Verschijnt degelijks, behalve op Zo» e» Feestdagen. NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. Haarlemyier Halletjes 26» Jaargang, Ho. T989 ZATEBDAO 19 JUNI 1900 B WS DAG ABONNEMENTEN PBH DRIB MAANDBNl Voof Haarlem i IS Voor de dorpen In den omtrek waar een Agent gevestigd b (kom der gemeente)[-30 Franco per post door Nederland1.» Afzonderlijke nummers0.02M Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem037 H de omstreken en franco per post 0.45 Uitgave der Vennootschap Lonrens Coster. Directeur J. 0. PEBRBB00M. ADVERTENTiÊNi Vaa 1—5 regeb 50 Cte.: Iedere regel meer 10 Cts. Buiten bet Arrondissement Haarlem van 1—5 regeb /Ielke regel meerƒ0.98 Reclames 30 Cent per regst Bij Abonnement aanzienlijk rabat Advertentttn van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing) 50 Cts. voor 3 plaatsingen i contant Redactie ca Administraties Groote Houtstraat 55. Intercommunaal Telefoonnnmmer der Redactie S00 en der Administratie T24. Drukkerij! Zolder Bnltesspaarnc 8. Telefoonnummer 122. Tot de plaatsing van advertentlCn on reclames van buiten het Arrondissement Haarlem In dit blad Is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA, Warmoesstraat 76—78, Amsterdam. Telephoon lnterc. 6229. TWEEDE BLAD. Het Gredietvraagstuk voor den Middenstand. HL INRICHTING VAN EEN M. BANK. De uitdrukking, een middenstands- bredietbank is eene instelling door en voor den middenstand in stand gehouden, is in zoover onjuist, dat Indien alléén de belanghebbenden waren aangewezen om haar in. stand te houden, binnen zeer korten tijd tot liquidatie zou moeten worden over gegaan wegens gebrek aan bronnen, waaruit aan het beoogde doel zoude kannen worden voldaan. Waar toch de middenstanders over jiet algemeen hun geheêle kapitaal in hunne zaken noodig hebben en velen zelfs méér dan dat, daar kan nooit anders dan slechts eene matige kapi taal sdeelneming van den midden stand-zelf worden verwacht. Uveral en ook daar waai' deze ban ken reeds de kinderschoenen ontwas sen zijnl ziet men het verschijnsel, dat de meeste gelden die den leden tl oor hunne ban ken ter leen verstrekt zijn, door buitenstaan den aan deze laatste zijn toevertrouwd. De zaak is dan ook, dat, hoewel een zeker stam-kupitaal verkregen wordt uit de stortingen op de aandeelen der leden, verreweg het grootste deel van het werkkapitaal moet kometn van de deposito's en spaargelden van leden 'en vóóral van niet-leden. In Duitschland en Oostenrijk, waar deze tak van het Kredietwezen zeer tot bloei gekomen is, bedraagt bij de best ingerichte banken het vreemde kapitaal pl.m.70—85 van het ge- hieele werkkapitaal! Hieruit valt af te leiden, dat het publiek deze banken dus wel een gróót vertrouwen schenkt en dat dus wel zoodanige maatregelen mogen worden genomen, de grondslagen wel zóó mogen zijn dat dit vertrou wen ook met de meeste vrijmoedig heid mag worden gevraagd. Nu kan een middenstandsbank- in tweeërlei vorm worden gegoten en wel in dieeenor Naami. Vennootschap waar de aansprakelijkheid, der leden tot het volgestorte aandeel is beperkt of wel in den vorm cener Coöperatie ve Vereeniging, bij welke zonder nadere beperking ieder lid hoofdelijk, d. i. met zijn gebeele ver mogen, aansprakelijk is. Deze aansprakelijkheid kan echter hij de Statuten zéér worden beperkt en men treft dan ook in vele derge lijke statuten de bepaling aan dat de leden slechts tot 2, 3 of 4 maal hunne aandeelen aansprakelijk zijn. De rechtsgeldigheid van deze be perking is onlangs door den Hoogen Raad aangenomen etn thans kan dus veilig eene zoodanige bepaling wor den gemaakt Waar de naami. vennootschaps vorm het bezwaar heeft dat het pu bliek nu juist ui et te groote garantie geboden wordt, omdat toch hoogstens volstorting der aandeelen kan wor den geëischt, daar Is voorzeker, wil men succes hebben, de Coöperatieve vorm de aangewezene, mits daarbij dan ook maar weder niet tot een één malige aansprakelijkheid, die hetzelf de resultaat zoude hebben, besloten wordt Duitschland en Oostenrijk gaan dan hierin ook voor en bijna alle daar bestaande instellingen zijn op Coöp. basis, gewoonlijk met volle, hoofdelijke aansprakelijkheid inge richt. Toch onderscheidt men hierin dan in hoofdzaak nog 2 stelsels, die in den grond zeer veel met elkaar ver schillen en naar hunne stichters, de stelsels van Schulze Delitsch en van Raiffaisen worden genaamd. Waar het eene systeem zich hoofd zakelijk tot de steden beperkte, daar vond het andere in hoofdzaak hare verbreiding (en wat een verbreiding!) ten platte lande. Het. stelsel van Schulze mag zeker wel het meest ideale doch daarom ook het minst aangehangene worden genoemd (in Oostenrijk bestaan thans 6028 Raiffoisen tegen 2515 Schulze- banlcen). Het eischt van hare leden dat zij zelf eerst toon en, dat het hun ernst iis en dat zij niet in de gewone fout vervallen van veel vragen em weinig geven,. Het, aandeelenkapitaal, door de le den bijeen gebracht, bedraagt dan ook een flinke som en wordt door voorgeschreven verdere stortingen telkens hooger opgevoerd. Het sparen en zich bezuinigen wordt bij deze banken den leden tel kens en telkens ingeprent en niet al leen omdat daardoor de bank telkens krachtiger wordt, maar ook ómdat elk lid zijne Kredietwaardigheid hoe langer hoe beter bewijst en tot het betrachten van goede gewoonten wordt aangezet. Schulze wist wel dat al moesten de aanhangers van zijn stelsel zich ter voldoening aan die® spaardwang eenige opoffering ge troosten, zij hierdoor slechts zedelijk en financieel sterker werden. Bij deze banken stelt men dus op den voorgrond dat de leden zooveel als in hun vermogen Is, het „self- help" dat mooie in de Coöperatie, zullen betrachten. Dat men daarna dam ook van het publiek vertrouwen vraagt in den vorm van toevloei ing van spaan- en dopositogeldeu is een heel wat mannelijker wijze van doen dan deze volgorde juist om te draaien. De banken van het Raiffeisen-type hebben in tegenstelling van liet zoo even besprokene, een heel klein eigen kapitaal omdat RaiffeLsen's grondre gel was, zooveel mogelijk vreemd ka pitaal en zoo weinig mogelijk eigen. Terwijl dan ook in de Schulze ban ken, de verhouding van liet eigen tot het geheele werkkapitaal eenige ja ren geleden pl.m. 30 bedj-oeg, was dit bij die van Raiffeisen slechts pl. m. 5 De Raiffeisenbanken in ons land hebben met 508 banken en 35» :>0 leden slechts een kapitaal van f 21123 of 42 per bank bijeengebracht. Dat de Raiffeisenbanken zoo'n kolos sale verspreiding gevonden hebben, is dan ook aan de gemakkelijkheid, waarmede ze opgericht worden, te danken. En hoewel ze, zooals aange-, geven is, eene zeer zwakke zijde in het weinige eigen kapitaal hebben, genieten zij toch zulk eeu groot ver trouwen door hun lichtzijde, die hun, in dit opzicht althans, boven hare zus l-er - in s lel 1 im gon naar het Schulze- type doet verkiezen. De Raiffeisenbanken zijn n.l. alle van betrekkelijk zeer kleinen omvang (in ons land van 20 tot 90 leden). De bestuurders kunnen hierdoor veel beter met de werkelijke draag kracht der leden op de hoogte zijn dan bij de Schulzeba.nken, waar, doen de vele deelnemers, bekendheid met elkaar zeer verminderd is. Dit met eikaars credietwaardiglieid goed be kend zijn, is een zeer groot voordeel en maakt dat bij dit stelsel het risico zeer beperkt is, ja, een minimum mag genoemd worden. Toch mag niet vergeten worden dat dit voordeel meer te danken is aan de plaatsen waar het stelsel haar in trede deed dan aan haar streven zelf. Nu spreekt het van zelf dat in eene stad een middenstandsbank veel meer leden, dan een boerenleenbank ten platte lande hebben zal en dat dus, indien hierbij niet op flinke ka pitaalvorming, zoowel in aandeelen als spaarvorm wordt aangedrongen, de vereeniging zoo nu e® dan, zulke verliezen zou lijdon dat het vreemde kapitaal zich gaandeweg terugtrok. Echter worde niet uit het oog ver loren, dat, indien thans mldden- standsbanken worden opgericht, de ze zeker niet in hoofdzaak voor het nageslacht ten voordeel moeten zijn en dat het een billijke eisch mag wor den genoemd, zoo spoedig mogelijk succes te willen ondervinden. Daar- o mdan ook kieze men uit beide stel sels datgene wat het meest in het be lang van het huidige doel, de gemak kelijke credietverloening aan den middenstand, mag worden geacht. Hoe moet nu een Middenstands- bank zijn ingericht? Op den voor grond moet staan dat het nimmer de bedoeling is, bankiert je te spelen en dat de leuze, waaronder deze banken zijn opgericht, het crediet verstrek ken aan den middenstand, enkel en alléén doel moet blijven. Eene werkkring als die der Coöp. Middenstandsbank te Rotterdam, welke annonceert dat ze alle voorko mende bankzaken behandelt, is m. i. niet de hare, reeds daarom omdat di- recte-concurrentie met de gewone banken niet op haar program mag voorkomen. Het doel. waarvoor zie is opgericht, bereikt ze als volgt: Als vorm wordt die een er Coöp. Vereeniging gekozen, terwijl de aan sprakelijkheid dei- leden op b.v. 5 maal hun aandeel worde bepaald. Hierdoor toch wordt dar buitenwe reld een veel grooter garantie gebo den en kan dus een veel grooter ver trouwen worden te gemoet gezien, dan bij het aannemen van het Naara- looze vennootschaps-type. De aandeelen zijn niet te klein b.v. 250 gulden, waarop direct een mini mum-storting van 10 geëischt wordt en waarop verder een b.v. 3- maandelijksche storting van 10 zij voorgeschreven. De gelegenheid blijft natuurlijk open tol vroegere volstor ting. De vereeniging is verder plaatse lijk, voor groote steden is zelfs meer dan een vereeniging wensoheiijk. Hierdoor toch kan de bekendheid der leden met elkaar slechts bevorderd worden en vermindert het ri9ico. Uit die plaatselijke vereenigingen vorme men eene Centrale Bank voor ons geheele land. De leden der Cen trale Vereeniging zijn de plaatselijke banken, in wier handen zich dan ook de aandeelen dezer Centrale be vinden. Alle ter plaatse vrij zijnde gelden worden tegen rentevergoeding aan de Centrale geleend, die op haar beurt hiervan die banken voorziet, die op dat oogenblik weer meer dan haar eigen gelden noodig hebben. De plaatselijke banken werken e.r nu verder op dat haai' zooveel moge lijk spaar- en depositogelden toestiroo- men, liefst op langen termijn, en on verschillig of deze van leden of bui tenstaand en komen. Hiertoe geven zij een weinig hoo ger rendement dan b.v. de spaarban ken doen en bevorderen ze zooveel mogelijk de bekendheid met de waar heid dat iedere gulden, die men thuis mussen kan reeds na één dag bij de bonk is aangegroeid. Dit alles heeft slechts ten doel, zoo veel mogelijk aan alle goedgekeurde credietaanvragen te kunnen voldoen. Bij inkomen dezer aanvragen ge schiedt de beoordeel ing door een Raad van Admissie beslaande uit 3 tot 5 reeds langen tijd ter plaatse ge vestigde leden, die liefst eenige kee- ren por week de aanvragen moeten afdoen. Als zekerheid eische men bij c-re- d ie ten b.v. boven f 300 onderpand van kwitanticn op de clientèle of wel persoonlijken of zakelijken borgtocht. Vóór alles wordt echter eerst op den aanvrager en diens soliditeit en re- reputatie gelet en dan eerst op de te stellen zekerheid. liet procent waartegen uitgeleend wordt zij zoo laag mogelijk, daar winst te behalen door gebruik te mak etn van iemands positie hier toch nooit de bedoeling mag zijn. Geleend worde voor niet langer dan 3 A 6 maanden en men weigere na dien datum de leening voor meer dan een keer te continueer en. Wordt tevens op geleidelijke aflos sing aangedrongen, dan gaat e, e. a. zooveel te gemakkelijker en wordt hierdoor zeker het mooie doel bereikt, de verheffing van den middenstand. J. W. LUCAS. PARIJSCHE BRIEVEN LXXXVL Een mS 11 ioeaiemkoning is er verle den week te Parijs gestorven, gekist, begraven en beweend o, pardon, niét beweend eer het tegendeel. Monsieur Chauchard. eigenaar van de Magasins du Louvre en gestorven in den nacht va.n 5 op 6 Juni 1.1., heeft vermaakt aan lo. den Staat, voor het Louvre- museura, de fameuze „Galerie Chau- voornamelijk bestaande uit ongeveer tweehonderd schilderijen van Millet, Corot, Daubigny, Dupré, Rousseau, Troyon, Delacroix, De camps, Isabey, Fromentin, Meisso- nier, Henner, Ziem, enz., en uit wer ken van Gainsborough, Nattier, Drouais, Coysevox, Lemoine, Coustou, Caffieri, Barye, enz. Die collectie, waarin zich ook „ï.'Angelus" van Millet bevindt voorheen door den erflater voor 800.000 francs aan Amerlkoansche handen onttrokken, wordt op eeni ge tientallen millioenen francs ge schat. 2o. den ex-minister Georges Ley- gues thans nog afgevaardigde van" Lot-et-Garonne, diens vrouw en beide dochters te zamen 15 000.000 francs 3o. zija secretaris Borisquet onge veer 75O.000 francs 4o. zijn talrijk dienstpersoneel te zamen een paar milüoen francs 5o. een zekere mademoiselle Lozé 500.000 francs 6o. den notaris JoussolLn, zijn exé- cuteur testamentaire, 500.000 francs 7o. don heer Gaston Calmetle. di recteur van „Le Figaro", een paar mil Hoen francs 8o. de geëmployeerden van de Ma- gasins du Louvre te zamen 3.000.000 francs 'Jo. de armen te Parijs 200.000 francs lOo. het oudemannenhuis van Mon- télimar 200.000 francs; llo. de stad Parijs al de beeld houw- en andere werken, die de tui nen van hef door hem gehuurde ..cha teau de Longchamp" versierden 12o. (last not least) madame Bour- sin, 7.ijn „amie" en zijn „légataire universelle", de rest, welke rest op ongeveer 30.000.000 francs wordt ge schat. Van de andere legaten, kleiner dan 100.000 francs, zal ik maar geen mel ding maken. Als men het heeft over millioeoen en tonnen, dient men. om in den stijl te blijven, do bagatelle tjes tc veronachtzamen. Wie die bedoelingen in het testa ment van den schatrijken bazarman aandachtig leest, komt ten stelligste tot do gevolgtrekking, dat monsieur Chnuéhard oen philantroop van den konden grond was. De armen te Parijs hebben te za men slechts 200.000 francs gekregen. Een mathematicus heeft uitgerekend, dat elke dier arme drommels maar een paar francs in handen krijgt. De ex-minister Georges Leygues en zijn gezin daarentegen zijn met 15 inillioen francs bedacht. Waarom Was monsieur Chauchard een in tieme vriend van de familie Ley gues Volstrekt niet. De staatsman heeft in een interview zelf verklaard, dat zijn familie en de fameuse erf later elkander hoogstens driemaal per jaar een bezoek brachten. Edochtijdens het ministerschap van Georges leygues werd de maga zijnenman begiftigd met het groot officierskruis van liet Legioen van Eer. Do directeur van „Le Figaro" 's eveneens gelukkig gemaakt geworden met eonige millioenen francs. Wel, wanneer Chauchard een gift schonk, zorgde hij er voor, dat de voornaam ste bladen er gewag van maakten en den lof van zijn „philantropie" zon gen. Genoemd blad, op end' op mom EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. De directie van het Brongebouw, die wel weet, dat je op den duur al leen door telkens wat nieuws te ver zinnen de belangstelling gaande hou den kunt, heeft dan nu de reclame- tentoonstelling met het Oud-Haai- leonsch Marktplein gehouden, die het vorige jaar al gekomen zouden zijn. Ze dacht zeker, dat waarneer je toch van plan bent drie eeuwen terug te gaan, liet op een jaartje vroeger of la ter niet aankomt. Jan beweert, dat het veel belangrij ker zou wezen, om eens een tentoon stelling te houden in 23ste eeuwsche stijl. „Wat er drie eeuwen geleden gebeurde welen we", zoo meende hij, „wel uit de geschiedenisboeken en de prenten van dien tijd, maar hoe het er over drie eeuwen uit zal zien, dat is heel wat anders." Natuurlijk ben ik op deze beschouwing niet verder ingegaan. Tegenover dergelijke be wering past het best een waardig zwijgen, hoewel je als vader niet al tijd je volle kalmte kunt bewaren. Ene dag of wat geleden klaagde ik er over, dat hij bijna nooit thuis is. Ja, je ziet hem aan tafel, om te eten en drinken en 's avonds komt hij, liefst niet te vroeg, thuis om te sla pen. Wat zei de brutale rakker op „De Nederlandsche taal stelt me in 't gelijk, na." „Leg me dat maar eens uit", snauw de ik. „O, *t is heel eenvoudig. Er bestaat een woord huisvader niet waar?" „En wat zou dat?" „Dat beteekent, dat een vader thuis of in huis is. Zoo kent ook onze Nederlandsche taal het woord huis moeder, waaruit volgt, dat ook een moeder in huis te vinden is." „Wat beduidt dat allemaal?" „Heeft u wel ooit gehoord van een woord huiszoon? Nooit. Waarom niet? Omdat het niet bestaat. En waarom bestaat het niet? Omdat een zoon gewoonlijk uithuizig is. Ik ben dus geen zeldzaamheid, maar een «exemplaar van een soort en ziedaar, waarom ik het niet met uw opvatting eens ben." Zoo sprak de deugniet en verdween, zonder mijn antwoord af te wachten. Ik moet erkennen, dat ik op dat oogenblik ook geen bescheid klaar had. Eerst later bedacht ik, dat de Nederlandsche taal ook het woord huisgenooten kent en wie zou den eerder onder die categorie val len, dan zoons en dochters? Maar Ik ben afgedwaald. Over het oud-Haarlemsche marktplein schreef ik. Wanneer de heeren Van Gas teren en Chabot op een rustig uurtje elk in een gemakkei ij ken stoel, mid den tusschen de oude gevels, liefst in zeventiende eeuwsch oostuum, wat Van Gasteren wonderwel zou klee- den, gaan zitten peinzen, bunnen zij aan deze herinnering van eeuwen ge- ietroll nog aardige uitspanningen ver binden. Zou, om nasar iets te noemen, een optocht bij avond van zevè2*te&- de eeuwsche personen niet een aardig schouwspel wezen? En zouden daar voor geen liefhebbers te vinden zijn, wanneer na afloon het eezelschan ze Ie genheid kreeg tot een dansje, door ons in den tegenwoordigen tijd op z'n Fransch bal champêtro ge noemd Of zijn daartegen bezwaren Ja, ik weet wel dat het niet gemakkelijk is zoomaar zonder meer een stuk van de zeventiende eeuw in de samenle ving van de twintigste in te schui ven. Dat bleek bij de afwerking van den ingang, de voormalige Groote Houtpoort. Natuurlijk heeft zoo'n poort zonder gracht geen beteekenis. Derhalve werd er een gracht gegra ven. Maar wat is een gracht zonder water Dus trachtte men er water in te laten loopen, maar de dorstige bo dem, zoo droog als kurk, slurpte het vocht behagelijk op, niet begrijpen de, dat het ook een rol in de zeven tiende eeuwsche vertooning moest spelen. Men maakte dus van den nood een deugd en verklaarde de gracht tot een droge, wat op dit oogenblik geen bezwaar is, oindat er geen Spanjaar den om de stad gekampeerd zijn. En mocht er eens een enkele in Haarlem verdwaald wezen, dan kunnen we hem raison van een of twee kwar tjes gerust over de droge gracht naar binnen zien gaan. En inmiddels wordt er dag in, dag uit in de rijtuigen van de E. S. M. HaarlemAmsterdam en terug ge vochten. Hé, heeft u daar nog ntet9 van ge hoord? Dot Is vreemd, want tal van men- 9chen doen er aan mee. En geen ru we luL maar deftize heeren en zelfs dames. Of u 't gelooft of niet, het komt geregeld voor. „Maar maakt de conducteur daar geen eind aan?" Zeker, die komt telkens tusschen- bedde en dan is het meestal afgeloo- pen. „Hé, ik heb toch nog niots van ven- wonding of mishandeling gehoord." Pardon, maar daarover heb ik ook niet gesproken. Dacht u, dat beschaaf de passagiers elkaar met vuisten en nagels te lijf gingen Hoe komt u er bij Welnee, de strijd loopt alleen over de vraag, of een raampje open of dicht moet zijn. De een zet het open, de ander verzoekt den conduc teur het dicht te doen. En de conduc teur Ja, wat doet die, zou u denken. Persoonlijk zit hij er leelijk tussdhen. Maakt hij het dicht, dan is de open schuiver uit zijn humeur, laat hij het open, dan pruttelt de „dichter". Wat doet een beambte in zoo'n ge val. Hij vraagt instructie aan zijn chefs, liefst zóó, dat hij zich niet heeft op te houden met omstandighe den zoo, omstandigheden zus, om standigheden weer anders, maar een voorschrift krijgt dat in alle gevallen dienst kan doen. Een deksel, dat op alle doozen past. Maar de directie zit er ook mee verlegen. Die kan op haar kantoor de verschillende gevallen nog veel min der beoordeelen, dan de conducteur m den wagen. Derhalve hakt zij den Gordiaanschen knoop kloekmoedig door en gelast, dat bij verschil van gevoelen, het raampje moet worden gestoten* En daaraan houdt zich nu ook de conducteur. Onverschillig of liet in den wagen smoorheet of nóg smoor- heeter is, onverschillig of de man, die beweert last van het raampje te heb ben, ban gaan verzitten, onver schillig of tien passagiers stikken en die ééne alleen van de dufheid der atmosfeer genieten wil, 't doet er al lemaal niet toe, zoodra er een klaagt moet het raampje dicht. De duffen krijgen gelijk, de fris schen ongelijk. Waarom Ik heb het aan den di recteur van de E. S. M., den heer Ju lius, gevraagd, maar ontving tot dus ver geen antwoord zoodra ik het ontvaaig, zal ik het den lezer meedee- len. Voorloopig zal ik zelf probeeren het raadsel op te lossen. Sommige menschen redeneeren zoo. Gevoelige personen worden ziek van een openstaand raampje. Nie mand wordt ziek van een gesloten raam. Als ik tijd had, ging ik eens een en quête houden onder de doktoren. Dan zou blijken, diot veel meer menschen ziek worden van te weinig, dan van te veel frissche lucht. Anderen beweren, dat tocht onge zond is. Maar frissche lucht is geen toch! Tocht ontstaat, wanneer twee openin gen tegen elkaar openstaan, wan neer bijvoorbeeld de voor- en de ach terdeur van een tramwagen beide openstonden. Uit een open raam komt geen tocht, maar een frissche lucht stroom. Weer anderen zeggen, dat sommi gen meer last hebben van frissche lucht, dan anderen van een gesloten raam. Dat hangt maar af van neiging en gewoonte. Wie altijd in heete, pot dichte kamers koekeloert, zal wel verkouden - kunnen worden van een frisschen luchtstroom, maar wie aan frissche lucht gewend is, komt na een rit in oen gesloten tramwagen licht met hoofdpijn thuis. 't Een weegt op tegen het ander. En er zijn menschen, die houden' van wat ze optreden noemen. Die bij 't binnenkomen al rondturen of ze ook ergens aanmerking op kunnen maken. Die graag den conducteur kommandeerendat ledereen zien kan hoe ze wel durven. Die wanneer ze eenmaal achter In den wagen hebben' plaats genomen, volstrekt niet van zins zijn voorin te gaan zitten, wan neer ze anderen daarmee een genoe gen kunnen doen. Zouden zulke duffen altijd in 't gelijk gesteld moeten worden tegen over frisschen? Ik zie er noch het nut, noch de bil lijkheid van in. Op de Groote Markt staan twee kennissen naar de houten stellage om de® teren te turen „Wat beteekent dat?" vj^agt de een. „O, dat ls voor do graadmeting, antwoordt do ander. „Graatmeting, zoo, zoo wat wordt er dan aan de vtsclimarkt ver anderd T1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5