Eindelijk alleen. Jacob zag ma uitv or schond en achterdochtig aan. Na het ontbijt vond ik den beer Agate alleen. Ik ondervroeg hem toon. Zou Jacob er voordeel aan heb ben ala gij de zaak uitgaat? vroeg ik. Hij schudde bet hoofd. fHij moet altijd afwachten of mijn opvolger hem nemen zon en moer loon zal hij dan in geen geval krijgen. Gij wantrouwt hem toch niet? Een goed detective wantrouwt ie dereen, antwoordde ik kalm. Hij is do getrouws te bediende, dien men zich denken kan, voegde do waard er bij. Zelfs is hij geheel van «treek door deze onverkwikkelijke gebeurtenissen. Bovendien de gasten blijven weg en hij verliest zijne looien. Toen vroeg ik hem, wie die eige naars van het huis waren. Het be hoorde aan de weduwe van don vori- gen hotelhouder, doch een paar zaak waarnemers bestuurden alles voor haar. De hoeren Fraser, zoo boetten zij, ontvingen mij beleefd, toen ik hun mijn beroep meedeelde. Wenscht de hoer Agate niet lan ger in hot huis te blijven? vroeg de heer Ernest Fraser mij. Hij denkt er over het to verlaten en nu zou ik gaarne weten of zich soms iemand reeds bij u aangemeld had, die graag het huis zou wilden huren, was mijn antwoord. Zeker hebben wij reeds een op volger, antwoordde de hoer Fraser in gedachten. In gewone omstandighe den zou ik het u ndet zeggen, maar tegenover een detective moet men wed eens eene uitzondering maken en daarom zal ik de inlichtingen ver strekken, onder voorwaarde echter, dat het blijft tusscben u en ons. Ze kere heer Jacob Hunt is bij ons ge weest en heeft ons gevraagd erf hij hot huis krijgt, wanneer do tegen woordige huurder hot verlaat en wij hebben het hem toegezegd. Ik had het ai reeds gedacht. Ik dankte don heer Fraser, on spoedde mij naar het hotel terug. Ik was or nu van overtuigd, dat Jacob Hunt gaarne zou zien, dat de heer Agate uit de zaak gang. Ai dat spookjespolen en die diefstallen had den dat ten doel. Maar hoe dat daan werd, dat was mij nog altijd leven duister. Ik merkte op, dat Jacob mij oplet tend opnam, toen ik terugkeerde. Ik zette een lachend gelaat, opdat hij zou gelooven, dat ik reeds veel wist en dat mijne nasporingen vruchtbaar waren geweest. Gij ziet er erg moe uit, Jacob, zed Ik een poosje daarna, 't is net of gij in een paar nachten niet geslapen hebt. Zijn gelaat werd eerst bleek, toen purperrood, en zijne kioine oogen za gen mij niet aan. Ja, antwoordde hij echter ter stond, ik ben zoo bang, dat het spook dn mijne kamer zal komen en mij do keel af zal snijden. Uwe kamer zeil wel de laatste zijn, die hot binnen zal treden, minste met booze bedoelingen, merk te ik op, hem strak aankijkende. Ik lachte eventjes en zag, dat hij beefde. Spoedig zocht hij een voor wendsel om weg te komen en den ge- heelen avond zag ik hem niet moer. Ik ging de stad in om eenige nood zakelijke inkoop-en te doen. Toen ik terugkwam, ging ik in de leege ka mer zitten en deed een dutje, zoodat ik, toen bet bedtijd was, geheel op- gefrischt on niet het minst slaperig was. Ik bracht nog een uur door met het onderzoeken van do wanden en van den zolder, want er moest toch ergens oen verborgen ingang wezen, maar ik vond niets. Ik maakte toen toebereidselen om. een mogelijken bezoeker zoo goed mo gelijk te ontvangen. Vlak voor het bed strooide ik meel op liet vloer kleed, waar ik loet spook had zien staan en Legde sterk bruin papier cp den grond, dat ik dik met vogellijm had ingesmeerd. Voor de vensters hingen zware pluche gordijnen. Daarachter plaatste ik een stoel. Ik had een groot smal zadel geleend; daar deed ik mijn nachthemd voor en legde het in mijn bed. Op het boven einde, dat boven de dekens uitkwam, legde ik eene pruik. Ik kon over mijn werk tevreden zijn. Op het eerste ge zicht was het net ,of er een man lag te slapen. Ik onderzocht mijn revol ver en stopte haar in mijn jaszak, blies het licht uit, ging op den stoel achter de gordijnen zitten en wachtte. Iedereen weet wat het is in alle Stilte en in volslagen duisternis te Bitten wachten, voorbereid op een mogelijken aanval, en zal erkennen, hoe de zenuwen gespannen worden. Een soldaat zal zelfs wool ijk ir het gewoel van den strijd den dood in de oogen zien, wanneer hij om ringd is door even dappere kamera den, doch geef hem een wachtpost in het donker en zeg hem, dat hij ieder oogenhlik door den vijand kan dood worden, hij zal zoo'n toestand vneeselijk vinden. Het oude huis kraakte en piepte, zooals oude woningen, waarin veel mij den adem inhouden. Ik hoorde het gerammel van verouderde been deren, dat, ondanks mijn verstand, mij het bant sneller deed Moppen. Ik meende, dat de vloer bewoog. Ik voelde naar mijn Lucifers en mijn re volver en beefde. Toen hoorde ik dui delijk een onderdrukten vloek en het schuren van den eenen voet tegen den anderen. De hinnengekomene was zeker op de vogellijm gestapt. Nu had ik al mijn moed weer te rug. Ik had niet met een geest» maair met een mensch te doen en daarop was ik gewapend. Plotseling flikkerde het blauw licht op en zag ik het grijnzende doods hoofd en den uitgestrekten arm van het geraamte en een oogen blik stond ik onbeweeglijk. Een menschel ij kie hand rammelde van onder 't goudlakenscbe gewaad een dolk vasthoudende. Een oogen hlik werd het wapen geheven, toen daalde het met kracht neder, een-, twee- drie keer.. Zacht stapte ik vooruit, ik zag dat aan de beenderen van de hand een klein eleotrisch lampje was vastge maakt en zonder iets te zeggen, I wierp ik mij op mijn vijand. Het was geen geest, dien ik beet had, maarj een stevige man, Jacob Hunt, naar ik s stellig meende. Eerst was hij von k schrik verstijfd» maar niet Lang duur de het of hij verweerde zich heftig. Het licht ging uit; met mijne eene hand had ik een vleezigen nek beet. Mijn tegenstander ademde snel, maar had tamelijk veel kracht; toch geloof ik, dat ik hem wel overmand zou hebben als hij mij niet hevig in mijn arm had gebeten. Ik liet hem even los, hij ontvluchtte, doch Met zijn ge waad achter. Met mijn linkerhand vuurde ik tweemaal mijn revolver af, meer om de huisgenoot-en te wekken dan in de verwachting den schurk te raken. Spoedig werd er don ook op de deur geklopt Ik deed haar open en liet den heer Agate en den nachtportier binnen. Bij het licht van een lampje, dat zij bij zich hadden, zag ik de witte voet stappen van hét meel op het kleed naar den schoorsteen gaan en toen ik daar onder keek, zag ik links eene lage deur openstaan. De steenen waren zoo netjes in een houten raam gemetseld, dat niemand j ooit vermoeid zou hebben, dat er een deurtje was, In een oogenblik waren j we door de opening. Een Lange gang juist breed genoeg voor één persoon en klaarblijkelijk langs de achterzij- i de der andere spookkamers loopende, j Lag voor ons. Ik zag er eenige steentjes, waar door men zeker onder de schoorstee- nen dar andere kamers kon komen. Aan het eind stond eene ladder en toen we daartegen op waren geklom- men, kwamen we op een zoldertje. Daar lagen een masker, gelijk een j doodshoofd en een half geraamte. j Ik snelde naar beneden, naar Ja- oobs kamertje. Ik klopte. Slaperig j riep eene stem: Wie is daar? Met den hear Agate en den portier j ten rukte ik de deur open. Jacob was half gekleed, zijn bed was nog ongehruikt. Ik richtte mijn revolver op hem, de schurk viel op zijn knieën en smeek te o mgenade. Een half uurtje later was hij in de Adchester gevangenis opgesloten. Al het gestolene vonden we terug in eene doos op bet zoldertje, Jacob had er nooit iets van verkocht» zoodat de heer Agate nu in staat was alles aan de eigenaars terug te geven en nu de geschiedenis was opgehelderd, was het gebe-uTde een uitstekende re clame voor zijn hotel. En mij heeft het geen windeie ren gelegd, voegde de heer Sakex er nog bij, terwijl hij glimlachend zijne pijp weder aanstak. Res.b.) Het kerkhof van Montmortre werd vroolijk beschenen door de April zon. Musschen tjilpten in de iepen en cipressen. Vóór de graven werden kleurrijke perkjes gevormd door viooltjes, rozen en andere bloemen. Honigbijen soemden van de eene bloem naar de andere en over dat al les heen spreidde zich een lichtblau we hemel uit, die "vele zachte schu- keeringen vertoonde, en deed deuken aan een waaier van bleek parelmoer. Wij stonden geschaard oio een versch gedolven graf. Onze zwarte kleeren vormden een somber contrast met de zonnige lanen en de bloeien de struiken. Etieune Mar tin ai, een collega van het ministerie, zou begraven worden. Om de waarheid ie zeggen, waren wij geen van allen erg bedroefd. De weemoed, die door elk sterfgeval min of meer wordt opgewekt, werd in dit geval zeer verzaent door het gevoel, dat wij een paar uurtjes vacantia hadden, en die mochten doorbrengen onder de verkwikkende stralen van de Aprilzon. Martinet was een goeie vent, dat is zeker, maar volstrekt niets buitenge woons. Zijn geest, zijn bekwaamhe den, zijn aanleg, waren niet meer dan middelmatig, wat men ook uit den vorm van zijn voorhoofd, neus en kin had kunnen opmaken. Een van ons, Jozef Raubert, de houtwerk is, altijd doen en bij ieder oudste en trouwste vriend van MarU- geluid luisterde ik oplettend. Het' not, scheen nog wel het meeat onder sloeg middernacht, toen één, toen i den indruk te zijn van het geleden twee, eindelijk drie uur. I verlies, wat bleek uit zijn 6üfawij®em - Mijn vriend komt dezen nacht I -rokkonbeid x j ui ii Ti Arme Raubert Wij beklaagden niet dacht ik. Ik was stijf en koud hem aJ]on. S(xl9rl ja^s en besloot thans het wachten maar j ann ministerie verbonden was, op te geven. had ik hem eiken morgen me tMarti- Daar deed een ongewoon geluid i not binnen zien komen, 's Avonds gin gen ze samen weer weg. Het leken wed twee onafscheidelijken. Zij wa ren geen van beiden gehuwd, en wanneer ze het er eens van namen, dan deden ze dat altijd gemeenschap pelijk. Wist de een een paar schouw** burgkaarten te krijgen, dan ging de ander altijd mee. Zondags gingen ze samen naar een muziekuitvoering. Hun jaariijkeche va canities gebruik ten ze, om een reisje te maken, en dan gingen ze altijd naar decelfde plaats of bezochten denzelfden berg. Nooit werden ze af zonder-lijk uitge- noodigd. Zij vormden een voorbeeldig vriendenpaar. Ik geloof, dat men slechts in do oudheid Iets dergelijks zou kunnen vinden. Toen de plechtigheid was afgeloo- pern, werd ik met deernis vervuld voor den eenzaam achtergeblevene, en be sloot te trachten hem een weinig te troosten. Ik nam hem bij een arm en ging met hem weg. Naarmate wij ons echter meer ver wijderden van de zwarte groep onzer collega's, merkte ik in de houding van Raubert veranderingen op, die mij verbaasden. Terwijl zijn tred eerst zwaar en stoepend was, werd hij allengs lichter en vlugger. Hij hief het hoofd op en zette zijn borst uit, alsof hij die wilde vullen met de len telucht en er de laatste zuchten uit wilde verjagen. Plotseling breidde hij zijn airmen uit als iemand, die ont waakt en met een buitengewone uit drukking van verlichting op het ge laat Z8i<ie hij niets anders dan „Oef. „Arme vriend", zei ik daarop, „ik begrijp, wat je voelt. Zoo'n begrafenis is eeu ware mar teling voor iemand, die groots smart gevoelt." Raubert bieef staan. Hij keek me vlak in het gezicht en deed opnieuw een „Oef' hoeren, dat me verbaasde; want dat „Oef" drukte minder een be vestiging, dan wed een verlichting uit. Vervolgeais nam Raubert mij op zijn beurt onder den arm, en terwijl wij langzaam voortliepen langs den boulevard de Clichy, deed hij me de volgende vertrouwelijke medoc ling „Gij weet niet, wat het zeggen wilTien jaar lang, tien jaar lang, mijn waarde 1 Ik heb tien jaar van mijn Leven verloren laten gaan. Tien jaar lang heb ik geen enkel vrij c-ogenblik gehad. Ai dien tijd heb ik onder de plak gezeten, omdat ik te zwak geweest ben, te goed, altijd heb toegegeven, de eene belofte na de an dere gedaan, een derde belofte doen moest, na de beide vorige. Mijn vriend, als je alles wist! Tien jaar geleden is Martinet ziek geworden. Hij kreeg een heftigen aan val van bronchitis. Wij waren toen al bureau-collega's en woonden in de zelfde straat. Eiken avond moest ik zijn deur voorbij. Op zekeren dag kwam de rampzalige gedachte bij mij op, eens te gaan liooren, hoe hij het maakte. Martinet kon me niet ont vangen. De dokter had hem absolute rust voorgeschreven, daar de minste inspanning hem schade zou kunnen doen. Zijn dienstmeisje gaf mij deze in lichtingen. Waar had Martinet toch zoo'n mooi schepseltje opgedaan Biond, groote, heiuere oogen, een al lerhelst kindermond je.... En een temtJe moest haar gezien hebben ik Kan geen woorden vinden, om haar duiiueiijK voor te stellen. Wat was ze welgemaaktik besloot om Martmot meer te gaan bezoeken. Den volgenden avond kon ik geen weerstand bieden aan de verzoeking, oin nog eens te informeeren. Dat be koorlijke meisje stond me te woord met een glimlach, waar ik dan ge- heelen nacht van droomde. De ziekte van mijn collega was een prachtig voorwendsel, om haar el- ken dag te zien. Ik vond haar ge woon weg verrukkelijk. Dat duurde acht dogen. Den negenden dag was het echter niet het mooie dienstmeisje, dat mij open deed, maar een zwaargebouwd vrouwsi>ej'SOon, met een dik, vettig gezicht. Zij liet me bannen en Marti net betuigde mij zijn zeer groote er kentelijkheid. Hij wast, dat ik eiken dag naar zijn toestand had gevraagd, en bedankte me met aandoening voor mijn belangstelling. Hij vertelde me, dat zijn dienstmeisje er den vorigan avond met een kruiden iersjongen van door was gegaan. Dat opzienbarende nieuws vertelde hij ine als was het eeu zeer alledaagsche gebeurtenis Verder liet hij mets los over hei ge val. Hij dacht slechts aan het felit, dat ik alle dagen naar hem was ko men hooren, alle dagen Welk een straf wachtte mij 1 Martinet scheen te vinden, dat mijn belangstelling van zijn kant beant- woord moest worden. Toen hij gene zen was, kon ik mij niet meer van zijn gezelschap los maken, 's Mor gens en 's avonds, altijd wou hij me vergezellen. Mijn leven werd vastge ketend aan dat van Martinot. Ik had hem natuurlijk kunnen vertellen, waaruit mijn overgroote belangstel ling voortgesproten was, maar ik liet steeds de gelegenheid voorbijgaan, om hem uit zijn dwaling te heipen. Hij zag er ook zoo tevreden en geluk kig uit. Ik was zoo goedig en zoo zwak, oan hem zijn overtuiging te la ten. Ik zag er tegenop, om hem te be droeven. Dikwijls nam ik me voor: „Ik zal het hem nu zeggen, er moet rrn een eind aan komen", maar dan keek hij me juist op zoo'n eigenaardi ge manier aan, en drukte me zóó hartelijk de hand, dat de moed mij in de schoenen zonk, om een eind te maken aan een vriendschapsillusie, die een groot deel van zijn levensgeluk uitmaakte. Tien jaar langWat was hij ver velend. Thans begrijpt ge misschien, waarom ik me zoo zoo opgelucht voel." Wij waren gekomen aan de trom, die ik nemen moest, om thuis .te ko men. Na Raubert de hand gedrukt te hebben, besteeg ik de imperiale. Van boven af. zag ik, dat hij eenige pas sen deed, en toen bleef staan- Hij draaide weifelend zijn hoofd om, scheen niet op zijn gemak te zijn» deed onzeker. De tram zette zich in beweging en totdat wij de bocht van den boulevard gepasseerd waren, kon £k daar het Slachtoffer von Martinets vriendschap zien staan, aan den rand van het trottoir, het hoofd gebogen, de handen gevouwen, in de war door zijn plotselinge eenzaamheid en neer» gedrukt door zijn pas verkregen vrij heid- De brandkast en de huurkoets. Dokter Pierre Fains, een nauwge zet, zachtaardig man, had zich juist een brandkast aangeschaft. Zelf had hij flink meegeholpen om dat product van nijverheid op de daarvoor bestemde plaats te brij gen- Toen dit geschied was, begaf onze waarde dokter zich naar liet ban kiershuis,, waar hij zijn bescheiden vermogen, bestaande uit honderddui zend francs gedeponeerd had. Zoo'n bankiershuis is ook een ge wichtige instelling. Wat worden daar niet een papie ren aangeboden, onderzocht en ver rekend I „Wat, mijnheer, laai u niets ach ter", riep de beambte uiit, die den dokter steeds de grootste welwillend heid had betoond, daar deze hem elke maand zijn inkomsten had toever trouwd. Pierre Fains zweeg. „Dus u gaat ons geheel verlaten?" Pierre Fains knikte. Wat is geld toch een lastig bezit. Het kost altijd eenige moeite, om het los te krijgen, dacht onze goede dok ter, toen hij, gewapend met het kost bare pakje, een huurkoets besteeg. Onderweg kwam het verlangen bij hem op, de heroverde effecten eens te bekijken. Aan elk hunner was herinnering verbonden. Hij koos er een uit, dait hij langen tijd aandach tig beschouwde. Dat effect, dat geheel gekreukeld, gevouwen en geel ge worden was, en nagenoeg ontdaan van zijn coupons, was het eerste, dat hij gekocht had. Hij streelde het lief kozend. Langen tijd had onze dokter van een spaarbankboekje gebruik ge maakt voor zijn inkomsten en uitga ven, totdat hij op zekeren dag merkte, dat hij vijf honderd francs over had. „Als wij daar eens een effect voor kochten," had mevrouw Fains gezegd met een triomfearend glimlachje. Na een langdurige bespreking was de keus gevallen op een stuk, dat wei nig aan schommelingen onderhevig was. Een effect blijft zelden alleen. Lang zamerhand waren er andere papae ren bij gekomen, papieren in vele verschillende kleuren en voorzien van allerlei opschriften, van kleine en groote afmetingen. Elk hunner was met inspanning en op eerlijke wijze verkregen. Onze dokter was recht in zijn schik, dat hij zijn kostbaren schat terug had. Van zulke welverdiende effecten be hoeven de coupons niet afgeknipt te worden door andere handen dan de mijne. Terwijl hij deze woorden glim lachend met zachte stem uitsprak, vouwde hij zijn effecten weer samen, en maakte er een pakje van, dat hij in de bergplaats stopte, die in huur koetsen gevonden wordt. Vervolgens haalde hij zijn portefeuille voor den dag om een adres op te zoeken, waar hij verwacht werd. Toen de huurkoets daar aangeko men was, deed hij haastig zijn porte feuille in zijn zak, en betaalde den koetsier, die beleefd zeide: „Dank u wel, mijnheer." Toen zijn visite afgeloopen was, haastte hij zich naar huis. Plotseling kreeg hij een gevoel, als of hij door den bliksem getroffen, werd. Hij bedacht op eens, dat hij tiet pakje, dat zijn heele vermogen bevat te, in het rijtuig had laten liggen. Er moet gehandeld worden, mom pelde hij, onmiddellijk gehandeld worden. Hij spoedde zich naar de meest na bij zijnde politiepost. Na de daar ont vangen aanwijzingen., zond hij naar alle kanten berichten, rond. Het feit had hem totaal van streek gebracht Li de blikken van degenen, tot wien hij zich richtte, meende hij te lezen: „Ziedaar een man, die zijn hoofd kwijt is." En hij was het ook kwijt. Uitgeput van vermoeidheid» ging hij zitten op het terras van een café op den boulevard, waar hij zich weemoedige droomerijen overgaf. 't Is waar, hij had de nummers van zijn effecten. Maar wat een moeite zou het kos ten, hoeveel jaren zouden voorbij gaan, vóór zijn fout van één seconde hersteld zou zijn. En zou hij zijn ka pitaal ooit geheel terugkrijgen? En wat een droevige geest zou In zijn huis heerschen, waar die nieuwe brandkast zoo leeg bleef staan. Tranen begonnen te vloeien. En hij laet se vloeden. Maar op eens scheen het, dat hij een visioen had. Daar, twee sohreden van hem af, ontdekte hij de huurkoets, die hij zoo onvoorzichtiglijk verlaten had, zijn eigen huurkoets! Hij herkende het nummer, waar naar hij te vergeefs in zijn brein ge zocht had: 11321 Hij herkende den koetsier met dien breeden grijzen hals doek, die zoo beleefd had gese „Dank u, mijnheer!" Met één sprong, zonder een woord te zeggen, sprong hij in het rijtuig en graaide bp 'den bodem van de bergplaats. Het pakje effecten was er rustig blijven liggen, terwijl het 'rij tuig dwars door Parijs ging „Waarheen, mijnheer?" vroeg de koetsier. -„Naar huisi'- Onze dokter gaf zijn adres en zich neer op de bestoven kussens-®gj odié de prachtigste sofa waren,. DAMRUBR1EK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den Heer J. Meyer, Kruisstraat 84. Teiephoon 1543. Probleem No. 61 van den Heer L. F. WIEGMAN. ïwart Wit fcw&rl Schijven op 8, 9,10, 11,13, 16, 18, 20, 23, 24, 28, i dam op 46. Wit schijven op 26, 36, 38, 40, 42, 43, 44, 45, 47, 50 en dam op 1, Probleem No. 62 van de Heeren J. F» Spanjaard en F. M. v. d. Werff. Zwart 34, SK en 46 47 48 48 60 Wit Zwart schijven op 4, 14, 19, 24, 31, 32, 35, 41 en dam op 16. Wit schijven op 12» 17, 18, 22, 30, 33, 42 en 50. Oplossing van probleem No. 57 van diem auteur: Wit 28 - 22, 27 - 21, 25 - 20, 47 - 41, 32 - 27, 37 - 32, 39 28, 34 3, 40 20, 26 17, 3 36! Goed opgelost door de Heeren L. F. Wiegman te Scheveningen, J. Jacob- son Azn., J. F. Spanjaard, F. M. v. d. Werff, R. Bouw, D. G. Koning, P. J. Eypet C. SerodLni. Oplossing van probleem Nb. 58 varl den auteur: Wit 50 - 44, 34 - 30, 38 33, 16 - 171 Goed opgelost door de Heeren L. F* Wiegman te Scheveningen, J. Jacob- son Azn., P. Geldorp, W. J. A. MaU la, J. F. Spanjaard, F. M. v. d. Werff, R. Bouw, D. G. Koaxing, P. J. Eype, Johs. Blom, C. Serodiini. GEWIJZIGDE CENTRUM-OPENING. (Vervolg). Na den 8en zet van zwart (korte Centrum-Opening), krijgt men on derstaande stelling: Stand na 20 - 25 van zwart. Zwart Wit Nu mag wit niet met den voorheen aangegeven zet 44 - 39 vervolgen, maar moet 40 - 34 spelen, waarmede het spel bij dien vleugel vrijwillig wordt opgesloten. Hierna kan zwart op verschillende manieren het spel voortzetten, en daarin weder differente ocoder-vari anten toepassen, welke niet allen be handeld worden. W ijachten dit trou wens onnoodig, omdat deze verhan deling hoofdzakelijk den meer geoe- fenden belangt, en deze het aange ven el Ier onder-varianten wel kun nen missen, terwijl de minder gerou- tlneerden en zij die het spel pas be ginnen te leemen, zich gaarne bij de uitspraak zullen neerleggen. Wel zullen wij het spel voor zwart in de voornaamste varianten uitwerken, en daarbij het goede van het insluiten voldoende op den voorgrond brengen. Eerst gaan wij het doel van zwart nader uiteen zetten, waarin hij tracht wit's spel opgesloten te hou den, vermeen ende dezen te kunnen dwingen tot het zelf losmaken der op sluiting, waaruit dan geen voordeel-j maar meeetal nadeel voor wit zou I ontstaan. Speelt zwart dus 10 - i$, om de opsluiting nog hechter te maken, dan volgt: 44 - S9 14-20 45 - 40 4 - 10 een der beste zetten, omdat de schijt op ruit 5, meer kracht kan ontwikke len in het eindspel, terwijl de afrui ling met 23 - 29 enz., een schijf doet verliezen, zooals duidelijk is te zien. Verder wordt gespeeld: 50 - 45 10 - 14 41 - 37 de zet 49 - 44 moet als tempo-zet be waard blijven, en mag in de meeste gevallen niet gespeeld, voordat zwart met den zet 5 - 10 voor den dag komt, tenzij men er van kan profiteenen lm onder-varianten Hierna speelt men: ,y 2-7 37 - 31 Wit profiteert nu van liet open vak 10, want zwart kan niet afruilen met: 16 - 21, 18 - 22, 12 21, 23 - 29, 19 26, enz., hetgeen een schijf doet var- Mezen. Na 87 - 31 van wit wordt f n 7 11 46 - 41 11 - 17

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 14