Eindelijk alleen.
Jacob zag ma uitv or schond en
achterdochtig aan.
Na het ontbijt vond ik den beer
Agate alleen. Ik ondervroeg hem
toon.
Zou Jacob er voordeel aan heb
ben ala gij de zaak uitgaat? vroeg ik.
Hij schudde bet hoofd.
fHij moet altijd afwachten of
mijn opvolger hem nemen zon en
moer loon zal hij dan in geen geval
krijgen. Gij wantrouwt hem toch
niet?
Een goed detective wantrouwt ie
dereen, antwoordde ik kalm.
Hij is do getrouws te bediende,
dien men zich denken kan, voegde do
waard er bij. Zelfs is hij geheel van
«treek door deze onverkwikkelijke
gebeurtenissen. Bovendien de gasten
blijven weg en hij verliest zijne
looien.
Toen vroeg ik hem, wie die eige
naars van het huis waren. Het be
hoorde aan de weduwe van don vori-
gen hotelhouder, doch een paar zaak
waarnemers bestuurden alles voor
haar.
De hoeren Fraser, zoo boetten zij,
ontvingen mij beleefd, toen ik hun
mijn beroep meedeelde.
Wenscht de hoer Agate niet lan
ger in hot huis te blijven? vroeg de
heer Ernest Fraser mij.
Hij denkt er over het to verlaten
en nu zou ik gaarne weten of zich
soms iemand reeds bij u aangemeld
had, die graag het huis zou wilden
huren, was mijn antwoord.
Zeker hebben wij reeds een op
volger, antwoordde de hoer Fraser in
gedachten. In gewone omstandighe
den zou ik het u ndet zeggen, maar
tegenover een detective moet men
wed eens eene uitzondering maken en
daarom zal ik de inlichtingen ver
strekken, onder voorwaarde echter,
dat het blijft tusscben u en ons. Ze
kere heer Jacob Hunt is bij ons ge
weest en heeft ons gevraagd erf hij
hot huis krijgt, wanneer do tegen
woordige huurder hot verlaat en wij
hebben het hem toegezegd.
Ik had het ai reeds gedacht. Ik
dankte don heer Fraser, on spoedde
mij naar het hotel terug.
Ik was or nu van overtuigd, dat
Jacob Hunt gaarne zou zien, dat de
heer Agate uit de zaak gang. Ai dat
spookjespolen en die diefstallen had
den dat ten doel. Maar hoe dat
daan werd, dat was mij nog altijd
leven duister.
Ik merkte op, dat Jacob mij oplet
tend opnam, toen ik terugkeerde. Ik
zette een lachend gelaat, opdat hij
zou gelooven, dat ik reeds veel wist
en dat mijne nasporingen vruchtbaar
waren geweest.
Gij ziet er erg moe uit, Jacob, zed
Ik een poosje daarna, 't is net of gij
in een paar nachten niet geslapen
hebt.
Zijn gelaat werd eerst bleek, toen
purperrood, en zijne kioine oogen za
gen mij niet aan.
Ja, antwoordde hij echter ter
stond, ik ben zoo bang, dat het spook
dn mijne kamer zal komen en mij do
keel af zal snijden.
Uwe kamer zeil wel de laatste
zijn, die hot binnen zal treden,
minste met booze bedoelingen, merk
te ik op, hem strak aankijkende.
Ik lachte eventjes en zag, dat hij
beefde. Spoedig zocht hij een voor
wendsel om weg te komen en den ge-
heelen avond zag ik hem niet moer.
Ik ging de stad in om eenige nood
zakelijke inkoop-en te doen. Toen ik
terugkwam, ging ik in de leege ka
mer zitten en deed een dutje, zoodat
ik, toen bet bedtijd was, geheel op-
gefrischt on niet het minst slaperig
was.
Ik bracht nog een uur door met het
onderzoeken van do wanden en van
den zolder, want er moest toch ergens
oen verborgen ingang wezen, maar ik
vond niets.
Ik maakte toen toebereidselen om.
een mogelijken bezoeker zoo goed mo
gelijk te ontvangen. Vlak voor het
bed strooide ik meel op liet vloer
kleed, waar ik loet spook had zien
staan en Legde sterk bruin papier cp
den grond, dat ik dik met vogellijm
had ingesmeerd. Voor de vensters
hingen zware pluche gordijnen.
Daarachter plaatste ik een stoel. Ik
had een groot smal zadel geleend;
daar deed ik mijn nachthemd voor en
legde het in mijn bed. Op het boven
einde, dat boven de dekens uitkwam,
legde ik eene pruik. Ik kon over mijn
werk tevreden zijn. Op het eerste ge
zicht was het net ,of er een man lag
te slapen. Ik onderzocht mijn revol
ver en stopte haar in mijn jaszak,
blies het licht uit, ging op den stoel
achter de gordijnen zitten en wachtte.
Iedereen weet wat het is in alle
Stilte en in volslagen duisternis te
Bitten wachten, voorbereid op een
mogelijken aanval, en zal erkennen,
hoe de zenuwen gespannen worden.
Een soldaat zal zelfs wool ijk ir
het gewoel van den strijd den dood
in de oogen zien, wanneer hij om
ringd is door even dappere kamera
den, doch geef hem een wachtpost in
het donker en zeg hem, dat hij ieder
oogenhlik door den vijand kan
dood worden, hij zal zoo'n toestand
vneeselijk vinden.
Het oude huis kraakte en piepte,
zooals oude woningen, waarin veel
mij den adem inhouden. Ik hoorde
het gerammel van verouderde been
deren, dat, ondanks mijn verstand,
mij het bant sneller deed Moppen.
Ik meende, dat de vloer bewoog. Ik
voelde naar mijn Lucifers en mijn re
volver en beefde. Toen hoorde ik dui
delijk een onderdrukten vloek en het
schuren van den eenen voet tegen
den anderen. De hinnengekomene
was zeker op de vogellijm gestapt.
Nu had ik al mijn moed weer te
rug. Ik had niet met een geest» maair
met een mensch te doen en daarop
was ik gewapend.
Plotseling flikkerde het blauw licht
op en zag ik het grijnzende doods
hoofd en den uitgestrekten arm van
het geraamte en een oogen blik stond
ik onbeweeglijk.
Een menschel ij kie hand rammelde
van onder 't goudlakenscbe gewaad
een dolk vasthoudende. Een oogen
hlik werd het wapen geheven, toen
daalde het met kracht neder, een-,
twee- drie keer..
Zacht stapte ik vooruit, ik zag dat
aan de beenderen van de hand een
klein eleotrisch lampje was vastge
maakt en zonder iets te zeggen, I
wierp ik mij op mijn vijand. Het was
geen geest, dien ik beet had, maarj
een stevige man, Jacob Hunt, naar ik s
stellig meende. Eerst was hij von k
schrik verstijfd» maar niet Lang duur
de het of hij verweerde zich heftig.
Het licht ging uit; met mijne eene
hand had ik een vleezigen nek beet.
Mijn tegenstander ademde snel, maar
had tamelijk veel kracht; toch geloof
ik, dat ik hem wel overmand zou
hebben als hij mij niet hevig in mijn
arm had gebeten. Ik liet hem even
los, hij ontvluchtte, doch Met zijn ge
waad achter.
Met mijn linkerhand vuurde ik
tweemaal mijn revolver af, meer om
de huisgenoot-en te wekken dan in de
verwachting den schurk te raken.
Spoedig werd er don ook op de deur
geklopt
Ik deed haar open en liet den heer
Agate en den nachtportier binnen.
Bij het licht van een lampje, dat zij
bij zich hadden, zag ik de witte voet
stappen van hét meel op het kleed
naar den schoorsteen gaan en toen
ik daar onder keek, zag ik links eene
lage deur openstaan.
De steenen waren zoo netjes in een
houten raam gemetseld, dat niemand j
ooit vermoeid zou hebben, dat er een
deurtje was, In een oogenblik waren j
we door de opening. Een Lange gang
juist breed genoeg voor één persoon
en klaarblijkelijk langs de achterzij- i
de der andere spookkamers loopende, j
Lag voor ons.
Ik zag er eenige steentjes, waar
door men zeker onder de schoorstee-
nen dar andere kamers kon komen.
Aan het eind stond eene ladder en
toen we daartegen op waren geklom-
men, kwamen we op een zoldertje.
Daar lagen een masker, gelijk een j
doodshoofd en een half geraamte. j
Ik snelde naar beneden, naar Ja-
oobs kamertje. Ik klopte. Slaperig j
riep eene stem:
Wie is daar?
Met den hear Agate en den portier j
ten rukte ik de deur open. Jacob was half
gekleed, zijn bed was nog ongehruikt.
Ik richtte mijn revolver op hem, de
schurk viel op zijn knieën en smeek
te o mgenade.
Een half uurtje later was hij in de
Adchester gevangenis opgesloten. Al
het gestolene vonden we terug in
eene doos op bet zoldertje, Jacob had
er nooit iets van verkocht» zoodat de
heer Agate nu in staat was alles aan
de eigenaars terug te geven en nu
de geschiedenis was opgehelderd,
was het gebe-uTde een uitstekende re
clame voor zijn hotel.
En mij heeft het geen windeie
ren gelegd, voegde de heer Sakex er
nog bij, terwijl hij glimlachend zijne
pijp weder aanstak.
Res.b.)
Het kerkhof van Montmortre werd
vroolijk beschenen door de April
zon. Musschen tjilpten in de iepen en
cipressen. Vóór de graven werden
kleurrijke perkjes gevormd door
viooltjes, rozen en andere bloemen.
Honigbijen soemden van de eene
bloem naar de andere en over dat al
les heen spreidde zich een lichtblau
we hemel uit, die "vele zachte schu-
keeringen vertoonde, en deed deuken
aan een waaier van bleek parelmoer.
Wij stonden geschaard oio een
versch gedolven graf. Onze zwarte
kleeren vormden een somber contrast
met de zonnige lanen en de bloeien
de struiken.
Etieune Mar tin ai, een collega van
het ministerie, zou begraven worden.
Om de waarheid ie zeggen, waren
wij geen van allen erg bedroefd. De
weemoed, die door elk sterfgeval min
of meer wordt opgewekt, werd in dit
geval zeer verzaent door het gevoel,
dat wij een paar uurtjes vacantia
hadden, en die mochten doorbrengen
onder de verkwikkende stralen van
de Aprilzon.
Martinet was een goeie vent, dat is
zeker, maar volstrekt niets buitenge
woons. Zijn geest, zijn bekwaamhe
den, zijn aanleg, waren niet meer
dan middelmatig, wat men ook uit
den vorm van zijn voorhoofd, neus en
kin had kunnen opmaken.
Een van ons, Jozef Raubert, de
houtwerk is, altijd doen en bij ieder oudste en trouwste vriend van MarU-
geluid luisterde ik oplettend. Het' not, scheen nog wel het meeat onder
sloeg middernacht, toen één, toen i den indruk te zijn van het geleden
twee, eindelijk drie uur. I verlies, wat bleek uit zijn 6üfawij®em
- Mijn vriend komt dezen nacht I -rokkonbeid
x j ui ii Ti Arme Raubert Wij beklaagden
niet dacht ik. Ik was stijf en koud hem aJ]on. S(xl9rl ja^s
en besloot thans het wachten maar j ann ministerie verbonden was,
op te geven. had ik hem eiken morgen me tMarti-
Daar deed een ongewoon geluid i not binnen zien komen, 's Avonds gin
gen ze samen weer weg. Het leken
wed twee onafscheidelijken. Zij wa
ren geen van beiden gehuwd, en
wanneer ze het er eens van namen,
dan deden ze dat altijd gemeenschap
pelijk. Wist de een een paar schouw**
burgkaarten te krijgen, dan ging de
ander altijd mee. Zondags gingen ze
samen naar een muziekuitvoering.
Hun jaariijkeche va canities gebruik
ten ze, om een reisje te maken, en
dan gingen ze altijd naar decelfde
plaats of bezochten denzelfden berg.
Nooit werden ze af zonder-lijk uitge-
noodigd. Zij vormden een voorbeeldig
vriendenpaar. Ik geloof, dat men
slechts in do oudheid Iets dergelijks
zou kunnen vinden.
Toen de plechtigheid was afgeloo-
pern, werd ik met deernis vervuld voor
den eenzaam achtergeblevene, en be
sloot te trachten hem een weinig te
troosten. Ik nam hem bij een arm en
ging met hem weg.
Naarmate wij ons echter meer ver
wijderden van de zwarte groep onzer
collega's, merkte ik in de houding
van Raubert veranderingen op, die
mij verbaasden. Terwijl zijn tred
eerst zwaar en stoepend was, werd hij
allengs lichter en vlugger. Hij hief
het hoofd op en zette zijn borst uit,
alsof hij die wilde vullen met de len
telucht en er de laatste zuchten uit
wilde verjagen. Plotseling breidde hij
zijn airmen uit als iemand, die ont
waakt en met een buitengewone uit
drukking van verlichting op het ge
laat Z8i<ie hij niets anders dan
„Oef.
„Arme vriend", zei ik daarop, „ik
begrijp, wat je voelt. Zoo'n begrafenis
is eeu ware mar teling voor iemand,
die groots smart gevoelt."
Raubert bieef staan. Hij keek me
vlak in het gezicht en deed opnieuw
een „Oef' hoeren, dat me verbaasde;
want dat „Oef" drukte minder een be
vestiging, dan wed een verlichting
uit.
Vervolgeais nam Raubert mij op
zijn beurt onder den arm, en terwijl
wij langzaam voortliepen langs den
boulevard de Clichy, deed hij me de
volgende vertrouwelijke medoc
ling
„Gij weet niet, wat het zeggen
wilTien jaar lang, tien jaar lang,
mijn waarde 1 Ik heb tien jaar van
mijn Leven verloren laten gaan. Tien
jaar lang heb ik geen enkel vrij
c-ogenblik gehad. Ai dien tijd heb ik
onder de plak gezeten, omdat ik te
zwak geweest ben, te goed, altijd heb
toegegeven, de eene belofte na de an
dere gedaan, een derde belofte doen
moest, na de beide vorige. Mijn
vriend, als je alles wist!
Tien jaar geleden is Martinet ziek
geworden. Hij kreeg een heftigen aan
val van bronchitis. Wij waren toen
al bureau-collega's en woonden in de
zelfde straat. Eiken avond moest ik
zijn deur voorbij. Op zekeren dag
kwam de rampzalige gedachte bij mij
op, eens te gaan liooren, hoe hij het
maakte. Martinet kon me niet ont
vangen. De dokter had hem absolute
rust voorgeschreven, daar de minste
inspanning hem schade zou kunnen
doen.
Zijn dienstmeisje gaf mij deze in
lichtingen. Waar had Martinet toch
zoo'n mooi schepseltje opgedaan
Biond, groote, heiuere oogen, een al
lerhelst kindermond je.... En een
temtJe moest haar gezien hebben
ik Kan geen woorden vinden, om haar
duiiueiijK voor te stellen. Wat was ze
welgemaaktik besloot om Martmot
meer te gaan bezoeken.
Den volgenden avond kon ik geen
weerstand bieden aan de verzoeking,
oin nog eens te informeeren. Dat be
koorlijke meisje stond me te woord
met een glimlach, waar ik dan ge-
heelen nacht van droomde.
De ziekte van mijn collega was een
prachtig voorwendsel, om haar el-
ken dag te zien. Ik vond haar ge
woon weg verrukkelijk. Dat duurde
acht dogen.
Den negenden dag was het echter
niet het mooie dienstmeisje, dat mij
open deed, maar een zwaargebouwd
vrouwsi>ej'SOon, met een dik, vettig
gezicht. Zij liet me bannen en Marti
net betuigde mij zijn zeer groote er
kentelijkheid. Hij wast, dat ik eiken
dag naar zijn toestand had gevraagd,
en bedankte me met aandoening voor
mijn belangstelling. Hij vertelde me,
dat zijn dienstmeisje er den vorigan
avond met een kruiden iersjongen van
door was gegaan. Dat opzienbarende
nieuws vertelde hij ine als was het
eeu zeer alledaagsche gebeurtenis
Verder liet hij mets los over hei ge
val. Hij dacht slechts aan het felit,
dat ik alle dagen naar hem was ko
men hooren, alle dagen
Welk een straf wachtte mij 1
Martinet scheen te vinden, dat mijn
belangstelling van zijn kant beant-
woord moest worden. Toen hij gene
zen was, kon ik mij niet meer van
zijn gezelschap los maken, 's Mor
gens en 's avonds, altijd wou hij me
vergezellen. Mijn leven werd vastge
ketend aan dat van Martinot. Ik had
hem natuurlijk kunnen vertellen,
waaruit mijn overgroote belangstel
ling voortgesproten was, maar ik liet
steeds de gelegenheid voorbijgaan,
om hem uit zijn dwaling te heipen.
Hij zag er ook zoo tevreden en geluk
kig uit. Ik was zoo goedig en zoo
zwak, oan hem zijn overtuiging te la
ten. Ik zag er tegenop, om hem te be
droeven. Dikwijls nam ik me voor:
„Ik zal het hem nu zeggen, er moet
rrn een eind aan komen", maar dan
keek hij me juist op zoo'n eigenaardi
ge manier aan, en drukte me zóó
hartelijk de hand, dat de moed mij
in de schoenen zonk, om een eind te
maken aan een vriendschapsillusie,
die een groot deel van zijn levensgeluk
uitmaakte.
Tien jaar langWat was hij ver
velend. Thans begrijpt ge misschien,
waarom ik me zoo zoo opgelucht
voel."
Wij waren gekomen aan de trom,
die ik nemen moest, om thuis .te ko
men. Na Raubert de hand gedrukt te
hebben, besteeg ik de imperiale. Van
boven af. zag ik, dat hij eenige pas
sen deed, en toen bleef staan- Hij
draaide weifelend zijn hoofd om,
scheen niet op zijn gemak te zijn»
deed onzeker. De tram zette zich in
beweging en totdat wij de bocht van
den boulevard gepasseerd waren, kon
£k daar het Slachtoffer von Martinets
vriendschap zien staan, aan den rand
van het trottoir, het hoofd gebogen,
de handen gevouwen, in de war door
zijn plotselinge eenzaamheid en neer»
gedrukt door zijn pas verkregen vrij
heid-
De brandkast en de
huurkoets.
Dokter Pierre Fains, een nauwge
zet, zachtaardig man, had zich juist
een brandkast aangeschaft.
Zelf had hij flink meegeholpen om
dat product van nijverheid op de
daarvoor bestemde plaats te brij gen-
Toen dit geschied was, begaf onze
waarde dokter zich naar liet ban
kiershuis,, waar hij zijn bescheiden
vermogen, bestaande uit honderddui
zend francs gedeponeerd had.
Zoo'n bankiershuis is ook een ge
wichtige instelling.
Wat worden daar niet een papie
ren aangeboden, onderzocht en ver
rekend I
„Wat, mijnheer, laai u niets ach
ter", riep de beambte uiit, die den
dokter steeds de grootste welwillend
heid had betoond, daar deze hem elke
maand zijn inkomsten had toever
trouwd.
Pierre Fains zweeg.
„Dus u gaat ons geheel verlaten?"
Pierre Fains knikte.
Wat is geld toch een lastig bezit.
Het kost altijd eenige moeite, om het
los te krijgen, dacht onze goede dok
ter, toen hij, gewapend met het kost
bare pakje, een huurkoets besteeg.
Onderweg kwam het verlangen bij
hem op, de heroverde effecten eens te
bekijken. Aan elk hunner was
herinnering verbonden. Hij koos er
een uit, dait hij langen tijd aandach
tig beschouwde. Dat effect, dat geheel
gekreukeld, gevouwen en geel ge
worden was, en nagenoeg ontdaan
van zijn coupons, was het eerste, dat
hij gekocht had. Hij streelde het lief
kozend.
Langen tijd had onze dokter van
een spaarbankboekje gebruik ge
maakt voor zijn inkomsten en uitga
ven, totdat hij op zekeren dag merkte,
dat hij vijf honderd francs over had.
„Als wij daar eens een effect voor
kochten," had mevrouw Fains gezegd
met een triomfearend glimlachje.
Na een langdurige bespreking was
de keus gevallen op een stuk, dat wei
nig aan schommelingen onderhevig
was.
Een effect blijft zelden alleen. Lang
zamerhand waren er andere papae
ren bij gekomen, papieren in vele
verschillende kleuren en voorzien
van allerlei opschriften, van kleine
en groote afmetingen. Elk hunner
was met inspanning en op eerlijke
wijze verkregen.
Onze dokter was recht in zijn schik,
dat hij zijn kostbaren schat terug had.
Van zulke welverdiende effecten be
hoeven de coupons niet afgeknipt te
worden door andere handen dan de
mijne.
Terwijl hij deze woorden glim
lachend met zachte stem uitsprak,
vouwde hij zijn effecten weer samen,
en maakte er een pakje van, dat hij
in de bergplaats stopte, die in huur
koetsen gevonden wordt. Vervolgens
haalde hij zijn portefeuille voor den
dag om een adres op te zoeken, waar
hij verwacht werd.
Toen de huurkoets daar aangeko
men was, deed hij haastig zijn porte
feuille in zijn zak, en betaalde den
koetsier, die beleefd zeide: „Dank u
wel, mijnheer."
Toen zijn visite afgeloopen was,
haastte hij zich naar huis.
Plotseling kreeg hij een gevoel, als
of hij door den bliksem getroffen,
werd.
Hij bedacht op eens, dat hij tiet
pakje, dat zijn heele vermogen bevat
te, in het rijtuig had laten liggen.
Er moet gehandeld worden, mom
pelde hij, onmiddellijk gehandeld
worden.
Hij spoedde zich naar de meest na
bij zijnde politiepost. Na de daar ont
vangen aanwijzingen., zond hij naar
alle kanten berichten, rond.
Het feit had hem totaal van streek
gebracht Li de blikken van degenen,
tot wien hij zich richtte, meende hij
te lezen: „Ziedaar een man, die zijn
hoofd kwijt is."
En hij was het ook kwijt.
Uitgeput van vermoeidheid» ging
hij zitten op het terras van een café
op den boulevard, waar hij zich
weemoedige droomerijen overgaf.
't Is waar, hij had de nummers van
zijn effecten.
Maar wat een moeite zou het kos
ten, hoeveel jaren zouden voorbij
gaan, vóór zijn fout van één seconde
hersteld zou zijn. En zou hij zijn ka
pitaal ooit geheel terugkrijgen?
En wat een droevige geest zou In
zijn huis heerschen, waar die nieuwe
brandkast zoo leeg bleef staan.
Tranen begonnen te vloeien. En
hij laet se vloeden.
Maar op eens scheen het, dat hij
een visioen had.
Daar, twee sohreden van hem af,
ontdekte hij de huurkoets, die hij zoo
onvoorzichtiglijk verlaten had, zijn
eigen huurkoets!
Hij herkende het nummer, waar
naar hij te vergeefs in zijn brein ge
zocht had: 11321 Hij herkende den
koetsier met dien breeden grijzen hals
doek, die zoo beleefd had gese
„Dank u, mijnheer!"
Met één sprong, zonder een woord
te zeggen, sprong hij in het rijtuig
en graaide bp 'den bodem van de
bergplaats. Het pakje effecten was er
rustig blijven liggen, terwijl het 'rij
tuig dwars door Parijs ging
„Waarheen, mijnheer?" vroeg de
koetsier.
-„Naar huisi'-
Onze dokter gaf zijn adres en
zich neer op de bestoven kussens-®gj
odié de prachtigste sofa waren,.
DAMRUBR1EK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den Heer J. Meyer, Kruisstraat
84. Teiephoon 1543.
Probleem No. 61 van den Heer
L. F. WIEGMAN.
ïwart
Wit
fcw&rl Schijven op 8, 9,10, 11,13, 16, 18, 20, 23, 24, 28, i
dam op 46.
Wit schijven op 26, 36, 38, 40, 42, 43, 44, 45, 47, 50 en dam op 1,
Probleem No. 62 van de Heeren J. F»
Spanjaard en F. M. v. d. Werff.
Zwart
34, SK en
46 47 48 48 60
Wit
Zwart schijven op 4, 14, 19, 24, 31, 32, 35, 41 en dam op 16.
Wit schijven op 12» 17, 18, 22, 30, 33, 42 en 50.
Oplossing van probleem No. 57 van
diem auteur: Wit 28 - 22, 27 - 21, 25 -
20, 47 - 41, 32 - 27, 37 - 32, 39 28,
34 3, 40 20, 26 17, 3 36!
Goed opgelost door de Heeren L. F.
Wiegman te Scheveningen, J. Jacob-
son Azn., J. F. Spanjaard, F. M. v.
d. Werff, R. Bouw, D. G. Koning, P.
J. Eypet C. SerodLni.
Oplossing van probleem Nb. 58 varl
den auteur: Wit 50 - 44, 34 - 30, 38
33, 16 - 171
Goed opgelost door de Heeren L. F*
Wiegman te Scheveningen, J. Jacob-
son Azn., P. Geldorp, W. J. A. MaU
la, J. F. Spanjaard, F. M. v. d. Werff,
R. Bouw, D. G. Koaxing, P. J. Eype,
Johs. Blom, C. Serodiini.
GEWIJZIGDE CENTRUM-OPENING.
(Vervolg).
Na den 8en zet van zwart (korte
Centrum-Opening), krijgt men on
derstaande stelling:
Stand na 20 - 25 van zwart.
Zwart
Wit
Nu mag wit niet met den voorheen
aangegeven zet 44 - 39 vervolgen,
maar moet 40 - 34 spelen, waarmede
het spel bij dien vleugel vrijwillig
wordt opgesloten.
Hierna kan zwart op verschillende
manieren het spel voortzetten, en
daarin weder differente ocoder-vari
anten toepassen, welke niet allen be
handeld worden. W ijachten dit trou
wens onnoodig, omdat deze verhan
deling hoofdzakelijk den meer geoe-
fenden belangt, en deze het aange
ven el Ier onder-varianten wel kun
nen missen, terwijl de minder gerou-
tlneerden en zij die het spel pas be
ginnen te leemen, zich gaarne bij de
uitspraak zullen neerleggen. Wel
zullen wij het spel voor zwart in de
voornaamste varianten uitwerken, en
daarbij het goede van het insluiten
voldoende op den voorgrond brengen.
Eerst gaan wij het doel van zwart
nader uiteen zetten, waarin hij
tracht wit's spel opgesloten te hou
den, vermeen ende dezen te kunnen
dwingen tot het zelf losmaken der op
sluiting, waaruit dan geen voordeel-j
maar meeetal nadeel voor wit zou I
ontstaan.
Speelt zwart dus 10 - i$, om de
opsluiting nog hechter te maken, dan
volgt:
44 - S9 14-20
45 - 40 4 - 10
een der beste zetten, omdat de schijt
op ruit 5, meer kracht kan ontwikke
len in het eindspel, terwijl de afrui
ling met 23 - 29 enz., een schijf doet
verliezen, zooals duidelijk is te zien.
Verder wordt gespeeld:
50 - 45 10 - 14
41 - 37
de zet 49 - 44 moet als tempo-zet be
waard blijven, en mag in de meeste
gevallen niet gespeeld, voordat zwart
met den zet 5 - 10 voor den dag komt,
tenzij men er van kan profiteenen lm
onder-varianten
Hierna speelt men:
,y 2-7
37 - 31
Wit profiteert nu van liet open vak
10, want zwart kan niet afruilen met:
16 - 21, 18 - 22, 12 21, 23 - 29, 19
26, enz., hetgeen een schijf doet var-
Mezen.
Na 87 - 31 van wit wordt f
n 7 11
46 - 41 11 - 17