Verschijnt degelijks, behalve op Zo» e» Feestdagen.
NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
Haarlemyier Halletjes
26» Jaargang, Ho. T989
ZATEBDAO 19 JUNI 1900 B
WS DAG
ABONNEMENTEN
PBH DRIB MAANDBNl
Voof Haarlem i IS
Voor de dorpen In den omtrek waar een Agent gevestigd b (kom der
gemeente)[-30
Franco per post door Nederland1.»
Afzonderlijke nummers0.02M
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem037 H
de omstreken en franco per post 0.45
Uitgave der Vennootschap Lonrens Coster. Directeur J. 0. PEBRBB00M.
ADVERTENTiÊNi
Vaa 1—5 regeb 50 Cte.: Iedere regel meer 10 Cts. Buiten bet Arrondissement
Haarlem van 1—5 regeb /Ielke regel meerƒ0.98 Reclames 30 Cent per regst
Bij Abonnement aanzienlijk rabat
Advertentttn van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing)
50 Cts. voor 3 plaatsingen i contant
Redactie ca Administraties Groote Houtstraat 55.
Intercommunaal Telefoonnnmmer der Redactie S00 en der Administratie T24.
Drukkerij! Zolder Bnltesspaarnc 8. Telefoonnummer 122.
Tot de plaatsing van advertentlCn on reclames van buiten het Arrondissement Haarlem In dit blad Is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA,
Warmoesstraat 76—78, Amsterdam. Telephoon lnterc. 6229.
TWEEDE BLAD.
Het Gredietvraagstuk voor
den Middenstand.
HL
INRICHTING VAN EEN M. BANK.
De uitdrukking, een middenstands-
bredietbank is eene instelling door
en voor den middenstand in stand
gehouden, is in zoover onjuist, dat
Indien alléén de belanghebbenden
waren aangewezen om haar in. stand
te houden, binnen zeer korten tijd tot
liquidatie zou moeten worden over
gegaan wegens gebrek aan bronnen,
waaruit aan het beoogde doel zoude
kannen worden voldaan.
Waar toch de middenstanders over
jiet algemeen hun geheêle kapitaal in
hunne zaken noodig hebben en velen
zelfs méér dan dat, daar kan nooit
anders dan slechts eene matige kapi
taal sdeelneming van den midden
stand-zelf worden verwacht.
Uveral en ook daar waai' deze ban
ken reeds de kinderschoenen ontwas
sen zijnl ziet men het verschijnsel,
dat de meeste gelden die den leden
tl oor hunne ban ken ter leen verstrekt
zijn, door buitenstaan den aan deze
laatste zijn toevertrouwd.
De zaak is dan ook, dat, hoewel een
zeker stam-kupitaal verkregen wordt
uit de stortingen op de aandeelen der
leden, verreweg het grootste deel van
het werkkapitaal moet kometn van de
deposito's en spaargelden van leden
'en vóóral van niet-leden.
In Duitschland en Oostenrijk, waar
deze tak van het Kredietwezen zeer
tot bloei gekomen is, bedraagt bij de
best ingerichte banken het vreemde
kapitaal pl.m.70—85 van het ge-
hieele werkkapitaal!
Hieruit valt af te leiden, dat het
publiek deze banken dus wel een
gróót vertrouwen schenkt en dat dus
wel zoodanige maatregelen mogen
worden genomen, de grondslagen
wel zóó mogen zijn dat dit vertrou
wen ook met de meeste vrijmoedig
heid mag worden gevraagd.
Nu kan een middenstandsbank- in
tweeërlei vorm worden gegoten en
wel in dieeenor Naami. Vennootschap
waar de aansprakelijkheid, der leden
tot het volgestorte aandeel is beperkt
of wel in den vorm cener Coöperatie
ve Vereeniging, bij welke zonder
nadere beperking ieder lid
hoofdelijk, d. i. met zijn gebeele ver
mogen, aansprakelijk is.
Deze aansprakelijkheid kan echter
hij de Statuten zéér worden beperkt
en men treft dan ook in vele derge
lijke statuten de bepaling aan dat de
leden slechts tot 2, 3 of 4 maal hunne
aandeelen aansprakelijk zijn.
De rechtsgeldigheid van deze be
perking is onlangs door den Hoogen
Raad aangenomen etn thans kan dus
veilig eene zoodanige bepaling wor
den gemaakt
Waar de naami. vennootschaps
vorm het bezwaar heeft dat het pu
bliek nu juist ui et te groote garantie
geboden wordt, omdat toch hoogstens
volstorting der aandeelen kan wor
den geëischt, daar Is voorzeker, wil
men succes hebben, de Coöperatieve
vorm de aangewezene, mits daarbij
dan ook maar weder niet tot een één
malige aansprakelijkheid, die hetzelf
de resultaat zoude hebben, besloten
wordt
Duitschland en Oostenrijk gaan
dan hierin ook voor en bijna alle
daar bestaande instellingen zijn op
Coöp. basis, gewoonlijk met volle,
hoofdelijke aansprakelijkheid inge
richt.
Toch onderscheidt men hierin dan
in hoofdzaak nog 2 stelsels, die in
den grond zeer veel met elkaar ver
schillen en naar hunne stichters, de
stelsels van Schulze Delitsch en van
Raiffaisen worden genaamd.
Waar het eene systeem zich hoofd
zakelijk tot de steden beperkte, daar
vond het andere in hoofdzaak hare
verbreiding (en wat een verbreiding!)
ten platte lande.
Het. stelsel van Schulze mag zeker
wel het meest ideale doch daarom
ook het minst aangehangene worden
genoemd (in Oostenrijk bestaan thans
6028 Raiffoisen tegen 2515 Schulze-
banlcen).
Het eischt van hare leden dat zij
zelf eerst toon en, dat het hun ernst
iis en dat zij niet in de gewone fout
vervallen van veel vragen em weinig
geven,.
Het, aandeelenkapitaal, door de le
den bijeen gebracht, bedraagt dan
ook een flinke som en wordt door
voorgeschreven verdere stortingen
telkens hooger opgevoerd.
Het sparen en zich bezuinigen
wordt bij deze banken den leden tel
kens en telkens ingeprent en niet al
leen omdat daardoor de bank telkens
krachtiger wordt, maar ook ómdat
elk lid zijne Kredietwaardigheid hoe
langer hoe beter bewijst en tot het
betrachten van goede gewoonten
wordt aangezet. Schulze wist wel dat
al moesten de aanhangers van zijn
stelsel zich ter voldoening aan die®
spaardwang eenige opoffering ge
troosten, zij hierdoor slechts zedelijk
en financieel sterker werden.
Bij deze banken stelt men dus op
den voorgrond dat de leden zooveel
als in hun vermogen Is, het „self-
help" dat mooie in de Coöperatie,
zullen betrachten. Dat men daarna
dam ook van het publiek vertrouwen
vraagt in den vorm van toevloei
ing van spaan- en dopositogeldeu
is een heel wat mannelijker wijze
van doen dan deze volgorde juist om
te draaien.
De banken van het Raiffeisen-type
hebben in tegenstelling van liet zoo
even besprokene, een heel klein eigen
kapitaal omdat RaiffeLsen's grondre
gel was, zooveel mogelijk vreemd ka
pitaal en zoo weinig mogelijk eigen.
Terwijl dan ook in de Schulze ban
ken, de verhouding van liet eigen tot
het geheele werkkapitaal eenige ja
ren geleden pl.m. 30 bedj-oeg, was
dit bij die van Raiffeisen slechts pl.
m. 5 De Raiffeisenbanken in ons
land hebben met 508 banken en 35» :>0
leden slechts een kapitaal van f 21123
of 42 per bank bijeengebracht.
Dat de Raiffeisenbanken zoo'n kolos
sale verspreiding gevonden hebben,
is dan ook aan de gemakkelijkheid,
waarmede ze opgericht worden, te
danken. En hoewel ze, zooals aange-,
geven is, eene zeer zwakke zijde in
het weinige eigen kapitaal hebben,
genieten zij toch zulk eeu groot ver
trouwen door hun lichtzijde, die hun,
in dit opzicht althans, boven hare
zus l-er - in s lel 1 im gon naar het Schulze-
type doet verkiezen.
De Raiffeisenbanken zijn n.l. alle
van betrekkelijk zeer kleinen omvang
(in ons land van 20 tot 90 leden).
De bestuurders kunnen hierdoor
veel beter met de werkelijke draag
kracht der leden op de hoogte zijn
dan bij de Schulzeba.nken, waar, doen
de vele deelnemers, bekendheid met
elkaar zeer verminderd is. Dit met
eikaars credietwaardiglieid goed be
kend zijn, is een zeer groot voordeel
en maakt dat bij dit stelsel het risico
zeer beperkt is, ja, een minimum mag
genoemd worden.
Toch mag niet vergeten worden dat
dit voordeel meer te danken is aan
de plaatsen waar het stelsel haar in
trede deed dan aan haar streven
zelf.
Nu spreekt het van zelf dat in eene
stad een middenstandsbank veel
meer leden, dan een boerenleenbank
ten platte lande hebben zal en dat
dus, indien hierbij niet op flinke ka
pitaalvorming, zoowel in aandeelen
als spaarvorm wordt aangedrongen,
de vereeniging zoo nu e® dan, zulke
verliezen zou lijdon dat het vreemde
kapitaal zich gaandeweg terugtrok.
Echter worde niet uit het oog ver
loren, dat, indien thans mldden-
standsbanken worden opgericht, de
ze zeker niet in hoofdzaak voor het
nageslacht ten voordeel moeten zijn
en dat het een billijke eisch mag wor
den genoemd, zoo spoedig mogelijk
succes te willen ondervinden. Daar-
o mdan ook kieze men uit beide stel
sels datgene wat het meest in het be
lang van het huidige doel, de gemak
kelijke credietverloening aan den
middenstand, mag worden geacht.
Hoe moet nu een Middenstands-
bank zijn ingericht? Op den voor
grond moet staan dat het nimmer de
bedoeling is, bankiert je te spelen en
dat de leuze, waaronder deze banken
zijn opgericht, het crediet verstrek
ken aan den middenstand, enkel en
alléén doel moet blijven.
Eene werkkring als die der Coöp.
Middenstandsbank te Rotterdam,
welke annonceert dat ze alle voorko
mende bankzaken behandelt, is m. i.
niet de hare, reeds daarom omdat di-
recte-concurrentie met de gewone
banken niet op haar program mag
voorkomen.
Het doel. waarvoor zie is opgericht,
bereikt ze als volgt:
Als vorm wordt die een er Coöp.
Vereeniging gekozen, terwijl de aan
sprakelijkheid dei- leden op b.v. 5
maal hun aandeel worde bepaald.
Hierdoor toch wordt dar buitenwe
reld een veel grooter garantie gebo
den en kan dus een veel grooter ver
trouwen worden te gemoet gezien,
dan bij het aannemen van het Naara-
looze vennootschaps-type.
De aandeelen zijn niet te klein b.v.
250 gulden, waarop direct een mini
mum-storting van 10 geëischt
wordt en waarop verder een b.v. 3-
maandelijksche storting van 10 zij
voorgeschreven. De gelegenheid blijft
natuurlijk open tol vroegere volstor
ting.
De vereeniging is verder plaatse
lijk, voor groote steden is zelfs meer
dan een vereeniging wensoheiijk.
Hierdoor toch kan de bekendheid der
leden met elkaar slechts bevorderd
worden en vermindert het ri9ico.
Uit die plaatselijke vereenigingen
vorme men eene Centrale Bank voor
ons geheele land. De leden der Cen
trale Vereeniging zijn de plaatselijke
banken, in wier handen zich dan
ook de aandeelen dezer Centrale be
vinden.
Alle ter plaatse vrij zijnde gelden
worden tegen rentevergoeding aan
de Centrale geleend, die op haar
beurt hiervan die banken voorziet,
die op dat oogenblik weer meer dan
haar eigen gelden noodig hebben.
De plaatselijke banken werken e.r
nu verder op dat haai' zooveel moge
lijk spaar- en depositogelden toestiroo-
men, liefst op langen termijn, en on
verschillig of deze van leden of bui
tenstaand en komen.
Hiertoe geven zij een weinig hoo
ger rendement dan b.v. de spaarban
ken doen en bevorderen ze zooveel
mogelijk de bekendheid met de waar
heid dat iedere gulden, die men thuis
mussen kan reeds na één dag bij de
bonk is aangegroeid.
Dit alles heeft slechts ten doel, zoo
veel mogelijk aan alle goedgekeurde
credietaanvragen te kunnen voldoen.
Bij inkomen dezer aanvragen ge
schiedt de beoordeel ing door een
Raad van Admissie beslaande uit 3
tot 5 reeds langen tijd ter plaatse ge
vestigde leden, die liefst eenige kee-
ren por week de aanvragen moeten
afdoen.
Als zekerheid eische men bij c-re-
d ie ten b.v. boven f 300 onderpand
van kwitanticn op de clientèle of wel
persoonlijken of zakelijken borgtocht.
Vóór alles wordt echter eerst op den
aanvrager en diens soliditeit en re-
reputatie gelet en dan eerst op de
te stellen zekerheid.
liet procent waartegen uitgeleend
wordt zij zoo laag mogelijk, daar
winst te behalen door gebruik te
mak etn van iemands positie hier toch
nooit de bedoeling mag zijn.
Geleend worde voor niet langer
dan 3 A 6 maanden en men weigere
na dien datum de leening voor meer
dan een keer te continueer en.
Wordt tevens op geleidelijke aflos
sing aangedrongen, dan gaat e, e. a.
zooveel te gemakkelijker en wordt
hierdoor zeker het mooie doel bereikt,
de verheffing van den middenstand.
J. W. LUCAS.
PARIJSCHE BRIEVEN
LXXXVL
Een mS 11 ioeaiemkoning is er verle
den week te Parijs gestorven, gekist,
begraven en beweend o, pardon,
niét beweend eer het tegendeel.
Monsieur Chauchard. eigenaar van
de Magasins du Louvre en gestorven
in den nacht va.n 5 op 6 Juni 1.1.,
heeft vermaakt aan
lo. den Staat, voor het Louvre-
museura, de fameuze „Galerie Chau-
voornamelijk bestaande uit
ongeveer tweehonderd schilderijen
van Millet, Corot, Daubigny, Dupré,
Rousseau, Troyon, Delacroix, De
camps, Isabey, Fromentin, Meisso-
nier, Henner, Ziem, enz., en uit wer
ken van Gainsborough, Nattier,
Drouais, Coysevox, Lemoine, Coustou,
Caffieri, Barye, enz.
Die collectie, waarin zich ook
„ï.'Angelus" van Millet bevindt
voorheen door den erflater voor
800.000 francs aan Amerlkoansche
handen onttrokken, wordt op eeni
ge tientallen millioenen francs ge
schat.
2o. den ex-minister Georges Ley-
gues thans nog afgevaardigde van"
Lot-et-Garonne, diens vrouw en
beide dochters te zamen 15 000.000
francs
3o. zija secretaris Borisquet onge
veer 75O.000 francs
4o. zijn talrijk dienstpersoneel te
zamen een paar milüoen francs
5o. een zekere mademoiselle Lozé
500.000 francs
6o. den notaris JoussolLn, zijn exé-
cuteur testamentaire, 500.000 francs
7o. don heer Gaston Calmetle. di
recteur van „Le Figaro", een paar
mil Hoen francs
8o. de geëmployeerden van de Ma-
gasins du Louvre te zamen 3.000.000
francs
'Jo. de armen te Parijs 200.000
francs
lOo. het oudemannenhuis van Mon-
télimar 200.000 francs;
llo. de stad Parijs al de beeld
houw- en andere werken, die de tui
nen van hef door hem gehuurde ..cha
teau de Longchamp" versierden
12o. (last not least) madame Bour-
sin, 7.ijn „amie" en zijn „légataire
universelle", de rest, welke rest op
ongeveer 30.000.000 francs wordt ge
schat.
Van de andere legaten, kleiner dan
100.000 francs, zal ik maar geen mel
ding maken. Als men het heeft over
millioeoen en tonnen, dient men. om
in den stijl te blijven, do bagatelle
tjes tc veronachtzamen.
Wie die bedoelingen in het testa
ment van den schatrijken bazarman
aandachtig leest, komt ten stelligste
tot do gevolgtrekking, dat monsieur
Chnuéhard oen philantroop van den
konden grond was.
De armen te Parijs hebben te za
men slechts 200.000 francs gekregen.
Een mathematicus heeft uitgerekend,
dat elke dier arme drommels maar
een paar francs in handen krijgt.
De ex-minister Georges Leygues en
zijn gezin daarentegen zijn met 15
inillioen francs bedacht. Waarom
Was monsieur Chauchard een in
tieme vriend van de familie Ley
gues Volstrekt niet. De staatsman
heeft in een interview zelf verklaard,
dat zijn familie en de fameuse erf
later elkander hoogstens driemaal
per jaar een bezoek brachten.
Edochtijdens het ministerschap
van Georges leygues werd de maga
zijnenman begiftigd met het groot
officierskruis van liet Legioen van
Eer.
Do directeur van „Le Figaro" 's
eveneens gelukkig gemaakt geworden
met eonige millioenen francs. Wel,
wanneer Chauchard een gift schonk,
zorgde hij er voor, dat de voornaam
ste bladen er gewag van maakten en
den lof van zijn „philantropie" zon
gen. Genoemd blad, op end' op mom
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
De directie van het Brongebouw,
die wel weet, dat je op den duur al
leen door telkens wat nieuws te ver
zinnen de belangstelling gaande hou
den kunt, heeft dan nu de reclame-
tentoonstelling met het Oud-Haai-
leonsch Marktplein gehouden, die het
vorige jaar al gekomen zouden zijn.
Ze dacht zeker, dat waarneer je toch
van plan bent drie eeuwen terug te
gaan, liet op een jaartje vroeger of la
ter niet aankomt.
Jan beweert, dat het veel belangrij
ker zou wezen, om eens een tentoon
stelling te houden in 23ste eeuwsche
stijl. „Wat er drie eeuwen geleden
gebeurde welen we", zoo meende hij,
„wel uit de geschiedenisboeken en de
prenten van dien tijd, maar hoe het
er over drie eeuwen uit zal zien, dat
is heel wat anders." Natuurlijk ben
ik op deze beschouwing niet verder
ingegaan. Tegenover dergelijke be
wering past het best een waardig
zwijgen, hoewel je als vader niet al
tijd je volle kalmte kunt bewaren.
Ene dag of wat geleden klaagde ik
er over, dat hij bijna nooit thuis is.
Ja, je ziet hem aan tafel, om te eten
en drinken en 's avonds komt hij,
liefst niet te vroeg, thuis om te sla
pen. Wat zei de brutale rakker
op „De Nederlandsche taal stelt me
in 't gelijk, na."
„Leg me dat maar eens uit", snauw
de ik.
„O, *t is heel eenvoudig. Er bestaat
een woord huisvader niet waar?"
„En wat zou dat?"
„Dat beteekent, dat een vader
thuis of in huis is. Zoo kent ook onze
Nederlandsche taal het woord huis
moeder, waaruit volgt, dat ook
een moeder in huis te vinden is."
„Wat beduidt dat allemaal?"
„Heeft u wel ooit gehoord van een
woord huiszoon? Nooit. Waarom
niet? Omdat het niet bestaat. En
waarom bestaat het niet? Omdat een
zoon gewoonlijk uithuizig is. Ik ben
dus geen zeldzaamheid, maar een
«exemplaar van een soort en ziedaar,
waarom ik het niet met uw opvatting
eens ben."
Zoo sprak de deugniet en verdween,
zonder mijn antwoord af te wachten.
Ik moet erkennen, dat ik op dat
oogenblik ook geen bescheid klaar
had. Eerst later bedacht ik, dat de
Nederlandsche taal ook het woord
huisgenooten kent en wie zou
den eerder onder die categorie val
len, dan zoons en dochters?
Maar Ik ben afgedwaald. Over het
oud-Haarlemsche marktplein schreef
ik. Wanneer de heeren Van Gas
teren en Chabot op een rustig uurtje
elk in een gemakkei ij ken stoel, mid
den tusschen de oude gevels, liefst in
zeventiende eeuwsch oostuum, wat
Van Gasteren wonderwel zou klee-
den, gaan zitten peinzen, bunnen zij
aan deze herinnering van eeuwen ge-
ietroll nog aardige uitspanningen ver
binden. Zou, om nasar iets te noemen,
een optocht bij avond van zevè2*te&-
de eeuwsche personen niet een aardig
schouwspel wezen? En zouden daar
voor geen liefhebbers te vinden zijn,
wanneer na afloon het eezelschan ze
Ie genheid kreeg tot een dansje, door
ons in den tegenwoordigen tijd op z'n
Fransch bal champêtro ge
noemd
Of zijn daartegen bezwaren Ja, ik
weet wel dat het niet gemakkelijk is
zoomaar zonder meer een stuk van
de zeventiende eeuw in de samenle
ving van de twintigste in te schui
ven. Dat bleek bij de afwerking van
den ingang, de voormalige Groote
Houtpoort. Natuurlijk heeft zoo'n
poort zonder gracht geen beteekenis.
Derhalve werd er een gracht gegra
ven. Maar wat is een gracht zonder
water Dus trachtte men er water in
te laten loopen, maar de dorstige bo
dem, zoo droog als kurk, slurpte het
vocht behagelijk op, niet begrijpen
de, dat het ook een rol in de zeven
tiende eeuwsche vertooning moest
spelen.
Men maakte dus van den nood een
deugd en verklaarde de gracht tot
een droge, wat op dit oogenblik geen
bezwaar is, oindat er geen Spanjaar
den om de stad gekampeerd zijn. En
mocht er eens een enkele in Haarlem
verdwaald wezen, dan kunnen we
hem raison van een of twee kwar
tjes gerust over de droge gracht naar
binnen zien gaan.
En inmiddels wordt er dag in, dag
uit in de rijtuigen van de E. S. M.
HaarlemAmsterdam en terug ge
vochten.
Hé, heeft u daar nog ntet9 van ge
hoord?
Dot Is vreemd, want tal van men-
9chen doen er aan mee. En geen ru
we luL maar deftize heeren en zelfs
dames. Of u 't gelooft of niet, het
komt geregeld voor.
„Maar maakt de conducteur daar
geen eind aan?"
Zeker, die komt telkens tusschen-
bedde en dan is het meestal afgeloo-
pen.
„Hé, ik heb toch nog niots van ven-
wonding of mishandeling gehoord."
Pardon, maar daarover heb ik ook
niet gesproken. Dacht u, dat beschaaf
de passagiers elkaar met vuisten en
nagels te lijf gingen Hoe komt u er
bij Welnee, de strijd loopt alleen
over de vraag, of een raampje open
of dicht moet zijn. De een zet het
open, de ander verzoekt den conduc
teur het dicht te doen. En de conduc
teur
Ja, wat doet die, zou u denken.
Persoonlijk zit hij er leelijk tussdhen.
Maakt hij het dicht, dan is de open
schuiver uit zijn humeur, laat hij het
open, dan pruttelt de „dichter".
Wat doet een beambte in zoo'n ge
val. Hij vraagt instructie aan zijn
chefs, liefst zóó, dat hij zich niet
heeft op te houden met omstandighe
den zoo, omstandigheden zus, om
standigheden weer anders, maar een
voorschrift krijgt dat in alle gevallen
dienst kan doen. Een deksel, dat op
alle doozen past.
Maar de directie zit er ook mee
verlegen. Die kan op haar kantoor de
verschillende gevallen nog veel min
der beoordeelen, dan de conducteur
m den wagen. Derhalve hakt zij den
Gordiaanschen knoop kloekmoedig
door en gelast, dat bij verschil van
gevoelen, het raampje moet worden
gestoten*
En daaraan houdt zich nu ook de
conducteur. Onverschillig of liet in
den wagen smoorheet of nóg smoor-
heeter is, onverschillig of de man, die
beweert last van het raampje te heb
ben, ban gaan verzitten, onver
schillig of tien passagiers stikken
en die ééne alleen van de dufheid der
atmosfeer genieten wil, 't doet er al
lemaal niet toe, zoodra er een klaagt
moet het raampje dicht.
De duffen krijgen gelijk, de fris
schen ongelijk.
Waarom Ik heb het aan den di
recteur van de E. S. M., den heer Ju
lius, gevraagd, maar ontving tot dus
ver geen antwoord zoodra ik het
ontvaaig, zal ik het den lezer meedee-
len. Voorloopig zal ik zelf probeeren
het raadsel op te lossen.
Sommige menschen redeneeren zoo.
Gevoelige personen worden ziek
van een openstaand raampje. Nie
mand wordt ziek van een gesloten
raam.
Als ik tijd had, ging ik eens een en
quête houden onder de doktoren. Dan
zou blijken, diot veel meer menschen
ziek worden van te weinig, dan van
te veel frissche lucht.
Anderen beweren, dat tocht onge
zond is.
Maar frissche lucht is geen toch!
Tocht ontstaat, wanneer twee openin
gen tegen elkaar openstaan, wan
neer bijvoorbeeld de voor- en de ach
terdeur van een tramwagen beide
openstonden. Uit een open raam komt
geen tocht, maar een frissche lucht
stroom.
Weer anderen zeggen, dat sommi
gen meer last hebben van frissche
lucht, dan anderen van een gesloten
raam.
Dat hangt maar af van neiging en
gewoonte. Wie altijd in heete, pot
dichte kamers koekeloert, zal wel
verkouden - kunnen worden van een
frisschen luchtstroom, maar wie aan
frissche lucht gewend is, komt na
een rit in oen gesloten tramwagen
licht met hoofdpijn thuis.
't Een weegt op tegen het ander.
En er zijn menschen, die houden'
van wat ze optreden noemen. Die
bij 't binnenkomen al rondturen of ze
ook ergens aanmerking op kunnen
maken. Die graag den conducteur
kommandeerendat ledereen zien kan
hoe ze wel durven. Die wanneer ze
eenmaal achter In den wagen hebben'
plaats genomen, volstrekt niet van
zins zijn voorin te gaan zitten, wan
neer ze anderen daarmee een genoe
gen kunnen doen.
Zouden zulke duffen altijd in 't
gelijk gesteld moeten worden tegen
over frisschen?
Ik zie er noch het nut, noch de bil
lijkheid van in.
Op de Groote Markt staan twee
kennissen naar de houten stellage om
de® teren te turen
„Wat beteekent dat?" vj^agt de
een.
„O, dat ls voor do graadmeting,
antwoordt do ander.
„Graatmeting, zoo, zoo wat
wordt er dan aan de vtsclimarkt ver
anderd T1