nieuw pak koopt, an misschien to *t
ook voldoende voor een overjas en
een hoed; men ziet het in de voor
jaarszon zoo heel duidelijk, wat er
aan mankeert.....
Anneke, was alles, wat de man
«ei, en nog een» Anneke, maar hij
moest deze voorjaarszon hier ook wed
In de donkere gong zien, want zijn
oogon schitterden plotseling, alsof er
een vreugdevuur in ontstoken was.
JN. v. 't N.)
Buiten het Venster.
Als een stuk overgebleven roman
tiek lag het nauwe Zonneechijnsteeg-
je, te midden van het moderne stra
ten complex. Zijn naam had bet zeker
als troost gekregen, want oveir al te
veel zon hadden de kleine grauwe
huizen zich beslist niet te beklagen.
liet hoekhuis zag er nog onoogelij-
toer uit, daar het met zijn scheef dak
tegen een flink gebouw van vier ver
diepingen was aangebouwd. Doch
achter de kleine venstens prijkte zulk
een bloemanschat dat menig voor
bijganger verwonderd bleef staan. En
dan zag hij nog het witte stuk carton,
dat half verborgen achter die bloeien
de fuchsia's voor liet venster Iiing en
bet volgende opschrift droeg:
„Hier wordt dames- en beoran-
waschgoed netjes genaaid. Complete
uitzetten en luiermandartikelen.
'Binnen in de witgeschuurde kamer
met het licht-biauwe behangsel snor
den twee naaimachines. Voor de eene
zat juffrouw Regin© Timming, eer
flinke veertigjarige vrouw, met ban
den, die het werken verrieden, en
aan de andere Truitje Timming.
Ze had het hoofd zoo diep voorover
gebogen, dat men niets anders van
haar zag dan een fijn neusje en een
dikken bruinen haardos.
De moeder had reeds een paar mar
len naar haair gekeken, nu list zij de
machine iets langzamer loopen
reide scherp:
Nu, Truitje, wat is er? Ben je
weer eens aan 't droumen?"
Truitje zag verschrikt op en streek
rich de haarlokken uit het gezicht
Ach moeder, ik... ik dacht maar.
Bij het naaien wordt niet ge
dacht.
Juffrouw Timming was opgestaan
en keek ontevreden naar het fijne ba
tist, dat Truitje op de machine had.
Daar komen alleen ongelukkige
steken van en klaar wordt het niet.
Maak voort meisje vanavond moet
je het nog naar Mollhufen brengen.
Maar Truitje deed geen pogingen
om voort te maken.
Ze hield dé prachtige met breede
kanten gegarneerde baljapon pein
zend voor zich,
Deze zou ik willen behouden...
aantrekken... niet alleen naaien.
Juffrouw Timming keek haar
lachend aan en antwoordde gelaten:
Dat mankeert er nog maar aanl
Met echte Valenciennos-kant. Woes
blij, dat je nog katoen kunt krijgen.
Truitje zweeg ee noogonblik. Daar
na zuchtte ze zwaar en het kwam
diep uit haar hart vandaan:
He, moeder, wat moeten die rij
ke menschen toch onuitsprekelijk ge
lukkig zijn. Hoe ik ze benijd, moeder,
dat kunt ge niet begrijpen. Die kun
nen in de winkels gaan en allerlei
dingen koopen die hebben parketvloe
ren in hunne woningen en electrisch
ïicht en dikke tapijten en wij, wij
hebben immers niets, wij kunnen
voor het venstar staan en zien hoe
mooi het er binnen uitziet, altijd al
leen, voor het venster, het geheele
leven lang...
En bij de laatste woorden verhief
zij haar stem, om daarna in luid
snikken uit te barsten.
Juffrouw Timming ging opstaan
en tikt© bow met den vingerhoed op
de tafel.
Je hebt gelijk huil maar. Het
is ook om te huilen, dat je zulk een
dom vrouwspersoon bent. Lijdt je ge
brek? Eten krijg je genoeg, gezond
ben je, Goddank, en een flinken man
krijg je ook wel, wanneer het zoover
is. Heeft de mensch dan mooie klee-
ren noodig om gelukkig te zijn?
Toen er over een „Hinken man"
gesproken werd, was Truitje vuur
rood geworden. Nu ja eeai aar
dige jongen was Hein, zeker maar
slechts bankwerker.
In ieder geval ze wilde de zaak
nog eens rijpelijk overleggen.
Nu flink op, meisje er is haast
iij.
Juffrouw Timming deed voorzich
tig eeu vel zijdepapier over de sneeuw
witte pracht.
En vraag of er ook nog verande
ringen aangebracht moeten worden.
En ze pakte Truitje bij liet
oor en trok er zachtjes aan voor
tien uur ben je weer thuis, begrepen.
Truitje krulde de f< ^sche lippen.
Best, moeder. Ik kom direct te
rug.
Ze had wel is waar met Hein om
de nhoek afgesproken, maar hij kon
wachten. Zoo'n armzalige bankwer
ker.
Toen zij op straat kwam, brandden
de lantaarns reeds en haar weg was
tamelijk lang. Ze versnelde haar pas,
doch op de Nieuwe Markt bij het ho
tel Dresden ging liet zoo snel niet
Daar was heden bal masqué een
looper lag over het trottoir, rijtuigen
reden voor ze moet toch een oogen
blik blijven staan.
Juist steeg een in rood atlas ge~
kleede dame uit
Haar cavalier, elegant met brui
oen puntbaard en mooi gelaat, keek
de toescbouwere lachend aan en
streek Truitje, die direct vooraan
stond, over de wang.
Nu, lief 8chatje, hoe vind je be»t?
Boos stiet Truitje zijn hand weg,
waarop zij zich verwijdende.
Wat een akelige, gemeen e vont
Geheel buiten adem kwam ze lm de
Keizer Laan voor do villa Mollhufen.
De breede marineren trap met deu
blauwen pluche looper scheen haar
het begrip te zijn van alle voornaam
heid een dan de kamer waarin se
wachten moest! Och, och, wat was
dat mooi! Alle meubelen wit met
emalLö gouden stireepeu en voor de
vensters kanten gordijnen, die men
best als balkleed kon aantrekken.
Truitje was zoo in het kijken ver
diept, dat ze Regane Mollhufen geheel
niet had hoaretu binnenkomen. Eerst
door het zachte kuchen schrikte ze
op en stamelde een ver ontsch uldigiing.
laar bijna waren de woorden haair
In de keel blijven steken.
Dat was <i(e bezitster van het
witgouden paradijs en van de heer
lijke kanten? 0, je. Met medelijn
den beschouwde ze de lange magere
figuur, de vale teint en het dunne
blonde haar.
En daarop begon 7e met uit te pak
ken, met liet onzekere gevoel, als
moest ze het bieeke meisje een groot
p. ui zier doen.
Het werd echter weer een ontnuch
tering.
Regiaa Mollhufen :iet nauwelijks
merken, dat ze pleizier had aan de
fraaie dingen, die haar werden voor
gelegd. Ja, ze had nog wel allerlei
aanmerkingen te maken. En een zoo
doffe onverschilligheid lag in haar
toon, dat Truitje zich in stilte ver
wandelde en ergerde.
Dus, niet waar, juffrouw de
afgesproken veranderingen worden
nog gemaakt? Zeer spoedig als 't
mogelijk is
Eten licht hoofdknikken, dan klapte
de deur en Truitje was alleen.
Ze zocht haastig de zaken, die ze
weer medenemen moest, bij elkaar,
doch ze kon niet nalaten het kristal
len garnituur op de toilettafel te be
wonderen. Daar stond ook een foto-
graphie van een heer o, zeker de
verloofde.
Die zag er flink uk.
Maar ze schrikte dien had ze
toch ergens eerder gezien. De spitse
baard die lachende oogen ja,
dat was die onbeschaamde heer van
zooeven, van het hotel „Dresden".
En die... nu
Zoo gauw mogelijk nam zij haar
carton non doos en maakte dat ze uit
de kamer kwarn. Nog geheel onder
den indruk van hare ontdekking liep
zij door de gang en opende een gla
zen deur, in de meening, dat ze aan
naar buiten kon komen. Doch daar
was plotseling een zaal met hooge
vensters, bloemen en palmen....
Aarzelend bleef ze staan.
Terugkeeren
Maar daar aan de overzijde, die
deur leidde zeker naar den voortuin
ze wilde toch eerst probeeren of
ze daar niet. door kan.
Juist legde ze de hand op de kruk
en bemerkte dat de deur gesloten
was, toen ach, wat was dat schrik
ken I Stemmen klonken in de nabij
heid luide heftige stemmen
instinctmatig verborg Truitje zich
achter eenige planten.
Wanneer zij hier nu gezien werd
wat moesten de mensehen van
haar den-ken. Neen, liever wilde ze
wachten, misschien gingen ze direct
- Ik begrijp je in het geheel niet,
Regina. Je houding is kinderachtig
en ondankbaar ja, ondankbaar
heb ik gezegd. Je waart toch erg ge
steld op Bruno FreijsLng, je w*ldet
hem beslist hebben en nu loop je nog
niet een verdrietig gezicht rond, waar
hij waar wij
Waar <|ij liem toch voor mij ge
kocht hebt. Niet waar, mama Re
gina lachte bitter. Dat wil zeggen
zijn naam hebt ge voor mij gekocht,
want hij zelf.... bah
Ze greep naar een der palmen en
trok haar stuk.
Regina. Jeje bent....
Ja, ja, mama. Ik ben dwaas
overspannen ik weet het immers.
Tevreden moest ik zijn, overgelukkig,
omdat ik alles kan krijgen, wat i k
hebben wil, tenminste alles, wat men
voor geld kan koopen.
Maar daarom ju'st heb ik geen
vreugde zoo genoeg heb ik van
alles, zoo genoeg. Ik zeg u, mama,
de meisjes, die Zondags in de „Fran
kenburg'' dansen met haar bemin
den, die benijd ik. Die weten ten
minste nog wat leven is. En ik van
huis iu het rijtuig, van het rijtuig
weer in huis buiten in de wereld,
waarvan ik niets weet, die mooie,
vroolijke, aanlokkelijke wereld en
ik moet aan het venster staan ai-
tijd aan liet venster....
Ze weende luid, sloeg de handen
voor het gezicht en snelde weg. De
moeder volgde haar met een „ange
looflijk, ongelooflijk" en wierp de
deur met een luiden slag achter zich
dicht.
Een oogenblik luisterde Truitje neg
met ingehouden adem, dan sloop ze
■op ha re teenen de gang langs.
Gelukkig, de deur voerde naar bui
ten en een o ogenblik later liep ze op
straat.
De lange Hein was ten hoogste
verwonderd en aangenaam verrast,
toen Truitje, die hem tot nu toe steeds
koel behandeld had, plotseling ge
heel buiten adem op hem toe kwam
loopen en hem lief in den arm nam.
En toen Ti-uitje des avonds het
bruin gelokte hoofd in de bomtge-
bloemde kussens drukte, zei ze na
denkend
- Moeder weet ge ik geloof,
dat buiten het venster staan nog plei-
zieriger is dan er binnen.
(„Centr.")
Be Barbierszaak.
Hierbij heb ik de eer, het ge
achte publiek mee te deelen, dat
ik van heden af Ln de Nieuw straat
No. 7 een scheer- en friseersaian
heb geopend.
Het zal mijn ijverig streven
Eïjn, door prompte en nette bedie-
nins: het vertrouwen en de minst
mijner meÖehurgeiB te
ven.
Hoogachtend,
üw dienaar,
KAREL STOPPELMAN,
Coiffeur en frieeur.
Deze kennisgeving brachten eanige
jongens in alle huizen der stad en
schoven die onder alle deuren, onver
schillig of er een oude jongejuffrouw
in hutode. Men kon nooit weten. Er
zijn mannen, die nooit een baard
krijgen en vrouwen, die hem nimmer
kwijt kunnen worden.
Barbier Stoppelman stond onder-
tusschen in zijn salon, en zétte al zijn
fles ah jas en doosjes mooi op 'n rijtje
en begon zijn krant te lezen.
Toen hij op deze mandor ongeveer
drie uur had doorgebracht, zander
dat er een klant was gekomen, begon
hij uit verveling zich zelf te scheren.
Juist had hij zich Ingezeept en het
mes aangezet, toen de eerste klant
kwam. Voorzichtig keek diie door de
half geopende deur en trok zdch daar-
na bescheiden terug, ofschoon de on-
gelukkige barbier wanhopig riep
Treed toch binnen, mijnheer, u
wordit aanstonds geschoren.
Te iaat. De klant holde weg. alsof
furiën hem nazaten, alsof hij een
kassier was, die bij zijn vlucht drin
gend verandering van gelaat noodig
had.
j Boos krabde de barbier verder en
wies oh daarna zij,n gezicht af. Daar
naderde thans een heer, die scheen
te willen binnentreden. Eerst echter
wierp hij nog een onderzoekenden
blik door het venster naar den
muur.
Zaterdagavond, mompelde hij,
en geen enkele hoed hangt aan den
kapstok. Dat werpt geen goed licht
op de zaak.
Hij ging voorbij.
De barbier had den blik van den
heer opgevangen en begrepen. Hij
mompelde iets tusschen zijn tanden,
rukte een kast open en haalde daar
uit een sporipet, een strooien en een
vilten hoêd en een „hooge".
Alle klassen der maatschappij
zijn thans vertegenwoordigd, ze'de
hij bevredigd, terwijl hij de hoeden
op den kapstok hing.
Op hetzelfde oogenblik kwam weer
eeu heer nader reeds zette de barbier
den stoel recht, toen ook de derde
voorbij ging. Een blik op den kapstok-
had hein de overtuiging verschaft,
dat het daar binnen „zeer druk" was
en hij dus vooreerst niet klaar zou
zijn.
Opnieuw werd de deur geopend en
een elegant heer treedt binnen.
Haar knippen of scheren
vraagt de ongeduldige barbier, nog
vóór de elegante heer zijn groet had
uitgesproken.
Ik kom vain de firma Boilen en
Zn. en wensch u „Barthénden" te
offreeren. Gij zult onze firma als....
Niets, niets 1 bromde Stoppel
man, hier hebben de menschen
geen baarden, en degenen, die baard
hebben, komen niet bij mij. Morgen
sluit ik weer.
Verontschuldig mij, zei de reizi
ger, en ging.
Buiten stiet hij op een heer, die
juist wilde binnenstappen.
W ilt gij u hier laten scheren
vroeg hij.
Ja, antwoordde de andere. Is "t
erg druk
Dat niet, maar de barbier heeft
mij zoo juist verklaard, dat hij mor
gen wilde sluiten.
Zoo?
Ook deze ging voorbij. Hij ging en
vertelde, dat de nieuwe coiffeur mor
gen weer zijn zaak sloot, en die het
hoorde, vertelde het verder. Des
avonds, toen de barbier zijn winkel
sloot, had hij één menscih geschoren,
en dait was hij zelf.
Den volgenden morgan ging het
reeds beter. Toen kwaru al heel vroeg
een man zander boord, zette zich
breed in den stoel en zei
Wel, hoe gaat het m de zaak
0, meende de barb'er, voor het
begin gaat het nog al.
Zoo t Is een slechte wijk
hier.... De zakenmenschen hier moe
ten elkaar helpen en ondersteunen....
Ik heb hier no. 3 een café, en ik hoop
dat gij u ook eens zult laten zein.
Zeker 1 Natuurlijk I Zoodra mijn
zaak mij tijd laat 1
Goeien morgen
Het volgend oogenblik trad de
huisbaas b'-nnen, die gisteren van
zijn balkon af zes uren lang naar
den winkel had gekeken, om het be
zoek gade te slaan en te overleggen,
of hij de huur zou opslaan of wel
hein de huur zou opzeggen, vóór de
nieuwe huurder er tusschen uit trok.
De angst dat hij zijn huur niet zou
krijgen, had hem naar den scheer
winkel gedreven.
Haarknippen of scheren vroeg
Stoppelman.
Thans eerst dacht de hu'sbaas er
aan, dat hij eigenlijk geen van beide
noodig had, want hij had zich om den
ouden barbier, die vroeger in zijn
huis woonde, te houden, zóó dikwijls
laten scheren en friseenen, dat hem
nauwelijks nog een haartje was ge
bleven
Hebt gij „Bartbmden Vroeg
hij in zijn verlegenheid.
t Spijt me, ze zijn nog nieifc aan
gekomen, er zijn reeds verscheidene
hoeren om geweest, en ik heb er reeds
om getelefoneerd. Het spijt mij erg,
maar wellicht een fleschje brillan
tine
Nee, daar houd ik niet van. Ik
kom wel eens terug.... Goeden mor
gen....
Opnieuw ging de deur open.
Haarknippen of....
Kost het Zondags meer
Neen, mijnheer I
Dan kunt gij mijn haar wel een
beetje kortwieken, maar een beetje
vlug. Ik lieb namelijk hiernaast een
bloemenzaak, en indien gij wat noo
dig hebt, de eene hand wascht de an
dere
Zeker, mijnheer, hoe is uw naam
ook weer
Mijn naam is Nieuwman.
Zeker, mijnheer Nieuwman
Wie volajt
De volgende klant was een groen-
tenhandelaar uit de buurt. Na deze
kwam een winkelier m sigaren, een
bloemenhandelaar, een kruidenier en
nog meer zakenmenschen. Allen spra
ken van de slechte tijden van de
wijk, waar zoo weinig te doen was,
en gingen heen, nadat zij den bar
bier hun zaak warm hadden aanbe
volen.
De volgende dagen waren stü. en
ook de Woensdag, die beter Had moe
ten zijn, was niet beroemd.
Op Zaterdagavond en Zondagoch
tend kwamen weer een* gen van de
zakenmenschen en toonden zich ver
baasd, dat de barbier zich nog niet
had laten zien.
Dien Zondag dronk Stoppelman bij
den restaurateur, die zich tweemaal
voor 10 cent had laten scheren, twee
glazen bier. Naar de anderen ging hij
niét.
Dientengevolge bleven ook dezen
bij den barbier weg.
De bloemenhandel aar, de schoen
maker, de kruidenier en de kleerma
ker vergaten eveneens terug te ko
men.
Zij hebben gelijk, zei de barbier
grimmig tot zichzelf. Waarom be
stel 5k ook niet iederen Zondag een
nieuw pak, een bloemenruiker, en
een naer schoenen Waarom ook
niet Hebben zij zich niet iederen
Zondag bij mij laten scheren
Als nieuwe klanten kwamen twee
dood lastenie ver amoiers. Zij Msrlang-
den niet. dat hij zou sterven om hun
een plezier te doen, maar indien hij
bijgeval eens iets hoorde
Het zal mij een genoegen zijn,
zei de barbier.
Maar daar hij in de eerste veertien
dagen hun geen klanten zond, kwa
men ook zij naett meer terug.
In plaalts van hen kwam de huis
baas, die zei, dat de „eerste" er reeds
was geweest.
Ja, drommels, gij hebt gelijk, r—
zei de barbier.
Verder zed hij niets.
Gij hebt echter de huur nog niet
betaald.
Ja, daarin hebt gij ook gelijk.
Weer ontstond een pauze.
Wellicht kan ik ze aanstonds i
meenemen.
Ditmaal hebt gij niet geP**\ Ik
moet namelijk eerst mijn teg: Tan
de klanten incasseerenmorgen
vroeg zult gij van mij hooren.
De huisbaas liet zich geruststellen,
ging naar zijn woniing en zat tot
middernacht voor het venster, om te
zien, of de man er niet van door
ging.
Maar dat viel dezen in het geheel
niet in hij wachtte tot den morgen.
Toen de huisbaas zoo tegen acht
uur naar den winkel van den bar
bier stapte, was de vogel gevlogen.
Voor liet raam was een papier ge
plakt met den volgenden inhoud
„Het geëerde publiek deel ik
hierbij mee. dat mijn zaak heden
en de volgende jaren gesloten
blijft. Mijn klanten bestonden
uitsluitend uit menschen, die
meer aan mij wilden verdienen
dan ik aan hen kon verdienen.
Ik moest dagelijks Ln drie res
taurants, twee zeepzaken, drie
slagerijen, twee bloemenwinkels,
twee groentenzaken, vier bakke
rijen, twee kleermakerijen, vijf
schoenwinkels en in zeventien
andere zaken gaan. Ik moest
klant zijn en wilde toch klanten
hebben. Ik moest honderd gulden
uitgeven en kon er niet eens tien
beuren. Graag had ik het ge
daan. Maar daar kwamen twee
doodkistenhaiwlelaars, die moest
ik ook klandizie bezorgen 1 Ik
wilde hun het genoegen doen en
sterven Daar men mij echter
niet in twee kisten zou hebben
kunnen leggen, had ik den een
toch geen voordeel kunnen geven.
Jammer 1 Ik ware graag gestor
ven, want ik had niets om te le
ven
Nu wil ik mij in de eenzaamheid
begeven en er over nadenken, hoe
ik de beide heeren zal kunnen be
lieven. Tot weerziens
Den volgenden dag kwamen de
metselaars en veranderden den win
kei in een gesloten huis.
G.Hzg.")
Hoe een dronken man
de Btad kan redde;.
„Uit het kwade komt het goede
voort", zeggen de filosofen, en het is
waar zelfs do dronkenschap, hoe
verfoeilijk ze is, maakt hierop geen
uitzondering. Hoe te Amsterdam in
1535 een dronken man de stad gered
heeft, werd eens in de „Volksverma
ken" lierhaald hier willen we eens
vertellen, hoe in 1606 iets dergelijks
te Sluis is gebeurd.
De Sluizenaaxs hadden 's Zondags
vroolijk hun kermisdag gevierd, en
waren, de een vroolijker dan de an
dere, maar allen inc-l een goede ver
heuging te bed gegaan. En juist had
de drommelsche Du Terrail, die
Fransche Spanjool, dezen nacht uit
gezocht om Sluis te overrompelen.
Hij had liet slim overlegd, zoowe'
wat tijd als plaats betrof hij kwam
op een oogenblik, dat burger en sol
daat hun kormisroes uitsliepen, en
van een kant, waar niemand hem
verwacht zou hebben. Er lag name
lijk voor de Oostpoort een lange brug
over het verdronken land, waarop
vroeger oen wachthuis had gestaan,
maar dat afgebrand cm niet her
bouwd was.
,Dat behoeft niet", had de Com
mandant Karei van der Noot gezegd,
„daar zal nooit ds vijand komen,
wij zijn er door een gordel van forten
gedekt."
Ja wel, Du Terratl kwam er toch
hij was met 3600 man tusschen die
forten doorgesliptzoo goede
waclilt hadden de bezettingen dier
forten gehouden 1 En heel Sluis sliep
gerust, en droomde van geen gevaar.
Du Terrail zond een deel van zijn
volk naar de zuidzijde der stad.
„Zoodra je den stadstoren één
hoort slaan", zei hij tegen den kap;-
tein, „maak je een loos alarm, en
dan val ilt op de Oostpoort aan."
De kapitein luisterde, maar hooide
geen klokDn TerraR luisterde,
maar hoonde klok noch alarm de
stadstoren scheen ook kermis gehou
den te hebben, en vergat hot slaan.
De kapitein aan de zuidzijde dacht:
„we zijn verklaptik hou me afcil, en
als Ik wat hoor, maak ik, dat ik weg
kom."
Du Terrail dacht„geen klok? geen
alarm ben *k in den val geloopan
Wacht Karei van dar Noot me af,
om, zoodra het dag wordt, me met
alle macht op het lijf te vatten
Odh neen de etao sliep en de klok
sliep, Van der Noot sliep en de bur
gerij sliep, de gamsche bezetting sliep
en zelfs de schildwacht aan de poort
sliep maar dat wist Dd Terra'!
niet„die doodsche stilte kondigt
een storm aan", dacht hij, en raakte
geheel van zijn stuk. „Wil Van der
Noot mij overvallen, dan zaJ ik hom
vóór wezen 1" en hij liet eenige pe-
tardters de gracht overzwemmen om
de opgehaalde brug ie doen neèr-
vallen. Juist begon een paard, dat bij
de brug in een weide liep, zoo luid
te hinneken, dat een schildwacht, dte
op den wal lag to snorken, or half
wakker van werd.
„Laat maar voortgaan riep de
schildwacht zonder zich etaaa op te
richten, meeoemde dat makker
hom had toegeroepen, <W. de ronde
kwam, en sliep weer in.
„Daar heb je 't al", dacht, Du Ter
rail, „ze wachten ons maar ik zal
voortgaan".
En hij gelastte den petardters hun
springbussen aan de poort te zetten,
en den troepen, dicht aaneengesloten
over de brug op te rukken, maar zijn
zinnen waren zoo verward, dat hij
de ptekenters voorop, on de musket-
tiers tn de achterhoede ltet trekken.
De paarden maakten een opening
in de poort, groot genoeg om twee
man tegelijk door te laten, maar te
vens een knal, luid genoeg om de
po art wacht te wekken, en die wacht
was juist sterk genoeg om de gemaak
te opening te versporren. Een koop
man, die dicht bij de poort woonde,
en ook wakker geworden was, bracht
spoedig het heels garnizoen en de
burgerij op de been en nu zag 't er
voor Jantje van Spanje 1 cel ijk uil
De lange brug voor de Oostpoort
was volgepropt met soldaten, maar
zij konden niets uitvoeren. De pieké»
niers, die vooraan stonden, en tof
een mikpunt voor de kanonnen en
musketten op de wallen strekten,
drongen achteruit de muskeUiers,
die achteraan stonden, werden door
Du Terrail vooruit gedreven, en zoo
drongen die arme Spekken 1) elkan
der plat.
Het werd een ijseiijke verwarring
honderdon Spanjaards wee Jen neèr-
geschoten, andere honderden smoor
den in de gracht, nogmaals honder
den vertrapten elkander, en de rest
koos het hazenpad. Dit laatste deed
Du Terrail ookmaar later gaf hij,
om zijn krijgsmanseei te red tien, de
schuld van hei mislukken van den
aanslag aan een igen zijner kapiteins,
die or mot den kop voor moesten boe
ten.
Sluis was behouden dat had het
stilstaan der klok gedaan.
Maar hoe kwam liet, dat die klok
zoo toevallig st'll bleef staan
Dat had men aan een dronken ker
mishouder te danken, die 's avonds
te tien uur naar boven gegaan was,
om 't uurwerk op te winden, en het
slagwerk o verwond en had. Doch aan
wien de eer van dat feit mort worden
toegekend, daarover zijn de historie
schrijvers 't nog niet eens, de een
noemt dein Koster der Groote Kerk,
de ander den zoon van den Stads-
klokkesteller.
Maar of dö een of do onder gelijk
heeft, 't was in ollen gevalle eetf
dronken main, die de stad gered had.
Lu. CL")
1) Spek was de scheldnaam van een
Spanjaard.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den Heer J. Meyer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
PROBLEEM No. 59,
van B.
Zwart
Zwart. Schijven op 4. 5, 8, 10, 12, 15, 22, 25 en dam op 16,
Wit Schijven op 14, 19, 21, 24, 29, 33, 35, 38 en 40.
PROBLEEM Nö.
van M.
Zwart
YFit
Zwart. Schijven op4, 6, 8, 9, 10, 11, 15, 18, 20, 23 en 85.
Wit. Schijven op 21, 24, 29, 32, 33, 3-4. 38 en 45.
Oplossingen worden ingewacht aan
bovengenoemd adres, uiterlijk tot
Woensdag 23 dezer.
Oplossing van probleem No. 55 van
den auteur: Wit 34 - 30, 40 29, 27 - 21,
- 33, 32 5, 5 1, 1 27!
Tweede oplossingWit 35 - 30,
34 - 29, 27 - 21, 38 - 33, 32 1. 1 27,
27 1! of 1 49. 49 241
Goede oplossing ontvangen van de
heeren L. F. Wiegman te SchevenitL-
gen, F. M. van der Werff, J. F.
Spanjaard, P. Geldorp, Patri,zio Otto-
limi, C. Serodini, R. Bouw, D. G. Ko
ning, W. J. A. Matla, Jolis. Blom, J.
Jacobsan Azn.
Oplossing van probleem No. 56 van
den auteur: Wit 44 - 40. 35 - 30, 42 - 38,
12 - 7, 14 - 9, 10 8, 24 46!
Goede oplossing ontvangen ven de
heeren F. M. van der Werff, J. F.
Spanjaard, P. Geldorp, Patrizio Otto-
lint, C. Serodimi, R. Bouw, D. G. Ko
ning, W. J. A. Matla, J. Jacobsan
Azn.
Het Bestuur van den Nationaten
Dambond zendt ons het volgende ter
plaatsing
„Verschillende bladen namen
dezer dagen een bericht op, dat
door den Aigomeenen Nederland-
schen Dambond een nationale
clubwcdrtr'.id is uitgeschreven om
het kampioenschap van Neder
land.
Wij wenschen er op te wijzen,
dot deze Bond slechts bestaat uit
een 3-tal vereenigingen, circa 60
leden. De 18 vereen igingen, aan
gesloten bij den Nationaten Dam
bond. vertegenwoordigende ruim
500 dammers, namen aan dezen
wedstrijd geen deed, zewdat Ne6
spelen om een „Kampioenstitel"
niet au serieux moet worden ge
nomen.
Namens het Bestuur van deril
Natiomaian Dambond,
HENRI J. v. d. BROEK,
le Secretarie.
Dit schrijven zonden wij aan hel
bestuur van den ALgemeenen Neder»
landschen Dambond, waarop wij bel
volgende antwoord ontvingen
„Hooggeachte Redactie.
Wilt als antwoord op het bericht
van den Nationalen Dambond heM
volgende plaatsen.
Wat toch is de zaak Door den'
Algemeen en Ned er landschen Dam
bond is begin April langs geheel offi
cier ten weg een nationaten clubs»
wedstrijd om het kampioenschap
voor Nederland uitgeschreven. Dtt to
zijn recht, niet waar Of zou hot be
stuur van den Nationalen Dambond
m9caien, dat daarbij de offiéieele weg
niet is bewandeld, en de A. N. D.
heeft gehandeld zooals „de Nationale
Dambond' in officieele damzakea
geregeld durft te doen Dit openlijk
hst publiek mededeel en, en wel zon
der inslnueeren, ware uan zijn plicht
Over de onbeduidendheid van den'
A. N. D„ tegenover dien grooten Na
tionaten Dambond, wenschen wij
slechts te verwijzen naar de parallel
„David en de Reus". Fn waar de Na
tionale Dambond wijst op het leden
aantal, waaruit de lezers njoeten op
maken, alsof elke bij den A. N. D.
aangesloten veroaniging afzcrderlijk
nog geen 20 leden zou tellen, en elke
club van den Nationalen Bond, min
stens 30 leden beziit, hierop zullen de
lezers zelf bij een weinig nadenken,
het juiste antwoord wel vinden.