moeder, dat kunt ge niet begrijpen. Die kun nen in de winkels gaan en allerlei dingen koopen die hebben parketvloe ren in hunne woningen en electrisch ïicht en dikke tapijten en wij, wij hebben immers niets, wij kunnen voor het venstar staan en zien hoe mooi het er binnen uitziet, altijd al leen, voor het venster, het geheele leven lang... En bij de laatste woorden verhief zij haar stem, om daarna in luid snikken uit te barsten. Juffrouw Timming ging opstaan en tikt© bow met den vingerhoed op de tafel. Je hebt gelijk huil maar. Het is ook om te huilen, dat je zulk een dom vrouwspersoon bent. Lijdt je ge brek? Eten krijg je genoeg, gezond ben je, Goddank, en een flinken man krijg je ook wel, wanneer het zoover is. Heeft de mensch dan mooie klee- ren noodig om gelukkig te zijn? Toen er over een „Hinken man" gesproken werd, was Truitje vuur rood geworden. Nu ja eeai aar dige jongen was Hein, zeker maar slechts bankwerker. In ieder geval ze wilde de zaak nog eens rijpelijk overleggen. Nu flink op, meisje er is haast iij. Juffrouw Timming deed voorzich tig eeu vel zijdepapier over de sneeuw witte pracht. En vraag of er ook nog verande ringen aangebracht moeten worden. En ze pakte Truitje bij liet oor en trok er zachtjes aan voor tien uur ben je weer thuis, begrepen. Truitje krulde de f< ^sche lippen. Best, moeder. Ik kom direct te rug. Ze had wel is waar met Hein om de nhoek afgesproken, maar hij kon wachten. Zoo'n armzalige bankwer ker. Toen zij op straat kwam, brandden de lantaarns reeds en haar weg was tamelijk lang. Ze versnelde haar pas, doch op de Nieuwe Markt bij het ho tel Dresden ging liet zoo snel niet Daar was heden bal masqué een looper lag over het trottoir, rijtuigen reden voor ze moet toch een oogen blik blijven staan. Juist steeg een in rood atlas ge~ kleede dame uit Haar cavalier, elegant met brui oen puntbaard en mooi gelaat, keek de toescbouwere lachend aan en streek Truitje, die direct vooraan stond, over de wang. Nu, lief 8chatje, hoe vind je be»t? Boos stiet Truitje zijn hand weg, waarop zij zich verwijdende. Wat een akelige, gemeen e vont Geheel buiten adem kwam ze lm de Keizer Laan voor do villa Mollhufen. De breede marineren trap met deu blauwen pluche looper scheen haar het begrip te zijn van alle voornaam heid een dan de kamer waarin se wachten moest! Och, och, wat was dat mooi! Alle meubelen wit met emalLö gouden stireepeu en voor de vensters kanten gordijnen, die men best als balkleed kon aantrekken. Truitje was zoo in het kijken ver diept, dat ze Regane Mollhufen geheel niet had hoaretu binnenkomen. Eerst door het zachte kuchen schrikte ze op en stamelde een ver ontsch uldigiing. laar bijna waren de woorden haair In de keel blijven steken. Dat was <i(e bezitster van het witgouden paradijs en van de heer lijke kanten? 0, je. Met medelijn den beschouwde ze de lange magere figuur, de vale teint en het dunne blonde haar. En daarop begon 7e met uit te pak ken, met liet onzekere gevoel, als moest ze het bieeke meisje een groot p. ui zier doen. Het werd echter weer een ontnuch tering. Regiaa Mollhufen :iet nauwelijks merken, dat ze pleizier had aan de fraaie dingen, die haar werden voor gelegd. Ja, ze had nog wel allerlei aanmerkingen te maken. En een zoo doffe onverschilligheid lag in haar toon, dat Truitje zich in stilte ver wandelde en ergerde. Dus, niet waar, juffrouw de afgesproken veranderingen worden nog gemaakt? Zeer spoedig als 't mogelijk is Eten licht hoofdknikken, dan klapte de deur en Truitje was alleen. Ze zocht haastig de zaken, die ze weer medenemen moest, bij elkaar, doch ze kon niet nalaten het kristal len garnituur op de toilettafel te be wonderen. Daar stond ook een foto- graphie van een heer o, zeker de verloofde. Die zag er flink uk. Maar ze schrikte dien had ze toch ergens eerder gezien. De spitse baard die lachende oogen ja, dat was die onbeschaamde heer van zooeven, van het hotel „Dresden". En die... nu Zoo gauw mogelijk nam zij haar carton non doos en maakte dat ze uit de kamer kwarn. Nog geheel onder den indruk van hare ontdekking liep zij door de gang en opende een gla zen deur, in de meening, dat ze aan naar buiten kon komen. Doch daar was plotseling een zaal met hooge vensters, bloemen en palmen.... Aarzelend bleef ze staan. Terugkeeren Maar daar aan de overzijde, die deur leidde zeker naar den voortuin ze wilde toch eerst probeeren of ze daar niet. door kan. Juist legde ze de hand op de kruk en bemerkte dat de deur gesloten was, toen ach, wat was dat schrik ken I Stemmen klonken in de nabij heid luide heftige stemmen instinctmatig verborg Truitje zich achter eenige planten. Wanneer zij hier nu gezien werd wat moesten de mensehen van haar den-ken. Neen, liever wilde ze wachten, misschien gingen ze direct - Ik begrijp je in het geheel niet, Regina. Je houding is kinderachtig en ondankbaar ja, ondankbaar heb ik gezegd. Je waart toch erg ge steld op Bruno FreijsLng, je w*ldet hem beslist hebben en nu loop je nog niet een verdrietig gezicht rond, waar hij waar wij Waar <|ij liem toch voor mij ge kocht hebt. Niet waar, mama Re gina lachte bitter. Dat wil zeggen zijn naam hebt ge voor mij gekocht, want hij zelf.... bah Ze greep naar een der palmen en trok haar stuk. Regina. Jeje bent.... Ja, ja, mama. Ik ben dwaas overspannen ik weet het immers. Tevreden moest ik zijn, overgelukkig, omdat ik alles kan krijgen, wat i k hebben wil, tenminste alles, wat men voor geld kan koopen. Maar daarom ju'st heb ik geen vreugde zoo genoeg heb ik van alles, zoo genoeg. Ik zeg u, mama, de meisjes, die Zondags in de „Fran kenburg'' dansen met haar bemin den, die benijd ik. Die weten ten minste nog wat leven is. En ik van huis iu het rijtuig, van het rijtuig weer in huis buiten in de wereld, waarvan ik niets weet, die mooie, vroolijke, aanlokkelijke wereld en ik moet aan het venster staan ai- tijd aan liet venster.... Ze weende luid, sloeg de handen voor het gezicht en snelde weg. De moeder volgde haar met een „ange looflijk, ongelooflijk" en wierp de deur met een luiden slag achter zich dicht. Een oogenblik luisterde Truitje neg met ingehouden adem, dan sloop ze ■op ha re teenen de gang langs. Gelukkig, de deur voerde naar bui ten en een o ogenblik later liep ze op straat. De lange Hein was ten hoogste verwonderd en aangenaam verrast, toen Truitje, die hem tot nu toe steeds koel behandeld had, plotseling ge heel buiten adem op hem toe kwam loopen en hem lief in den arm nam. En toen Ti-uitje des avonds het bruin gelokte hoofd in de bomtge- bloemde kussens drukte, zei ze na denkend - Moeder weet ge ik geloof, dat buiten het venster staan nog plei- zieriger is dan er binnen. („Centr.") Be Barbierszaak. Hierbij heb ik de eer, het ge achte publiek mee te deelen, dat ik van heden af Ln de Nieuw straat No. 7 een scheer- en friseersaian heb geopend. Het zal mijn ijverig streven Eïjn, door prompte en nette bedie- nins: het vertrouwen en de minst mijner meÖehurgeiB te ven. Hoogachtend, üw dienaar, KAREL STOPPELMAN, Coiffeur en frieeur. Deze kennisgeving brachten eanige jongens in alle huizen der stad en schoven die onder alle deuren, onver schillig of er een oude jongejuffrouw in hutode. Men kon nooit weten. Er zijn mannen, die nooit een baard krijgen en vrouwen, die hem nimmer kwijt kunnen worden. Barbier Stoppelman stond onder- tusschen in zijn salon, en zétte al zijn fles ah jas en doosjes mooi op 'n rijtje en begon zijn krant te lezen. Toen hij op deze mandor ongeveer drie uur had doorgebracht, zander dat er een klant was gekomen, begon hij uit verveling zich zelf te scheren. Juist had hij zich Ingezeept en het mes aangezet, toen de eerste klant kwam. Voorzichtig keek diie door de half geopende deur en trok zdch daar- na bescheiden terug, ofschoon de on- gelukkige barbier wanhopig riep Treed toch binnen, mijnheer, u wordit aanstonds geschoren. Te iaat. De klant holde weg. alsof furiën hem nazaten, alsof hij een kassier was, die bij zijn vlucht drin gend verandering van gelaat noodig had. j Boos krabde de barbier verder en wies oh daarna zij,n gezicht af. Daar naderde thans een heer, die scheen te willen binnentreden. Eerst echter wierp hij nog een onderzoekenden blik door het venster naar den muur. Zaterdagavond, mompelde hij, en geen enkele hoed hangt aan den kapstok. Dat werpt geen goed licht op de zaak. Hij ging voorbij. De barbier had den blik van den heer opgevangen en begrepen. Hij mompelde iets tusschen zijn tanden, rukte een kast open en haalde daar uit een sporipet, een strooien en een vilten hoêd en een „hooge". Alle klassen der maatschappij zijn thans vertegenwoordigd, ze'de hij bevredigd, terwijl hij de hoeden op den kapstok hing. Op hetzelfde oogenblik kwam weer eeu heer nader reeds zette de barbier den stoel recht, toen ook de derde voorbij ging. Een blik op den kapstok- had hein de overtuiging verschaft, dat het daar binnen „zeer druk" was en hij dus vooreerst niet klaar zou zijn. Opnieuw werd de deur geopend en een elegant heer treedt binnen. Haar knippen of scheren vraagt de ongeduldige barbier, nog vóór de elegante heer zijn groet had uitgesproken. Ik kom vain de firma Boilen en Zn. en wensch u „Barthénden" te offreeren. Gij zult onze firma als.... Niets, niets 1 bromde Stoppel man, hier hebben de menschen geen baarden, en degenen, die baard hebben, komen niet bij mij. Morgen sluit ik weer. Verontschuldig mij, zei de reizi ger, en ging. Buiten stiet hij op een heer, die juist wilde binnenstappen. W ilt gij u hier laten scheren vroeg hij. Ja, antwoordde de andere. Is "t erg druk Dat niet, maar de barbier heeft mij zoo juist verklaard, dat hij mor gen wilde sluiten. Zoo? Ook deze ging voorbij. Hij ging en vertelde, dat de nieuwe coiffeur mor gen weer zijn zaak sloot, en die het hoorde, vertelde het verder. Des avonds, toen de barbier zijn winkel sloot, had hij één menscih geschoren, en dait was hij zelf. Den volgenden morgan ging het reeds beter. Toen kwaru al heel vroeg een man zander boord, zette zich breed in den stoel en zei Wel, hoe gaat het m de zaak 0, meende de barb'er, voor het begin gaat het nog al. Zoo t Is een slechte wijk hier.... De zakenmenschen hier moe ten elkaar helpen en ondersteunen.... Ik heb hier no. 3 een café, en ik hoop dat gij u ook eens zult laten zein. Zeker 1 Natuurlijk I Zoodra mijn zaak mij tijd laat 1 Goeien morgen Het volgend oogenblik trad de huisbaas b'-nnen, die gisteren van zijn balkon af zes uren lang naar den winkel had gekeken, om het be zoek gade te slaan en te overleggen, of hij de huur zou opslaan of wel hein de huur zou opzeggen, vóór de nieuwe huurder er tusschen uit trok. De angst dat hij zijn huur niet zou krijgen, had hem naar den scheer winkel gedreven. Haarknippen of scheren vroeg Stoppelman. Thans eerst dacht de hu'sbaas er aan, dat hij eigenlijk geen van beide noodig had, want hij had zich om den ouden barbier, die vroeger in zijn huis woonde, te houden, zóó dikwijls laten scheren en friseenen, dat hem nauwelijks nog een haartje was ge bleven Hebt gij „Bartbmden Vroeg hij in zijn verlegenheid. t Spijt me, ze zijn nog nieifc aan gekomen, er zijn reeds verscheidene hoeren om geweest, en ik heb er reeds om getelefoneerd. Het spijt mij erg, maar wellicht een fleschje brillan tine Nee, daar houd ik niet van. Ik kom wel eens terug.... Goeden mor gen.... Opnieuw ging de deur open. Haarknippen of.... Kost het Zondags meer Neen, mijnheer I Dan kunt gij mijn haar wel een beetje kortwieken, maar een beetje vlug. Ik lieb namelijk hiernaast een bloemenzaak, en indien gij wat noo dig hebt, de eene hand wascht de an dere Zeker, mijnheer, hoe is uw naam ook weer Mijn naam is Nieuwman. Zeker, mijnheer Nieuwman Wie volajt De volgende klant was een groen- tenhandelaar uit de buurt. Na deze kwam een winkelier m sigaren, een bloemenhandelaar, een kruidenier en nog meer zakenmenschen. Allen spra ken van de slechte tijden van de wijk, waar zoo weinig te doen was, en gingen heen, nadat zij den bar bier hun zaak warm hadden aanbe volen. De volgende dagen waren stü. en ook de Woensdag, die beter Had moe ten zijn, was niet beroemd. Op Zaterdagavond en Zondagoch tend kwamen weer een* gen van de zakenmenschen en toonden zich ver baasd, dat de barbier zich nog niet had laten zien. Dien Zondag dronk Stoppelman bij den restaurateur, die zich tweemaal voor 10 cent had laten scheren, twee glazen bier. Naar de anderen ging hij niét. Dientengevolge bleven ook dezen bij den barbier weg. De bloemenhandel aar, de schoen maker, de kruidenier en de kleerma ker vergaten eveneens terug te ko men. Zij hebben gelijk, zei de barbier grimmig tot zichzelf. Waarom be stel 5k ook niet iederen Zondag een nieuw pak, een bloemenruiker, en een naer schoenen Waarom ook niet Hebben zij zich niet iederen Zondag bij mij laten scheren Als nieuwe klanten kwamen twee dood lastenie ver amoiers. Zij Msrlang- den niet. dat hij zou sterven om hun een plezier te doen, maar indien hij bijgeval eens iets hoorde Het zal mij een genoegen zijn, zei de barbier. Maar daar hij in de eerste veertien dagen hun geen klanten zond, kwa men ook zij naett meer terug. In plaalts van hen kwam de huis baas, die zei, dat de „eerste" er reeds was geweest. Ja, drommels, gij hebt gelijk, r— zei de barbier. Verder zed hij niets. Gij hebt echter de huur nog niet betaald. Ja, daarin hebt gij ook gelijk. Weer ontstond een pauze. Wellicht kan ik ze aanstonds i meenemen. Ditmaal hebt gij niet geP**\ Ik moet namelijk eerst mijn teg: Tan de klanten incasseerenmorgen vroeg zult gij van mij hooren. De huisbaas liet zich geruststellen, ging naar zijn woniing en zat tot middernacht voor het venster, om te zien, of de man er niet van door ging. Maar dat viel dezen in het geheel niet in hij wachtte tot den morgen. Toen de huisbaas zoo tegen acht uur naar den winkel van den bar bier stapte, was de vogel gevlogen. Voor liet raam was een papier ge plakt met den volgenden inhoud „Het geëerde publiek deel ik hierbij mee. dat mijn zaak heden en de volgende jaren gesloten blijft. Mijn klanten bestonden uitsluitend uit menschen, die meer aan mij wilden verdienen dan ik aan hen kon verdienen. Ik moest dagelijks Ln drie res taurants, twee zeepzaken, drie slagerijen, twee bloemenwinkels, twee groentenzaken, vier bakke rijen, twee kleermakerijen, vijf schoenwinkels en in zeventien andere zaken gaan. Ik moest klant zijn en wilde toch klanten hebben. Ik moest honderd gulden uitgeven en kon er niet eens tien beuren. Graag had ik het ge daan. Maar daar kwamen twee doodkistenhaiwlelaars, die moest ik ook klandizie bezorgen 1 Ik wilde hun het genoegen doen en sterven Daar men mij echter niet in twee kisten zou hebben kunnen leggen, had ik den een toch geen voordeel kunnen geven. Jammer 1 Ik ware graag gestor ven, want ik had niets om te le ven Nu wil ik mij in de eenzaamheid begeven en er over nadenken, hoe ik de beide heeren zal kunnen be lieven. Tot weerziens Den volgenden dag kwamen de metselaars en veranderden den win kei in een gesloten huis. G.Hzg.") Hoe een dronken man de Btad kan redde;. „Uit het kwade komt het goede voort", zeggen de filosofen, en het is waar zelfs do dronkenschap, hoe verfoeilijk ze is, maakt hierop geen uitzondering. Hoe te Amsterdam in 1535 een dronken man de stad gered heeft, werd eens in de „Volksverma ken" lierhaald hier willen we eens vertellen, hoe in 1606 iets dergelijks te Sluis is gebeurd. De Sluizenaaxs hadden 's Zondags vroolijk hun kermisdag gevierd, en waren, de een vroolijker dan de an dere, maar allen inc-l een goede ver heuging te bed gegaan. En juist had de drommelsche Du Terrail, die Fransche Spanjool, dezen nacht uit gezocht om Sluis te overrompelen. Hij had liet slim overlegd, zoowe' wat tijd als plaats betrof hij kwam op een oogenblik, dat burger en sol daat hun kormisroes uitsliepen, en van een kant, waar niemand hem verwacht zou hebben. Er lag name lijk voor de Oostpoort een lange brug over het verdronken land, waarop vroeger oen wachthuis had gestaan, maar dat afgebrand cm niet her bouwd was. ,Dat behoeft niet", had de Com mandant Karei van der Noot gezegd, „daar zal nooit ds vijand komen, wij zijn er door een gordel van forten gedekt." Ja wel, Du Terratl kwam er toch hij was met 3600 man tusschen die forten doorgesliptzoo goede waclilt hadden de bezettingen dier forten gehouden 1 En heel Sluis sliep gerust, en droomde van geen gevaar. Du Terrail zond een deel van zijn volk naar de zuidzijde der stad. „Zoodra je den stadstoren één hoort slaan", zei hij tegen den kap;- tein, „maak je een loos alarm, en dan val ilt op de Oostpoort aan." De kapitein luisterde, maar hooide geen klokDn TerraR luisterde, maar hoonde klok noch alarm de stadstoren scheen ook kermis gehou den te hebben, en vergat hot slaan. De kapitein aan de zuidzijde dacht: „we zijn verklaptik hou me afcil, en als Ik wat hoor, maak ik, dat ik weg kom." Du Terrail dacht„geen klok? geen alarm ben *k in den val geloopan Wacht Karei van dar Noot me af, om, zoodra het dag wordt, me met alle macht op het lijf te vatten Odh neen de etao sliep en de klok sliep, Van der Noot sliep en de bur gerij sliep, de gamsche bezetting sliep en zelfs de schildwacht aan de poort sliep maar dat wist Dd Terra'! niet„die doodsche stilte kondigt een storm aan", dacht hij, en raakte geheel van zijn stuk. „Wil Van der Noot mij overvallen, dan zaJ ik hom vóór wezen 1" en hij liet eenige pe- tardters de gracht overzwemmen om de opgehaalde brug ie doen neèr- vallen. Juist begon een paard, dat bij de brug in een weide liep, zoo luid te hinneken, dat een schildwacht, dte op den wal lag to snorken, or half wakker van werd. „Laat maar voortgaan riep de schildwacht zonder zich etaaa op te richten, meeoemde dat makker hom had toegeroepen, <W. de ronde kwam, en sliep weer in. „Daar heb je 't al", dacht, Du Ter rail, „ze wachten ons maar ik zal voortgaan". En hij gelastte den petardters hun springbussen aan de poort te zetten, en den troepen, dicht aaneengesloten over de brug op te rukken, maar zijn zinnen waren zoo verward, dat hij de ptekenters voorop, on de musket- tiers tn de achterhoede ltet trekken. De paarden maakten een opening in de poort, groot genoeg om twee man tegelijk door te laten, maar te vens een knal, luid genoeg om de po art wacht te wekken, en die wacht was juist sterk genoeg om de gemaak te opening te versporren. Een koop man, die dicht bij de poort woonde, en ook wakker geworden was, bracht spoedig het heels garnizoen en de burgerij op de been en nu zag 't er voor Jantje van Spanje 1 cel ijk uil De lange brug voor de Oostpoort was volgepropt met soldaten, maar zij konden niets uitvoeren. De pieké» niers, die vooraan stonden, en tof een mikpunt voor de kanonnen en musketten op de wallen strekten, drongen achteruit de muskeUiers, die achteraan stonden, werden door Du Terrail vooruit gedreven, en zoo drongen die arme Spekken 1) elkan der plat. Het werd een ijseiijke verwarring honderdon Spanjaards wee Jen neèr- geschoten, andere honderden smoor den in de gracht, nogmaals honder den vertrapten elkander, en de rest koos het hazenpad. Dit laatste deed Du Terrail ookmaar later gaf hij, om zijn krijgsmanseei te red tien, de schuld van hei mislukken van den aanslag aan een igen zijner kapiteins, die or mot den kop voor moesten boe ten. Sluis was behouden dat had het stilstaan der klok gedaan. Maar hoe kwam liet, dat die klok zoo toevallig st'll bleef staan Dat had men aan een dronken ker mishouder te danken, die 's avonds te tien uur naar boven gegaan was, om 't uurwerk op te winden, en het slagwerk o verwond en had. Doch aan wien de eer van dat feit mort worden toegekend, daarover zijn de historie schrijvers 't nog niet eens, de een noemt dein Koster der Groote Kerk, de ander den zoon van den Stads- klokkesteller. Maar of dö een of do onder gelijk heeft, 't was in ollen gevalle eetf dronken main, die de stad gered had. Lu. CL") 1) Spek was de scheldnaam van een Spanjaard. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den Heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. PROBLEEM No. 59, van B. Zwart Zwart. Schijven op 4. 5, 8, 10, 12, 15, 22, 25 en dam op 16, Wit Schijven op 14, 19, 21, 24, 29, 33, 35, 38 en 40. PROBLEEM Nö. van M. Zwart YFit Zwart. Schijven op4, 6, 8, 9, 10, 11, 15, 18, 20, 23 en 85. Wit. Schijven op 21, 24, 29, 32, 33, 3-4. 38 en 45. Oplossingen worden ingewacht aan bovengenoemd adres, uiterlijk tot Woensdag 23 dezer. Oplossing van probleem No. 55 van den auteur: Wit 34 - 30, 40 29, 27 - 21, - 33, 32 5, 5 1, 1 27! Tweede oplossingWit 35 - 30, 34 - 29, 27 - 21, 38 - 33, 32 1. 1 27, 27 1! of 1 49. 49 241 Goede oplossing ontvangen van de heeren L. F. Wiegman te SchevenitL- gen, F. M. van der Werff, J. F. Spanjaard, P. Geldorp, Patri,zio Otto- limi, C. Serodini, R. Bouw, D. G. Ko ning, W. J. A. Matla, Jolis. Blom, J. Jacobsan Azn. Oplossing van probleem No. 56 van den auteur: Wit 44 - 40. 35 - 30, 42 - 38, 12 - 7, 14 - 9, 10 8, 24 46! Goede oplossing ontvangen ven de heeren F. M. van der Werff, J. F. Spanjaard, P. Geldorp, Patrizio Otto- lint, C. Serodimi, R. Bouw, D. G. Ko ning, W. J. A. Matla, J. Jacobsan Azn. Het Bestuur van den Nationaten Dambond zendt ons het volgende ter plaatsing „Verschillende bladen namen dezer dagen een bericht op, dat door den Aigomeenen Nederland- schen Dambond een nationale clubwcdrtr'.id is uitgeschreven om het kampioenschap van Neder land. Wij wenschen er op te wijzen, dot deze Bond slechts bestaat uit een 3-tal vereenigingen, circa 60 leden. De 18 vereen igingen, aan gesloten bij den Nationaten Dam bond. vertegenwoordigende ruim 500 dammers, namen aan dezen wedstrijd geen deed, zewdat Ne6 spelen om een „Kampioenstitel" niet au serieux moet worden ge nomen. Namens het Bestuur van deril Natiomaian Dambond, HENRI J. v. d. BROEK, le Secretarie. Dit schrijven zonden wij aan hel bestuur van den ALgemeenen Neder» landschen Dambond, waarop wij bel volgende antwoord ontvingen „Hooggeachte Redactie. Wilt als antwoord op het bericht van den Nationalen Dambond heM volgende plaatsen. Wat toch is de zaak Door den' Algemeen en Ned er landschen Dam bond is begin April langs geheel offi cier ten weg een nationaten clubs» wedstrijd om het kampioenschap voor Nederland uitgeschreven. Dtt to zijn recht, niet waar Of zou hot be stuur van den Nationalen Dambond m9caien, dat daarbij de offiéieele weg niet is bewandeld, en de A. N. D. heeft gehandeld zooals „de Nationale Dambond' in officieele damzakea geregeld durft te doen Dit openlijk hst publiek mededeel en, en wel zon der inslnueeren, ware uan zijn plicht Over de onbeduidendheid van den' A. N. D„ tegenover dien grooten Na tionaten Dambond, wenschen wij slechts te verwijzen naar de parallel „David en de Reus". Fn waar de Na tionale Dambond wijst op het leden aantal, waaruit de lezers njoeten op maken, alsof elke bij den A. N. D. aangesloten veroaniging afzcrderlijk nog geen 20 leden zou tellen, en elke club van den Nationalen Bond, min stens 30 leden beziit, hierop zullen de lezers zelf bij een weinig nadenken, het juiste antwoord wel vinden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 12